Algemene Directie van de Humanisering van de Arbeid Afdeling Promotie welzijn op het werk Programma 2012
I. Algemeen kader Dit activiteitenprogramma houdt rekening met: 1) de Nationale Strategie voor welzijn op het werk 2008-2012 (de acties die opgenomen zijn in de Nationale Strategie worden verder aangeduid met *) 2) de Europese strategie voor veiligheid op het werk 2007-2012 3) de strategie van het Europees Agentschap voor de veiligheid en gezondheid op het werk 2009-2013 4) de campagnethema's van de SLIC (zie bijlage 4) 5) de Europees Sociaal Fonds programmatie 2007-2013 Dit programma heeft tot doel de activiteiten van de Afdeling promotie te situeren binnen deze verschillende strategieën en ze te vertalen naar concrete acties op het terrein. De voorstellen hebben eveneens tot doel de acties te situeren van de Provinciale comités voor de bevordering van de arbeid in een kader waaruit ze de meest pertinente onderwerpen kunnen putten om tegemoet te komen aan de informatiebehoeften die vastgesteld worden op lokaal vlak. Het document heeft eveneens tot doel een link te maken met de acties inzake advies en communicatie van de Algemene Directie controle van het welzijn op het werk, en in het bijzonder met betrekking tot haar inspectiecampagnes waaronder ook de campagnes horen die samen met de SLIC gevoerd worden.
II. Klassificatie van de voorgestelde acties 1. In functie van de risico’s 1.1 musculoskeletale aandoeningen* - project in de ESF-programmering (zie punt III en bijlage 3) - verderzetting van de samenwerking met het FBZ - verderzetting van de samenwerking met het SLIC, wanneer haar campagnes over MSA gaan. 1.2 kankerverwekkende agentia - primaire preventie (tabak, alcohol, asbest, enz…) - tertiaire preventie (werkhervatting) 1.3 chemische agentia * - ontwikkeling van een thematische pagina op BeSWIC - onderzoek van de gevolgen van REACH op het niveau van de arbeidsplaatsen en acties indien nodig - informatie over de nieuwe signalisatie
1.4 mentale gezondheid *(Psuchosociale risico’s – PSR) - project in de federale ESF (zie punt III en bijlage 2) - verderzetting en uitbouw van netwerken preventieadviseurs psychosociale aspecten en vertrouwenspersonen - verderzetting van de uitbouw van de website “ respect op het werk” - samenwerking met de FOD Volksgezondheid inzake het luik “mentale gezondheid op het werk” van het Europees pact voor de mentale gezondheid - deelnemen aan de Europese netwerken met betrekking tot de strijd tegen de PSR 2. In functie van de sectoren die in de Europese strategie als risicovol beschouwd worden 2.1. de bouw*: verderzetting van de acties in samenwerking met het NAVB, met TWW de campagnes van de Inspectie ontwikkelen. 2.2 de landbouw: ondersteuning van het netwerk van de verschillende actoren van het ESF project Preventagri (contactvergaderingen - brochures) 2.3 transport: verderzetting van de vooropgestelde acties (zie ESF-project musculoskeletale aandoeningen (zie bijlage 3) 2.4 de gezondheidszorg*: sector van de thuishulp, ziekenhuizen (ESF project – MSA) 2.5 sociale diensten: verderzetting van de verdeling van de tools van het project Proxima, ondermeer via het onderwijs 2.6 de schoonmaaksector*: vervolg van de acties 2.7 de voedingssector: sector die wenst om zijn prestaties inzake veiligheid en gezondheid op het werk te verbeteren. 3. In functie van de prioritaire doelgroepen van de Europese strategie 3.1. jonge werknemers* - actualiseren en moderniseren van de website Safe start - verderzetting van de samenwerking met Preventie en Interim - zie ook 4.3 (onderwijs) 3.2 werknemers met een precaire job of uitzonderlijke blootstelling* samenwerking met de POD Maatschappelijke Integratie in het kader van de acties van de OCMW’s op het vlak van integratie. - verdeling van de tools ontwikkeld in het kader van het ESF-project “Pesten” ondermeer in het kader van de ESF-programmatie (2007-2013) en dit in synergie met de OCMW-projecten en uitbreiding naar de tools van MSA - specifieke sensibiliseringsacties: - -zelfstandigen - -onderaanneming, 3.3 oudere werknemers*: zie punt III ESF-programma 4. In functie van de voorgestelde strategische en structurele maatregelen 4.1 bevordering van de sociale dialoog: 4.1.1 informatieve ondersteuning van de werkgevers en werknemers in de comités voor preventie en bescherming op het werk en de ondernemingsraden. Het jaar 2012 zal een jaar van sociale verkiezingen zijn. Zoals in het verleden zal de AD Humanisering van de arbeid de coördinatie van de bijwerkingen, de uitgave en de verspreiding van brochures verzekeren: 2
1) Uittreksels uit de reglementering over het welzijn op het werk. 2) Praktische gids voor de Comités voor preventie en bescherming op het werk 3) Praktische gids ter intentie van de leden van de Ondernemingsraden, dit bij de nieuw verkozen leden via hun syndicale organisaties 4.1.2 bijscholing van de afgevaardigden over de psychosociale risico’s ( informatiecampagne over PSR) 4.2 bevordering van de onderzoeksresultaten: - verderzetting van de verspreiding van de onderzoeksresultaten in het kader van de ESF- projecten en in het kader van DIOVA - valorisering van de resultaten van Europees onderzoek (NEW OSH ERA, PEROSH, IRENE…) - verderzetting van de samenwerking met de POD Wetenschapsbeleid (o.a. over alcohol en drugs) en met de FOD Volksgezondheid ( o.a. over burn-out in de gezondheidsdiensten) 4.3 Integratie van gezondheid en veiligheid in de opvoeding en de opleiding*: verderzetting van de ondernomen acties - verspreiding van Sobane-onderwijs - activiteiten van de demowerkplaatsen - activiteiten van de gespecialiseerde werkgroepen van de Centre de promotion du travail, het Nationaal opleidingscentrum en de Provinciale comités voor de bevordering van de arbeid - samenwerking met de VDAB, de Forem en met de Vlaamse Gemeenschap en de Communauté Française. 4.4 Preventiediensten: verderzetting van de informatieacties en voortgezette vorming van de preventieadviseurs, ondermeer over nieuwe wettelijke initiatieven (vb. eerste hulp) (zie punt IV), verderzetten van de netwerken voor de preventieadviseurs. 4.5 Economische aanmoedigingsmaatregelen: Ervaringsfonds* 4.6 Evaluatie: onderzoek naar technieken en performante kwalitatieve indicatoren* 4.7 Verdere ontwikkeling van BeSWIC* 4.8 Sensibilisering van huisartsen en raadgevende geneesheren voor werkgerelateerde aandoeningen*. 4.9 Partenariaten: naast de sociale partners , de FOD Volksgezondheid, FOD Economie, POD Wetenschapsbeleid, POD Maatschappelijke Integratie, IKC, FAO, FBZ, universiteiten, beroepsorganisaties van preventieadviseurs, Europese instellingen (Dublin, Bilbao…), FOD Justitie, VDAB, Forem, POD P&O, Vlaamse en Franstalige Gemeenschap. 5. Aan te wenden praktische middelen 5.1 plaatsen van goede praktijken op de website BeSWIC* 5.2 vorming van de kaders, van de werknemers en toekomstige ondernemers* 5.3 eenvoudige tools voor risico-evaluatie: verderzetting van de ontwikkeling en verspreiding van ontwikkelde producten in het kader van het Sobaneproject (sectoriële Déparis) en de werkpostfiches*, onderzoek van de mogelijkheden van de tool OIRA (Agentschap van Bilbao) voor de KMO'S.
