Boxer
Oorsprong: Duitsland Gehouden als: Gezinshond Grootte: Reuen 57-63 cm en teven 53-59 cm Gewicht: Reuen 32-39 kg en teven 24-32 kg Kleur: Geel of grstroomd met of zonder witte aftekeningen. de witte aftekening mag niet meer dan 1/3 zijn Vachtsoort: Kortharige, glanzende en dichte vacht Gem. Leeftijd: 11-12 Jaar
Historie van de Boxer: De boxer in zijn huidige vorm is een betrekkelijk jong ras. Zijn verre voorouders stammen echter rechtstreeks af van de Tibetdog, die duizenden jaren geleden al bestond. Vanuit het oude Griekenland werden zware honden, de Molossers, in het Romeinse keizerrijk ingevoerd. Bij de Romeinse legers deden ze niet alleen dienst als waakhond, maar ook als een voorloper van de huidige tank. Om te voorkomen dat de tegenstanders houvast kregen aan de staart of de oren, werden deze lichaamsdelen er van tevoren afgehaald. In die tijd was couperen een functionele maatregel om de dieren te laten overleven in hun gevaarlijke strijd. De Romeinen veroverden bijna geheel West Europa en toen er een tijdperk van betrekkelijke vrede aanbrak, waren de honden als oorlogshond overbodig geworden. Men ging toen op zoek naar andere specifieke taken voor deze makkelijk af te richten honden. De zware kolossen konden worden ingezet als bewakings- en verdedigingshond. De lichtere honden bleken uitstekend te voldoen als opdrijvers van het vee. In West Europa is het ongeveer zo’n vijf eeuwen de gewoonte geweest om honden op te hitsen tegen het slachtvee, omdat het vlees zo smakelijker zou worden. De speciaal voor dit volksvermaak gefokte honden waren niet alleen sterk, maar ook erg wendbaar. Behalve voor het ophitsen van vee, werden de honden ook gebruikt voor de jacht op beren en zwijnen. Deze honden zijn de geschiedenis ingegaan als "Bullebijters". Tegen het eind van de 19e eeuw is uit de Brabantse Bullebijter de Boxer voortgekomen. De Brabantse Bullebijter was kleiner en lichter, maar meer atletisch en wendbaarder en zeker even moedig als zijn grotere soortgenoten.
1/5
Boxer
Ook de Engelse Bulldog heeft grote invloed gehad op het ontstaan van het Boxerras. Het blijft gissen hoe de naam is ontstaan. De meest voor de hand liggende verklaring is de manier waarop de honden in hun spel de voorpoten gebruiken. Een manier die sterk doet denken aan de bewegingen van een vuistvechter in de ring. De liefhebbers van het ras verenigden zich in de Duitse Boxerclub, die in januari 1896 werd opgericht en meteen al op 29 maart een tentoonstelling organiseerde. Na deze tentoonstelling is men de raspunten gaan vastleggen in een rasstandaard, die echter pas in 1905 werd aangenomen.
Algemeen: De boxer is een middelgrote, vierkant gebouwde hond met sterke ledematen en krachtig ontwikkelde spieren.
Gedrag & Karakter: De boxer moet zelfbewust, rustig en gelijkmoedig ogen. Zijn aanhankelijkheid en trouw tegenover zijn meester en het hele huis, zijn waakzaamheid en zijn onverschrokken moed als verdedigingshond zijn van oudsher beroemd. Hij is ongevaarlijk voor de familie, maar wantrouwend tegenover vreemden, opgewekt en vriendelijk tijdens het spel, maar zonder vrees wanneer het ernst is.
Rasstandaard:
Hoofd: Zonder al teveel rimpels en met een volle snuitpartij,die net zo breed is als de schedel. Het donkere masker beperkt zich tot de snuit.
Stop: Een goed aangegeven voorhoofdsgroef, die niet te diep mag zijn, vormt samen met de neusrug een duidelijk gemarkeerde stop.
