BOUWBESLUIT SAMENVATTING VAN EN TOELICHTING OP HET BOUWBESLUIT VAN HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN EN HOOFDSTUK 2 VOORSCHRIFTEN UIT HET OOGPUNT VAN VEILIGHEID BETREFFENDE VLOERAFSCHEIDINGEN(BALUSTRADEN)
Inleiding In Nederland is het Bouwproces zo georganiseerd, dat een opdrachtgever enerzijds te maken heeft met een ontwerpende partij, meestal een architect, en anderzijds met een uitvoerende partij, meestal een aannemer. Zo is de architect verantwoordelijk voor een deugdelijk ontwerp en de aannemer c.q. onderaannemers voor een deugdelijke uitvoering van dat ontwerp. Een duidelijke scheiding dus van verantwoordelijkheden, die zowel in de UAV-voorwaarden terug te vinden zijn als in het Burgerlijk Wetboek(titel 7.12). Waarschuwingsplicht Helemaal consequent is de scheiding tussen ontwerp en uitvoering niet, omdat de aannemer (mede)verantwoordelijk is voor schades als gevolg van grove ontwerpfouten. Dit geldt voor fouten en gebreken in de plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften. Verzuimt de aannemer deze te melden, dan kan hij aansprakelijk gesteld worden. Deze verplichting ligt sinds kort vast in de wet, het is dus een wettelijke verplichting De waarschuwingsplicht(of meldingsplicht) geldt al tijdens de onderhandelings- c.q. inschrijvingsfase, dus voordat de overeenkomst is afgesloten. Dit lijdt tot een aansprakelijkheidsverzwaring aan de kant van de aan- c.q. onderaannemer. Onderaannemer en/ of leverancier Voor aannemer kan ook onderaannemer of leverancier worden gelezen, omdat deze jegens de opdrachtgever dezelfde verantwoordelijkheden heeft als de aannemer. Omdat de aannemer een specialist inhuurt, mag deze verwachten dat hij voor fouten in het ontwerp wordt gewaarschuwd. Op een onderaannemer rust zelfs nog een zwaardere verantwoordelijkheid omdat van hem mag worden verwacht dat hij specialist is op zijn vakgebied. Gelijkwaardigheid Om concurrentievervalsing te voorkomen mag een leverancier in een bestek niet dwingend worden voorgeschreven. Uiteraard kan een opdrachtgever of architect zijn voorkeur hebben en mag deze uitspreken, als dat maar gebeurt onder vermelding van de bekende afkorting: o.g. De opdrachtgever bedoelt “of gelijkwaardig”, de aannemer leest: “of goedkoper”. Het is een rekbaar begrip en de voorbeelden daarvan liggen voor het oprapen. Als leverancier van kwaliteitsproducten is het soms frustrerend om later, na de oplevering, te moeten constateren wat met gelijkwaardig werd bedoeld. Bouwbesluit Omdat gemeenten destijds haar eigen toetsingscriteria hanteerden, was het elke keer weer een verrassing aan welke regels een bouwwerk nu weer zou moeten voldoen. Daarom is in oktober 1991 het Bouwbesluit van kracht geworden en het was de bedoeling om daarmee de uniformiteit te bevorderen. Daar is men maar ten dele in geslaagd.