3
III. Programmatie ESF 2007-2013 De Algemene Directie van de humanisering van de arbeid stelt voor om zich vooral in te schrijven in de algemene doelstelling van het aan het werk houden van personen boven de 45 jaar op vrijwillige basis via de verbetering van hun arbeidsomstandigheden met respect voor de transversale eisen van de nieuwe programmering, in het bijzonder, de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en de duurzame ontwikkeling. De uitdaging van de Algemene Directie Humanisering van de arbeid is dat een verbetering van de arbeidsomstandigheden kan bijdragen tot het verhogen van de mogelijkheid en van de zin voor de werknemer om langer te blijven werken. Hiervoor is het nodig dat het werk hun fysieke en/of mentale gezondheid niet schaadt en dat zij tevreden en met een erkenning van hun bekwaamheden hun werk kunnen uitvoeren. Dankzij de verworvenheden van de ontwikkelde projecten gedurende de programmering 20002006, hebben wij opsporings- en analysetools voor risico’s ter beschikking van de bedrijven kunnen stellen wat de professionals op het vlak van gezondheid en veiligheid toeliet om globaal de kwaliteit van de aangeboden jobs te verbeteren. De vaststellingen die gedaan werden tijdens sommige onderzoeken (CAPA bvb) tonen echter aan dat diepgaande acties ondernomen moeten worden in twee risicodomeinen in het bijzonder t.t.z: 1. psychosociale belasting* 2. musculoskeletale aandoeningen* De cijfers van het RIZIV tonen eveneens aan dat 33% van de gevallen van invaliditeit te wijten zijn aan oorzaken die verband houden met de mentale gezondheid en dat 25% van de gevallen te wijten zijn aan oorzaken in verband met MSA ( in beide gevallen, al dan niet verbonden met het werk) Naar aanleiding van het meta-onderzoek Hires over de gevolgen van de herstructureringen voor de werknemers die ervan slachtoffer zijn, werd de dimensie “Gezondheid en herstucturering” ingevoerd in de verschillende activiteiten van de twee ESF-projecten die werden goedgekeurd door het Selectiecomité en door het Opvolgingscomité ESF: zie de details van de acties 2012 in bijlagen 2 en 3. Deze acties zullen verder gezet worden en verrijkt met besprekingen die in 2011 en 2012 gevoerd worden in de schoot van het Begeleidingscomité.
IV. Informatieacties naar aanleiding van wijzigingen in de reglementering Er zullen, in functie van publicatie van reglementering, informatieacties plaatsvinden betreffende (brochures, webpagina's, informatiesessies…): de bescherming tegen brand*; alcohol en drugs op het werk(vervolg), thermische omgevingsfactoren, bijkomende opleiding van preventieadviseurs, arbeidsplaatsen,* werkuitrusting*
4
Bijlage 1 Strategie van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk 2009-2013 Synthese Algemeen: opdracht en doelstellingen De strategie van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (EUOSHA) 2009-13, vervangt het meerjarenwerkplan 2005-2008. De voorliggende strategie houdt rekening met de Communautaire strategie voor gezondheid en veiligheid op het werk 2007-2012 en met de aanbevelingen van de tweede externe evaluatie van EU-OSHA. EU-OSHA is het orgaan van de Europese Unie belast met het verzamelen, de analyse en de verspreiding van de informatie die een antwoord kan bieden aan de behoeftes van de milieus actief in het domein van de arbeidsveiligheid en –gezondheid. EU-OSHA stelt zich de ontwikkeling tot het Europees uitmuntendheidscentrum inzake informatie betreffende arbeidsveiligheid en arbeidsgezondheid tot doel via het promoten van een preventiecultuur. Het uiteindelijke doel is ervoor te zorgen dat de huidige en toekomstige arbeidsplaatsen zowel gezonder, veiliger als productiever worden. De 6 strategische doelstellingen voor 2009-2013 zijn:
Sensibiliseren voor veiligheids- en gezondheidsrisico’s en voor de preventie ervan; identificeren van goede praktijken inzake arbeidsveiligheid en arbeidsgezondheid en faciliteren van de uitwisseling; anticiperen op nieuwe en opkomende risico’s om alzo preventieve acties te vergemakkelijken; promoten van de samenwerking tussen de Lidstaten inzake onderzoek en delen van informatie; promoten van netwerking om de in en buiten Europa beschikbare resources in het domein van arbeidsveiligheid en arbeidsgezondheid zo optimaal mogelijk te gebruiken; EU-OSHA te laten uitgroeien tot een voorbeeld in termen van sociale en milieuverantwoordelijkheid.
Al werkend aan deze doelstellingen betracht het Agentschap:
Paneuropees te zijn, door het creëren van een gemeenschappelijke benadering van veiligheid en gezondheid op het werk; Pertinent en receptief te zijn ten aanzien van de noden van de gebruikers; Betrouwbaar en transparant te zijn: de geleverde informatie moet nauwkeurig en onpartijdig zijn; Tripartite te zijn, door samen te werken met werkgevers, werknemers, overheden, enz…. Gericht op partenariaat en netwerking. 5
Campagne 2012-2013 EU OSHA Bilbao (vrije vertaling van het voorlopig EU-OSHA document, zal vervangen worden door de “officiële” tekst, wanneer beschikbaar) De campagne “verbetering van de gezondheid en veiligheid dankzij preventie” zal ontwikkeld worden rond de dubbele concepten van leadership en participatie/coöperatie/implicatie van de werknemers ( betrokkenheid) Zij zal gebaseerd zijn op volgende boodschappen/principes: 1) zij die het risico veroorzaken hebben de wettelijke en morele plicht om het te beheren; 2) wanneer de werknemers deelnemen aan de preventie, zullen de resultaten beter zijn dan wanneer zij wachten tot het syndicaat of het management “hun plan trekken”. Dit wil zeggen dat OSH geïntegreerd moet worden in de “corporate strategy” van de organisatie, gedragen door het hoogste management en deel uitmaken van de fundamentele waarden van de organisatie. Dit betekent ook dat de werknemers het beste geplaatst zijn om de risico’s te kennen waaraan zij zijn blootgesteld en om hiervoor ook oplossingen te vinden. De beste manier om hen te beschermen is dus om hen te betrekken bij de studie van deze problemen om te komen tot praktische en efficiënte oplossingen. Een goed leadership op het vlak van gezondheid en veiligheid betekent: - een juist en realistisch beeld hebben van het risico-profiel van de onderneming: het top management moet de goede vragen stellen aan de goede personen; - zijn bureau buiten komen (boardroom), de werkposten bezoeken en met de technici spreken; - de technici aanmoedigen om de problemen te identificeren, oplossingen te zoeken en er in groep over te discussiëren. - dat het management persoonlijk tussenkomt bij een ongeval; - met coherentie en integriteit leiden: het top management past de instructies veiligheid/gezondheid op een consistente wijze toe; - dezelfde regels toepassen bij zijn onderaannemers, indien de organisatie performant is. De werknemers betrekken betekent: - hun betrekken bij de identificatie van de problemen, bij het zoeken van oplossingen en bij de onderhandelingen; - het aantal goed opgeleide werknemers, “representatieve vertegenwoordigers van de veiligheid” ( safety policers”), en hun “arbeidscollectieven” , verhogen, - samenwerken eerder dan “alles aan het syndicaat of het management overlaten”, - verbeteren van de geschiktheden om te onderhandelen, - de problemen zo vlug mogelijk oplossen, zodat ze te beheren zijn, eerder dan ze te laten verergeren.
