ALGEMENE TOELICHTING De Winkeltijdenwet Op 1 januari 2011 is een wijziging van de Winkeltijdenwet in werking getreden. Deze wijziging scherpt de toerismebepaling in de Winkeltijdenwet aan om zo 'het oneigenlijk gebruik van deze bepaling' tegen te gaan. De uitgangspunten van de wet komen neer op het volgende: a) Op maandag t/m zaterdag, de werkdagen, is openstelling van winkels toegestaan tussen 06.00 en 22.00 uur. Gemeenten mogen tijdens deze uren geen beperkingen opleggen aan de openstelling van winkels. b) Aan het aantal openingsuren per winkel per week is geen maximum verbonden. c) Tijdens de nachturen van 22.00 tot 06.00 uur is winkelopening op werkdagen niet toegestaan. Gemeenten kunnen echter vrijstellingen of ontheffingen van deze verplichte winkelsluiting verlenen. Op Goede Vrijdag, Kerstavond (24 december) en Dodenherdenking (4 mei) moeten de winkels vanaf 19.00 uur dicht zijn. d) Op zon- en feestdagen is winkelopening niet toegestaan. Voor maximaal 12 zon- en feestdagen per kalenderjaar kan de gemeente vrijstelling of ontheffing van deze verplichte sluiting verlenen. De Winkeltijdenwet merkt in dit verband als feestdagen aan: Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag en Eerste en Tweede Kerstdag. e) Winkels waar uitsluitend of hoofdzakelijk levensmiddelen worden verkocht (in de praktijk gaat het vaak om supermarkten) kunnen ontheffing krijgen om op zon- en feestdagen vanaf 16.00 uur open te zijn. Ze moeten dan wel op alle zon- en feestdagen voor 16.00 uur dicht zijn, ook als die als koopzondag zijn aangewezen. Belangrijk is ook dat er in een gemeente maar één ontheffing per 15.000 inwoners mag worden verleend. f) De raden kunnen bij verordening vrijstelling verlenen van de verplichte winkelsluiting op zonen feestdagen in verband met op de gemeente of een deel daarvan gericht autonoom toerisme. De wekelijkse zondagsopenstelling onder de vlag van het toeristisch regime blijft dus mogelijk (zie hierna). De Winkeltijdenwet is niet alleen van toepassing op winkels: het is op de in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde dagen en tijden ook verboden om in de uitoefening van een bedrijf (anders dan in een winkel) goederen te koop aan te bieden of te verkopen aan particulieren. Dit volgt uit artikel 2, tweede lid. De gewijzigde Winkeltijdenwet verbindt aan het instellen van het toeristisch regime de voorwaarde dat er in de gemeente sprake is 'van een op de gemeente of een deel daarvan gericht toerisme met een substantiële omvang, mits de aantrekkingskracht voor dat toerisme geheel of nagenoeg geheel is gelegen buiten de verkoopactiviteiten die door de vrijstelling of de bevoegdheid om ontheffing te verlenen mogelijk worden gemaakt'. Er moet dus sprake zijn van een autonome toeristische aantrekkingskracht, die losstaat van de winkelopening op zondag. Met andere woorden: een gemeente kan alleen een succesvol beroep op de toerismebepaling doen c.q. blijven doen als er sprake is van op de gemeente gericht toerisme met een substantiële omvang met een ander doel dan om er recreatief te winkelen. De winkelopenstelling mag geen doel op zich zijn, maar moet ondersteunend zijn aan de toeristische aantrekkingskracht. Als indicatoren voor het beoordelen van de genoemde substantiële omvang gelden volgens de Memorie van Toelichting: inkomsten uit toeristenbelasting en parkeergelden, aantallen bezoekers, overnachtingen e.d. Als sprake is van autonoom toerisme met een substantiële omvang, komt het wegen en afwegen van belangen aan de orde. Voorts moeten gemeenten naast economische argumenten (werkgelegenheid en economische bedrijvigheid, waaronder het belang van winkeliers met weinig of geen personeel en van winkelpersoneel) ook immateriële belangen, zoals de zondagsrust en de leefbaarheid, de veiligheid en de openbare orde uitdrukkelijk in de besluitvorming meewegen.
