Algemeen Ambtsbericht Iran
Datum
25 augustus 2011
Pagina 1 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Colofon
Plaats Opgesteld door
Den Haag Directie Consulaire Zaken en Migratiebeleid, Afdeling Asiel, Hervestiging en Terugkeer T 070 - 3485612
Redacteur(en):
DCM/AT
Pagina 2 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Inhoudsopgave
Colofon ......................................................................................................2 Inhoudsopgave ............................................................................................3 1
Inleiding .................................................................................................. 5
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2 2.3
Landeninformatie ..................................................................................... 6 Basisgegevens.............................................................................................6 Land en volk ...............................................................................................6 Geschiedenis ...............................................................................................7 Staatsinrichting............................................................................................8 Politieke ontwikkelingen .............................................................................. 13 Veiligheidssituatie ...................................................................................... 18
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7 3.3.8 3.3.9 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.4.5 3.4.6
Mensenrechten........................................................................................20 Juridische context ...................................................................................... 20 Verdragen en protocollen............................................................................. 20 Nationale wetgeving ................................................................................... 20 Toezicht ................................................................................................... 26 Internationaal............................................................................................ 26 Nationaal .................................................................................................. 29 Naleving en schendingen ............................................................................. 29 Vrijheid van meningsuiting........................................................................... 29 Vrijheid van vereniging en vergadering .......................................................... 37 Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging .................................................. 39 Bewegingsvrijheid ...................................................................................... 51 Rechtsgang ............................................................................................... 58 Arrestaties en detenties .............................................................................. 61 Mishandeling en foltering............................................................................. 65 Verdwijningen ........................................................................................... 66 Doodstraf ................................................................................................. 66 Positie van specifieke groepen ...................................................................... 70 Dienstplichtigen/militairen ........................................................................... 70 Leden van specifieke oppositiebewegingen ..................................................... 71 Etnische groepen ....................................................................................... 74 Homoseksuelen ......................................................................................... 79 Vrouwen................................................................................................... 82 Minderjarigen ............................................................................................ 85
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4
Migratie ..................................................................................................89 Migratiestromen......................................................................................... 89 Activiteiten van internationale organisaties ..................................................... 89 Vluchtelingen algemeen .............................................................................. 90 Afghaanse vluchtelingen.............................................................................. 90 Iraakse vluchtelingen.................................................................................. 94 Overige vluchtelingen ................................................................................. 94 Opvang in de regio ..................................................................................... 95
Lijst van geraadpleegde bronnen ..............................................................................96
Pagina 3 van 103
Talen en dialecten in Iran .......................................................................................102
Pagina 4 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
1
augustus 2011
Inleiding
In dit algemeen ambtsbericht wordt de situatie in Iran beschreven voor zover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit Iran en voor besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Iraanse asielzoekers. Dit ambtsbericht is een actualisering van eerder verschenen algemene ambtsberichten over de situatie in Iran (laatstelijk 4 oktober 2010) en beslaat de periode van oktober 2010 tot en met juli 2011. Het algemeen ambtsbericht is gebaseerd op informatie van openbare en vertrouwelijke bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Bovendien liggen bevindingen ter plaatse en vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse vertegenwoordiging in Teheran aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. In het algemeen ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde openbare bronnen. Daar waar openbare bronnen zijn vermeld, wordt de tekst in veel gevallen ook ondersteund door informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen. De in de tekst opgenomen voorbeelden zijn niet uitputtend. In hoofdstuk twee van dit algemeen ambtsbericht wordt ingegaan op recente ontwikkelingen op politiek en veiligheidsgebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan door een beknopt overzicht van de recente geschiedenis van Iran. Ook is een korte passage over de geografie en de bevolking van Iran opgenomen. In hoofdstuk drie wordt de mensenrechtensituatie in Iran geschetst. Na een beschrijving van wettelijke garanties en internationale verdragen waarbij Iran partij is, komen de mogelijkheden van toezicht op naleving van de mensenrechten aan de orde. Daarna volgt de beschrijving van de naleving dan wel schending van enkele klassieke mensenrechten. Ten slotte wordt de positie van specifieke groepen belicht. In hoofdstuk vier komt de opvang van binnenlands ontheemden en vluchtelingen aan de orde en wordt informatie verstrekt over activiteiten van internationale organisaties, waaronder de UNHCR. Voor de weergave van Iraanse namen is de spelling gebruikt zoals die in de media meestal wordt gehanteerd.
Pagina 5 van 103
2
Landeninformatie
2.1
Basisgegevens
2.1.1
Land en volk De Islamitische Republiek Iran1 vormt de geografische brug tussen het MiddenOosten en Azië. Het land grenst in het noorden aan Armenië, Azerbeidzjan, de Kaspische Zee en Turkmenistan, in het oosten aan Afghanistan en Pakistan, in het zuiden aan de Golf van Oman en de Perzische Golf en in het westen aan Irak en Turkije. Het land is onderverdeeld in 30 provincies.2 Iran is circa 40 keer zo groot als Nederland en telt ruim 76 miljoen inwoners.3 De hoofdstad is Teheran. De grootste bevolkingsgroep wordt gevormd door de Perzen (51%). Daarnaast wonen in Iran onder meer Azeri’s (24%), Gilaki en Mazandarani (8%), Koerden (7%), Arabieren (3%), Baluchi’s (2%), Loren (2%), en Turkmenen (2%). De verschillende etnische groepen onderscheiden zich met name op basis van de taal die zij van oorsprong spreken.4 Er zijn vele talen en mogelijk meer dan 100 dialecten in Iran. Het Perzisch of Farsi is de officiële taal. Het Perzisch maakt deel uit van de Iraanse taalgroep, net als het Baluchi, het Koerdisch en het Lorisch. Veel minderheidsgroepen spreken daarnaast hun eigen taal. Het grootste deel van de Turkssprekende Iraniërs woont in de provincies West en Oost Azerbeidzjan en Ardabil. Zij worden ook wel aangeduid als Azeri’s, naar hun taal, het Azeri-Turks. In het noorden en midden van het Zagrosgebergte komen eveneens minderheidsgroepen voor die een Turks dialect spreken. Hier worden echter ook verschillende dialecten van het Koerdisch gesproken. Arabieren, een andere minderheidsgroep, wonen met name in de provincie Khuzestan in het zuidwesten van Iran. Het Lorisch, dat ook wel wordt beschouwd als een dialect van het Perzisch, wordt gesproken door Loren en Bakhtiari, die in het Zagros-gebergte ten westen van de stad Isfahan wonen. In het zuidoosten, in de provincie Sistan-Baluchestan, wordt Baluchi gesproken. Armeens wordt gesproken door de Armeense minderheid in Iran.5 Onderwijs vindt plaats in het Perzisch. Arabisch en Engels zijn de tweede en derde taal die worden geleerd in het basisonderwijs.6 Er zijn Armeense scholen. Hier wordt naast het Armeens ook in het Perzisch onderwezen. Voor toegang tot universiteiten is een goede beheersing van het Perzisch noodzakelijk.
1 2
3
4
5 6
Officiële benaming: Jomhuri-ye Eslami-ye Iran. Ardabil, Azerbayjan-e Gharbi, Azarbayjan-e Sharqi, Bushehr, Chahar Mahall va Bakhtiari, Isfahan, Fars, Gilan, Golestan, Hamadan, Hormozgan, Ilam, Kerman, Kermanshah, Khorasan Noord, Khorasan Centraal, Khorasan Zuid, Khuzestan, Kohgiluyeh va Buyer Ahmad, Kordestan, Lorestan, Markazi, Mazandaran, Qazvin, Qom, Semnan, Sistan va Baluchestan, Tehran, Yazd, Zanjan. CIA World Factbook Iran (2 februari 2011). Background Note: Iran, US State Department (17 februari 2011). Het International Religious Freedom Report 2010 noemt een aantal van 67 miljoen inwoners (US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran, 17 november 2010). Het 2010 Country Reports on Human Rights Practices - Iran noemt een aantal van ongeveer 77 miljoen inwoners (US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices - Iran, 8 april 2011). BBC News geeft in Country profile: Iran (22 februari 2011) een aantal van 75.1 miljoen inwoners. CIA World Factbook Iran (2 februari 2011). Minority Rights Group, State of the World’s Minorities and Indigenous People 2010- Iran (1 juli 2010). Zie ook www.ethnologue.com CIA World Factbook Iran (2 februari 2011). Zie ook www.ethnologue.com Artikel 15 en 16 van de Grondwet.
Pagina 6 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
In gebieden waar in eerste instantie een minderheidstaal wordt gesproken, kan het voorkomen dat, ondanks het onderwijs in het Perzisch, de beheersing van deze taal gebrekkig blijft. De Iraanse kalender is gebaseerd op de zoroastrische kalender van het preislamitische Perzië. De jaartelling is echter gebaseerd op de vlucht van de profeet Mohammed van Mekka naar Medina in 622 na Christus, en gaat, anders dan de meeste islamitische jaartellingen niet uit van de maankalender maar van de zonnekalender. Het Iraanse jaar begint op 21 maart en de daarop volgende zes maanden bevatten ieder 31 dagen, de volgende vijf maanden ieder 30 en de twaalfde maand 29 (en om de vier jaar 30). Om de Iraanse jaartelling om te zetten in de Gregoriaanse, moet er 621 of 622 jaar bij opgeteld worden.
2.1.2
Geschiedenis Perzië, de voorloper van Iran, kent een duizenden jaren oude beschaving. De geschiedenis van het moderne Iran begon in 1925, toen Reza Khan zichzelf uitriep tot de sjah (keizer) van Perzië. Onder zijn bewind werd de modernisering van het land voortvarend ter hand genomen. Zijn handelspact met Duitsland en pro-Nazi opstelling leidden in 1941 tot de bezetting van Iran door de Sovjet-Unie en het Verenigd Koninkrijk, waarop Reza Khan werd verbannen en werd opgevolgd door zijn zoon, Mohammad Reza Pahlavi. De nieuwe sjah werd een trouwe bondgenoot van het Westen en de Verenigde Staten. Mohammad Reza Sjah voerde vanaf de jaren zestig een westers georiënteerd bewind, dat werd gekenmerkt door een reeks politieke, economische en sociale hervormingen, maar dat tegelijkertijd een repressief karakter had. Het succes van de hervormingen bleef voor brede lagen van de bevolking beperkt. Het toenemend verzet tegen het bewind van de sjah leidde begin 1979 tot diens val (Shah beravad, har che mikhahad beshavad – Let the shah go and let there come what may) en vertrek naar Egypte, waar hij een jaar later overleed.7 De macht kwam na een korte overgangsperiode in handen van de islamitische geestelijke ayatollah8 Ruhollah Khomeini, die kort daarop de Islamitische Republiek Iran uitriep. De Geestelijk Leider ayatollah Khomeini overleed in juni 1989 en werd opgevolgd door ayatollah Ali Khamenei. Khamenei is sindsdien de Geestelijk Leider van Iran.9 Vanaf 1997, toen de hervormingsgezinde president Mohammad Khatami aan de macht kwam, leek het mogelijk democratische hervormingen door te voeren in Iran, zeker toen in 2000 de hervormingsbeweging een overweldigende meerderheid in het parlement behaalde. De hervormingsbeweging vond echter steeds de conservatieve Raad van Hoeders van de Grondwet10 op haar weg. Belangrijke, door het parlement goedgekeurde wetsvoorstellen, zoals de toetreding tot het VN-Antifolterverdrag en het VN-Vrouwenverdrag, werden door de Raad van Hoeders afgewezen. Khatami en zijn regering werd hierdoor gebrek aan slagkracht verweten en hij boette veel aan populariteit in.
7
8 9 10
Alireza Pahlavi, de jongste zoon van de sjah, pleegde begin januari 2011 zelfmoord in Boston. In 2001 overleed zijn dochter Leila in een Londense hotelkamer aan een overdosis drugs (Son of Iran shah kills himself in US, Reuters (4 januari 2011). De titel ayatollah betekent ‘teken van God’. Zie ook paragraaf 2.1.3 van het algemeen ambtsbericht. Zie ook paragraaf 2.1.3 van dit algemeen ambtsbericht. Pagina 7 van 103
Bij de parlementsverkiezingen van 2004 kregen de conservatieven, na uitsluiting van het gros van de hervormingsgezinde kandidaten door de Raad van Hoeders, weer de overhand in het parlement en in juni 2005 won Mahmoud Ahmadinejad de presidentsverkiezingen. Ook bij de parlementsverkiezingen van 14 maart en 25 april 2008 behaalden conservatieve stromingen in het parlement de overwinning. Wederom diskwalificeerde de Raad van Hoeders vooraf een groot aantal met name hervormingsgezinde kandidaten. Bij de presidentsverkiezingen van 12 juni 2009, waarvan de uitslag omstreden was, werd Mahmoud Ahmadinejad herkozen voor een nieuwe ambtstermijn als president.11 De verkiezingen, waarbij de oppositiekandidaat Mousavi geheel tegen verwachting weinig stemmen haalde, leidden tot beschuldigingen van verkiezingsfraude en tot straatprotesten in Teheran, waarbij de oproerpolitie zeer hardhandig optrad. Mousavi drong tevergeefs aan op het houden van nieuwe verkiezingen. Bij de protesten in Teheran en andere grote steden vielen tientallen doden en duizenden mensen werden opgepakt. Na de straatprotesten gingen de arrestaties van prominente activisten, politici, intellectuelen en journalisten onverminderd door. In augustus 2009 begonnen de rechtszaken tegen de opgepakte demonstranten en activisten. Over de precieze aanklachten bestond veel onduidelijkheid. Staatsmedia noemden in elk geval betrokkenheid bij de onlusten rond de presidentsverkiezingen (‘rioting, vandalism’), ‘acting against national security’, en het plannen van een ‘fluwelen revolutie’. Op 5 augustus 2009 werd Ahmadinejad ingezworen in het parlement als president van Iran. Ook de beëdiging ging gepaard met demonstraties en betogingen uit onvrede met zijn omstreden benoeming. Mousavi riep in augustus 2009 een nieuwe protestbeweging De Groene Weg van Hoop (The Green Movement- Jonbesh-e Sabz), in het leven om de strijd tegen de herverkiezing van president Ahmadinejad voort te zetten. De hervormingsgezinde Mohammad Khatami en Mehdi Karoubi sloten zich aan bij deze nieuwe beweging.
2.1.3
Staatsinrichting De staatsinrichting van Iran kent zowel elementen van een islamitische theocratie als van een democratie. De Geestelijk Leider belichaamt het theocratische karakter van de republiek en bekleedt formeel het hoogste gezag. Daarnaast is er een gekozen president. Geestelijk Leider De aanwezigheid van de Geestelijk Leider (Rahbar-e Enqelab, Leider van de Revolutie) in het Iraans staatsbestel is gebaseerd op het door ayatollah Khomeini geïntroduceerde leerstuk van de velayat-e faqih, de heerschappij van de religieuze rechtsgeleerde. De Geestelijk Leider wordt voor onbepaalde termijn gekozen door de Vergadering van Experts.12
11
12
Zie voor uitgebreide informatie over het verloop van deze verkiezingen het algemeen ambtsbericht Iran van januari 2010. Zie hieronder zelfde paragraaf.
Pagina 8 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
De Geestelijk Leider heeft op grond van artikel 57 van de Iraanse Grondwet13 de bevoegdheid om rechtstreeks in de aangelegenheden van de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht in te grijpen.14 Hij benoemt het hoofd van de rechterlijke macht, de geestelijken die de helft (zes van de twaalf) van de Raad van Hoeders uitmaken,15 alle hoge militaire functionarissen, de leiders van het vrijdaggebed en het hoofd van de nationale radio en televisie. Sinds 1989 bekleedt ayatollah Ali Khamenei, die van 1981 – 1989 president van Iran was, het ambt van Geestelijk Leider. President De president is volgens artikel 60 van de Iraanse Grondwet verantwoordelijk voor de uitvoerende macht. Hij wordt iedere vier jaar door de bevolking gekozen en kan maximaal twee aaneengesloten termijnen dienen. Op 12 juni 2009 werd Mahmoud Ahmadinejad herkozen tot president van Iran en op 5 augustus 2009 voor een tweede ambtstermijn ingezworen door het parlement.16 Wetgevende macht De wetgevende macht wordt op grond van artikel 58 van de Iraanse Grondwet gevormd door het parlement (Majlis-e Shura-ye Eslami of Islamitische Consultatieve Vergadering).17 De 290 leden van het parlement worden iedere vier jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen. De laatste parlementsverkiezingen vonden plaats in maart 2008. Sinds juni 2008 is Ali Larijani voorzitter van het parlement. De volgende parlementsverkiezingen staan gepland voor 2012. Het parlement heeft naast zijn wetgevende taak ook tot taak de uitvoerende macht te controleren. Het komt geregeld voor dat ministers door het parlement worden opgeroepen om verantwoording af te leggen over hun beleid. Het parlement kan door middel van een motie van wantrouwen ministers tot aftreden dwingen. De macht van het parlement op wetgevend gebied wordt aanzienlijk beperkt, doordat wetgeving die door het parlement wordt aangenomen, door de Raad van Hoeders dient te worden goedgekeurd. Doordat elke kandidaat voor de parlementsverkiezingen door de Raad van Hoeders moet worden gescreend op loyaliteit aan de beginselen van de Islamitische Republiek, wordt een groot aantal potentiële kandidaten uitgesloten van deelname aan de verkiezingen.18 Ten slotte geldt dat het parlement volgens de Grondwet niet ontbonden kan worden. Uitvoerende macht De regering bestaat uit de president, tien vice-presidenten en ministers. De ministers worden benoemd door de president na goedkeuring van het parlement. Ook al is volgens artikel 60 van de Iraanse Grondwet de president verantwoordelijk voor de uitvoerende macht, in de praktijk verantwoorden de ministers van Defensie, Veiligheid en Buitenlandse Zaken zich meestal bij de Geestelijk Leider. De president kan ministers ontslaan.
13
14
15 16
17 18
De Grondwet (Qanun-e Asasi of Fundamental Law) is op 3 december 1979 in werking getreden en nadien op 28 juli 1989 gewijzigd. Zo verwierp Geestelijk Leider Khamenei op 17 april 2011 het ontslag van de minister van Inlichtingen en Veiligheid, Heydar Moslehi, dat kort daarvoor door president Ahmadinejad was aanvaard. (Iran’s Khamenei rejects minister’s resignation (Reuters, 17 april 2011). Zie hieronder zelfde paragraaf. Zie voor uitgebreide informatie over de presidentsverkiezingen van juni 2009 en het verloop ervan het algemeen ambtsbericht Iran van januari 2010. US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Zie ook paragraaf 2.1.2 van dit algemeen ambtsbericht. Pagina 9 van 103
Rechterlijke macht De rechterlijke macht is in Iran een belangrijke machtsfactor. Het hoofd van de rechterlijke macht moet een geestelijke zijn, die wordt benoemd door de Geestelijk Leider. Sinds 15 augustus 2009 bekleedt ayatollah Sadeq Larijani de functie van hoofd Strafrechtzaken van het ministerie van Justitie (hoofd rechterlijke macht).19 De chef-aanklager van Iran is Gholamhossein Mohseni-Ejei. De functie van chefaanklager van Teheran (een belangrijke positie) wordt vervuld door Abbas Jafari Dolatabadi. De minister van Justitie heeft in het Iraanse systeem weinig invloed op de rechterlijke macht. In Iran bestaan naast de reguliere rechtbanken (openbare rechtbanken genoemd), ook revolutionaire rechtbanken. Deze laatste zijn opgericht in 1979 en zijn bevoegd delicten in behandeling te nemen zoals belediging van de Geestelijk Leider, moharebeh (‘strijd tegen God’) of mofzed fi’l arz (‘verderf zaaien op aarde’) - een algemene omschrijving die voor veel politieke delicten (inclusief geweldloze) wordt gebruikt - en drugsdelicten. Abortus, overspel, geloofsafval en seksuele handelingen tussen personen van gelijke sekse, die in Iran worden aangemerkt als strafbare feiten, worden behandeld door de openbare rechtbanken. Voor de berechting van geestelijken en militairen bestaan speciale afzonderlijke rechtbanken.20 De Speciale Rechtbank voor de Geestelijkheid (Special Court for the Clergy) opereert buiten het raamwerk van de reguliere rechtbanken en werd in 1987 ingesteld door ayatollah Khomeini om recht te spreken over leden van de sjiitische geestelijkheid in Iran. Aangeklaagden kunnen alleen door geestelijken die door de rechtbank zijn aangewezen, maar niet over speciale juridische vaardigheden hoeven te beschikken, worden vertegenwoordigd. Het komt voor dat aangeklaagden geen door de rechtbank aangewezen geestelijke bereid kunnen vinden om hun verdediging op zich te nemen. In dat geval wordt er over hen recht gesproken zonder dat zij daarbij juridisch zijn vertegenwoordigd.21 Het Hooggerechtshof, dat zestien afdelingen telt, heeft een beperkte bevoegdheid om vonnissen van rechtbanken te herzien. De speciale rechtbank voor geestelijken kent geen beroepsmogelijkheid. Het openbaar ministerie en de rechterlijke macht opereren onafhankelijk van elkaar. Raad van Hoeders van de Grondwet (Council of Guardians) De Raad van Hoeders (Shura-ye Negahban-e Qanun-e Asasi) houdt toezicht op verkiezingen en op het islamitisch gehalte van de wetgeving.22 De helft van deze twaalf leden tellende raad bestaat uit geestelijken die door de Geestelijk Leider worden benoemd. De andere helft bestaat uit seculiere magistraten afkomstig uit de rechterlijke macht, die door het hoofd van de rechterlijke macht worden benoemd, na instemming van het parlement. De Raad van Hoeders wordt beschouwd als het meest invloedrijke orgaan binnen het staatsbestel en is zeer behoudend van karakter. Secretaris van de Raad van Hoeders is ayatollah Ahmad Jannati. Beoordelingsraad (Expediency Council) Geschillen tussen het parlement en de Raad van Hoeders worden besproken in de uit 42 leden bestaande Beoordelingsraad (Majma-ye Tashkhis-e Maslahat-e Nizam), waarin onder andere parlementariërs, leden van de Raad van Hoeders en de 19 20
21 22
Ayatollah Sadeq Larijani is een broer van de voorzitter van het Iraanse parlement Ali Larijani. De Perzische naam voor de rechtbank voor de geestelijkheid is dadgah-e vizhe-ye rohaniat, de militaire rechtbank wordt aangeduid met dadgah-e nezami. Zie ook US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Supporters of ayatollah Boroujerdi arrested, Additional information, Amnesty International (14 december 2010). Zie ook US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011).
Pagina 10 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
hoofden van de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht zitting hebben. De raad opereert voorts als een adviesorgaan voor de Geestelijk Leider. De laatste heeft sinds 2005 zijn bevoegdheid om toezicht te houden op de regering (artikel 110 van de grondwet) deels gedelegeerd aan de raad. De Beoordelingsraad staat onder leiding van de voormalige president van Iran, Ali Akbar Hashemi Rafsanjani.23 Vergadering van Experts (Assembly of Experts) De uit 86 geestelijken bestaande Vergadering van Experts (Majlis-e Khobregan of Majlis-e Khebregan) wordt elke acht jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen. Bij het overlijden van de Geestelijk Leider is de vergadering verantwoordelijk voor de verkiezing van een nieuwe Geestelijk Leider. Officieel dient de vergadering ook toe te zien op het functioneren van de Geestelijk Leider, waartoe de vergadering twee keer per jaar bijeen hoort te komen. In de praktijk is de Vergadering van Experts echter onderworpen aan de Geestelijk Leider. Sinds 8 maart 2011 is ayatollah Mohammad Reza Mahdavi Kani de nieuwe voorzitter.24 Provinciaal bestuur De 30 Iraanse provincies worden bestuurd door centraal benoemde gouverneurs. Strijdkrachten De strijdkrachten bestaan uit het reguliere leger (Artesh) (naar schatting 350.000 manschappen, inclusief 220.000 dienstplichtigen) en het Islamic Revolutionary Guard Corps (IRGC) (Sepah-e Pasdaran-e Enqelab-e Eslami (naar recente schattingen 125.000 manschappen), verenigd onder een gemeenschappelijke generale staf.25 Chef van de Generale Staf is generaal-majoor Seyed Hassan Firouzabadi.26 Daarnaast zijn er nog de Law Enforcement Forces (de politie) (Niru-ye Entezami-ye Jomhuri-ye Eslam –NAJA). Alle hoge legerfunctionarissen27 worden benoemd door de Geestelijk Leider en zijn rechtstreeks verantwoording aan hem verschuldigd. Het IRGC, onder leiding van generaal-majoor Mohammad Ali Jaafari,28 functioneert als een volledig leger, met een eigen luchtmacht, landmacht en marine. Daarnaast heeft het een grote invloed op andere instellingen zoals de politie en het ministerie van Inlichtingen. De Qods Force is de speciale unit van het IRGC voor operaties in het buitenland. Het IRGC speelde een prominente rol in de onderdrukking van de oppositieprotesten in de nasleep van de presidentsverkiezingen van juni 2009. De politieke invloed van het IRGC is sinds het aantreden van Ahmadinejad in 2005, zelf ook voormalig lid van het IRGC, aanzienlijk toegenomen. Veel IRGC leden bekleden
23
24
25 26 27 28
Rafsanjani is een van de machtigste en rijkste mannen van het land. Hij was een vertrouweling van de stichter van de islamitische republiek, ayatollah Ruhollah Khomeini. Hij was negen jaar parlementsvoorzitter en van 1989 tot 1997 president. In 2005 deed hij tevergeefs nog een gooi naar het presidentschap, maar leed in de tweede ronde een verpletterende nederlaag tegen de huidige president Ahmadinejad. Tijdens een stemming in de Vergadering van Experts voor een nieuwe voorzitter bleek de vorige voorzitter Ayatollah Ali Akbar Hashemi Rafsanjani over onvoldoende steun te beschikken. Hij trok zijn kandidatuur voor een nieuwe ambtstermijn in. Hij bekleedde deze functie sinds september 2007. Hij stond al enige tijd onder kritiek van politieke tegenstanders vanwege het uiten van sympathie voor de anti-regeringsdemonstranten. Zijn dochter Faezeh Hashemi, een vrouwenrechtenactiviste, werd korte tijd vastgehouden bij de verboden demonstratie van 14 februari 2011. Een zoon, Mehdi, riskeert aanhouding vanwege betrokkenheid bij de demonstraties in 2009, indien hij uit ballingschap in Londen naar Iran zou terugkeren. Een andere zoon, Mohsen, moest op 4 maart 2011 zijn functie als directeur van de Tehran Metro Company opgeven vanwege gebrek aan financiële ondersteuning door de overheid. (Reuters, 7 en 8 maart 2011); Iran’s Rafsanjani ousted as head of state body, Reuters (8 maart 2011); Iran’s Rafsanjani loses a key regime post, AFP (8 maart 2011); Battered and bruised, Rafsanjani may have fought his last battle, Radio Free Europe/Radio Liberty (11 maart 2011). Profile: Iran’s Revolutionary Guards, BBC News (18 oktober 2010). Zijn plaatsvervanger is generaal-majoor Pasdar Gholamali Rashid. Dit betreft de commandanten in het leger en de Revolutionaire Garde en hun plaatsvervangers. Plaatsvervanger van het IRGC is brigade-generaal Hossein Salami. Pagina 11 van 103
sindsdien hoge functies binnen de regering.29 Het IRGC is ook actief op economisch terrein en heeft voor miljarden dollars aan lucratieve overheidscontracten gekregen sinds het aantreden van president Ahmadinejad. Naar verluidt heeft het IRGC inmiddels een derde van de Iraanse economie in handen.30 Het IRGC is vooral actief in de olie- en gassector en de bouwwereld, maar heeft ook het Iraanse staatstelecommunicatiebedrijf in handen.31 Basiji Onder de verantwoordelijkheid van het IRGC vallen ook de zogenaamde Basiji (officiële naam: Niru-ye Moqavemat-e Basij) (Mobilized Resistance Force), grotendeels uit vrijwilligers bestaande burgermilities die een deel van de ordehandhaving voor hun rekening nemen.32 De positie van deze Basiji als ondersteuner van politie en justitie is in 1992 in de wet vastgelegd.33 De diverse Basiji-groepen opereren hoofdzakelijk vanuit plaatselijke moskeeën en eigen bases. De meeste leden voeren hun taak in hun vrije tijd uit naast hun normale werkzaamheden. Onduidelijkheid bestaat er over het aantal Basiji-leden.34 In de tweede helft van 2008 werd de Basiji volledig geïntegreerd in de commando-structuur van het IRGC. Sinds oktober 2009 is brigade-generaal Mohammad Reza Naqdi, een prominent lid van het IRGC, commandant van de Basiji. Op grond van de artikelen 15 en 18 van het Iraanse wetboek van Strafvordering kan de Basiji rechtstreeks, zonder tussenkomst van de politie, zaken aanbrengen bij een revolutionaire of openbare rechtbank. In de praktijk is het in de meeste gevallen evenwel de politie, en in het bijzonder de Misdaad Opsporingsdienst (Edareh-ye Agahi), die door de openbare aanklagers verzocht wordt onderzoek te doen. Ansar-e Hezbollah Een andere conservatieve militie met een vergelijkbare positie als de Basiji is de uit enkele duizenden leden bestaande Ansar-e Hezbollah (Volgelingen van de Partij van God). Ook deze organisatie stelt zich ten doel de orde te handhaven volgens de traditionele (conservatieve) interpretatie van de Islamitische Revolutie. Momenteel staat de organisatie onder leiding van Foruz Rajaibar. Ministerie van Inlichtingen en Veiligheid35 Het ministerie van Inlichtingen en Veiligheid (Vezarat-e Ettela’at va Amniyat-e Keshvar) is belast met de bescherming van de nationale veiligheid, contraspionage en het observeren van illegale politieke groeperingen. Voor de presidentsverkiezingen van juni 2009 was het de belangrijkste instantie ter 29
30
31
32
33 34
35
Zo worden in het kabinet de belangrijkste portefeuilles olie, energie, binnenlandse zaken en defensie beheerd door voormalige IRGC leden. BBC, Profile: Iran’s Revolutionary Guards (18 oktober 2009); Can Iran’s Islamic Revolutionary Guard Corps maintain its operational capability in a sanctions regime?, Jamestown Foundation (21 oktober 2010). Can Iran’s Islamic Revolutionary Guard Corps maintain its operational capability in a sanctions regime?, Jamestown Foundation (21 oktober 2010). De paramilitaire Basiji-militie bestaat uit jeugdige vrijwilligers en werd opgericht in 1979 ten tijde van de Islamitische Revolutie van ayatollah Khomeini. Tijdens de oorlog tegen Irak in de jaren ’80 van de vorige eeuw leverde de Basiji grote aantallen kinderen voor de strijd aan het front. Velen vonden de ‘martelaarsdood’ in mijnenvelden langs de grens met Irak. De Basiji speelde verder een belangrijke rol bij het neerslaan van protesten van democratische bewegingen. Niet alle leden van de Basiji zijn radicaal. Iraniërs melden zich aan als lid van deze organisatie, omdat ze geen werk kunnen vinden en/of nadat ze gestopt zijn met school. Lidmaatschap van de Basiji verhoogt de kansen op een fel begeerde overheidsbaan. Law of Judicial Support for the Basidji, gepubliceerd in de Official Gazette 13946 van december 1992. Officiële Iraanse bronnen spreken van elf tot twintig miljoen leden. De BBC spreekt in een bericht van oktober 2009 over een aantal van 90.000 vrouwelijke en mannelijke leden. BBC, Profile: Iran’s Revolutionary Guards (18 oktober 2009). De SAAM was de opvolger van de veiligheidsdienst van de Shah, de SAVAK. De SAAM werd in l984 omgevormd tot de VEVAK (Vezarat-e Ettela’at va Amniyat-e Keshvar), het ministerie van Inlichtingen.