6
Bijlage 2 Psychosociale risico's 2012 (voorlopige versie voor het Begeleidingscomité van 11/10/2011)
A. Primaire preventie Om, zoals aanbevolen door de deskundige die de programmering 2000-2006 heeft geëvalueerd, een primair preventiebeleid van psychosociale risico’s, in het bijzonder voor de A+, op te zetten is het noodzakelijk informatie- en opleidingsacties voor ondernemingen te organiseren en hen tools ter beschikking te stellen die hen toelaten aan hun werknemers een omgeving aan te bieden waar zij zich begrepen en aanvaard zullen voelen, waar zij zin aan hun job kunnen geven, sociale steun en uitwisselingenmogelijkheden zullen vinden en waar zij zich gerespecteerd, erkend en gevaloriseerd zullen voelen. Activiteit 1 I. Uitwerking van een gedragscode met een reeks eenvoudige regels bestemd om de interne relaties van de onderneming te verbeteren. Deze code zou in nauwe samenwerking met de sociale partners en de deskundigen op het terrein moeten opgesteld worden. Ze zou daarna het voorwerp moeten uitmaken van een ruime verspreiding met bijzondere modaliteiten voor de KMO-ZKO. In 2008 werd bij een expert een basisdocument besteld dat bestaat uit: - een methode die ondernemingen die dat wensen kunnen gebruiken om intern op een participatieve manier zulke positieve gedragscode op te stellen - een lijst met enkele basisprincipes die als leidraad moeten dienen voor het opstellen van de gedragscode - een “type gedragscode” voor ondernemingen die niet over tijd of middelen zouden beschikken om zulke projecten intern op te zetten maar toch wensen een aantal waarden en gedragingen te promoten. In 2009 werd het basisdocument vertaald, op punt gesteld en besproken en in 2010 werd het voorgelegd aan de sociale partners en de terreindeskundigen. 2011 werd gewijd aan de verfijning van het instrument en zal er een pedagogisch instrument worden opgesteld voor de verspreiding van het concept bij managers, de hiërarchische lijn, de vakbondsvertegenwoordigers en de preventieadviseurs. Daarnaast zal er ook pedagogisch materiaal worden verspreid via netwerken, infosessies, enz. Er dient eveneens nagedacht te worden over het belang van een dergelijke aanpak in het geval van een bedrijfsherstructurering (verband met de conclusies van het HIRES-onderzoek). De methode zal binnen de FOD WASO worden getest, hetgeen zal toelaten om zowel de tools als de verspreidingsmethode te verbeteren. De verspreiding via opleidingen zou in 2012 moeten starten. Activiteit 2 II. Uitwerking van een tool bestemd om de ondernemingen bij te staan bij het opzetten van een intern communicatiebeleid dat hen zal toelaten stress verbonden met onzekerheid te verminderen. Hij wekt immers angst op in het bijzonder wanneer de socio-economische context moeilijk is. 7
De sociale partners hebben erop aangedrongen dat ook omstandigheden in ondernemingen waar veranderingen worden doorgevoerd of die in herstructurering zijn in de studie opgenomen worden. In 2010 is er via een openbare aanbesteding een oproep gelanceerd om een strategie te ontwikkelen, maar we hebben hier geen antwoord op ontvangen. In 2011 zal er een nieuw lastenboek worden opgemaakt dat rekening houdt met de lessen uit 2010: de vraag richten aan faculteiten die gericht zijn op het welzijn en aan de personen die veranderingen in bedrijven gedurende een langere tijd begeleiden (bv. Flexihealth toont aan dat de begeleiding tijdens veranderingen cruciaal is). Een partnership tussen een eenheid “crisiscommunicatie” en een eenheid “welzijn” zou interessant kunnen zijn. Het jaar 2012 zal gewijd worden aan het methodisch gebruik van de verzamelde gegevens,dit tijdens het verkennend onderzoek. Activiteit 3 III. Tools en pedagogische methodes aangepast aan de A+: Realisatie van een onderzoek naar de meest efficiënte instrumenten, methodes en pedagogische tools voor de A+. De A+ voelen zich namelijk dikwijls minderwaardig en voelen zich ontnomen van toekomstperspectieven omdat ze niet worden betrokken bij opleidingsprogramma’s, hetgeen er hen toe aanzet om zich terug te trekken. Het ter beschikking stellen van professionele lesgevers, tools en methodes die toelaten om goede resultaten te halen met de oudere leerlingen, zou deze discriminatie, die volgens het CAPA onderzoek in niets gerechtvaardigd is, kunnen laten verdwijnen. In 2010 is er een openbare aanbesteding gelanceerd en het onderzoek werd toevertrouwd aan de Vlerick School van de Ugent. De resultaten, ontvangen begin 2011, zullen worden geanalyseerd en onderzocht in 2011-2012. Activiteit 4 IV. Studie van de duurzame human resources praktijken (in ruime zin) voordelig voor het behoud op het werk van de oudere werknemers en voor de creatie van netwerken van HRverantwoordelijken, overtuigd van de noodzaak van integratie van welzijn op het werk in hun praktijken. Deze studie zou toelaten om goede praktijken te verzamelen en nieuwe kennis over het actief beheer van leeftijd te verwerven en vervolgens te verspreiden. Bovendien dienen fenomenen verbonden aan herstructureringen in bedrijven ook aan bod te komen. De benadering zou tot alle leeftijden en tot de loopbaan in zijn geheel kunnen uitgebreid worden. In 2010 werd dergelijk onderzoek gevoerd door de studiedienst van de AD Humanisering van de arbeid. De resultaten worden verwacht eind 2011 en zullen in het vervolg van het project worden gebruikt. De doelstellingen van dit onderzoek zijn: concreet kunnen definiëren wat het beheer van leeftijden is en wat het inhoudt : literatuuroverzicht (voorziene duur 2 maanden); inventariseren van de huidige praktijken van de human resources managers (HRM), van de interne preventieadviseur, van de vakbondsvertegenwoordigers inzake het leeftijdbeheer en het ouder worden op het werk en bestuderen hoe het leeftijdbeheer al dan niet deel uitmaakt van het dagelijkse leven en het management in bedrijven (voorziene duur 5 maanden) ; concrete en praktische (gids) raadgevingen geven aan de werkgevers van bedrijven en hun HRM om hen enerzijds uit te leggen wat een leeftijdbeheer is en wat het inhoudt, wat de voordelen zijn van een dergelijk beheer…en anderzijds om hen te helpen bij het opzetten van een reëel leeftijdbeheer (voorziene duur 5 maanden) 8
Het onderzoek zal rekening houden met de genderdimensie en zal steunen op de expertise van de sociale partners.