1
Gemeenten die een toeristisch regime hebben opgesteld, zullen dit moeten herzien. Uiterlijk één jaar na het van kracht worden van vorengenoemde wetswijziging moet voldaan zijn aan de criteria die genoemd zijn in artikel 3 van de gewijzigde wet. Het deel van de gemeentelijke verordening over het toeristisch regime staat vanaf de inwerkingtreding open voor bezwaar en beroep (artikel 10). Tijdens zo‟n procedure kan de gemeente niet besluiten tot (meer dan twaalf) koopzondagen (artikel 12). De Winkeltijdenwet dateert uit 1996. Deze verving de Winkelsluitingswet. De Winkeltijdenwet biedt winkeliers meer mogelijkheden om in de avonduren en op zon- en feestdagen hun winkels open te stellen voor hun klanten. De hoofdregel van de Winkeltijdenwet is dat winkels op zon- en feestdagen gesloten zijn. De wet biedt gemeenten enkele mogelijkheden om hierop een uitzondering te maken. Een (algemene) uitzondering die voor alle gemeenten geldt, is dat zij maximaal twaalf koopzondagen per jaar kunnen aanwijzen. Een andere uitzondering is de toerismebepaling. Deze houdt in dat meer dan twaalf koopzondagen in een gemeente zijn toegestaan als die gemeente toeristen aantrekt om reden en 'buiten de verkoopactiviteiten die door de vrijstelling of ontheffing mogelijk worden gemaakt. In de op 29 januari 2004 vastgestelde Verordening Winkeltijden gemeente Sluis 2004 (die de opvolger was van de Verordening winkeltijden gemeente Oostburg en de Verordening winkeltijden Sluis-Aardenburg) is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Artikel 7 van deze verordening regelde de vrijstelling voor de openstelling van winkels op zon- en feestdagen in verband met het toerisme in de gehele gemeente. De motivering om van deze mogelijkheid gebruik te maken is overigens zeer summier. Om te voldoen aan de bepalingen van genoemde wetswijziging wordt een nieuwe verordening (Verordening Winkeltijden Sluis) ter vaststelling aangeboden. In deze nieuwe regeling wordt wederom het toeristisch regime in de gehele gemeente van toepassing verklaard. Onderstaand wordt aangegeven waarom daartoe wordt overgegaan. Daarbij wordt aansluiting gevonden bij het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012, het Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan 2009-2012 en het Gebiedsplan West Zeeuwsch-Vlaanderen „Natuurlijk Vitaal‟. Ook wordt aansluiting gezocht bij het rapport Economische gevolgen beoogde aanpassing winkeltijdenwet van het Centraal Plan Bureau (2009), het rapport Gemeente Sluis in Beeld, Sociaal Economische Analyse van de gemeente Sluis van de Kamer van Koophandel Zuidwest Nederland (2010), het rapport Cijfers & feiten per regio, Zeeuws-Vlaanderen vakanties en overnachtingen van het Kenniscentrum Toerisme (2009) en de Handreiking economische bedrijvigheid bij bevolkingsdaling van het Ministerie van Economische Zaken (2010).