Pagina 12 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
bestrijding van politieke oppositie. Alle Iraniërs die een potentieel gevaar zouden kunnen opleveren voor de veiligheid van de staat, worden stelselmatig in de gaten gehouden. 2.2
Politieke ontwikkelingen Intensief (politie)optreden - arrestaties36 Het intensieve (politie)optreden dat begon in de periode na de presidentsverkiezingen van juni 2009 met duizenden arrestaties, en volgens de oppositie meer dan honderd doden, bleef ook in de verslagperiode voortduren en richtte zich vooral op mensenrechtenverdedigers (inclusief advocaten zoals Nasrin Sotoudeh en Mohammed Seifzadeh), academici, journalisten, wetenschappers, schrijvers, vrouwen, uitgevers en studenten.37 Begin december 2010 vonden arrestaties plaats van studenten, hervormingsgezinde politici en journalisten. Ali Shakourirad, lid van het verboden Islamitische Iran Participatie Front, werd gearresteerd op beschuldiging van propaganda tegen het systeem. Op kleine schaal werd op veel plaatsen in Iran bij universiteiten gedemonstreerd in verband met de herdenking van Student Day.38 In verband hiermee werden vijf studenten die hadden deelgenomen aan een protestdemonstratie van ongeveer 1.000 studenten bij de Polytechnische universiteit in Teheran, voor ondervraging meegenomen naar de Evin gevangenis.39 De uitgever van het hervormingsgezinde dagblad Sharq en vier andere journalisten werden aangehouden na de publicatie van een speciaal rapport over de situatie van studenten in Iran. Een website van de oppositie riep nog op tot een bijeenkomst bij het graf van groot Ayatollah Hossein Ali Montazeri ter herdenking van diens overlijden een jaar geleden.40 Begin januari 2011 werd Morteza Haji, een voormalige minister van de vroegere president Mohammad Khatami, gearresteerd en overgebracht naar de Evin gevangenis in Teheran. Het is niet duidelijk waarom Haji, die in december 2009 ook al heeft vastgezeten, werd aangehouden.41 Een zoon van de in 2009 verslagen presidentskandidaat Mehdi Karoubi werd eind januari 2011 enige tijd vastgehouden vanwege kritiek op de regering met betrekking tot het Kahrizak detentie centrum, waar ten minste drie gevangen anti-regeringsdemonstranten werden vermoord.42 Daarnaast hebben ook etnische minderheden als de Azeri’s, Arabieren (vooral Ahwazi’s), Baluchi’s en Koerden te lijden van het gewelddadige optreden van veiligheidstroepen en van arrestaties.43 Alle hierboven genoemde groeperingen staan bloot aan ondervraging, arrestatie, detentie, dagvaardingen van rechtbanken en kortstondige verdwijningen. Ook worden zij geconfronteerd met een toegenomen druk op hun activiteiten, zoals publicatieverbod of sluiten van kranten, organisaties en ngo’s, invallen in huizen, inbeslagname van eigendommen, en ontslag. De praktijk van willekeurige detenties bleef voortduren. Arrestanten werden vaak niet in staat van beschuldiging gesteld. 36 37
38
39 40 41 42 43
Het overzicht van de hieronder genoemde incidenten is niet uitputtend. Zie ook Operational Guidance Note – Iran, UK Border Agency, Home Office (15 maart 2011), World report 2011 – Iran, Human Rights Watch (24 januari 2011); Human Rights and Democracy: The 2010 Foreign & Commonwealth Office Report – Iran (maart 2011). Elk jaar worden er bij diverse universiteiten in het gehele land door studenten lokale demonstraties georganiseerd. Dit ter herdenking van drie studenten die op 7 december 1953 omkwamen toen de politie het vuur opende op protesterende studenten in verband met het bezoek van vice-president Nixon aan Iran na de staatsgreep van 1953. Iran students held after anti-government protests, Reuters (9 december 2010). Iran reformist arrested, students held, Reuters (9 december 2010). Reuters (6 januari 2011). Iran briefly detains son of opposition leader, Reuters (20 januari 2011). World report 2011 – Iran, Human Rights Watch (24 januari 2011); Human Rights and Democracy: The 2010 Foreign & Commonwealth Office Report (maart 2011). Pagina 13 van 103
Zij die wel in staat van beschuldiging werden gesteld, werden beschuldigd van alomvattende misdrijven als spionage, bedreiging van de nationale veiligheid of contact met buitenlanders.44 Demonstraties Gedurende de verslagperiode probeerde de regering op repressieve wijze demonstraties en activiteiten van de oppositie tegen te gaan met wisselend succes. Ondanks de geldende beperkingen slaagde de oppositie er enkele malen in haar aanhangers te mobiliseren en demonstraties en bijeenkomsten te houden. Zo vonden in diverse steden in Iran demonstraties plaats op 14 februari, 20 februari, 1 en 8 maart 2011. Voor, tijdens en na afloop van de demonstraties werden naar verluidt honderden personen opgepakt.45 Sommige websites suggereerden dat het aantal arrestaties rond 14 februari 2011 opliep tot 1500 personen. Officiële websites spraken over dozens of arrests. Naast de vele arrestaties resulteerden de protesten op 14 februari 2011 in twee doden en tientallen gewonden, onder wie negen leden van de veiligheidsdiensten.46 De demonstraties vonden plaats op initiatief van de Green Movement onder leiding van oppositieleiders Mir Hossein Mousavi en Mehdi Karroubi. Een voorafgaand verzoek aan de autoriteiten om een mars te organiseren op 14 februari 2011 als steun aan het Egyptische volk in opstand, werd door de autoriteiten afgewezen uit angst voor nieuwe anti-overheidsprotesten.47 In plaats daarvan organiseerden de autoriteiten op 11 februari 2011 (Dag van de Revolutie) een overheidsgeregisseerde bijeenkomst om steun aan de opstand in Egypte te betuigen. Vele duizenden mannen, vrouwen en kinderen met vlaggen en spandoeken kwamen op die dag samen op het Azadi (Vrijheids)plein in Teheran om de verjaardag te vieren van de Islamitische Revolutie in hun land. Daarbij werden leuzen geroepen om de demonstranten in Egypte en Tunesië te steunen. De door de overheid georkestreerde betoging, waarbij de VS en Israël het moesten ontgelden, werd live uitgezonden op de staatstelevisie. Ook in kleinere steden in Iran werd de 32e verjaardag van de revolutie gevierd.48 Ondanks het verbod van de autoriteiten herhaalden Mousavi en Karroubi hun oproep tot demonstratie. Het initiatief van de oppositie leidde tot steunbetuigingen op Facebook en Twitter. Opgeroepen werd onder andere tot een Dag van Woede.49 In Teheran waren op 14 februari 2011 volgens schattingen enkele tienduizenden demonstranten op de been. Ook uit de steden Isfahan, Shiraz, Rasht, Mashhad, Kermanshah en Ahwaz kwamen berichten over betogingen. Aan de demonstraties namen vooral veel jongeren deel. Hoewel de demonstraties – rond de bekende pleinen in de binnenstad van Teheran – als stil protest begonnen, traden de
44 45
46
47
48 49
Zie ook: Tehran replays old tactics against opposition, Institute for War and Peace Reporting (25 februari 2011). Mass arrests ahead of 14 February solidarity march, www.payvand.com (11 februari 2011); Several arrested before Iran protest, Amnesty International (18 februari 2011). Brutal suppression of peaceful protesters requires the international community to revisit its policy, International Federation for Human Rights (FIDH) (15 februari 2011); Iran protest crackdown condemned, Amnesty International (14 februari 2011); Investigation urged into Tehran protest violence, Amnesty International (15 februari 2011); Iran: Stop attacks on peaceful demonstrators, Human Rights Watch (14 februari 2011). Iran prosecutor warns opposition against rally, Reuters (9 februari 2011); Trouw (8 februari 2011); Iran’s opposition green movement calls for renewed street protests, guardian.co.uk (8 februari 2011); Iran’s opposition requests permission to hold solidarity rally for Egypt, Tunisia, Radio Free Europe/Radio Liberty (6 februari 2011); Allow Egypt/Tunesia solidarity rally planned for 14 February, International Campaign for Human Rights in Iran (8 februari 2011). Iraniërs de straat op voor revolutiedag, AFP/ANP (11 februari 2011). Oppositie Iran roept 14 februari uit tot Dag van Woede, Trouw (8 februari 2011); Egyptians lack Iranian’s need for revenge, Institute for War and Peace Reporting (16 februari 2011).
Pagina 14 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
ordediensten meteen hard op.50 Volgens ooggetuigen schoot de politie op sommige momenten met scherp. Eén persoon kwam daarbij om het leven, volgens de autoriteiten een Basiji die zou zijn neergeschoten door elementen van de MKO.51 Een ander verloor onder onduidelijke omstandigheden het leven.52 Ook waren er tientallen gewonden. Naast hun openlijke steun voor de oppositieleiders, riepen de demonstranten onder andere op tot het vertrek – in lijn met het vertrek van Tunesië’s Zine El Abidine Ben Ali en Egypte’s Hosni Mubarak – van de Geestelijk Leider. Tevens richtten de demonstranten zich met leuzen als ‘dood aan de dictator’ tegen president Ahmadinejad. Tientallen demonstranten werden opgepakt.53 Metrostations in het centrum van Teheran werden op tijdstippen waarop demonstraties waren aangekondigd, gesloten. Internet- en (mobiele) telefoonverbindingen werden platgelegd.54 De grote opkomst tijdens de demonstraties leek de Iraanse autoriteiten onaangenaam te hebben verrast.55 Het toonde ook aan dat de oppositiebeweging nog steeds veel aanhang heeft en dat veel Iraniërs hoop putten uit de ontwikkelingen in diverse Arabische landen in de afgelopen periode.56 De aanjagers en sympathisanten van de demonstraties werden direct na de protesten hard veroordeeld door de Iraanse machthebbers.57 De VS, Israël en het VK zouden achter het oproer zitten. Ook werd de MKO hierbij genoemd.58 De oppositieleiders van de Green Movement, Mousavi en Karroubi, waren niet bij de demonstraties aanwezig. Beide leiders zijn naar verluidt aan de vooravond van de protesten van 14 februari 2011 onder huisarrest geplaatst.59 Of zij zich nog steeds thuis bevinden of zijn overgebracht naar een andere locatie is onduidelijk.60 Hun huizen werden afgeschermd.61 Ook een zoon van Karoubi, Ali, en diens vrouw Nafiseh Panahi, werden enige tijd vastgehouden, maar korte tijd later op borgtocht (alleen voor de zoon) weer vrijgelaten.62
50 51
52 53 54
55 56
57
58 59
60
61 62
Tehran’s ‘Day of Rage’, Institute for War and Peace Reporting (17 februari 2011). Volgens Iraanse inlichtingendiensten is een van de doden van 14 februari 2011, de student Sane’ Zhaleh, met voorbedachten rade vermoord door de MKO (Mujahedin-e Khalq Organization of People’s Mujahedin Organization of Iran) (zie ook paragraaf 3.4.2 van dit algemeen ambtsbericht) en niet door Iraanse veiligheidsdiensten. In verband hiermee zijn eind februari 2011 twee personen gearresteerd. Één zou lid van de MKO zijn en de moord hebben gepleegd. De andere persoon zou samengewerkt hebben met de Amerikaanse geheime dienst CIA en tijdens de onrust relevante informatie aan de CIA hebben doorgespeeld.(Two arrested over Tehran disturbances, Iran Daily (26 februari 2011) Protests show Iran opposition alive, Reuters (15 februari 2011). Iran police arrest dozens of protesters, Reuters (14 februari 2011). Harde confrontaties tussen politie en demonstranten die Egyptische revolutie willen steunen, Volkskrant (15 februari 2011); Iran uses force against protests as region erupts, The New York Times (14 februari 2011); Iran: Freedom of expression on the frontline, Article XIX (14 februari 2011). Iran opposition Green Movement evolves under pressure, BBC News – Middle East (15 februari 2011). Protests show Iran opposition alive, Reuters (15 februari 2011); Iran opposition: Will Arab uprisings spread?, BBC News – Middle East (14 februari 2011); Iran’s Green Movement back on its feet, Institute for War and Peace Reporting (17 februari 2011). One dead as Iran protesters clash with police, AFP (15 februari 2011); Iran brands opposition followers ‘antirevolutionary’, IINS (22 februari 2011); Top Iran body condemns opposition leaders, Fars News Agency (16 februari 2011). Zie ook paragraaf 3.4.2 van dit algemeen ambtsbericht. AFP/ANP/Reuters (28 februari en 1 maart 2011); The brutally effective method of house arrest, Radio Free Europe/Radio Liberty (6 maart 2011); Iran’s women remain outspoken despite crackdown, Radio Free Europe/Radio Liberty (8 maart 2011).. Iranian opposition leaders moved from house arrest, Reuters (27 februari 2011); Waar zijn Iraanse oppositieleiders gebleven, Trouw (1 maart 2011); Iran: Free opposition leaders and their families, Human Rights Watch (2 maart 2011); Zie ook het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken van 21 maart 2011 op vragen van het lid Timmermans (PvdA) over de arrestatie van leiders van de Iraanse oppositie en op vragen van het lid Ormel (CDA) over de positie van twee oppositieleiders in Iran. Isolation, not arrest for Iran opposition heads, Institute for War and Peace Reporting (23 februari 2011). Son of Iran opposition leader Karoubi arrested, Reuters (22 februari 2011). Pagina 15 van 103
In het Iraanse parlement werd de schuld voor het oproer bij beide oppositieleiders neergelegd. Sommige parlementariërs riepen op tot de executie van beide mannen.63 De begrafenis op 16 februari 2011 van een van de doden resulteerde opnieuw in een confrontatie tussen (massaal aanwezige) veiligheidstroepen en begrafenisbezoekers. Op 18 februari 2011 organiseerde de overheid een massale bijeenkomst na afloop van het vrijdaggebed om de burgers de kans te geven steun aan de overheid te betuigen. Op 20 februari 2011 vonden wederom op straat protesten plaats in Teheran en andere steden ter herdenking van de doden, gevallen tijdens de demonstraties op 14 februari 2011. Daarbij kwam één persoon (Hamed NourMohammadi) om het leven en werden tientallen anderen gearresteerd.64 Er was een ongekend grote politiemacht op de been om de betogingen vanaf het eerste moment neer te slaan, waardoor deze in omvang kleiner bleef dan de eerste demonstratie op 14 februari 2011. Hetzelfde gold voor demonstraties op 1 en 8 maart 2011 in Teheran, die direct de kop werden ingedrukt door de massaal aanwezige politiemacht. Om de autoriteiten in verwarring te brengen waren mensen ’s nachts in het donker de straat opgegaan. Ook in andere steden zoals Isfahan, Shiraz en Mashhad waren er naar verluidt protesten.65 Volgens de oppositie zouden ten minste 79 personen zijn gearresteerd.66 De politie moest traangas gebruiken om anti-regeringsdemonstranten in Teheran te verspreiden.67 Reactie Iran op gebeurtenissen in de Arabische wereld Het hoogste politieke niveau in Iran, inclusief Geestelijk Leider Khamenei en president Ahmadinejad, heeft op verschillende momenten zijn steun betuigd aan de demonstranten in de Arabische wereld (Egypte, Libië, Bahrein en Tunesië).68 In de Iraanse media werden de opstanden echter niet gepresenteerd als een reactie op jarenlange (politieke) onderdrukking, maar deden de Iraanse autoriteiten de opstanden voorkomen als een roep van het Arabische volk om de vorming van een islamitische staat (naar Iraans voorbeeld). Geestelijk Leider Khamenei betitelde de opstanden in de Arabische wereld als een islamic awakening. Verder vergeleek de overheid, met name de opstand in Egypte, herhaaldelijk met de Islamitische Revolutie in 1979 in Iran. Khamenei riep op tot de vestiging van een islamitische republiek in Egypte naar Iraans voorbeeld. In haar retoriek benadrukte het Iraanse regime vooral dat het land hiermee bevrijd zou zijn van de VS en Israël. Terwijl de protesten in eigen land, zoals eerder vermeld, met harde hand werden neergeslagen, sprak president Ahmadinejad zich hard uit tegen het gebruik van geweld door de Libische en Bahreinse autoriteiten tegen het eigen volk en drong aan op het recht van de burgers in vrijheid hun mening te kunnen uiten.69 63
64
65
66
67
68 69
Protests show Iran opposition alive, Reuters (15 februari 2011); Iran lawmakers urge death for opposition leaders, Reuters (15 februari 2011); Iran unrest: MPs call for death of Mousavi and Karroubi, BBC News – Middle East (15 februari 2011). Iranian students say the number of arrests show regime is nervous, Radio Free Europe/Radio Liberty (22 februari 2011); ‘They’ve put batons instead of books in the hands of people’s children’, Radio Free Europe/RadioLiberty (21 februari 2011); Iraans protest gaat nieuwe fase in, NRC Handelsblad (21 februari 2011); Iran forces in streets to curb opposition rallies, Reuters (20 februari 2011). No word on Iran opposition leaders on protest day, Reuters (1 maart 2011); Nachtelijke betogingen verwarren regime Teheran, Trouw (2 maart 2011); Iran forces fire teargas, clash with protesters, Reuters (1 maart 2011). Iran opposition says 79 arrested in protests, Reuters (2 maart 2011); Iraanse politie slaat betogers de straat af – nieuw protest aangekondigd, NRC Handelsblad (2 maart 2011). Iran’s Rafsanjani ousted as head of state body, Reuters (8 maart 2011); Iran forces fire teargas to disperse opposition backers, Reuters (8 maart 2011). Zie ook het artikel ‘Irans zege staat lang niet vast’, Trouw, 16 maart 2011). Zie ook: Revolution not on the cards in Iran, Institute for War and Peace Reporting (25 februari 2011).
Pagina 16 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Aantreden nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Op 30 januari 2011 trad Ali Akbar Salehi aan als de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken. Hij nam deze post al waar sinds 13 december 2010, toen president Ahmadinejad de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Manouchehr Mottaki een paar dagen na het internationale nucleaire overleg in Genève op 6 en 7 december 2010 ontsloeg tijdens diens officiële bezoek aan Senegal. Hoewel geen formele reden voor Mottaki’s ontslag is gegeven, lijkt een in de ogen van president Ahmadinejad te meegaande opstelling van Mottaki in het nucleaire dossier van doorslaggevende betekenis te zijn geweest.70 Subsidiehervormingen Op 18 december 2010 kondigde president Ahmadinejad de al sinds maart 2010 verwachte start van de hervormingen van het subsidiesysteem in Iran aan. Deze subsidies op onder meer benzine, brood, electra en gas waren een overblijfsel van de Iran-Irakoorlog71 en drukten zwaar op het overheidsbudget. Zij zouden volgens het regime een derde van de overheidsinkomsten opslokken. Eén van de belangrijkste doelen van de subsidiehervormingen is het verkleinen van de Iraanse energiebehoefte en daarmee de Iraanse afhankelijkheid van het buitenland, met name het verminderen van de import van benzine.72 Door het gedeeltelijk verdwijnen van de subsidies zijn echter de prijzen van brandstof, electriciteit, water en meel gestegen.73 De prijsverhoging is met een stijging van 175% tot 1000% niet gering en raakt direct aan de basisbehoeftes van de bevolking. Ter verzachting van de prijsverhoging keerde de president eerder al aan 60,5 miljoen Iraniërs (86% van de bevolking) per persoon $74 uit. Daar bovenop werd op 23 december 2010 nog een bedrag van $8 per persoon uitgekeerd ter compensatie van de gestegen broodprijzen. Deze financiële giften van de president worden tweemaandelijks uitgekeerd aan de armen en een deel van de lagere middenklasse. Omdat het regime geen enkel inzicht geeft in de overheidsinkomsten, is het niet duidelijk of Iran daadwerkelijk voldoende kapitaal heeft om deze giften die de overheid per maand $ 2,2 miljard kost, vol te houden. Er is geen tijdpad aangekondigd waarin deze giften worden gestopt of afgebouwd. Gezien de Iraanse afhankelijkheid van olie-inkomsten, kan men op dit moment – met een hoge olieprijs – deze giften voortzetten. Onduidelijk is echter wat er gebeurt als de bevolking gewend is geraakt aan deze inkomenssteun en de olieprijs daalt.74
70
71
72
73 74
Iranian president sacks foreign minister, Reuters (13 december 2010); Iran: Minister’s sacking shores up Ahmadinejad’s power base, www.globalissues.org (14 december 2010); Iraanse president ontslaat minister BUZA, NRC Next (14 december 2010). De Iran-Irakoorlog was een militair conflict tussen Iran en Irak, dat duurde van 22 september 1980 tot augustus 1988,waarbij naar schatting 1,6 miljoen mensen het leven verloren. Het is voor Iran moeilijker geworden benzine te importeren door voornamelijk de Amerikaanse sancties die bedrijven verbieden benzine aan Iran te verkopen. Veel internationale oliemaatschappijen (onder andere Total en Shell) namen geen enkel risico en stopten deze verkoop. Om toch aan de binnenlandse vraag naar benzine te kunnen voldoen, laat de overheid een aantal petrochemische fabrieken stoppen met de produktie van petrochemische produkten en laat deze bedrijven thans benzine produceren en aanlengen. Dit lijkt schadelijke gevolgen te hebben voor deze fabrieken en mogelijk ook voor de gezondheid van de Iraniërs zelf. Ook beperkt het de Iraanse inkomsten uit de export van petrochemische produkten. Een duurzamere oplossing zou gevonden kunnen worden in het beperken van de binnenlandse vraag naar benzine. Prijsstijgingen voeden woede Iraanse burgers, NRC Handelsblad (14 april 2011). Kenneth Katzman, Iran: U.S. concerns and policy responses, Congressional Research Service (22 december 2010). Pagina 17 van 103
Voorbereiding parlementsverkiezingen 2012 Politieke groeperingen die het huidige regime in Iran ondersteunen, zijn al bezig met voorbereidingen voor de eerstvolgende parlementsverkiezingen in 2012.75 Zij zouden een nieuwe politieke groepering genaamd het New Reform Front hebben geformeerd. Hervormingsgezinde groeperingen die een hoge prijs hebben betaald tijdens de onlusten in juni 2009, doen er alles aan om te blijven voortbestaan. Toonaangevende leden zijn gearresteerd en zitten lange gevangenisstraffen uit, hun websites en kranten zijn verboden verklaard. Toch zijn sommige hervormingsgezinden met het oog op de parlementsverkiezingen van 2012 weer bezig nieuwe coalities aan te gaan.76
2.3
Veiligheidssituatie Met name in de grensgebieden (de provincies waar Koerden, Azeri en Baluchi, woonachtig zijn) bleef het in de verslagperiode onrustig. Zo vormt de provincie Sistan-Baluchestan (grenzend aan Afghanistan en Pakistan), die een belangrijke soennitische minderheid kent, geregeld het toneel van aanslagen en ontvoeringen. Deze worden toegeschreven aan de extremistisch-soennitische groepering Jundallah (‘Allah’s Soldaten’) (voluit: Jonbesh-e Moqavemat-e Mardom-e Iran). Ten aanzien van de veiligheidssituatie in de provincie Khuzestan in het zuidwesten van Iran (Arabieren) is weinig informatie bekend. De rust op straat is grotendeels teruggekeerd, maar rond bepaalde speciale dagen of gebeurtenissen blijft de kans op onrust aanwezig.77 Op 15 december 2010 (voor de sjiieten de Dag van Ashura, waarbij het martelaarschap van de kleinzoon van de profeet Mohammed wordt herdacht)78 veroorzaakte een zelfmoordaanslag op de sjiitische imam Hoessein moskee in de zuidoostelijke stad Chabahar ten minste 39 doden en meer dan honderd gewonden.79 Volgens de Iraanse staatstelevisie waren er twee aanvallers. Eén van hen vond de dood, de ander zou zijn gearresteerd. Onder de doden zouden veel vrouwen en kinderen zijn. De soennitische groepering Jundallah (Soldaten van God) liet weten achter de aanslag te zitten. Het zou een reactie zijn op de executie in juni 2010 van Jundallah leider Abdolmalek Rigi.80 De organisatie zegt op te komen voor de culturele en religieuze rechten van de etnische Baluchi’s. Chabahar, niet ver van de grens met Pakistan en Afghanistan, ligt in de provincie Sistan-Baluchistan, waar de overwegend soennitische bevolking vaak klaagt over discriminatie door sjiieten. Mogelijk in verband met deze aanslag werden op 21 december 2010 elf personen in de gevangenis van Zahedan opgehangen.81 Bij een bomaanslag op zijn auto in Teheran kwam kernfysicus Majid Shahriyari eind november 2010 om het leven. Tegelijkertijd raakte een andere kernfysicus, Fereydoun Abbasi-Davani, bij een soortgelijke aanslag elders in de stad gewond. De verantwoordelijkheid voor de aanslagen werd niet opgeëist. De Iraanse overheid 75 76 77 78
79 80 81
Iran: Conservative infighting set to continue, Oxford Analytica (10 augustus 2011). Iranian opposition struggles to survive, Institute for War and Peace Reporting (november 2010). Zie ook paragraaf 2.2 van dit algemeen ambtbericht. Binnen het sjiisme heeft Ashura een bijzondere plaats als afsluiting van de elfdaagse rouwperiode in de maand Moeharram, waarin de martelaarsdood van imam Hoessein in 680 wordt herdacht. Hoessein kwam om het leven bij de Iraakse stad Kerbela. De herdenking bestaat uit het houden van processies waarin een lijkbaar wordt rondgedragen en mannen zichzelf kastijden als teken van vereenzelviging met imam Hoessein. Suicide bomber kills 39 at Iranian procession, AFP (15 december 2010). Zie ook paragraaf 3.4.3 van het algemeen ambtsbericht Iran van oktober 2010. 11 hanged in Iran following suicide bomb attack, Amnesty International (21 december 2010).
Pagina 18 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
arresteerde een aantal mensen die volgens haar achter de aanslagen zouden zitten en betrokken zouden zijn bij buitenlandse inlichtingendiensten die het Iraanse kernwapenprogramma schade willen toebrengen.82 Op 23 juli 2011 werd de fysicus Darioush Rezaie in Teheran doodgeschoten.83
82
83
Aanslag doodt nucleaire wetenschapper Iran, AFP/ANP (29 november 2010); Iran blasts kill one nuclear scientist, wounds other, Reuters (29 november 2010); Iran says arrests people behind scientist murder, Reuters (2 december 2010). New killing of scientist in Iran, Reuters (25 juli 2011). Pagina 19 van 103
3
Mensenrechten
3.1
Juridische context
3.1.1
Verdragen en protocollen84 Iran heeft de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens onderschreven en is partij bij het Vluchtelingenverdrag van 1951, inclusief het Protocol van 1967.85 Iran heeft voorts de volgende verdragen ondertekend en bekrachtigd: Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (International Covenant on Civil and Political Rights, ICCPR), door Iran bekrachtigd op 24 juni 1975; Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, ICESC), door Iran bekrachtigd op 24 juni 1975; Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie (International Convention on the Elimination of All Forms of Racial Discrimination, CERD), door Iran bekrachtigd op 29 augustus 1968; het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (Convention on the Rights of the Child, CRC), door Iran bekrachtigd op 13 juli 1994. Bij dit verdrag heeft Iran zich het recht voorbehouden om bepalingen die in strijd zijn met de islamitische wet buiten toepassing te laten. Iran is op 26 september 2007 toegetreden tot het op 25 mei 2000 tot stand gekomen Optional Protocol tegen kinderhandel, kinderprostitutie en kinderpornografie. Op 21 september 2010 is door Iran het Optional Protocol tegen het gebruik van kinderen in gewapende conflicten getekend. Iran heeft de volgende verdragen ondertekend, maar nog niet bekrachtigd:86 Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie tegen Vrouwen (Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination Against Women, CEDAW); Verdrag tegen Foltering en andere Wrede, Onmenselijke of Onterende Behandeling of Bestraffing (Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment, CAT). Ten slotte heeft Iran op 31 december 2000 het Statuut van het Internationaal Strafhof ondertekend. Bekrachtiging heeft nog niet plaatsgevonden.
3.1.2
Nationale wetgeving Grondwet De huidige Iraanse Grondwet dateert van 1979 en werd voor het laatst gewijzigd in 1989. Artikel 4 van de Grondwet stelt dat alle wetten en regelgeving gebaseerd zullen zijn op islamitische principes.
84 85
86
Zie www.treaties.un.org United Nations High Commissioner for Refugees, States Parties to the 1951 Convention relating to the Status of Refugees and the 1967 Protocol, as of 1 March 2006; Declarations and Reservations to the 1951 Convention relating to the Status of Refugees, as of 1 March 2006. Iran heeft zich het recht voorbehouden vluchtelingen niet de ‘meest begunstigde’ behandeling te verlenen, zoals die wordt verleend aan onderdanen van derde landen waarmee Iran hiertoe een overeenkomst heeft gesloten. Wetsvoorstellen ter bekrachtiging van beide verdragen zijn in augustus 2003 door de Raad van Hoeders verworpen wegens strijdigheid met de beginselen van de islam en de Grondwet.
Pagina 20 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
De Grondwet erkent een aantal gebruikelijke grondrechten als vrijheid van meningsuiting, pers, religie, vereniging en vergadering, bewegingsvrijheid, eerlijke rechtsgang, vrijwaring van foltering en van onmenselijke behandeling en vrijwaring van huiszoekingen en arbitraire aanhoudingen. Deze rechten zijn vastgelegd in de artikelen 19 tot en met 42 van de Grondwet.87 De Grondwet kent echter ook mogelijkheden om deze vrijheden in te perken. Zo is in de artikelen 20, 21, 26 en 28 de grondwettelijke bepaling neergelegd dat het betreffende grondrecht niet in strijd mag zijn met de beginselen van de islam. Ook is in een aantal artikelen neergelegd, dat de vrijheid bij wet kan worden ingeperkt (bijvoorbeeld de artikelen 24 en 33). Strafwetgeving Het wetboek van Strafrecht werd in 1982 goedgekeurd door de justitiële commissie van het parlement en de Raad van Hoeders voor een experimentele periode van vijf jaar. Na de herziening van 1991 werd de experimentele uitvoering van het wetboek van Strafrecht herhaaldelijk verlengd. De laatste verlenging geldt tot maart 2012.88 Anti-folterwetgeving Het wetsontwerp dat beoogt artikel 38 van de Grondwet - het voorkomen van marteling van gevangenen - te verankeren in de nationale wetgeving is nog niet aangenomen. Bestaande wetten die Iraanse burgers tegen marteling moeten beschermen, blijven beperkt tot de artikelen 570 en 578 van de Islamic Penal Code, artikel 1 van de Civil Responsibility Law en de algemene bepalingen van artikel 38 van de Grondwet. Ook bestaat er sinds 2004 de Respecting Legitimate Freedoms and Protecting Citizens’ Rights-wet, waarin het gebruik van marteling expliciet verboden wordt (artikel één, zesde lid). Volgens bronnen laat de implementatie van deze wet in de praktijk veel te wensen over. Wetsontwerp jeugdstrafrecht Op 15 september 2009 zou de parlementaire commissie voor Justitie 32 van de 55 artikelen van het wetsontwerp jeugdstrafrecht hebben herzien en/of goedgekeurd. Sinds de presidentiële verkiezingen van juni 2009 is de behandeling van het wetsvoorstel door de parlementaire commissie voor Justitie uitgesteld. Er hebben zich in de verslagperiode geen relevante nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. Wetsontwerp afschaffing doodstraf minderjarigen Het wetsvoorstel, dat onderdeel uitmaakt van de herziening van het gehele wetboek van Strafrecht, is nog niet aangenomen. De meeste zaken vallen binnen het islamitisch recht onder qesas (vergeldings)wetgeving. Daarbij gaat het altijd om bodily harm or loss of life (zoals moord of verminking. Onder qesas-wetgeving worden meisjes ouder dan negen jaar en jongens ouder dan vijftien jaar als volwassen beschouwd en kunnen zij dus ter dood worden veroordeeld. Het gaat hierbij om full lunar years.89 Bij hodoud-zaken (waarbij een vaste strafmaat bestaat, zoals in geval van overspel, homoseksualiteit 87
88
89
Artikel 19 van de Grondwet stelt dat een ieder in Iran, ongeacht de stam of clan, gelijke rechten geniet en dat mensen met een bepaalde huidskleur, ras, taal en zo meer geen voorrechten genieten. Artikel 20 van de Grondwet stelt dat alle ‘leden van de natie’, man en vrouw, gelijke bescherming van de wet en alle mensenrechten, economische, politieke, sociale en culturele rechten genieten, met in achtneming van de principes van de islam. Een verbod op discriminatie op basis van seksuele geaardheid komt echter in de Iraanse Grondwet niet voor. Iran extends enforcement of islamic Penal Code, including stoning, Radio Free Europe/Radio Liberty (8 februari 2011). Zie ook paragraaf 3.1.2 van het algemeen ambtsbericht Iran van 4 oktober 2010. Pagina 21 van 103
en moharebeh (‘strijd tegen God’)90 geldt dat de Regulation on the Pardon and Alternative Punishment Commission richtlijn de veroordeling van minderjarigen in de praktijk heeft gestopt. Het is overigens onduidelijk of deze richtlijn van kracht zal blijven onder het (concept) gewijzigde wetboek van Strafrecht.91 Iran is in 1994 partij geworden bij de VN Conventie van de Rechten van het Kind. In deze Conventie wordt onder andere bepaald dat de doodstraf en/of het levenslang opsluiten van personen onder de achttien jaar niet is toegestaan. Om hieraan tegemoet te komen, houdt Iran volgens bronnen onder de qesas-wetgeving ter dood veroordeelde minderjarigen gevangen tot zij de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, waarna zij alsnog kunnen worden geëxecuteerd. Personen die de minimale leeftijd voor juridische aansprakelijkheid hebben bereikt, maar nog geen achttien jaar zijn, kunnen dus wel ter dood veroordeeld, maar nog niet geëxecuteerd worden. Gedurende de verslagperiode zijn er diverse gevallen bekend van ter dood veroordelingen van personen die ten tijde van het misdrijf minderjarig waren. Informatie over dergelijke gevallen is veelal afkomstig van Iraanse mensenrechtenwebsites en kan niet officieel bevestigd worden. Fatemeh Salbehi (geboren november 1991) is begin januari 2011 ter dood veroordeeld voor de moord op haar echtgenoot in 2007. De veroordeelde vrouw was ten tijde van de vermeende moord, waarover zij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, zestien jaar.92 Tevens is gedurende de verslagperiode de zestienjarige Shayan Omidi samen met een 24-jarige vriend ter dood veroordeeld wegens moord. Wetsontwerp tot wijziging wetboek van Strafrecht (waarin onder andere terdoodveroordeling wegens afvalligheid en godslastering) Het wetsontwerp ligt nog steeds ter behandeling bij de parlementaire commissie voor Justitie. Er hebben zich in de verslagperiode geen relevante nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. Er is geen indicatie te geven van de voortgang van het wetsontwerp. Volgens bronnen zullen conservatieve krachten binnen het parlement de behandeling van het wetsontwerp, zeker na de verkiezingsonlusten uit 2009, niet bespoedigen. Geloofsafval (apostasie) is onder fatwa strafbaar met de dood. Ook onder het concept tot wijziging van het wetboek van Strafrecht is apostasie nog steeds strafbaar met de dood. Naar verluidt wordt apostasie onder het concept gewijzigde wetboek van Strafrecht echter niet met de doodstraf bestraft, als de beschuldigde met succes kan aantonen dat uitlatingen onder duress, by negligence, under intoxication or by anger without taking into account the specific meanings of the words zijn gedaan. Wetsontwerp afschaffing steniging als doodstraf Het wetsvoorstel is voor zover bekend nog niet aangenomen. Er hebben zich in de verslagperiode geen relevante nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. Verlies en herverkrijgen Iraanse nationaliteit Algemeen Artikel 41 van de Grondwet stelt dat de Iraanse nationaliteit het natuurlijke recht van iedere Iraanse burger is en dat de Iraanse regering geen enkele Iraanse burger zijn nationaliteit mag ontnemen, tenzij op eigen verzoek van de burger of nadat 90
91 92
Het tweede boek van de islamitische strafwetgeving is gewijd aan hodoud (meervoud van hadd). Hadd is bestraffing waarvan vorm, omvang en aard bepaald wordt door hetgeen daarover in de shari’a is vastgelegd. Zie ook paragraaf 3.1.2 van het algemeen ambtsbericht Iran van 4 oktober 2010. Fatemeh Salbehi, convicted of murder at the age of 16, faces execution, Persian2english (18 januari 2011).
