Algemene Archeologische Inventarisatie Gooiermars, Masterplan Zandwetering
AAI Archeologie Deventer 30 juli 2004 RMW/VHMZ
Emile Mittendorff (Redactie Bart Vermeulen)
Algemene Archeologische Inventarisatie Gooiermars, Masterplan Zandwetering
Inhoudsopgave: 1. Inleiding ..................................................................................................................................... 1 2. Het terrein .................................................................................................................................. 1 3. Geologie en bodemopbouw ...................................................................................................... 1 4. Historisch en huidig grondgebruik ............................................................................................. 2 5. Archeologische vindplaatsen in de omgeving ........................................................................... 3 6. Het booronderzoek .................................................................................................................... 4 7. Conclusie en advies .................................................................................................................. 6 8. Literatuur ................................................................................................................................... 7
Kaartbijlagen: Kaart 1: Landschapstypen geprojecteerd op Grootschalige Basis Kaart Kaart 2: Hoogtelijnen geprojecteerd op Grootschalige Basis Kaart Kaart 3: Hoogtelijnen geprojecteerd op kadastrale minuut 1832 Kaart 4: Archeologische Verwachtingswaarden
Juli 2003
0
Algemene Archeologische Inventarisatie Gooiermars, Masterplan Zandwetering
1. Inleiding Dit onderzoek is uitgevoerd op verzoek van het waterschap Groot Salland. Het gebied de Gooiermars ten oosten van Colmschate zal worden heringericht in het kader van het Masterplan Zandwetering. Dit is een project van de Gemeente Deventer en het waterschap Groot Salland. Hierbij zullen onder andere delen van een viertal percelen worden ontgraven. Ook zullen de huidige oevers van de Zandwetering worden aangepast. In deze rapportage zijn de archeologische waarden van het plangebied geïnventariseerd.
2. Het terrein De Gooiermars is gelegen ten oosten van Colmschate, gemeente Deventer. Het westelijke deel van het terrein grenst aan de nieuwbouwwijk ‘De Vijfhoek’. De oostelijke begrenzing wordt bepaald door de Aarninksweg. Aan de noordoostzijde wordt het gebied begrensd door de Spikvoorderweg, terwijl de Gravenweg de zuidgrens vormt. Het gebied wordt doorsneden door de Zandwetering, een in de late Middeleeuwen gegraven watergang.
Afb. 1: Ligging van de Gooiermars
3. Geologie en bodemopbouw Het gebied tussen het rivierlandschap van de IJssel en het stuwwallandschap van de Sallandse heuvelrug bestaat uit een uitgestrekt dekzandlandschap. In dit
Juli 2003
1
Algemene Archeologische Inventarisatie Gooiermars, Masterplan Zandwetering
dekzandlandschap komen verschillende natuurlijke landschapstypen voor. Tussen de hogere en lagere dekzandruggen liggen dalvormige dekzandlaagten. In de dekzandruggen vindt een neerwaartse waterbeweging plaats, zogenaamde inzijging. Daardoor spoelen veel mineralen uit en ontstaan de voor deze landschapstypen kenmerkende podzolbodems. Een deel van dit inzijgingswater komt als lokale kwel in de dekzandlaagten weer naar boven. De mineralen in deze kwel zorgen dat de dekzandlaagten, hoewel erg nat, relatief vruchtbaar zijn. Naast lokaal kwelwater komt in de dekzandlaagten ook water uit diepere grondlagen naar boven, de regionale of diepe kwel. Dit regionale kwelwater bevat relatief veel kalk en ijzer. Het ijzer slaat neer in de vorm van ijzeroer in de zone waarbinnen de grondwaterspiegel beweegt. De Gooiermars is een voorbeeld van een dalvormige dekzandlaagte met beekklei. Het gebied wordt aan de oost- en zuidzijde door hoge dekzandruggen omgeven, die het terrein voorzien van lokaal kwelwater (zie kaart 2). Dat het gebied ook gevoed wordt met regionaal kwelwater, blijkt uit het veelvuldige voorkomen van ijzeroer in de bodem (zie paragraaf 6). De natuurlijke bodem in de Gooiermars bestaat uit een beekeerdgrond met grof zand met een hoogste jaarlijkse grondwaterstand minder dan 40 cm onder maaiveld, tijdens de laagste stand ligt de grondwaterspiegel tussen de 50 en 80 cm onder maaiveld (grondwatertrap II). De bodem in de Gooiermars is relatief rijk aan klei of leem (zie paragraaf 6). Waarschijnlijk zijn de meeste leemafzettingen in de dekzandlaagten ontstaan in de eindfase van de Weichsel-ijstijd (120.000 tot 11.000 jaar geleden), tegelijk met de dekzanden.1 Terwijl het grovere dekzand opstoof tot dekzandruggen, werden de kleinere leemdeeltjes over de dekzandruggen heen geblazen en kwamen in de dekzanddalen terecht. Slechts een klein deel van de kleiige bodems is ontstaan door opslibbing vanuit overstromingswater. Het onderscheid tussen beekeerdgronden, die zijn ontstaan door overstromingen of door ingestoven leem, is in het veld nauwelijks te maken. Dit onderscheid is overigens niet relevant voor het landschap of de waterhuishouding.