1
De tekst van het oude Bouwbesluit was ingewikkeld en geschreven door juristen. En juridisch taalgebruik en abstracte formuleringen zijn meestal niet synoniem voor goed leesbaar Nederlands. Daarom is de vertaalslag naar de praktijk altijd moeilijk geweest. Door een andere opbouw en structuur is het hernieuwde Bouwbesluit 2003 eenvoudiger, toegankelijker en gebruiksvriendelijker worden. De inhoud zelf is in grote lijnen hetzelfde gebleven maar opbouw en systematiek zijn nieuw. Kende het oude Bouwbesluit veertien hoofdstukken, het Bouwbesluit 2003 kent er nog maar zeven. De vijf pijlers veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu zijn het uitgangspunt gebleven. NEN-normen Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over het toepassen van in dit besluit genoemde NEN- normen. In NEN-normen worden grenswaarden aangegeven, waaraan minimaal moet worden voldaan. Het Bouwbesluit verwijst vaak naar delen van een NEN; dit is noodzakelijk omdat veel normen van oudere datum zijn en dus niet optimaal aansluiten op het Bouwbesluit. NEN 6702.”Belastingen en Vervormingen". Naar deze norm verwijst het Bouwbesluit rechtstreeks.Voor balustraden en trappen is dit de belangrijkste norm. NEN 3569. "Veiligheidsbeglazing in Gebouwen". Deze norm wordt NIET aangestuurd door het Bouwbesluit en refereert naar een veilig breukpatroon van glas ter voorkoming van persoonlijk letsel bij ongevallen. Vanuit de NEN 3569 wordt verwezen naar bepalingen in normatieve documenten die, doordat er naar verwezen wordt, tevens bepalingen van deze norm zijn. Dit zijn bijvoorbeeld de: NEN-EN 12600 “Glas voor gebouwen-Slingerproef- Beproeving tegen stootbelasting voor vlakglas en prestatie-eisen”. Hier wordt een onderverdeling gemaakt in breukbeeld en sterkte. De sterkte wordt bepaald door middel van de zogenaamde “kruiwagenwieltest”. Bij deze test wordt een ruit beproefd door een impactor, bestaande uit 2 luchtbanden van een kruiwagenwiel met een totaalgewicht van 50 kg. Deze impactor laat men van verschillende hoogtes (1200, 450 of 190 mm) op het glas vallen. Indien het glas voldoet aan de gestelde eisen, krijgt het de classificatie 1, 2 of 3. Het breukbeeld wordt geclassificeerd als B (glas, waarbij bij breuk scherven bij elkaar worden gehouden: gelaagd veiligheidsglas) of C (glas, waarbij bij breuk volledige desintegratie plaatsvindt in vele kleine korrels: thermisch voorgespannen of gehard veiligheidsglas. De ARBO-wetgeving verplicht bijvoorbeeld dit glas toe te passen in transparante wanden. NEN-EN-ISO 12543-5:1998 “Glas voor gebouwen - Gelaagd glas en gelaagd veiligheidsglas - Deel 5: Afmetingen en randafwerking” NEN 1303 “Bewerkingen van de zijkanten van vlakglas en randen van gaten in vlakglas”, Voor afmetingen en randafwerkingen. NEN-EN-ISO 12543-6:1998 “Glas voor gebouwen - Gelaagd glas en gelaagd veiligheidsglas - Deel 6: Uiterlijk”. Deze Europese norm geeft termen definities voor visuele en maattechnische beoordelingscriteria waarmee bepaald wordt of het individuele product goed- of afgekeurd dient te worden, Dit geldt in het bijzonder voor fouten die zich in het gezichtsveld bevinden Wat deze laatste normen betreft zou het raadzaam zijn deze te noemen in offertes en opdrachten om discussies met opdrachtgevers te voorkomen. 2
Normen en het recht Nen-normen zijn normen waaraan methodes en materialen moeten voldoen. Zij hebben een tweeledige status, te weten: • Wettelijk en officiëel. Dit is het geval als een NEN-norm is opgenomen in het Bouwbesluit of in de Arbobeleidsregels. • Als kenmerk van de ontwikkeling van “state of the art” In verschillende wettelijke voorschriften en/of daaraan afgeleide regelgeving, heeft de wetgever omschreven, dat gewerkt moet worden, conform de op dat moment normale eisen van veiligheid en gezondheid (Art.3 van de Arbeidsomstandighedenwet). Ook wel genoemd: de verplichting te werken volgens “state of the art”-methodes dan wel met “state of the art”-materialen. “State of the art” betekent dat materialen geleverd of gebruikt moeten worden