2/5
Boxer
Neus: Breed en zwart, gaat iets omhoog, wijde neusgaten waar tussen zich een groef bevindt. De neuspunt ligt wat hoger dan de neuswortel
Ogen: Zo donker mogelijk en donker omrand. Mag niet te klein zijn, uitpuilen of te diep liggen. Aard: Levendig, zelfbewust, blij, vrijmoedig, sociaal, aanhankelijk. Kan goed overweg met kinderen.
Gebit: De boxer is een ondervoorbijter dat houd in: dat zijn onderkaak verder uitsteekt dan zijn bovenkaak en die is licht gebogen naar boven. tanden en tong mogen bij gesloten mond niet gezien worden.
Bouw: Vierkant, gespierd (droog) met stevig bone en een klein gesloten kattevoet.
Vacht: Korte, glanzende, vlak aanliggende vacht. Van geel tot en met donker gestroomd. Zwart masker. Witte aftekeningen toegestaan op borst, snuit en voeten.
Staart: Hoogaangezet sinds 1 september 2001 is er een coupeer verbod
Oren: Hoogaangezet, klein en vallen mooi in een plooi langs het hoofd.
Ogen: Zo donker mogelijk, niet te klein of uitpuilend
Hoofd: Smalle schedel, droog(niet teveel rimpels) met een volle snuit en vulling onder de ogen. De snuit moet net zo breed zijn als de schedel. Het zwarte masker beperkt zich tot de snuit (met of zonder witte bles)
3/5
Boxer
Gezondheid: Fokdieren worden onderzocht op het voorkomen van heupdysplasie. Om erfelijke gebreken op te sporen is een epidemiologisch onderzoek gehouden. Preventief wordt, met de resultaten van dit onderzoek, counseling toegepast voor toekomstige fokcombinaties.
Hoofd: Zonder al teveel rimpels en met een volle snuitpartij,die net zo breed is als de schedel. Het donkere masker beperkt zich tot de snuit.
Stop: Een goed aangegeven voorhoofdsgroef, die niet te diep mag zijn, vormt samen met de neusrug een duidelijk gemarkeerde stop.
Neus: Breed en zwart, gaat iets omhoog, wijde neusgaten waar tussen zich een groef bevindt. De neuspunt ligt wat hoger dan de neuswortel
Ogen: Zo donker mogelijk en donker omrand. Mag niet te klein zijn, uitpuilen of te diep liggen.
Aard: Levendig, zelfbewust, blij, vrijmoedig, sociaal, aanhankelijk. Kan goed overweg met kinderen.
Gebit: De boxer is een ondervoorbijter dat houd in: dat zijn onderkaak verder uitsteekt dan zijn bovenkaak en die is licht gebogen naar boven. tanden en tong mogen bij gesloten mond niet gezien worden.
Bouw: Vierkant, gespierd (droog) met stevig bone en een klein gesloten kattevoet.
4/5
Boxer
Vacht: Korte, glanzende, vlak aanliggende vacht. Van geel tot en met donker gestroomd. Zwart masker. Witte aftekeningen toegestaan op borst, snuit en voeten.
Staart: Hoogaangezet sinds 1 september 2001 is er een coupeer verbod
Oren: Hoogaangezet, klein en vallen mooi in een plooi langs het hoofd.
Ogen: Zo donker mogelijk, niet te klein of uitpuilend
Hoofd: Smalle schedel, droog(niet teveel rimpels) met een volle snuit en vulling onder de ogen. De snuit moet net zo breed zijn als de schedel. Het zwarte masker beperkt zich tot de snuit (met of zonder witte bles)
Gezondheid: Fokdieren worden onderzocht op het voorkomen van heupdysplasie. Om erfelijke gebreken op te sporen is een epidemiologisch onderzoek gehouden. Preventief wordt, met de resultaten van dit onderzoek, counseling toegepast voor toekomstige fokcombinaties.
( Informatie bron Boxer Club )
5/5