4. Historisch en huidig grondgebruik Door de aanvoer van rijk kwelwater uit de omgeving en de lemige ondergrond ontstond in veel dekzandlaagtes een moerasbosvegetatie, met name Vogelkers-Essenbossen en Eiken-Haagbeukbossen. Een groot deel van de kenmerkende boomsoorten van het Vogelkers-Essenbos, waaronder de es, els en zomereik, komen nog steeds voor in de Gooiermars. Vanwege het voorkomen van ijzeroer in de bodem bestaat de mogelijkheid dat in dit gebied voornamelijk in de Romeinse tijd (ca 50 v. Chr – 450 n. Chr) ijzeroer gewonnen is als grondstof voor ijzerproductie. Ook het hout dat gebruikt werd om de ijzerovens te stoken is voor een belangrijk deel uit lage natte gronden afkomstig.2 In de late Middeleeuwen (1000-1500 n. Chr.) werden veel van deze vruchtbare gronden ontgonnen en in gebruik genomen als grasland. Door de constante aanvoer van voedingsstoffen door het kwelwater waren deze gronden van groot belang voor de veehouderij. Waarschijnlijk is ook de
Juli 2003
2
Algemene Archeologische Inventarisatie Gooiermars, Masterplan Zandwetering
Gooiermars al in de Middeleeuwen ontgonnen.3 De veldnaam Gooiermars duidt in ieder geval op een nat terrein, dat meestal in gebruik is als grasland. 4 In eerste instantie zal het weidegebied als gemeenschappelijke grond in gebruik zijn geweest, slechts doorsneden door kleine ontwateringsslootjes. Mogelijk stamt de Zandwetering uit deze ontginningsfase. Op een kaart uit de zogenaamde Hottinger Atlas, vervaardigd tussen 1773 en 1794, is de Gooiermars afgebeeld als niet verkavelde grond (afb. 2). Ook op de kadastale minuut van 1823 is het gebied nauwelijks verkaveld (zie kaart 3). Op een topografische kaart, gemaakt tussen 1830-1855, zijn de meeste van de huidige verkavelingsgrenzen wel aanwezig.5 Tegenwoordig is het grootste deel van de Gooiermars nog steeds in gebruik als grasland, een klein deel is begroeid met bos. Hoewel de Gooiermars dus waarschijnlijk al lang in gebruik was, werd het gebied pas relatief kort geleden verkaveld.
afb. 2: Uitsnede van de Hottinger kaart met de ligging van de Gooiermars omcirkeld,
5. Archeologische vindplaatsen in de omgeving Vanwege de lage ligging van het gebied was het ongeschikt voor bewoning, tot op heden staat er geen bebouwing in het gebied. Archeologische vindplaatsen
Juli 2003
3
Algemene Archeologische Inventarisatie Gooiermars, Masterplan Zandwetering
met sporen van bewoning in het gebied zelf dan ook niet aangetoond. In de directe omgeving van de onderzochte terreinen zijn een beperkt aantal archeologisch waardevolle gebieden bekend. In de zuidwesthoek van de Gooiermars zijn op een hoge dekzandkop verscheidene fragmenten van vuurstenen werktuigen gevonden, die wijzen op een basiskamp van rondtrekkende jagers/verzamelaars uit het Mesolithicum (8800-4900 v. Chr., zie kaart 1).6 Een tweede locatie ligt aan de oostzijde van de Aarninksweg. Het betreft hier de locatie van het landhuis De Elmerink, dat in 1749 is gebouwd. Om het landhuis werd een omvangrijk stelsel van lanen en tuinen aangelegd. De as van de belangrijkste tuin loopt in noordwestelijke richting; de laan, geflankeerd door twee rijen populieren, die vanaf de Aarninksweg in noordwestelijke richting de Gooiermars inloopt, maakte ook deel uit van dit tuinencomplex.