en methodes gehanteerd moeten worden, die overeenstemmen met de kennis en wetenschap die in de branche gewoon is. NEN 6700 (Algemene basiseisen) en NEN 6702 (Belastingen en vervormingen) Wanneer aan de NEN 6700-serie (6700 en 6702) wordt voldaan, mag worden geacht dat aan het Bouwbesluit is voldaan. De NEN 6700 (Algemene basiseisen) en de NEN 6702 (Belastingen en vervormingen) zijn de normen bedoeld voor de constructieve veiligheid van balustraden. Populair gezegd bepaalt de NEN 6702 de glasdikte/soort. Met betrekking tot de sterkte van een afscheiding (balustrade) we hebben te maken met de volgende artikelen uit de NEN 6702, die integraal zijn overgenomen: NEN 6702 Belastingen en vervormingen •
8.2.6
Vloerafscheidingen ter plaatse van een hoogteverschil
8.2.6.1 Indien een vloerafscheiding, ter plaatse van een hoogteverschil met de aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water, is voorgeschreven, dan moet tenminste een lijnlast (Qrep)- en een geconcentreerde belasting (Frep) volgens tabel(zie tabel 9) zijn aangehouden, die tenminste gedurende de in die tabel aangegeven tijdsduur op de vloerafscheiding aangrijpen. Verklaring: Qrep = de representatieve waarde van een kracht per lengte (lijnlast). Frep = representatieve waarde van een uitwendige kracht (puntlast). kN = kg Newton per meter. Toelichting: de belasting moet zijn afgestemd op zowel het aantal mensen dat naar verwachting gelijktijdig tegen de balustrade zal leunen als op de gevolgen bij bezwijken van de balustrade. 8.2.6.2 De Qrep(lijnlast) werkt in horizontale richting, loodrecht op het vlak van de vloerafscheiding en grijpt, in principe, aan op de voorgeschreven hoogte. Toelichting: de breedte waarover de lijnlast mag zijn gespreid, wordt aangeduid met zone a (zie tabel 9). Wanneer de balustrade een leuning heeft, grijpt de lijnlast daar op aan. Wanneer de balustrade geen leuning heeft, grijpt de lijnlast gespreid aan over een strook van 0,1 m direct gelegen onder de voorgeschreven hoogte. 8.2.6.3 De geconcentreerde belasting Frep (puntlast), is een vrije belasting. 3
Frep kan aangrijpen, afhankelijk van het gestelde in tabel 9, op ieder punt van de afscheiding ter plaatse van zone a, zone b en van zone a+b (zie figuur 6) in principe in alle richtingen. In afwijking van 8.1 werkt Frep op een oppervlakte van 0,2 x 0,2 m. Indien de vloerafscheiding bestaat uit constructieonderdelen met een kleinere oppervlakte, dan grijpt de volle belasting aan op het vlak van constructieonderdelen dat is gelegen binnen de afmetingen van 0,2 x 0,2 m. Toelichting: tot de introductie van een nieuwe normtekst (uiterlijk 31 december 2005) hoeft bij woningen en woongebouwen de geconcentreerde belasting op afscheidingen niet te worden getoetst, wanneer vlakvullingen van veiligheidsglas volgens NEN 3569, type B, klasse 1 zijn toegepast. Uit ongevallenstatistieken is gebleken, dat geen ongevallen bekend zijn met balustraden in woningen en woongebouwen waarin dit glas is verwerkt. Tabel 9
Belastingen op afscheidingen ter plaatse van een hoogteverschil.
Gebouwfunctie gemeenschappelijke e) en nietgemeenschappelijke ruimten van een woonfunctie ruimten bedoeld onder tabel 7 categorie a, met uitzondering van de niet-gemeenschappelijke ruimten van een woonfunctie ruimten bedoeld onder tabel 7 categorie d overige ruimten a) b) c) d)
Belastingen en
tijdsduur
Qrep voorgeschreven hoogte, of zone a a) 0,5 kN/m, c) 1 min
Frep voorgeschreven hoogte, of zone a a) 1 kN, c) 1 min
Frep zone b a)
Frep zone (a+b) a)
0,5 kN, c) d) 1 min
0,25 kN,b) c) d) 7 x 24 h
0,5 kN/m, 1 min
1 kN, 1 min
0,5 kN, 1 min
0,5 kN, b) 7 x 24 h
3 kN/m, 5 min 0,8 kN/m, 5 min
1 kN, 5 min 1 kN, 5 min
0,7 kN, 5 min 0,7 kN, 5 min
0,5 kN, b) 7 x 24 h 0,5 kN, b) 7 x 24 h
Voor zones zie figuur 6. Deze belasting is niet van toepassing op afscheidingen langs trappen In afwijking van 5.1 mag voor de bepaling van de belastingsfactor hier veiligheidsklasse 2 zijn gehanteerd. Op de gemeenschappelijke ruimten mogen alleen twee of meer woonfuncties zijn aangewezen.