B. Secundaire preventie Activiteit 5 I. Voortzetting van de netwerkwerkzaamheden a) Het onderzoek uitgevoerd tijdens de programmering 2000-2006 vraagt een vervolg en een ruimere verspreiding voor zover het heeft toegelaten de kennis te verfijnen en het theoretische model te verrijken waarin pesterijen opgenomen werden. Tools werden zowel op het diagnose- als op het interventieniveau ontwikkeld en vragen nog een grote opleidings- en intervisie-inspanning bij de professionals (preventieadviseurs en vertrouwenspersonen). De netwerken zijn in 2010 blijven functioneren op basis van de bij de deelnemers ingezamelde behoeften. b) De pedagogische dimensie werd op het einde van de programmering 2000-2006 bestudeerd (uitwerking van een dossier dat de preventieadviseurs toelaat de werknemers op te leiden), maar moet nog worden verspreid (vertaling in het Nederlands, reproductie en opleidingen). De opleidingen startten in 2009, worden vervolgd in 2010 en 2011 en zullen ook in 2012 georganiseerd worden. c) De evaluatiedimensie van de interventies moet, op haar beurt, het voorwerp uitmaken van een studie die elementen moet verstrekken die kunnen gebruikt worden bij de conceptie van tools bruikbaar in de bedrijven (zal later worden gestart, er zijn teveel studies prioritair in 2009 en 2010). d) Inzake geweldpreventie werkt de AD Humanisering van de Arbeid sinds lang aan de opleiding van schooldirecties zodat zij uitgerust worden om in hun instelling een beleid dat rekening houdt met risico’s op te zetten dat toelaat de arbeidsomstandigheden van hun personeel te verbeteren. Het creëren van een forum voor de netwerking, zoals ervaren met de preventieadviseurs en de vertrouwenspersonen, zou deze professionals de gelegenheid moeten bieden tijdens intervisiezittingen elkaar te ontmoeten, goede praktijken uit te wisselen en rond thema’s te werken die hen bezig houden. Dit soort werkzaamheden in netwerking versterken de deskundigheid tot interventie van de deskundigen op het terrein en vergroot hun legitimiteit. In 2009 werden er netwerken gecreëerd en geactiveerd. Door de grote vraag zijn ze in 2010 en in 2011 blijven bestaan en deze actie zal in 2012 worden vervolgd. De verschillende netwerksessies zullen in 2012 verder gezet. De doeltreffendheid van een dergelijke tool is niet verzekerd wanneer hij niet kan blijven bestaan op de lange termijn. De thema’s zullen bepaald worden in functie van de noden van de leden van het netwerk. Bijvoorbeeld: 27 november 2009: internetwerksessie met de medewerking van neuropsychiater Christoph Dejours, auteur van het boek “Suicide au travail, que faire?” die aanleiding heeft gegeven tot een diepteonderzoek van de netwerken over een praktisch verwijzingssysteem en een deontologische code van het beroep. De leden van de netwerken nemen ook deel aan de evaluatie van de wet. Informatie over de effecten van bedrijfsherstructureringen zou eveneens geïntegreerd moeten worden in deze informatiesessies voor professionals. 9
Activiteit 6 II. Acties betreffende burn out Burn out is een syndroom dat vaak diegenen die ervan slachtoffers zijn verplicht de arbeidsmarkt te verlaten. Het vereist grondig behandeld te worden door te beginnen met een studie bedoeld om het verschijnsel te objectiveren en door de nadruk te leggen op de genderen leeftijddimensie.
Een mogelijke actie zou het vaststellen van een programma voor werkhervatting zijn van personen die aan burn out lijden in samenwerking met het Fonds voor Beroepsziekten. In 2009 werd een onderzoek opgestart over de definiëring, de objectivering en de prevalentie van het fenomeen, waarbij specifieke aandacht is gegaan naar de gender- en leeftijdsdimensie. De resultaten zullen eind 2010 gekend zijn en worden in 2011 dan geanalyseerd in functie van het definiëren van preventiestrategieën en het valideren van diagnosecriteria, deze acties zullen ook in 2012 verder gezet worden. Activiteit 7 III. Opleiding van de managers en de hiërarchische lijn De penetratie in de ondernemingen van de voordelen van het rekening houden met de psychosociale risico’s kan bewerkstelligd worden via informatie en opleiding van de managers en de hiërarchische lijn, in het bijzonder in de KMO-ZKO waar zij zich op de eerste lijn bevinden om interpersoonlijke conflicten en andere relatieproblemen op te lossen. Zeer vaak zijn zij zich niet bewust van het feit dat de psychosociale risico’s risico’s zoals anderen zijn die in hun preventiebeleid geïntegreerd kunnen worden (verband met activiteit 1). Opleidingen inzake conflictbeheer, actief luisteren en bewustmaking van de wettelijke rol van de werkgever en de hiërarchische verantwoordelijken werden eveneens georganiseerd in 2010. Zij zullen worden vervolgd in 2011 en in 2012. De gender mainstreaming en de strijd tegen discriminatie moeten in de opleidingen geïntegreerd worden, net zoals de risico’s verbonden aan periodes van herstructureringen en de problematiek van alcohol en andere drugs (activiteit 17). Op vraag van de sociale partners zullen er ook opleidingen georganiseerd worden voor de vertegenwoordigers van de Comités voor veiligheid en gezondheid op het werk. Activiteit 8 IV. Verspreiding van de brochure Sobane over psychosociale risico’s. De opleidingen die samengaan met de verspreiding van deze brochure worden nog steeds veel gevraagd. De ervaring bij het toepassen van de methode toont aan dat het nodig is om vóór de analyse van de psychosociale risico’s eerst een globale analyse van alle aanwezige risico’s in het bedrijf te maken om op die manier vooraleer te starten met de psychosociale belasting eerst de andere voor de werknemers onrustgevende risico’s weg te nemen. De opleidingen georganiseerd in 2011 zullen in eerste instantie gewijd zijn aan de DEPARIS methode in het algemeen en zullen daarna worden gevolgd door een grondigere studie van de psychosociale module.Deze acties zullen in 2012 verder gezet worden in functie van de vraag.
