Algemeen Deel versie 3.0
april 2000
Bedrijfsnoodplan Algemeen Deel Vrije Universiteit Versie3.0
Procedures voor de gebouwen van de VU m.b.t. • • • • • • • •
uitgegeven door:
brand ontruiming bommelding lichamelijke bedreiging en vandalisme ernstige ongevallen grote technische storingen ongelukken met gevaarlijke stoffen naderende gaswolken
Hoofd Bedrijfshulpverlening VU in samenwerking met de Dienst voor Veiligheid en Milieu april 2000
Documentbeheer Dit bedrijfsnoodplan algemeen deel is in twee uitvoeringen verspreid. De ingebonden uitvoering bedoelt voor alle afdelingen en diensten en de losbladige uitvoering voor medewerkers van de bedrijfshulpverlenings organisatie. Wijzigingen kunnen worden aangebracht in de losbladige uitvoering, de vervangende bladen worden in de koptekst gecodeerd met een versienummer. Dit versienummer wordt bij kleine veranderingen gevolgd door .nr (b.v. 3.1, 3.2). Bij elke verandering in een hoofdstuk wordt het versienummer ingevoerd in de koptekst en opgenomen in wijzigingenlijst hieronder. Bij grote veranderingen is herdruk van de ingebonden uitvoering noodzakelijk dit is herkenbaar door het versienummer eindigend op . 0 (b.v 2.0, 3.0). De bladen worden dubbelzijdig afgedrukt. Wijzigingen versie 2 versie 3.0
datum mrt. 1997 febr. 2000
Filebeheer Tekst Schema’s in ABC flow chart communicatie schema alarmering brand alarmering bommelding alarmering lichamelijke bedr. alarmering ernstig ongeval alarmering grote tech. storing alarmering ongeval gevaarlijke stoffen alarmering naderende gaswolken
c:\bnp\bnpu/BNP VU werkversie 3.0.doc c:\bnp\bnpu\schemas\ COM ABR AB AL AON AGT AOG ANG
Afkortingenlijst BGD Bedrijfsgezondheidsdienst BHV Bedrijfshulpverlening BNP Bedrijfsnoodplan CGV Centrale Goederenvoorziening CTB Coördinatieteam Bedrijfshulpverlening DVM Dienst voor Veiligheid en Milieu DWR Dienst Waterbeheer en Riolering EC Energiecentrum EHBO Eerste hulp bij ongelukken EHBSO Eerste hulp bij stralingsongevallen GD Gebouwendienst I&B Instandhouding & Beheer LB Lokatiebeheer MBC Meld- en Bedieningscentrum MF Medische Faculteit RNC Radionuclidencentrum W&N Wis- en Natuurkunde WVD Waarschuwings en Verkennings Dienst
Inleiding Dit bedrijfsnoodplan beschrijft de procedures die worden gevolgd na het ontstaan van een calamiteit. Onder een calamiteit wordt verstaan: een brand, een bommelding of een ernstig ongeval alsmede een grote technische storing of een ongeluk met gevaarlijke stoffen. In alle genoemde gevallen is een effectieve bestrijding van de calamiteit en het beperkt houden van de gevolgen noodzakelijk. Daarnaast kan ontruiming van de afdeling gewenst zijn. Voor elke genoemde calamiteit is de alarmeringsprocedure, de wijze van bestrijding en de taken van de personen die erbij betrokken zijn beschreven. Separaat kunnen in voorkomende gevallen aparte bedrijfsnoodplannen worden gemaakt voor locaties waar sprake is van een verhoogd risico. Voor stralingsongevallen geldt de regeling Eerste Hulp bij Stralingsongevallen (EHBSO-regeling). Deze regeling staat beschreven in het z.g. Oranje Boek met voorschriften en richtlijnen voor het werken met röntgentoestellen en radioactieve stoffen. Het Bedrijfsnoodplan VU is bedoeld voor een calamiteit in de gebouwen van de VU. Achtereenvolgens worden behandeld: • de bedrijfshulpverleningsorganisatie • communicatie • de calamiteiten - brand - bedreigende situaties - ernstig ongeval - grote technische storing - ongeluk met gevaarlijke stoffen • ontruiming De doelgroep voor dit bedrijfsnoodplan zijn alle medewerkers die deel uitmaken van de bedrijfshulpverleningsorganisatie.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel Inhoudsopgave
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 1
Inhoudsopgave 1
De organisatie---------------------------------------------------------------------------------- 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Waarom bedrijfshulpverlening?------------------------------------------------------------------ 1 De relatie met de risico-inventarisatie---------------------------------------------------------- 1 De organisatie van de bedrijfshulpverlening-------------------------------------------------- 1 Omvang en samenstelling van de BHV-organisatie ---------------------------------------- 2 1.4.1 Omvang BHV-organisatie ------------------------------------------------------------------ 2 1.4.2 Samenstelling BHV-organisatie ----------------------------------------------------------- 2 1.5 Taken -------------------------------------------------------------------------------------------------- 3 1.5.1 Hoofd bedrijfshulpverlening ---------------------------------------------------------------- 3 1.5.2 Bedrijfstechnicus (BT-er) ------------------------------------------------------------------- 3 1.5.3 Bevelvoerder van de BHV ------------------------------------------------------------------ 3 1.5.4 Bedrijfshulpverleningsploegen------------------------------------------------------------- 4 1.5.5 MBC en receptie medewerkers ----------------------------------------------------------- 4 1.5.6 Lokaal deskundigen-------------------------------------------------------------------------- 4 1.5.7 Coördinatieteam Bedrijfshulpverlening (CTB) ----------------------------------------- 5
2
Operationele voorzieningen --------------------------------------------------------------- 1 2.2.1 Communicatie posten ----------------------------------------------------------------------- 2 2.2.2 Telefoon----------------------------------------------------------------------------------------- 2 2.2.3 Portofoon --------------------------------------------------------------------------------------- 2 2.2.4 Tracer-------------------------------------------------------------------------------------------- 3 2.2.5 Gebouwomroepinstallatie(slow whoop) ------------------------------------------------- 3 2.3 Commandoposities --------------------------------------------------------------------------------- 3 2.3.1 Inzetpost BHV --------------------------------------------------------------------------------- 3 2.3.2 Opstelplaats voor de externe hulpverlening-------------------------------------------- 3 2.3.3 Commandopost Coördinatieteam -------------------------------------------------------- 3 2.4 Opvangplaatsen voor personeel en studenten ---------------------------------------------- 4 2.5 Salvage/bereddering ------------------------------------------------------------------------------- 4
3
Brand --------------------------------------------------------------------------------------------- 1 3.1 3.2 3.3
Inleiding------------------------------------------------------------------------------------------------ 1 Alarmeringsprocedure ----------------------------------------------------------------------------- 1 Brandbestrijding ------------------------------------------------------------------------------------- 4 3.3.1 Bevelvoering ----------------------------------------------------------------------------------- 4 3.3.2 Acties -------------------------------------------------------------------------------------------- 4 3.3.3 Afronding --------------------------------------------------------------------------------------- 5 3.3.4 Salvage/bereddering------------------------------------------------------------------------- 5 3.3.5 Rapportage------------------------------------------------------------------------------------- 5 3.4 Taken -------------------------------------------------------------------------------------------------- 6 3.4.1 Bedieningtechnicus MBC ------------------------------------------------------------------- 6 3.4.2 Gebouwreceptie------------------------------------------------------------------------------- 6 3.4.3 Bevelvoerder BHV---------------------------------------------------------------------------- 7 3.4.4 Bedrijfstechnicus------------------------------------------------------------------------------ 7 3.4.5 Bedrijfsbrandweer ---------------------------------------------------------------------------- 8 3.4.6 Beveiliging -------------------------------------------------------------------------------------- 8 3.4.7 Gebouwbrandploeg en campusbrandploeg -------------------------------------------- 8 3.4.8 Hoofd Lokatiebeheer------------------------------------------------------------------------- 8 3.4.9 Hoofd Instandhouding & Beheer ---------------------------------------------------------- 9 3.4.10 Coördinatieteam BHV ----------------------------------------------------------------------- 9 3.4.11 Lokaal deskundige --------------------------------------------------------------------------- 9
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel Inhoudsopgave
4
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 2
Ontruiming -------------------------------------------------------------------------------------- 1 4.1 4.2
Inleiding------------------------------------------------------------------------------------------------ 1 Ontruiming -------------------------------------------------------------------------------------------- 1 4.2.1 Opvangplaatsen------------------------------------------------------------------------------- 1 4.3 Ontruimingsprocedures voor de gebouwen -------------------------------------------------- 2 4.4 Na de ontruiming ------------------------------------------------------------------------------------ 2 4.5 Taken -------------------------------------------------------------------------------------------------- 3 4.5.1 Bedieningtechnicus MBC ------------------------------------------------------------------- 3 4.5.2 Gebouwreceptie------------------------------------------------------------------------------- 3 4.5.3 Lokaal deskundige --------------------------------------------------------------------------- 3 4.5.4 Bevelvoerder BHV---------------------------------------------------------------------------- 3 4.5.5 Gebouwbrandploeg en campusbrandploeg -------------------------------------------- 3 4.5.6 Beveiliging -------------------------------------------------------------------------------------- 4 4.5.7 Hoofd Lokatiebeheer------------------------------------------------------------------------- 4 4.5.8 Coördinatieteam ------------------------------------------------------------------------------ 4
5
Bommelding ------------------------------------------------------------------------------------ 1 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
6
Lichamelijke bedreiging, vandalisme en overvallen------------------------------- 1 6.1 6.2 6.3 6.4
7
Inleiding------------------------------------------------------------------------------------------------ 1 Alarmeringsprocedure ----------------------------------------------------------------------------- 1 Bestrijding (opsporen van de bom) ------------------------------------------------------------- 3 Ontruiming -------------------------------------------------------------------------------------------- 3 Afronding ---------------------------------------------------------------------------------------------- 3 Rapportage ------------------------------------------------------------------------------------------- 3 Taken -------------------------------------------------------------------------------------------------- 4 5.7.1 Bedieningstechnicus MBC ----------------------------------------------------------------- 4 5.7.2 Gebouwreceptie------------------------------------------------------------------------------- 4 5.7.3 Bevelvoerder BHV---------------------------------------------------------------------------- 4 5.7.4 Bedrijfstechnicus------------------------------------------------------------------------------ 4 5.7.5 Beveiliging -------------------------------------------------------------------------------------- 5 5.7.6 Brandploeg ------------------------------------------------------------------------------------- 5 5.7.7 Hoofd Lokatiebeheer en hoofd Instandhouding & Beheer ------------------------- 5 5.7.8 Coördinatieteam ------------------------------------------------------------------------------ 5
Alarmeringsprocedure ----------------------------------------------------------------------------- 1 Aanpak van een bedreiging ---------------------------------------------------------------------- 1 Rapportage ------------------------------------------------------------------------------------------- 1 Taken -------------------------------------------------------------------------------------------------- 3 6.4.1 Bedieningstechnicus MBC ----------------------------------------------------------------- 3 6.4.2 Gebouwreceptie------------------------------------------------------------------------------- 3 6.4.3 Bevelvoerder BHV---------------------------------------------------------------------------- 3 6.4.4 Bedrijfstechnicus------------------------------------------------------------------------------ 3 6.4.5 Beveiliging -------------------------------------------------------------------------------------- 3 6.4.6 Brandploeg ------------------------------------------------------------------------------------- 4 6.4.7 Hoofd Lokatiebeheer------------------------------------------------------------------------- 4 6.4.8 Coördinatieteam BHV ----------------------------------------------------------------------- 4 6.4.9 Lokaal deskundige --------------------------------------------------------------------------- 4
Ernstige ongevallen-------------------------------------------------------------------------- 1 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
Inleiding-----------------------------------------------------------------------------------------------Alarmeringsprocedure ----------------------------------------------------------------------------Behandeling -----------------------------------------------------------------------------------------Rapportage ------------------------------------------------------------------------------------------Taken --------------------------------------------------------------------------------------------------
1 1 3 3 4
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel Inhoudsopgave
7.5.1 7.5.2 7.5.3 7.5.4 7.5.5 7.5.6 7.5.7 7.5.8 7.5.9 7.5.10
8
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 3
Bedieningstechnicus MBC ----------------------------------------------------------------- 4 Gebouwreceptie------------------------------------------------------------------------------- 4 Bevelvoerder BHV---------------------------------------------------------------------------- 4 Bedrijfstechnicus------------------------------------------------------------------------------ 4 Beveiliging -------------------------------------------------------------------------------------- 5 De EHBO-er------------------------------------------------------------------------------------ 5 Hoofd Lokatiebeheer------------------------------------------------------------------------- 5 Coördinatieteam ------------------------------------------------------------------------------ 5 Bedrijfsgezondheidsdienst ----------------------------------------------------------------- 5 Lokaal deskundige --------------------------------------------------------------------------- 5
Grote technische storingen --------------------------------------------------------------- 1 8.1 8.2
Inleiding------------------------------------------------------------------------------------------------ 1 Uitval van bedrijfsstoffen -------------------------------------------------------------------------- 1 8.2.1 Stroomstoring ------------------------------------------------------------------------------------ 1 8.3 Uitval van de luchtbehandelingsinstallatie ---------------------------------------------------- 1 8.4 Alarmeringsprocedure ----------------------------------------------------------------------------- 2 8.5 Acties -------------------------------------------------------------------------------------------------- 4 8.6 Afronding ---------------------------------------------------------------------------------------------- 4 8.7 Taken -------------------------------------------------------------------------------------------------- 5 8.7.1 Bedieningstechnicus MBC ----------------------------------------------------------------- 5 8.7.2 Gebouwreceptie------------------------------------------------------------------------------- 5 8.7.3 Bevelvoerder----------------------------------------------------------------------------------- 5 8.7.4 Bedrijfstechnicus------------------------------------------------------------------------------ 6 8.7.5 Coördinatieteam ------------------------------------------------------------------------------ 6 8.7.6 Brandploeg ------------------------------------------------------------------------------------- 6 8.7.7 Hoofd Instandhouding & Beheer en hoofd Lokatiebeheer-------------------------- 6 8.7.8 Lokaal deskundige --------------------------------------------------------------------------- 6 8.7.9 MBC---------------------------------------------------------------------------------------------- 7
9
Ongelukken met gevaarlijke stoffen ---------------------------------------------------- 1 9.1 9.2 9.3
Inleiding------------------------------------------------------------------------------------------------ 1 Alarmeringsprocedure ----------------------------------------------------------------------------- 1 Bestrijding--------------------------------------------------------------------------------------------- 3 9.3.1 Morsongeluk met chemische stoffen----------------------------------------------------- 3 9.3.3 Ongeluk met radioactief materiaal-------------------------------------------------------- 4 9.3.4 Lekkage gasflessen -------------------------------------------------------------------------- 4 9.4 Situatie meester ------------------------------------------------------------------------------------- 4 9.5 Rapportage ------------------------------------------------------------------------------------------- 4 9.5 Taken -------------------------------------------------------------------------------------------------- 5 9.5.1 Bedieningstechnicus MBC ----------------------------------------------------------------- 5 9.5.2 Gebouwreceptie------------------------------------------------------------------------------- 5 9.5.3 Bevelvoerder----------------------------------------------------------------------------------- 5 9.5.4 Bedrijfstechnicus------------------------------------------------------------------------------ 5 9.5.5 Beveiliging -------------------------------------------------------------------------------------- 6 9.5.6 Brandploeg ------------------------------------------------------------------------------------- 6 9.5.7 Hoofd Lokatiebeheer/ hoofd Instandhouding & Beheer ----------------------------- 6 9.5.8 Coördinatieteam BHV ----------------------------------------------------------------------- 6 9.5.9 Lokaal deskundige --------------------------------------------------------------------------- 6 9.5.10 hoofd DVM (Arbo en Milieugroep VU) --------------------------------------------------- 6
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel Inhoudsopgave
10
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 4
Naderende gaswolken----------------------------------------------------------------------- 1 10.1 Inleiding------------------------------------------------------------------------------------------------ 1 10.2 Alarmeringsprocedure ----------------------------------------------------------------------------- 1 10.3 Afhandeling van de calamiteit-------------------------------------------------------------------- 1 10.4 Taken -------------------------------------------------------------------------------------------------- 3 10.4.1 Bedieningstechnicus MBC ----------------------------------------------------------------- 3 10.4.2 Gebouwreceptie------------------------------------------------------------------------------- 3 10.4.3 Bevelvoerder----------------------------------------------------------------------------------- 3 10.4.4 Bedrijfstechnici -------------------------------------------------------------------------------- 3 10.4.5 Beveiliging -------------------------------------------------------------------------------------- 3 10.4.6 Hoofd Lokatiebeheer en hoofd Instandhouding & Beheer-------------------------- 4 10.4.7 Coördinatieteam BHV ----------------------------------------------------------------------- 4
Bijlagen
1
1
De organisatie
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 1 Organisatie
1
De organisatie
1.1
Waarom bedrijfshulpverlening?