Figuur 6 __ Indeling vloerafscheiding ter plaatse van een
hoogteverschil Zone a is ten hoogste 0,1 m breed, zijnde de fysisch mogelijke spreidingsbreedte van de lijnlast of de bovenregel als de hoogte daarvan kleiner is dan 0,1 m. Zone b bevindt zich tussen zone a en het vloerniveau. Frep(puntlast) en Qrep(lijnlast) kunnen zowel naar binnen als naar buiten werken. 4
8.2.6.4 Voor leuningen e.d. die slechts bedoeld zijn om steun te verlenen langs wanden, trappen e.d. moet een vrije geconcentreerde belasting van Frep = 1 kN in rekening zijn gebracht. De geconcentreerde belasting Frep kan in verticale en in horizontale richting aangrijpen. Samenvatting van de NEN 6702 De belangrijkste wijzigingen in de NEN 6702 zijn een verzwaring van de belastingen en het koppelen van een tijdslimiet daaraan. Voor balustraden met glasvullingen heeft dit de meeste consequenties. Pol hanteert voor haar berekeningen de volgende aanname: Voor belastingen met een tijdsduur van 5 minuten, wordt gerekend op een samenwerking van 50 % tussen de gelaagde glasplaten. Voor belastingen met een tijdsduur van 7 x 24 uur wordt niet gerekend op enige samenwerking tussen de gelaagde glasplaten. Als belasting wordt aangehouden: • qrep = 0,8 kN/mtr. aangrijpend op 1 mtr. hoogte, gedurende 5 minuten • Frep = 1,0 kN, aangrijpend op 1 mtr. hoogte, gedurende 5 minuten • Frep = 0,7 kN, aangrijpend in zone b(vlakvulling), gedurende 5 minuten • Frep = 0,5 kN, aangrijpend in zone b, gedurende 7 x 24 uur(geldt niet voor traphekken) De laatste twee belastingen grijpen aan in het plaatmidden op een vlak van 200 x 200 mm. De alom bekende zandzakslingerproef (beschreven in “Richtlijnen voor balustraden” uitgegeven door Stichting Bouwresearch) had geen officiële status. Dat is nu veranderd want in een aangepaste versie, is deze praktijkproef nu in de nieuwe NEN 6702 opgenomen: 9.6
Stootbelasting op afscheidingen ter plaatse van een hoogteverschil
9.6.1 Stootbelasting De stootbelasting tegen een voorgeschreven afscheiding, ter plaatse van een hoogteverschil, komt overeen met de belasting die wordt veroorzaakt door het er tegen aan slingeren van een zacht stootlichaam, met de volgende eigenschappen: - een leren zak gevuld met glaskogeltjes met een totale massa van (50 ± 0,5) kg; - de glaskogeltjes hebben een middellijn van (3 ± 0,5) mm; - de verticaal gemeten afstand tussen ophangpunt en aanstootpunt is ten minste 1,75m; - de beginuitwijking van het stootlichaam is ten minste 1,0 m boven het gekozen aanstootpunt; - de stootbelasting moet zijn beschouwd als een vrije belasting werkend in horizontale richting, doch niet hoger aangrijpend dan de lijnlast volgens 8.2.6.1 - de stootbelasting grijpt aan op een cirkelvormige oppervlakte met een middellijn van 0,2 m. Een schematische opstelling van de slingerproef.
5
Equivalenten De stootbelasting mag worden vervangen door een elastische berekening (art. 9.6.2) of door een plastische berekening (art. 9.6.3). Aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid Niet alleen zullen architecten, aannemers en leveranciers hun verantwoordelijkheid moeten nemen maar ook eigenaren en gebruikers van gebouwen. Voldoen aan publiekrechterlijke regelgeving (Bouwbesluit) leidt niet automatisch tot veilige situaties. Voorbeeld In een kantoor, in een gebruiksfunctie waar geen bezoekers komen, kan worden volstaan met een leuning en balusters die een halve meter uit elkaar staan. Met andere woorden: een “gat”in de balustrade van 1 bij 0.5 mtr. Hoewel aan het Bouwbesluit is voldaan, kunnen hier toch zeer gevaarlijke situaties ontstaan. Hier zullen eigenaren/gebruikers hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. NEN 3569 (Veiligheidsbeglazing in gebouwen) Zoals eerdergenoemd, wordt deze norm NIET aangestuurd door het Bouwbesluit, en staat ook niet in de Arbobeleidsregels. Het is een privaatrechterlijke overeenkomst. Dit normblad heeft dus alleen betekenis wanneer partijen haar in een contract (bestek) privaatrechterlijk van toepassing hebben verklaard. In de nieuwe NEN 3569 staan prestatie-eisen omschreven. Niet meer de glassoorten staan voorgeschreven maar het veilige breukpatroon. Er is nu duidelijk aangegeven in welke situatie, welk type veiligheidsglas moet worden toegepast in verband met persoonlijke veiligheid. Aansprakelijkheid bij het niet volgen van de NEN 3569 De aansprakelijkheid is afhankelijk van de feitelijke situatie. Er kan sprake zijn van: •