Pagina 22 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
naturalisatie heeft plaatsgevonden. Naar verluidt hebben zich sinds de revolutie – in ieder geval sinds 20 jaar – geen gevallen meer voorgedaan van gedwongen verlies van de Iraanse nationaliteit. Het komt naar verluidt overigens relatief weinig voor dat Iraniërs afstand doen van hun Iraanse nationaliteit, aangezien de economische voorwaarden die daaraan gesteld worden vaak ernstig in het nadeel werken en administratief vaak moeilijk te realiseren zijn (zoals het afstand moeten doen van landeigendom of aanspraken daartoe). Iran erkent dubbele nationaliteit niet, maar tolereert deze in de praktijk wel. Veel Iraniërs met dubbele nationaliteit kiezen er daarom voor om hun Iraanse nationaliteit te behouden. Iraniërs met een dubbele, of zelfs drie nationaliteiten, zijn daarom geen uitzondering. Verzoek tot afstand doen van Iraanse nationaliteit Een verzoek tot afstand van de Iraanse nationaliteit kan slechts onder bepaalde voorwaarden worden gehonoreerd: 1) minimumleeftijd van 25 jaar; 2) instemming van de Raad van Ministers dat afstand wordt gedaan van de Iraanse nationaliteit; 3) overdracht (binnen één jaar) van landeigendom of (toekomstige) aanspraken daartoe; 4) (in geval van een mannelijke onderdaan) volbrenging van de dienstplicht. Degene die afstand doet van de Iraanse nationaliteit ten faveure van een andere nationaliteit, dient bovendien binnen drie maanden Iran te verlaten. Het proces om afstand te doen van de Iraanse nationaliteit is lang en kan zo’n twee jaar duren, aangezien toestemming nodig is van alle betrokken overheidsorganen (inclusief veiligheidsdienst, belastingdienst, rechterlijke macht). Hierbij wordt onder andere gekeken naar het vervuld hebben van de militaire dienstplicht, belastingschulden, (land)eigendom, terugbetaling van aantal jaren kosteloos genoten onderwijs in Iran. Volgens bronnen worden aanvragen om afstand te doen van de Iraanse nationaliteit in de regel uiteindelijk wel ingewilligd (tenzij er uiteraard zaken uit het onderzoek naar voren zijn gekomen die zich tegen deze inwilligingen zouden verzetten). Als iemand die afstand heeft gedaan van zijn/haar Iraanse nationaliteit, niet binnen drie maanden het land heeft verlaten, zullen de autoriteiten de betreffende persoon op basis van een Deportation Order uitzetten en zijn/haar bezittingen verkopen. De periode van drie maanden kan met instemming van het ministerie van Buitenlandse Zaken tot maximaal één jaar worden verlengd. De vrouw en kinderen van iemand die afstand heeft gedaan van zijn Iraanse nationaliteit, verliezen niet automatisch ook de Iraanse nationaliteit. De kinderen (tot 25 jaar) van een Iraanse man die afstand heeft gedaan van zijn Iraanse nationaliteit, kunnen met instemming van (een autoriteit aangesteld door) de Raad van Ministers, ook afstand doen van hun Iraanse nationaliteit. De kinderen (tot 25 jaar) van een ongehuwde Iraanse vrouw kunnen in afwezigheid van een vader of grootvader en met instemming van (een autoriteit aangesteld door) de Raad van Ministers, ook afstand doen van hun Iraanse nationaliteit als hun moeder dat doet. Dubbele nationaliteit Formeel is dubbele nationaliteit niet toegestaan in Iran. In de praktijk kan men in Iran met een dubbele nationaliteit leven, maar omdat de Iraanse autoriteiten een dubbele nationaliteit niet erkennen, kan dit een verhoogd risico voor bipatriden inhouden, wanneer men onder de negatieve aandacht van de autoriteiten komt. Iran
Pagina 23 van 103
erkent bij een dubbele nationaliteit enkel de Iraanse nationaliteit.93 Iemand met een dubbele nationaliteit moet derhalve op zijn/haar Iraanse paspoort in- en uitreizen.94 De Raad van Ministers kan, op verzoek van het ministerie van Buitenlandse Zaken, een uitzondering maken op bovenstaande regel en de buitenlandse nationaliteit van een Iraniër met dubbele nationaliteit, toch erkennen (artikel 989 Iraans Burgerlijk Wetboek). Verlies Iraanse nationaliteit als gevolg van handelen van Iraanse overheid Het verlies van de Iraanse nationaliteit als gevolg van handelen van de Iraanse autoriteiten komt naar verluidt zo goed als niet voor. Er zijn naar verluidt perioden geweest in de jaren tachtig van de vorige eeuw, waarin Iraanse ambassades en consulaten werden geïnstrueerd om Iraanse paspoorten van militanten en/of politiek activisten niet te verlengen. Dit leidde tot een golf van asielaanvragen van deze personen in het buitenland (veelal Scandinavische landen, Canada en in mindere mate (andere) EU-landen), waarna oud-president Rafsanjani opdracht gaf de paspoorten weer te vernieuwen. Herverkrijging Iraanse nationaliteit Artikel 990 van het Iraans Burgerlijk Wetboek stelt dat ‘Iranian subjects who may have personally, or whose fathers may have, renounced Iranian nationality in accordance with the provisions of law and who may wish to re-acquire their original nationality, can be reinstated in their Iranian nationality by mere application unless the Government may deem the grants of their application inadvisable.’ In het algemeen kan gesteld worden dat een verzoek tot herverkrijging van de Iraanse nationaliteit na verlies van die nationaliteit afgewezen zal worden, als de Iraanse autoriteiten in de persoon in kwestie een gevaar voor de nationale veiligheid zien. Vaak gaat het hier om personen met een actief (voor de overheid negatief) profiel op politiek, media- of religieus vlak. Ook zijn gevallen bekend van het afwijzen van het verzoek tot herverkrijging van de Iraanse nationaliteit, omdat de betrokken persoon gehuwd is (geweest) met een buitenlandse diplomaat en derhalve, aldus de Iraanse autoriteiten, vertrouwelijke informatie/inlichtingen heeft kunnen delen. Tevens zijn gevallen bekend van het afwijzen van een verzoek tot herverkrijging van de Iraanse nationaliteit, omdat de betreffende personen in een ‘vijandig’ land hebben gewoond, waar zij in het verleden gedwongen zijn geweest om hun Iraanse nationaliteit af te staan. Het gaat hier meestal om voormalige Iraniërs die vanuit Irak (waar zij door Saddam Hoessein werden gedwongen hun Iraanse nationaliteit af te staan) naar Iran terug willen. Volgens de bron is deze laatste situatie niet van toepassing op EU-lidstaten. Intrekken werkvergunning Iraanse burgers hoeven ingevolge de Iraanse Grondwet (artikelen 2895 en 43, eerste lid96) geen werkvergunning te hebben om in hun eigen land te mogen werken. Buitenlanders krijgen bewijs van het intrekken van hun werkvergunning van het Department of Foreign Nationals’ Affairs. 93 94
95
96
Zie ook paragraaf 3.3.9 van dit algemeen ambtsbericht. Er is een verscherpt reisadvies: Iraanse Nederlanders wordt reizen naar Iran dringend ontraden. Bij arrestatie kan geen Nederlandse consulaire ondersteuning worden geboden. Iran erkent een dubbele nationaliteit niet. Artikel 28 van de Iraanse grondwet stelt dat: ‘Every one shall be allowed to take up a vocation he likes and which shall not be contrary to Islam, public interests and rights of others. The Government shall be required, with due consideration to the need of society for a variety of professions, to create opportunities of work for all and equal conditions for obtaining it.’. Artikel 43, tweede lid, van de Iraanse grondwet stelt dat: ‘…….. the economy of the Islamic Republic of Iran shall be based on the following considerations:….2. Creation of work conditions and opportunities for all for the purpose of achieving full employment and placing means of work at the disposal of those who are able to work but lack the means, in the form of cooperatives, by extending interest-free loans, or by any other legitimate method that leads neither to accumulation or circulation of wealth in the hands of certain individuals or groups nor to the Governnment becoming a big and absolute employer…….’.
Pagina 24 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Huwelijkscontract – trouwen met de handschoen Uit een huwelijkscontract kan worden opgemaakt of het desbetreffende huwelijk een huwelijk met de handschoen is geweest. Op de derde pagina (waar de huwelijkskandidaten geïntroduceerd worden) van het huwelijkscontract of onder ‘opmerkingen’ staat de naam van de persoon die namens één van de twee echtelieden heeft getekend. Standaardmanier sluiten winkel door autoriteiten Het sluiten van winkels op last van de overheid komt geregeld voor in Iran. Er zijn verschillende juridische gronden op basis waarvan dit plaats kan vinden (waaronder de artikelen 25, 57, 58, 59, 60, 62, 63 van de Craft Union Act, de artikelen 36, 37 van de Ta’azirat (Governmental Punitive Tribunals) Law,97 artikel 690 van de Islamic Penal Code, en verschillende bepalingen in de Iranian Municipal Law. De huidige methode voor het sluiten van winkels door de Iraanse autoriteiten is door de winkel met sloten te verzegelen, waarbij een bordje wordt opgehangen waarop staat dat deze winkel op last van de autoriteiten is afgesloten, met welke reden en door welke autoriteiten. Er zijn voor zover bekend geen regionale verschillen in de methode voor het sluiten van winkels. Aangiftemogelijkheden misdrijf Het Iraanse wetboek van Strafvordering (Criminal Procedure Code) beschrijft verschillende mogelijkheden om aangifte te doen bij de politie van een misdrijf. Personen kunnen in gevolge artikel 65 van eerdergenoemd wetboek op twee manieren aangifte doen bij de politie: men kan (1) schriftelijk of mondeling aangifte doen op het politiebureau of kantoor van de openbaar aanklager, of (2) mondeling aangifte doen via de politie-hotline (nummer 110). Tevens kan een zaak op de volgende manieren worden geopend: in gevolge artikel 21 van eerdergenoemd wetboek kan de politie direct ingrijpen als zij getuige is van een misdrijf; de politie kan een zaak openen als de verdachte een bekentenis heeft afgelegd; de politie kan een zaak openen vanwege visual knowledge van de rechter (daarbij is niet bepaald welk type rechter dat moet zijn: elke rechter of een criminal law judge. Volgens de artikelen 66, 67 en 68 van het wetboek van Strafvordering (Criminal Procedure Code) is een rechter, indien er voldoende aannemelijke indicaties zijn dat de beschuldigingen terecht zijn, verplicht een onderzoek op te starten door instructies daartoe uit te vaardigen aan de law enforcement agencies (bijvoorbeeld de politie, Crime Detection Squad). Echter, of dit in de praktijk daadwerkelijk en/of tijdig gebeurt, hangt volgens bronnen af van de aard van de zaak. Als de aanklacht tegen de autoriteiten is gericht, zal niet snel actie worden ondernomen. Er wordt van alle aangiftes een rapport opgemaakt, maar of dit rapport als schriftelijke bevestiging door de betrokkenen wordt ontvangen, hangt af van de aard van de zaak. Van aangiftes waarvan men wettelijk een bewijs nodig heeft voor afwikkeling van de zaak (bijvoorbeeld bij verlies van een paspoort voor aanvraag van een nieuw paspoort, bij diefstal van een auto voor verzekeringsdoeleinden), ontvangt men een schriftelijk aangiftebewijs. In andere gevallen is de politie volgens bronnen in de regel terughoudend met het verstrekken van schriftelijk bewijs van aangifte uit angst voor ‘complicaties’ of misbruik. Op aandringen van de betrokken 97
‘Article 36 of Ta’azirat (Governmental Punitive Tribunals) Law authorises sealing off of businesses engaging in sale of goods without a proper manufacturing or import license.’ ‘Article 37 of Ta’azirat (Governmental Punitive Tribunals) Law authorises sealing off of businesses engaging in sale of goods lacking proper hygiene or found to be in default of proper health norms.’ Pagina 25 van 103
persoon of zijn/haar advocaat kan een schriftelijk bewijs in sommige gevallen wel verkregen worden. In politiek getinte of ‘media-genieke’ zaken, of zaken waarbij overheidsfunctionarissen betrokken zijn, is het vaak erg lastig zo niet onmogelijk, ook voor advocaten, enige formele bevestiging te ontvangen. Bescherming autoriteiten Er bestaan in Iran praktisch geen mogelijkheiden om bescherming te zoeken bij andere (hogere) autoriteiten, indien de politie in gebreke blijft. De enige serieuze optie die overblijft, en in de praktijk met name door politieke figuren steeds vaker wordt gebruikt, is het inhuren van bodyguards. Het heeft naar verluidt in de praktijk, gezien het gebrek aan mogelijkheden om dit te doen, weinig tot geen zin bescherming bij andere (hogere) autoriteiten te zoeken. Officieel kan wel – bij het in gebreke blijven – een aanklacht tegen de politie worden ingediend98, maar hiervan valt weinig heil te verwachten. De mate van bescherming door de autoriteiten hangt met name af van de mate waarin het aangemerkte risico dat een individu loopt politiek van aard is of niet. Indien dit politiek van aard is, is er een onderscheid tussen personen die gevaar lopen vanwege hun associatie met de overheid, en personen die gevaar lopen wegens oppositie tegen de overheid. Naar verwachting zal de eerder genoemde groep meer bescherming genieten dan de laatste. Indien het aangemerkte risico niet politiek van aard is, dan wordt de bescherming door de autoriteiten in geval van een doodsbedreiging serieus opgeschroefd. Ngo’s en internationale organisaties kunnen naar verluidt in dit opzicht in het huidige politieke klimaat in Iran nauwelijks een rol van betekenis spelen. Zij moeten geregistreerd zijn bij het ministerie van Binnenlandse Zaken om legaal in Iran te mogen opereren. Het verkrijgen van toestemming voor registratie is (met uitzondering van islamitisch getinte religieuze organisaties) uiterst moeilijk. Internationale ngo’s en organisaties kunnen rekenen op een zeer kritische opstelling van de autoriteiten vanwege hun vermeende dubbele functie als ‘spionnen’, ‘ordeverstorende partijen’ en ‘inlichtingen inzamelende factoren’. Met name voor organisaties met een kritische houding ten opzichte van de overheid en voor organisaties die enige steun aan politieke tegenstanders kunnen bieden, is in Iran weinig tot geen ruimte. Van buiten Iran kan onder andere via internet wel druk door ngo’s worden uitgeoefend. Van het effect hiervan moet men echter geen al te hoge verwachtingen hebben. 3.2
Toezicht
3.2.1
Internationaal Verenigde Naties (VN) Verschillende VN organisaties zijn actief in Iran op het gebied van mensenrechten en humanitaire hulpverlening, onder meer UNHCR, UNICEF en UNFPA. Door de VN wordt de mensenrechtensituatie in Iran kritisch gevolgd.99 Iran heeft op een aantal verzoeken van de VN om het land te bezoeken voor zover bekend nog niet gereageerd, of anderszins bezoeken onmogelijk gemaakt, met 98
99
Er is bij de politie een inspectiedienst (inspectorate), waar men een klacht kan indienen wegens onheuse behandeling (bijvoorbeeld grof taalgebruik of omkoping) door de politie. Zie bijvoorbeeld The situation of human rights in the Islamic Republic of Iran, report of the Secretary-General of the United Nations, submitted pursuant to General Assembly resolution 64/176, A/65/370, van 15 september 2010. In resolutie 64/176 deed de Algemene Vergadering van de VN een beroep op Iran om de zorg zoals uitgesproken in het vorige rapport van de SGVN (A/64/357), ter harte te nemen.
Pagina 26 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
onder andere als resultaat dat er sinds 2005 geen bezoeken van VNmensenrechtenrapporteurs hebben plaatsgevonden.100 Aanbevelingen vanuit de werkgroepen en de mensenrechtenrapporteurs worden door Iran niet opgevolgd. De landenresolutie over de mensenrechtensituatie in Iran is op 19 november 2010 in stemming geweest binnen de Derde Commissie inzake Mensenrechten van de VN.101 Daarbij stemde de grootste meerderheid tot nu toe vóór de resolutie (80 stemmen vóór; 44 stemmen tegen; 57 onthoudingen). De Iraanse delegatie bij monde van de secretaris-generaal van de Iraanse High Council for Human Rights, Mohammad Javad Larijani, trok fel van leer tegen de resolutie die in Iraanse ogen niet alleen politiek gemotiveerd was, maar bovendien op onwaarheden berustte. Iran claimde daarnaast dat de behandeling van mensenrechten thuishoorde in de Mensenrechtenraad en niet in de Derde Commissie van de VN. De AVVN nam op 21 december 2010 met algemene stemmen de resolutie aan.102 Niet alleen werd hiermee een nieuw landenmandaat gecreëerd, ook was het een novum dat de situatie in Iran in de Mensenrechtenraad werd behandeld. Begin 2010 stelde Iran zich kandidaat voor lidmaatschap van de VN Mensenrechtenraad, maar trok zich vervolgens terug op 23 april 2010 met de mededeling zich kandidaat te zullen stellen voor de periode van 2013 tot 2016. In februari 2010 nodigde Iran de UN High Commissioner for Human Rights (Navanethem Pillay) officieel uit om het land te bezoeken. Dit bezoek staat thans gepland voor 2011.103 In februari 2010 kwam Iran aan bod in de Universal Periodic Review (UPR) van de VN Mensenrechtenraad, waarbij Iran zich presenteerde als de meest progressieve natie in de regio met betrekking tot de bescherming van de mensenrechten.104 De westerse landen lieten zich in ferme termen uit over - het gebrek aan - burgerlijke en politieke rechten in Iran, waarbij veelvuldig werd verwezen naar de protesten en het geweld na de presidentsverkiezingen van juni 2009. Er werden in het kader van de UPR 188 aanbevelingen gedaan, waarvan Iran aan 123 aanbevelingen uitvoering wenste te geven, 45 aanbevelingen afwees en 20 in overweging heeft genomen. In de praktijk verwierp Iran meer aanbevelingen dan werd gesuggereerd, omdat veel aanbevelingen werden bestempeld als ‘already implemented’. Iran weigerde onder meer de vrijlating van politieke gevangenen en wees een internationaal onderzoek naar de gebeurtenissen na de presidentsverkiezingen van juni 2009 af. Iran weigerde ook de doodstraf af te schaffen en marteling wettelijk te verbieden. Pas in 2014 zal Iran zich moeten verantwoorden over de aanbevelingen van de UPR. De 47-leden tellende Mensenrechtenraad van de VN heeft op 24 maart 2011 een door de VS en Zweden ingebrachte resolutie goedgekeurd (in de stemverhouding 22 stemmen voor, zeven tegen en 14 onthoudingen), waarin werd besloten een
100
101
102
103 104
Het gaat onder meer om uitstaande verzoeken van de Speciale Rapporteurs inzake marteling, onafhankelijkheid van rechters en advocaten en buitengerechtelijke executies. Zo wachten de Werkgroep inzake gedwongen verdwijningen en de Speciaal Rapporteur inzake godsdienstvrijheid al geruime tijd op bevestiging van een mogelijk bezoek (zie www.ohchr.org) De resolutie ‘expresses deep concern at serious ongoing human rights violations in the Islamic Republic of Iran. Such violations include torture, flogging, amputations, stoning, and pervasive gender inequality and violence against women.’ Van bijzondere zorg was volgens de resolutie’ the government’s failure to launch a thorough investigation of alleged human rights violations in the wake of Iranian President Mahmoud Ahmadinejad’s contested re-election in 2009.’ In de resolutie werd een beroep gedaan op Iran ‘to end discrimination and religious intolerance.’ Resolution adopted by the General Assembly (65/226. Situation of human rights in the Islamic Republic of Iran), A/RES/65/226 (10 februari 2011). Human Rights and Democracy: The 2010 Foreign & Commonwealth Office Report – Iran (maart 2011). De UPR is een instrument waarmee de VN Mensenrechtenraad alle lidstaten van de VN doorlicht op binnenlandse naleving van de rechten van de mens. Pagina 27 van 103
speciale rapporteur aan te stellen die mensenrechtenschendingen in Iran gaat onderzoeken.105 Het is de eerste keer sinds de oprichting van de raad vijf jaar geleden, dat een nieuw landenmandaat werd gecreeërd. In juni 2011 zal naar verwachting de naam worden bekendgemaakt van de onafhankelijke expert die de onbezoldigde functie zal gaan vervullen.106 Volgens Iran was de resolutie politiek gemotiveerd en leidde deze de aandacht af van mensenrechtenschendingen in het Westen, met name de VS.107 Europese Unie De Europese Unie volgt de mensenrechtensituatie in Iran op de voet, hoewel het voor EU-ambassades in Teheran steeds moeilijker wordt betrouwbare informatie te vinden en Iraniërs die zich bezighouden met mensenrechten terughoudender worden ten aanzien van contact met westerse vertegenwoordigingen. De EU spreekt zich regelmatig uit over de mensenrechtensituatie door middel van verklaringen van Hoge Vertegenwoordiger Ashton. Ook voert de EU regelmatig demarches uit bij de Iraanse autoriteiten om mensenrechtenzaken aan te kaarten. Ashton heeft op 10 januari 2011 voorstellen voor een effectief en gecoördineerd EUmensenrechtenbeleid inzake Iran gepresenteerd aan de EU-lidstaten. Deze voorstellen vormen een breed pakket aan mogelijke maatregelen: sancties, dialoog, steun aan het maatschappelijk middenveld, en verbetering van de EU-mechanismen om de mensenrechtensituatie te monitoren en daarop te reageren. Op 12 april jl. zijn in dat kader sancties tegen 32 mensenrechtenschenders aangenomen (visumrestricties en bevriezing van tegoeden). Het gaat om personen in de veiligheidssector (politie, ordetroepen en gevangeniswezen) en leden van de rechterlijke macht (rechters, openbare aanklagers). De EU werkt bovendien aan meer EU-steun voor het Iraanse maatschappelijk middenveld.108 Internationale ngo’s Ook organisaties als Amnesty International (AI), Human Rights Watch (HRW) en Reporters Without Borders volgen de mensenrechtensituatie in Iran nauwgezet. Bovendien zijn er organisaties actief die geleid of ondersteund worden door Iraniërs in het buitenland, zoals Justice for Iran van advocate Shadi Sadr en International Campaign for Human Rights in Iran. Deze organisaties hebben geen kantoren in Iran en hebben ook in de verslagperiode geen toestemming gekregen voor de opening van een vestiging.109 Wel hebben een aantal organisaties de beschikking over een netwerk van contactpersonen in Iran. Het is Amnesty International sinds 1979 niet toegestaan Iran te bezoeken voor fact-finding missies of voor consultaties met de regering. Human Rights Watch is evenmin toegestaan onderzoek te doen naar mensenrechtenschendingen in Iran. Het ICRC dat wel is vertegenwoordigd in Iran, opereert met een beperkt mandaat. Het ICRC heeft geen mandaat (politieke) gevangenen te bezoeken.
105
106 107
108 109
UN human rights body approves investigator on Iran, Reuters (24 maart 2011); UN to monitor human rights situation in Iran, Amnesty International (25 maart 2011); UN: Rights Body acts decisively on Iran, Cote d’Ivoire, Human Rights Watch (25 maart 2011). Volkskrant (25 maart 2011). Iran blasts appointment of UN rights investigator, AP (25 maart 2011); NRC Handelsblad (28 maart 2011); UN steps up human rights scrunity of Iran, Institute for War and Peace Reporting (8 april 2011). http://eur-lex.europa.eu/lexuriserv/lexuriserv.do?uri-oj;l:2011:100:0051:0057:en:pdf. US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011).
Pagina 28 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
3.2.2
augustus 2011
Nationaal Binnen Iran opereren aan de overheid gelieerde mensenrechteninstanties zoals de Islamic Human Rights Commission en de Article 90 Commission van het parlement. Onafhankelijk onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Iran vindt niet plaats. Onder het huidige bestel hebben beide instanties weinig betekenis en tonen zich niet of nauwelijks kritisch ten opzichte van de Iraanse overheid. De in 2006 opgerichte High Council for Human Rights met aan het hoofd Mohammad Javad Larijani, tevens ondergeschikt aan het hoofd van de rechterlijke macht, voldoet niet aan de Paris Principles110 en heeft tot op heden geringe betekenis gehad in de bescherming van mensenrechten. Belangrijke, niet aan de overheid gelieerde mensenrechten-ngo’s in Iran zijn onder meer de Association of Iranian Journalists (AIJ) en het Defenders of Human Rights Centre (DHRC). De AIJ komt op voor een vrije pers en de rechten van (met name gedetineerde) journalisten en hun familieleden. Kritische uitlatingen van de AIJ hebben geleid tot intimidatie door de regering en uiteindelijk de verzegeling van het kantoor in Teheran in augustus 2009. Sinds augustus 2006 zijn de activiteiten van de DHRC illegaal verklaard door het ministerie van Binnenlandse Zaken.111 Het verbod op de activiteiten van het DHRC was gedurende de verslagperiode nog steeds niet opgeheven. Het kantoor van het DHRC is sinds december 2008 gesloten. Er zijn niet veel onafhankelijke ngo’s meer actief in Iran.112 Gedurende de verslagperiode werd het mensenrechtenactivisten in toenemende mate onmogelijk gemaakt hun werkzaamheden uit te voeren.113 Ook werd in de verslagperiode geprobeerd advocaten te ontmoedigen politiek gevoelige zaken aan te nemen.114
3.3
Naleving en schendingen
3.3.1
Vrijheid van meningsuiting Algemeen De Iraanse Grondwet stelt de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid te garanderen. De persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting worden echter door een aantal artikelen in de Perswet en het wetboek van Strafrecht vergaand beperkt. Bovendien mag een uiting in de pers en in publicaties niet in strijd zijn met de beginselen van de islam.115 Het is niet aan te geven welke mening of publicatie precies in strijd is met de beginselen van de islam.116 Op dit punt is er sprake van een arbitraire rechtspraktijk, hetgeen onder meer resulteert in een sterke vorm van zelfcensuur onder journalisten en anderen.117 Meningsuitingen die als delict worden gekwalificeerd, worden veelal behandeld door de revolutionaire rechtbanken die bekend staan om hun harde houding ten opzichte 110
111
112 113 114 115 116
117
De Paris Principles relating to the status and functioning of national institutions for protection and promotion of human rights omvatten de internationale criteria voor nationale mensenrechtencommissies. De volledige tekst van de Paris Principles is te vinden op www.unhchr.ch Het DHRC, waarvan Nobelprijswinnares Shirin Ebadi medeoprichter was, hield zich sinds 2000 bezig met kosteloze rechtsbijstand voor politieke gevangenen en ondersteuning van de families van politieke gevangenen. Zie ook paragraaf 3.3.2 van dit algemeen ambtsbericht. Zie ook de paragrafen 2.2 en 3.3.1 van dit algemeen ambtsbericht. Zie ook paragraaf 3.3.1 van dit algemeen ambtsbericht. US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Het komt vaak neer op zaken als uitingen van kritiek op de Geestelijk Leider en op het principe van de velayat-e faqeh, en opmerkingen over het nucleaire dossier. US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Pagina 29 van 103
van persdelicten. Reporters Without Borders plaatste Iran in haar jaarlijkse rapport over persvrijheid nagenoeg onderaan de lijst (nummer 175 van in totaal 178 landen), waarmee Iran tot één van de landen behoort met de minste persvrijheid ter wereld.118 Er zou momenteel worden gewerkt aan een nieuwe wet die een specifieke tenlastelegging vanwege politiek activisme mogelijk maakt, zodat niet meer de breed inzetbare beschuldiging van moharebeh (strijd tegen God) hoeft te worden aangevoerd. In deze political crime bill zou een maximale gevangenisstraf van vijftien jaar worden opgenomen. Een termijn waarbinnen deze mogelijk nieuwe wet gereed zal zijn, is niet bekend. Journalisten/bloggers De laatste maanden van 2010 zijn verschillende journalisten gevangen gezet.119 Volgens Reporters Without Borders bedroeg het aantal gedetineerde journalisten eind december 37 personen.120 Het kwam in de verslagperiode voor dat ook familieleden van journalisten werden bedreigd of zelfs opgepakt. Het oppakken en opsluiten van journalisten en bloggers door de Iraanse autoriteiten zette zich gedurende de rest van de verslagperiode voort.121 Volgens de Press Freedom Barometer 2011 van Reporters Without Borders zaten in Iran op 10 maart van dit jaar 29 journalisten en 9 bloggers vast. Van de 29 journalisten zijn er drie gevangengenomen sinds oktober 2010; de rest zit al langer vast. Hoewel de redenen voor arrestatie niet altijd bekend zijn, zijn veel voorkomende gronden tot veroordeling propaganda tegen het regime en het verspreiden van leugens ter beïnvloeding van de openbare opinie. Er zijn ten minste twee gevallen bekend, waarbij het spreken met buitenlandse pers aanleiding was tot verdenking en/of veroordeling vanwege anti-regime propaganda.122 Het is niet bekend tot welke straf de veroordeling vanwege anti-regime propaganda heeft geleid. Mensenrechtenverdedigers/-activisten Na de politieke onlusten volgende op de omstreden presidentsverkiezingen in 2009 traden de Iraanse autoriteiten eveneens hard op tegen mensenrechtenverdedigers en –activisten, onder wie mensenrechtenverdediger Emadeddin Baghi die in 2009 de Martin Ennals Award for Human Rights Defenders in ontvangst mocht nemen, en journaliste en mensenrechtenactiviste Shiva Nazar Ahari, lid van het thans verboden Committee of Human Rights Reporters (CHRR). Beiden zitten momenteel gevangenisstraffen uit voor hun mensenrechtenwerkzaamheden.123 Ook andere CHRR-leden kunnen gevangenisstraf tegemoet zien of zijn voor hun eigen veiligheid het land ontvlucht. Andere organisaties waarvan de leden zijn gearresteerd of veroordeeld, zijn het Committee for the Defence of Political Prisoners in Iran, de 118 119
120
121 122
123
Reporters Without Borders, Worldwide Press Freedom Index 2010 (20 oktober 2010). Iran: Enforced disappearances and increased repression of freedom of expression, International Federation for Human Rights (FIDH) (21 december 2010); Attacks on the press 2010 – Iran, Committee to Protect Journalists (15 februari 2011); World report 2011 – Iran, Human Rights Watch (24 januari 2011). World ’s biggest prison for journalists, Reporters Without Borders (20 december 2010); Attacks on the press 2010 – Iran, Committee to Protect Journalists (15 februari 2011); Annual Prison Census 2010 – Iran, Committee to Protect Journalists (8 december 2010). Human Rights and Democracy: The 2010 Foreign & Commonwealth Office Report (maart 2011). Zie ook: Repression live – Press freedom violations recounted in real time (from 1st Januari 2011, Reporters Without Borders (17 maart 2011). Zie ook Operational Guidance Note – Iran, UK Border Agency, Home Office (15 maart 2011); Taghi Rahmani, Iran’s most frequently jailed journalist, arrested again, Reporters Without Borders (10 februari 2011); World report 2011 – Iran, Human Rights Watch (24 januari 2011). Emadeddin Baghi moet een gevangenisstraf van zeven jaar uitzitten, waarvan hem zes jaar werden opgelegd vanwege een interview met wijlen ayatollah Montazeri. Shiva Nazar Ahari kreeg op 9 januari 2011 een gevangenisstraf opgelegd van vier jaar vanwege moharebeh (vijandschap met God) en propaganda tegen het systeem. Tegen dit laatste vonnis is nog beroep mogelijk. (Detained human rights lawyer sentenced, Additional information, Amnesty International (13 januari 2011).
