Algemene trainingsprincipes. In het vorige 2 artikelen is beschreven hoe je een opzet kan maken voor een jaarplanning die houvast geeft bij de training van een endurance paard. Een goed trainingsplan houdt in zijn ontwerp rekening met een aantal basale trainingsprincipes. Trainingsprincipes zijn algemeen gehanteerde aanwijzingen voor het trainingsproces. Trainingsprincipes zijn geen regels of wetten maar bakens die je helpen om effectief te trainen. In het boek “Duurtraining” van Fritz Zintl worden deze trainingsprincipes uitgebreid besproken. Hier volgt een samenvatting met waar mogelijk een link naar de endurance sport 1. Werkzame belasting; Elke training heeft een belastingsintensiteit (het product van omvang x intensiteit) en die moet een bepaalde grens overschrijden om een adaptatie- reactie te veroorzaken en dus werkzaam te zijn. De prikkelniveaus die onderscheiden worden zijn; onderdrempelig, zwak bovendrempelig, sterk bovendrempelig en te sterk bovendrempelig. Onderdrempelige prikkels hebben geen effect, zwak bovendrempelig onderhouden het functieniveau, sterk bovendrempelige prikkels zorgen voor fysiologische en anatomische veranderingen (= optimaal) en te sterke prikkels gaan ten koste van de functie. Tot welke categorie een trainingsprikkel behoort, is afhankelijk van de getraindheid van het paard. Voor een jong paard kan een long slow distance training van 30 minuten al een bovendrempelige prikkel terwijl voor een klasse 4 paard diezelfde training geen enkel effect heeft. In de basistraining van een groen paard worden sterk bovendrempelige prikkel vermeden om het bewegingsapparaat rustig te laten wennen aan het lopen van (lange) afstanden. Niet elke trainingseenheid hoeft sterk bovendrempelig te zijn. Een afwisseling tussen zwak bovendrempelig en af en toe sterk bovendrempelig of veel zwak bovendrempelige trainingen koppelen (zie vorige H&D) werkt in de praktijk prima. 2. Progressief toenemende belasting; Wanneer de trainingsbelasting gedurende een lange periode gelijk blijft, past het organisme zich zo aan dat dezelfde belastingsprikkel niet meer bovendrempelig werkt en zelfs onderdrempelig wordt. De daaruit voorvloeiende conclusie is dat de trainingsbelasting in bepaalde perioden opgevoerd moet worden om progressie te blijven maken. Toename in kleine stappen (geleidelijk) is altijd zinvol zolang dat leidt tot een prestatieverbetering. Bij zeer goed getrainde paarden is een meer sprongsgewijze belastingtoename noodzakelijk omdat de kleine (geleidelijke) veranderingen van de externe belasting niet meer tot adaptatie leidt. Geleidelijke toename is een veilige weg naar het rijden van steeds langere afstanden. Wanneer de wedstrijdafstand erg lang wordt is het praktisch niet meer mogelijk om via de weg van geleidelijkheid toe te werken naar een wedstrijd.
Sprongmatige belastingtoename is dan een uitkomst maar waag je pas aan deze relatief risicovolle opbouwmethode als je paard een zeer solide basis heeft. Blessuregevoelig paarden komen niet in aanmerking voor deze manier van trainen. 3. Variatie in trainingsbelasting; Een eenzijdige trainingsbelasting leidt tot een daling van het prestatiebevorderende effect en uiteindelijk tot stagnatie in het trainingseffect. In de praktijk worden veranderingen van intensiteit, duur van de training, bewegingsdynamiek, keuze van de oefeningen en herstelperioden toegepast om die monotonie te voorkomen en het lichaam gevoelig voor prikkels te houden. Met andere woorden; train gevarieerd. Speel met afstand, snelheid, terrein, gangen, hersteltijd, oefenvormen. Wissel conditietrainingen af met technische trainingen. 4. Optimale afstemming van belasting en herstel; Dit principe is gebaseerd op het feit dat het lichaam na een sterk bovendrempelige training (= belastingsprikkel) tijd nodig heeft om te herstellen. Pas als het lichaam hersteld is (tijdstip 3 op de afbeelding) kan een volgende trainingseenheid onder goede omstandigheden uitgevoerd worden. Belasting en herstel zijn in zekere zin als een eenheid te beschouwen.
\Het juiste moment om de volgende trainingsprikkel te geven; tijdstip 3. Tijdstip 2 is te vroeg, tijdstip 4 niet meer optimaal. Hoeveel tijd er verstrijkt tussen de trainingsprikkel en de eerste supercompensatie, is van zoveel factoren afhankelijk dat daar geen universeel antwoord op is.
Het effect op lange termijn van een juiste trainingsfrequentie..