Contractuele aansprakelijkheid
6
Dit is een leverancier-afnemer situatie. In de kern komt het erop neer, dat er aansprakelijkheid is, indien het product niet voldoet aan de eisen die de afnemer er van mocht verwachten. Is de NEN 3569 in bestek of contract opgenomen, dan moet er zonder meer aan worden voldaan. Is het niet opgenomen, dan hangt het af van de mate waarin de leverancier wist welke toepassing het glas zou krijgen en het niet toepassen tot gevaarlijke situaties met schadelijke gevolgen zou kunnen leiden. • Werkgeversaansprakelijkheid Dit is een situatie waarbij werknemers op de bouw betrokken zijn. De NEN 3569 wordt als “state of the art”beschouwd. Hetgeen betekent dat indien in strijd met de NEN 3569 wordt gehandeld, er bij schade tijdens of na het plaatsen bij werknemers er van uit kan worden gegaan dat de werkgever aansprakelijk is. • Onrechtmatige daad Dit is een situatie waarbij derden betrokken zijn. Iemand is jegens een ander (met wie hij geen contract heeft) aansprakelijk, omdat hij heeft gehandeld in strijd met wettelijke regelgeving of zorgvuldigheid, die het maatschappelijk verkeer betaamt. Gedacht kan worden aan de situatie waarbij een leverancier willens en wetens (om bijvoorbeeld een opdracht binnen te halen) volstrekt onveilig glas levert voor een situatie waarbij hij weet dat er doorvalrisico voor kinderen is. Contractueel is denkbaar dat hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan (hij heeft geleverd wat er is gevraagd) maar ten opzichte van derden (bijvoorbeeld het kind dat door een ruit valt) kan er sprake zijn van onrechtmatigheid. Inschatten van de risico’s In het geval van een hekwerkleverancier zou theoretisch de contractuele aansprakelijkheid (leverancier-afnemer) en de onrechtmatige daad (jegens derden) van toepassing kunnen zijn. Doordat de NEN 3569 momenteel “state of the art”is, zal door een rechter vrij snel worden aangenomen door het niet toepassen van deze norm, dat het risico is genomen dat een gevaarlijke situatie kan ontstaan met schadelijke gevolgen en - indien schade ontstaat – aansprakelijkheid. Het Bouwbesluit verwijst rechtstreeks naar de NEN 6702, waarin de constructieve eisen staan geformuleerd. Zolang we hieraan voldoen, voldoen we aan de wet. Mocht in het hypothetische geval ooit een persoon, hetgeen voor zover schrijver dezes kon nagaan nog nooit is gebeurd, door een beglazing van een balustrade vallen, dan kunnen we hiervoor dus niet worden aangesproken. Hoogstens zouden we door derden civielrechterlijk kunnen worden aangesproken, indien bijvoorbeeld glasresten schade aan deze derden zouden toebrengen. De kans hierop is verwaarloosbaar. Hoe is aansprakelijkstelling te voorkomen? Regres Onder regres wordt verstaan het verhaal zoeken door een aansprakelijke bij een verantwoordelijke. Het regres kan op basis van de wet zijn of op basis van een contract. Het laatste geval zou voor een hekwerkleverancier van toepassing kunnen zijn. Men spreekt van het vrijwaren van de ene partij door de andere partij voor de gevolgen van aansprakelijkheid voor schade. 7
Indien dus een opdrachtgever persé gehard glas wil, zou hij een vrijwaring kunnen tekenen. Anders ligt dit bij balustraden met knieregels op die plaatsen waar dat niet is toegestaan. Omdat dit in het Bouwbesluit is geregeld, wordt men aansprakelijk gesteld volgens het strafrecht. Deze aansprakelijkheid dan wel verantwoordelijkheid kan nooit worden uitgesloten of overgedragen aan een ander middels een contract. TERUG NAAR HET BOUWBESLUIT Prestatie- eisen (tabellen) De voorschriften in het Bouwbesluit zijn zo veel mogelijk geformuleerd in prestatie-eisen (tabellen). Een prestatie-eis (grenswaarde) is een in maten of getallen geconcretiseerd voorschrift, dat is toegespitst op een bepaalde eigenschap van een bouwwerk en dat een te bepalen grenswaarde bevat die ondubbelzinnig kan worden gemeten of berekend. Een prestatie-eis kent de volgende eigenschappen: Het biedt rechtszekerheid en rechtsgelijkheid Het is ondubbelzinnig Het is bepaalbaar en controleerbaar Het moet zo min