Pagina 30 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Human Rights Activists in Iran en de Committee of Human Rights Reporters. Ook studentenleiders en –activisten zijn doelwit voor arrestatie.124 Mensenrechtenadvocaten Naast grootschalige arrestaties van politieke activisten, medewerkers van oppositieleiders, (familie van) mensenrechtenactivisten, progressieve studenten, journalisten en bloggers,125 is in de verslagperiode tevens in toenemende mate sprake van bedreiging van mensenrechtenadvocaten, als verdedigers van deze groepen.126 Door het hoge aantal en de vaak willekeurigheid van arrestaties onder deze groep worden zij actief ontmoedigd om zaken van bovengenoemde groepen te verdedigen. In de verslagperiode zijn ten minste zes mensenrechtenadvocaten opgepakt, van wie er voor zover bekend twee gedurende de verslagperiode weer zijn vrijgelaten. Ten minste acht mensenrechtenadvocaten werden veroordeeld tot gevangenisstraffen voor perioden uiteenlopend van zes maanden tot elf jaar.127 Deze straffen worden toebedeeld voor aanklachten als propaganda tegen het regime en het aantasten van de nationale veiligheid door lidmaatschap van de Defenders of Human Rights. Als gevolg van het toegenomen aantal arrestaties van mensenrechtenverdedigers neemt hun aantal in Iran af. Veel activisten en mensenrechtenadvocaten zien zich genoodzaakt het land te verlaten. Wel blijven veel niet-officiële mensenrechtenverdedigers actief, zoals studenten en bloggers. Behalve Nasrin Sotouteh128 zit thans Mohammad Olyaeifard, advocaat en bestuurslid van het Committee for the Defence of Political Prisoners in Iran, een gevangenisstraf uit van één jaar vanwege uitlatingen over de terechtstelling van één van zijn cliënten.129 Mensenrechtenadvocaat Khalil Bahramian werd begin februari 2011 tot achttien maanden gevangenisstraf en een beroepsverbod gedurende tien jaar veroordeeld vanwege propaganda tegen het regime en belediging van het hoofd rechterlijke macht in verband met zijn verdediging van politieke activisten. Tegen dit vonnis is beroep aangetekend.130 In oktober 2010 werd advocaat Mohammad Seifzadeh tot negen jaar gevangenisstraf veroordeeld onder meer vanwege het opzetten van het centrum voor verdediging van mensenrechten.131 Ook kreeg hij een beroepsverbod van tien jaar.132
124 125
126 127
128
129 130 131
132
Husband of human rights lawyer harassed, Additional information, Amnesty International (19 januari 2011). Zie ook Interim report of the Secretary-General on the situation of human rights in Iran, A/HRC/16/75 (14 maart 2011); Series of sentences, acts of judicial harassment and arbitrary detentions of human rights defenders, International Federation for Human Rights (FIDH) (8 februari 2011); World report 2011, Human Rights Watch (24 januari 2011) . Human Rights and Democracy: The 2010 Foreign & Commonwealth Office Report – Iran (maart 2011). Deze aantallen zijn de arrestaties/veroordelingen die door een betrouwbare bron op basis van openbare bronnen zijn geteld. Aangezien de autoriteiten media-aandacht in veel gevallen vermijden, zou het werkelijke aantal hoger kunnen liggen. Mensenrechtenadvocate Nasrin Sotoudeh die nauw samenwerkte met advocate en winnares van de Nobelprijs voor de Vrede 2003 Shirin Ebadi, werd op 10 januari 2011 tot elf jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens hostile actions, involvement in propaganda activities and colluding against national security. Tevens werd zij schuldig bevonden vanwege betrokkenheid bij het verboden Defenders of Human Rights Center, een mensenrechtenorganisatie opgericht door Shirin Ebadi. Ook mag zij haar beroep als advocate gedurende twintig jaar niet uitoefenen en mag zij het land gedurende twintig jaar niet verlaten. (Sentencing of Ms. Nasrin Sotoudeh, prominent human rights lawyer, International Federation for Human Rights (FIDH)(10 januari 2011); Detained human rights lawyer sentenced, Amnesty International (13 januari 2011). Husband of human rights lawyer harassed, Additional information, Amnesty International (19 januari 2011). Another human rights lawyer sentenced, International Campaign for Human Rights in Iran (6 februari 2011). Deze organisatie, die nu verboden is, werd geleid door mensenrechtenadvocate Shirin Ebadi, die in 2003 de Nobelprijs voor de Vrede won. Zij verliet Iran tijdens de arrestatiegolf na de betwiste verkiezingszege van president Ahmadinejad in juni 2009. Intimidatiecampagne tegen advocaten in Iran, NRC Handelsblad (16 november 2010). Pagina 31 van 103
Kranten en tijdschriften Iran kende een groot aantal kranten en weekbladen, die het hele spectrum van zeer conservatief tot uiterst hervormingsgezind bestreken, maar van de laatste categorie is weinig overgebleven. Door de sluitingen van kranten en tijdschriften en de zelfcensuur wordt de inhoud van de artikelen van de (overgebleven) kranten steeds oppervlakkiger en over de gehele linie conservatiever. Van een onafhankelijke private media is nagenoeg geen sprake meer.133 In april 2010 werd het publicatieverbod sinds 2007 op de hervormingsgezinde krant Sharq (Oosten) opgeheven. Deze krant opereert thans zeer voorzichtig met een uitgedunde staf. De uitgever en vier medewerkers van deze krant werden begin december 2010 echter weer aangehouden op verdenking van het plegen van security crimes.134 Begin januari 2011 werd het verschijningsverbod op het weekblad Chelcheragh opgeheven. Het weekblad dat iedere zaterdag verscheen en erg populair was onder jonge mensen om zijn artikelen over cultuur, kunst, cartoons, satire en sport, werd in november 2010 verboden na de publicatie van artikelen die de openbare moraal zouden aantasten. Het weekblad had al twee waarschuwingen gekregen.135 Kranten, weekbladen en redacteuren werden geregeld achteraf gestraft voor hun berichtgeving. Formele aanklachten ontbreken veelal, waardoor doorgaans niet duidelijk is waarop de veroordelingen zijn gebaseerd. Het vermoeden is op gronden zoals laster, belediging van de islam, van regeringsleiders en van de republiek en het in gevaar brengen van de staatsveiligheid. Ook het publiceren van de standpunten van de oppositie is volgens berichten gedurende de verslagperiode als reden aangemerkt.136 Gedurende de verslagperiode liepen medewerkers van buitenlandse media of media die samenwerken met buitenlanders of buitenlandse steun ontvangen, in toenemende mate het risico gearresteerd te worden. Volgens het ministerie van Culture and Islamic Guidance heeft Iran zo’n zevenduizend uitgeverijen. Veel van door hen uit te geven boeken dienen voor publicatie te zijn goedgekeurd door de censuur. Steeds meer schrijvers en vertalers moeten één tot drie jaar wachten op een oordeel van de censuur.137 Duivelsverzen Op 14 februari 1989 sprak Ayatollah Ruhollah Khomeini een fatwa uit over Salman Rushdie. Khomeini kondigde Rushdie’s executie aan vanwege diens boek De Duivelsverzen. Khomeini noemde het boek ‘godslasterlijk’ en een ‘belediging van de islam’. Verder veroordeelde Khomeini Rushdie voor de ‘misdaad’ van afvalligheid. Volgens Khomeini’s interpretatie van de islamitische wetten staat daar de doodstraf op. De fatwa werd in 1998 onder president Mohammad Khatami ingetrokken, echter later weer bekrachtigd. In februari 2006 werd door het Iraanse persbureau IRNA benadrukt dat de fatwa voor altijd zou blijven gelden.
133 134 135 136
137
US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Editor of Iranian pro-reform daily arrested, Reuters (8 december 2010). Iran lifts ban on reformist weekly, Reuters (4 januari 2011). Zie hiervoor onder andere de artikelen 500 (propaganda tegen het Islamitische regime), 514 (belediging van de Geestelijk Leider), 698 (laster, publicatie van leugens) en 700 (verkondigen van leugens) van de Iraanse Strafwet. Zie ook US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Books stuck in Iran’s censorship quagmire, Institute for War and Peace Reporting (5 november 2010); zie ook: Iranian writer makes book available online to fight censorship, Radio Free Europe/ Radio Liberty (29 maart 2011).
Pagina 32 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
De fatwa is niet met specifieke wetsartikelen in de wet verankerd. Echter, het bezit van De Duivelsverzen kan bestraft worden op basis van artikel 513 van de Islamic Penal Code. Indien de overtreding gaat om ‘het beledigen van de profeet in persoon’, kan volgens dit artikel de doodstraf worden opgelegd. Indien de overtreding gericht is tegen ‘de principes van de islam, Jezus, Mozes of andere profeten met goddelijke aspiraties, de twaalf onfeilbare imams van de volgelingen van de profeet en de dochter van de profeet’, dan is de strafmaat een gevangenisstraf variërend van één tot vijf jaar. Indien de beschuldigingen niet op basis van genoemd wetsartikel berecht kunnen worden, is de rechter (volgens de grondwet) verplicht om tot een oordeel te komen door de fatwa en bijbehorende doctrine te consulteren. Radio en televisie In Iran worden op radio en televisie alleen programma’s van de staatsomroep Islamic Republic of Iran Broadcasting (IRIB) aangeboden.138 Hoewel in zijn algemeenheid behoudend, is de programmering op radio en televisie in Iran sinds enkele jaren wat losser geworden. De autoriteiten proberen te concurreren met televisiezenders die vanuit het buitenland per satelliet hun uitzendingen verzorgen. Amerikaanse films worden uitgezonden, waarvan sommige scènes zijn gecensureerd. Ook zijn er talkshows met politici en artiesten. Religie blijft echter alom aanwezig.139 Ondanks het verbod op satellietschotels, beschikken veel Iraanse huishoudens over een schotel, hetgeen door de autoriteiten over het algemeen wordt gedoogd.140 Vanuit het buitenland (met name de VS) is via de satelliet een groot aantal particuliere Perzischtalige en diverse buitenlandse televisiezenders te ontvangen, waaronder BBC Persian, Voice of America en Farsi 1. Ontvangst van deze televisiezenders is in Iran verboden. Acties om satellietschotels in beslag te nemen vinden plaats. Ook worden de signalen van satellieten door de autoriteiten in toenemende mate gestoord (jamming), zodat ontvangst (tijdelijk) niet mogelijk is. Begin december 2010 werd bekend dat het kantoor in Teheran van het amusements televisiestation Farsil141, waarvan het hoofdkantoor Broadcast Middle East in Dubai is gevestigd, is gesloten. Het televisiestation zendt soaps en komische televisieseries in het Farsi uit. Vijf medewerkers werden aangehouden op beschuldiging van helping the anti-revolutionary movement.142 Internet- en SMS-verkeer Volgens de organisatie Reporters Without Borders zijn er op dit moment ongeveer 28 miljoen internetgebruikers in Iran (op een totale bevolking van ruim 76 miljoen personen).143 Het gebruik van een internet-aansluiting in een Iraans internet-café bedraagt gemiddeld zo’n 3 à 4 US dollars (tegen een gemiddeld maandelijks salaris in Iran van 560 US dollar). Volgens Reporters Without Borders zouden thans elf netizens (internetburgers) gevangen zitten.144
138
139
140 141
142 143 144
De IRIB ziet het wereldwijde medialandschap als een battlefield, dat gedomineerd wordt door de westerse media en gericht is op het verspreiden van de westerse cultuur. De uitdrukkelijke taak van de IRIB is het bieden van tegenwicht hieraan. Het hoofd van de IRIB, momenteel Ezzatollah Zarghami, wordt benoemd door de Geestelijk Leider en is hem in de praktijk directe verantwoording schuldig. Programma’s worden onderbroken door oproep tot gebed en nieuwslezers beginnen hun programma met het aanroepen van Allah. Country profile: Iran, BBC News (22 februari 2011). De zender Farsil, die in augustus 2009 is begonnen met uitzendingen te verzorgen, is bij veel Iraniërs geliefd vanwege zijn scala aan amusementsprogramma’s uit de VS, Latijns-Amerika en Azië. Iran shuts News Corp office, arrests 5, Reuters (7 december 2010). Internet enemies 2011 – Iran, Reporters Without Borders (11 maart 2011). Internet enemies 2011 – Iran, Reporters Without Borders (11 maart 2011). Pagina 33 van 103
Hoewel internetgebruik in Iran is toegestaan, geschiedt dit onder streng toezicht van de autoriteiten. Internetgebruik in Iran is gecentraliseerd. Zo verhuurt de Telecommunication Company of Iran (TCI), die onder toezicht staat van het Islamic Revolutionary Guards Corps (IRGC), bandbreedte aan internetproviders.145 Het TCI is verantwoordelijk voor het blokkeren van websites aan de hand van criteria die worden vastgesteld door het Committee in Charge of Determining Unauthorized Websites (CCDUW).146 De internetactiviteiten van de bevolking staan onder voortdurend toezicht van de Cyber Police Force, een speciale eenheid van de politie en IRGC die sinds november 2009 belast is met de aanpak van criminaliteit op internet. Hieronder worden onder meer politieke activiteiten verstaan.147 Veel websites worden geblokkeerd (door het overnemen van servers of afknijpen van beschikbare bandbreedte), omdat zij niet geschikt zouden zijn voor ‘de publieke moraal’ of informatie bevatten die tegen het regime is gericht. 148 Internettoegang blijft zo beperkt tot de gefilterde websites.149 Ook richten de autoriteiten zich op het sms- en e-mailverkeer van burgers. Zo hebben de autoriteiten de beschikking over technologie om sms-verkeer op te slaan en na te gaan. Internetproviders moeten dagelijks bij het ministerie van Inlichtingen en Veiligheid een lijst inleveren met alle websites die door hun klanten zijn bezocht. Ook eindgebruikers van een Virtueel Privénetwerk (Virtual Private Network, VPN) worden door het ministerie van Inlichtingen en Veiligheid in de gaten gehouden.150 Internet heeft in de nasleep van de presidentsverkiezingen en bij (de organisatie van) de protesten ten tijde van de verslagperiode een zeer belangrijke rol gespeeld bij de verspreiding van nieuws en beelden van onrust in Iran. Internet en smsdiensten werden tijdens de verslagperiode verschillende malen afgesloten om oproep tot en verspreiding van beelden van de protesten te voorkomen. De Iraanse autoriteiten zijn zich goed bewust van de mobiliserende kracht die uitgaat van internet en sociale media. Vrije toegang tot informatie op het wereldwijde web wordt door de autoriteiten aan banden gelegd door een combinatie van verschillende censuurtechnieken, zoals het ontoegankelijk maken van websites door deze op een zwarte lijst te plaatsen, het blokkeren van websites die bepaalde kernwoorden bevatten, en het gebruik van beeldanalyse waarbij (met name om het bezoeken van pornografische websites tegen te gaan) websites met kleuren die de lichaamskleur benaderen, worden gefilterd. De Iraanse autoriteiten ontplooien verschillende activiteiten die de vrijheid van meningsuiting via het internet verder aan banden kunnen leggen. Zo wordt gewerkt aan een systeem waarbij elk IP-adres151 op naam (en adres) geregistreerd dient te worden. Met behulp van deze registratieplicht – gecoördineerd door de Iran 145 146
147
148
149
150 151
Internet enemies 2011 – Iran, Reporters Without Borders (11 maart 2011). Het CCDUW bestaat uit leden afkomstig van de ministeries van Communicatie en Informatietechnologie, Cultuur en Islamitische Voorlichting, Nationale Veiligheid en de Openbare Aanklager van Teheran. Zie ook paragraaf 3.3.1 van het algemeen ambtsbericht Iran van 4 oktober 2010, alsook Internet enemies 2011 – Iran, Reporters Without Borders (11 maart 2011). Ook websites die zijn gericht op vrouwenrechten en bescherming van de mensenrechten, worden in veel gevallen gecensureerd. Een aantal internetters weet via een omweg (proxy) soms toch toegang te krijgen tot de niet-gefilterde websites. Alhoewel de meeste oppositiewebsites zijn verboden door de autoriteiten, zijn activisten erin geslaagd direct na sluiting weer nieuwe websites te creëren (zie ook US State Department, 2010 Country Report on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Internet enemies 2011 – Iran, Reporters Without Borders (11 maart 2011). Elke computer die is aangesloten op het internet of netwerk, heeft een nummer waarmee deze zichtbaar is voor alle andere computers op het internet. Een dergelijk nummer is een Internet Protocol (IP)-adres.
Pagina 34 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Information Technology Company, die onder controle van de Revolutionaire Garde (IRGC) staat – zijn de autoriteiten in de toekomst in staat de gebruikers per IPadres individueel te monitoren.152 Tevens wordt, al sinds de verkiezing van president Ahmadinejad in 2005, gewerkt aan een zogenaamd National Internet Network. Dit netwerk moet een soort nationale versie van het world wide web worden, dat er hetzelfde uitziet en wellicht sneller werkt, maar geen verbinding heeft met informatie beschikbaar op het wereldwijde web en geheel controleerbaar is. Het project zou aan het einde van president Ahmadinejad’s tweede termijn in 2013 gereed moeten zijn. Internetgebruikers, waaronder bloggers en providers, werden gedurende de verslagperiode in toenemende mate slachtoffer van arrestatie of detentie als gevolg van het plaatsen van ‘anti-islamitische’ of ‘anti-revolutionaire’ informatie op internet. Verscheidene gearresteerde bloggers en journalisten is gedurende de verslagperiode ‘moharebeh’ (vijand van God) ten laste gelegd en zij kunnen worden veroordeeld tot de doodstraf. Zo werd de Iraans-Canadese blogger Hossein Derakhshan tot 19,5 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Voor de aanvankelijk uitgesproken doodstraf is hem amnestie verleend. Hij mocht begin december 2010 tegen een borgtocht van USD 1,5 miljoen korte tijd de gevangenis uit.153 Derakhshan (ook wel de Blogfather genoemd)154 verblijft sinds 2008 in de gevangenis. De Iraans-Canadese website programmeur, Saeed Malekpour, werd in oktober 2008 bij aankomst in Teheran gearresteerd en ter dood veroordeeld, omdat hij porno websites zou hebben ontwikkeld en gepromoot.155 Ook website programmeur Vahid Asghari werd eind 2010 vanwege agitating against the regime en insulting the sanctity of Islam ter dood veroordeeld. Hun vonnis ligt sinds januari 2011 ter bekrachtiging voor bij het Hooggerechtshof.156 De overheid baseert zich bij de vervolging van internetgebruikers op zowel de Perswet, het wetboek van Strafrecht157 als de in 2009 aangenomen Law on Punishment of Computer Related Crimes (ook wel de Cyber Crime Act genoemd).158 Het kan voorkomen dat Iraniërs op het vliegveld worden geconfronteerd met de inhoud van hun weblogs, Facebook- of YouTube-accounts.159 Hierbij ligt geen specifieke nadruk op in- of uitreizende Iraniërs. Ook niet-reizigers dienen er rekening mee te houden dat de inhoud van hun weblogs, facebook, hyves of twitterpagina wordt gecontroleerd. Volgens bronnen komt het in Iran geregeld voor dat personen tijdens een ondervraging door de politie hun passwords moeten afgeven, waarmee ook de inhoud van de pagina’s van online vrienden van de persoon in kwestie kan worden bekeken. Ondervragingen waarbij dit plaatsvindt, komen geregeld voor, met name bij mensen met een verhoogd (politiek) profiel of functie die bij de Iraanse autoriteiten interesse opwekt. Hiervoor is geen beschuldiging nodig.
152
153 154
155 156 157
158
159
Iran IT body reports launch of identification system for internet addresses, Tehran Donyaye Eqtesad (Iraanse krant) (20 oktober 2010). Iran blogger gets prison leave on bail, Reuters (9 december 2010). Derakhshan was journalist in Teheran voordat hij in 2000 naar de Canadese stad Toronto vertrok. Hij werd bekend door het openbaar maken van precieze instructies voor blogs in het Farsi, wat een grote toename van Farsi-talige blogs veroorzaakte. Iranian web programmer faces execution on porn charges, guardian.co.uk (9 februari 2011). Internet enemies 2011 – Iran, Reporters Without Border (14 maart 2011). Volgens artikel 500 van het wetboek van Strafrecht: anyone who undertakes any form of propaganda against the state will be sentenced to between three months and one year in prison’. Volgens artikel 514: anyone who somehow insults the founder of the Islamic Republic of Iran, Khomeini, or the Supreme Leader of the country should be sentenced to imprisonment from six months to two years’. US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011); Internet enemies 2011 – Iran, Reporters Without Borders (11 maart 2011).. US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Pagina 35 van 103
Overige culturele uitingen Iraanse kunstenaars worden met regelmaat belemmerd in hun werk door de Iraanse autoriteiten. Vaak onder het mom van ‘immoreel gedrag’ of ‘strijdigheid met de islamitische waarden en normen.’ Gedurende de verslagperiode werden kunstenaars, filmregisseurs en schrijvers gearresteerd als gevolg van banden met de oppositie dan wel hun kritiek op de mensenrechtensituatie in Iran. Begin maart 2010 werd de internationaal bekende Iraanse regisseur Jafar Panahi in Teheran gearresteerd door de politie. Van Jafar Panahi is bekend dat hij aanhanger is van oppositieleider Mousavi. Zijn werk is omstreden en soms verboden in Iran vanwege zijn kritiek op de mensenrechtensituatie in Iran. Panahi werd eind mei 2010 op borgtocht (200.000 USD) vrijgelaten. In november 2010 begon zijn rechtszaak, waarin hij zich moest verantwoorden voor beschuldigingen dat hij een film aan het maken was zonder officiële toestemming en het aanzetten tot protesten door de oppositie.160 Hij is in december 2010 veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf. Ook mag hij twintig jaar lang geen films meer maken. Hangende een hoger beroepsprocedure is hij momenteel op borgtocht vrij. In januari 2011 werd de voorgenomen uitvoering in het City Theatre in Teheran van het toneelstuk Hedda Gabler van de Noorse toneelschrijver Henrik Ibsen opgeschort vanwege door de overheid geconstateerde problemen inzake inhoud en uitvoering.161 In februari 2011 heeft het kantoor van de openbare aanklager een speciaal bureau voor media- en cultuurzaken geopend.162 Hoewel niet duidelijk is welke rol dit kantoor precies zal gaan spelen, zal het naar verwachting de media en cultuur in Iran onderwerpen aan een islamitische controle. Binnen het Ministry of Culture and Islamic Guidance bestaat al een dergelijke afdeling. Studenten/academici Met enige regelmaat protesteren studenten in Teheran en elders in het land tegen beperkingen die hen door het regime worden opgelegd. De protesten hebben voornamelijk betrekking op verwijdering van medestudenten van universiteiten, ontslagen onder professoren en docenten en de omstandigheden op de campus. Als follow-up van een speech van de Opperste Leider Ali Khamenei begin november 2010 in de stad Qom is door de Iraanse overheid een brief naar universiteiten gestuurd. Daarin zou kritiek zijn geuit dat veel universiteiten te sterk zijn verwesterd. Minimaal 50 hervormingsgezinde wetenschappers hebben in 2010 onvrijwillig hun universiteit verlaten. Volgens de overheid betrof het hier een volledig natuurlijke uitstroom, omdat deze wetenschappers (bijna) de pensioengerechtigde leeftijd hadden bereikt. In de nasleep van de omstreden presidentsverkiezingen van 12 juni 2009 speelden studenten een belangrijke rol bij de demonstraties en vormden zij hierdoor een specifiek doelwit voor aanvallen van veiligheidsdiensten. Deze trend zette zich gedurende de verslagperiode voort. Er is sprake van aanhoudende repressie tegen studenten door middel van intimidatie, arrestatie en detentie. Op de nationale Studentendag heeft in de verslagperiode op verschillende universiteiten een aantal demonstraties plaatsgevonden (zie ook paragraaf 2.2 ‘Politieke ontwikkelingen’). De veiligheidstroepen waren hierop goed voorbereid. Er zijn geen cijfers bekend over 160 161 162
Iranian film maker goes on trial, rejects charges, Reuters (16 november 2010). Hedonistic Hedda Gabler banned at Tehran theatre, Reuters (12 januari 2011). Iran opens media and culture prosecutorial office, IINS (13 februari 2011).
Pagina 36 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
het aantal demonstranten/ongeregeldheden/troepen.163 In de provincie Sistan Baluchistan zijn enkele studenten opgepakt die de Groene Beweging steunden. De Iraanse Wetenschapsminister Kamran Daneshjou zou in een interview in het dagblad Javan hebben opgemerkt dat de strikte regels met betrekking tot een beperkte omgang tussen mannen en vrouwen, die waren ingesteld bij de vestiging van de Islamitische Republiek Iran in 1979, ook in de dagelijkse praktijk bij universiteiten toegepast zouden moeten worden. Zo stelde hij voor dat mannen en vrouwen op aparte tijden gebruik zouden maken van laboratoria en computerruimtes. In de meeste collegezalen van universiteiten in Iran zijn mannen en vrouwen momenteel nog niet strikt gescheiden.164 Het komt voor dat mensen die in Iran aan staatsinstituten hebben gestudeerd, officieel verplicht zijn een aantal jaren in Iran te werken. Deze verplichting kan in de praktijk echter vrij eenvoudig worden afgekocht. De overheid is hierin niet bijzonder strikt.
3.3.2
Vrijheid van vereniging en vergadering Vrijheid van vergadering De Grondwet garandeert het recht op bijeenkomsten en demonstraties, zolang deze niet in strijd zijn met de principes van de islam. In de praktijk beperkten de autoriteiten evenwel dit recht en hielden streng toezicht op bijeenkomsten teneinde protestdemonstraties te voorkomen. Voor publieke bijeenkomsten is voorafgaande toestemming van de autoriteiten vereist. Deelnemers aan bijeenkomsten waarbij kritiek werd geuit op de regering, werden geconfronteerd met intimidatie en hard optreden door de overheid, ongeacht een eerder afgegeven toestemming voor de bijeenkomst. Er was gedurende de verslagperiode sprake van een aanhoudend verbod op demonstraties.165 Vrijheid van vereniging Artikel 26 van de Grondwet voorziet in de vrijheid van oprichting van politieke partijen, beroepsverenigingen, maatschappelijk organisaties, islamitische religieuze groeperingen en organisaties voor erkende religieuze minderheden in Iran, maar deze wordt begrensd door de principes van de islam.166 Voor de oprichting van een vereniging is vooraf toestemming nodig van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Binnen dit ministerie bevindt zich een speciaal comité dat zich bezighoudt met aanvragen voor de oprichting van verenigingen. Een vergunning voor een vereniging wordt verstrekt voor de periode van twee jaar en dient vervolgens elke twee jaar vernieuwd te worden. Het komt geregeld voor dat aanvragen niet worden gehonoreerd.167 Vakbonden Iran kent geen officiële vakbonden in de gangbare zin van het woord. Fabrieken en grote bedrijven kennen wel een ‘Islamic Council of Labourers’ (ICL). Deze zijn echter niet onafhankelijk en lopen aan de leiband van de desbetreffende directeuren en overheidsambtenaren. Vertegenwoordigers van deze ICL’s vormen samen ‘The
163 164 165 166 167
Iran: Escalating repression of university students, Human Rights Watch (7 december 2010). Iranian minister urges sex segregation in colleges, Reuters (9 februari 2011). US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices - Iran (8 april 2011). US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Pagina 37 van 103
House of Labour’, ook wel ‘Workers’ House’ genoemd. Het Workers’ House is de enige toegestane vakbond in Iran.168 Hoewel beperkt, vonden er gedurende de verslagperiode werknemersprotesten plaats in de vorm van stakingen en demonstraties tegen achterstallige uitbetaling van salarissen en schendingen van werknemersrechten. Deze protesten worden niet door de ICL’s georganiseerd. De regering reageerde in voorkomend geval met harde hand door middel van intimidaties, geweld en arrestaties.169 Stakingen zijn in het Iraanse arbeidsrecht verboden. De laatste tijd is het optreden van de overheid tegen niet-officiële (lees: illegale) vakbonden en demonstraties toegenomen. Het lijkt er op dat de overheid anticipeert op oproer die wordt verwacht naar aanleiding van de geplande subsidieafnames.170 Recentelijk is een aantal leden van vakbonden, ook en vooral uit het hogere kader, opgepakt en gevangen gezet. Vooral bij de niet-officiële (lees: illegale) Union of Workers of the Tehran and Suburbs Bus Company Sherkat-e Vahed zijn spanningen geweest en hebben (tijdelijke) arrestaties plaatsgevonden. Ook bij de niet door de overheid erkende Haft Tapeh Sugar Cane Company (HTSCC) Trade Union zijn vakbondsleden geïntimideerd en lastiggevallen. Bij verschillende bedrijven hebben de laatste tijd protesten plaatsgevonden vanwege vaak grote loonachterstanden.171 NGO’s De positie van ngo’s is gedurende de verslagperiode verder verslechterd. Nagenoeg alle ngo’s die zich richten op de mensenrechten zijn gesloten of staan onder streng toezicht van de regering. Volgens een bron zijn de enige ngo’s die gedurende de verslagperiode nog actief waren, de ngo’s die goede contacten onderhouden met de Iraanse overheid dan wel gelieerd zijn aan de Iraanse overheid. In de verslagperiode was sprake van aanhoudende arrestaties en intimidatie van medewerkers van lokale ngo’s. Vele prominente mensenrechtenactivisten hebben Iran inmiddels verlaten. Eind december 2009 en begin januari 2010 werden leden van de Eén miljoen handtekeningen campagne172 die zich inzetten voor de vrouwenrechten, gearresteerd. Arrestaties van verschillende leden hielden gedurende de verslagperiode aan. De arrestanten werden doorgaans na enkele weken of maanden weer vrijgelaten, al dan niet op borgtocht. In december 2010 werd bekend dat een jonge blogger die voor deze campagne actief was, is gearresteerd. In de stad Qom werden in december 2010 twee vrouwenrechtenactivisten veroordeeld, die handtekeningen verzamelden voor de Eén miljoen handtekeningen campagne. In beroep werden zij tot gevangenisstraffen van zes maanden veroordeeld. Volgens een wetsontwerp dat thans in het parlement in behandeling is, dienen alle in Iran werkzame ngo’s zich opnieuw te laten registreren bij een nieuw in te stellen Supreme Committee Supervising NGO Activities. Aan dit orgaan zal het toezicht op het bestuur van ngo’s toekomen, evenals de controle op de financiering van ngo’s. Zonder voorafgaande goedkeuring van dit orgaan is contact van ngo’s met internationale organisaties niet meer mogelijk.173 168 169 170 171 172
173
US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Zie ook paragraaf 2.2 ‘Politieke ontwikkelingen’. Imprisoned trade unionist on hunger strike, Amnesty International (10 december 2010). De Eén miljoen handtekeningen campagne werd in 2006 gevormd om de Iraanse regering onder druk te zetten wetten te hervormen of af te schaffen die vrouwen discrimineren. Het gaat om een informatiecampagne en het verzamelen van handtekeningen. Zie voor meer informatie over eerdere arrestaties van leden het algemeen ambtsbericht Iran van januari 2010. Iran urged to scrap draft law undermining independent ngos, Amnesty International (6 april 2011); Iran: Independent Civil Society Organisations facing obliteration, Amnesty International (4 april 2011).