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 1
Het doel van een bedrijfshulpverleningsorganisatie (BHV-organisatie) is, om bij calamiteiten of situaties die tot een calamiteit kunnen leiden snel in te kunnen grijpen in afwachting van hulp van buitenaf, waarbij: - door ontruiming zoveel mogelijk wordt voorkomen dat er persoonlijk letsel ontstaat; - eventuele slachtoffers worden gered en voorzien van een eerste medische behandeling; - de brand en/of andere calamiteit wordt bestreden teneinde schade aan gebouw, installaties en inventaris, alsmede negatieve milieu-effecten te beperken. Dit vroegtijdig ingrijpen is in het belang van de continuïteit van de VU-activiteiten en beperkt de schade aan mens, materiaal en milieu.
1.2
De relatie met de risico-inventarisatie Er bestaat een samenhang tussen de risico's die in een gebouw aanwezig zijn en de bouwkundige en technische brandbeveiligingsmaatregelen en -voorzieningen die zijn getroffen om die risico's te reduceren. Voor het omgaan met de overgebleven restrisico's is de BHVorganisatie opgezet. De omvang van deze bedrijfshulpverlening hangt dus af van de bouwkundige en technische brandpreventieve en -preparatieve maatregelen die in een gebouw zijn getroffen en het aantal personen aanwezigen in het gebouw. Voor de VU betekent dit dat de BHV-organisatie vormgegeven dient te worden op basis van de huidige en toekomstige huisvestingssituatie en de huidige en toekomstige activiteiten die in het gebouw plaatsvinden.
1.3
De organisatie van de bedrijfshulpverlening Het College van Bestuur is conform de Arbeidsomstandighedenwet verantwoordelijk voor de veiligheid van de medewerkers, studenten en bezoekers binnen het VU-complex. In het licht van deze wetgeving zijn de verantwoordelijkheden en bevoegdheden m.b.t. arbeidsomstandigheden (dus ook ten aanzien van de veiligheid bij calamiteiten) in de lijnorganisatie ondergebracht. Als we spreken over verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij calamiteiten onderscheiden we twee situaties: • De verantwoordelijkheden en bevoegdheden tijdens een calamiteit ten aanzien van het redden van personen, het verlenen van eerste hulp en de bestrijding van de calamiteit. De bevelvoering in deze situatie wordt geregeld in het bedrijfsnoodplan. • Voor de opzet en de instandhouding van de BHV-organisatie is het Hoofd bedrijfshulpverlening eindverantwoordelijk. De taak van het hoofd BHV en daarmee de organisatorische leiding van de BHV-organisatie is ondergebracht bij één van de betrokken diensten: de Gebouwendienst. Bij het opzetten van de organisatie zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • De BHV-organisatie is zo georganiseerd dat hulp kan worden verleend bij alle calamiteiten die op kunnen treden als gevolg van de dagelijkse activiteiten in het gebouw. De consequentie is dat als er mensen in het gebouw zijn, er ook bedrijfshulpverleners zijn. • In die gebouwen waar meerdere werkgevers zijn gehuisvest werken deze werkgevers samen om te zorgen voor een adequate BHV-organisatie. • De bedrijfshulpverlening is waar mogelijk aangevuld met beveiligingspersoneel van derden.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 1 Organisatie
•
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 2
Voor het goed functioneren van een BHV-organisatie is het, naast een goede organisatie en procedure, essentieel dat taken en procedures regelmatig geoefend worden. Deze oefeningen vinden veelal plaats in (een gedeelte van) het eigen gebouw.
De personele organisatie en de administratie zijn nader omschreven in het “ Beheersreglement Bedrijfshulpverlening” . De rechten en plichten van de BHV-er worden vastgelegd in de “ Regeling Bedrijfshulpverleners” . Deze regeling is een onderdeel van het Handboek Personeelsbeleid.
1.4
Omvang en samenstelling van de BHV-organisatie
1.4.1
Omvang BHV-organisatie Voor de universiteit geldt dat niet alleen overdag maar ook ‘s avonds en in beperkte mate ook 's nachts mensen aanwezig zijn in de universiteitsgebouwen. De omvang van de BHVorganisatie hangt af van de specifieke situatie in de afzonderlijke gebouwen en de daarin voorkomende risico’s (maatwerk). Als richtlijn hanteert de VU 1% bedrijfshulpverleners op het gemiddeld totaal aanwezige personen.(gem. 10 000 aanwezigen, ca 100 BHV-ers incl. EHBO-ers) De procedures en taken zoals die zijn omschreven in het bedrijfsnoodplan (BNP) zijn afgestemd op de overdag, ‘s avonds, ‘s nachts en in het weekend aanwezige BHV-ers. Door middel van gebouwoefeningen wordt getoetst of procedures, taken en aanwezige BHV-ers goed op elkaar zijn afgestemd.
1.4.2
Samenstelling BHV-organisatie Voor het goed laten functioneren van de bedrijfshulpverlening zijn de navolgende functies in de BHV-organisatie opgenomen: • • • •
• • • •
hoofd BHV bevelvoerder chef van de wacht bij een calamiteit op het VU-complex bedrijfsbrandweer (is ook inzetbaar bij het VU ziekenhuis) bestaande uit: medewerkers Energiecentrum technici van de wacht van het VU ziekenhuis; brandploegen bestaande uit: medewerkers van de gebouwendienst; medewerkers van faculteiten, diensten en bibliotheek; medewerkers beveiliging(derden); EHBO-ploegen bestaande uit: medewerkers van faculteiten, diensten en bibliotheek; medewerkers beveiliging (derden). MBC en receptie medewerkers; lokaal deskundigen; coördinatieteam BHV.
Door de Arbo en Milieugroep VU (BGD en DVM) worden ten behoeve van de BHV-organisatie beleidsvoorbereidende en ondersteunende werkzaamheden uitgevoerd en de opleidingen en trainingen verzorgd.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 1 Organisatie
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 3
1.5
Taken
1.5.1
Hoofd bedrijfshulpverlening Het hoofd BHV is eindverantwoordelijk voor de BHV-organisatie. De taken van het hoofd BHV zijn: • het organiseren van de bedrijfshulpverlening. Dit betekent o.a.: - het (laten) maken en updaten van bedrijfsnoodplannen; - het werven, selecteren, aanstellen en ontslaan van medewerkers van de BHV-organisatie; - het zorgen voor opleidingen, trainingen en oefeningen; • • •
het deelnemen aan het coördinatieteam bij ernstige situaties (groot alarm); het (laten) verzorgen van de nazorg voor de BHV-ers bij een calamiteit; het (laten) archiveren van calamiteitenrapporten.
Bereikbaarheid Het hoofd BHV wordt bij een calamiteit waarbij sprake is van groot alarm direct geïnformeerd; • tijdens kantooruren via telefoon of tracer; • buiten kantooruren via mobiele telefoon (via de bellijst); Bij afwezigheid, ziekte of vakantie is de plaatsvervanging geregeld.
1.5.2
Bedrijfstechnicus (BT-er) Bij een melding van een calamiteit tijdens kantooruren gaat de bedrijfstechnicus als eerste op verkenning en meldt zijn waarnemingen via de portofoon aan de bevelvoerder (chef van de wacht EC).
1.5.3
Bevelvoerder van de BHV Bij een calamiteit is de chef van de wacht van het EC bevelvoerder. De taak van de bevelvoerder start bij de alarmering en eindigt voor wat betreft de bestrijding van de calamiteit en de ontruiming, als de taak wordt overgenomen door de bevelvoerder van de professionele hulpverleningsinstantie. Indien deze overname niet plaatsvindt eindigt de taak van de bevelvoerder bij het door hem te geven sein “ brand (calamiteit) meester” . De bevelvoerder staat in nauw contact met de bedrijfstechnicus van het betreffende gebouw. Bij elke calamiteit zal hij zich naar de opgegeven lokatie begeven (behalve als de bedrijfstechnicus meldt dat er sprake is van loos alarm). Hij verzorgt d.m.v. invulling van het BHV- calamiteitenrapport de rapportage. Herkenbaarheid De bevelvoerder draagt tijdens een calamiteit het blauwe vest met reflecterende strepen, het opschrift “ bevelvoerder” , en een rode epaulet op de rechter schouder. Bereikbaarheid De bevelvoerder draagt een portofoon en is via kanaal 1en 6 oproepbaar. Inzetbaarheid Continu.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 1 Organisatie
1.5.4
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 4
Bedrijfshulpverleningsploegen Bedrijfshulpverleningsploegen worden onderverdeeld in brand- en EHBO-ploegen. Zij hebben als taak het bestrijden van calamiteiten, het redden van slachtoffers, het verrichten van levensreddende handelingen en het verlenen van assistentie bij ontruiming. De brandploegen worden gevormd door medewerkers van faculteiten, afdelingen, diensten en beveiliging. Naast de brandploegen per gebouw en in sommige gevallen per faculteit, is er de campus brandploeg bestaande uit medewerkers van de gebouwendienst. De EHBO-ploegen worden eveneens gevormd door medewerkers van faculteiten, afdelingen, diensten en beveiliging. Zij hebben tot taak het verlenen van eerste hulp en het begeleiden van personen bij een ontruiming. De brand- en EHBO-ploegen zijn alleen aanwezig tijdens kantooruren. Elke ploeg is met een tracergroepsoproep vanuit het MBC oproepbaar (zie 2.2.4). Bedrijfsbrandweer is er zowel voor het VU ziekenhuis als de VU en is continu inzetbaar. De bedrijfsbrandweer bestaat uit continudienstmedewerkers van het EC en de technici van de wacht van het VU ziekenhuis. Bij een calamiteit kan gebruik worden gemaakt van de brandweerauto’s. Bereikbaarheid / inzetbaarheid • De leden van de bedrijfsbrandweer dragen een portofoon en zijn via kanaal 1 oproepbaar. • Bij het inroosteren van de continudienst dient er rekening mee te worden gehouden dat er altijd minimaal twee persluchtmaskerdragers aanwezig zijn.
1.5.5
MBC en receptie medewerkers Het MBC en de gebouwrecepties vormen de communicatie punten tijdens een calamiteit (zie ook hoofdstuk 2.2).
1.5.6
Lokaal deskundigen Voor het goed functioneren van de calamiteitenbestrijding is het nodig dat gegevens van de actuele situatie op de afdeling op het moment van de calamiteit worden doorgegeven aan de bevelvoerder van de BHV. De informatie kan betrekking hebben op aanwezige personen en op gevaarlijke stoffen; maar ook over apparatuur (bijv: hoogspannings-gevaar). Bij diverse afdelingen in de universiteitsgebouwen, vooral daar waar risico's een specifiek karakter hebben, dient iemand beschikbaar te zijn voor het overdragen van deze informatie. Deze persoon wordt in het bedrijfsnoodplan de lokaal deskundige genoemd. Voor die afdelingen waar dit aan de orde is wordt door het hoofd van de afdeling of dienst een lokaal deskundige aangewezen. Training van de lokaal deskundige vindt plaats tijdens de gebouwoefeningen. De bevelvoerder blijft eindverantwoordelijk. Herkenbaarheid De lokaal deskundige draagt een oranje armband.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 1 Organisatie
1.5.7
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 5
Coördinatieteam Bedrijfshulpverlening (CTB) Doel van het CTB is, tijdens een calamiteit, het ondersteunen van de bevelvoerder en het waarborgen van de bedrijfsvoering in die delen van de VU die door de calamiteit in het gedrang komen. De taken van het CTB worden weergegeven in het bedrijfsnoodplan en bestaan o.a. uit: • het ondersteunen van de bevelvoerder; • het nemen van die technische, organisatorische en logistieke maatregelen die noodzakelijk zijn in het calamiteitengebied en de directe omgeving; • het aanwijzen van een woordvoerder voor de verzorging van de communicatie naar buiten; • het zonodig inschakelen van nazorghulpverleners ten behoeve van BHV-ers of getroffenen. Het CTB wordt alleen opgeroepen bij groot alarm. In het team zijn de volgende functies vertegenwoordigd: secretaris van de Universiteit; hoofd Bedrijfshulpverlening; hoofd Gebouwendienst. Afhankelijk van de plaats, aard en omvang van de calamiteit kan het team worden uitgebreid met: hoofd Voorlichting en Externe Betrekkingen; hoofd Lokatiebeheer; hoofd Instandhouding & Beheer; directeur beheer / bibliothecaris / diensthoofd(en); veiligheidskundige DVM, bedrijfsarts BGD; brandweer; politie. Bereikbaarheid Bij groot alarm worden de bovengenoemde functionarissen op de volgende manier gealarmeerd: • tijdens kantooruren via telefoon of tracer • buiten kantooruren telefonisch Bij afwezigheid, ziekte of vakantie is de vervanging geregeld. Instructie en training van het CTB vindt plaats tijdens aparte CTB-efeningen of tijdens gebouw-oefeningen. 1.5.8 Arbo en Milieugroep VU (BGD en DVM) De volgende taken uitgevoerd: • de administratie van de BHV-organisatie; • het trainen en opleiden van de bevelvoerders, de bedrijfsbrandweer en de brandploegen; • het opleiden van EHBO-ers; • het organiseren van oefeningen; • het onderzoeken van de oorzaken van plaatsgevonden calamiteiten; • het opstellen van bedrijfsnoodplannen.