mogelijk vrijheids- en innovatiebeperkend zijn. Met, dat een prestatie-eis moet zijn gebaseerd op functionele eisen, wordt bedoeld dat het voorschrift niet alleen de prestatie-eis moet bevatten maar ook de motivering daarvan. Functionele- eisen (lid 1 van een artikel) Omdat de kennis niet toereikend is om alle voorschriften in prestatie-eisen te formuleren, zijn een aantal eisen nog geredigeerd in functionele eisen. Een functionele eis geeft in functionele termen aan, waaraan moet worden voldaan. Soms wordt een indicatie gegeven van het niveau van de grenswaarde, dat in bepaalde gevallen moet worden bereikt. Bepalend is het uiteindelijke oordeel van de gemeente. Het is wel de bedoeling uiteindelijk tot prestatie-eisen voor alle voorschriften te komen. In het Bouwbesluit is bepaald dat het voldoen aan een prestatie-eis leidt tot het voldoen aan een functionele-eis. Grenswaarde Een grenswaarde komt alleen voor bij een prestatie-eis omdat deze in een concrete waarde wordt uitgedrukt. Model- aansluitvoorwaarden Om landelijke uniformiteit van technische voorschiften na te streven, wordt in het Bouwbesluit verwezen naar Model- aansluitvoorwaarden. In deze voorwaarden kunnen weer verwijzingen staan naar NEN-normen. Deze staan dus niet in het Bouwbesluit maar hebben op deze manier wel een publiekrechterlijke status. Kwaliteitsverklaringen Ook kwaliteitsverklaringen kunnen door het Bouwbesluit van kracht worden verklaard. Dit is een door een onafhankelijk instituut afgegeven verklaring, waarin eigenschappen of verwerkingsmethoden van materialen en/of producten zijn vastgelegd. Behalve producten met een CE-markering, bestaan er drie kwaliteitsverklaringen:
8
Attesten • Hierin wordt verklaard dat met een bepaald product een onderdeel van een bouwwerk gemaakt kan worden, dat dan een bepaalde prestatie zal leveren. Het moet drie elementen bevatten: - de prestaties van het product, bouwdeel of systeem, de technische specificatie van het bouwdeel of het systeem, - de verwerkingsvoorschriften. Een voorbeeld is een KOMO-attest. • Productcertificaten. Deze beschrijven de eigenschappen van een product of een partij zoals die volgens eisen, meetmethodes en procedures zijn vastgelegd, bijvoorbeeld in een NEN-norm. • Procescertificaten. Hiermee worden systemen van processen, zoals productie-, verwerkings-, plaatsings- of montage- en reparatieactiviteiten gecertificeerd. Voor de laatste twee geldt, dat voortdurende controle van een certificerende instelling plaatsvindt. Aanvullende regelingen Naast de voorschriften van het Bouwbesluit kunnen aanvullende regelingen van kracht zijn. Deze kunnen zowel van de gemeente als van de minister afkomstig zijn. Aanvullende technische voorschriften door gemeenten Om te voorkomen dat de beoogde uniformiteit van het Bouwbesluit wordt doorbroken, zijn een aantal criteria vastgesteld waaraan gemeenten moeten voldoen. Zo is het gemeenten niet toegestaan langs privaatrechterlijke weg voorwaarden te stellen die ingaan tegen de bedoelingen van het Bouwbesluit en het bouwvergunningstelsel van de Woningwet. Voorschriften (die in een verordening worden weergegeven) moeten in het belang zijn van de openbare orde, redelijkheid, gezondheid en andere onderwerpen. Daarnaast gelden nog een aantal criteria, waarvan de belangrijkste is dat ze niet het provinciaal- of rijksbeleid mogen doorkruisen. Ministeriële regelingen Het Bouwbesluit kan op onderdelen inhoudelijk worden gewijzigd bij ministeriële regeling. Bepaalde delen van aansluitvoorwaarden of normen kunnen zo niet van toepassing worden verklaard of juist wel. Een voorbeeld is als een NEN-norm wordt vervangen door een Europese norm: NEN-EN. Gebruiksfuncties In het Bouwbesluit wordt steeds verwezen naar de tabel met onderstaande 12 gebruiksfuncties. De aanvrager van de bouwvergunning dient zelf voor alle gedeelten van een gebouw de functies aan te geven, omdat de functie bepaalt welke bouwtechnische eisen aan constructies en ruimten worden gesteld. En daarmee dus aan balustraden (“afscheidingen”). Daarnaast dient de bezettingsgraadklasse te worden opgegeven om nuances in de zwaarte van de voorschriften te kunnen aangeven. Hier komen we verderop terug. Er zijn twaalf gebruiksfuncties geformuleerd: Woonfunctie; ruimtes die een woonfunctie hebben zoals een woning, flat en woonwagen. Bijeenkomstfunctie; ruimtes waar zich veel mensen bevinden zoals een congrescentrum, kerk, cultuur, theater, het aanschouwen van sport, kinderopvang, e.d. Celfunctie; ruimte waarin mensen worden opgesloten zoals politiecel, gevangenis en een kamer in een tehuis voor dwangverpleging. 9