Pagina 38 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
3.3.3
augustus 2011
Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging Religieuze minderheden algemeen Artikel 12 van de Grondwet verklaart de sjiitische islam (Twaalver sjiisme met de Ja’afari leerschool)174 tot officiële religie van Iran. Verreweg het grootste deel van de Iraanse bevolking is sjiitisch moslim (89%).175 Het soennisme (9%) komt voornamelijk onder etnische minderheden als Koerden, Baluchi’s, Turkmenen en Arabieren voor. Niet-moslims bedragen ongeveer 2% van de totale bevolking. De baha’is zijn met ongeveer 300.000 tot 350.000 geloofsgenoten de grootste nietislamitische minderheidsgroep. De joodse gemeenschap bedraagt ongeveer 20.000 tot 25.000 personen.176 Het christendom, het zoroastrisme177 en het jodendom worden op basis van artikel 13 van de Grondwet als enige officiële minderheidsgodsdiensten erkend.178 De genoemde (geloofs)gemeenschappen slinken langzaam in aantal (zie verderop in deze paragraaf). De erkende religieuze minderheden hebben het recht op eigen publicaties en de mogelijkheid het eigen geloof te belijden, zo lang zij zich niet inlaten met bekeringsactiviteiten onder moslims. Evangelisatie is niet toegestaan in Iran. Leden van de erkende religieuze minderheden mogen voorts stemmen, studeren en lesgeven op staatsuniversiteiten. Ze hebben ook eigen scholen. Het is leden van religieuze minderheden niet toegestaan om te worden gekozen in vertegenwoordigende lichamen (met uitzondering van het parlement) of om hoge regerings- of militaire functies te vervullen. Zij kunnen bijvoorbeeld niet tot president worden gekozen. Voor de religieuze minderheden zijn vijf zetels in het parlement gereserveerd.179 Leden van erkende religieuze minderheden hoeven zich niet als zodanig te laten registreren bij de autoriteiten.180 Er wordt geen melding gemaakt van de religie in nationale identiteitsbewijzen. Ondanks de bescherming door de Grondwet komt discriminatie op religieuze gronden vaak voor, bijvoorbeeld wanneer het gaat om het vinden van huisvesting, onderwijs of een baan bij de overheid of bij aan de overheid gelieerde instanties.181 Mede door toepassing van de sharia182 worden de erkende religieuze minderheden achtergesteld op het terrein van het recht en gerechtelijke procedures, zoals
174
175 176
177
178
179
180 181
182
De Ithna ashri (Twaalver sjiieten) geloven dat er twaalf imams zijn geweest na de profeet Mohammed, en dat de twaalfde, Mohammed Al-Mahdi, op de dag des oordeels zal wederkeren. US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010). US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010); US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Volgens schattingen van de Iraanse overheid zijn er 30.000 – 35.000 zoroastriërs. (US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010). Artikel 13 van de Iraanse Grondwet luidt: Iranian Zoroastrians, Jews and Christians shall be the only recognized religious minorities who, within the limits of law, shall be free to carry out their religious rites and practice their religion in personal status and religious education. US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010). Van deze vijf zetels zijn er twee voorbehouden voor Armeense christenen en één voor de Assyrische christenen Een zetel is toegewezen aan de joodse gemeenschap en één aan de zoroastriërs (artikel 65 Grondwet). Voor de soennitische gemeenschap is geen zetel gereserveerd, maar zij mogen wel zitting nemen in het parlement. US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010). US State Department, 2010 Country Report on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011); US State Department, International Religious Freedom Report 2010-Iran (17 november 2010); Operational Guidance Note – Iran, UK Border Agency, Home Office (15 maart 2011); Human Rights and Democracy: The 2010 Foreign & Commonwealth Office Report – Iran (maart 2011). Een onderscheid kan worden gemaakt tussen ‘man-made law’ en ‘divine law’ (sharia). De eerste omvat door het parlement en de Guardian Council goedgekeurde wetten, zoals de wetboeken van Strafrecht en van Strafvordering. Sharia is het geheel aan (grotendeels niet-gecodificeerd) religieus recht, dat door religieuze rechtsgeleerden wordt geïnterpreteerd en toegepast. Pagina 39 van 103
getuigenissen en erfrechtkwesties.183 Voor erkende religieuze minderheden is het uiterst moeilijk in geval van discriminatie op religieuze gronden een beroep te doen op de overheid. Het ministerie van Islamic Culture and Guidance (Ershad) en het ministerie van Intelligence and Security (MOIS) houden nauwgezet iedere uitingsvorm van godsdienstige overtuiging in de gaten.184 De houding van de Iraanse autoriteiten jegens religieuze minderheden is sinds oktober 2010 niet aanmerkelijk gewijzigd. Tegenover niet-erkende religieuze minderheden (zoals de bahais en soefi’s), is de houding van de overheid repressief te noemen.185 Christenen Het aantal christenen in Iran neemt af. Aan het begin van de Islamitische Revolutie in 1979 waren er volgens bronnen zo’n 300.000 christenen. Nu zouden dat er naar schatting minder dan 80.000 zijn, van wie de meerderheid uit etnische Armeniërs bestaat.186 In Teheran verblijven ongeveer 60.000 etnische Armeniërs. De Apostolic Armenian Church bestaat in Iran al sinds de zevende eeuw. Veel etnische Armeniërs zijn woonachtig in de steden Teheran, Isfahan, Tabriz en Urumiyeh. Er zijn naar schatting 10.000 etnische Assyrische christenen in Iran.187 In Iran zijn de Assyriërs verdeeld in de oorspronkelijke, onafhankelijke Assyrian Church of the East (Nestoriaans) en de Chaldean Catholic Church die loyaal is aan de rooms-katholieke Kerk in Rome. Ook zijn er in Iran Assyrian Evangelical en Pentecostal Churches.188 Armeense en Assyrische christenen vormen in de Iraanse samenleving geïntegreerde gemeenschappen. ‘Oude’ kerken Bij ‘oude‘ kerken gaat het om geïnstitutionaliseerde kerkgemeenschappen, zoals de rooms-katholieke kerk, de Armeens katholieke kerk, de Armeens orthodoxe kerk, de Assyrische kerk189, de protestantse en de Latijnse kerk. De Armeens orthodoxe en de Assyrische kerk (met een respectievelijke omvang van naar schatting 40.000 tot 50.000 en 10.000 volgelingen) zijn sterk etnisch georiënteerd en laten geen mensen met een andere etnische achtergrond toe in de gemeenschap. Hoewel de meeste (andere) ‘oude’ kerken openstaan voor een breed publiek, ontplooien zij nadrukkelijk geen zendingsactiviteiten. Zolang de ‘oude’ kerken zich onthouden van evangelisatie en het ontplooien van publieke activiteiten190, kunnen zij (binnenshuis) relatief vrij opereren. De Iraanse autoriteiten koppelen het christen zijn aan een bepaalde etnische of religieuze (nietislamitische) achtergrond. Het hebben van een christelijke geloofsovertuiging zou voor personen met een niet-moslim achtergrond, algemeen worden geaccepteerd. 183
184 185
186
187
188 189 190
US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010). Volgens artikel 881 van het Burgerlijk Wetboek kan een niet-moslim niets erven van een moslim. US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010). US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010); US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010). Er zijn ook protestants-christelijke, waaronder evangeliserende, groepen in Iran. Hoewel veel protestantse christenen naar verluidt in het geheim hun godsdienstige rites verrichten, wordt hun aantal door christelijke groepen buiten Iran geschat op minder dan 10.000 personen. Sabeërs-Mandeeën die volgens eigen zeggen geen christenen zijn, tellen 5000 – 10.000 personen. De Iraanse autoriteiten zien Sabeërs-Mandeeën daarentegen wel als christenen. Volgens de huidige Assyrische religieuze leider, Yonatan Bet-Kolia, bedraagt dit aantal 20.000 personen. (Iran: Last of the Assyrians, Institute for War and Peace Reporting (13 oktober 2010). Iran: Last of the Assyrians, Institute for War and Peace Reporting (13 oktober 2010). Er wordt algemeen van uitgegaan dat de (gehele|) Assyrische kerk tot de ‘oude’ kerken behoort. Dat wil zeggen alles wat in het openbaar geschiedt, zoals bijvoorbeeld het houden van een liefdadigheidsmarkt (charity bazar).
Pagina 40 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Ook het bezoeken van kerken191 door niet-christenen192 zou in de regel niet leiden tot problemen. Voorwaarde is wel dat deze personen een laag profiel aanhouden en niet actief met christelijke ideeën naar buiten treden. Het dopen van bekeerde moslims lijkt in ‘oude’ kerken zelden voor te komen. ‘Nieuwe kerken’ Bij ‘nieuwe kerken’ gaat het om niet-geïnstitutionaliseerde kerkgemeenschappen, zoals (en voornamelijk) huiskerken, de Assemblies of God en andere evangeliserende groepen.193 Het is onbekend hoeveel huiskerken er zijn in Iran en hoeveel volgelingen deze huiskerken hebben. Er vindt binnenshuis bijbelstudie plaats en er wordt gebeden en gezongen. Huiskerken komen vaak door spontane initiatieven tot stand en zijn relatief ongestructureerd. Deze ongestructureerdheid is één van de redenen, waarom er nauwelijks contact is tussen de ‘oude’ kerken en huiskerken. Dit ontbreken van contact wordt verder versterkt door het risico dat aan het contact kleeft, gezien de negatieve belangstelling die evangeliserende kerken mogen verwachten van de Iraanse autoriteiten. Zolang men een laag profiel aanhoudt, zouden volgelingen van huiskerken in de regel in relatieve rust hun geloof kunnen belijden. Een laag profiel houdt in dit verband vooral in dat voorkomen dient te worden dat de bijeenkomsten te veel zichtbaar worden voor de omgeving.194 Dreiging van een inval door de politie die inzicht wil krijgen in de aard van de bijeenkomst, afluisteren van de telefoon, controle van e-mailberichtgeving en infiltratie door spionnen is altijd aanwezig.195 Hoewel sprake is van verhoogde aandacht voor huiskerken, zouden de Iraanse autoriteiten over het algemeen geen actief vervolgingsbeleid voeren ten opzichte van bezoekers van deze huiskerken.196 Op voorwaarde dat men een laag profiel aanhoudt, zouden bezoekers van huiskerken (niet-moslims en moslims) derhalve in de regel in relatieve rust hun geloof kunnen belijden. Vervolging om de eigen (stille) geloofsovertuiging zou niet gebruikelijk zijn. Echter, vervolging om actieve geloofsovertuiging van anderen (bekering) wél. Personen die zich bezighouden of hebben gehouden met bekeringsactiviteiten onder sjiitische moslims, lopen een groot risico problemen te krijgen met de Iraanse autoriteiten. Gezien de ongestructureerdheid en het verborgen karakter van huiskerken is niet met zekerheid vast te stellen of dopen in ‘nieuwe’ kerken nog voorkomt. Echter, volgens goed ingevoerde bronnen valt niet uit te sluiten dat nog dopen van met name niet-christenen zou plaatsvinden. Gezien de risico’s voor vervolging is het echter onwaarschijnlijk dat hiervoor doopcertificaten worden afgegeven. De Assemblies of God (waarvan de Iraanse vertegenwoordiging de Jama’at Rabbani heet) is in het verleden erg actief in Iran geweest, waarbij frequent bekeringen plaatsvonden. Echter, nadat in de jaren negentig van de vorige eeuw verschillende
191
192 193
194
195 196
Met name het bezoeken/bijwonen van kerkdiensten, maar ook deelname aan een liefdadigheidsmarkt (charity bazar). Dat wil zeggen moslims die zichzelf willen bekeren en zij die al bekeerd zijn. Algemeen wordt aangenomen dat nieuwe kerken/huiskerken wat betreft evangelisatie een hoger profiel hebben dan de traditionele kerken die niet aan evangelisatie doen. Of alle nieuwe kerken evangeliserend van karakter zijn is dezerzijds niet bekend. Of er huiskerken zijn die niet of nauwelijks aan evangelisatie doen en om die reden met rust worden gelaten, is dezerzijds niet bekend. Zoals luid gezang dat storend is voor buren, de straat vol met auto’s van kerkgangers, zodat buurtbewoners hun eigen auto’s niet kwijt kunnen, of posters met christelijke afbeeldingen. Zie ook Operational Guidance Note – Iran, UK Border Agency, Home Office (15 maart 2011). Zie echter ook verder deze paragraaf. Pagina 41 van 103
moorden waren gepleegd op leiders en volgelingen van deze gemeenschap, heeft de Assemblies of God een lager profiel aangenomen. Veel volgelingen hebben Iran verlaten. Tegenwoordig vinden in de Iraanse tak van de Assemblies of God nauwelijks tot geen dopen meer plaats. Voor zover bekend hebben zich sindsdien geen vervolgingen of incidenten meer voorgedaan. Risico’s voor christenen in Iran In Iran is het belijden van een christelijke geloofsovertuiging aan duidelijke grenzen gesteld.197 Zo dient men geen bekeringsactiviteiten te ontplooien onder sjiitische moslims. De houding van de autoriteiten tegenover christenen die bekeringsactiviteiten ontplooien binnen een andere christelijke denominatie is neutraal. Ook dient men niet actief naar buiten te treden met de christelijke geloofsovertuiging. Verreweg de meeste volgelingen van christelijke kerken in Iran zijn goed in staat hun geloof binnen deze grenzen te belijden. Zolang men binnen deze grenzen opereert en een laag profiel aanhoudt, zou in het algemeen nauwelijks sprake zijn van enig actief vervolgingsbeleid door de autoriteiten. Dit geldt zowel voor christenen die dit al vanuit hun achtergrond zijn, als voor (bekeerde) moslims.198 Waar de overheid geen direct verband legt tussen geloofsovertuiging en vervolging, legt zij wel een verband tussen evangelisering en vervolging. In vergelijking met ‘oude’ kerken staan de (over het algemeen actiever evangeliserende) ‘nieuwe’ kerken om deze reden in grotere belangstelling van de autoriteiten. Bezoekers - en met name leiders - van deze ‘nieuwe’ kerken lopen daarom meer kans hinder van de autoriteiten te ondervinden. Vooral als de binnenlandse politieke situatie daartoe aanleiding geeft, is sprake van een toenemende druk op bezoekers en leiders van ‘nieuwe’ kerken.199 Zo zijn in december 2010 in de provincie Teheran tientallen bezoekers van ‘nieuwe’ kerken opgepakt.200 Het is niet bekend hoeveel van deze mensen aan het einde van de verslagperiode nog vastzitten. Deze politieactie zou volgen op herhaalde uitspraken van Geestelijk Leider Khamenei in de islamitische heilige plaats Qom en tijdens het vrijdaggebed, waarin hij waarschuwde voor de negatieve invloed van evangeliserende groepen op sjiitische jongeren. Zelfs in Qom zouden zich verschillende huiskerken bevinden. In verband hiermee zouden volgens een bron de Iraanse autoriteiten sinds de afgelopen zes tot acht maanden hun huiskerkenbeleid van ‘gedogen zolang geen evangelisatie, overlast201 en/of publieke activiteiten plaatsvinden’ hebben ingewisseld voor een actieve vervolging van huiskerken. Dit zou impliceren dat ook leden die slechts aanwezig zijn bij bijeenkomsten maar zich niet actief inlaten met evangelisatie, risico zouden lopen. Deze informatie kon niet door andere, onafhankelijke bronnen worden bevestigd. Reden voor een actieve vervolging van huiskerken zou zijn dat het aantal huiskerken en hun aanhangers de Iraanse autoriteiten te groot zou zijn geworden. De angst voor verlies van controle zou een nieuwe fase van ‘de kop indrukken’ van kerkelijke huisactiviteiten hebben ingeluid. Over hoe lang en onder welke omstandigheden de betrokken personen zijn vastgehouden, of er nog personen 197 198 199 200
201
Zie ook Huiskerken in de woestijn als verboden oasen, Platform Christen Asielzoekers Iran (18 april 2011). Zie echter ook verder deze paragraaf. Zie ook United States Commission on International Religious Freedom, Annual Report 2011 (mei 2011). Zie ook het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken van 8 maart 2011 op vragen van de leden Voordewind (CU), Van der Staaij (SGP), Kortenoeven (PVV) en Ormel (CDA) over arrestaties van christenen in Iran. Zoals luid gezang dat storend is voor buren, de straat vol met auto’s van kerkgangers, zodat buurtbewoners hun eigen auto’s niet kwijt kunnen, of posters met christelijke afbeeldingen voor de ramen.
Pagina 42 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
worden vastgehouden, en of zij na vrijlating een verhoogd risico lopen in vergelijking met andere Iraanse christenen is geen informatie bekend. Kerkbezoekers en –leiders die wel actief in de openbaarheid treden, bijvoorbeeld door het ontplooien van sociale (hulp)activiteiten gebaseerd op christelijke waarden of actief evangeliseren, lopen een relatief groot risico dat de autoriteiten zullen ingrijpen. Zo heeft op 22 september 2010 de rechtbank in de provincie Gilan de doodstraf uitgesproken tegen de Iraanse pastor van een ‘nieuwe’ kerk, Youcef Nadarkhani, wegens apostatie (afvalligheid). Hij zou zich onder andere hebben beklaagd over het verplichte islamitisch-religieuze onderwijs van zijn kinderen. Over de behandeling door het Hooggerechtshof van het inmiddels aangetekende hoger beroep is geen informatie bekend.202 Een ander bekend geval is de detentie van een bipatride pastor van een andere ‘nieuwe’ kerk, die op christelijke gronden hulp zou bieden aan drugsverslaafden en volgens sommige bronnen is aangeklaagd wegens activiteiten onder de moslimgemeenschap. Hij is volgens zijn advocaat aangeklaagd wegens ‘het organiseren en onderhouden van een contactennetwerk van christenen in Iran, alsmede van het onderhouden van contacten met steungroepen in het VK en Nederland.’ In paragraaf 3.3.3 (Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging) van het algemeen ambtsbericht Iran van 29 oktober 2010 staat in de voorlaatste alinea onder Bekeerde christenen abusievelijk vermeld dat het hierbij gaat om een bekeerde moslim. Betrokkene is geen tot het christendom bekeerde voormalig moslim. Hij is van Armeens-Iraanse afkomst, en is van christelijke huize, maar pas in Nederland actief christen geworden. Zijn arrestaties – tweemaal – hebben niet te maken met het feit dat hij van de islam naar het christendom is overgestapt, maar met het feit dat hij zich volgens de autoriteiten actief bezighield met het bekeren van moslims.203 Discriminatie van christenen Volgens een streng-religieuze interpretatie van de islam mag een niet-moslim geen leiding geven aan een moslim. In Iran komt discriminatie van christenen voor. Zo is het voor christenen – evenals voor andere religieuze minderheden – niet mogelijk een (leidinggevende) militaire functie of een functie binnen de rechterlijke macht te bekleden. Ook zijn christenen uitgesloten van het Corps Diplomatique. Er zijn verhalen bekend waarbij christenen voor andersoortige leidinggevende functies werden geweigerd, al lijkt hier sprake te zijn van een individuele nauwe interpretatie van de islam door de werkgever in plaats van een systematische weigering. Zo zou bijvoorbeeld een christelijke man een functie als chirurg niet hebben gekregen, aangezien de leidinggevende het ongewenst achtte dat een christen operaties zou uitvoeren op moslims. Na het vertrek van de betreffende leidinggevende heeft de christelijke chirurg echter alsnog de functie gekregen. Bekeerde christenen204 Bekeringsactiviteiten door niet-sjiitische moslims zijn verboden in Iran.205 Er zijn aanwijzingen dat in de verslagperiode bekeerde christenen en christenen die zich met bekeringsactiviteiten inlaten, werden lastiggevallen en/of geïntimideerd.206 202 203
204 205
206
United States Commission on International Religious Freedom, Annual Report 2011 (mei 2011). Zie ook Unprecedented death sentence for Christian pastor on charge of apostacy, International Campaign for Human Rights in Iran (7 december 2010). Met ‘bekeerde christenen’ wordt personen bedoeld die zich hebben bekeerd tot het christendom. US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran, 17 november 2010; The Hidden Side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, nr. 545a (oktober 2010); zie ook Huiskerken in de woestijn als verboden oasen, Platform Christen Asielzoekers Iran (18 april 2011). The Hidden Side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, International Federation for Human Rights, nr/. 545a (oktober 2010). Pagina 43 van 103
De ervaring leert dat vooral evangeliserende (huis)kerken negatieve aandacht van de autoriteiten trekken, evenals openlijke evangelisatie en inwijding van nieuwe priesters.207 Een aantal buitenlandse christenen in de steden Teheran, Isfahan en Shiraz is te verstaan gegeven dat zij het land moeten verlaten, omdat zij Iraniërs zouden hebben bekeerd tot het christendom. Er waren gedurende de verslagperiode gevallen bekend van arrestatie van personen wegens conversie. Ook kwam het gedurende de verslagperiode geregeld voor dat bekeerde christenen werden gearresteerd na een inval in huiskerken door de autoriteiten. De meesten van hen zijn na enige tijd op borgtocht vrijgelaten. Anderen bevinden zich nog in detentie. Pastor Behrouz Sadegh-Khanjani uit de stad Shiraz hangt wegens geloofsafvalligheid een mogelijke veroordeling boven het hoofd.208 Over de mogelijke strafmaat is niets bekend. Er zijn geen gevallen bekend van vervolging van bekeerlingen door private personen. Echter, het is wel mogelijk dat private personen activiteiten van bekeerlingen aangeven bij de autoriteiten. Mocht vervolging van bekeerlingen door private personen voorkomen, dan is volgens bronnen bescherming door de autoriteiten zeer onwaarschijnlijk gezien de negatieve houding van deze autoriteiten jegens bekeerlingen vanuit de islam. Bekering van een moslim tot een andere godsdienst is niet mogelijk. Dit is vanuit de sharia bezien onwettig. Moslims kunnen in theorie interesse tonen in het christendom, christelijke kerken bezoeken en bijbelonderricht krijgen. Het dopen van bekeerde moslims in de ‘nieuwe’ kerken komt nauwelijks meer voor. De wijze van maatschappelijk kunnen functioneren wordt voor een groot deel bepaald door de mate waarin de betrokkenen met hun bekering in de openbaarheid treden. Indien een tot het christendom bekeerde moslim discreet omgaat met zijn/haar bekering, zou dit over het algemeen niet leiden tot problemen met de autoriteiten.209 Of zich in de verslagperiode problemen hebben voorgedaan met betrekking tot van uit Nederland – of andere landen – teruggekeerde bekeerlingen (vanuit de islam of ander geloof), die in Iran vanwege hun (eigen) bekering in de problemen zijn gekomen, is geen informatie bekend. Iraniërs die zich in het buitenland hebben bekeerd en vervolgens terugkeren naar Iran, komen aldaar in dezelfde positie terecht als andere personen die zich tot het christendom hebben bekeerd. In de praktijk zal de betreffende persoon de bekering waarschijnlijk niet ter sprake brengen en het nieuwe geloof in besloten kring belijden. In dit geval is het risico voor de betreffende persoon om met de Iraanse autoriteiten in de problemen te komen relatief klein, aangezien de autoriteiten deze persoon vanuit de sharia nog steeds als moslim zullen beschouwen. Indien uit het buitenland teruggekeerde bekeerlingen naar Iran terugkeren en zich daar actief bezighouden met de evangelisatie van anderen, lopen zij wél een groot risico in de problemen te geraken met de Iraanse autoriteiten. Kinderen geboren uit tot het christendom bekeerde moslims, kunnen niet als christenen worden beschouwd als gevolg van de onwettige handelwijze van de vader. Zij worden door de autoriteiten als moslims beschouwd.
207 208
209
Christians and converts in Iran, Country of Origin Information Centre (Landinfo) (10 juni 2009). Unprecedented death sentence for christian pastor on charge of apostacy, International Campaign for Human Rights in Iran (7 december 2010); United States Commission on International Religious Freedom, Annual Report 2011 (mei 2011). In de praktijk zal een bekeerling in de eerste plaats problemen ondervinden, indien zijn/haar familie op de hoogte raakt van de bekering, dit niet accepteert, druk uitoefent op de bekeerling om terug te keren tot de islam, of de bekering doorgeeft aan de politie.
Pagina 44 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Gemengde huwelijken Men is christen bij geboorte en trouwt bijna uitsluitend binnen de eigen gemeenschap. In de zeer sporadische gevallen van een gemengde christen/moslim relatie, dient een mannelijke christen moslim te worden. Een vrouwelijke christen kan haar geloof trouw blijven; haar kinderen worden automatisch moslim. Alhoewel de bekering tot het christendom van een met een islamitische vrouw getrouwde islamitische man formeel voldoende grond oplevert voor een echtscheiding, zal in de praktijk een islamitische man die zich bekeerd heeft tot het christendom dit niet vrijwillig toegeven, omdat hij daarmee in problemen kan komen met de autoriteiten. Een huwelijk van een moslimvrouw met een niet-moslimman is niet toegestaan.210 Voor wat betreft het huwelijk tussen een islamitische man en een tot het christendom bekeerde (voormalige islamitische) vrouw is een zogenaamd ‘kort huwelijk’ (sigheh) toegestaan op grond van de sjiitische jurisprudentie.211 Een formeel (‘permanent’) huwelijk tussen een islamitische man en een tot het christendom bekeerde islamitische vrouw is niet mogelijk. Afvalligheid Op afvalligheid (apostasie) van de islam (mortad) staat volgens de sharia de doodstraf.212 Alleen in de sharia wordt van doodstraf gesproken in relatie tot bekering en godslastering.213 Op 26 januari 2011 zou Abdolreza Gharabat in de zuidwestelijke provincie Khuzestan zijn opgehangen wegens apostasie.214 Het zou hierbij niet gaan om afvalligheid van het eigen geloof (de islam), maar Gharabat claimde de verborgen twaalfde imam te zijn, had een boek uitgebracht en een kring volgelingen om zich heen verzameld.215 Wel kan het voorkomen dat personen ‘indirect’ worden gestraft wegens apostasie via aanklachten en veroordelingen voor andere vergrijpen, waaronder mishandeling, misbruik van een vrouw of seksuele vergrijpen. Een persoon die zich openlijk tot atheïst verklaart, wordt in Iran gezien als afvallige, waarvoor de doodstraf kan worden geëist. Wetsvoorstel doodstraf op geloofsafval In de Iraanse strafwetgeving zijn voor zover bekend (nog) geen strafbepalingen opgenomen met betrekking tot apostasie (zie ook paragraaf 3.1.2). Het wetsvoorstel dat in januari 2008 in het parlement is ingediend en waarin de doodstraf op geloofsafval wordt voorgesteld, is nog niet aangenomen. Bepalingen ten aanzien van geloofsafval zouden onderdeel kunnen uitmaken van het wetsontwerp tot wijziging van het wetboek van Strafrecht.
210 211
212
213
214 215
Artikel 1059 van het Burgerlijk wetboek. Het gaat hierbij in feite om een affaire waarbij een islamitische geestelijke een formule heeft uitgesproken, die voorkomt dat het samenzijn strafbaar is. Een ‘kort huwelijk’ komt vaak voor naast een ‘permanent’ huwelijk. Irtedaad (apostasie) betekent in algemene zin ‘het zich afkeren van iets’, en in engere zin ‘het afstand doen van je geloof’. Er wordt nog een onderscheid gemaakt tussen murtad melli (een geloofsverzaker die geboren is binnen een niet-islamitisch geloof voordat deze het geloof verzaakt) en een murtad fetri (een moslim wiens ouders (minstens één) moslim waren, en die een tijdje moslim was, voordat hij/zij islam verzaakte). De straf voor apostasie komt niet voor in de Iraanse strafwetboeken, maar in religieuze fatwa’s (edicten). Fatwa’s zijn juridisch niet bindende adviezen in de islam, die door een geestelijke met een bepaald gezag kunnen worden uitgevaardigd met betrekking tot een specifieke kwestie. De klassieke sharia bepaalt de doodstraf voor afvalligheid en godslastering, vaak gebaseerd op een combinatie van afvalligheid met landverraad of actieve propaganda voor als anti-islamitisch beschouwde ideeën of andere religies. In een recht voor moslims om de islam te verlaten en/of zich te bekeren tot een andere godsdienst is niet voorzien. Iran hangs man convicted of apostasy, Reuters (31 januari 2011). Toen in 874 Hasan Al-Askari (de elfde imam) overleed, verklaarde de in 868 geboren Abu’i-Kasim Mohammad dat hij de twaalfde imam was en dat hij in het verborgene ging wonen. De sjiieten geloven dat deze Mohammad AlMahdi, ‘De Geleide’, ‘de Verborgen Imam’, zich in een hol onder een moskee in de stad Samarra verbergt. Dit hol wordt geblokkeerd door de poort die de sjiieten de Bab Al-Ghayba, of de Poort van Verduistering noemen. Dit is voor hen een van de heiligste plaatsen, waar zij zich verzamelen om voor de terugkeer van de Twaalfde Imam te bidden. Pagina 45 van 103
De precieze inhoud van het wetsvoorstel is niet bekend. Naar verluidt zijn mogelijk de bepalingen over de strafbaarheid van geloofsafval uit het wetsvoorstel verwijderd. Dit zou betekenen dat – net als in het verleden – rechterlijke instanties die een zaak met betrekking tot geloofsafval doorzetten enkel nog kunnen terugvallen op de ‘fatwa’s’. Afgifte doopaktes of andere schriftelijke bewijzen door nieuwe kerken Het afgeven van doopbewijzen aan bekeerlingen is door de Iraanse autoriteiten verboden. In de verslagperiode zijn er voor zover bekend geen doopbewijzen afgegeven door ‘nieuwe kerken’. De Assyrian Pentecostal Church (Shahrara kerk – Assemblies of God) in Teheran is sinds maart 2009 gesloten op last van een religieuze rechtbank vanwege illegale activiteiten als het bekeren van moslims tot het christendom, en bekeerlingen te laten deelnemen aan de religieuze plechtigheden van de gemeenschap.216 Deze kerk stond voor iedereen open, ook voor Iraanse bekeerlingen. De kerk had veel gedoopte bekeerlingen als lid. De Assyrische voorganger doopte zelf ook mensen, maar zou geen doopbewijzen hebben afgegeven. Jehova’s getuigen Jehova’s getuigen worden door de Iraanse autoriteiten niet erkend. Het geloof wordt in de Iraanse Grondwet niet genoemd als één van de minderheidsgeloven ‘van het boek’ (christendom, zoroastrisme of jodendom). Voor zover bekend is in Iran een klein aantal Jehova’s getuigen actief. Het aantal wordt geschat op ongeveer 400. Er is weinig over deze groep bekend. Zij beschikken niet over een eigen gebouw voor religieuze bijeenkomsten. Het zou Jehova’s getuigen slechts toegestaan zijn hun boodschap uit te dragen aan mensen uit de christelijke, joodse of zoroastrische gemeenschap. Zolang zij zich hieraan houden, ondervinden zij geen problemen met de Iraanse autoriteiten. Naar verluidt evangeliseren Jehova’s getuigen ook daadwerkelijk onder christenen in Iran. Er zijn geen problemen bekend bij onder meer registratie van huwelijken of inschrijving aan de universiteit. Gedurende de verslagperiode deden zich voor zover bekend geen nieuwe relevante wijzigingen voor in de positie van de Jehova’s getuigen. Joden De joodse gemeenschap is in het algemeen in staat haar vrijheid van godsdienst uit te oefenen, maar zij wordt wel steeds minder talrijk. De schattingen van de omvang van de joodse gemeenschap in Iran lopen uiteen van 20.000- 25.000.217 Er is een joodse afgevaardigde in het parlement. Er zijn vier joodse scholen in Iran, uitsluitend bedoeld voor joodse leerlingen met (deels) joodse schoolboeken. Hier krijgen de kinderen naast het reguliere Iraanse curriculum ook Hebreeuwse les. Het is voor joden in Iran alleen mogelijk indirect (onder meer via Turkije en Cyprus) en met behulp van een laissez-passer naar Israël te gaan. De joodse gemeenschap voelt zich in zekere mate geïntimideerd door de anti-Israël propaganda die de overheid bedrijft en het onder de Iraanse bevolking breed levende idee dat alle joden aanhangers zijn van het zionisme.218 Gedurende de verslagperiode deden zich voor zover bekend geen nieuwe, relevante wijzigingen voor in de positie van de joden in Iran.
216 217
218
US State Department, International Religious Freedom Report 2010-Iran (17 november 2010). US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010); US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010).
Pagina 46 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Naar verluidt verzamelden basiji-studenten zich eind december 2010 bij de graftombes van Esther en Mordechai in de Centraal-Iraanse stad Hamadan en dreigden vernielingen aan te richten.219 Volgens hen behoren de tombes geen pelgrimsstatus te hebben en dient het management onder de verantwoordelijkheid van de Iraanse regering te vallen. Als reactie op de intimidatie heeft het joodse management zelf de aanduiding ‘pelgrimsplaats’ verwijderd. Overigens vallen de tombes onder de Iraanse Cultural Heritage and Tourism Organization.220 Zoroastriërs Het zoroastrisme221 was eeuwenlang de overheersende godsdienst in Iran voor de komst van de islam. Er zijn voor zover bekend tussen de 30.000 en 35.000 zoroastriërs in Iran woonachtig.222 De meeste van hen wonen in de steden Yazd, Kerman, Teheran, Isfahan en Shiraz. In Teheran zou geen zoroastrisch heiligdom (‘vuurtempel’) mogen worden gebouwd. In Yazd zijn er daarentegen vijf. Kinderen worden op school verplicht uit de koran te leren en de islamitische leer te volgen. Tegelijkertijd wordt hen echter ook de beginselen van het zoroastrisme bijgebracht. Met betrekking tot toegang tot hoger onderwijs bestaat tegenwerking van de zijde van de overheid jegens zoroastriërs. Formeel heeft men toegang tot (een deel van) de universiteiten. Er is nauwelijks toegang tot overheidsbanen. Actieve bekering tot het zoroastrisme vindt niet plaats. Er zijn wel gevallen bekend van moslims die zich tot het zoroastrisme bekeren. Gedurende de verslagperiode deden zich voor zover bekend geen nieuwe, relevante wijzigingen voor in de positie van de zoroastriërs. Bahai In Iran zouden tussen de 300.000 en 350.000 aanhangers van het bahai-geloof woonachtig zijn. De meerderheid van hen is van Perzische afkomst. Het bahaigeloof wordt niet erkend in de Iraanse Grondwet. Het wordt als een sekte gezien. Aanhangers worden als geloofsafvalligen van de islam beschouwd.223 In Iran beschikken zij dan ook niet over gebedshuizen, zodat de religieuze bijeenkomsten in woonhuizen worden georganiseerd.224 De onderdrukking van bahais uit zich vooral op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting, reizen en culturele activiteiten.225 Door sjiitische religieuze leiders en op scholen wordt onderwezen over de verderfelijkheid van bahais en het bahai-geloof.226 Bahais worden geregeld geconfronteerd met willekeur 219
220
221
222
223
224 225
226
Tijdens het poerimfeest herdenken joden wereldwijd hoe God hen als ballingen in het Perzische rijk door middel van de joodse koningin Esther en haar oom Mordechai behoedde voor een totale uitroeiing door de grootvizier Haman. Zie ook het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken van 17 februari 2011 op vragen van de leden De Roon, Kortenoeven (beiden PVV), Voordewind (CU), Ormel (CDA) en Van der Staaij (SGP) over de dreigende vernieling van graftombes in Iran. Het zoroastrime is een religie en filosofie gebaseerd op de leer van de profeet Zoroaster (Zarathustra). Daarbij wordt Ahura Mazda als de hoogste goddelijke autoriteit vereerd. Actieve participatie in het leven door middel van goede gedachten, goede woorden en goede daden zijn noodzakelijk om geluk te waarborgen en chaos op afstand te houden. Iedere vorm van kloosterleven wordt verworpen. Ahura Mazda zal uiteindelijk zegevieren over het kwade (Ahriman). US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010). De zoroastriërs zelf claimen 60.000 volgelingen in Iran te hebben. Het bahai-geloof heeft zich ontwikkeld vanuit de islam. Omdat deze religie niet wordt erkend door de islam, kan de Iraanse overheid de bahais veroordelen als afvalligen. Immers, vanuit de islam hebben zij een andere geloofsopvatting verkozen. Zie ook US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010); The Hidden Side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, International Federation for Human Rights (FIDH), nr. 545a (oktober 2010). US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010). The Hidden Side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, International Federation for Human Rights (FIDH), nr. 545a (oktober 2010), US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010). Pagina 47 van 103
van de zijde van lokale autoriteiten. Ook komt onteigening of sloop van hun eigendommen en heiligdommen voor.227 Gedurende de verslagperiode was sprake van voortgaande aanhouding en vervolging van bahais op basis van hun geloof door de Iraanse autoriteiten.228 Hoewel leden van religieuze minderheden zich niet als zodanig hoeven te registreren bij de overheid, was gedurende de verslagperiode één van de taken van de politie het vastleggen van bahai-aanhangers. Het aantal detenties van bahais varieert sterk wegens aanhoudende berichten over nieuwe arrestaties en vrijlatingen. Een eigen telling door een goedgeïnformeerde bron op basis van mediaberichten meldde dat tijdens de verslagperiode zeker negentien aanhangers van de bahai waren opgepakt en zes personen waren veroordeeld tot gevangenisstraffen (voor zover bekend) oplopend tot vijf jaar. Hoewel de autoriteiten formeel aangeven dat deze mensen niet worden opgepakt omdat zij het bahai-geloof aanhangen, zijn de aanklachten in veel gevallen arbitrair te noemen. Veel voorkomende aanklachten zijn propaganda tegen het regime (waarbij wordt teruggegrepen op artikel 500 van de islamic penal code)229 en het verspreiden van valse informatie (waarbij wordt teruggegrepen op artikel 698 van de islamic penal code)230. Het is aannemelijk dat het werkelijke aantal arrestaties en vervolgingen van bahai-aanhangers hoger ligt dan hierboven weergegeven. Er zijn gevallen bekend waar het zich uitspreken tegen het bahai-geloof als voorwaarde werd gesteld voor vrijlating uit de gevangenis. Op 18 maart 2011 werd bekend dat het oorspronkelijke vonnis van een gevangenisstraf van twintig jaar tegen zeven bahai-leiders, dat medio september 2010 door een hof van beroep met de helft was verminderd,231op last van de Procureur-Generaal gehandhaafd bleef.232 Volgens de Iraanse Grondwet (artikel 144)233 dient het leger islamitisch te zijn en derhalve individuen te rekruteren die gecommitteerd zijn aan de doeleinden van de Islamitische Revolutie. Op basis van wetsartikel 144 wordt het niet-moslims verboden om leidinggevende posities in het leger in te nemen. In de praktijk echter worden religieuze minderheden niet uitgesloten van de militaire dienstplicht.234 Het kan voorkomen dat de Military Intelligence Section (Hefazat Ettellaat) een advies uitbrengt over het plaatsen van bahais in specifieke eenheden en/of het juist niet-plaatsen van bahais in (met name) gevechtseenheden.235 Ook kan het voorkomen dat bahais vanwege hun opgemerkte gebrek aan loyaliteit bepaalde opdrachten niet uit mogen voeren.