2 Operationele voorzieningen
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 2 Operationele voorzieningen
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 1
2
Operationele voorzieningen
2.1
Werkgebied van de bedrijfshulpverleningsploegen(zie bijlage 9) De bedrijfshulpverleningsploegen (brand- en EHBO-ploegen) kunnen bij een calamiteit afzonderlijk en gezamenlijk worden ingezet. Ze zijn verdeeld over de verschillende gebouwen. Werkgebied voor de BHV-ploeg van het Hoofdgebouw Het verzorgingsgebied is het Hoofdgebouw en het Provisorium. Als er op het binnenterrein activiteiten plaatsvinden dan hoort dit eveneens onder het werkgebied van de BHV-ploeg HG. Werkgebied voor de BHV-ploegen in gebouw W&N In dit gebouw zijn verschillende brandploegen geformeerd n.l.: - Natuurkunde - Scheikunde - RNC - Biologie Deze ploegen zijn in eerste instantie actief in de in bijlage 9 getekende gebieden. De BHV-ploeg RNC is vooral deskundig op het gebied ongelukken in ruimtes met radioactief materiaal. De BHV-ploeg Scheikunde is deskundig bij ongelukken met chemicaliën. Beide ploegen zijn daarom ook op andere plaatsen inzetbaar als hun deskundigheid daar noodzakelijk is. Werkgebied BHV-ploeg gebouw MF De BHV ploeg MF heeft als verzorgingsgebied: - gebouw MF - kinderdagverblijf 't Olifantje - de Hortus - het Transistorium - het Technisch Centrum Werkgebied van BHV-ploeg Energiecentrum Het EC heeft een eigen ploeg voor brand en ongevallen. Zij treden op, bij een calamiteit in het EC, de barakken van externe bedrijven, en het afvaldepot en de parkeerplaats. Werkgebied van de campus brandploeg De ploeg wordt gevormd door medewerkers van de gebouwendienst en zijn over de gehele campus inzetbaar.
2.2
Communicatie(zie schema blz. 5) Een goede communicatie tussen de verschillende onderdelen van de BHV-organisatie, de externe hulporganisaties, en de gebruikers van de gebouwen is essentieel. Het MBC beheert dag en nacht het alarmnummer en vormt het knooppunt van de portofooncommunicatie en voert de tracergroepsoproepen uit. Bij een calamiteit in één van de universiteitsgebouwen zijn een aantal communicatiemiddelen beschikbaar zoals: • telefoon • portofoon • tracer • gebouwomroepinstallatie (slow whoop)
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 2
2 Operationele voorzieningen
2.2.1
Communicatie posten Als communicatie posten zijn ingericht: • het MBC • de Gebouwrecepties van: - Hoofdgebouw - gebouw W&N - gebouw MF Het MBC is continu bemand. De gebouwreceptie van het HG is op werkdagen bemand van 7.00 tot 23.00 uur. De gebouwreceptie van de MF is op werkdagen van 7.00 tot 18.30 uur. De gebouwreceptie van W&N is op werkdagen van 7.00 tot 18.30 uur
2.2.2
Telefoon Het dagelijkse telefoonverkeer wordt verzorgd door de telefooncentrale, gevestigd in het gebouw MF. Naast deze voorziening zijn enkele noodlijnen beschikbaar, die buiten de centrale om kunnen worden gebruikt. De aansluitingen zijn gemaakt in de volgende ruimtes: - Hoofdgebouw (kamer 2e-41) - receptie Hoofdgebouw - receptie gebouw W&N - receptie gebouw MF - MBC Vanuit de meldkamer van het MBC zijn er twee telefoonverbindingen met de alarm centrale van de gemeentebrandweer Amsterdam. Eén daarvan is gekoppeld aan de brandmeldcentrale en treedt alleen in werking wanneer een automatische melder of een handmelder is geactiveerd. alarmnummer VU voor brand en andere calamiteiten
82400
Andere belangrijke nummers zijn opgenomen in bijlage 8
2.2.3
Portofoon Voor een draadloze communicatie tussen de bedrijfsbrandweer, de gebouwrecepties en de bedrijfstechnici wordt de portofoon gebruikt. Het knooppunt wordt gevormd door het MBC. De volgende functionarissen zijn in het bezit van een portofoon: chef van de wacht van het EC technicus van de wacht van het EC bedrijfstechnici van de gebouwen (alleen tijdens bedrijfstijd) alle recepties van de gebouwen medewerkers van de beveiliging technici van de wacht van het ziekenhuis brandmeesters DVM De portofoons van bovengenoemde functionarissen en de mobilofoon van de brandweerauto's staan altijd ingesteld op kanaal 1 en worden bij een calamiteit handmatig omgeschakeld naar kanaal 6.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 3
2 Operationele voorzieningen
2.2.4
Tracer Leden van de brand- en EHBO ploegen zijn uitgerust met een tracer. Bij een calamiteitenalarm kan vanuit het MBC een totale ploeg worden opgeroepen d.m.v. een groepsoproep (zie tabel). Individueel kunnen de tracerbezitters opgeroepen worden via de telefoon *97 + tracer nummer. In de receptieruimtes van de gebouwen liggen de lijsten met EHBO-ers en hun individuele tracernummer.
Lokatie Hoofdgebouw gebouw W&N . Natuurkunde . Scheikunde . Biologie gebouw MF EC Campus
brandploeg 8500 8552 8550 8551 8525 8575 8600
EHBO-ploeg 8501 8503 8502 -
2.2.5
Gebouwomroepinstallatie(slow whoop) Het Hoofdgebouw, het gebouw W&N en het gebouw MF zijn uitgevoerd met een omroepinstallatie. Met deze installatie is het mogelijk om per gebouw, vanuit de receptieruimte en vanuit het MBC een mededeling uit te spreken die betrekking heeft op een calamiteit. De mededeling wordt voorafgegaan door een slow whoopsignaal. Bij horen van dit signaal dienen alle bewoners van het gebouw naar de dichtstbijzijnde luidspreker te gaan om de mededeling aan te horen en er vervolgens naar te handelen.
2.3
Commandoposities
2.3.1
Inzetpost BHV Bij een calamiteit kiest de bevelvoerder een veilige plek in buurt van de calamiteit om vanaf die plaats de taken te verdelen onder de BHV-ers. De gekozen plaats wordt via de portofoon doorgegeven aan het MBC. Bij een brand is de Inzet post meestal één verdieping lager dan de calamiteit.
2.3.2
Opstelplaats voor de externe hulpverlening Externe hulpverlenende instanties zijn: - de gemeentebrandweer - de ambulancedienst - de politie Opstelplaats voor externe hulpverleners: Van der Boechorststraat 5 (ingang Energiecentrum, zie bijlage 9). Vanaf deze plaats worden de hulpverleners door een EC-medewerker naar de calamiteit gebracht.
2.3.3
Commandopost Coördinatieteam Bij groot alarm installeert het Coördinatieteam zich in de commandopost. Deze post is gevestigd in het MBC kamer A107. Als alternatief en uit praktische overwegingen kan het CTB beslissen om de gebouwreceptie van een gebouw te gebruiken.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 4
2 Operationele voorzieningen
2.4
Opvangplaatsen voor personeel en studenten Bij een ontruiming van een gebouw of gebouwdeel worden de bewoners door middel van de omroep-installatie verzocht om naar de opvangplaats te gaan. Bij een calamiteit gelden de volgende opvangplaatsen:
2.5
bij een calamiteit in:
opvangplaats:
Hoofdgebouw/Provisorium I en IV
restaurant van gebouw W&N
gebouw W&N
restaurant Hoofdgebouw
gebouw MF
restaurant van gebouw W&N
Transitorium/EC
restaurant van gebouw MF
kinderdagverblijf 't Oilfantje
restaurant van gebouw MF
Salvage/bereddering In geval van een brand of een calamiteit van enige omvang dient de bevelvoerder hulp in te roepen van een salvage/beredderingsbedrijf. De inschakeling van zo'n bedrijf is geregeld via de stichting Salvage. Dit gebeurt via de alarmcentrale van de gemeentebrandweer. Het hoofd Instandhouding & Beheer en/of het hoofd Lokatiebeheer van het betrokken gebouw begeleiden de Salvagecoördinator.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 5
2 Operationele voorzieningen
Portofoon-communicatieschema na de alarmeringsfase
mobilofoon brandweerauto
bevelvoerder
MBC
mondeling
brandploeg gebouwreceptie
bedrijfstechnicus
beveiliging
bedrijfsbrandweer
portofoon bij een calamiteit schakelt iedereen over van kanaal 1 naar kanaal 6 mondeling c:\schemas\bnpu-com
3
Brand
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 3 Brand
3
Brand
3.1
Inleiding
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 1
Alle VU-gebouwen zijn verdeeld in brandcompartimenten. Elk compartiment heeft naar de naastliggende compartimenten een brandwerendheid van 30 minuten en naar de boven- en onderliggende compartimenten een brandwerendheid van 60 minuten. Dit betekent dat een brand 30 minuten binnen het compartiment gehouden kan worden. Deze tijd wordt gebruikt voor het ontruimen van het getroffen compartiment en het bestrijden van de brand en zonodig voor het ontruimen van de naast-, boven- en onderliggende gebouwdelen. Het alarmsoort bepaalt de ernst van de situatie. Deze wordt door de bevelvoerder vastgesteld. Definiëring van de alarmsoorten: Loos alarm - er is sprake van een onterechte of ongewenste melding Klein alarm - de brand beperkt zich tot één ruimte; de bedrijfsbrandweer kan de brand zelf beheersen Groot alarm - de brand c.q. rook breidt zich uit naar andere ruimtes; de bedrijfsbrandweer heeft hulp nodig van de gemeentebrandweer
3.2
Alarmeringsprocedure Bij een brand of andere calamiteit wordt de bedieningstechnicus van het Meld- en Bedienings-centrum door één van de volgende meldingen gealarmeerd: a. automatische melding: het aanspreken van een automatische brandmelder (rook en/of warmte); b. handmelding: het inslaan van het glaasje van een handbrandmelder; c. telefonische melding op nummer 82400; d. mondelinge melding. Bij het aanspreken van een automatische melder of het inslaan van het glaasje van een handbrandmelder kan de medewerker MBC alleen zien uit welk compartiment en van welke verdieping de melding komt. Daarom is nadere telefonische informatie via het alarmnummer 82400 gewenst over de plaats, omvang en aard van de brand. Als bij het MBC een telefonische of mondelinge melding binnenkomt, activeert de bedieningstechnicus de handmelder van het MBC om de automatische doormeldingen te realiseren en direct contact met de gemeentebrandweer te krijgen. Na een brandmelding door een automatische- of handbrandmelder, vindt automatisch een doormelding plaats naar: • het MBC • receptieruimte van het betreffende gebouw • VU-brandweergarage • de alarmcentrale van de gemeentebrandweer Amsterdam Bij een automatische melding tussen 07.30 en 16.00 uur wordt de melding met een vertraging van 4 minuten doorgegeven aan de alarmcentrale van de gemeentebrandweer. Alarmverwerking door het MBC Onafhankelijk van de soort melding zendt het MBC via een 00-oproep (=F2)(kanaal 1 en 3) een algemene oproep brandalarm uit bestemd voor: • chef van de wacht • bedrijfstechnicus van het betreffende gebouw • technici in het EC • technici van de wacht van het VU ziekenhuis • medewerkers van de beveiliging Iedereen schakelt over naar kanaal 6.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 3 Brand
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 2
Bij een automatische en handmelding gaan chef van de wacht en bedrijfstechnicus op verkenning uit, overige personen blijven stand by op kanaal 6. Na verkenning of na telefonische opgave van aard, plaats en omvang van de brand wordt één van de volgende alarmsoorten gegeven: • loos alarm; iedereen keert terug naar de operationele situatie • klein alarm; brandploeg van het betreffende gebouw(deel) wordt opgeroepen; medewerkers van beveiligingsdienst blijven stand by op kanaal 6, als er geen assistentie nodig is geeft de bevelvoerder aan terug te schakelen naar kanaal 3; in de overige gebouw(del)en schakelen de portofoondragers terug op kanaal 1. Bij opschalen naar groot alarm wordt opnieuw een algemene oproep gedaan. • groot alarm; brandploeg van het betreffende gebouw(deel) wordt opgeroepen; beveiligings medewerkers in de overige gebouw(del)en blijven stand by op kanaal 6. De algemene oproep wordt bij een hand-, een telefonische of een mondelinge brandmelding altijd gevolgd door een traceroproep voor de brandploeg. Bij een automatische rookmelding wordt met de traceroproep gewacht tot na de verkenning van de bedrijfstechnicus van het desbetreffende gebouw. Een uitzondering op deze regel geldt voor een melding uit het gebied Scheikunde; bij alle soorten meldingen uit dit gebied wordt direct een traceroproep voor de brandploeg Scheikunde uitgezonden. Bij groot alarm worden de politie en zonodig de ambulancedienst gewaarschuwd. Indien er sprake is van slachtoffers met dodelijke afloop, ziekenhuis opname of een schadebedrag van honderd duizend gulden dan moet de arbeidsinspectie worden gewaarschuwd (tel.nr. zie bijlage 8).
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 3
3 Brand
Alarmeringsschema bij brand
handmelder
automatische melder
telefonisch 82400
VU brandweergarage MBC bij tel. melding handmelder inslaan
gebouwreceptie
politie tel. 6222222
gemeentebrandweer wordt automatisch via de brandmeldcentrale opgeroepen
tel./mondeling melding
portofoon kanaal 1 telef.
gemeentebrandweer
bedrijfstechnicus bevelvoerder BHV
hoofd Instandhouding en Beheer hoofd Lokatiebeheer
bedrijfsbrandweer beveiliging tracers gebouwbrandploeg
campusbrandploeg bij groot alarm telefonisch
coördinatieteam
c:\schemas\bnpu-abr
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 3 Brand
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 4
3.3
Brandbestrijding
3.3.1
Bevelvoering De bevelvoerder geeft leiding aan de bedrijfsbrandweer en aan de brandploeg. Er is sprake van een getrapte bevelvoering n.l.: binnen bedrijfstijd van a naar c en buiten bedrijfstijd van b naar c. a b c
3.3.2
De bedrijfstechnicus zal meestal als eerste bij de brand aanwezig zijn. Hij geeft tot de komst van de chef van de wacht de aanwijzingen aan de brandploeg. De bevelvoerder BHV,(is herkenbaar aan de blauwe jas) d.i. de chef van de wacht van het EC geeft leiding aan de brandploeg en de bedrijfsbrandweer De bevelvoerder gemeentebrandweer neemt na aankomst de bevelvoering over van de bevelvoerder BHV (zie b).