-
Gezondheidszorgfunctie; ruimte waar mensen behandeld en /of verpleegd worden zoals zieken- en verzorgingshuis, inrichting en praktijkruimte van een tandarts. Industriefunctie; ruimte waar industriële werkzaamheden plaatsvinden of een opslagruimte zoals werkplaats, magazijn, pakhuis en stal van een boerderij. Kantoorfunctie; ruimte waarin administratieve activiteiten plaats vinden zoals een kantoor van notaris en accountant, een bankgebouw en gemeentehuis. Logiesfunctie; ruimte voor het bieden van tijdelijk onderdak, ook recreatief zoals de kamers in een hotel, jeugdherberg en pension en zomerhuisje. Onderwijsfunctie; ruimte waar onderwijs wordt gegeven zoals klaslokalen van een school of collegezalen van een universiteit. Sportfunctie; ruimte waar sport kan worden bedreven zoals een sporthal, fitnessruimte en zwembad. Winkelfunctie; ruimte voor het verhandelen van materialen, goederen en diensten zoals een supermarkt, winkel in een winkelcentrum en shop in een tankstation. Overige gebruiksfunctie; ruimte die niet in de eerste plaats is bedoeld voor het verblijven van mensen en niet onder één van de hierboven genoemde categorieën vallen zoals een parkeergarage en berging. Bouwwerk geen gebouw zijnde; bouwwerken die geen werk- of woonfunctie hebben zoals een brug, viaduct en tunnel.
Overige termen in het Bouwbesluit belastingscombinatie: verzameling van belastingen die gelijktijdig kunnen optreden; bouwconstructie: onderdeel van een bouwwerk dat bestemd is om belasting te dragen; gebruiksfunctie: de gedeelten van een of meer bouwwerken op een perceel of standplaats, die dezelfde gebruiksbestemming hebben en die tezamen een gebruikseenheid vormen; klimlijn: denkbeeldige, vloeiend verlopende lijn die de voorkanten van de treden van een trap met elkaar verbindt; nevenfunctie: gebruiksfunctie die ten dienste staat van een andere gebruiksfunctie; toegankelijkheidssector: gedeelte van een gebouw dat mede toegankelijk is voor rolstoelgebruikers; trappenhuis: verkeersruimte, waarin een trap ligt; veiligheidstrappenhuis: trappenhuis waardoor een brand- en rookvrije vluchtroute voert en dat in de vluchtrichting uitsluitend kan worden bereikt vanuit een niet-besloten ruimte; verkeersruimte: ruimte anders dan een ruimte in een verblijfsgebied, een toiletruimte, een badruimte of een technische ruimte, bestemd voor het bereiken van een andere ruimte; verkeersroute: route die begint bij een toegang van een ruimte, uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen en eindigt bij de toegang van een andere ruimte vluchttrappenhuis: trappenhuis waardoor een rookvrije vluchtroute voert; woongebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meer woonfuncties liggen, die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersroutes; cellengebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meer celfuncties liggen, die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersroutes; logiesgebouw: gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meer logiesfuncties liggen, die zijn aangewezen op een of meer gemeenschappelijke verkeersroutes. Bezettingsgraadklasse Nieuw in het Bouwbesluit is de definitie “Bezettingsgraadklasse”. Om nuances in de zwaarte van de voorschriften aan te brengen, zijn in de verschillende beoordelingsaspecten bezettingsgraadklassen aangebracht. Deze lopen van 1 t/m 5. De aanvrager van de bouwvergunning geeft aan voor welke klasse de gebruiksfunctie bestemd is. 10