227
228 229
230
231 232 233
234 235
US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011); US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010); The Hidden Side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, International Federation for Human Rights, nr. 545a (oktober 2010). Detained Baha’i leaders in grave danger, International Federation for Human Rights (FIDH) (18 februari 2011). Artikel 500 stelt dat ‘Anyone who undertakes any form of propaganda against the state……will be sentenced to between three months and one year in prison.’ Artikel 698 stelt dat ‘Anyone who in order to hurt some one else or to disturb public mentality or the officials puplishes false information in the form of letter, or complaint, or report, or any other press, should be imprisoned from two months to two years or be flogged 74 lashes.’ Zie ook paragraaf 3.3.3 van het algemeen ambtsbericht Iran van 4 oktober 2010. Iranian Baha’i leaders hit by ‘vindictive’ sentence extension, Amnesty International (31 maart 2011). Artikel 144 Iraanse grondwet: ‘The Army of the Islamic Republic of Iran must be an Islamic Army, i.e., committed to Islamic ideology and the people, and must recruit into its service individuals who have faith in the objectives of the Islamic Revolution and are devoted to the cause of realizing its goals.’ International Religious Freedom Report 2010 Iran, US State Department (17 november 2010). Dit geldt niet alleen voor bahais, maar ook voor andere geloofsovertuigingen.
Pagina 48 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Soennieten Soennieten maken circa 9% van de Iraanse bevolking uit. Hoewel het aanhanger zijn van soennitische stromingen binnen de islam als zodanig geen vervolging oplevert door de Iraanse autoriteiten, lijkt er wel enige discriminatie te bestaan tegen soennieten. Aangezien veel soennieten echter ook deel uitmaken van etnische minderheden (veelal Turkmenen, Arabieren, Baluchis en Koerden), is het moeilijk vast te stellen of het hierbij gaat om religieuze of etnische discriminatie. Ondanks de aanwezigheid van meer dan een miljoen soennieten in Teheran, is er geen soennitische moskee in de hoofdstad te vinden.236 Verder wordt vanuit de soennitische gemeenschap aangegeven dat de overheid het gebruik van en onderwijs in soennitische religieuze teksten bemoeilijkt. Ook spreekt de soennitische gemeenschap van een ondervertegenwoordiging van soennnieten in overheidsgerelateerde posities in die provincies waar soennieten een meerderheid vormen (Kurdistan en Khuzestan).237 Zij kunnen niet in aanmerking komen voor de functies van vice-president, minister of gouverneur en de hogere (overheids)functies.238 In de verslagperiode is geen verandering opgetreden in de positie van de soennieten in Iran. Soefi’s Het soefisme is een stroming met verschillende ordes (zoals de Nematollahi Gonabadi, Naqshbandi, Qaderi en Yazidi ordes) binnen de islam die in de achtste eeuw na Christus is ontstaan. Soefi’s geloven – in tegenstelling tot conservatieve moslims – dat spirituele eenheid met God, het ware innerlijk geloof, door de mens kan worden bereikt.239 Soefi’s bevinden zich zowel onder sjiieten als soennieten. Er zijn evenwel geen betrouwbare cijfers over het aantal soefi’s in Iran.240 Schattingen lopen uiteen van twee tot vijf miljoen aanhangers. Het soefisme is niet als zodanig bij wet verboden, maar wordt als heterodoxe uiting in Iran feitelijk niet getolereerd. Het soefisme wordt in de Iraanse Grondwet niet expliciet genoemd als één van de vormen van de islam die is toegestaan.241 Soefisme wordt in de Grondwet evenmin genoemd als één van de minderheidsgeloven ‘van het boek’ (christendom, zoroastrisme of jodendom) die toegestaan zijn.242 De filosofie van de soefi’s is onder meer gebaseerd op een rechtstreeks contact met Allah, waarvoor geen tussenpersoon nodig is, hetgeen niet in overeenstemming is met het principe van het ‘velayat-e faqih’-begrip.243
236 237
238 239
240 241
242
243
Annual Report of the U.S. Commission on International Religious Freedom (mei 2011). US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010); The Hidden Side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, International Federation for Human Rights, 545a, (oktober 2010); Crackdown on Sunni clerics in Iran’s southeast, Institute for War and Peace Reporting (3 december 2010). Annual Report of the U.S. Commission on International Religious Freedom (mei 2011) Het doel van het soefisme, gewoonlijk aangemerkt als de mystieke dimensie van de islam, is onderwerping aan God langs de weg van zelfkennis. US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010). Artikel 12 Grondwet: The official religion of Iran shall be Islam and faith Jafari Athna Ashari, and this article shall be eternal and immutable. Other Islamic faiths such as the Hanafi, Shafei, Maleki, Hanbali and Zaidi, shall enjoy full respect. The followers of these faiths are free to carry out their religious rites according to their own Fegh (d.i. islamitische jurisprudentie), their religious education and training, personal status (marriage, divorce, inheritance and will) and lawsuits related thereto shall be officially recognized by courts of law. In any region where the followers of these faiths have a majority, the local rules and regulations, within the scope of authorities of councils, shall be in conformity with these faiths, by reserving the rights of followers of other faiths. Artikel 13 Grondwet: Iranian Zoroastrians, Jews and Christians shall be the only recognized religious minorities who, within the limits of law, shall be free to carry out their religious rites and practice their religion in personal status and religious education. Zie ook paragraaf ‘Staatsinrichting’. Pagina 49 van 103
De positie van soefi’s in Iran blijft onder druk staan.244 In de praktijk komt intimidatie, discriminatie en soms vervolging van soefi’s en soefi-instellingen voor. Volgens soefi-bronnen van binnen en buiten Iran zijn de beperkingen die door de overheid gesteld worden aan soefi-gemeenschappen en –gebedsplaatsen toegenomen. Verschillende sjiitische geestelijken zouden het soefisme in openbare gebeden hebben afgewezen.245 Religieuze sjiitische dissidenten Een aantal religieuze sjiitische groepen vormen het doelwit van repressieve maatregelen: Ayatollah Boroujerdi In november/december 2010 werden in totaal zeven aanhangers van de sinds 2006 in hechtenis verblijvende dissidente religieus-sjiitische leider ayatollah Sayed Hossein Kazemeyni Boroujerdi thuis in Teheran gearresteerd.246 Bij de arrestatie werden hun huizen doorzocht en documenten en persoonlijke bezittingen (waaronder computers en laptops) in beslaggenomen. Over hun lot is sindsdien niets bekend.247 Ayatollah Boroujerdi bepleit het verwijderen van de godsdienst uit het politieke concept van de Iraanse staat. In oktober 2006 werd hij thuis in Teheran in zijn hosseinieh (gebedscentrum) samen met meer dan driehonderd volgelingen aangehouden. De openbare aanklagers probeerden in eerste instantie de doodstraf voor hem en zeventien van zijn volgelingen te eisen op grond van beschuldigingen als moharebeh (strijd tegen God). Later werd van deze eis afgezien. Hij werd schuldig bevonden en veroordeeld tot elf jaar gevangenisstraf, een verbod op het uitoefenen van zijn religieuze taken en verbeurdverklaring van zijn huis en persoonlijke bezittingen.248 Ahl-e Haqq249 Op basis van artikel 13 van de Grondwet worden het christendom, het zoroastrisme en het jodendom als enige officiële minderheidsgodsdiensten erkend. De autoriteiten erkennen de Ahl-e Haqq, een grotendeels van de islam afstammend IraansAzerbeidzjaans geloof, die met name in West-Iran voorkomt, niet als officiële godsdienst en treden hiertegen, net als in geval van andere niet-officiële godsdiensten, repressief op. De Ahl-e Haqq (of Ali-Allahi) zien zich zelf als een secte van de sjiitische islam, voornamelijk woonachtig in de West-Iraanse provincies Kordestan en Azerbayjan-e Gharbi.250
244 245 246 247
248
249
250
Annual Report of the U.S. Commission on International Religious Freedom (mei 2011). US State Department, International Religious Freedom Report 2010 – Iran (17 november 2010). US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Het gaat daarbij om vijf vrouwen (Tayebeh Hosseini, Narges Ghaffarzadeh, Forough Kematyar, Maryam Azimi, Roya Eraqi, en twee mannen (Mohammad Reza Sadeghi en Mohammad Mehmannavaz). Laatstgenoemde man moest zich verantwoorden voor de Special Court for the Clergy, een rechtbank voor leden van de sjiitischislamitische geestelijkheid. Supporters of ayatollah Boroujerdi arrested, Amnesty International (14 december 2010); The Hidden Side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, International Federation for Human Rights, nr. 545a (oktober 2010). De Ahl-e Haqq of Yarsan (Mensen van de Waarheid) zijn aanhangers van religieuze overtuigingen geformuleerd door sultan Sahak aan het einde van de veertiende eeuw in het westen van Iran. Thans zouden er ongeveer één miljoen aanhangers zijn verspreid over het westen van Iran en in Irak. Het universum zou volgens de Ahl-e Haqq zijn samengesteld uit twee verschillende werelden, een interne en een externe wereld, elk met een eigen orde en regels. Hoewel mensen zich alleen bewust zijn van de buitenwereld, wordt hun leven beheerst volgens de regels van de innerlijke wereld. De Ahl-e Haqq nemen geen islamitische riten en rituelen in acht. The hidden side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, International Federation for Human Rights, nr. 545a (oktober 2010).
Pagina 50 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Onder de Iraanse wet zijn Ahl-e Haqq-rituelen verboden en mogen aanhangers niet met de media over hun geloof spreken. Het is hun niet toegestaan gebedshuizen te bouwen. Er is ten minste één geval bekend uit het verleden (1997), waarbij het ministerie van Onderwijs schoolhoofden de opdracht heeft gegeven namen van Ahl-e Haqq-leerlingen (evenals die van bahai) door te geven aan de autoriteiten. In 2009 zijn twee aanhangers van Ahl-e Haqq door de autoriteiten opgehangen onder beschuldiging van moharebeh. Het gaat hierbij om Yunes Aghayan en Mehdi Qasemzadeh. Drie anderen – Sehend Ali Mohammadi, Bakhshali Mohammadi en Ebadollah Qasemzadeh – waren ook ter dood veroordeeld, maar hun straf is door het Hooggerechtshof in 2007 omgezet naar dertien jaar gevangenisstraf. Al deze personen waren in 2004 in de stad Miandoab in de provincie Azerbayan-e Gharbi aangehouden na schermutselingen met de politie.251 Er zijn geen gevallen van arrestatie of vervolging van Ahl-e Haqq-aanhangers bekend in de verslagperiode. Over discriminatie van Ahl-e Haqq-aanhangers is weinig bekend. Gezien het feit dat de overheid Ahl-e Haqq niet als officiële godsdienst erkent, kan worden aangenomen dat er discriminerende beperkingen gelden met betrekking tot (leidinggevende) functies in militaire en publieke instellingen. Zonder verder in detail te treden spreekt Amnesty International over voortdurende discriminatie, lastigvallen, arbitraire arrestaties en schade aan eigendommen van aanhangers van Ahl-e Haqq.252 Over gedwongen bekeringen is niets bekend. 3.3.4
Bewegingsvrijheid Binnenland In principe mogen burgers zonder officiële toestemming naar elk deel van Iran reizen en van woonplaats veranderen. Bij binnenlandse vluchten moeten Iraniërs hun identiteit aantonen met hun geboorte-/identiteitsboekje (shenasnameh), identiteitskaart (kart-e melli) of paspoort. Soms is echter het tonen van een rijbewijs of een identiteitskaart (bijvoorbeeld verstrekt door een werkgever), waarop een pasfoto staat, voldoende om een binnenlandse vlucht te maken. In de verslagperiode hebben zich geen nieuwe, relevante wijzigingen voorgedaan met betrekking tot het aanvragen van een geboorte-/identiteitsboekje, identiteitskaart, rijbewijs en paspoort. De hieronder opgenomen informatie is nog steeds geldig. Geboorte-/identiteitsboekje en identiteitskaart Iedere Iraniër heeft een geboorte-/identiteitsboekje (shenasnameh) met een rode omslag en een uniek serienummer dat op elke bladzijde met rode inkt is gedrukt. Een (duplicaat-) shenasnameh dient te worden aangevraagd bij de Sazman-e Sabt-e Ahval-e Keshvar (Personal Status Registration Department oftewel de centrale Burgerlijke Stand). Deze organisatie ressorteert onder het ministerie van Binnenlandse Zaken. Ouders zijn wettelijk verplicht binnen vijftien dagen na de geboorte op basis van het geboortecertificaat (waarin de naam van de moeder staat vermeld)253 een shenasnameh voor hun pasgeboren kind aan te vragen. Daarbij dienen zij kopieën van hun eigen shenasnameh, het geboortecertificaat en het bewijs van betaling van de leges van de shenasnameh te overleggen. Het eerste 251
252
253
The hidden side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, International Federation for Human Rights, nr. 545a (oktober 2010). Amnesty International Report 2010 on Iran (http://payvand.com/blog/blog/2010/05/29/amnesty-internationalreport-2010-on-iran). Het door de vroedvrouw afgegeven geboortecertificaat heet govahi veladat. Pagina 51 van 103
shenasnameh (bij geboorte) kan ook door een voogd, vroedvrouw of gynaecoloog worden aangevraagd. Een shenasnameh kan ook door een gevolmachtigde derde worden aangevraagd. Hiertoe dient door de aanvrager wel een machtigingsformulier te worden ingevuld. Het eerste shenasnameh bij geboorte kan door de ouders, maar ook door een derde (familie, voogd, directeur van een weeshuis of advocaat) worden afgehaald. Deze eerste shenasnameh bij geboorte heeft sinds enkele jaren een groene omslag en bevat geen pasfoto. Op latere leeftijd kan de aanvrager het shenasnameh zelf ophalen of dit door een gevolmachtigd persoon laten doen. In de praktijk wordt de shenasnameh doorgaans toegestuurd aan betrokkene en is van afhalen derhalve geen sprake. Voor de vijftiende verjaardag is geen pasfoto nodig op de shenasnameh. In het vijftiende levensjaar dient een eerste pasfoto in principe in persoon (door de aanvrager) te worden ingediend. In het dertigste levensjaar wordt de pasfoto vervangen. Bij de aanvraag van een duplicaat shenasnameh wordt onderscheid gemaakt tussen aanvragers onder en boven de achttien jaar. Onder de achttien jaar is de aanwezigheid van een ouder of voogd noodzakelijk; boven de achttien jaar moet de aanvrager in persoon aanwezig zijn. Verder moet worden overgelegd een bewijs van diefstal of verlies, pasfoto’s, bewijs van betaling van de leges, indien gehuwd: kopie van huwelijkscertificaat en, indien van toepassing, de identiteitskaarten van de kinderen. Voor het aanvragen en afhalen van een (duplicaat) shenasnameh in Iran en buiten Iran gelden dezelfde regels. Naast de oude shenasnameh is in 2003 een nieuwe shenasnameh in gebruik genomen. Het betreft een identiteitskaart (kart-e shenasa’i-ye melli of kart-e melli) in plaats van een boekje. De kaart heeft een computer gegenereerde nationale code van tien cijfers, dat sinds eind 1988/begin 1989 in gebruik is. De religie van de houder wordt niet vermeld. De kaart wordt afgegeven op de postkantoren. De oude shenasnameh blijft naast de nieuwe identiteitskaart bestaan. Sinds de invoering van de 10-cijferige code (nationaal identiteitsnummer) wordt dit 10-cijferige getal vermeld in de shenasnameh van de sindsdien geborenen. Op de nationale identiteitskaart van jongeren wordt in de rubriek ‘nummer shenasnameh’ niets vermeld of alleen maar ‘0’. Op andere documenten van jongeren komt alleen deze 10-cijferige code voor. Een (duplicaat-) kart-e melli dient te worden aangevraagd bij de Sazman-e Sabt-e Ahval-e Keshvar (Personal Status Registration Department oftewel de centrale Burgerlijke Stand). De kart-e melli kan zowel in persoon als door een advocaat of gevolmachtigde derde worden aangevraagd. Men is wettelijk verplicht vanaf de leeftijd van 15 jaar een kart-e melli aan te vragen. Daarbij is geen instemming nodig van meerderjarigen. Voor de aanvraag dient men een pasfoto, bewijs van betaling van de leges en shenasnameh te overleggen. Voor een duplicaat kart-e melli dient men bovendien een specifiek formulier ‘bewijs van verlies’ in te vullen. De kart-e melli wordt voor zover bekend aangetekend verzonden naar het verblijfadres van de aanvrager en hoeft niet te worden afgehaald. Voor het aanvragen van een (duplicaat) kart-e melli in Iran en buiten Iran gelden voor zover bekend dezelfde regels. Gedurende 2003 zijn ook tijdelijke identiteitsbewijzen afgegeven. De tijdelijke kaarten, die nog steeds geldig zijn, zijn hardroze van kleur en bevatten geen pasfoto. Ook is op de kaart niet vermeld dat het om een tijdelijk document gaat. De kaart is voorzien van de tien-cijferige nationale code. Pagina 52 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Identificatieplicht Ingevolge artikel 38 van de Civil Status Act van 7 juli 1976 en latere amendementen daarop bestaat in Iran een identificatieplicht. Deze identificatieplicht geldt vanaf vijftien jaar. Men is verplicht een 10-cijferige ID-code aan te vragen. Deze code komt voor zowel op de shenasnameh als de kart-e melli. Een ID-kaart is wel vereist voor allerlei handelingen, maar of er een verplichting bestaat om een ID-kaart altijd bij zich te hebben, is niet bekend. Over het algemeen wordt de identificatieplicht door de burger goed nageleefd, aangezien men zich in Iran voor de meest voorkomende dagelijkse aangelegenheden moet kunnen identificeren, zoals het naar de bank gaan, hotelkamers boeken, het maken van binnenlandse vliegreizen en wanneer men (veelal op de weg) wordt aangehouden door de politie. Daarnaast heeft men een IDkaart nodig voor formele/juridische handelingen, zoals de aanvraag van een paspoort of rijbewijs, het aanvragen van vergunningen bij gemeenten, iets inschrijven bij de notaris of het verkrijgen van politiecertificaten. Standaard identiteitsbewijzen zijn de shenasnameh en de kart-e melli. In de regel worden voor de informelere handelingen bij veel instellingen (banken of bedrijven) ook paspoorten, rijbewijzen of (military) service completion cards geaccepteerd. Rijbewijs Een (duplicaat) rijbewijs dient in persoon te worden aangevraagd bij de verkeerspolitie (Traffic Police Department, gelieerd aan het NAJA ) (Niru-ye Entezami-ye Jomhouri-ye Eslami (General Police Department). Daarbij dient te worden overgelegd de shenasnameh, de kart-e melli, bewijs van militaire dienst of bewijs van vrijstelling van militaire dienst, bewijs van slagen voor de gezondheidsen ogentest alsmede bewijs van slagen voor het verkeersexamen. Een motorrijbewijs en rijbewijs B (personenauto’s) kunnen vanaf achttien jaar worden aangevraagd. Een rijbewijs voor bussen en vrachtwagens kan vanaf drieëntwintig jaar worden aangevraagd, evenals een vergunning voor taxichauffeur. Rijbewijzen worden alleen in Iran afgegeven door de hierboven genoemde verkeerspolitie. Paspoort Een (duplicaat) paspoort kan bij het Passport Office van het NAJA (Niru-ye Entezami-ye Jomhouri-ye Eslami (General Police Department)) worden aangevraagd. Door heel Iran zijn echter vele zogenaamde Police +10 Offices opgezet, die door private ondernemers onder toezicht van het NAJA worden gerund. Bij deze Police +10 Offices vraagt in de praktijk het merendeel van de Iraanse bevolking het paspoort aan. Voor het aanvragen van een (duplicaat) paspoort buiten Iran kan om additionele documenten worden gevraagd, zoals verblijfsdocumenten van het betreffende land. Bij dubbele nationaliteit dient de aanvrager in veel gevallen een verklaring te ondertekenen, waarin hij/zij verklaart de Iraanse nationaliteit te willen behouden. Indien (een deel van) de benodigde documenten ontbreken, zal het betreffende Iraanse consulaat/ambassade enkel een laissez-passer voor Iran afgeven (en geen paspoort). Paspoorten die buiten Iran door Iraanse autoriteiten worden afgegeven, worden centraal geregistreerd in Iran. Het aanvragen van een paspoort dient in persoon te geschieden. Daarbij is nodig het shenasnameh, de identiteitskaart (kart-e melli), voor mannen: certificaat van militaire dienst (bewijs van militaire dienst of vrijstelling daarvan), pasfoto, bewijs Pagina 53 van 103
van betaling van de leges voor het paspoort. Gehuwde vrouwen dienen de toestemming van hun echtgenoot te hebben. Kinderen onder de achttien jaar moeten toestemming van hun vader hebben. Vanaf de geboorte kan een paspoort worden aangevraagd, nadat betrokkene in het bezit is gesteld van een shenasnameh. Overigens is voor de aanvraag van een paspoort tot de leeftijd van achttien jaar toestemming van de vader nodig. Het is gebruikelijk dat kinderen tot die leeftijd in het paspoort van hun ouders (meestal van de moeder) staan bijgeschreven. Vrouwen kunnen zelf een identiteitsbewijs en een paspoort bezitten. Getrouwde vrouwen kunnen het paspoort zelfstandig aanvragen, maar dienen hierbij de toestemming van echtgenoot, vader of een ander mannelijk familielid te overhandigen. In geval van afwezigheid daarvan kan een rechtbank echter toestemming verlenen om desondanks een paspoort uit te geven. Minderjarige (en ongehuwde) vrouwen kunnen een paspoort krijgen, mits daarvoor toestemming door de vader is gegeven. Een vrouw kan worden bijgeschreven in het paspoort van haar man. Hoewel het niet gebruikelijk is dat een man kan worden bijgeschreven in het paspoort van zijn vrouw, zou dit volgens de Iraanse wet wel mogelijk zijn. Het is mogelijk dat een vrouw een eigen paspoort bezit en tegelijkertijd ingeschreven staat in het paspoort van haar echtgenoot. Met betrekking tot de noodzaak van toestemming van een mannelijk familielid voor reizen naar het buitenland en het aanvragen van een paspoort voor de groep van meerderjarige, niet-gehuwde vrouwen zou een ongehuwde vrouw (nooit getrouwd of gescheiden) met volledige juridische bevoegdheid (dat wil zeggen meerderjarig, mentaal gezond) geen toestemming nodig hebben van een familielid om naar het buitenland te reizen of om een paspoort aan te vragen. Volgens een andere bron is er wél toestemming hiervoor nodig van vader, grootvader (indien er geen vader is) of een guardian (indien er geen vader of grootvader is). Paspoorten worden per aangetekende post verstuurd naar de aanvrager. Officieel dient bij aflevering om een identiteitsbewijs van degene die in ontvangst neemt, te worden gevraagd. In de praktijk gebeurt dit vaak niet. Het paspoort wordt veelal aan familieleden/derden afgegeven. Indien een persoon illegaal Iran uitreist en vervolgens bij inreis in Iran wel een paspoort gebruikt, dan wordt dit paspoort hoogstwaarschijnlijk bij inreis in beslag genomen. Of dit paspoort later aan betrokkene zal worden teruggegeven, hangt van de specifieke situatie af. Wanneer de zaak naar het oordeel van de autoriteiten de nationale veiligheid niet raakt, zal er meestal een boete worden opgelegd. Ook zal er een tijdelijke inname van het paspoort volgen, zodat betrokkene (tijdelijk) niet kan reizen. Binnen Iran kunnen de nationale identiteitskaart (kart-e shenasa’i-ye melli of kart-e melli) en het geboorte-/identiteitsboekje (shenasnameh) als identiteitsdocumenten worden gebruikt. In bepaalde gevallen kan worden verzocht om het tonen van beide identiteitsdocumenten tegelijk, bijvoorbeeld in geval van verkiezingen. Het paspoort kan slechts als reisdocument worden gebruikt. Biometrische data Het opslaan van biometrische gegevens in database komt nauwelijks voor in Iran. Wel wordt in bepaalde gevallen gebruik gemaakt van vingerafdrukken. Momenteel is er geen overkoepelend systeem voor opslag van biometrische data. Op kleine schaal Pagina 54 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
kunnen echter wel biometrische data worden opgeslagen (bijvoorbeeld van militairen). Het Statistics Office van het ministerie van Binnenlandse Zaken is momenteel in Iran verantwoordelijk voor de opslag en analyse van persoonlijke data. Het ministerie van Binnenlandse Zaken, en meer specifiek de daaronder vallende Civil Status Registration Organisation (dat wil zeggen de centrale Burgerlijke Stand) is van plan om de huidige ID-kaart (kart-e melli) te vervangen door de zogenaamde National Smart Card, die biometrische data bevat.254 Er is geen datum bekend waarop de introductie van deze nieuwe kaart, en daarmee de opbouw van een nationale database met biometrische gegevens, gepland is. Database vingerafdrukken Er bestaat in Iran een centrale database met vingerafdrukken. Deze bevat vingerafdrukken van alle personen die ooit in staat van beschuldiging zijn gesteld of zijn aangeklaagd (inclusief wanneer deze beschuldiging van politieke aard was). Ook wanneer de beschuldiging/aanklacht vervolgens is ingetrokken door een hogere autoriteit of gerechtshof en de persoon in kwestie na ondervraging is vrijgelaten, blijven de vingerafdrukken in het systeem bestaan. De vingerafdruk-database wordt bijgehouden door de Penal Records-sectie die verbonden is met het Bureau van de Openbaar Aanklager. Buitenland Bij uitreis uit Iran wordt de identiteit gecontroleerd met behulp van het paspoort.255 Het is niet nodig hierbij ook het geboorteboekje te tonen. Een getrouwde vrouw dient op basis van artikel 18, lid 3 van de Paspoortwet schriftelijk toestemming van haar man te hebben om het land te verlaten. Deze toestemming kan op verschillende manieren worden verkregen. De eerste mogelijkheid is het vastleggen van een ‘permanente’ toestemming bij de huwelijksvoltrekking. In dat geval vormt de toestemming één van de bepalingen in de huwelijksakte. Nadat de partijen hebben getekend, wordt de huwelijksakte bekrachtigd door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Bij het verkrijgen van de toestemming van de echtgenoot in een later stadium is bekrachtiging van de toestemming door de notaris een vereiste. Hierbij wordt tevens aangegeven of de toestemming betrekking heeft op één dan wel meerdere reizen. Een deel van het Iraanse paspoort (normaliter pagina 6 van het paspoort) is toegewezen voor toestemming van de echtgenoot. In het paspoort staat altijd en alleen vermeld of toestemming is verkregen voor één dan wel meerdere reizen. De aanwezigheid van de toestemming van de echtgenoot om het land uit te reizen, wordt gecontroleerd door de autoriteiten op het vliegveld. Bij het indienen van een aanvraag voor een paspoort, zal de gehuwde vrouw daartoe naast de benodigde documenten ook de toestemming van haar echtgenoot om het land te mogen uitreizen moeten overleggen. Zonder deze toestemming kan zij in principe geen paspoort krijgen. In uitzonderlijke gevallen (bijvoorbeeld medische noodzaak) kan 254
255
Zie ook voor informatie hierover de website van het Iraans ministerie van Binnenlandse Zaken: http://www.sabteahval.ir/en/default.aspx?tabid=793. Volgens art. 3 van de Paspoortwet van 1 maart 1973 is het verboden Iraans territorium te verlaten zonder een paspoort of reisdocumenten. Idem volgens art. 34 (hfd XI) (amendement Paspoort Wet van 6 oktober 1988): elke Iraniër die het land verlaat zonder paspoort of documenten die getoond worden in plaats van een paspoort krijgt een gevangenisstraf van één tot drie jaar of een boete tussen de 100,000 en 500,000 IRR (circa 10-50 USD). Op basis van de wetgeving zou iemand die meerdere malen illegaal is uitgereisd een cumulatief vonnis van maximaal drie jaar kunnen krijgen. Volgens art. 38 van de Paspoortwet kan iemand die schuldig wordt bevonden aan het gebruik van het paspoort van een ander om Iran binnen te komen (dan wel te verlaten), veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van twee maanden tot een jaar. Volgens art. 41 van diezelfde wet zal iemand die schuldig wordt bevonden aan het opzettelijk verschaffen van valse informatie tijdens het aanvragen van een paspoort (voor zichzelf of derden) een gevangenisstraf krijgen van twee tot zes maanden, indien gebruik is gemaakt van het onder valse voorwendselen verkregen paspoort. Zie ook artikel 536 van het wetboek van Strafrecht. Pagina 55 van 103
de vrouw via de rechter alsnog de vereiste toestemming krijgen. Deze informatie wordt vervolgens geregistreerd in het registratiesysteem van de politie. Bij de paspoortcontrole op het vliegveld verschijnt de informatie over de toestemming van de echtgenoot automatisch op het scherm na het scannen. Op basis van artikel 21 van de Paspoortwet geldt ten aanzien van minderjarigen onder de 18 jaar dat bij reizen naar het buitenland hun namen in het paspoort van de begeleider ((stief/groot)ouders, broer, zus) kunnen worden bijgeschreven. Dit geschiedt op verzoek van de ouders of voogd. Een paspoort en uitreispermissie wordt aan minderjarigen verstrekt na het overleggen van een schriftelijke toestemming van de ouders/voogd. Voor kinderen die geen ouders meer hebben, geldt dat zij Iran slechts kunnen uitreizen als ze worden begeleid door hun voogd. De controle van de toestemming voor minderjarigen om het land te verlaten, geschiedt op dezelfde wijze als de toestemming van de echtgenoot voor gehuwde vrouwen. Voor inreis in Iran is een geldig paspoort nodig. Voor de meeste nationaliteiten is daarbij een geldig visum nodig. Naast een paspoort kunnen Iraniërs in sommige gevallen reizen met een laissez-passer of een collectief paspoort. Deze laatste geldt voor een grote groep personen die bijvoorbeeld gezamenlijk op pelgrimstocht (Hajj) gaan. Er zijn enkele eilanden (Kish, Qeshm) waarbij voor de inreis geen visumplicht geldt en een geldig paspoort voldoet. Dit geldt tevens voor de haven Chah Bahar. Naast de vele uitreismogelijkheden vanaf de vliegvelden Khomeini Airport en Mehrabad van Teheran, bestaat tevens gelegenheid om met Iran Air of Mahan Air vanuit Iraanse steden als Ahwaz, Bandar-Abbas, Mashhad, Isfahan en Shiraz naar diverse bestemmingen binnen en buiten de regio te vliegen. Op deze Iraanse luchthavens wordt hetzelfde registratiesysteem als op de luchthavens in Teheran gebruikt. Indien men over een paspoort beschikt, kan men dagelijks per vliegtuig of bus en enige malen per week met de trein van Teheran naar Istanboel reizen. Jaarlijks keren duizenden in het buitenland verblijvende Iraniërs, onder wie voormalige asielzoekers, voor korte of langere tijd in het kader van zaken, vakantie of familiebezoek terug naar hun vaderland. In verreweg de meeste gevallen levert een dergelijke terugkeer geen enkel probleem op. Hoewel er in de verslagperiode geen gevallen bekend zijn van uitgeprocedeerde asielzoekers die na terugkeer in de problemen zijn gekomen, kunnen prominente, vrijwillige terugkeerders wel problemen krijgen bij terugkeer. Zij lopen het risico te worden gearresteerd en/of vervolgd wegens staatsvijandige activiteiten in het verleden. In verband met het Europese reisverbod als sanctie op het Iraanse nucleaire programma mocht minister van Buitenlandse Zaken Ali Akbar Salehi sinds 2009 niet meer naar Europa reizen, omdat hij tot voor kort hoofd van Irans atoomenergieorganisatie was. Op 23 mei jl. werden de sancties tegen Salehi opgeheven, aangezien hij nu een andere functie bekleedt. Er zijn sancties tegen een aantal Iraanse functionarissen en entiteiten van kracht in het kader van het Iraanse nucleaire programma en de mensenrechtenschendingen door de Iraanse autoriteiten.256
256
Zie verder http://eeas.europa.eu/cfsp/sanctions/docs/measures-en.pdf.