10
Activiteit 9 V. Acties in het Duitstalige gewest (pro memorie: verspreiding van de naar het Duits vertaalde instrumenten die zich momenteel in het stadium van lay-out bevinden) – (Wegwijs in…, Vademecum voor de diagnose en Sobane psychosociaal). Activiteit 10 VI. Informatieacties voor de meest benadeelde en/of gediscrimineerde personen met aan de ene kant informatieacties voor de personen die door een OCMW in dienst genomen zijn (via opleidingen van de opleiders belast met hun integratie of via opleiding van de betrokkenen zelf) alsook sensibilisatie van de politici belast met de integratie op plaatselijk niveau met als oogpunt zowel de verhoging van de inschakelingskansen van deze personen als het scheppen van een link en synergie met de andere acties van de programmering ontwikkeld door de POD Maatschappelijke Integratie. Dit type acties wordt ondernomen sinds 2008. In 2011 zal er een evaluatie komen van deze acties om te onderzoeken of het mogelijk is om dit type acties verder uit te breiden. De bescherming van de meest kwetsbare werknemers is één van de prioriteiten in de humanisering van de arbeid. In 2011 werd een aanbesteding gelanceerd om de behoeften van het doelpubliek te verzamelen en om de verworven kennis te evalueren. Activiteit 11 VII. Verbanden tussen arbeidsongevallen en psychosociale risico’s De communautaire strategie 2007-2012 vraagt aan de lidstaten het globaal aantal arbeidsongevallen met 25% te verminderen tussen nu en 2012. Volgens onze collega’s van het Toezicht welzijn op het werk zouden psychosociale factoren een helaas niet geobjectiveerde causale factor zijn van een groot deel van deze ongevallen. In 2009 werd een onderzoek opgestart om te bepalen of er een verband is tussen arbeidsongevallen en psychosociale belasting, met een bijzondere aandacht voor de genderen leeftijddimensie, om daarna desgevallend op deze factoren te kunnen inwerken met het oog op de vermindering van het aantal en de ernst van de ongevallen. Alle resultaten zullen worden geanalyseerd om onderwerp te kunnen zijn van latere acties. De studie naar de impact van herstructureringen werd geïntegreerd in de ontwikkeling van de analysetool. Activiteit 12 VIII. Conceptie van een “alarmindicator” voor psychosociale risico’s, een praktische tool die vertrekkend van de beschikbare indicatoren in de ondernemingen bij de dienst HR of de IDPB, argumenten aanbrengt om managers van de onderneming te overtuigen de psychosociale factoren grondig in kaart te brengen. Deze tool zal de aanwezige indicatoren in de bestaande documenten moeten samenbrengen (sociale balans, verslag van de IDPB en de EDPB) en interpretatiesleutels aanreiken. Een tool van dit type, ontworpen door het INRS, zou als uitgangspunt kunnen dienen voor het uitwerken van een tool gebaseerd op de Belgische realiteit. Ook hier dient de dimensie ‘herstructureringen’ in rekening gebracht worden. In 2010 zijn er drie rondetafels georganiseerd met academische experten, de actoren die actief zijn op het terrein en de FOD. Deze rondetafels lieten toe om de definities van psychosociale belasting op het werk te verfijnen en om de aandacht te vestigen op enkele indicatoren. 11
Bovendien had een onderzoek gefinancierd door DIOVA als doel de ontwikkeling van modellen voor jaarrapporten aangepast aan elke type van preventiedienst. De rondetafels maken het mogelijk om de bruikbare psychosociale indicatoren te selecteren. In 2011 zal er een onderzoek worden gestart over de ontwikkeling van twee tools, één voor de grote ondernemingen en de andere voor de KMO’s (checklist). Deze tools zullen kunnen worden gebruikt vóór de risicoanalyse. Het doel is dat ze eenvoudig te gebruiken zijn, niet te lang en bruikbaar voor iedereen. De resultaten van de studie zullen in 2012 geanalyseerd en gebruikt worden. Activiteit 13 Reproductie en verbetering van de tools uit de programmering 2000-2006 en vertaling naar het Engels van bepaalde brochures (bijvoorbeeld: Sobane Psychosociaal), webpagina’s en tools, ter bevordering van een betere zichtbaarheid op Europees niveau en ook om een antwoord te geven op de vraag van sommige bedrijven. (zie verslag Voorzitterschap). In 2010 is er een openbare aanbesteding gelanceerd om de website “respect op het werk” te herbekijken en aan te vullen. Dit project zal in 2011 worden verder gezet en zal activiteit 14 “Nuttige adressen” bevatten.
C. Tertiaire preventie Activiteit 14 I. Nuttige adressen (zie activiteit 13) Activiteit 15 II. Werkhervatting na een lange afwezigheid De personen die na een lange afwezigheid wegens burn-out of depressie al dan niet tengevolge van pesterijen, of wegens een arbeidsongeval het werk hervatten, worden geconfronteerd met belangrijke materiële en relationele problemen bij de herintegratie in het arbeidsmilieu. Zo moeten ze ondermeer nieuwe competenties verwerven vereist door hun gewijzigde arbeidspost, nieuwe technieken en werkmethodes aanleren, het hoofd bieden aan een nieuwe arbeidsorganisatie, … De ontwikkeling van een praktische tool voor preventieadviseurs en de hiërarchische lijn zal toelaten de werkhervatting van deze personen te bevorderen en te vergemakkelijken. Hij moet tips voor de inrichting van de werkpost bevatten, alsook voor de opleiding van de persoon die het werk hervat, voor de voorbereiding van het team waarin hij zich gaat herintegreren en voor de te verlenen steun. De psychosociale preventieadviseurs hebben een belangrijke rol terzake te spelen, zij moeten ervoor gesensibiliseerd worden. De reflectiegroep die is opgericht om dit probleem te onderzoeken, zal bij de start van zijn werkzaamheden rekening houden met de bevindingen in het reflectiedocument dat werd opgesteld door de Société Scientifique de Santé au travail (SSST) en de Association scientifique de médecine d'Assurance (ASMA). Deze tool is gericht op concrete acties ter verbetering van de preventie van de professionele terugtrekking van personen die een gezondheidsprobleem hebben. Een eerste ronde tafel heeft plaats gehad in 2011 die de noodzaak heeft aangetoond om het institutioneel systeem dat de werkhervatting regelt, in zijn geheel te analyseren. 12