Acties De acties die zijn beschreven hebben betrekking op de situatie binnen bedrijfstijd van 7.30-16.00 uur. Buiten bedrijfstijd kan geen gebruik worden gemaakt van de inzet van de bedrijfstechnicus en de brandploegen. De gealarmeerde bedrijfsbrandweer gaat bij een hand-, een telefonische - of een mondelinge melding met de brandweerauto direct naar de opgegeven lokatie. Bij een automatische melding wordt de verkenning van de bedrijfstechnicus afgewacht. De bedrijfstechnicus stelt de ernst van de situatie vast; • loos alarm; • klein alarm (als de brand zich beperkt tot één ruimte); • groot alarm (als de brand c.q. rook zich uitbreidt tot één of meer ruimtes). Deze constatering geeft hij via portofoonkanaal 1 door aan het MBC. Bij klein alarm en groot alarm onderneemt de bedieningstechnicus van het MBC de volgende acties: • alarmeert de bedrijfsbrandweer en de bevelvoerder • geeft de aard en de omvang van het alarm door aan de gemeentebrandweer • doet op verzoek van de bevelvoerder een tracergroepsoproep naar de brandploeg • waarschuwt bij groot alarm het Coördinatieteam • zorgt voor opvang van de gemeentebrandweer bij de opstelplaats van der Boechorststraat 5 (zie plattegrond bijlage 9). De beveiliging zorgt ervoor dat op verzoek van de bevelvoerder alle ruimtes in het getroffen gebied geopend worden en bedient de brandweerlift die gebruikt wordt door de brandweer. Door de bedieningstechnicus van het MBC wordt op verzoek van de bevelvoerder de ventilatie in de brandstand geschakeld (als dat voor dat gebouwdeel mogelijk is). Op aanwijzing van de bevelvoerder gaat de bedrijfsbrandweer met de brandweerauto naar het aansluitpunt van de droge stijgleiding van het calamiteitengebied en maakt de aansluiting voor bluswater. Nadat de brandploeg is gearriveerd, organiseert de bevelvoerder de: • ontruiming. • brandbestrijding; Bij aankomst van de gemeentebrandweer wordt de bevelvoering overgenomen door de gemeentebrandweer. Bij een dreiging van verontreiniging van het oppervlaktewater door het bluswater laat de bevelvoerder via het MBC de DWR waarschuwen tel. zie bijlage 8. Als er tengevolge van de brand gevaarlijke stoffen vrij komen, dan volgt afhandeling vlg. hoofdstuk 9, ongelukken met gevaarlijke stoffen.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 3 Brand
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 5
Gebruik van calamiteitenkarren De campusbrandploeg heeft als taak om de calamiteitenkar in een gebouw naar de door de bevelvoerder opgegeven lokatie te brengen. De deuren van de ruimten waar de karren zich bevinden kunnen worden ontgrendeld door: • de brandmeldinstallatie; • het inslaan van ruitje van het groene kastje; • gebruik van de sleutel bij de gebouwreceptie. Plaats van de calamiteitenkar: In het Hoofdgebouw in KA-07 In gebouw W&N in F068 In gebouw MF in AK05
3.3.3
Afronding Als de brand is bedwongen, geeft de bevelvoerder van de bedrijfsbrandweer het sein "brand meester" door aan het MBC. Het MBC stelt met een algemene oproep op kanaal 1 alle betrokken portofoondragers op de hoogte.
3.3.4
Salvage/bereddering In geval van een brand of een calamiteit van enige omvang dient de bevelvoerder hulp in te roepen van een salvage/beredderingsbedrijf. De inschakeling van zo'n bedrijf is geregeld via de stichting Salvage. Dit gebeurt via de bevelvoerder en de alarmcentrale van de gemeentebrandweer. Het hoofd Instandhouding & Beheer en/of het hoofd Lokatiebeheer van het betrokken gebouw begeleiden de Salvagecoördinator.
3.3.5
Rapportage De bevelvoerder rapporteert door invulling van het BHV-formulier, uitgebracht aan het hoofd BHV en gekopieerd aan de DVM. De DVM maakt bij groot alarm een evaluatieverslag van de calamiteit en de bestrijding ervan, en stuurt een rapport aan het hoofd BHV.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 6
3 Brand
3.4
Taken
3.4.1
Bedieningtechnicus MBC
a. Neemt de brandmelding in ontvangst en eest het brandmeldpaneel af. b. Verstrekt informatie aan de gemeentebrandweer via de hoofdmelder die verbonden is met de alarmcentrale van de gemeentebrandweer Amsterdam. c. Slaat bij een telefonische of mondelinge melding de handmelder van de meldka mer in om daarmee de directe verbinding te realiseren met de gemeente brandweer (bij een hand- of automatische melding wordt dit contact automatisch gelegd). d. Doet via de portofoon op kanaal 1 een algemene oproep brandalarm met op gave van het soort melding en de lokatie en verzoekt om over te schakelen naar kanaal 6. e. Doet bij een hand-, een telefonische- of een mondelinge melding direct een tracergroepsoproep voor de brandploeg. Bij een automatische melding wordt eerst de reactie van de bedrijfstechnicus afgewacht. Is deze reactie klein of groot alarm dan wordt alsnog de brandploeg opgeroepen.
j.
Voor elke melding uit het gebied Scheikunde wordt direct een traceroproep voor de brandploeg Scheikunde nr 8550 uitgezonden.
g.
Na het vaststellen van de alarmsoort door de bevelvoerder: . loos alarm . klein alarm . groot alarm geeft hij deze informatie portofonisch door als een algemene mededeling.
h.
Doet bij klein- en groot alarm een tracergroepsoproep voor de brandploeg als dit nog niet heeft plaatsgevonden) en geeft de plaats van de door de bevelvoerder gekozen inzetpost door.
i.
Roept bij groot alarm het coördinatieteam op.
j.
Waarschuwt bij groot alarm de politie.
. k.
l.
Schakelt op verzoek van de bevelvoerder de brandventilatie in. Zorgt voor opvang van de gemeentebrandweer.
m. Waarschuwt op verzoek van de bevelvoerder stichting Salvage. n.
3.4.2
Waarschuwt op verzoek van de bevelvoerder het DWR. (zie tel.lijst bijlage 8)
Gebouwreceptie
a. Geeft een telefonische of mondelinge calamiteitenmelding per portofoon door aan het MBC.
b.
Waarschuwt telefonisch het hoofd Lokatiebeheer en het hoofd I&B.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 7
3 Brand
3.4.3
Bevelvoerder BHV (herkenbaar aan de rode armband)
a. Stelt zich in verbinding met de bedrijfstechnicus en laat door hem de situatie verkennen. Via portofoonkanaal 1 wordt het soort alarm aan het MBC doorgegeven: loos, klein of groot alarm. Zowel bij klein als bij groot alarm gaat hij direct naar de opgegeven lokatie.
g.
Geeft leiding aan de brandbestrijding in afwachting van de komst van de gemeentebrandweer.
h.
Geeft opdracht aan MBC om de ventilatie in de brandstand te laten schakelen.
i.
Voert met de lokaal deskundige over leg over de mogelijke risico's zoals: - de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen; - de aanwezigheid van personen m.n de niet-zelfredzame personen; - het afsluiten van gasvoorzieningen; en geeft de leden van de brandploeg opdracht om acties hierop te onder nemen.
j.
Onderhoudt contact met het coördinatieteam (indien aanwezig).
k.
Draagt bij aankomst van de Gemeentebrandweer de bevelvoering over.
l.
Geeft aan het MBC opdracht de stichting Salvage in te schakelen.
m.
Na afloop van de actie wordt aan het MBC het sein brand meester gegeven en wordt het rapportageformulier ingevuld en opgestuurd naar het hoofd BHV en de DVM.
b. Stelt zich in verbinding met de lokaal deskundige. c. Stelt de lokatie van de inzetpost vast en geeft dit door aan het MBC. d. Draagt bij groot alarm het MBC op om de volgende acties te ondernemen: de beveiliging de sleutels te laten brengen van alle ruimtes in het meldgebied; de gebouwbrandploeg op te roepen; en het coördinatieteam op te roepen. e. Beslist (bij voorkeur na overleg met de lokaal deskundige) tot ontruiming van (een deel van) het gebouw. f.
Geeft via de portofoon aan het MBC door dat het bevel tot ontruiming is gegeven.
3.4.4
Bedrijfstechnicus
a. Gaat naar de opgegeven lokatie. b. Stelt de ernst van de situatie vast en geeft dit via het MBC door aan de bevelvoerder (groot, klein of loos alarm).
c. Geeft, tot de komst van de bevelvoerder BHV, aanwijzingen aan de brand ploeg voor de eerste blusacties.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 8
3 Brand
3.4.5
Bedrijfsbrandweer
a. Rukt uit met de brandweerauto. Op aanwijzing van de bevelvoerder wordt aangesloten op het aansluitpunt van de droge stijgleiding.
3.4.6
b. Stelt zich beschikbaar aan de bevelvoerder.
Beveiliging
a. Gaat, na een ontvangen brand melding, op verkenning.
d.
Onderneemt in afwachting van de bevelvoerder de eerste blusacties.
b. Zorgt voor sleutels van de ruimtes in het bedreigde gebied.
e.
Stelt zich beschikbaar aan de bevelvoerder
c. Bedient de brandweerlift.
3.4.7
Gebouwbrandploeg en campusbrandploeg
a. Gaat naar de opgeven lokatie.
d.
Assisteert bij de brandbestrijding.
b. Voert in opdracht van de bevelvoerder verdere verkenningen uit.
e.
Verwijdert gevaarlijke stoffen zoals gascilinders en brandbare vloeistoffen.
c. Assisteert bij het evacueren van aanwezige personen uit de bedreigde zone(s).
f.
Sluit hoofdkranen van gasvoorzieningen.
c.
Begeleidt de Salvagecoördinator.
3.4.8
Hoofd Lokatiebeheer
a. Begeeft zich naar de plaats van de calamiteit en neemt in overleg met de bevelvoerder ondersteunende maatregelen. b. Neemt op verzoek van het CTB zitting in het Coördinatieteam.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 9
3 Brand
3.4.9
Hoofd Instandhouding & Beheer
a. Begeeft zich naar de plaats van de calamiteit en neemt in overleg met de bevelvoerder ondersteunende maatregelen.
c. Neemt op verzoek van het CTB zitting in het coördinatieteam d. Begeleidt de Salvagecoördinator.
b. Geeft adviezen over het sluiten van bedrijfsstoffen en het schakelen van de ventilatie.
3.4.10 Coördinatieteam BHV a. Installeert zich in het MBC of de receptieruimte van het desbetreffende gebouw. b. Laat zich via portofoonkanaal 6 informeren door de bevelvoerder en de lokaal deskundige.
c. Treedt handelend op m.b.t.: - ondersteuning van de bevelvoerder - ondersteuning bedrijfsvoering - contacten met de media d. Adviseert de bevelvoerder m.b.t acties in het calamiteitengebied en de onder-, boven- en naastliggende gebouwdelen.
3.4.11 Lokaal deskundige (herkenbaar aan de oranje armband) a. Laat alarmeren, door het inslaan van een handmelder én telefonisch via alarmnummer 82400. b. Laat ramen en deuren sluiten. c. Laat kleine blusmiddelen aanvoeren en probeert de brand te blussen.
e. Geeft informatie aan de bevelvoerder over de mogelijke risico's op zijn afdeling zoals: - aanwezigheid van niet-zelfredzame personen - aanwezigheid van gevaarlijke stoffen; - aanwezige kostbare apparatuur. f.
d. Treedt bij een onveilige situatie handelend op, waarbij de aandacht vooral is gericht op de veiligheid van de aanwezige personen. Geeft zonodig opdracht de afdeling te verlaten en zich te melden bij de opvangplaats.
Regelt, als het op de afdeling niet-zelfredzame personen betreft, de begeleiding naar de opvangplaats.
4
Ontruiming
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 1
4 Ontruiming
4
Ontruiming
4.1
Inleiding Tot ontruiming van een gebouw of een gebouwdeel ten gevolge van een calamiteit zal worden besloten wanneer er acuut gevaar dreigt voor de veiligheid en/of gezondheid van de gebruikers. De calamiteiten waarbij dit kan voorkomen zijn: brand; bommelding; lichamelijke bedreiging en vandalisme ongelukken met gevaarlijke stoffen; grote technische storingen. De leiding van een afdeling is verantwoordelijk voor de veiligheid van de medewerkers en neemt als eerste de beslissing om te ontruimen. Voor controles van ruimtes op aanwezigheid van personen en voor afzetting van het bedreigde gebied wordt onder leiding van de bevelvoerder, de brandploeg van het betreffende gebouw of de campusbrandploeg ingeschakeld. De bevelvoerder wordt geadviseerd door de lokaal deskundige van de afdeling. De aandacht richt zich in eerste instantie op personen en gevaarlijke stoffen, in een later stadium op archiefmateriaal en apparatuur.
4.2
Ontruiming De beslissing om een afdeling te ontruimen wordt in principe genomen door de leiding of de lokaal deskundige van de desbetreffende afdeling. In alle gevallen is de bevelvoerder bevoegd om de ontruimingsbeslissing te nemen. Bij een bommelding of lichamelijke bedreiging en vandalisme vraagt de bevelvoerder advies aan de politie. Bij een grote technische storing vraagt de bevelvoerder advies aan het hoofd Instandhouding & Beheer. Een ontruimingsbevel kan op verschillende manieren kenbaar worden gemaakt: mondeling door de lokaal deskundige of leden van de brandploeg; door een ontruimingsbericht via de omroepinstallatie, voorafgegaan door een slow whoop-signaal.
4.2.1
Opvangplaatsen Bij ontruiming van een gebouw of gebouwdeel dienen alle personen zich via de trappenhuizen te begeven naar de opvangplaats.
bij een calamiteit in:
opvangplaats:
Hoofdgebouw/Provisorium I en IV
restaurant van gebouw W&N
gebouw W&N
restaurant Hoofdgebouw
gebouw MF
restaurant van gebouw W&N
Transitorium/EC
restaurant van gebouw MF
kinderdagverblijf 't Oilfantje
restaurant van gebouw MF
Alle personen die zich bij de opvangplaats melden worden geregistreerd en krijgen daar nadere informatie, dit wordt verzorgd door het hoofd Lokatiebeheer.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 4 Ontruiming
4.3
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 2
Ontruimingsprocedures voor de gebouwen 4.3.1 Ontruiming in het Hoofdgebouw Plattegronden zie bijlage 1 Het bevel tot ontruiming op een afdeling kan mondeling worden gegeven, door de leiding van de afdeling. Of er kan via de omroepinstallatie worden bekendgemaakt welke gebouwdelen moeten worden ontruimd. Elk bericht wordt vooraf gegaan door een slow whoop signaal. De omroepinstallatie van het Hoofdgebouw kan zowel door de receptie van HG als door de bedieningstechnicus van het MBC worden ingesproken. De opdracht hiervoor wordt gegeven door de bevelvoerder. Het ontruimingsbevel kan betrekking hebben op het totale gebouw of delen daarvan. De bevelvoerder laat zich zonodig voor deze beslissing adviseren door het hoofd Lokatiebeheer. Het personeel en de studenten worden verzocht om via de trappenhuizen het gebouw te verlaten en zich te melden in het restaurant van het gebouw W&N. De aangewezen lokaal deskundige blijft op de plaats van de calamiteit achter om de bevelvoerder te kunnen adviseren. 4.3.2 Ontruiming in het gebouw W&N Plattegronden zie bijlage 3 Het bevel tot ontruiming op een afdeling wordt mondeling gegeven door de leiding van de afdeling. Aanvullend hierop kan via de omroepinstallatie worden bekendgemaakt welke gebouwdelen verder nog moeten worden ontruimd. De omroepinstallatie van gebouw W&N kan zowel door de receptie van W&N als door de bedieningstechnicus van het MBC worden ingesproken. De opdracht hiervoor wordt gegeven door de bevelvoerder. Het ontruimingsbevel kan betrekking hebben op het totale gebouw of delen daarvan. De bevelvoerder laat zich voor deze beslissing zonodig adviseren door het hoofd Lokatiebeheer. Het personeel en de studenten worden verzocht om via de trappenhuizen het gebouw te verlaten en zich te melden in het restaurant van het Hoofdgebouw. De aangewezen lokaal deskundige blijft op de plaats van de calamiteit achter om de bevelvoerder te kunnen adviseren. 4.3.3 Ontruiming in het gebouw MF Plattegronden zie bijlage 4 Het bevel tot ontruiming op een afdeling wordt mondeling gegeven door de leiding van de afdeling. Aanvullend hierop kan via de omroepinstallatie worden bekendgemaakt welke gebouwdelen verder nog moeten worden ontruimd. De omroepinstallatie van gebouw MF kan zowel door de receptie van MF als door de bedieningstechnicus van het MBC worden ingesproken. De opdracht hiervoor wordt gegeven door de bevelvoerder. Het ontruimingsbevel kan betrekking hebben op het totale gebouw of delen daarvan. De bevelvoerder laat zich zonodig voor deze beslissing adviseren door het hoofd Lokatiebeheer. Het personeel en de studenten worden verzocht om via de trappenhuizen het gebouw te verlaten en zich te melden in het restaurant van gebouw W&N. De aangewezen lokaal deskundige blijft op de plaats van de calamiteit achter om de bevelvoerder te kunnen adviseren. 4.3.4 Ontruiming in het Transistorium/Energiecentrum Plattegrond zie bijlage 5 Het bevel tot ontruiming op een afdeling wordt mondeling gegeven door de leiding van de afdeling. De bevelvoerder beslist of ook andere gebouwdelen moeten worden ontruimd. Het ontruimingsbevel kan betrekking hebben op het totale gebouw of delen daarvan. De bevelvoerder geeft hiervoor brandploegleden opdracht om dit mondeling bekend te maken. Het personeel en de studenten worden verzocht om via de trappenhuizen het gebouw te verlaten en zich te melden in het restaurant van gebouw MF. De aangewezen lokaal deskundige blijft op de plaats van de calamiteit achter om de bevelvoerder te kunnen adviseren.