Pagina 56 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Bipatriden Iran erkent van personen met een dubbele nationaliteit uitsluitend de Iraanse nationaliteit. Personen met dubbele nationaliteit moeten van de Iraanse autoriteiten op hun Iraanse paspoort Iran binnenreizen.257 Reisverbod Voor zover bekend is er geen specifiek wetsartikel met betrekking tot reisverboden. Uit de praktijk blijkt wel dat reisverboden voor een Iraans staatsburger door diverse autoriteiten uitgevaardigd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld de belastingautoriteiten, de revolutionaire of openbare rechtbank of de openbare aanklager.258 Het kan gaan om een uitreisverbod of een regionaal reisverbod. Een uitreisverbod wordt niet met een stempel of een ander soort aantekening in het paspoort aangegeven. In geval van een uitreisverbod, wordt de informatie hierover naar de luchthavens en grensovergangen in Iran verspreid. De medewerkers van de grenscontrole hebben toegang tot deze informatie via een uitgebreide databank. Zodra betrokkene de grens tracht over te steken, wordt hij/zij tegengehouden en zijn/haar paspoort ingenomen. Een uitreisverbod behelst niet de verplichting voor een persoon om zich regelmatig te melden. Illegale uitreis Illegale uitreis is strafbaar op basis van artikel 35 van de Law on Punishment of Frontier Runners, wijziging van enkele bepalingen van de Passport Act en de Law on Arrival and Residency of Foreign Residents in Iran (onderdeel van de Paspoortwet).259 Strafmaat: Een Iraniër die het land illegaal uitreist/inreist, kan een gevangenisstraf krijgen variërend van twee maanden tot één jaar en een boete tussen 100.000 IRR en 500.000 IRR. Een Iraniër die via een illegale grensoverschrijding het land verlaat en tijdens de uitreis gepakt wordt en daarbij niet in het bezit van een paspoort is, kan gestraft worden met een gevangenisstraf variërend van één maand tot één jaar en een boete tussen 50.000 IRR en 300.000 IRR. Een Iraniër die via een illegale grensoverschrijding het land uitreist en tijdens de uitreis wordt gepakt en daarbij wél in het bezit is van een paspoort, kan gestraft worden met een gevangenisstraf variërend van één maand tot zes maanden en een boete tussen 50.000 IRR en 200.000 IRR. Hoewel de formele straf die wordt opgelegd in lijn zal zijn met bovengenoemde strafmaat, kan volgens een bron in politiek gevoelige zaken een persoon zwaarder worden gestraft door bijvoorbeeld het opnieuw uitreizen onmogelijk te maken. Indien Iraniërs illegaal het land hebben verlaten, zal bij terugkeer in Iran uit het immigratiesysteem blijken dat zij officieel het land nooit hebben verlaten. Illegale uitreizigers kunnen derhalve vragen hierover verwachten bij terugkeer op het vliegveld en kunnen – zonder goede motivering van de illegale uitreis – doorverwezen worden naar de rechtbank. Illegaal uitgereisde Iraniërs zullen hiervoor een straf ontvangen (zie hierboven). Dit geldt ook voor terugkerende asielzoekers. Indien er geen zwaarwegende gronden aanwezig zijn om de toegang 257 258
259
Zie ook de paragrafen 3.1.2 en 3.3.9 van dit algemeen ambtsbericht. Uitreisverboden zouden alleen op last van de rechtbank kunnen worden uitgevaardigd tegen personen die formeel in staat van beschuldiging zijn gesteld vanwege het plegen van een misdrijf. Artikel 133 van de Procedures for Criminal Courts stelt dat ‘taking into account the weight of the evidence underlying the charges brought against the accused, a court can …. issue an order to ban the accused of travelling abroad.’ Zie ook Operational Guidance Note – Iran, UK Border Agency, Home Office (15 maart 2011). Pagina 57 van 103
tot Iran te weigeren, komt men doorgaans – eventueel na betaling van een boete – het land wel in. Monitoring diaspora Van Iraniërs die Iran verlaten, wordt een geldig paspoort en visum voor het land van bestemming gevraagd. Er wordt niet bijgehouden om welke reden men vertrekt en evenmin welke de eventuele reisbewegingen van personen zijn na vertrek uit Iran. Officieel lijkt geen sprake van monitoring door de autoriteiten van de Iraanse diaspora buiten Iran. Er zijn echter aanwijzigingen dat vanuit Iraanse ambassades dergelijke activiteiten worden ontplooid.
3.3.5
Rechtsgang De wetgeving in Iran is gebaseerd op de sjiitisch-islamitische rechtsgeleerdheid. Advocatuur Naar verluidt vormt het ontbreken van een wettelijk vastgelegde rol van de advocaat in de strafrechtelijke vooronderzoeksfase een van de belangrijkste gebreken in het strafprocesrecht in Iran. De rol van de advocaat in het vervolg van de strafzaak zou geen verschil meer uitmaken voor het verdere verloop, daar de verdachte dan veelal al bekend zou hebben als gevolg van druk, langdurige opsluiting en in sommige gevallen marteling.260 Beginselen uit het Strafprocesrecht en het Burgerlijk procesrecht worden in de praktijk (vooral bij politieke gevallen) geregeld genegeerd door de autoriteiten, waardoor advocaten doorgaans worden verhinderd in een behoorlijke uitvoering van hun werkzaamheden. Zo wordt advocaten geregeld het contactrecht met hun cliënt, het inzagerecht in dossiers en het ondervragingsrecht van getuigen onthouden. Voorts worden uitspraken in strafzaken niet altijd gecommuniceerd met de verdachte en/of zijn advocaat.261 Personen worden vaak maandenlang vastgehouden zonder in staat van beschuldiging te worden gesteld. Na de presidentiële verkiezingen van juni 2009 waren er talrijke meldingen van willekeurige arrestatie en detentie. Er zijn gevallen bekend, waarbij reeds tot executie van veroordeelden is overgegaan zonder de advocaat hiervan op de hoogte te stellen of de uitspraak in hoger beroep af te wachten. Bezwaar van advocaten op deze gang van zaken wordt door de rechterlijke macht genegeerd. Er zijn in Iran ongeveer 30.000 advocaten werkzaam. Advocaten kunnen in Iran slechts werken met een licentie van de regering, die wordt uitgegeven door een speciaal centrum dat de advocaten controleert. De onafhankelijkheid van advocaten is niet altijd gegarandeerd. Er zijn gevallen bekend van verdachten die niet in staat worden gesteld zich door een (mensenrechten)advocaat van eigen keuze te laten bijstaan. De Iranian Bar Association met ruim 13.000 leden, die de onafhankelijkheid van advocaten tracht te waarborgen, wordt ernstig bedreigd door acties van de overheid die erop gericht zijn dit genootschap te verzwakken. Zo is er een richtlijn die de activiteiten van de Iranian Bar Association strikt aan banden legt en die een parallelle Orde van Advocaten in het leven roept, die onder toezicht staat van de Rechterlijke Macht. In strafzaken is het in principe mogelijk om een pro Deo-advocaat toegewezen te krijgen.
260 261
US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011).
Pagina 58 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Rechtszaken kunnen lang op zich laten wachten. Mocht het tot een rechtszaak en een veroordeling komen, dan kan het voorkomen dat de straf pas (veel) later wordt opgelegd. In Iran vinden veel rechtszaken achter gesloten deuren plaats, ondanks het wettelijke recht op een openbare terechtzitting. In de praktijk staat de rechterlijke macht onder (politieke) invloed van de regering en religieuze leiders.262 Sippenhaft Sippenhaft in de beperkte betekenis van ‘het in gijzeling nemen van familieleden, teneinde te bewerkstelligen dat een (gezochte) persoon zich meldt bij de daartoe in aanmerking komende instanties’, kwam in de verslagperiode voor, hoewel het volgens de Iraanse wet niet is toegestaan. In de praktijk komt het, met name in politiek getinte zaken, voor dat familieleden van de beschuldigde bij wijze van drukmiddel worden opgepakt. Gevallen van Sippenhaft in de ruime betekenis van het woord deden zich in de praktijk gedurende de verslagperiode eveneens voor. Het gaat dan vooral om het uitoefenen van druk op familieleden van een gezochte of gevangen persoon of van personen op vrije voeten, teneinde hem/haar te arresteren, de mond te snoeren of een bekentenis te laten afleggen. Ook zijn er familieleden van personen die het regime onwelgevallig zijn, hoogst waarschijnlijk onder gezochte en valse beschuldigingen, vastgezet, met naar het zich laat aanzien als voornaamste doel deze personen het zwijgen op te leggen. Sippenhaft in de ruime betekenis van het woord strekt zich ook uit tot familieleden van Iraniërs die Iran hebben verlaten. De geschetste intimidatietechnieken van de kant van de autoriteiten blijken overigens goed te werken. Er is een grimmige sfeer gecreëerd van angst en intimidatie. Andersdenkenden houden zich rustig, verlaten het land of nemen grote risico’s indien zij hun activiteiten voortzetten. Contact met buitenlanders is per definitie verdacht geworden. Familieleden van gevangen of gezochte personen of andersdenkenden op vrije voeten, worden sinds de presidentsverkiezingen op 12 juni 2009 nog immer lastig gevallen en bang gemaakt. De autoriteiten zouden ten aanzien van familieleden dreigen met hun gevangenneming. In andere gevallen zouden gedetineerden gedwongen zijn contact met hun familieleden op te nemen en hen te vragen zich stil te houden. Familieleden van personen van wie duidelijk is geworden dat zij asiel hebben aangevraagd of van personen die achterblijven in het buitenland dat zij bezochten als lid van een officiële Iraanse delegatie (handel, sport) kunnen in Iran te maken krijgen met intimidatie van de zijde van de autoriteiten. De positie van de betreffende persoon ((politieke) activiteiten, bekendheid) speelt hierbij een belangrijke rol. Er zijn gevallen bekend van Iraniërs, die na deelname aan een conferentie over mensenrechten in het buitenland bij terugkeer in Iran problemen hebben ondervonden. De problemen variëren van ondervraging na terugkeer, paspoortinname en arrestatie tot een uitreisverbod. Vaak ontbreekt het in geval van Sippenhaft aan een duidelijke juridische basis. In geval van Sippenhaft worden door de autoriteiten geen documenten afgegeven met betrekking tot het vastzetten van familieleden van een gezochte persoon. Enige uitzondering hierop en daarmee het enige gedocumenteerde geval van Sippenhaft is de financiële aansprakelijkheid van naaste familieleden van mentaal zieke personen en kinderen. Het gaat hierbij nadrukkelijk enkel om financiële aansprakelijkheid (bijvoorbeeld de plicht tot het betalen van bloedgeld in geval van dodelijke 262
US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Pagina 59 van 103
verwonding door mentaal ziek/minderjarig familielid), en niet om criminele aansprakelijkheid. Er is geen algemene regel te stellen met betrekking tot de duur van detentie in verband met Sippenhaft. Volgens een bron zullen de autoriteiten, indien nodig geacht, nieuwe aanklachten tegen familieleden aanvoeren om de detentie te verlengen. Het is daarom niet uit te sluiten dat de detentieperiode in verband met Sippenhaft maanden kan bedragen. Voor zover in overeenstemming met de wetgeving inzake juridische aansprakelijkheid van minderjarigen kan niet worden uitgesloten dat minderjarigen in verband met Sippenhaft worden vastgehouden. Opsporing en strafrechtelijke vervolging vanwege betrokkenheid bij verkiezingsprotesten tweede helft 2009 Revolutionaire rechtbanken hebben sinds de betwiste verkiezingen in de tweede helft van 2009 strenge straffen uitgesproken tegen journalisten en politieke activisten. In de verslagperiode werden nog altijd mensen opgepakt en vervolgd in verband met hun betrokkenheid bij de verkiezingsprotesten. Tijdens de nieuwe golf politieke protesten in februari en maart 2011 zijn veel personen opgepakt.263 Het is niet mogelijk een onderscheid te maken tussen personen die zijn opgepakt in verband met de verkiezingsprotesten in 2009, en diegenen die zijn opgepakt in verband met de nieuwe protesten. Voorafgaand aan de protesten in februari en maart 2011 zijn ook al tientallen mensen opgepakt om politieke redenen. Hoewel hun exacte aantal door het gebrek aan transparantie van het juridische systeem in Iran moeilijk vast te stellen is, kan op basis van openbare mediabronnen vastgesteld worden dat het aantal nieuwe arrestaties in dit verband gedurende de verslagperiode hoog was. Het aantal nieuwe veroordelingen bedraagt ten minste 82, waarbij de gevangenisstraffen uiteenlopen van zes maanden tot 19,5 jaar. Ten minste twee personen zijn geëxecuteerd in relatie tot de verkiezingsprotesten na 2009.264 Onder de arrestanten bevindt zich een relatief groot aantal aanhangers van de Freedom Movement of Iran. Onder hen ook Ebrahim Yazdi, secretaris-generaal van deze als illegaal beschouwde politieke organisatie en voormalig plaatsvervangend minister-president en minister van Buitenlandse Zaken in de interim-regering van 1979. Het is door de ontransparante handelwijze van de Iraanse autoriteiten niet aan te geven of er nog mensen worden gezocht. Er kan worden aangenomen dat de hierboven gegeven aantallen arrestaties en veroordelingen in werkelijkheid veel hoger zullen zijn. Exacte aantallen zijn niet vast te stellen, omdat de Iraanse autoriteiten dergelijke zaken bewust uit de (sterk gecontroleerde) media houden. Ook is het in veel gevallen moeilijk aan te geven of iemand wegens betrokkenheid bij de verkiezingsonlusten is opgepakt, aangezien ‘schijnbeschuldigingen’ in Iran vaak voorkomen. Opsporing en strafrechtelijke vervolging vanwege betrokkenheid bij Green Movement In de verslagperiode heeft de Green Movement diverse protestdemonstraties georganiseerd, waarbij sprake was van honderden arrestaties.265 Leiders van de 263 264 265
Zie ook paragraaf 2.2 ‘Politieke ontwikkelingen’. Zie ook paragraaf 3.3.9 ‘Doodstraf’. Zie ook paragraaf 2.2 van dit algemeen ambtsbericht.
Pagina 60 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Green Movement, Mirhossein Mousavi en Mehdi Karroubi, zijn zelf naar verluidt onder een langdurig huisarrest geplaatst, dan wel inmiddels ook gearresteerd. Ook is Faezeh Hashemi, dochter van Irans voormalig president Akbar Hashemi Rafsanjani, korte tijd gearresteerd geweest wegens betrokkenheid bij antiregeringsprotesten.266 Ook buiten de protesten om zijn er diverse aanhangers van oppositieleiders opgepakt, onder wie veel studenten, bijvoorbeeld vanwege betrokkenheid bij promotieactiviteiten voor de Green Movement.267 Het is niet mogelijk aan te geven hoeveel mensen exact gearresteerd zijn in verband met betrokkenheid bij de Green Movement, evenmin hoeveel mensen nog worden gezocht door de Iraanse autoriteiten. Duidelijk is wel dat de autoriteiten actief optreden tegen politieke tegenstanders en protesten met harde hand de kop indrukken. Door de ontransparante handelswijze van de autoriteiten zijn aantallen arrestanten en vervolgingen niet met een redelijke mate van betrouwbaarheid te achterhalen. De autoriteiten houden dergelijke zaken bewust uit de (sterk gecontroleerde) media. Ook is het in veel gevallen moeilijk aan te geven of iemand wegens betrokkenheid bij de Green Movement is opgepakt, aangezien ‘schijnbeschuldigingen’ in Iran vaak voorkomen.
3.3.6
Arrestaties en detenties Artikel 32 van de Grondwet verbiedt arbitraire arrestaties en detenties. Desondanks komen, in toenemende mate sinds de presidentsverkiezingen van 12 juni 2009, arbitraire detentie, (tijdelijke) verdwijningen na aanhouding en detentie in geheime of niet-officiële gevangenissen voor.268 Hoewel volgens de Grondwet verdachten niet langer dan 24 uur mogen worden vastgehouden zonder tussenkomst van de rechter, worden verdachten in de praktijk langer vastgehouden zonder in staat van beschuldiging te zijn gesteld.269 Op grond van het Iraanse Code of Criminal Procedures kan de rechter in gevallen die de staatsveiligheid betreffen een tijdelijk arrestatiebevel uitschrijven, waardoor de verdachte langer dan de voorgeschreven 24 uur kan worden vastgehouden zonder aanklacht. De verdachte heeft het recht om binnen tien dagen in beroep te gaan tegen het arrestatiebevel.270 De rechter is evenwel bevoegd om het tijdelijk arrestatiebevel te verlengen, waarbij geen wettelijke beperkingen van toepassing zijn op het aantal toegestane verlengingen. In de praktijk betekent dit dat een rechtsmiddel om de rechtmatigheid van de voorlopige hechtenis te laten toetsen, uiteindelijk ontbreekt.271 Op grond van artikel 119 van het Iraanse wetboek van Strafvordering wordt een arrestatiebevel getekend door de openbare aanklager (of zijn plaatsvervanger) of rechter en dient aan betrokkene zelf te worden getoond. In beginsel wordt een kopie van de aanklacht inclusief bijbehorende documenten getoond aan de verdachte in een strafzaak. Politiek gevoelige strafzaken, gevallen waarbij de aanwezigheid van anderen tot ordeverstoring kan leiden of misdrijven die betrekking hebben op de staatsveiligheid, kunnen leiden tot een beperking van dit inzagerecht. In de praktijk zijn gevallen bekend waarbij verdachten of hun advocaten geen enkel juridisch document van hun strafzaak te zien hebben gekregen. Er zijn eveneens gevallen 266 267 268 269 270 271
Iran ex-president’s daughter freed after brief arrest, AFP (20 februari 2011). Green Movement activists detained, Human Rights House of Iran (Rahana) (26 US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran
december 2010). (8 april 2011). (8 april 2011). (8 april 2011). (8 april 2011). Pagina 61 van 103
bekend van arrestanten die voor langere tijd vastzaten zonder van de aanklacht op de hoogte te zijn gesteld. Vervolging overheidsfunctionarissen Overtredingen die begaan zijn tijdens de uitoefening van een publieke functie, dienen in principe behandeld te worden door de Special Public Prosecutors Office for Civil Servants. In de praktijk is het echter naar verluidt erg moeilijk bij deze rechtbank tot onafhankelijke uitspraken te komen, aangezien deze geheel onder invloed van de overheid staat. Ook kan verwacht worden dat veel gevallen in de praktijk niet voorgeleid worden bij de daarvoor bedoelde instanties, aangezien volgens een bron vaak sprake is van medeplichtigheid op het hoogste niveau. Ook omkoping komt voor. Het komt wel voor dat de autoriteiten, naar het zich laat aanzien naar aanleiding van uitspraken van de Geestelijk Leider en met het oog op de publieke opinie, kleine misdaden begaan door lagere overheidsfunctionarissen berechten. Seniore overheidsfunctionarissen die dichter bij de hogere politieke organen staan, genieten echter meer impliciete bescherming en kunnen derhalve veelal vrijuit gaan. Borgtocht In Iran bestaat de wettelijke mogelijkheid van vrijlating op borgtocht, hetgeen in de praktijk geregeld voorkomt. Vrijlating op borgtocht is geregeld in de Iraanse Criminal Procedure Code (artikelen 132 t/m 147). Borgtocht kan geschieden op basis van roerende zaken (bijvoorbeeld geld) of onroerende zaken (bijvoorbeeld een woonhuis). In exceptionele gevallen kan iemand ook in persoon borg staan voor een ander. Welke borgtocht voldoende is in een bepaald geval, wordt overgelaten aan de beoordelingsvrijheid van de rechter, die hierbij onder meer de ernst van de tenlastelegging en eerdere veroordelingen in acht zal nemen. Arrestaties naar aanleiding van in de verslagperiode gehouden demonstraties Tijdens en na afloop van diverse in de verslagperiode gehouden demonstraties zijn veel arrestaties verricht.272 Het exacte aantal is onmogelijk te achterhalen, aangezien de autoriteiten hier geen informatie over verstrekten en mediarapporten – vaak ook onder controle van de autoriteiten – onbetrouwbaar bleken. Veel toevallige voorbijgangers zouden slachtoffer zijn geworden van de arrestatiegolf. Daarbij zouden bipatride Iraniërs in aparte cellen van andere Iraniërs worden vastgehouden. De arrestanten zouden na hun arrestatie over twee gevangenissen in Teheran zijn verdeeld en naar verluidt daar in massacellen zijn ondergebracht. Het aantal mensen in mannencellen zou oplopen tot zo’n 400 personen; bij de vrouwen zou dit aantal in één cel zo’n 180 personen bedragen. Gevangenen zouden, soms geblinddoekt, onderworpen zijn aan lange verhoren, waarbij zij onder andere de toegangscodes van hun facebook- en e-mailaccounts moesten afgeven. Sommige gevangenen zouden bij verhoor geconfronteerd zijn met hun sms-berichten van de afgelopen twee jaar, inclusief verwijderde sms-berichten. Veel gevangenen zouden bij vrijlating een document hebben moeten ondertekenen, waarmee zij instemden met inbeslagname van hun huis of andere waardevolle bezittingen bij een eventuele volgende arrestatie. In tegenstelling tot de protesten van najaar 2009.273 deden relatief veel mensen uit lagere klassen (onder andere mensen uit Zuid-Teheran en uit de provincie) mee aan recente demonstraties.
272 273
Zie ook paragraaf 2.2 ‘Politieke ontwikkelingen’. Zie ook het algemeen ambtsbericht Iran van 4 oktober 2010.
Pagina 62 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Vervolging deelnemers demonstraties Deelnemers aan demonstraties tegen het regime, die zijn gearresteerd, kunnen strafrechtelijk worden vervolgd op grond van ruim omschreven strafbare feiten, waaronder acting against national security. Het simpelweg deelnemen aan een demonstratie blijkt in de praktijk voor de Iraanse autoriteiten reeds voldoende grond te zijn om (lange) gevangenisstraffen op te leggen. De aanklachten tegen demonstranten bestaan uit een brede waaier van rekbare begrippen en wetten in het Iraanse wetboek van Strafrecht, uiteenlopend van ernstig tot zeer ernstig. Mogelijke aanklachten zijn: ‘destruction of public goods’ - art. 676-677; ‘(forming or joining a group) to ‘disturb the security of the country’ (niet nader gedefinieerd) - art. 498-499; ‘conspire to commit crimes against the internal or external security of Iran’ - artikel 610; ‘propaganda against the regime’ (in relatie tot vrijheid van meningsuiting) - artikel 500; ‘insulting the Leader (Khamenei) and/or the Imam(Khomeini) - artikel 514; ‘insulting important persons within the regime (er is gespecificeerd om welke autoriteiten het precies gaat) and state bodies - artikel 614; ‘intoxication of the public opinion’ - artikel 698; ‘causing disorder and disturbing the peace’ (veelal gebruikt tegen demonstranten die deelnemen aan illegale protesten) - artikel 618;274 ‘moharebeh’ - art. 183-186; Op moharebeh275 staat in alle gevallen de doodstraf; ‘espionage’ - art. 501-503 and/or cooperating with hostile governments – artikel 508; ‘expressing doubts over the elections’ (‘tashkik’).276 Omstandigheden in gevangenissen De gevangenispopulatie in Iran telt officieel 145.000 personen, van wie bijna de helft is aangeklaagd voor drugsgerelateerde misdrijven. 75% van de gevangenen is tussen de 19-39 jaar oud. Iran kent voor zover bekend in totaal 230 detentiefaciliteiten, waaronder gevangenissen, rehabilitatiecentra en heropvoedinginstellingen voor minderjarigen. De gevangenissen zijn overbevolkt.277 Gebrek aan financiële middelen en overbevolking van gevangenissen hebben hun weerslag op de kwaliteit van de medische voorzieningen. De kwaliteit zal dan ook per gevangenis en provincie verschillen, al is dit voor buitenstaanders niet inzichtelijk. De medische voorzieningen in (gedeelten van) gevangenissen voor nietpolitieke gevangenen zijn van een acceptabel niveau. Deze gevangenissen hebben hun eigen medische faciliteiten en artsen, maar voor specialistische zorg moet men zich tot specialisten buiten de gevangenispoort wenden. Hoewel patiënten recht 274
275
276
277
De demonstranten zijn in enkele gevallen eveneens aangeklaagd wegens ‘resisting government officials’ op grond van artikel 607 van het wetboek van Strafrecht. Moharebeh (‘vijand van god’) staat in de islamitische wetgeving (sharia) voor het opnemen van een wapen (zwaard) tegen de eer of het eigendom van een ander. Het feit op zich (het opnemen van het wapen) is hierbij bepalend en niet de consequenties hiervan. Het Iraanse wetboek van Strafrecht heeft hier het element “gewapende strijd tegen de Islamitische Republiek” aan toegevoegd. De beschuldiging van “gewapende strijd tegen de Islamitische Republiek” is meermaals gebruikt bij het vervolgen van deelnemers aan demonstraties tegen het regime. Moharebeh wordt vaak breed geïnterpreteerd. Het omvat zowel het voornemen om te handelen tegen de islamitische staat of de steun aan een organisatie die een gewapende strijd voert tegen de islamitische staat, als het daadwerkelijke gebruik van wapens tegen en het terroriseren van de islamitische staat. Deze onduidelijkheid levert grote problemen op in de rechtspraak. Zo werd in de nasleep van de presidentverkiezingen van 12 juni 2009 onder meer het gooien van stenen of andere projectielen door demonstranten richting de politie gelijkgesteld aan het “opnemen van een wapen”. Ondanks het ontbreken van een wettelijke grondslag voor deze aanklacht is deze gedurende de verslagperiode tegen demonstranten gebruikt. Zie paragraaf 3.3.1 van dit algemeen ambtsbericht. US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011); zie ook Operational Guidance Note – Iran, UK Border Agency, Home Office (15 maart 2011). Pagina 63 van 103
hebben op noodzakelijke specialistische zorg, zijn er gevallen bekend van gevangenen die deze specialistische zorg niet kregen.278 Een groot gedeelte van de gedetineerden, dat vastzit wegens drugsgerelateerde delicten, is zelf drugsgebruiker. De kans op HIV-besmetting in gevangenissen is 10 tot 12 keer hoger dan elders. Drugsverslaafden worden binnen de gevangenissen doorgaans met behulp van een methadonprogramma behandeld. HIV-AIDS patiënten krijgen de nodige zorg en medicijnen.279 Naast (delen van) reguliere gevangenissen voor niet-politieke gevangenen onder toezicht van de Iraanse ‘Prisons Organization’, zijn er niet-officiële detentiecentra die geheel aan het (publieke) oog zijn onttrokken. Hier zwaaien het ministerie van Intelligence and Security (MOIS), de Revolutionaire Garde en andere veiligheidsdiensten de scepter, en worden politieke gevangenen vastgehouden, aan wie medische zorg kan worden onthouden. Er is geen onafhankelijk toezicht aanwezig op de situatie in de gevangenissen in Iran. VN-organisaties en speciale VN-rapporteurs worden niet toegelaten door de Iraanse autoriteiten.280 Ook het ICRC krijgt van de Iraanse autoriteiten geen toestemming (politieke) gevangenen te bezoeken. Er zijn berichten dat politieke gevangenen met een bepaalde achtergrond (etnisch, religieus, geaardheid) in sterkere mate medische zorg wordt onthouden. De leefomstandigheden in deze niet-officiële detentiecentra voldoen niet aan de internationale standaarden. Zij zijn volgens personen die daar kortere of langere tijd hebben doorgebracht, erbarmelijk. Er vinden naar verluidt ook martelingen plaats. Op 16 maart 2011 brak er tijdens de recreatie-periode oproer uit in de Ghezel Hesar-gevangenis in de stad Karaj, ten westen van Teheran, gevolgd door een uitbraakpoging. Na negen uur strijd slaagden veiligheidstroepen erin de rust te herstellen. Daarbij zouden veertien gevangenen zijn gedood en 33 gewond zijn geraakt.281 Evin-gevangenis De Evin-gevangenis is verdeeld in verschillende secties. Formeel valt de Evingevangenis onder toezicht van de State Prisons and Security and Corrective Measures Organization. In de praktijk vallen verschillende secties van de gevangenis onder de directe verantwoordelijkheid van de Revolutionaire Garde, MOIS of andere veiligheidsdiensten. Naar verluidt zijn de omstandigheden in het deel van de Evingevangenis waar criminelen verblijven, over het algemeen redelijk. In het deel waar de politieke gevangenen in het kader van hun vooronderzoek naar strafbare feiten worden vastgehouden en waar het IRGC het voor het zeggen heeft, zijn de (medische) omstandigheden evenwel slecht en lopen zij een ernstig risico te worden blootgesteld aan marteling.
278
279
280 281
Iranian cancer prisoner ‘died for lack of care’, Radio Free Europe/Radio Liberty (31 maart 2011); Jailed Iranian blogger is grave condition, his father reports, Radio Free Europe/Radio Liberty (30 maart 2011). De behandeling vindt plaats in zogenaamde Triangular Clinics, die ook wel Counselling and Treatment Centre for Behavioural Diseases or Voluntary Counselling, Testing and Care (VCT Care) centers worden genoemd. US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Fourteen killed in Iran prison violence, Reuters (16 maart 2011); Deaths in Iranian prison must be investigated, Amnesty International (17 maart 2011).