Activiteit 16 Zelfmoordpreventie op het werk Zelfmoord op het werk is helaas geen onbestaand fenomeen. Getuige daarvan zijn de brieven die deze mensen achter laten waarin problemen worden aangehaald die verbonden zijn met het werk en die aan de basis liggen van hun zelfdoding. Nochtans is het een probleem waar in België amper of niet over gesproken wordt, ook niet in de media. In Frankrijk hebben de recente zelfmoorden op de werkvloer aangetoond dat het een verontrustend fenomeen is dat een analyse verdient. Indien mogelijk zou nagegaan kunnen worden of de omvang van het probleem in Frankrijk, vergelijkbaar is met de situatie in België. Daarom is het belangrijk om het probleem in België te objectiveren door een eventueel onderzoek en acties die in de loop van de programmering worden gerealiseerd. In eerste instantie is het belangrijk om een netwerk van betrokken contactpersonen te organiseren (centrum voor zelfmoordpreventie, Volksgezondheid, experten, sociale partners,…) en om initiatieven te ondersteunen die bijdragen tot het bespreekbaar maken van het probleem via diverse media ( papier, brochures, folders, websites, studiedagen, audiovisueel,…). Dat herstructureringen waarschijnlijk een belangrijke risicofactor vormen, is een aandachtspunt waar rekening mee gehouden moet worden. De preventiestrategie aanbevolen door de onderzoekers van het HIRES onderzoek moet worden verspreid onder de verschillende betrokken bedrijfsactoren (managers, hiërarchische lijn, HRM, preventieadviseurs, vertrouwenspersonen, sociale partners – verband met de projecten 1 en 2). In 2010 is er een openbare aanbesteding gelanceerd voor een haalbaarheidsstudie betreffende de objectivering van de problematiek inzake zelfmoord op het werk (Worden de gevallen geregistreerd? Door wie? Hoe? Zijn de gegevens beschikbaar?) Er was geen reactie op de aanbesteding, maar dit punt zal verder worden onderzocht in 2011, en de informatiesessies over de preventie zullen verder gezet worden in functie van de vraag. Activiteit 17 Preventie van alcohol- en drugs op het werk Problematisch alcohol- en drugsgebruik in de onderneming kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid, de veiligheid of meer algemeen, het welzijn van de betrokken werknemer, zijn collega’s of de werkgever. We denken daarbij aan absenteïsme, een daling van de motivatie, de werkorganisatie die verstoord wordt, grensoverschrijdend gedrag, een aantasting van het imago van de onderneming… De problematiek van alcohol en drugs moet geïntegreerd worden in een globale preventiestrategie omdat het thema nauw verbonden is met gezondheids-, veiligheids- en psychosociale aspecten (stress). Op 1 april 2009 bereikten de sociale partners van de NAR een akkoord over collectieve arbeidsovereenkomst nr.100 betreffende het voeren van een preventief alcohol- en drugsbeleid in de onderneming. Door deze nieuwe CAO zijn initiatieven nodig gericht voor de hiërarchische lijn, managers, HRM, preventieadviseurs, syndicale afgevaardigden,(verband met activiteit 7). Acties zijn nuttig in de privésector (onderworpen aan de CAO), maar ook in de publieke sector (onderworpen aan de regelgeving over welzijn op het werk). 13
Met de realisatie van een brochure gericht op een praktische aanpak die volgt uit de wet van 1996 om zich te kunnen richten naar de openbare sector, is begonnen in 2010 en zal worden vervolgd in 2011 net als het maken van affiches en het inrichten van infosessies. De actie zal verder gezet worden in 2012.
14
Bijlage 3 Musculoskeletale aandoeningen 2012 (voorlopige versie voor het Begeleidingscomité van 11/10/2011) A. Primaire preventie Primaire preventie bestaat erin het risico te elimineren. Het gaat er dus om de arbeidsomstandigheden op een globale en participatieve manier te analyseren en ze te wijzigen zodat de functiehouder zijn of haar werk zonder risico’s kan uitvoeren. Het komt er dus op aan de ergonomische aanpak te leren kennen bij de verschillende actoren in de onderneming. Activiteit 1 1.1. Opleiding “ergonomie” voor preventieadviseurs, ingenieurs en arbeidsgeneesheren aan ergonomie om hen toe te laten eenvoudige aanpassingen van de werkposten uit te voeren en bij hen de lust op te wekken de preventieadviseurs ergonomie te raadplegen wanneer de situatie het vereist (strategie Sobane). De laatste resultaten van het onderzoek inzake MSA en van de evaluatie van de interventies in deze opleidingen invoeren (bijvoorbeeld: analyse van de houdingen en bewegingen; ontwikkeling van de tools; overdracht van de kennis; verbanden tussen groepen die aan MSA lijden en sociale categorieën, geslacht, leeftijd genre,…) evenals de methodes SOBANE en FIFARIM en de resultaten van het onderzoek uitgevoerd door het KCE aangaande rugklachten. Gedecentraliseerde acties in samenwerking met de lokale partners (provinciale comités). Evaluatie van de bestaande tools en de verspreiding van de meest interessante in België. 1.2. Verzameling van de goede praktijken bij de sociale partners om een gids voor de afgevaardigden te kunnen opstellen (tools, projecten….). 1.3. Ronde tafel met de bouwsector en de architecten over conceptie-ergonomie zowel voor wat betreft de arbeiders, het productieproces als voor de materialen. Het voorbeeld uit Nederland zal worden onderzocht. 1.4. Voorbereiding van de ronde tafel over het beroep van ergonoom (in samenwerking met de Belgian Ergonomic Society BES). Activiteit 2 Sensibilisatie van de psychosociale preventieadviseurs voor het belang van sommige factoren zoals de psychosociale belasting, in de ontwikkeling van de musculoskeletale aandoeningen en voor de rol die zij inzake preventie kunnen spelen. Hierbij zal ook aandacht gaan naar de hulp die ze kunnen bieden bij de reïntegratie van werknemers met rugklachten. De aandacht moet worden gevestigd op de mogelijke toename van de risico’s in de bedrijven die in herstructurering zijn. De integratie van een nieuw werkkader: absenteïsme et reïntegratie op de arbeidsmarkt, en de vooropstelling van goede praktijken (Dit werk kan worden gedaan in samenwerking met het Fonds voor beroepsziekten). Verzamelen van concrete cijfers (in de bedrijven, bij het FBZ, van Belstress, in de rapporten van interne en externe diensten en andere) om de werkgevers te overtuigen van het belang van een goede preventie. Deze activiteit is verbonden met activiteit 14 en met het ESF project “Psychosociale belasting”. De samenwerking met de verschillende netwerken en de (psychosociale) preventieadviseurs van de externe diensten, maar ook met het HRM is voorzien. Organisatie van een colloquium over de materie. 15