4.4
Na de ontruiming Na de ontruiming wordt de bestrijding van de calamiteit ter hand genomen onder leiding van de bevelvoerder met de brandploeg en de bedrijfsbrandweer. Bij de opvangplaats vindt registratie en opvang van de geëvacueerde personen plaats.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 3
4 Ontruiming
4.5
Taken (aansluitend aan de taken bij de afzonderlijke calamiteiten)
4.5.1
Bedieningtechnicus MBC
a. Verzoekt in opdracht van de bevelvoerder via de omroepinstallatie om het gebouw cq gebouwdeel te verlaten.
4.5.2
Gebouwreceptie
a. Verzoekt in opdracht van de bevelvoerder via de omroepinstallatie om het gebouw cq gebouwdeel te verlaten.
4.5.3
Lokaal deskundige (herkenbaar aan de oranje armband)
a. Geeft opdracht tot ontruiming en ziet er op toe dat persoonlijk bezittingen worden meegenomen en electrische apparatuur wordt uitgeschakeld.
4.5.4
Bevelvoerder BHV
a. Geeft opdracht tot ontruiming: . mondeling aan de bewoners; . aan het MBC of de gebouwreceptie, door via de omroepinstallatie te laten uitspreken welk gebouwdeel moet worden ontruimd.
4.5.5
b. Informeert de bevelvoerder over de risico's.
b. Geeft leiding aan de bedrijfsbrandweer en de brandploeg.
Gebouwbrandploeg en campusbrandploeg
a. Brengt niet-zelfredzame personen buiten het calamiteitengebied.
d. Verwijdert kostbare apparatuur e. Sluit hoofdkranen van gasvoorzieningen
b. Controleert alle ruimtes in het calamiteitengebied op de aanwezigheid van personen. c. Verwijdert gevaarlijke stoffen zoals: - brandbare vloeistoffen - gascilinders - chemicaliën
f.
Schakelt bedrijfsstoffen uit.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 4
4 Ontruiming
4.5.6
Beveiliging
a. Zorgt voor afzetting van het ontruimde gebied
4.5.7
Hoofd Lokatiebeheer
a. Begeeft zich naar de plaats van de calamiteit en neemt in overleg met de bevelvoerder ondersteunende maatregelen.
d. Geeft aan de geëvacueerde personen om de ca 10 minuten informatie over de gang van zaken. e
Geeft, als de bevelvoerder het sein "calamiteit meester" heeft gegeven toestemming om naar de werkplek te gaan.
f.
Houdt contact en neemt zitting in het coördinatieteam.
b. Zorgt voor opvang en registratie van de geëvacueerde personen. c. Installeert een EHBO post.
g. Begeleidt de Salvagecoördinator.
4.5.8
Coördinatieteam
a. Begeeft zich naar de CTB ruimte (MBC kamer A107). b. Regelt de opvang van geëvacueerde personen. c. Neemt in overleg met de bevelvoerder ondersteunende maatregelen.
d. Neemt maatregelen om het overige deel van universiteit zo goed mogelijk operationeel te houden. e. Onderhoudt de contacten met de media.
5
Bommelding
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 5 Bommelding
5
Bommelding
5.1
Inleiding
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 1
Een bommelding kan op verschillende manieren binnenkomen, bijvoorbeeld: • telefonisch, • mondeling (verdacht pakketje gesignaleerd), • schriftelijk, • e mail. Het formulier (zie 5.8) waarop aanwijzingen zijn aangegeven en waarop bijzonderheden genoteerd kunnen worden, behoort aanwezig te zijn in het MBC en bij alle recepties van de gebouwen. Tracht zo veel mogelijk informatie te vergaren over de melding, waarbij de beantwoording van de vraag, "waar en hoe laat springt de bom" grote prioriteit verdient. Na een melding wordt direct het MBC gewaarschuwd, tel. 82400. Om paniek te voorkomen (geruchtenstroom) dient in eerste instantie de melding alleen telefonisch te worden doorgegeven aan de hier genoemde instanties.
5.2
Alarmeringsprocedure Na ontvangst van een melding bij het MBC wordt direct telefonisch de politie 6222222 gewaarschuwd en vervolgens een telefonische oproep naar de chef van de wacht als bevelvoerder en de gebouwtechnicus van het betreffende gebouw(deel). In veel gevallen kan de politie in het eerste contact al vaststellen of er sprake is een serieuse melding.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 2
5 Bommelding
Alarmeringsschema bij een bommelding
telefonisch 82400
MBC
gebouwreceptie politie tel. 6222222
tel./mondeling melding
telefonisch !!! telef.
zonodig
gemeentebrandweer
bedrijfstechnicus
bevelvoerder BHV
hoofd Lokatiebeheer hoofd Instandhouding en Beheer
beveiliging telefonisch gebouwbrandploeg bij groot alarm telefonisch coördinatieteam
c:\schemas\bnpu-ab
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 5 Bommelding
5.3
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 3
Bestrijding (opsporen van de bom) Na overleg tussen de bevelvoerder, het hoofd Lokatiebeheer en de politie worden via het MBC telefonisch de bedrijfsbrandweer en de brandploeg opgeroepen. Een belangrijk aspect in de afhandeling is het opsporen van de bom. Onder leiding van de politie en geassisteerd door de BHV bevelvoerder en eventueel de gebouwbrandploeg, worden veiligheidsmaatregelen getroffen en wordt de zoekactie uitgevoerd. I.v.m. ontstekingsgevaar mogen er geen portofoons worden gebruikt. Verdachte voorwerpen worden alleen door een bomdeskundige van de politie geanalyseerd. De politie beslist over maatregelen om de bom te laten verwijderen of te laten ontploffen. Bij groot alarm wordt het Coördinatieteam opgeroepen.
5.4
Ontruiming De ontruimingsprocedure is beschreven in hoofdstuk 4.
5.5
Afronding Er is geen gevaar meer voor mens en materieel als: de lokatie bekend en de bom gevonden en niet meer gevaarlijk is; bij loos alarm De politie geeft het sein “ situatie meester” De bevelvoerder geeft dit door aan het MBC. Het MBC doet hiervan via de portofoon een algemene mededeling.
5.6
Rapportage De bevelvoerder rapporteert door invulling van het bedrijfshulpverleningsrapport. In ernstige gevallen wordt op verzoek van het hoofd BHV door de DVM een rapport opgesteld.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 4
5 Bommelding
5.7
Taken
5.7.1
Bedieningstechnicus MBC
a. Waarschuwt de politie (tel. zie bijlage 8).
e. Waarschuwt de beveiliging. f.
b. Waarschuwt (uitsluitend telefonisch) de receptie van het desbetreffende gebouw.
Waarschuwt op verzoek van de bevelvoerder de brandploeg.
g. Waarschuwt op verzoek van de bevelvoerder het coördinatieteam.
c. Waarschuwt de gebouwtechnicus. d. Waarschuwt de bevelvoerder BHV.
5.7.2
Gebouwreceptie
a
Probeert zoveel gegevens te ver zamelen en vast te leggen op formulier (zie 5.8)
b. Waarschuwt telefonisch het MBC als de melding bij de receptie is binnengekomen.
b
Zet de bedienpost in de nachtstand en de bandrecorder op stop.
c. Waarschuwt het hoofd Lokatiebeheer en hoofd instanding en beheer
5.7.3
Bevelvoerder BHV
a. Gaat naar de receptie van het desbetreffende gebouw. b. Blijft in contact met MBC om de brand ploeg op te roepen. c. Voert overleg met de politie en met de leden van het coördinatieteam over de tenemen maatregelen, waarbij het deskundig oordeel van de politie doorslag gevend is.
5.7.4
Bedrijfstechnicus
a. Meldt zich voor overleg met de bevelvoerder bij de gebouwreceptie.
d. Geeft (in overleg met de politie) aanwijzingen voor het opsporen van de bom. Onderzoekt, onder begeleiding van de politie, het betreffende gebouwdeel. e. Informeert het MBC zodra de situatie veilig is. f.
Rapporteert door invulling van het rapportage formulier.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 5
5 Bommelding
5.7.5
Beveiliging
a. Gaat naar de receptie van het desbetreffende gebouw voor overleg.
c. Zorgt bij verdachte pakketjes voor afzettingen.
b. Opent op verzoek van de bevelvoerder ruimtes.
5.7.6
Brandploeg
a. Gaat naar de receptie van het desbetreffende gebouw.
5.7.7
Hoofd Lokatiebeheer en hoofd Instandhouding & Beheer
a. Gaan naar de receptie van het desbetreffende gebouw.
5.7.8
b. Voert in opdracht van de bevelvoerder zoekacties uit.
Coördinatieteam
a. Voert overleg met bevelvoerder BHV en de politie over de te nemen maatregelen.
b. Voeren overleg met de bevelvoerder BHV en de politie
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 6
5 Bommelding
5.8
Formulier (telefonische) bommelding
Algemeen: • wees vriendelijk • tracht de melder aan de praat te houden; vraag veel, zoals: • wanneer springt de bom? • waar ligt de bom (verstopt, duidelijk zichtbaar)? • wat voor bom (explosief, brandbom)? • hoe ziet de bom er uit? • wat is de reden? • waar vandaan belt u? • wie bent u? • van wie en hoe hebt u dit gehoord ? (indien bericht) Bij binnenkomst van de melding in het Hoofdgebouw of de telefooncentrale kan een bandopname worden afgeluisterd. Noteer zoveel mogelijk letterlijk wat gezegd wordt tekst:
Datum: . . . . . . . . Tijd van ontvangst: . . . . . . Identificeer berichtgever
Opties:
a.
Stem
[
]
Man, Vrouw, Kind
b.
Spraak
[ [ [ [ [
] ] ] ] ]
Langzaam, Normaal, Snel, Afgebeten Ernstig, Lachend, Monotoon, Hakkelend Lispelend, Hees, Schor, Dronken, Verdraaid Nederlands, Engels, Frans, Duits, Andere taal, Dialect Stem eerder gehoord?
c.
Achtergrondgeluiden [ [ [ [
] ] ] ]
Lachen, Praten, Kinderen Café, Muziek, Schrijfmachine, Telefooncel Tram, Bus, Verkeer, Vliegtuig Trein, Machines, Andere geluiden
Bericht doorgegeven aan ..................... Opgenomen door ...................... Alarmeer het MBC tel. 82400 Spreek verder met niemand anders over de melding.
Tijdstip Telefoon
................. ................
6
Lichamelijke bedreiging en vandalisme
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 6 Lichamelijke bedreiging en vandalisme
6
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 1
Lichamelijke bedreiging, vandalisme en overvallen Onder lichamelijke bedreigingen verstaan we zowel bedreigingen met vuurwapens als vechtpartijen. Onder vandalisme verstaan we dreiging van geweld en vernielingen. Lichamelijke bedreigingen en vandalisme kunnen zowel afzonderlijk als in combinatie met elkaar voorkomen. In alle gevallen dienen waarnemers van deze bedreigende situaties dit te melden bij de gebouw receptie of het MBC.
6.1
Alarmeringsprocedure Het MBC waarschuwt de politie (tel. zie bijlage 8) en vervolgens een 00-oproep (F2)(kanaal 1 en 3) een algemene oproep lichamelijke bedreiging, vandalisme en verdacht persoon bestemd voor: • chef van de wacht • bedrijfstechnicus van het betreffende gebouw • receptie van het betreffende gebouw • medewerkers van de beveiliging Iedereen schakelt over naar kanaal 6. Chef van de wacht, bedrijfstechnicus en beveilingsmedewerkers verzamelen bij de receptie van het desbetreffende gebouw. Na verkenning wordt een van de volgende alarmsoorten gegeven: • loos alarm; iedereen keert terug naar de operationele situatie • klein alarm; niet betrokkenen schakelen terug naar hun eigen kanaal. • groot alarm; niet betrokkenen blijven stand by op kanaal 6
6.2
Aanpak van een bedreiging Bij lichamelijke bedreigingen of vandalisme worden de bedreigers als eerste benaderd door de beveiliging. Voor ondersteuning kan de bevelvoerder de brandploeg laten oproepen. De acties zijn er vooral op gericht om de bedreigers of vernielers te kalmeren en om tijd te rekken in afwachting van de politie. De brandploeg houdt daarbij zonodig toeschouwers en nieuwsgierigen op een afstand,
6.3
Rapportage De bevelvoerder rapporteert door invulling van het rapportageformulier. Op verzoek van het hoofd BHV maakt de bevelvoerder BHV een verslag van de gebeurtenis.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 2
6 Lichamelijke bedreiging en vandalisme
Alarmeringsschema bij lichamelijke bedreiging of vandalisme
telefonisch 82400
MBC
gebouwreceptie
tel./mondeling melding
portofoon kanaal 1
politie tel. 6222222
telef.
bedrijfstechnicus
hoofd Lokatiebeheer
bevelvoerder BHV
beveiliging tracergroepsoproep gebouwbrandploeg bij groot alarm telefonisch coördinatieteam
c:\schemas\bnpu-al
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 6 Lichamelijke bedreiging en vandalisme
6.4
Taken
6.4.1
Bedieningstechnicus MBC
a. Waarschuwt de politie (tel. zie bijlage 8). b. Waarschuwt via de portofoon met een algemene oproep, de gebouw receptie en de bedrijfstechnicus van het desbetreffende gebouw, de bevelvoerder en de beveiliging.
6.4.2
c. Waarschuwt op verzoek van de bevelvoerder de brandploeg. d. Waarschuwt op verzoek van de bevelvoerder het coördinatieteam.