GEMEENTELIJKE BEVOEGDHEDEN Als algemene regel geldt dat op zon- en feestdagen de winkels gesloten zijn. Hiervoor is hierop al ingegaan. Hierop bestaat een aantal uitzonderingen in de vorm van vrijstellings- en ontheffingsmogelijkheden. Hiermee kan ook buiten de wettelijk geregelde sluitingstijden winkelopening worden toegestaan. Allereerst gaat het om de bevoegdheid op werkdagen na 22.00 uur winkelopening toe te staan (artikel 7 Winkeltijdenwet). Van deze bevoegdheid is in de nieuwe verordening geen gebruik gemaakt. Verder noemt de wet bevoegdheden op zon- en feestdagen en 19-uurdagen. De gemeenteraad heeft op grond van artikel 3, eerste lid, Winkeltijdenwet de bevoegdheid om per kalenderjaar maximaal twaalf zondagen of feestdagen als koopzondag aan te wijzen. Deze bevoegdheid geldt per deel van de gemeente afzonderlijk en kan worden overgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. Ook kan de raad het college van burgemeester en wethouders een ontheffingsbevoegdheid toekennen. Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, Winkeltijdenwet bepaalt dat de winkels op zondag gesloten moeten zijn. In het eerste lid, onder b, wordt een
2
aantal andere dagen genoemd waarop de winkels gesloten moeten zijn, namelijk Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag en Eerste en Tweede Kerstdag. Deze dagen zijn in artikel 1 van de modelverordening gedefinieerd als feestdagen. Daarnaast noemt artikel 2, eerste lid onder b, van de Winkeltijdenwet nog drie dagen waarop de winkels gesloten moeten zijn vanaf 19.00 uur: Goede Vrijdag, 4 mei en 24 december. Deze dagen vallen dus niet onder het begrip feestdagen. Ze worden verder aangeduid als “19-uurdagen”. Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag en Eerste en Tweede Kerstdag zijn ook in artikel 1 van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet gedefinieerd als feestdagen. Artikel 3, eerste lid, van de Winkeltijdenwet noemt als dagen die als koopzondag kunnen worden aangewezen naast de zondagen alleen de hiervoor vermelde feestdagen Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag en Eerste en Tweede Kerstdag. Ook kent de wet bevoegdheden voor specifieke situaties. De gemeente heeft de bevoegdheid om bij verordening een vrijstelling te verlenen van het verbod om op zon- en feestdagen open te zijn vanwege op de gemeente of een deel daarvan gericht autonoom toerisme (artikel 3, derde lid, onder a). In de nieuwe verordening is deze bevoegdheid wederom opgenomen. In deze toelichting wordt hierop uitvoerig ingegaan. De wet voorziet in artikel 3, vierde lid, in een bevoegdheid van de gemeenteraad om in een verordening een bevoegdheid aan het college van burgemeester en wethouders toe te kennen om aan winkels die uitsluitend of hoofdzakelijk eet- en drinkwaren verkopen een ontheffing te verlenen voor opening op zon- en feestdagen vanaf 16.00 uur. Per 15.000 inwoners van de gemeente mag slechts één winkel worden aangewezen. In gemeenten met minder dan 15.000 inwoners mag aan één winkel een dergelijke ontheffing worden verleend. Ervan uitgaande dat in de gemeente geen behoefte bestaat aan een dergelijke regeling is in de nieuwe verordening deze mogelijkheid niet opgenomen. Het college heeft op grond van artikel 4, eerste lid, van de wet de bevoegdheid om bij plotseling opkomende bijzondere omstandigheden een vrijstelling van de verplichte winkelsluiting te verlenen. Daarnaast kan de raad het college in bij de verordening aangewezen gevallen de bevoegdheid toe kennen op verzoek een ontheffing verlenen bij bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard en voor het uitstallen van goederen. In de verordening is deze mogelijkheid opgenomen. Tenslotte zij vermeld, dat alle op grond van de wet en de verordening te verlenen vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend; ook kunnen er voorschriften aan worden gebonden.