B. Secundaire preventie Secundaire preventie bestaat uit acties die bedoeld zijn de ernst van het risico te verminderen; het is hier dat de opleidingen en informatieve brochures voor werknemers zich situeren. Het is fundamenteel dat de acties ten gunste van secundaire preventie de aandacht vestigen op de verplichting van een voorafgaande realisatie van een risicoanalyse en van de verplichting te proberen de risico’s uit te sluiten. Activiteit 3 Uitgave en verspreiding van een gids met aanbevelingen om de kwaliteit van de opleidingen inzake de preventie van rugklachten te verbeteren op basis van de conclusies van de ronde tafelgesprekken die werden georganiseerd in het kader van de Europese week 2007. Sensibilisatieacties voor de bij deze opleidingen betrokken personen. Confrontatie van de opleidingsactiviteiten die worden georganiseerd in het kader van dit project met de principes en aanbevelingen in de gids. Activiteit 4 Opleiding van de leraren lichamelijke opvoeding inzake de integratie van preventie van rugklachten in hun onderwijs, met een bijzondere klemtoon voor de leraren die in technische of beroepsscholen werken opdat zij de technieken voor de houdingen en bewegingen toepassen die hun studenten moeten verwerven om zichzelf in hun arbeidsmilieu te beschermen. In 2009 werd een handleiding opgesteld evenals een pedagogische ondersteuning. Sensibiliseringsacties bij de leraren beroepspraktijk zullen eveneens moeten ondernomen worden. Activiteit 5 (pro memorie) Herwerking en publikatie van de instrumenten in de Duitse taal ( MSA introduceren) Activiteit 6 Opleiding en informatie voor opleiders naar de sectoren waarvan het personeel, in het merendeel vrouwelijk, in het bijzonder blootgesteld wordt aan het risico van rugklachten, zoals: - De sector van thuishulp - De zorgsector: ziekenhuizen en rusthuizen - De sector van kinderopvang - De sector van de schoonmaak en de dienstencheques Of sectoren die in de Europese strategie beschouwd worden als sectoren met hoog risico: - de transportsector - de distributiesector De opleiding van de opleiders van de syndicale afgevaardigden is eveneens een prioriteit van de sociale partners (behoeftenverzameling) Activiteit 7 (pro memorie) Deelname aan de campagnes van de SLIC (Europees netwerk van de inspectiediensten OSH)
16
Activiteit 8 Ontwikkeling van preventietools (brochures/DVD) voor de sectoren met hoge risico’s zoals: - Vervoer, met een bijzondere aandacht voor de koerierbedrijven (snelvervoer van diverse pakjes) en het laden/lossen van vliegtuigen, vrachtwagens,… - Afvalverzameling - Distributiesector In 2010 zal worden gewerkt aan de inzameling van de behoeften in deze sectoren en aan het opstellen van brochures voor het wegtransport en de distributie. In 2011 zal de aandacht worden gevestigd op de horeca en de voedingsindustrie. Activiteit 9 Beroepsfiches De bestaande tools herdenken om ze geschikt te maken voor de werknemers (zoals reeds gedaan voor sommige beroepen van de bouwsector) en ze verrijken met aanvullende informatie betreffende MSA die de onderste en bovenste ledematen kunnen aantasten. Creatie van gelijkaardige tools voor de schoonmaaksector en de dienstenchequessector. Deze activiteit heeft prioriteit 1 voor de sociale partners en zal moeten verder gezet worden in 2011 middels de verspreiding van recent ontwikkelde tools en de uitbreiding tot nieuwe sectoren. De gekozen sectoren/of beroepen in overleg met de sociale partners voor 2010 zijn: de distributiesector (kassiersters, rekkenvullers, verkopers, toonbankverkopers) en de transportsector (vrachtwagenchauffeurs, chauffeur-bezorger, magazijniers, orderpickers). Deze fiches zijn in ontwikkeling. In 2011 zullen er nieuwe fiches worden gemaakt voor de slager, de bakker, de schoenmaker, de kapper, de verhuizer, de kruier, het personeel van call centers, het administratief personeel, de fruitplukker. Voor 2012 zullen nog andere beroepen gekozen worden. Activiteit 10 (pro memorie) Verspreiding van bestaande tools. Om de KMO’s beter te bereiken zal contact worden gezocht met de paritaire comités. Activiteit 11 (pro memorie activiteit ten laste genomen van de AD Humanisering van de arbeid) De subsite BeSWIC waarop men de ontwikkelde tools, de onderzoeksresultaten, de goede praktijken (onder andere het ervaringsfonds) zal kunnen vinden. In 2012 zal de module ergonomie op BeSWIC verder worden ontwikkeld en gepromoot. C. Tertiaire preventie De tertiaire preventie beoogt de beperking van de ernst van de schade geleden door personen. Op dit preventieniveau vinden we hoofdzakelijk de acties terug rond de reïntegratie van werknemers die het slachtoffer werden van rugklachten of andere MSA’s. Activiteit 12 (pro memorie) Verspreiding bij de sociale partners en de arbeidsgeneesheren van het onderzoek van de KCE naar werkhervatting van werknemers met rugklachten. Activiteit 13 Redactie, uitgave en verspreiding van een brochure voor de huisartsen gebaseerd op dezelfde studie van de KCE om hen te sensibiliseren voor deze problematiek en voor de noodzaak om samen te werken met de arbeidsgeneesheren. 17
De sociale partners vragen de sensibilisering uit te breiden tot de raadgevende geneesheren van de ziekenfondsen. Momenteel wordt er onder leiding van de Directie Diova een onderzoek gevoerd naar de verschillende sensibiliseringsacties die worden opgezet. Deze activiteit zal worden ontwikkeld in 2011 en in 2012 op basis van de resultaten van het onderzoek. Activiteit 14 (pro memorie/ zie activiteit 2) De problematiek van het terug aan het werk zetten van langdurig afwezigen werk te zetten omvat een transversale activiteit tussen het project MSA en het Project psychosociale aspecten (zie ook activiteit 15 van het psychosociaal project).