Bloktraining; gekoppelde long slow distance trainingen om een paard voor te bereiden op het echt lange werk. Om een paard voor te bereiden op het echte lange afstandwerk zal je bij vlagen flink moeten trainen. Wissel die zware perioden telkens af met rustmomenten. Zo voorkom je blessures en hou je een paard enthousiast. 5. Herhaling en duurzaamheid; Voor het bereiken van een optimale adaptatie is het noodzakelijk dat de trainingsbelasting meerdere malen herhaald wordt. Pas dan krijg je een stabiele aanpassing van het lichaam. Dit is de zogenaamde pas op de plek. Bij jonge paarden de 1000 km paal als marker van een ruime hoeveelheid basiskilometers. Bij gevorderde paarden hun ervaring op een bepaalde lange afstand. Niet na 3 ritten in een bepaalde klassen al willen promoveren maar je paard de tijd gunnen om een bepaalde afstand echt te leren beheersen.. 6. Periodisering en cyclisering Een paard kan zich niet het hele jaar in topvorm zijn omdat in topvorm zijn ook betekent dat je je op de grens van je individuele belastbaarheid bevindt. Daarom wordt het seizoen in perioden verdeeld. In de voorbereidingsperioden zit je in een
stijgende lijn, in de wedstrijdperiode stabiliseer je en in de overgangsperiode krijgt een paard rust maar zal als het gevolg van die rust het prestatievermogen afnemen.
Deze periodisering zie je niet alleen binnen 1 seizoen maar ook door de loop der jaren. Werk toe naar een prestatiedoel en durf daarna ook de teugels te laten vieren. 7. Individualiteit en ontwikkelingsgebondenheid; Het is voor een optimale ontwikkeling van het prestatievermogen van wezenlijk belang om rekening te houden met de persoonlijke eigenschappen van het paard. Het gaat in eerste instantie om door aanleg bepaalde lichamelijk mogelijkheden (bouw, begaafdheid en trainbaarheid) en mentale eigenschappen (temperament, motivatie en intelligentie). Voor hen met onbegrensde financiële mogelijkheden is het ideale endurance paard te koop. Voor de gewone sterveling is het vaak roeien met de riemen die je hebt. Wees eerlijk over de mogelijkheden en tekortkomingen van de paard. Zie de S.W.O.T analyse uit het eerste artikel. Stem je doelen af op de mogelijkheden van je paard. Wijze woorden; als God het er niet in heeft gestopt kan je het er ook niet uithalen. 8. Toenemende specialisering; Men onderscheidt algemene en specifieke trainingsaanpassingen. Algemene adaptatie betreft met name de aanpassing in zuurstofopname en hartfunctie. Specifieke adaptatie is de adaptatie van bijvoorbeeld de skeletspier. Een paard dat in galop gereden worden heeft een andere spier adaptatie dan een draver. Een paard dat altijd op een harde ondergrond loopt kan hopeloos in de problemen komen in klapzand en andersom. Geld ook voor vlak terrein versus heuvelachtig. In endurance komt die specialisering tot uiting in de keuze van de gang waarin getraind wordt. Die moet overeen komen met de wedstrijdgang. Daarnaast kan het terrein/ondergrond waarover gereden wordt sterk verschillen. Bereid je paard daar specifiek op voor waarbij geldt; hoe langer de afstand of de snelheid hoe belangrijker het is dat je specifiek getraind hebt.
9. Wisselwerking tussen de afzonderlijke trainingselementen; Hiermee wordt de gedoseerde afstemming van de training op de verschillende conditionele vaardigheden bedoeld maar ook het op elkaar afstemmen van de verhouding tussen bijvoorbeeld conditie- en techniek (loopscholing) training. Was het maar zo simpel dat het steeds opvoeren van het aantal trainings- en wedstrijdkilometers leidde tot een topprestatie. Een goede endurance prestatie is op veel meer gebaseerd dan alleen kilometers. En wat voor kilometers; veel en langzaam of weinig en snel? Hoe zwaar weegt longeren is de totale belasting en heb je elke week een uur “dressuurles” of past dat niet in je programma. Uiteindelijk zal je alle trainingsvormen waarvan je vindt dat ze een bouwsteen moeten vormen van je totale trainingsplan een plek moeten geven. Sommige trainingsvormen vullen elkaar aan terwijl andere concurreren. Niemand heeft gezegd dat een endurance paard trainen makkelijk is. De beste training is de wedstrijd. Er is simpelweg geen specifiekere training mogelijk. Valkuil is dat een wedstrijd ook te sterk bovendrempelig kan zijn wanneer een paard onvoldoende is voorbereid. Alleen wedstrijden als training gebruiken en zo langzaam maar zeker toewerken naar een hoger prestatieniveau is niet effectief. Tussendoor zal dus ook getraind moeten worden. Hoe je die training invult; daar is geen pasklaar antwoord op. In zijn algemeenheid kan je wel stellen dat ieder trainingsprogramma voor een endurance paard het opbouwen van duurvermogen als kern heeft. Die duurtraining zal ondersteund en afgewisseld moeten worden met trainingen die de souplesse, coördinatie, kracht en snelheid ontwikkelen. Variatie aanbrengen in de totale trainingsbelasting, het afstemmen van de verschillende trainingsvormen, voldoende herstel inbouwen, het paard gemotiveerd houden, blessurevrij….knap ingewikkeld. Veel succes. ©Tonkie Collée; inspannings fysioloog. Literatuur; Fritz Zintl. Duurtraining 1995 De Vrieseborch Haarlem ISBN 90-6076-401-3