TOERISMEBEPALING Historie Reeds voor 1940, onder de werking van de Winkelsluitingswet 1930, kende de stad Sluis, in verband met het toerisme, ruime ontheffingsmogelijkheden voor zondagsopenstelling. Sedert 18 maart 1935 was een verordening van kracht op basis waarvan: a. alle winkels op zondag van 9 uur tot 13 uur geopend mochten zijn, en b. van 13 uur tot 20 uur de winkels waar uitsluitend of in hoofdzaak ten verkoop in voorraad zijn: kunstvoorwerpen, antiquiteiten, souvenirs, foto-artikelen, prentbriefkaarten, tabaksartikelen, kleine consumptie-artikelen, zoals belegde broodjes, croquetten e.d., fruit, melk, zuivelproducten, alcoholvrije producten, brood, banket, suikerwerk of chocolade al dan niet tezamen met consumptie-ijs. Deze zondagopenstelling is onder de Winkelsluitingswet 1951 voortgezet. In verschillende verordeningen, welke alle bij Koninklijk Besluit zijn goedgekeurd, is de zondagsopenstelling vastgelegd. Op 1 november 1978 trad de Winkelsluitingswet 1976 in werking. Ook onder de
3
werking van deze wet werden elke drie jaar door de raad van de gemeente Sluis verordeningen vastgesteld op grond waarvan een algehele zondagsopenstelling van 8 tot 21 uur toegestaan werd. Deze situatie heeft geduurd tot de invoering van de Winkeltijdenwet in 1996. Rond 1978 kende West Zeeuws-Vlaanderen in de plaatsen Aardenburg, Sluis, Cadzand, Groede en Nieuwvliet een zondagsopenstelling. Later is daar Breskens bijgekomen. Ook onder de werking van de Winkeltijdenwet 1996, die een verruiming betekende ten opzichte van de Winkeltijdenwet 1951, bleef de zondagsopenstelling in stand. Door deze bijzondere situatie is Sluis in de loop der jaren uitgegroeid tot een nationaal en internationaal bekend winkelcentrum, dat niet alleen uniek is in Nederland, maar ook bekend ver over de grens. Wat de gemeente Sluis betreft en de kern Sluis in het bijzonder is de zondagopenstelling derhalve een recht dat van oudsher bestaat. Dit recht heeft er mede toe bijgedragen dat de kern en de regio zich hebben kunnen ontwikkelen tot een toeristische en recreatieve regio van formaat. Aantrekkingskracht van de regio De gemeente voldoet door de toeristische en recreatieve sector en recreatieve attracties als weinig andere gemeenten in ons land aan dit criterium. De argumenten welke sedert de jaren veertig van de vorige eeuw golden, zijn nog steeds van toepassing, ongetwijfeld in versterkte mate. De toeristisch-recreatieve sector is van uitzonderlijk belang voor de economische en sociale vitaliteit van de gehele gemeente. De zondagopenstelling maakt al vele jaren onderdeel uit van het totale toeristische product van de gemeente en haar rechtsvoorgangers. Het toerisme en de recreatie zijn de belangrijkste pijler voor de gemeente, sinds de neergang van de landbouw. Zij vormt de belangrijkste economische motor. Ieder jaar ontvangt de regio miljoenen gasten en daarmee vormt de gemeente Sluis een terechte uitzondering op de Winkeltijdenwet. Het toerisme richt zich niet alleen op de kust, maar ook op de kernen, met name Sluis, Breskens, Oostburg en Aardenburg en zeker ook op het achterland. Hiervoor is al aangegeven dat ook dit eigenlijk al van oudsher zo is. De gemeente vormt daarmee een toeristisch gebied met een grote aantrekkingskracht en voldoet daarmee aan de wettelijke criteria om het toeristisch regime in de gehele gemeente in te stellen. De zondagopenstelling levert behalve aan het versterken van de positie van de gemeente als toeristische bestemming tevens een bijdrage aan het stimuleren van de economie in de regio. Het toerisme levert inkomsten op voor alle ondernemers. Bezoekers besteden geld in het gebied waar zij verblijven en zorgen daarmee voor inkomsten voor ondernemers. Dat geldt voor ondernemers in de toeristische sector alsmede voor aanverwante sectoren zoals de detailhandel en horeca. Door toenemende welvaart en vrije tijd, onder meer bij een groeiende groep senioren, is er ook de potentie om het toerisme uit te bouwen. Er zijn plannen ingediend voor verschillende recreatieprojecten waar nog zo‟n 1500 recreatiewoningen worden gebouwd welke recreatief bewoond zullen worden. Daarnaast zullen er nog 2000 slaapplaatsen in appartementen in diverse kernen aan de kust gerealiseerd worden. Met eenzelfde capaciteit kunnen de toeristische bestedingen daardoor toenemen. Het toerisme creëert bovendien werkgelegenheid. Het gaat daarbij zowel om werkgelegenheid in de toeristische sector zelf als om indirecte werkgelegenheid die door het toerisme in andere sectoren zoals de detailhandel ontstaat. Bijna 1.560 arbeidsplaatsen zijn in gemeente Sluis gemoeid met recreatie en toerisme. Deze sector is daarmee goed voor 14,9% van de totale