18
Bijlage 4
Campagne van de regionale controle in 2012 1. Inspectiecampagnes van de Afdeling van het Regionaal Toezicht De Afdeling van het Regionaal Toezicht heeft in haar operationele planning voor 2012 drie nationale inspectiecampagnes geprogrammeerd. 1.1. Blootstelling aan kwartsstof Blootstelling aan kwartsstof is een ernstig gezondheidsprobleem op vele bouwplaatsen. Deze campagne beoogt de vermindering van de blootstelling aan kwartsstof door het gebruik van aangepaste arbeidsmiddelen te promoten voor werkzaamheden waarbij stof vrijkomt, zoals het slijpen en schuren in beton, bakstenen af ander materiaal dat een hoog gehalte aan kwarts bevat. Deze campagne wordt georganiseerd in onderlinge samenwerking tussen het Nationaal Actiecomité voor de Veiligheid en Hygiëne in het Bouwbedrijf (NAVB) met wie de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg een samenwerkingshandvest heeft afgesloten. Dit samenwerkingsprotocol voorziet o.a. in het voeren van gerichte gezamenlijke campagnes. De preventieve fase waarbij bouwbedrijven , die tot de doelgroep behoren, via informatie en sensibilisatie werden aangezet om de nodige preventieve maatregelen te treffen werd gevoerd door het NAVB en werd vorig jaar a fgesloten. De handhavingsfase van deze campagne wordt door de Afdeling van het Regionaal Toezicht van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk verzekerd en zal lopen van 1 januari 2012 tot 1 oktober 2012. De inspectiecampagne zal erin bestaan bij ieder bezoek aan een tijdelijke of mobiele bouwplaats na te gaan of er werkzaamheden worden uitgevoerd waarbij de mogelijkheid bestaat dat er veel kwartstof vrijkomt en in voorkomend geval of er voor dit type van werkzaamheden aangepaste arbeidsmiddelen worden gebruikt. In november 2012 zal het eindverslag worden opgemaakt. De resultaten van de campagne zullen in december worden medegedeeld. 1.2. SLIC-campagne 2012: psychosociale risico’s Het betreft hier een Europese campagne van het Senior Labour Inspectors’ Committee die in alle lidstaten van de Europese Unie zal worden gevoerd. De focus van deze campagne zal liggen op de analyse van de psychosociale risico’s met als objectief de kwaliteit van deze risicoanalyses op termijn te verbeteren. Een werkgroep met vertegenwoordigers uit 12 lidstaten hebben een toolkit ontwikkeld voor de inspectie van deze psychosociale risico’s. De kernvragen die in deze campagne zullen worden nagegaan, zijn de volgende:
Heeft de werkgever een risicoanalyse uitgevoerd inzake de psychosociale risico’s in zijn onderneming? Welke psychosociale risico’s werden hierbij vastgesteld? Op welke manier heeft de werkgever zijn risicoanalyse uitgevoerd en wie was hierbij betrokken? Welke preventiemaatregelen werden na deze risicoanalyse genomen. 19
Het SLIC heeft volgende sectoren naar voren geschoven, waaruit de lidstaten vrij kunnen kiezen: gezondheids en verzorgingssector (zowel privaat als publiek); dienstensector, waaronder de HORECA; transportsector. België heeft geopteerd voor de HORECA, omdat er in deze sector tot op heden weinig doelgerichte inspectiecampagnes inzake welzijn op het werk gevoerd geweest zijn. Vanaf januari 2012 zal al het campagnemateriaal (o.a. flyers, zelfevaluatielijst voor werkgevers,..) in alle talen van de Europese Unie beschikbaar zijn op de website www.av.se/SLIC2012 . De campagne zal gevoerd worden van april tot en met juni, met een opvolging in september- oktober. De evaluatie van deze campagne zal plaatsgrijpen in november-december 2012. De nationale campagneresultaten zullen in januari 2013 worden bekendgemaakt en de resultaten op Europees niveau in Zweden in maart 2013. 1.3. Inspectiecampagne in het onderwijs Deze campagne zal worden gevoerd in het technisch en beroepsonderwijs en heeft meer bepaald betrekking op de metaalateliers en lokalen ‘verzorging’in deze onderwijsinstellingen. De campagne zal focussen op de veiligheids- en gezondheidsinstructies, de vorming inzake welzijn op het werk, het gebruik van de gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen. Bij de metaalateliers zal de klemtoon vooral liggen op de veiligheid van de machines en arbeidsmiddelen, bij de verzorging zal meer gefocust worden op de ergonomie en de blootstelling aan chemische agentia. Deze campagne die in 2012 wordt gevoerd, zal lopen over beide schooljaren, zodat bij het begin van het nieuwe schooljaar zal kunnen worden afgetoetst of de schoolinrichting haar verplichtingen inzake onthaal, begeleiding, informatie op het vlak van welzijn op het werk, inzonderheid bij nieuwe leerlingen nakomt. Deze campagne wordt momenteel nog volop voorbereid.
2. Samenwerking met de Gewesten voor de preventie van zware chemische ongevallen Voor de preventie van chemische rampen werd op Europees niveau een richtlijn uitgevaardigd, met name: de zogenaamde “Seveso II”-richtlijn. Deze richtlijn werd omgezet in Belgisch Recht via een samenwerkingsakkoord tussen de Federale en Gewestelijke overheden. Het is hiermee de uitdrukkelijke bedoeling om een maximale samenwerking te bewerkstelligen tussen alle bevoegde overheidsdiensten, teneinde te komen tot een doeltreffende en coherente uitvoering van de richtlijn in het ganse land. Het samenwerkingsverband met de Gewesten, dat ondertussen tot stand is gekomen, omvat een permanente overlegstructuur, een gecoördineerde behandeling van de veiligheidsrapporten en een gezamenlijk inspectiesysteem. De Afdeling van het toezicht op de chemische risico’s van de FOD WASO is belast met de organisatie van de overlegstructuur en de coördinatie van de inspecties. Het blijft een belangrijke prioriteit dat deze samenwerking wordt voortgezet, om de algemene doelstelling van de richtlijn (met name: het waarborgen van hoge niveaus van bescherming tegen zware chemische ongevallen) te kunnen realiseren in ons land.
20
3. Jaarlijkse campagne contractoren in de chemische industrie (Seveso-afdeling) In de chemische industrie wordt al geruime tijd en in belangrijke mate gebruik gemaakt van contractoren voor het uitvoeren van diverse werken. Contractorarbeid op zich staat niet per definitie gelijk met "onveilige" arbeid. Het uitbesteden van gespecialiseerd werk aan een gespecialiseerde firma met getraind personeel dat vertrouwd is met dat werk zou integendeel zelfs de veiligheid ten goede moeten kunnen komen. Dat zulks in de praktijk niet altijd het geval is heeft vooral te maken met het feit dat het contractorwerk gebeurt in een wisselende bedrijfsomgeving met eigen specifieke risico's en veiligheidsregels waarmee de contractorarbeiders minder vertrouwd zijn dan het eigen personeel van het bedrijf. De belangrijkste potentiële oorzaken van mogelijke ongevallen met contractors hebben daarom dikwijls te maken met een gebrek aan informatie en opleiding (omtrent de mogelijke risico's, de veiligheidsprocedures die gelden binnen het bedrijf, de specifieke maatregelen bij het uit te voeren werk, e.d.) en een gebrek aan toezicht op de correcte uitvoering van het werk. Een bijzondere vorm van werken met derden in de chemische procesindustrie doet zich voor bij shut-downs of stilstanden, waarbij de installaties uit dienst worden genomen voor het uitvoeren van inspecties, herstellingen en aanpassingswerken. Bij dergelijke shut-downs wordt beroep gedaan op een groot aantal contractorfirma’s om alle geplande werken in een zo kort mogelijke tijd te kunnen afwerken. Cruciaal voor de veiligheid tijdens shut-downs zijn de stappenplannen die op voorhand dienen opgesteld te worden om de installaties uit dienst te nemen en klaar te maken voor het uitvoeren van werken. Een tweede cruciaal aspect is de coördinatie van de derden tijdens de uitvoering van de werken. In de jaarlijkse inspectieplanning van de Afdeling van het toezicht op de chemische risico’s worden daarom een aantal inspecties opgenomen die speciaal gericht zijn op de werkomstandigheden van contractoren.
21