6. Het booronderzoek Om tot een eerste inschatting te komen van de intactheid van een gebied en eventuele archeologische overblijfselen op te sporen, is een booronderzoek de meest gebruikelijke methode. De boringen werden gezet met een Edelmanboor met een doorsnede van 7 cm. De waargenomen bodemopbouw werd beschreven. Gedurende het onderzoek werden op de percelen, waarvan de bovenlaag zal worden afgegraven, in totaal 27 boringen gezet (afb. 3). Per perceel zijn vijf boringen gezet, op de hoeken en in het midden. Tevens zijn twee boringen gezet langs de populierenlaan, die bij het landhuis Elmerink hoorde.
Juli 2003
4
Algemene Archeologische Inventarisatie Gooiermars, Masterplan Zandwetering
Afb. 3: Onderzochte percelen en locaties boringen
•
P1: De bovenste 30 tot 50 cm van dit perceel bestaat uit verploegde bruin tot donkerbruin lemig zand met veel ijzeroer, de bouwvoor. Het voorkomen van ijzeroer wijst op een regelmatig veranderende grondwaterspiegel in deze zone. In twee boringen werd onder de bouwvoor een laag vette, bruine leem met een dikte van 5 cm waargenomen. Ook in deze laag kwam ijzeroer voor. Onder deze kleilaag en, waar deze kleilaag niet werd aangetroffen, direct onder de bouwvoor, ligt het dekzand. De textuur van dit dekzand varieert van fijn en lemig tot zeer grof. De kleur van dit zandpakket is in de meeste gevallen licht- tot donkergrijs: deze kleur wijst erop dat de grondwaterspiegel constant hoger ligt dan deze laag. Door het gebrek aan zuurstof in deze zone wordt voorkomen dat het ijzer in het grondwater oxideert en neerslaat als oer.
•
P2: de bodemopbouw van dit perceel is identiek aan die van P1. ook op dit perceel werd in één boring de vette bruine leemlaag aangetroffen.
•
P3: De bouwvoor, die op dit perceel 30 tot 40 cm dik is, is zandiger van textuur dan die op P1 en P2. De bouwvoor is hier eveneens rijk aan ijzeroer. De bruine kleilaag is op dit perceel niet aangetroffen, direct onder de bouwvoor ligt het dekzand. Dit dekzand ligt net als op de andere percelen de meeste tijd van het jaar onder de grondwaterspiegel, want ook hier werd een grijze kleur vastgesteld.
Juli 2003
5
Algemene Archeologische Inventarisatie Gooiermars, Masterplan Zandwetering
•
P4: In de boringen op dit perceel werd een andere bodemopbouw waargenomen. De beide boringen langs de Zandwetering zijn vergelijkbaar met die op de andere percelen. Op de hoogtekaart is echter te zien dat zich op dit perceel een hoger gedeelte bevindt (zie kaart 2). De boringen die op het midden en aan de westzijde van dit perceel zijn gezet lieten in de bovenste 30 cm een laag donkerbruin humeus zand zien. De leemcomponent die op de andere percelen aanwezig was in de bovenlaag, ontbreekt hier. Onder deze akkerlaag werd een dunne Bhorizont waargenomen, waarin mineralen uit de bovenlaag zijn ingespoeld. Hieronder bevond zich het dekzand. De gele kleur van dit dekzand en het nagenoeg ontbreken van ijzeroer geven aan dat de grondwaterspiegel hier slechts incidenteel hoger dan 70 cm (de maximale diepte van de boringen) onder het maaiveld ligt.