Gebouwreceptie
a. Waarschuwt telefonisch het MBC als de melding bij de receptie is binnengekomen.
6.4.3
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 3
b. Waarschuwt het hoofd Lokatiebeheer
Bevelvoerder BHV
a. Gaat naar de receptie van het desbetreffende gebouw.
c. Informeert het MBC zodra de situatie onder controle is.
b. Voert overleg met de lokaal deskundige de politie en met de leden van het Coördinatieteam over de te nemen maatregelen, waarbij het deskundig oordeel van de politie maatgevend is.
d. Rapporteert door invulling van het rapportage formulier.
6.4.4
Bedrijfstechnicus
a. Meldt zich voor overleg bij de gebouw receptie.
6.4.5
Beveiliging
a. Meldt zich voor overleg bij de gebouwreceptie.
b. Doet als eerste pogingen om de bedreigers te kalmeren.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 4
6 Lichamelijke bedreiging en vandalisme
6.4.6
Brandploeg
a. Gaat naar de receptie van het desbetreffende gebouw.
6.4.7
Hoofd Lokatiebeheer
a. Gaat naar de receptie van het desbetreffende gebouw.
6.4.8
b. Houdt in opdracht van de bevelvoerder nieuwsgierigen op afstand.
b. Voert overleg met de bevelvoerder BHV en de politie.
Coördinatieteam BHV
a. Voert overleg met bevelvoerder BHV en de politie.
c.
Neemt maatregelen om het overige deel van de universiteit zo goed mogelijk operationeel te houden.
d.
Onderhoudt de contacten met de media.
b. Regelt de opvang van de slachtoffers.
6.4.9
Lokaal deskundige
a. Informeert de bevelvoerder over de aanwezige risico’s en overlegt of er ontruiming van de afdeling moet plaatsvinden.
7
Ernstige ongevallen
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 7 Ernstige ongevallen
7
Ernstige ongevallen
7.1
Inleiding
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 1
De regeling heeft betrekking op medewerkers, studenten en bezoekers. Een ongeval kan plaatsvinden in of nabij één van de gebouwen van de universiteit. Het gebied dat EHBO bestrijkt is breed; van een splinter in de vinger of een verzwikte enkel tot een hartstilstand. Daarom wordt onderscheid gemaakt tussen niet ernstige en ernstige gevallen. Bij ongevallen van niet ernstige aard wordt er vanuit gegaan dat er geen sprake is van een calamiteit. De hulpverlening komt dan tot stand via de EHBO-posten of individueel gewaarschuwde EHBO-ers. Ongevallen van ernstige aard worden gezien als een calamiteit en zijn om die reden in dit bedrijfsnoodplan beschreven. Een ongeval is ernstig als het slachtoffer niet meer zelfstandig een EHBO-er kan bereiken. Er is altijd sprake van groot alarm als er meerdere slachtoffers zijn, als er gevaar is voor anderen en er een kans is dat er paniek uitbreekt. Bij een calamiteit/ongevalssituatie waarbij lichamelijk letsel is opgetreden, krijgt de hulpverlening aan het slachtoffer de hoogste prioriteit. EHBO-ploegen Voor de volgende gebouwen zijn EHBO-ploegen samengesteld: Hoofdgebouw gebouw W&N (verdeeld over verschillende faculteiten) gebouw MF Energiecentrum Voor een ongeval in Provisorium I en IV worden EHBO-ers van het Hoofdgebouw opgeroepen en voor een ongeval in het Transistorium en kinderdagverblijf worden EHBO-ers van het gebouw MF opgeroepen. Meldingsmogelijkheden De hulpvrager of omstanders alarmeren het MBC door het ongeval te melden via telefoonnummer 82400. De hulpvrager of omstanders alarmeren de receptie van het gebouw. Als er in de directe omgeving geen telefoon is kan gebruik worden gemaakt van een handmelder. Van belang is een korte maar juiste omschrijving van de omvang en plaats van het ongeval. Zoals: de ernst van het ongeval en het aantal slachtoffers; het betreffende gebouw; het kamernummer.
7.2
Alarmeringsprocedure
Het MBC doet via een 00-oproep (F2)(kanaal 1 en 3) een algemene oproep ernstig ongeval bestemd voor: • chef van de wacht • bedrijfstechnicus van het betreffende gebouw • receptie van het betreffende gebouw • medewerkers van de beveiliging Iedereen schakelt over naar kanaal 6. Chef van de wacht, bedrijfstechnicus en beveiligingsmedewerkers verzamelen bij de receptie van het desbetreffende gebouw. Afhankelijk van de ernst van de situatie wordt één van de volgende alarmsoorten gegeven:
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 2
7 Ernstige ongevallen
• • •
loos alarm; iedereen keert terug naar de operationele situatie klein alarm; niet betrokkenen schakelen terug naar hun eigen kanaal. groot alarm; niet betrokkenen blijven stand by op kanaal 6
De gebouwreceptie waarschuwt telefonisch het hoofd Lokatiebeheer. Het MBC voert een tracergroepsoproep uit: voor het Hoofdgebouw nr. 8501 voor MF en EC nr.8502 en voor W&N nr.8503.
Alarmeringsschema bij een ernstig ongeval
telefonisch 82400
MBC
gebouwreceptie
tel./mondeling melding
portofoon kanaal 1 telef. ambulance tel. 0112 BGD bedrijfstechnicus
hoofd Lokatiebeheer
bevelvoerder BHV
beveiliging tracergroepsoproep gebouw EHBO ploeg bij groot alarm telefonisch coördinatieteam
c:\schemas\bnpu-aon
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 7 Ernstige ongevallen
7.3
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 3
Behandeling
De EHBO-er verleent eerste hulp en de BGD neemt aanvullende maatregelen. Afhankelijk van de ernst van de situatie kunnen de volgende acties volgen: het slachtoffer wordt naar de EH van het ziekenhuis gebracht; via het MBC wordt een ambulance opgeroepen of geïnformeerd dat de oproep heeft plaats gevonden; Bij ziekenhuisopname van een medewerker stelt het hoofd Lokatiebeheer zich in verbinding met de faculteit of dienst waar de patiënt werkzaam is. Het diensthoofd brengt vervolgens de familieleden op de hoogte. Indien er sprake is van slachtoffers met dodelijke afloop, ziekenhuis opname of een schadebedrag van honderd duizend gulden dan moet de bevelvoerder de arbeidsinspectie laten waarschuwen. In het belang van het onderzoek zorgt de bevelvoerder er voor dat de ongevals situatie niet wordt gewijzigd. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de arbeidsinspectie en de DVM.
7.4
Rapportage
Bij ernstige ongevallen rapporteert de bevelvoerder door invulling van het bedrijfshulpverleningsformulier (bijlage 7a en 7e).
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 4
7 Ernstige ongevallen
7.5
Taken
7.5.1
Bedieningstechnicus MBC
a. Neemt de ongevalsmelding in ontvangst en verzamelt de benodigde gegevens over plaats, aard en omvang van het ongeval. b. Waarschuwt de ambulancedienst via alarmnr. 0112. c. Waarschuwt via de portofoon de ge bouwreceptie en de bedrijfstechnicus van het desbetreffende gebouw, de bevelvoerder en de beveiliging. d. Waarschuwt de BGD tel. 86800.
7.5.2
e. Waarschuwt op verzoek van de bevelvoerder de brandploeg. f.
Waarschuwt op verzoek van de bevelvoerder het CTB.
g. Bij een ernstig ongeval wordt een EHBO tracer-groepsoproep uitgezonden. HG nr. 8501 MF en EC nr. 8502 W&N nr. 8503 h. Zorgt voor begeleiding van de ambulance naar de lokatie van het ongeval.
Gebouwreceptie
a. Neemt de ongevalsmelding in ontvangst en verzamelt de benodigde gegevens over plaats, aard en omvang van het ongeval.
c. Waarschuwt het MBC. d. Waarschuwt het hoofd Lokatiebeheer
b. Waarschuwt de BGD
7.5.3
Bevelvoerder BHV
a. Begeeft zich naar de lokatie waar het ongeval heeft plaatgevonden.
d. Waarschuwt het hoofd DVM.
b. Geeft leiding aan de opgeroepen EHBO-ers.
e. Draagt i.v.m. het ongevalsonderzoek, zorg voor een ongewijzigde situatie op de lokatie van het ongeval.
c. Waarschuwt de Arbeidsinspectie.
f.
7.5.4
Rapporteert door invulling van het bedrijfshulpverleningsformulier.
Bedrijfstechnicus
a. Gaat naar de plaats van het ongeval en geeft zijn waarnemingen door aan het MBC.
b. Neemt zonodig technische maatregelen.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 7 Ernstige ongevallen
7.5.5
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 5
Beveiliging
a. Begeeft zich naar de lokatie waar het ongeval heeft plaatsgevonden.
c. Houdt zonodig nieuwsgierigen en toeschouwers op een afstand door het plaatsen van afzettingen.
b. Verleent eerste hulp conform zijn opleiding.
7.5.6
De EHBO-er
a. Verleent hulp conform zijn opleiding.
7.5.7
b. In ernstige gevallen wordt het MBC verzocht om een ambulance op te roepen.
Hoofd Lokatiebeheer
a. In ernstige gevallen begeeft het hoofd Lokatiebeheer zich naar de plaats van het ongeval en neemt die maatregelen die eventueel nodig zijn voor een goede afhandeling
7.5.8
Coördinatieteam
a. Begeeft zich op verzoek van de bevelvoerder naar de receptie van het betreffende gebouw.
b. Overlegt met de bevelvoerder en de BGD over de te nemen maatregelen. c. Eén van de maatregelen kan zijn het op de hoogte (laten) stellen van de familie van het slachtoffer.
7.5.9
Bedrijfsgezondheidsdienst
a. Na alarmering van een ernstig ongeval begeeft de BGD zich met spoed naar de plaats van het ongeval en treft de geëigende maatregelen.
7.5.10 Lokaal deskundige a. Informeert de bevelvoerder en de bedrijfsarts over de situatie.
b. Zonodig wordt de ambulancedienst opgeroepen; i.v.m. de begeleiding v ambulance naar de juiste lokatie wordt het MBC op de hoogte gebracht.
8
Grote technische storingen
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 8 Grote technische storingen
8
Grote technische storingen
8.1
Inleiding
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 1
De bedrijfsvoering van de VU kan ernstig belemmerd worden door een grote technische storing. De ernst van de storing kan de status van een calamiteit krijgen. Voor de eerste acties die voort-vloeien uit zo'n calamiteit wordt de BHV-organisatie ingeschakeld. De acties kunnen plaatsvinden wanneer een ontruiming noodzakelijk is en het betreffende gebouw doorzocht moet worden op de aanwezigheid van personen. De technische en opruimwerkzaamheden die uit de storing voortkomen worden door de afdeling Instandhouding & Beheer uitgevoerd. Grote technische storingen kunnen zijn: - uitval van bedrijfsstoffen - uitval van de luchtbehandelingsinstallatie
8.2
Uitval van bedrijfsstoffen
Onder bedrijfsstoffen verstaan we: elektriciteit gasvoorzieningen water koelwater verwarming
8.2.1 Stroomstoring Als stroomstoring worden de volgende 3 soorten beschouwd: Eilandbedrijf, dwz de energievoorziening van ENW is vrijgeschakeld van het preferente net. -
Stroomstoring in het niet preferente net, hierbij is geheel of gedeeltelijk de spanning weggevallen; in deze situatie is meestal sprake van eilandbedrijf.
-
Stroomstoring in het preferente net, de spanning is geheel of gedeeltelijk uitgevallen; zomogelijk wordt de gedeeltelijke uitval nader aangeduid.
8.3
Uitval van de luchtbehandelingsinstallatie
Onder luchtbehandelingsinstallaties verstaan we: de airconditioningsinstallatie de luchtverversingsinstallaties de afzuiginstallatie van zuurkasten. Het noodzakelijk uitschakelen van de luchttoevoerinstallaties bij naderende schadelijke gaswolken van buiten het gebouw wordt beschreven in hoofdstuk 10.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 8 Grote technische storingen
8.4
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 2
Alarmeringsprocedure
De waarnemer van de storing meldt dit telefonisch aan het MBC, de gebouwreceptie of het Servicepunt. De storing kan ook binnenkomen via het gebouwautomatiseringssysteem. Als de melding binnenkomt bij de gebouwreceptie dan worden het MBC, het hoofd Instandhouding & Beheer en het hoofd Lokatiebeheer gewaarschuwd. Het MBC doet via een 00-oproep (F2)(kanaal 1 en 3) een algemene oproep grote technische storing bestemd voor: • chef van de wacht • technici van het EC • bedrijfstechnicus van het betreffende gebouw • receptie van het betreffende gebouw • medewerkers van de beveiliging Iedereen schakelt over naar kanaal 6. Chef van de wacht, bedrijfstechnicus krijgen van het MBC door wat voor storing het betreft en gaan op verkenning uit Na verkenning wordt een van de volgende alarmsoorten gegeven: • loos alarm; iedereen keert terug naar de operationele situatie • klein alarm; niet betrokkenen schakelen terug naar hun eigen kanaal. • groot alarm; niet betrokkenen blijven stand by op kanaal 6 Als er contact tussen technici nodig is en kanaal 6 biedt daarvoor te weinig ruimte kan worden overgeschakeld naar kanaal 3.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 3
8 Grote technische storingen
Alarmeringsschema bij een grote technische storing
gebouw automatisering systeem
telefonisch 82400
MBC
gebouwreceptie
tel./mondeling melding
portofoon kanaal 1 telef.
bedrijfstechnicus
hoofd Instandhouding en Beheer hoofd Lokatiebeheer
bevelvoerder BHV
beveiliging tracergroepsoproep gebouwbrandploeg bij groot alarm telefonisch coördinatieteam
c:\schemas\bnpu-agt
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 8 Grote technische storingen
8.5
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 4
Acties
De bedrijfstechnicus (buiten bedrijfstijd chef van de wacht) gaat op verkenning en stelt de ernst van de situatie vast. Er zijn drie mogelijkheden: - loos alarm - klein alarm - groot alarm Een storing wordt door de bedrijfstechnicus op de gebruikelijke wijze afgehandeld en wordt niet als een calamiteit gezien. Bij klein alarm beslist de bevelvoerder of het wenselijk is om de brandploeg op te roepen. Bij groot alarm heeft de storing de omvang van een calamiteit. Dit is te beoordelen als de verwachting bestaat dat er moet worden ontruimd. Deze informatie wordt doorgegeven aan de gebouwreceptie die vervolgens het hoofd Lokatiebeheer en het hoofd Instandhouding & Beheer zal oproepen. De tijd die nodig is om de storing te verhelpen, bepaalt de omvang van de ontruiming. Afgewogen dient te worden of het treffen van plaatselijke noodmaatregelen de voorkeur heeft boven een evacuatie van medewerkers en studenten en/of de ontruiming van apparatuur. Als tengevolge van een grote technische storing, milieu gevaarlijke stoffen vrij komen dan volgt afhandeling vlg. hfd 9. Via de geluidsinstallatie worden de bewoners geinformeerd door de bedieningstechnicus van het MBC; duurt de storing lang, dan volgt een herhaling van de mededeling. Ontruiming In overleg met de lokaal deskundige(n), het hoofd Instandhouding & Beheer, het hoofd Lokatiebeheer en de bedrijfstechnicus wordt door de bevelvoerder de beslissing genomen om te ontruimen. De procedure hiervoor is beschreven in hoofdstuk 4.