4
werkgelegenheid. In de gemeente Sluis is, net als in Schouwen-Duiveland, het toeristisch belang duidelijk hoger dan in de andere Zeeuwse steden blijkt uit de cijfers van de Kamer van Koophandel. De gemeente telde in 2008 in totaal 370 winkelgerelateerde vestigingen binnen de detailhandel. Bij deze bedrijven zijn ruim 1.600 personen werkzaam. De winkelbranche is daarmee goed voor 13,5% van alle vestigingen en 15,4% van de totale werkgelegenheid. De verkooppunten in de gemeente zijn goed voor 80.053 m2 vvo (verkoopvloeroppervlak). Bijna een derde van dit oppervlak heeft betrekking op mode & luxe. Wanneer het aantal m2 vvo wordt gerelateerd aan de omvang van de bevolking bezet Sluis binnen Zeeland de eerste plaats. Met circa 3.300 m2 vvo per 1.000 inwoners heeft Sluis een grote voorsprong op de overige Zeeuwse gemeenten. Het belang van de recreatie en het toerisme voor de gemeente blijkt voorts uit de volgende cijfers. Op jaarbasis ontvangt de gemeente een bedrag van € 2,5 miljoen aan toeristenbelasting, een bedrag van € 1,7 miljoen aan parkeeropbrengsten (parkeerbelasting) en een bedrag van € 1,1 miljoen aan forensenbelasting. Daarnaast heeft de gemeente te maken met de gevolgen van krimp. De bevolkingsdaling biedt uitdagingen voor de lokale economie, maar de demografische en economische veran-deringen moeten opgevangen worden. De vergrijzing, ontgroening en (een toename van) vertrek van geschoolde jongvolwassenen kan leiden tot een kwalitatieve en kwantitatieve afname van het aantal detailhandelszaken, een onaantrekkelijk vestigingsklimaat en een mismatch tussen onderwijs en de arbeidsmarkt. Bovendien zijn deze effecten op elkaar van invloed, waardoor ze elkaar kunnen versterken. De zondagopenstelling is van groot belang, juist in deze tijd, omdat het de bedrijvigheid in onze regio versterkt en bijdraagt aan de instandhouding van de lokale economie. De toeristische aantrekkingskracht en impulsen hebben daarnaast een meer dan positief effect op de leefbaarheid van de kernen in de gemeente. De zondagssluiting c.q. de beperking van de zondagsopenstelling zal leiden tot het verlies van werkgelegenheid.Ook het in 2009 op verzoek van het ministerie van Economische Zaken uitgevoerde onderzoek van het Centraal Planbureau laat zien dat beperking van het aantal koopzondagen een negatief effect heeft op de werkgelegenheid in de detailhandel. Kooptoerisme Van oudsher vindt in West-Zeeuws-Vlaanderen op grote schaal kooptoerisme plaats. Dit bezoek richt zich op specifieke artikelen of diensten. Daarnaast zijn de koopcentra gericht op 'normaal' dagtoerisme in de vorm van recreatief winkelen en horecabezoek. Dit recreatief winkelen (“funshoppen”) is een onderdeel van de verzorgende functie. Bij deze vorm van winkelen staat het kijken en vergelijken centraal in een aantrekkelijke verblijfsomgeving. De inspanningen in genoemde kernen zijn gericht op het versterken van de kwaliteit, diversiteit, identiteit en complementariteit van de hier gevestigde winkels. Verblijfstoerisme Verblijfstoeristen zijn, voor zover zij zich niet in hotels bevinden, van groot belang voor de dagelijkse voorzieningen aangezien ze een belangrijk deel van hun dagelijkse benodigdheden ter plaatse kopen. Voor de niet-dagelijkse aankopen zijn deze toeristen echter niet afhankelijk van het lokale aanbod. Bestedingen zijn dan sterk afhankelijk van het weer en het aanbod (impulsaankopen). Vooral attractieve recreatieve centra kunnen profiteren van de aanwezigheid van verblijfstoeristen. Verblijfstoerisme concentreert zich vooral in West Zeeuws-Vlaanderen, het grondgebied van de gemeente Sluis. Jaarlijks wordt de regio bezocht door miljoenen dagtoeristen en verblijven er bijna 2,4 miljoen toeristen op de campings, vakantiehuizen en hotels. Het draagvlak voor de dagelijkse voorzieningen wordt hierdoor vergroot met circa 6.600 inwoners.