BALUSTRADEN Voor balustraden heeft één en ander nogal wat consequenties. Vooral door de verzwaarde NEN 6702, zullen in balustraden met glasvullingen dikkere glaspakketten toegepast moeten worden (lees: duurder worden). Afd. 2.3 Vloerafscheiding § 2.3.1 Nieuwbouw Art. 2.14 1. Een te bouwen bouwwerk bevat voorzieningen waardoor het van een vloer vallen voldoende wordt voorkomen. 2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 2.14 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 2.14 geen voorschrift is aangewezen. Art. 2.15 Aanwezigheid 1. Een vloer heeft bij een rand een afscheiding als die rand meer dan 1 m hoger ligt dan een aansluitende vloer, het aansluitende terrein of het aansluitende water. 2. Het eerste lid geldt niet ter plaatse van de aansluiting van de vloer aan: a. een trap of b. een hellingbaan. 3. Onverminderd het tweede lid geldt het eerste lid niet voor: a. een rand van een podium, b. een rand van een vloer die aan een bassin grenst, c. een rand van een laadvloer, d. een rand van een perron en e. een met een rand als bedoeld onder a tot en met d, gelijk te stellen rand van een vloer. Art. 2.16 Hoogte 1. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste de in tabel 2.14 aangegeven waarde. 2. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft, in afwijking van het eerste lid, een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 1,2 m indien de vloer hoger ligt dan 13 m boven een aangrenzende vloer of boven het aansluitende terrein of het aansluitend water. 3. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft, in afwijking van het eerste en tweede lid, ter plaatse van een al dan niet beweegbaar raam een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,85 m. 4. Indien de som van de hoogte en de breedte van een horizontaal vlak op die hoogte ten minste 1,1 m is, heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, in afwijking van het eerste lid, een vanaf de vloer gemeten hoogte van ten minste 0,7 m. Art. 2.17 Openingen 1. Tussen een scheiding als bedoeld in artikel 2.15, en de vloer is de horizontaal gemeten afstand niet groter dan 0,05 m. 2. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft tot een hoogte van 0,7 m boven de vloer geen openingen met een breedte groter dan de in tabel 2.14 aangegeven waarde. 3. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft geen openingen met een breedte groter dan de in tabel 2.14 aangegeven waarde.
11
4. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, in een gedeelte van een gebruiksfunctie dat mede bestemd is voor bezoekers, heeft tot een hoogte van 0,7 m boven de vloer geen openingen met een breedte groter dan 0,1 m. Art. 2.18 Opstapmogelijkheid 1. Een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, heeft, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven de vloer. 2. In een gedeelte mede bestemd voor bezoekers, heeft een afscheiding als bedoeld in artikel 2.15, ter voorkoming van het overklauteren, geen opstapmogelijkheden tussen 0,2 m en 0,7 m boven de vloer. Art. 2.32 Regenwerendheid Een trap als bedoeld in artikel 2.24, bestemd voor het ontsluiten van een gebruiksfunctie, waarmee een vanaf een aangrenzende vloer gemeten hoogteverschil is overbrugd van meer dan 1,5 m, ligt in een besloten ruimte. De uitwendige scheidingsconstructie van die besloten ruimte is, bepaald volgens NEN 2778, regenwerend. Resumé Ook een wet is gemaakt door mensen, met andere woorden is niet feilloos. Er staan fouten in en soms absurde eisen. Men erkent bijvoorbeeld dat mensen langer worden. Uit statistisch onderzoek blijkt, dat de gemiddelde lengte van de Nederlander 1.87 mtr. is en daarmee zijn de we de langste mensen ter wereld. Daarom zijn trappen luier geworden en de plafonds hoger evenals de vrije hoogtes bóven trappen en toegangen van verkeersruimtes e.d. De hoogtes van trap- en videhekken (resp.1mtr. en ca. 0.85mtr.) zijn echter hetzelfde gebleven. Er staan ook ronduit onveilige situaties in, die middels aanvullende regels in private contracten zouden moeten worden dichtgetimmerd. Kortom, de wetgever kan lang niet altijd tegen onveilige situaties optreden; hier ligt dus een belangrijke taak voor ontwerper en adviseur. Als producent van hoogwaardige balustraden trachten wij die adviseur te zijn. We hebben getracht de onderdelen waarmee een hekwerkleverancier te maken kan krijgen in één redactioneel overzicht te verzamelen. Hierbij zijn enerzijds definities en tabellen e.d. overgenomen en anderzijds persoonlijke toelichtingen en praktijkvoorbeelden gegeven. Het blijft echter een persoonlijke interpretatie en ik hou me aanbevolen voor op - en aanmerkingen en suggesties. Bert Wijbenga POL
12