8.6
Afronding
Wanneer de normale bedrijfssituatie is teruggekeerd geeft de bedrijfstechnicus dit door aan het MBC waarna een algemene mededeling via portofoonkanaal 1 wordt uitgezonden. Bij een calamiteit vult de bevelvoerder het bedrijfshulpverleningsformulier in.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 8 Grote technische storingen
8.7
Taken
8.7.1
Bedieningstechnicus MBC
a. Neemt de storingsmelding in ontvangst en verzamelt de benodigde gegevens over plaats, aard en omvang van de storing. b. Waarschuwt via de portofoon met een algemene oproep de gebouwreceptie de bedrijfstechnicus van het desbetreffende gebouw, de beveiliging en de bevelvoerder BHV.
8.7.2
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 5
c. Voert op verzoek van de bevelvoerder een tracergroepsoproep uit voor de brandploeg. d. Roept bij groot alarm en op verzoek van de bevelvoerder het coördinatieteam op. e. Informeert via de geluidsinstallatie de bewoners van het gebouw.
Gebouwreceptie
a. Geeft de storingsmelding door aan het MBC.
c. Waarschuwt het hoofd Lokatiebeheer.
b. Waarschuwt het hoofd Instandhouding & Beheer.
8.7.3
Bevelvoerder
a. Laat door de bedrijfstechnicus de situatie verkennen.
d. Laat bij groot alarm door het MBC het coördinatieteam oproepen.
b. Overlegt bij groot en klein alarm met de lokaal deskundige en de hoofden Lokatiebeheer en instandhouding en beheer over de risico’s.
e. Laat bij groot alarm via de ontruimingsinstallatie een ontruimingsbevel uitspreken.
c. Laat zonodig door het MBC de brandploeg oproepen.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 6
8 Grote technische storingen
8.7.4
Bedrijfstechnicus b. Bij klein alarm Om de storing te verhelpen schakelt hij de gebouwtechnische dienst in.
a. Verkent de situatie en stelt de ernst van de situatie vast. Via de portofoon wordt het soort alarm aan het MBC doorgegeven: loos alarm, klein alarm of groot alarm.
8.7.5
c. Bij groot alarm Stelt zich in verbinding met de bevelvoerder en het hoofd instandhouding en beheer.
Coördinatieteam
a. Begeeft zich naar de CTB-ruimte.
c. Neemt maatregelen om het overige deel van de universiteit zo goed mogelijk operationeel te houden.
b. Neemt in overleg met de bevelvoerder ondersteunende maatregelen.
d. Onderhoudt de contacten met de media.
8.7.6
Brandploeg
a. Assisteert bij het ontruimen van het calamiteitengebied.
8.7.7
b. Verwijdert zonodig gevaarlijke stoffen zoals gascilinders en brandbare vloeistoffen.
Hoofd Instandhouding & Beheer en hoofd Lokatiebeheer
a. Gaat naar de receptie van het betreffende gebouw.
8.7.8
b
Voert overleg met de bevelvoerder BHV en de politie.
b.
Geeft informatie aan de bevelvoerder over aanvullende maatregelen zoals: van apparatuur - leegmaken van diepvriezers - uitschakelen cq beëindigen van experimenten, enz.
Lokaal deskundige
a. Geeft, als de veiligheid van personen in gevaar komt, opdracht om de afdeling te verlaten en zich te melden bij de opvangplaats.
s
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 7
8 Grote technische storingen
8.7.9
MBC
a
MBC vraagt alle portofoons over te schakelen naar kanaal 1 met de mededeling: "stroomstoring schakel over naar kanaal 1"
b
De dienstdoende wachttechnicus van het VU ziekenhuis en bedrijfstechnici van de universiteit worden geïnformeerd met de mededeling: - eilandbedrijf; - of stroomstoring preferente net; - of stroomstroring niet-preferente net.
c
Met de schakelwacht van ENW wordt via de directe lijn contact opgenomen. EC en ENW informeren elkaar over de storing.
d
De chef van de wacht wordt geinformeerd; aan de hand van de meldingen en informatie start hij de vervolg acties om de storing op te heffen.
e
De HS-wacht wordt gevraagd "stand by" te zijn.
f
De chef van de wacht beoordeelt of de HS wacht onmiddellijk moet komen.
g
De leiding van het EC wordt geïnformeerd. m Afhankelijk van de ernst/omvang van de storing informeert de leiding, bestuurders, CvB van de VU en RvB van het VU ziekenhuis.
9
Ongelukken met gevaarlijke stoffen
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 9 Ongelukken met gevaarlijke stoffen
9
Ongelukken met gevaarlijke stoffen
9.1
Inleiding
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 1
Onder gevaarlijke stoffen worden die stoffen verstaan die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid en/of brand kunnen veroorzaken. Voorbeelden van ongelukken met gevaarlijke stoffen binnen het gebouw zijn: morsongeluk met chemische stoffen; ongeluk met radioactief materiaal; lekkende gasflessen.
9.2
Alarmeringsprocedure
Een ongeluk met een gevaarlijke stof wordt telefonisch gemeld op het alarmnummer van het MBC tel. nr. 82400 of door gebruik te maken van een handmelder. Na de melding zendt het MBC via een 00-oproep (=F2)(kanaal 1 en 3) een algemene oproep ongeluk met gevaarlijke stof uit bestemd voor: • chef van de wacht • bedrijfstechnicus van het betreffende gebouw • technici in het EC • technici van de wacht van het VU ziekenhuis • medewerkers van de beveiliging • (via een traceroproep kan de brandploeg scheikunde worden opgeroepen) Iedereen schakelt over naar kanaal 6. De chef van de wacht en bedrijfstechnicus gaan op verkenning uit, overige personen blijven stand by op kanaal 6. Na verkenning of na telefonische opgave van aard, plaats en omvang van de calamiteit wordt één van de volgende alarmsoorten gegeven: • loos alarm; iedereen keert terug naar de operationele situatie • klein alarm; brandploeg van het betreffende gebouw(deel) wordt opgeroepen; nvd-ers blijven stand by op kanaal 6, als er geen assistentie nodig is geeft de bevelvoerder aan dat de nvd-ers terug kunnen naar kanaal 3 bij overgang naar kanaal 3 melden de nvd-ers zich af; in de overige gebouw(del)en schakelen de portofoondragers terug op kanaal 1. Bij opschalen naar groot alarm wordt opnieuw een algemene oproep gedaan. • groot alarm; brandploeg van het betreffende gebouw(deel) wordt opgeroepen; nvd-ers komen naar de inzetpost; technicus van de wacht van het ziekenhuis meldt zich op het MBC, portofoondragers in de overige gebouw(del)en blijven stand by op kanaal 6. Voor een ongeval met chemische stoffen kan de brandploeg Scheikunde voor de gehele universiteit worden ingezet. De gebouwreceptie waarschuwt het hoofd Lokatiebeheer, het hoofd Instandhouding & Beheer en de DVM.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 2
9 Ongelukken met gevaarlijke stoffen
Alarmeringsschema bij ongelukken met gevaarlijke stoffen
handmelder automatisch
telefonisch melding 82400
VU brandweergarage
MBC
bij groot alarm gebouwreceptie politie tel. 6222222
tel./mondeling melding
portofoon kanaal 1
Gemeentebrandweer wordt automatisch via de brandmeldcentrale opgeroepen
telef.
gemeentebrandweer
bedrijfstechnicus
hoofd Instandhouding en Beheer hoofd Lokatiebeheer
bevelvoerder BHV bij een ongeval met RA stoffen
bij groot alarm telefonisch beveiliging tracer
EHBSO procedure
gebouwbrandploeg
coördinatieteam
c:\schemas\bnpu-aog
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 9 Ongelukken met gevaarlijke stoffen
9.3
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 3
Bestrijding Algemeen Als algemene regel geldt, dat wanneer gevaarlijke stoffen in het milieu komen de volgende instanties moeten worden gewaarschuwt (tel. nr. zie bijlage): • Milieudienst Amsterdam (MDA) • hoofd DVM • bij verontreiniging oppervlaktewater bovendien DWR
9.3.1
Morsongeluk met chemische stoffen Hoe te handelen Ongelukken met gevaarlijke stoffen kunnen op veel lokaties en voorkomen. De ernst van de situatie is zeer sterk afhankelijk van de aard van de stof die vrijkomt. Om het gevaar van de stof te weten is het contact van de bevelvoerder met een lokaal deskundige van groot belang. Buiten kantoortijd kan het nodig zijn om telefonisch contact te zoeken op zijn/haar privé adres. Bij alle gevallen met gevaarlijke stoffen wordt door de hulpverleners adembescherming gebruikt. De bevelvoerder laat via de omroepinstallatie bekendmaken dat alle personen in de nabijheid van de calamiteit zich moeten verwijderen. Vervolgens laat hij door de beveiliging de gangen die toegang geven tot het calamiteitengebied afzetten met rood/wit-linten. De gemorste vloeistof wordt door brandploegleden die zijn uitgerust met adembescherming en beschermende kleding afgedekt met absorptiemateriaal. Het verzadigde absorptiemiddel wordt als chemisch afval afgevoerd. Bij een dreiging van verontreiniging van het oppervlaktewater wordt de DVM en het DWR afd. WVO gewaarschuwd (zie tel lijst bijlage 8).
9.3.2
Ongelukken met biolgische agentia en genetisch gemodificeerde organismen (GGO's)
Hoe te handelen Bij vrijkomen van biologische agentia of GGO's moet altijd de biologische veiligheidsfunctionaris BVF (naam en telefoonnr. staat op de deur) worden gewaarschuwd. Deze fungeert als lokaal deskundige. De BVF geeft aan hoe het materiaal het best kan worden verwijderd of ontsmet. Specifieke procedures staan in het handboek "Voorschriften voor het veilig werken met genetisch gemodificeerde organismen en biologische agentia" die elke BVF bezit. Specifiek voor GGO's: Bij ongevallen waarbij ernstig risico is te verwachten voor mens en milieu: - als het zeker is dat GGO's in het milieu zijn gekomen; - doorbreken containment C-I lab, PK-II en PK-III kas, D-II ruimte; - overstroming, waarbij GGO's buiten het contaiment zijn gekomen; - brand, waarbij het containment doorbroken kan worden. De volgende overheidsinstanties moeten worden gewaarschuwd: Tijdens werktijd: 1. Bureau GGO: zie tel lijst bijlage 8. 2. Milieudienst Amsterdam (MDA) meldkamer: zie tel lijst bijlage 8 3 hoofd DVM Na werktijd: 1. waarschuwen van het overheids-alarmnummer Crisis Management: onder vermelding van ‘ongeval in het kader van het besluit GGO’: zie tel lijst bijlage 8. 2. Milieudienst Amsterdam (MDA) meldkamer: zie tel lijst bijlage 8 3 hoofd DVM
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 9 Ongelukken met gevaarlijke stoffen
9.3.3
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 4
Ongeluk met radioactief materiaal Hoe te handelen De lokaal deskundige geeft aanwijzingen hoe het materiaal kan worden verwijderd en voert stralingsmetingen uit. Zonodig laat de bevelvoerder door het MBC de brandploeg oproepen. De brandploegleden die worden ingezet bij een actie in een ruimte met radioactief materiaal, moeten zijn uitgerust met adembescherming en beschermende kleding (incl. handschoenen). Bij het afleggen van besmette kleding en adembescherming dient de EHBSO-regeling te worden gevolgd. In het Radionuclidencentrum is een speciale decontaminatieruimte ingericht. Bij een ongeval met radioactief materiaal het hoofd DVM waarschuwen.
9.3.4
Lekkage gasflessen Hoe te handelen De bevelvoerder laat zich informeren door de lokaal deskundige over het soort gas dat uit de gasfles lekt en overlegt over de te nemen maatregelen, de gasfles wordt niet verplaatst. Indien mogelijk wordt de hoofdafsluiter van de gasfles dichtgedraaid, in bijzondere gevallen kan dit worden uitgevoerd door leden van de brandploeg met adembescherming en beschermende kleding. Wanneer de lekkage wordt veroorzaakt door een defect aan de hoofdafsluiter en dichtdraaien niet mogelijk is dient gezorgd te worden voor zo veel mogelijk ventilatie b.v. door het openen van ramen naar buiten.
9.4
Situatie meester
Na de hulpverlening en het ontstaan van een veilige situatie geeft de bevelvoerder dit door aan het MBC.
9.5
Rapportage
De bevelvoerder rapporteert aan het hoofd BHV door invulling BHV formulier (bijlage 7a)
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 5
9 Ongelukken met gevaarlijke stoffen
9.5
Taken
9.5.1
Bedieningstechnicus MBC
a. Neemt de melding in ontvangst en verzamelt de gegevens over de plaats, de aard en de omvang van het ongeluk. b. Waarschuwt via de portofoon met een algemene oproep de gebouwreceptie en de bedrijfstechnicus van het desbetreffende gebouw, de bevelvoerder en de beveiliging.
d. Waarschuwt op verzoek van de bevelvoerder de brandploeg. e. Waarschuwt bij groot alarm of op verzoek van de bevelvoerder het CTB. f.
Waarschuwt op verzoek van de bevelvoerder het DWR (tel. zie bijlage 8).
c. Waarschuwt bij groot alarm de politie (tel. zie bijlage 8) en het hoofd DVM.
9.5.2
Gebouwreceptie
a. Als de melding bij de receptie is binnen gekomen wordt telefonisch het MBC gewaarschuwd.
9.5.3
b. Waarschuwt het hoofd Lokatiebeheer en het hoofd Instandhouding & Beheer
Bevelvoerder
a. Verkent de situatie en overlegt met de lokaal deskundige over de risico's.
e. Laat zonodig de ventilatie in de brandstand schakelen.
b. Geeft leiding aan de brandploeg.
f.
c. Laat door de beveiliging het calamiteitengebied afzetten. d. Neemt de beslissing om te ontruimen.
9.5.4
Laat bij groot alarm het coördinatieteam en de politie oproepen.
g. Rapporteert door invulling van het BHV- formulier.
Bedrijfstechnicus
a. Verkent de situatie en geeft zijn waarneming via de portofoon door aan de bevelvoerder BHV
b. Overlegt met de bevelvoerder over de te nemen maatregelen.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 6
9 Ongelukken met gevaarlijke stoffen
9.5.5
Beveiliging
a. Gaat naar de opgegeven lokatie en overlegt met de bevelvoerder over de te nemen maatregelen.
9.5.6
b. Zorgt voor het op afstand houden van nieuwsgierigen.
Brandploeg
a. Verwijdert gevaarlijke stoffen.
c. Controleert bij een ontruiming de ruimtes op de aanwezigheid van personen.
b. Dekt chemische vloeistoffen af met absorptie materiaal.
9.5.7 a.
9.5.8
Hoofd Lokatiebeheer/ hoofd Instandhouding & Beheer Nemen in overleg met de bevelvoerder de geëigende maatregelen.
Coördinatieteam BHV
a.
Begeeft zich naar de CTB-ruimte.
b.
Neemt in overleg met de bevelvoerder ondersteunende maatregelen.
9.5.9 a.
c. Neemt maatregelen om het overige deel van de universiteit zo goed mogelijk operationeel te houden. d. Onderhoudt de contacten met de media.