5
Horeca De gemeente herbergt sinds 2011 drie sterrenrestaurants en daarmee de top van het Nederlandse restaurantwezen. Het is een bevestiging van de continue hoge kwaliteit van het toeristische en culinaire product. In de regio zijn maar liefst 22 sterren te vinden, waarmee zij regio grote aantrekkingskracht heeft voor de culinaire liefhebbers. Conclusie Van oudsher is er in West Zeeuws-Vlaanderen sprake van een autonoom toerisme met een meer dan substantiële omvang, hetgeen een zondagsopenstelling rechtvaardigt. De andere in de wet genoemde belangen worden hierdoor niet geschaad. Zo al is aangegeven is het toerisme ook voor de leefbaarheid van de kernen van wezenlijk belang. Wij verwachten wat betreft veiligheid en openbare orde geen nadelige gevolgen van de zondagsopenstelling. Ook in de achterliggende jaren is hiervan nimmer gebleken. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat dit onder de gewijzigde wet wel het geval zal zijn. Evenmin heeft de zondagsopenstelling invloed op de zondagsrust in de woongebieden. De winkelopenstelling op zondags zal op generlei wijze leiden tot extra toezicht- en handhaving. De toeristische aantrekkingskracht die de gemeente heeft, zal zij ook in de toekomst moeten blijven houden om de perifere ligging van de regio te compenseren en de gevolgen van krimp op te vangen. Daarom wordt dit zogenaamde toeristische regime van toepassing verklaard op het gehele grondgebied van de gemeente. De vrijstelling geldt van 9 tot 19 uur. Het college kan voor de opening voor de periode voor 9 uur en na 19 uur ontheffing verlenen ten behoeve van bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard. De vrijstelling geldt in verband met de bepalingen in de Winkeltijdenwet niet na 19 uur op Goede Vrijdag, 4 mei en 24 december.
6
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1. Begripsbepalingen Voor de definitie van winkel wordt verwezen naar artikel 1 van de Winkeltijdenwet. Daarin is een winkel gedefinieerd als: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin goederen aan particulieren plegen te worden verkocht. Voor de omschrijving van het begrip feestdag is aansluiting gezocht bij artikel 2, eerste lid onder b van de Winkeltijdenwet. In de wet is geen definitie opgenomen van feestdag, maar worden de volgende dagen genoemd als dagen waarop de winkels gesloten moeten zijn (naast de zondag): Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag en Eerste en Tweede Kerstdag. Deze dagen zijn in artikel 1 van de verordening gedefinieerd als feestdag. Daarnaast noemt artikel 2, eerste lid onder b van de Winkeltijdenwet nog drie dagen waarop de winkels gesloten moeten zijn vanaf 19.00 uur: Goede Vrijdag, 4 mei en 24 december. Deze dagen vallen dus niet onder het begrip feestdag in de modelverordening. Door in de verordening het begrip feestdag te definiëren, kan waar nodig worden volstaan met het woord “feestdag” of “feestdagen” en hoeven niet steeds alle dagen bij naam genoemd te worden. Koninginnedag en Bevrijdingsdag (5 mei) zijn, voor zover deze dagen niet op zondag vallen, in de wet niet aangemerkt als een dag waarop de winkels gesloten moeten zijn. Artikel 2 Beslistermijn Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Artikel 3. Overdracht van de ontheffing De bepaling bindt de overdracht van de ontheffing aan de toestemming van het college. De ontheffing kan aan een (rechts)persoon worden verleend als het gaat om straatverkoop als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Winkeltijdenwet. Als het om een winkel gaat, heeft de ontheffing naar zijn aard betrekking op het pand waarin het winkelbedrijf wordt uitgeoefend. Als het om een ontheffing voor straatverkoop gaat biedt de tussenkomst het college de gelegenheid om inzicht te krijgen in de handel en wandel van de opvolger. Als het gaat om overdracht van het winkelpand aan een ander rechthebbende, moet het