•
P5: Daarnaast is de strook langs de zuidzijde van het populierenlaantje haaks op de Aarninksweg onderzocht. De boringen zijn hier gezet op het noordelijke schouwpad langs de huidige waterloop. De bovenste 70 cm maakt een verrommelde indruk en bestaat voornamelijk uit grijs of bruin zand, soms met plantenresten. Op een diepte van 70 tot 120 cm onder het maaiveld werd een pakket van elkaar afwisselende laagjes van grijs en zwart zand aangetroffen. Dergelijke pakketten worden doorgaans onder water afgezet en zijn typisch voor bijvoorbeeld slootvullingen. In één boring werd in dit pakket een fragment baksteen aangetroffen. Waarschijnlijk is in deze boringen één van de sloten behorende bij de aanleg van deze laan uit 1749 aangetroffen. Op een kaart van het landgoed uit 1780 is te zien dat deze laan zowel aan de noord- als aan de zuidzijde geflankeerd werd door een sloot.7
7. Conclusie en advies De Gooiermars ligt in een natuurlijke dekzandlaagte, waar zich door bodemvorming een beekeerdgrond heeft gevormd op een lemige onderlaag. Vanuit de dekzandhoogtes in oostelijke en zuidelijke richting wordt het gebied voorzien van lokaal kwelwater. Samen met kwelwater van regionale herkomst zorgt dit voor een relatief hoge grondwaterstand. Daarnaast zorgt het regionale kwelwater voor de aanvoer van ijzer, dat als oer neerslaat in de bovenste 50 cm van de bodem. De hoge grondwaterstand maakte het gebied tot op heden uitermate ongeschikt voor bewoning. Het terrein is in de late Middeleeuwen (1000-1500 n. Chr.) ontgonnen voor agrarisch gebruik. Het gebied had een functie als grasland. In eerste instantie in de vorm van gemeenschappelijke weidegrond, halverwege de 19de eeuw werd het gebied verkaveld. De kans op archeologische sporen in dit gebied is zeer gering (zie kaart 4). Wel dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid van ijzeroerwinning in dit gebied in de Romeinse Tijd. Dit geldt specifiek voor de percelen 1, 2 en 3 op afb. 3. Onder perceel nr. 4 bevindt zich echter een natuurlijke dekzandhoogte, waardoor een deel van dit terrein droger is. Het hoogste punt bevindt zich
Juli 2003
6
Algemene Archeologische Inventarisatie Gooiermars, Masterplan Zandwetering
ongeveer op het midden van het perceel. Door de hogere ligging en de aanwezigheid van een intact bodemprofiel heeft dit deel van perceel 4 een middelhoge verwachtigswaarde (zie kaart 4). De oppervlakte van deze dekzandhoogte is echter dermate gering, dat ook hier de kans op archeologische sporen klein is. Om deze redenen is aanvullend archeologisch onderzoek op deze percelen niet noodzakelijk. Het laantje bij locatie 5 heeft een hoge verwachtingswaarde. In de boringen in de strook ten zuiden van deze laan zijn sporen van de sloot aangetroffen die deze laan flankeerde. Op basis van de geleverde tekeningen voor de herinrichting van de huidige waterloop (profiel 1-1), vallen deze sporen buiten het bedreigde gebied.
8. Literatuur Kaartmateriaal: Versfelt, H., 2003. De Hottinger-atlas van Noord- en Oost-Nederland 17731794, Groningen. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1999. Grote historische atlas van Nederland, schaal 1:50.000. Deel 3 Oost-Nederland 1830-1855, Groningen. Literatuur: Spek, T, F.D. Zeiler & E. Raap, 1996. Van de Hunnepe tot de zee. De geschiedenis van het Waterschap Salland, Kampen. Groenewoudt, B.J., & M. van Nie, 1995. Assessing scale and organization of Germanic iron production in Heeten, The Netherlands, in: Journal of European Archaeology, volume 1995.
1
Spek, Zeiler & Raap 1996, 39. Groenewoudt en Van Nie 1995, 206. 3 Spek, Z eiler & Raap 1996, 40. 4 Spek, Zeiler & Raap 1996, 41. 5 Wolters-Noordhoff Atlasproducties 1990, blad 61. 6 ARCHIS-objectcode 33FN-54. 7 Deze kaart bevindt zich in het privé-archief van de familie Sandberg te Leuvenum. 2
Juli 2003
7