Lokaal deskundige Neemt de eerste acties die verband houden met de veiligheid van de directe omgeving.
b. Informeert de bevelvoerder over de aanwezige risico’s.
9.5.10 hoofd DVM (Arbo en Milieugroep VU) a.
Waarschuwt de MDA meldkamer (zie bijlage 8)
b. Waarschuwt het overheids alarmnr. Crisis Management (zie bijlage 8)
10
Naderende gaswolken
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 10 Naderende gaswolken
10
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 1
Naderende gaswolken
10.1 Inleiding Naderende gevaarlijke gaswolken kunnen worden veroorzaakt door: een lekkende tank van een tankauto met chemische stoffen; een calamiteit in een nabijgelegen chemische fabriek. Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen in de omgeving van de VU heeft de gemeentebrandweer de verantwoordelijkheid voor het informeren van de bevolking omtrent de aard van het incident en de omvang van het mogelijke gevarengebied. De Waarschuwings- en Verkenningsdienst (WVD) speelt hierin een belangrijke rol.
10.2 Alarmeringsprocedure Bij een melding van een naderende gaswolk voert het MBC de alarmeringsprocedure uit conform het schema.
10.3 Afhandeling van de calamiteit Hoe te handelen Bij een gaswolkmelding geeft de bevelvoerder opdracht om de luchttoevoerventilatoren uit te zetten en via de ontruimingsinstallatie mee te delen dat ramen en deuren moeten worden gesloten. Als blijkt dat het gaat om schadelijke dampen is er sprake van groot alarm en wordt het coördinatieteam opgeroepen.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 2
10 Naderende gaswolken
Alarmeringsschema bij naderende gaswolken uit de omgeving van de universiteit geluidswagen WVD
telefonisch 82400
MBC
gebouwrecepties
tel./mondeling melding
portofoon kanaal 1 telef.
bedrijfstechnici bevelvoerder BHV
bij groot alarm telefonisch
hoofd Instandhouding en Beheer hoofd Lokatiebeheer
beveiliging
coördinatieteam
c:\schemas\bnpu-ang
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel 10 Naderende gaswolken
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 3
10.4 Taken 10.4.1 Bedieningstechnicus MBC a.
b.
Neemt de melding van deze externe calamiteit in ontvangst en verzamelt de gegevens over plaats, aard en omvang van de calamiteit.
c. Maakt via de omroepinstallaties van alle gebouwen bekend dat alle ramen en deuren moeten worden gesloten.
Waarschuwt via de portofoon met een algemene oproep, alle gebouwrecepties, de bedrijfstechnici, de bevelvoerder en de beveiliging.
10.4.2 Gebouwreceptie a.
Geeft telefonische de melding door aan het hoofd Lokatiebeheer en hoofd Instandhouding & Beheer.
10.4.3 Bevelvoerder a.
Voert overleg met het hoofd BHV over de te nemen maatregelen.
b.
Laat zich informeren door de Waarschuwings- en Verkenningsdienst (WVD) van de gemeentebrandweer.
c.
Geeft opdracht aan de bedrijfstechnici om de luchttoevoerventilatoren van alle gebouwen uit te zetten.
10.4.4 Bedrijfstechnici a.
Voeren de opdrachten van de bevelvoerder uit.
10.4.5 Beveiliging a.
Controleert of toegangsdeuren gesloten zijn.
d. Geeft opdracht aan het MBC om via de ontruimingsinstallatie een mede- deling te doen over de ontstane situatie met het verzoek om alle ramen en deuren te sluiten. e. Rapporteert door invulling van het BHVformulier.
Bedrijfsnoodplan Vrije Universiteit Algemeen Deel
Versie 3 Datum 15-04-2000 Pagina 4
10 Naderende gaswolken
10.4.6 Hoofd Lokatiebeheer en hoofd Instandhouding & Beheer a.
Stellen zich voor overleg telefonisch in verbinding met het coördinatieteam
b. Nemen maatregelen m.b.t. ventilatie en afsluiting van ramen en deuren.
10.4.7 Coördinatieteam BHV a.
Begeeft zich voor overleg naar het MBC.
b.
Neemt in overleg met de bevelvoerder ondersteunende maatregelen.
c. Neemt maatregelen om de universiteit zo goed mogelijk operationeel te houden. d. Onderhoudt de contacten met de media.
Bijlagen
Bijlagen Plattegronden 1
Hoofdgebouw
2
Provisorium 1 en 4
3
gebouw W&N
4
gebouw MF en kinderdagverblijf ‘t Olifantje
5
EC / Technisch Centrum / Transitorium
6
Hortus
Formulieren 7
BHV-calamiteitenrapport
Overige 8
Belangrijke telefoonnummers
9
Werkgebied van de BHV ploegen
Bijlage 1 t/m 6
bijlage 7a BHV CALAMITEITEN RAPPORT
no…… 1.
RAPPORTERING
Bevelvoeder …………………………………. Opgemaakt door……………………………… 2.
Loos alarm of brandgerucht : ja / nee Indien met nee beantwoord, dient een aanvullend deelrapport te worden gemaakt. Loos alarm met uitruk Helikopterlanding
: ja / nee : ja / nee
MELDING Soort loos alarm: melderstoring : ja / nee brandgerucht : ja / nee baldadige melding : ja / nee roken onder een melder : ja / nee anders,n.l:……………………………………
Datum melding:.. - .. - 19.. Tijdstip :
. . . . . . uur
Gebouw:
...........
Soort calamiteit: rapport ! brand 2 ! bommelding 3/4 ! lichamelijke bedreiging en vandalisme 5 ! ernstige ongevallen 6 ! grote technische storing (zie rapport 7 ! ongelukken met gevaarlijke stoffen 8 ! naderende gaswolken 9 Soort melding telefonisch gebruiker omwonende voorbijgangers politie brandmeldinstallatie anders en/of onbekend 3.
: : : : : : :
ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
UITRUKGEGEVENS
Uitruk/inzet materieel: . . . . . . . . . . wagen 1 wagen 2
: ja / nee : ja / nee
Inzet BHV-ers naam: ………………………………. ………………………………. ………………………………. ………………………………. ………………………………. ………………………………. ………………………………. ……………………………….
4. ONTRUIMING Heeft er redding van personen of ontruiming van afdeling plaatsgevonden : ja / nee zo ja, aantal geredden: ………… Aantal personen betrokken bij ontruiming:…… Opvangplaats: ………………………… 5. VERVOLGAKTIES Onderzoek ingesteld: ja / nee Door:……………………………. Aktie noodzakelijk: ja / nee soort actie:……………………………….. te nemen door:…………………………… Accoord hfd BHV: ………………… 6. OPMERKINGEN: …………………………………………….. …………………………………………….. 7. GETEKEND :……………………. d.d : . . - . . - 19 . . Kopie aan: Hoofd BHV Universiteit ! Hoofd BHV VU ziekenhuis ! Hoofd GD HG 2E-33 ! Hoofd FB /C&B TC 213 ! Hoofd FB/S&O ! Hoofd GD/FB/IEB BL 1105 OD-12 ! Hoofd GD/FB/LB BL1085 M-018f ! Hoofd GD/FB/SVC HG 2E-23 ! Hoofd EBh BS5 ! Chef van de Wacht EC ! Wachtdienst VU ziekenhuis TC 009 ! Hoofd DVM BS1 0E-66 !
Brand/hulpverleningsrapport bijlage 7b
1.
OMSCHRIJVING van de BRAND
Directe materiële schade
: ja / nee
Waren er slachtoffer
: ja / nee
Gevaarlijke stoffen
: ja / nee
Waren deze stoffen bij de brand betrokken
: ja / nee
Soort stof: n.l. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. BLUSSEN Zijn er bluspogingen gedaan voor de aankomst van de brandweer ja / nee Is deze poging (blussing) geslaagd: ja / nee Zo ja gewerkt met : poederblusser : ja / nee koolzuursneew : ja / nee schuimblusser : ja / nee halonblusser : ja / nee brandslanghaspel : ja / nee andere; nl: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Door de brandweer gewerkt met: kleine blusmiddelen : ja / nee middeldrukstraal : ja / nee lagedrukstraal : ja / nee Watervoorziening via: tank brandkraan openwater Op andere wijze geblust
: ja / nee : ja / nee : ja / nee : ja / nee
3. PLAATS In welke groep van gebouwen is het brandobject aangetroffen: kantoorgebouw onderwijsgebouw gezondheidszorggebouw
: ja / nee : ja / nee : ja / nee
Nadere omschrijving van het object met aanduiding van de plaats van het ontstaan: kantine : ja / nee werkplaats : ja / nee laboratorium : ja / nee gang / hal / trappenhuis : ja / nee schakelkast : ja / nee technische ruimte : ja / nee berging / opslagruimte : ja / nee administratie gedeelte : ja / nee lesruimte/aula : ja / nee vuilcontainer / afvalemmer : ja / nee garage : ja / nee 4. Vermoedelijke ontstekingsbron kook, bak en braadapp. : ja / nee koelkast, vrieskist : ja / nee tv-toestel : ja / nee audio-apparatuur : ja / nee verlichting : ja / nee kabels, schakelaars : ja / nee las-, snij- en soldeerapparaat : ja / nee motor, dynamo, accu : ja / nee verfafbrander : ja / nee lucifer, aansteker, kaars : ja / nee explosieven : ja / nee peuken in afvalbak : ja / nee vonken, gloeiend afval : ja / nee onbekend : ja / nee andere, n.l ................... 5. Energie voorziening van de ontstekingsbron. aardgas : ja / nee elektriciteit : ja / nee vaste brandstof : ja / nee
BHV rapport bommelding bijlage 7c
1.
RAPPORTERING
Bevelvoeder:………………………………… Opgemaakt door……………………………
Loos alarm
: ja / nee
Loos alarm met uitruk
: ja / nee
anders,n.l: 2.
.......................
MELDING
Datum melding :
.. - .. - 19..
Tijdstip :
……. uur
Gebouw
:
………………
Soort melding: ! verdacht pakketje Gemeld door :……………………………… ! bommelding Gemeld door :……………………………... telefonisch : ja / nee zo ja, is er een standaard formulier (zie bijlage 7c ) ingevuld? : ja / nee gebruiker : ja / nee omwonende : ja / nee voorbijgangers : ja / nee politie : ja / nee anders en/of onbekend : ja / nee
3.
UITRUKGEGEVENS
Uitruk/inzet materieel: . . . . . . . . . . wagen 1 wagen 2
: ja / nee : ja / nee
Inzet BHV-ers naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ..
4.
ONTRUIMING
Heeft er ontruiming van afdelingen plaatsgevonden: ja / nee Aantal personen betrokken bij ontruiming: . . . . Opvangplaats: ..................
5.
VERVOLGAKTIES
Onderzoek ingesteld : ja / nee Door: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aktie noodzakelijk : ja / nee soort actie:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . te nemen door: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Accoord hfd BHV: ...............
6. OPMERKINGEN: ................................... ................................... ................................... ................................... ................................... ................................... ................................... ...................................
bijlage 7d 5.8
Formulier (telefonische) bommelding
Algemeen: • wees vriendelijk • tracht de melder aan de praat te houden; vraag veel, zoals: • wanneer springt de bom? • waar ligt de bom (verstopt, duidelijk zichtbaar)? • wat voor bom (explosief, brandbom)? • hoe ziet de bom er uit? • wat is de reden? • waar vandaan belt u? • wie bent u? • van wie en hoe hebt u dit gehoord ? (indien bericht) Bij binnenkomst van de melding in het Hoofdgebouw of de telefooncentrale kan een bandopname worden afgeluisterd. Noteer zoveel mogelijk letterlijk wat gezegd wordt tekst:
Datum: . . . . . . . . Tijd van ontvangst: . . . . . . Identificeer berichtgever
Opties:
a.
Stem
[
]
Man, Vrouw, Kind
b.
Spraak
[ [ [ [ [
] ] ] ] ]
Langzaam, Normaal, Snel, Afgebeten Ernstig, Lachend, Monotoon, Hakkelend Lispelend, Hees, Schor, Dronken, Verdraaid Nederlands, Engels, Frans, Duits, Andere taal, Dialect Stem eerder gehoord?
c.
Achtergrondgeluiden [ [ [ [
] ] ] ]
Lachen, Praten, Kinderen Café, Muziek, Schrijfmachine, Telefooncel Tram, Bus, Verkeer, Vliegtuig Trein, Machines, Andere geluiden
Bericht doorgegeven aan ..................... Opgenomen door ...................... Alarmeer het MBC tel. 82400 Spreek verder met niemand anders over de melding.
Tijdstip Telefoon
................. ................
Rapport ernstig ongeval bijlage 7e
1.
OMSCHRIJVING van het ONGEVAL
LOKATIE
................................... ................................... ................................... ................................... ................................... ...................................
Hoeveel slachtoffers: . . . . . . Wat is de aard van hetletsel: ! bewustzijnsstoornissen ! ademhalingsstoornissen ! bloedsomloopstoornissen ! uitwendige bloedingen ! shock ! uitwendige wonden ! brandwonden ! botbreuken ! oogletsel ! verstuiking ! verrekking
2. MEDISCHE HULP Is er Eerste Hulp verleend Zo ja, welke acties zijn ondernomen:
3.
4.
: ja / nee
VERMOEDELIJKE OORZAAK
................................... ................................... ................................... ................................... ................................... ................................... ................................... ................................... ................................... ...................................
Rapport ongeval gevaarlijke stof bijlage 7f 1.
OMSCHRIJVING van de CALAMITEIT
Soort stof:
......................
Waren er slachtoffers
: ja / nee
Wat is de aard van het ongeval: ! huidbesmetting ! oogbesmetting ! ademhalingsproblemen ! buiten bewustzijn ! opname door de mond
: ja / nee : ja / nee : ja / nee : ja / nee : ja / nee
2.
AANPAK van de CALAMITEIT
Is er Eerste Hulp verleend
: ja / nee
Zijn er maatregelen genomen om de gevaarlijke stof te elimineren of in te perken? Zo ja, welke ................................. .. ................................. .. ................................. .. ................................. .. ................................. .. ................................. ..
3. LOKATIE ................................... ................................... ................................... ...................................
4.
VERMOEDLIJKE OORZAAK
................................... ................................... ................................... ................................... ................................... ...................................
bijlage 8
Belangrijke telefoonnummers
Alarmnummer VU Alarnnummer BGD
82400 86800
Alarmcentrale Brandweer Politie Ambulance
0112 6212121 6222222 5555555
DWR afdeling WVO
035-6477852
Servicepunten Hoofdgebouw Medische Faculteit Wis- en Natuurkunde
45777 45999 45888
Arbo- en Milieu functionaris FEW H.Bulthuis MF M.v.d.Ende Biologie T. Kneppers
47501 49626 47149
Coördinatieteam Secretaris universiteit Hoofd BHV Hoofd DVM Hoofd Lokatiebeheer Hoofd Instandhouding & Beheer
45314 45821 49044 45971 45725
Hoofd EC
45801
Arbeidsinspectie Regio Noordwest
020-5812612
06-50698826
06-51509560
Genetisch gemodificeerde organismen Bureau GGO 030-2744180 MDA (Milieudienst Amsterdam)
020-6207976
Overheids alarmnr. Crisis management 070-3832425
bgg overdag: inspecteur 020-5513953