college kunnen toetsen of de ontheffing in stand kan blijven of dat er eventueel andere voorschriften aan moeten worden verbonden. Er kan immers sprake zijn van een heel ander soort winkel dan voorheen. Artikel 4 Regels met betrekking tot ontheffingen Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting. Artikel 5. Ontheffing zon- en feestdagenregeling voor bijzondere situaties Dit artikel steunt op artikel 4, tweede lid, Winkeltijdenwet. Artikel 4 luidt: 1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling van de in artikel 2 vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag, Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag en Eerste of Tweede Kerstdag, verlenen op grond van plotseling opkomende bijzondere omstandigheden. 2. Zij kunnen in door de gemeenteraad bij verordening aangewezen gevallen ontheffing verlenen van de in het eerste lid bedoelde verboden ten behoeve van bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard en ten behoeve van het uitstallen van goederen. 3. De vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend. Aan de vrijstellingen en ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden. Aangezien de Winkeltijdenwet in artikel 7, eerste lid een directe bevoegdheid verleent aan het college om vrijstelling te verlenen op grond van plotseling opkomende bijzondere omstandigheden hoeft deze mogelijkheid niet afzonderlijk te worden genoemd in de verordening. Wel worden hier op grond van het tweede lid van artikel 4 van de Winkeltijdenwet de gevallen aangewezen waarin ontheffing kan worden verleend ten behoeve van bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard. Uit de bewoordingen van artikel 4, eerste lid, van de Winkeltijdenwet in relatie tot die van 3, vierde lid volgt dat deze ontheffing zowel op aanvraag als ambtshalve kan worden verleend.
7
In artikel 7, eerste lid onder c worden tentoonstellingen in kunstateliers en galeries genoemd. De reden daarvan is het volgende. Kunstateliers en galeries zijn winkels, maar hebben in de Winkeltijdenwet een speciale status, die voortkomt uit de oude Winkelsluitingswet en het daarop berustende Besluit gemeentelijke ontheffingen Winkelsluitingswet. In artikel 4 van dat landelijk geldende besluit was een afzonderlijke regeling opgenomen voor kunstateliers en galeries. Deze bepaling hield in dat burgemeester en wethouders ontheffing konden verlenen ten behoeve van het uitstallen van niet fabrieksmatig vervaardigde kunstvoorwerpen door of voor rekening van de vervaardiger daarvan, voor de zon- en feestdagen en de sluitingsuren op werkdagen. Bij het opstellen van de Winkeltijdenwet in 1996 is deze ontheffingsmogelijkheid niet meer expliciet overgenomen in het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet. Daar kwamen direct veel vragen over. In overleg met het ministerie van Economische Zaken zijn de kunstateliers en de galeries in artikel 7, tweede lid, van de toenmalige en nu het eerste lid van de huidige modelverordening Winkeltijdenwet opgenomen. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de wet, zoals uitgewerkt in artikel 7, eerste lid van de modelverordening, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor de zon- en feestdagen voor bijzondere situaties. De wet laat hierin de gemeenten beleidsvrijheid. Met gebruikmaking van deze beleidsvrijheid kan de ontheffing verleend worden voor tentoonstellingen in kunstateliers en galeries. De achtergrond van deze bijzondere status voor kunstateliers en galeries is dat de mogelijkheden voor kunstenaars aan hun werk bekendheid te geven door middel van (verkoop)tentoonstellingen niet te zeer aan banden gelegd mag worden. Bovendien spelen concurrentieoverwegingen hier nauwelijks een rol, gezien het individuele karakter van de betrokken voorwerpen. Onder bijzondere omstandigheden van tijdelijke aard kunnen feestelijkheden worden verstaan. In een uitspraak van 28 oktober 2008, LJN: BG2147 (Amsterdam Noord), heeft het CBB het begrip “feestelijkheden” ingevuld. Het ging in deze zaak onder meer om de vraag of allerlei buitenlandse en nogal buitenissige feestdagen zoals de Chinese dag van het kind, de Amerikaanse "doe vriendelijk dag" en dergelijke konden worden aangemerkt als "feestelijkheden" zoals bedoeld in de Winkeltijdenverordening van het desbetreffende stadsdeel. Uit de uitspraak blijkt "….dat het moet gaan om feestelijkheden die bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard zijn. Bij het hanteren van het begrip "bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard" moet er een verband kunnen worden aangewezen met een gebeurtenis dan wel met het beleven of uiten van opvattingen of gevoelens, waaraan blijkens een breed gedragen mening van de bevolking of een bevolkingsgroep op landelijk dan wel op lokaal niveau, een feestelijke, gedenkwaardige betekenis moet worden gehecht." Artikel 6 Toerisme De grondslag van het artikel in de modelverordening is artikel 3, derde lid, onder a van de Winkeltijdenwet. De wet laat de keuze tussen het verlenen van vrijstelling door de raad of het op basis van de verordening verlenen van ontheffing door burgemeester en wethouders. Artikel 3, derde lid, aanhef en onder a van de wet luidt: 3. De gemeenteraad kan bij verordening vrijstelling verlenen van de in het eerste lid bedoelde verboden of aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen om in de gevallen, in die verordening aan te wijzen, en met inachtneming van de daarin gestelde regels op een daartoe strekkende aanvraag ontheffing van die verboden te verlenen ten behoeve van: a. op de betrokken gemeente of een deel daarvan gericht toerisme, mits de aantrekkingskracht voor dat toerisme geheel of nagenoeg geheel is gelegen buiten de verkoopactiviteiten die door de vrijstelling of ontheffing mogelijk worden gemaakt; (…....) Door het wetsvoorstel 31728 wordt dit artikellid uit de Winkeltijdenwet aangescherpt in die zin dat er sprake moet zijn van substantieel toerisme in de gemeente en dat de raad dan wel het college bij zijn besluit nadrukkelijk de volgende belangen moet meewegen: a. werkgelegenheid en economische bedrijvigheid in de gemeente, waaronder mede wordt begrepen het belang van winkeliers met weinig of geen personeel en van winkelpersoneel, b. de zondagsrust in de gemeente, en c. de leefbaarheid, veiligheid en de openbare orde in de gemeente. Verder bepaalt het wetsvoorstel dat bij de verordening een toelichting moet worden gevoegd waarin wordt gemotiveerd dat er sprake is van toeristische aantrekkingskracht van de gemeente
8
of het gebied in kwestie. De toelichting moet verder expliciet de belangen beschrijven die bij de besluitvorming zijn betrokken, in elk geval die belangen die hiervoor onder a, b en c zijn genoemd. In de Memorie van Toelichting wordt nog met nadruk op de volgende aspecten gewezen. Van belang is allereerst dat de bepaling alleen mag worden toegepast als er sprake is van toerisme van een substantiële omvang in de gemeente of een deel daarvan. Daarnaast moet het gemeentebestuur aangeven dat de aantrekkingskracht van de gemeente of het desbetreffende deel ervan geheel of nagenoeg geheel is gelegen buiten de verkoopactiviteiten die door de vrijstelling of de bevoegdheid om ontheffing te verlenen mogelijk worden gemaakt. De toeristische aantrekkingskracht van de gemeente moet met andere woorden autonoom zijn. Verder is van belang dat de winkelopening moet dienen ter ondersteuning van het toerisme. De raad heeft bij dat alles een zekere beoordelingsvrijheid. (TK 2009-2009, 31728, nr. 3, pag. 4-5 en pag.11). In het onderdeel Toerismebepaling van de Toelichting is uitvoerig aangegeven waarom en op welke wijze toepassing wordt gegeven aan de onderhavige mogelijkheden. Artikel 7, 8, en 9 Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.
9