Pagina 64 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
3.3.7
augustus 2011
Mishandeling en foltering De Grondwet282 verbiedt elke vorm van foltering ter verkrijging van bekentenissen. In de praktijk wordt hier evenwel niet de hand aan gehouden. Mishandeling en foltering komen op grote schaal voor.283 Hoewel mishandeling en foltering gedurende het gehele strafrechtelijke traject voorkomen, vinden deze het meest plaats tijdens het voorarrest, en dan met name in de niet-officiële detentiecentra.284 Sommige gevangenissen, met name de Evin gevangenis in Teheran, zijn berucht om de gruwelijke en aanhoudende mishandeling van politieke tegenstanders van het bewind.285 Toegepaste methodes door veiligheidsfunctionarissen en gevangenispersoneel zijn onder meer verkrachting, het toedienen van slaag met stokken, kabels en andere voorwerpen op de rug of voetzolen, schoppen, verstikken, het branden met sigaretten, ophanging aan de armen en benen, bedreiging, verbale intimidatie en white torture, in sommige gevallen met de dood tot gevolg.286 Er zijn berichten dat gedetineerden medische zorg of voedsel wordt onthouden om hen te dwingen tot een bekentenis.287 Volgens de wet dienen overheidsfunctionarissen die zich schuldig maken aan marteling, mishandeling of verkrachting te worden vervolgd, maar in de praktijk zal vervolging afhangen van de persoon, zijn functie en connecties. Mogelijk zou vervolging impliciet aangeven dat wantoestanden hebben plaatsgevonden. Zeker verkrachting wordt beschouwd als taboe en het uiten van beschuldigingen op dit terrein is een ernstige zaak. Tot strafvervolging van daders van foltering of mishandeling komt het nauwelijks. Klachten worden door de autoriteiten nagenoeg niet onderzocht en wanneer het wel tot een onderzoek komt, worden de resultaten doorgaans niet bekend gemaakt.288 Lijfstraffen De op de sharia gebaseerde Iraanse wetgeving kent een aantal lijfstraffen, die door de rechter kunnen worden opgelegd bij veroordeling wegens een strafbaar feit. Er is geen informatie bekend over het aantal opgelegde en uitgevoerde lijfstraffen in de verslagperiode. Bestraffing door middel van zweepslagen vindt geregeld plaats; ook amputaties komen voor. In 2010 zijn er dertien amputatiezaken geweest, voornamelijk in de stad Mashhad. Voor een veroordeling tot amputatie zou aan zestien, nog niet nader gespecificeerde voorwaarden moeten worden voldaan. Geseling en amputatie van ledematen zijn sancties die volgens het Iraanse wetboek van Strafrecht kunnen worden opgelegd bij respectievelijk veroordeling voor delicten als het bezit van alcohol289, prostitutie en diefstal.290
282 283 284
285 286
287 288 289 290
Artikel 38 van de Grondwet. US State Department, 2010 Country Reports on Human Practices – Iran (8 april 2011). Volgens niet-bevestigde berichten zouden er naast het bestaande nationale gevangenissysteem ook nog nietofficiële gevangenissen en detentiecentra bestaan, waar mishandeling en foltering worden toegepast ter verkrijging van een bekentenis. US State Department, 2010 Country Reports on Human Practices – Iran (8 april 2011). White torture is langdurige eenzame opsluiting in een ruimte met witte muren en wordt volgens het US State Department geregeld toegepast op politieke gevangen, die doorgaans worden vastgehouden in detentiecentra die buiten het toezichtsveld van de gevangenisautoriteiten vallen, waaronder sectie 209 van de Evin-gevangenis. (US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Iranian whipped in public for drinking alcohol, Reuters (22 december 2010). Zie ook US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Pagina 65 van 103
3.3.8
Verdwijningen Verdwijning van personen komt voor. Verdwijningen in Iran hangen nauw samen met de in paragraaf 3.3.6 besproken detenties in niet-officiële detentiecentra.291 Achteraf, vaak weken later, komt veelal alsnog informatie beschikbaar over de eerder verdwenen personen. Vaak blijken deze personen te zijn gearresteerd en in detentie te verkeren, waarbij doorgaans de detentielocatie, ook voor de gedetineerde zelf, onbekend blijft. In een rapport van de Working Group on Enforced or Involuntary Disappearances aan de VN-Mensenrechtenraad stelde de werkgroep dat zij sinds het begin van haar werkzaamheden eind februari 1980 532 dossiers inzake verdwenen personen, die bij haar aanhangig waren gemaakt, aan de Iraanse regering ter behandeling heeft overgelegd. Vijf dossiers kwamen tot een oplossing op basis van eigen informatie, dertien dossiers konden worden gesloten op basis van informatie afkomstig van de Iraanse overheid, terwijl 514 dossiers niet konden worden afgesloten. In 2004 stemden de Iraanse autoriteiten in met een bezoek van leden van de werkgroep aan Iran. Dit bezoek werd door de Iraanse overheid echter meerdere malen uitgesteld, waardoor nog geen datum is vastgesteld.292
3.3.9
Doodstraf In het Iraanse strafrecht kan voor een groot aantal delicten de doodstraf worden opgelegd, waaronder moord, gewapende roofoverval, straatroof, hoogverraad, verkrachting, overspel, incest, het verrichten van seksuele handelingen tussen personen van gelijke sekse, apostasie,293 spionage, deelname aan een staatsgreep en drugsdelicten.294 Een doodvonnis uitgesproken op basis van de shari’a wetgeving kan in principe niet verjaren. Wel is het mogelijk dat een delict waarop de doodstraf staat, verjaart, indien de betrokkene niet wordt vervolgd of er nog geen vonnis is gewezen. Voor wat betreft executies wordt het steeds moeilijker om exacte cijfers te geven. Verschillende tellingen lopen uiteen. Een groot aantal (400 tot 600) niet individueel gespecificeerde executies in de Vakilabad-gevangenis in de stad Mashhad is niet meegerekend,295 omdat onduidelijk is of rapportages elkaar overlappen. Meer dan de helft van de executies in 2010 betrof drugssmokkel, gevolgd door moord, moharebeh en verkrachting en andere misdaden waarop in Iran de doodstraf staat. Hoewel de Iraanse autoriteiten geen officiële statistieken over het aantal executies verschaffen, gaven zij de executie toe in 2010 van ten minste 252 personen, waaronder vijf vrouwen en een minderjarige.296 Volgens Amnesty International werd er over het jaar 2010 melding gemaakt van ten minste 252
291 292 293
294
295
296
Zie ook US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Report of the Working Group on Enforced or Involuntary Disappearances, A/HRC/16/48 (26 januari 2011). Apostasie wordt niet in het wetboek van Strafrecht vermeld, maar is opgenomen in de sharia. Zie ook paragraaf 3.3.3 ‘Vrijheid van godsdienst en overtuiging. Iran ligt aan een heroïnesmokkelroute vanaf de opiumvelden in het naburige Afghanistan (de voornaamste producent van papaver-opium) naar het westen. Papaver-opium is het voornaamste bestanddeel voor heroïne. (Iran hangs seven convicted drug smugglers, Reuters (3 januari 2011); Iran hangs 12 drug traffickers and kidnappers, Reuters (1 januari 2011). Volgens het Iraanse rechtswezen heeft er in de Iraanse strijd tegen drugs een groot aantal (massa-) executies in Mashhad plaatsgevonden. Het relatief zeer hoge aantal executies in Mashhad is te verklaren, omdat Mashhad op de drugsroute ligt tussen Afghanistan en Iran. Drugssmokkel is in Iran de voornaamste reden voor de doodstraf.(zie ook: Death sentences and executions in 2010 – Iran, Amnesty International (maart 2011). Death sentences and executions in 2010 – Iran, Amnesty International (maart 2011).
Pagina 66 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
executies in Iran.297 Er zouden volgens de Iraanse autoriteiten ten minste 4.000 Afghanen in Iran vastzitten, het merendeel vanwege handel in verdovende middelen.298 Er hebben in 2010 voor zover bekend geen executies door steniging plaatsgevonden. Los van de executies in de stad Mashhad zijn in 2010 in ieder geval twee minderjarigen geëxecuteerd. Het aantal minderjarigen dat zich onder de executies in de stad Mashhad moet hebben bevonden, is niet met zekerheid te geven. Tijdens de verslagperiode was sprake van een sterke toename van het aantal executies.299 Internationale waarnemers meldden al een groot aantal executies begin 2011.300 De International Campaign for Human Rights sprak van een ‘vloed aan executies’. Volgens verschillende bronnen werden in de periode van 1 oktober 2010 – 10 maart 2011 zeker 150 personen geëxecuteerd. Veel van deze executies zijn van officiële Iraanse zijde bevestigd en zijn te vinden in openbare (internet)bronnen. Het overgrote deel van de doodstraffen betrof geen politieke delicten, maar commune misdrijven als drugs, zedendelicten of moordzaken. De doodstrafgolf past in de algehele verharding van de repressie in Iran, sinds het onderdrukken van de democratische beweging na de presidentsverkiezingen van juni 2009.301 Volgens de Iraanse autoriteiten bestaat 80% van de geëxecuteerden uit drugssmokkelaars.302 Er hebben echter ook executies van politieke activisten plaatsgevonden.303 Op 24 januari 2011 werden Jafar Kazemi en Mohammad Ali Haj Aghaei in de Evin-gevangenis geëxecuteerd.304 Zij waren opgepakt en ter dood veroordeeld wegens moharebeh op grond van betrokkenheid bij de Ashuradagdemonstraties van 27 december 2009 en lidmaatschap van de Mojahedin-e Khalgh Organization (MKO). De aanklacht tegen Kazemi en Aghaei omvatte verder de deelname aan post-verkiezingsprotesten, het verspreiden van beelden en banners gerelateerd aan de MKO, het maken van foto’s en films tijdens de onlusten, alsmede het roepen van leuzen ter ondersteuning van de MKO. De executies vonden plaats zonder dat familie of advocaten hiervan op de hoogte waren gesteld.305 Met name ten aanzien van Koerden bestaat de indruk dat zij sneller en strenger berecht worden dan anderen. Veelal is wapenbezit en lidmaatschap van een (verboden) Koerdische groepering onderdeel van de aanklacht. Eind 2010 zouden 297
298 299
300
301 302
303
304 305
Death sentences and executions in 2010 – Iran, Amnesty International (maart 2011). Het 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011) van het US State Department vermeldt ongeveer 312 executies over 2010. Death sentences and executions in 2010 – Iran, Amnesty International (maart 2011). Nobel Laureate Shirin Ebadi and rights groups demand moratorium on executions, International Federation for Human Rights (16 februari 2011); Alarmed at rise in killingsk UN rights chief urges Iran to halt executions, UN News Service (2 februari 2011). Iran: Dramatic wave of executions and death sentences to repress free expression, political opposition and ethnic affiliation, International Federation for Human Rights (6 januari 2011); zie ook Interim report of the SecretaryGeneral on the situation of human rights in Iran, A/HRC/16/75 (14 maart 2011). Volkskrant (20 januari 2011). Op 4 januari 2011 werd een nieuwe Anti-Narcotics Law in Iran van kracht, waarbij de doodstraf werd uitgebreid naar additionele categorieën verdovende middelen. Zo wordt het vervoer, het bezit of handel van 30 gram van crystal meth, net als andere geestverruimende middelen als crack en heroine met één tot vijftien jaar gevangenisstraf bestraft, terwijl meer dan 30 gram wordt bestraft met de doodstraf. Iedere drugsverslaafde wordt aangemerkt als misdadiger, tenzij men een bewijs kan overleggen waaruit blijkt dat men behandeld wordt vanwege zijn/haar verslaving. UN Rights Chief dismayed by Iran executions, AFP (2 februari 2011); Iran hangs two men detained during 2009 unrest, Amnesty International (23 januari 2011). Reuters (24 januari 2011); Trouw (25 januari 2011). Two post-election protestors hanged, International Campaign for Human Rights in Iran (24 januari 2011). Pagina 67 van 103
ten minste zeventien leden van de Koerdische gemeenschap in Iran, onder wie een vrouw, in afwachting zijn van executie na veroordeling wegens politieke misdrijven.306 Allen waren veroordeeld na oneerlijke processen vanwege moharebeh (vijandschap jegens God), omdat zij betrokken zouden zijn (geweest) bij verboden Koerdische oppositiegroeperingen (zoals de Party for a Free Life in Kurdistan – PJAK, of de Marxistische Komala). Sommigen van hen zouden in detentie zijn gefolterd. Ook werd hen toegang tot een advocaat geweigerd.307 Iran executeerde in de verslagperiode een Nederlandse bipatride burger. Op 29 januari 2011 werd de 45-jarige Nederlands-Iraanse vrouw Sahra Baahrami in de Evin-gevangenis in Teheran terechtgesteld. In 2009 werd zij op familiebezoek in Iran eind december gearresteerd. Herhaaldelijke pogingen van Nederlandse zijde tot consulaire steun bleven zonder succes, aangezien Baahrami – net als alle andere bipatriden – door de Iraanse autoriteiten enkel als Iraans burger werd beschouwd.308 De tenuitvoerlegging van de doodstraf geschiedt doorgaans via ophanging, die soms in het openbaar wordt uitgevoerd.309 Hoewel terdoodveroordeelden sinds eind januari 2008 niet meer in het openbaar mogen worden opgehangen zonder uitdrukkelijke toestemming van het hoofd Strafrechtzaken van het ministerie van Justitie, zijn in 2010 volgens Amnesty International ten minste 14 personen publiekelijk opgehangen.310 Een andere bron spreekt over 16 publieke ophangingen. Op 5 januari 2011 vond in Teheran een openbare executie plaats, evenals in de stad Karaj op 24 januari 2011.311 Op 21 april jl. werden vier personen in het openbaar opgehangen in de stad Bandar Abbas. Een deel van de Iraanse bevolking zou niet afkeurend staan ten aanzien van de praktijk van (openbare) executies.312 Volgens Amnesty International voert Iran het gebruik van openbare terechtstellingen aanzienlijk op. Dit jaar zouden al ten minste dertien personen in het openbaar zijn terechtgesteld.313 De circulaire waarmee het hoofd Strafrechtzaken van het ministerie van Justitie (tevens hoofd rechterlijke macht)314 in december 2002 heeft aangedrongen op het opleggen van alternatieve straffen in plaats van steniging, heeft geen wettelijke werking en kan in de praktijk door rechters worden genegeerd.315 Vaak wordt een veroordeling tot steniging op lokaal niveau uitgesproken. In theorie moeten veroordelingen hiertoe in Teheran worden bevestigd, maar dit gebeurt lang niet altijd. Steniging lijkt een overwegend gedecentraliseerde praktijk te zijn. Bovendien
306 307 308
309
310 311
312 313 314 315
Death sentences and executions in 2010, Amnesty International (maart 2011). Death sentences and executions in 2010, Amnesty International (maart 2011). Zie ook het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken van 3 februari 2011 op het verzoek om een brief met feitenrelaas over de zaak Baahrami afkomstig van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, alsmede de brieven van de minister van Buitenlandse Zaken van 3 en 10 februari 2011 op vragen van het lid Pechtold (D66). In Iran vindt tenuitvoerlegging van de doodstraf plaats door ophanging, elektrocutie, steniging, vuurpeloton of methode zoals vastgesteld door de rechter die het vonnis uitspreekt. Indien een specificatie van de wijze van tenuitvoerlegging ontbreekt, vindt tenuitvoerlegging plaats door ophanging. Kruisiging en het duwen in een ravijn zijn als methodes die door de rechter kunnen worden vastgesteld, enigszins in onbruik geraakt. Zie ook US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran ( 8 april 2011). Interim report of the Secretary-General on the situation of human rights in Iran, A/HRC/16/75 van 14 maart 2011. Iranians and the cult of death, Institute for War and Peace Reporting (28 januari 2011). Iran steps up rate of public executions, Reuters (27 april 2011). Zie ook paragraaf 2.1.3. Naar verluidt zou het hoofd van de rechterlijke macht niet de bevoegdheid hebben een dergelijk moratorium op steniging uit te vaardigen. Hij zou hiermee tegen de wet in handelen die steniging nog altijd mogelijk maakt. Steniging blijft ook nog mogelijk, wanneer rechters vanwege hun kennis van het islamitische recht een uitspraak moeten doen in die gevallen waarin leemtes in het gecodificeerde wetgeving bestaan. (Zie US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices - Iran (8 april 2011).
Pagina 68 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
vinden waarschijnlijk ook stenigingen plaats in dorps- of familiekring, die zich onttrekken aan de officiële rechtspraktijk. Eind 2010 zaten voor zover bekend nog ten minste tien vrouwen en vier mannen vast in afwachting van steniging.316 Dit aantal kan in werkelijkheid hoger zijn, aangezien stenigingsvonnissen in Iran niet centraal worden geregistreerd en niet bekend hoeven worden gesteld. Mensen met een vonnis tot steniging blijven gedetineerd. Ook kunnen nog alternatieve straffen worden opgelegd. Ten minste één vrouw (Maryam Ghorbanzadeh) die oorspronkelijk tot steniging was veroordeeld, hangt executie door ophanging boven het hoofd vanwege adultery while married.317 In juni 2010 werd een vrouw, Sakineh Mohammadi Ashtiani, veroordeeld tot steniging wegens overspel. 318 Na een internationale campagne hebben de autoriteiten op 17 januari 2011 te kennen gegeven dat geen steniging zal plaatsvinden, omdat de familie van haar echtgenoot haar vergiffenis schonk. Voor medeplichtigheid bij de moord op haar echtgenoot werd zij tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Dit vonnis werd in hoger beroep op 9 februari 2011 bevestigd.319 Op 1 oktober 2006 lanceerden een aantal Iraanse mensenrechtenverdedigers, advocaten en journalisten (onder wie advocate en winnares van de Mensenrechtentulp in 2009 Shadi Sadr en de journalisten Mahboubeh Abbasgholidzadeh en Asieh Amini) met andere activisten buiten Iran de Stop Stoning Forever Campaign om steniging uit de rechtspraktijk te halen. Hun inspanningen worden door internationale mensenrechtenorganisaties als Amnesty International, en talrijke particulieren over de gehele wereld ondersteund. De campagne staat onder druk in Iran. Activisten en sympathisanten worden geïntimideerd en bedreigd. Sommigen van hen, zoals Asieh Amini, Mahboubeh Abbasgholizadeh en Shadi Sadr, moesten Iran voor hun eigen veiligheid verlaten en wonen thans in ballingschap in het buitenland. Veel advocaten die personen bijstaan in stenigingszaken, worden bedreigd en ontmoedigd ruchtbaarheid te geven aan de bij hen in behandeling zijnde dossiers. Zo werd een andere advocaat in de zaak tegen mevrouw Ashtiani, Javid Houtan Kiyan, in oktober 2010 samen met Ashtiani’s zoon Sajjad Qaderzadeh, aangehouden, toen zij een interview gaven aan twee Duitse journalisten. Deze journalisten die op een toeristenvisum Iran waren binnengekomen, werden eveneens gearresteerd maar na intensief contact tussen Iran en Duitsland weer vrijgelaten. Doodstraf minderjarigen Internationaal is er veel publiciteit rondom de oplegging van de doodstraf aan minderjarigen en het in enkele gevallen ook daadwerkelijk voltrekken van deze vonnissen, zodra betrokkenen 18 jaar zijn geworden. Dit is verboden op grond van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, bij welk Verdrag ook Iran partij is. In 2010 werd minstens één persoon geëxecuteerd voor misdrijven begaan op minderjarige leeftijd.320 Er zijn in de verslagperiode geen jongeren veroordeeld tot de doodstraf op basis van de hodoud-wetgeving. De doodstraf kan jongeren in beginsel worden opgelegd in
316
317 318
319 320
US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011); Death sentences and executions in 2010, Amnesty International (maart 2011). Death sentences and executions in 2010, Amnesty International (maart 2011). Antwoordbrief van 2 november 2010 van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Voordewind over de geplande executie van een Iraanse vrouw. Interim report of the Secretary-General on the situation of human rights in Iran, A/HRC/16/75 (14 maart 2011). Iran, Saudi Arabia, Sudan: End juvenile death penalty, Human Rights Watch (8 oktober 2010). Pagina 69 van 103
qesas- (vergeldings) zaken. Volgens verschillende bronnen wachten ongeveer 130 tot 140 minderjarigen op uitvoering van een terdoodveroordeling. Er bestaat in Iran geen officieel registratiesysteem inzake minderjarige terdoodveroordeelden. Er spelen steeds minder high profile-zaken over (geplande) executies van minderjarigen. Waarschijnlijk betekent dit dat de overheid deze zaken steeds beter aan het zicht van de buitenwereld weet te onttrekken. Er zijn geen aanwijzigingen dat het aantal executies van minderjarigen afneemt. 3.4
Positie van specifieke groepen
3.4.1
Dienstplichtigen/militairen Rekrutering en oproep In Iran worden alle mannen bij het bereiken van de leeftijd van achttien jaar in het kader van de dienstplicht opgeroepen om zich te laten keuren.321 Hiertoe dienen zij zich binnen een maand na het begin van het Iraanse kalenderjaar waarin zij achttien jaar worden, te melden bij de militaire autoriteiten. Via media, zoals kranten of radio en televisie, wordt gemeld dat mannen die geboren zijn in een bepaald jaar, zich moeten melden bij het lokale bureau van dienstplicht. Voor studenten bestaat de mogelijkheid in aanmerking te komen voor uitstel van de dienstplicht. Studenten worden geacht binnen zes maanden na de studie alsnog hun dienstplicht te vervullen. Deze periode kan in de praktijk uitlopen wegens vertraging in de administratieve afhandeling.322 Indien betrokkene zich niet binnen die periode bij de militaire dienstplichtautoriteiten heeft gemeld, wordt hij gezien als dienstplichtontduiker of dienstweigeraar. Iran kent geen vervangende dienstplicht. Gewetensbezwaren worden niet erkend in de Iraanse wetgeving. Volgens artikel 40 van de Armed Forces Penal Law is het ontduiken van de militaire dienstplicht strafbaar met een gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar, of een verlenging van de militaire dienstplicht. Dienstplichtontduikers kunnen voorts te maken krijgen met onthouding van sociale en civiele rechten, waaronder het recht op werk, onderwijs of het opzetten van een eigen bedrijf.323 Het is sinds 21 maart 2001 officieel niet meer mogelijk de militaire dienst af te kopen. Volgens een bron is het afkopen van de dienstplicht binnen Iran pas aan banden gelegd sinds het aantreden van Ahmadinejad als president in 2005. Voor zover bekend is het afkopen van de dienstplicht nog wel mogelijk voor Iraniërs die in het buitenland verblijven. Er is geen mogelijkheid om bij vervulling van de dienstplicht te opteren voor het reguliere leger of de Revolutionaire Garde, tenzij men reeds voor de oproep voor de dienstplicht werkzaam was voor een bepaalde organisatie. In dat geval kan de betreffende organisatie een verzoek tot plaatsing van de dienstplichtige indienen bij het Public Conscription Department wegens de specifieke specialistische achtergrond van de dienstplichtige. Het selectieproces vindt min of meer willekeurig plaats. Hierbij wordt in principe rekening gehouden met het opleidingsniveau en expertise van de dienstplichtige, doch niet op
321 322
323
De Wet Algemene Militaire Dienst uit 1984 is nog van kracht. De wet is inmiddels diverse keren geamendeerd. Dienstplichtigen met een bepaalde studieachtergrond of expertise worden naar verluidt ook wel ingezet bij staatsorganisaties om niet-militaire of deels militaire taken te vervullen. Daarnaast zouden dienstplichtigen civiele functies in het militaire bestel, bij de politie of bij paramilitaire diensten kunnen vervullen. Indien betrokkene zichzelf alsnog aanmeldt voor de militaire dienstplicht, wordt de dienstplichttermijn als strafmaatregel verlengd met drie maanden. Indien betrokkene wordt opgepakt wegens dienstplichtontduiking, is sprake van een verlenging van de dienstplichttermijn met een half jaar.
Pagina 70 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
structurele basis. De totale duur van de dienstplicht bedraagt in principe 18 maanden.324 Het is voor een jongeman in de dienstplichtige leeftijd niet mogelijk Iran te verlaten indien hij de militaire dienstplicht nog niet heeft vervuld, tenzij een borgsom (150.000.000 IRR, hetgeen ongeveer gelijk staat aan 15.000 USD) wordt betaald. Dit laatste is van belang indien betrokkene in het buitenland wil gaan studeren. Na voltooiing van zijn militaire dienstplicht krijgt een afzwaaiende dienstplichtige op basis van zijn identiteitsbewijs en diploma’s die hij bij zijn indiensttreding heeft overgelegd, automatisch een afzwaaikaart.325Aanvraag van een duplicaat van een afzwaaikaart is mogelijk bij verlies. Hieraan zijn overigens wel enige kosten verbonden. Voor een aanvraag in Iran dient men zich te wenden tot de militaire dienstplichtautoriteiten die de afzwaaikaart in eerste instantie hebben afgegeven. Een duplicaat afzwaaikaart kan ook worden aangevraagd bij een Iraanse vertegenwoordiging in het buitenland. In dat geval zal het verlies van de afzwaaikaart moeten worden aangetoond door middel van getuigen. De Iraanse vertegenwoordiging zal de aanvraag voor verdere behandeling doorgeleiden naar het Personal Status Department van het Iraanse ministerie van Buitenlandse Zaken, hetgeen veel tijd in beslag zal nemen. In de praktijk wordt door de aanvrager doorgaans een gevolmachtigde in Iran aangewezen, die de zaak verder afhandelt. Vrijstelling van de vervulling van de militaire dienstplicht kan iemand krijgen, indien hij: de enige zoon is en zijn vader, wanneer de zoon achttien jaar wordt, zestig jaar of ouder is; de zorg draagt voor een gehandicapte vader, moeder, grootvader, grootmoeder, broer of zus; de kostwinner is van een ongetrouwde zus tot de leeftijd van vierentwintig jaar; broer(s) heeft die in militaire dienstplicht is(zijn), maar deze nog niet heeft (hebben) volbracht;326 getrouwd is en een kind heeft (dit geldt alleen in vredestijd); een handicap heeft; ‘mentally ill’ (homoseksueel) is;327 hermafrodiet is; een vader of broer heeft die gesneuveld is in de Iran-Irak-oorlog; hierbij dient ook aan additionele voorwaarden te worden voldaan, waaronder het vereiste dat één van de ouders nog in leven is; student in het buitenland is en de militaire dienst afkoopt. Uit een apart document blijkt dat de persoon in kwestie vrijstelling van de vervulling van de militaire dienstplicht heeft.
3.4.2
Leden van specifieke oppositiebewegingen Duidelijk zichtbare politieke activiteiten gericht op omverwerping van het onder de Geestelijk Leider ressorterende islamitische staatssysteem leveren in Iran
324
325
326
327
Voor (hoog)opgeleide dienstplichtigen en dienstplichtigen die geplaatst worden in oorlogsgebieden dan wel hardship-gebieden, gelden verschillende termijnen die variëren van 14 maanden tot 17 maanden. Degene die zich gedurende de diensttijd heeft misdragen of zich buiten de gestelde termijn heeft aangemeld voor de militaire dienstplicht, krijgt de afzwaaikaart naar verluidt op een later tijdstip bij wijze van strafmaatregel. Zodra de broer of één van de broers zijn militaire dienstplicht heeft volbracht, zal betrokkene alsnog worden opgeroepen voor de militaire dienplicht. Zie ook paragraaf 3.4.4 ‘Homoseksuelen’ . Pagina 71 van 103
strafvervolging op. Vervolging vindt plaats op grond van de artikelen 183-196 van het wetboek van Strafrecht, die ‘moharebeh’ (‘strijd tegen God’) en ‘mofzed fi’l arz’ (‘verderf zaaien op aarde’) strafbaar stellen, en de artikelen 498-512 van het wetboek van Strafrecht die betrekking hebben op misdaden die de staatsveiligheid in gevaar zouden brengen. Zowel leden van gewapende oppositiegroeperingen als personen die deze organisaties ondersteunen, kunnen onder deze artikelen vallen. De straffen die volgens artikel 190 van het wetboek van Strafrecht op deze delicten staan, zijn gevangenisstraf, lijfstraffen of in het zwaarste geval de doodstraf. In januari 2011 bevestigde het Hof van Beroep in Teheran het vonnis van tien jaar gevangenisstraf, alsmede een verbod op deelname aan politieke activiteiten tegen Emad Bahavar, hoofd van de jeugdafdeling van de Freedom Movement of Iran (FMI)/Liberation Movement of Iran (LMI) (Nehzat-e Azadi-e Iran). Deze was in december 2009 gearresteerd op verdenking van lidmaatschap van de FMI/LMI en samenspanning en propaganda tegen het Iraanse bewind.328 Sinds de post-electorale onlusten hebben de Iraanse autoriteiten diverse illegale oppositiegroeperingen beschuldigd van de organisatie van deze ongeregeldheden met als doel het bewerkstelligen van een ‘fluwelen revolutie’. In zijn algemeenheid is sinds de stembusgang op 12 juni 2009 de druk op andersdenkenden en groeperingen die in de ogen van de Iraanse autoriteiten een bedreiging vormen voor het voortbestaan van de Islamitische Republiek Iran, inclusief illegale oppositiegroeperingen, sterk toegenomen. Deze trend zette zich gedurende de verslagperiode voort, waarbij oppositiebewegingen en groeperingen van etnische minderheden, waaronder de MKO en de PJAK, in toenemende mate in verband werden gebracht met eerdere onlusten. 329 Mujahedin-e Khalq Organization MEK/MKO of PMOI (People’s Mujahedin Organization of Iran) De Iraanse autoriteiten zijn uiterst gevoelig voor de activiteiten van de illegale politieke beweging MKO, die nog altijd als staatsvijandig wordt beschouwd. De MKO wordt geleid door Massoud en Maryam Rajavi en maakt deel uit van de National Council of Resistance of Iran (NCRI). De MKO heeft een hoofdkantoor in Frankrijk en heeft enkele duizenden leden. De MKO-propaganda is binnen Iran breed bekend, doch blijkt nauwelijks aan te spreken. De Iraanse autoriteiten kennen de slechte reputatie van de MKO bij de bevolking, die vooral voortkomt uit het feit dat de MKO in de Iran-Irak-oorlog de kant van Irak koos. Gedurende het bewind van wijlen de Iraakse president Saddam Hoessein had de MKO Irak als uitvalsbasis.330 In de verslagperiode hebben voor zover bekend geen gewelddadige activiteiten van de MKO in Iran plaatsgevonden. Wel zijn er niet-gewelddadige activiteiten van de MKO gericht op de beïnvloeding van de publieke opinie en het vergaren van informatie over de situatie in Iran. ‘Gewone’ MKO leden (lager in rang) kunnen voor zover bekend zonder problemen terugkeren naar Iran en kunnen na terugkeer een relatief normaal leven leiden. Iran is naar verluidt bereid om deze ex-MKO-ers uit Irak op te nemen, mits zij zich volgens een bron (openlijk) tegen de MKO keren. MKO-leden die deel uitmaken van het MKO leiderschap (hooggeplaatste MKO-leden) kunnen voor zover bekend niet gemakkelijk terugkeren naar Iran. Het is niet uitgesloten dat zij bij terugkeer zullen worden vervolgd. Vòòr en mogelijk ook direct na terugkeer in Iran vindt screening 328 329 330
Interim report of the Secretary-General on the situation of human rights in Iran, A/HRC/16/75 (14 maart 2011). Zie ook paragraaf 3.3.9 van dit algemeen ambtsbericht. Zie ook de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 15 maart 2011 inzake het verzoek om een update over de situatie rond Kamp Ashraf afkomstig van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken.
Pagina 72 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
van het ex-MKO-lid plaats door de Iraanse autoriteiten. Er zijn geen gevallen bekend van vervolging van teruggekeerde MKO-leden. Tachtig (oud-) MKO’ers zouden op een lijst staan van leidinggevenden die bij terugkeer kunnen worden vervolgd. De namen op deze lijst, die naar verluidt door de Iraanse autoriteiten is opgesteld, zijn niet bekend. Koerdische Democratische Partij van Iran (KDPi) en Komala (Komeleh)(Revolutionary Organisation of the Toilers of Iran) De Koerdische Democratische Partij van Iran (KDPi) en de Komala (Komeleh) zijn verboden partijen, die van buiten Iran worden gecoördineerd. De KDPi zou niet langer gewapend actief zijn in Iran. De beslissing van de KDPi om niet langer wapens in Iran in te zetten dateert van 1980, maar de feitelijke tenuitvoerlegging ging daarna geleidelijk.331 De Iraanse autoriteiten treden hard op tegen deze partijen. Ten aanzien van de structuur van deze partijen is gedurende de verslagperiode geen informatie bekend geworden. Evenmin is informatie bekend over bestaande kampen van deze partijen buiten Iran. Begin november 2010 maakte Iran bekend in de west-Iraanse stad Marivan vier personen te hebben gearresteerd die in opdracht van een in het VK verblijfhoudende commandant van Komala in de afgelopen twee jaar in Iran verschillende moordaanslagen zouden hebben gepleegd. Wapens en geld zouden zij in ontvangst hebben genomen aan de Iraans-Iraakse grens; opdrachten zouden zij in de stad Sulaymaniya, in de Koerdische regio in het noorden van Irak hebben gekregen.332 Party of Free Life of Kurdistan (PJAK) De Iraans-Koerdische groepering (Partiya Jiyana Azad a Kurdistanê (PJAK)– Party of Free Life of Kurdistan) is eind jaren negentig van de vorige eeuw voortgekomen uit niet-gewelddadige studentenbewegingen. In tegenstelling tot de PKK streeft de PJAK niet naar de totstandkoming van een onafhankelijke Koerdische staat, maar naar vervanging van de Iraanse theocratie door een democratische, federale regering met zelfbestuur voor alle etnische minderheden in Iran. De PJAK geeft zelf aan te beschikken over zo’n 3000 gewapende leden die zich met name in de bergachtige grensgebieden (Quandil Mountains) van Iran, Turkije en Irak zouden ophouden. Ook zouden er duizenden sympathisanten zijn. De PJAK zou banden onderhouden met de Turkse PKK. De leider van de PJAK is de in Duitsland woonachtige Abdel Rahman Haj-Ahmadi. Ten aanzien van de structuur van de PJAK of bestaande kampen buiten Iran, is gedurende de verslagperiode geen informatie bekend geworden. Iraanse autoriteiten omschrijven de PJAK als een door de VS gesteunde terroristische organisatie. PJAK is, evenals de Turkse PKK, onderdeel van de Kurdistan Democratic Confederation. Gewapende activiteiten van de PJAK bestaan hoofdzakelijk uit aanslagen op militairen en politieagenten. Het vermoeden bestaat dat deze activiteiten zowel vanuit Iran als vanuit het noorden van Irak worden gecoördineerd. Het is in het verleden regelmatig tot vuurgevechten gekomen tussen de Iraanse Revolutionaire
331
332
Home Office, UK Border Agency, Country of Origin Information Report – Iran (26 January 2010); KDPi-website (www.Kurdistanmedia.com/fars/mind/index/php). Iran claims arrest of U.K.-linked assassins, Global Insight, Country Intelligence-Analysis (4 november 2010); Iran arrests ‘UK-linked terrorists’, Reuters (4 november 2010). Pagina 73 van 103
Garde en de PJAK, met name in de noordelijke gedeelten van de vier provincies grenzend aan Irak. Daarbij werden aan beide kanten doden en gewonden gemeld. Volgens persberichten van de PJAK zijn begin oktober 2010 in de Shaho regio drie leden van de Iraanse Revolutionaire Garde omgekomen.333 Later in oktober 2010 zouden in het Hewraman district nog eens twee Iraanse militairen bij een dergelijke confrontatie om het leven zijn gekomen.334 De PJAK heeft op 19 oktober 2010 een eenzijdige vredesverklaring afgegeven.335 Voorwaarden die de PJAK stelt aan een permanente vrede, zijn onder andere beëindiging van de Iraanse militaire operaties in Oost-Koerdistan, het recht op onderwijs in de moedertaal, vrijheid van meningsuiting en partijaanhang, de vrijlating van politieke gevangenen en de afschaffing van de doodstraf. In reactie op de executie van Hossein Khezri heeft de PJAK echter aangekondigd met een tegenactie te zullen komen.336 Hizb al-Wifaq (Lejnet al-Wefaq, Verzoeningscommittee) Deze Iraans-Arabische partij is verboden. Lidmaatschap en/of ondersteuning van deze groepering wordt bestreden door de Iraanse overheid. Monarchisten en communisten Monarchistische en communistische bewegingen zoals Derafsh-e Kaviani, Tudeh en Fedayeen Aghaliyat zijn zeer klein van omvang en hebben de laatste jaren geen zichtbare activiteiten verricht. Het betreft hooguit enkele individuen die weinig organisatorische samenhang vertonen. Personen met een dergelijke sympathie worden derhalve niet in dezelfde mate als een bedreiging gezien als de MKO. De Iraanse autoriteiten richten hun aandacht vooral op sterke groeperingen en bewegingen. De monarchisten streven naar herstel van de monarchie in Iran in de persoon van Reza Pahlavi, zoon van wijlen de afgezette Shah Mohammed Reza Pahlavi. Reza Pahlavi, die in de VS woont, wordt niet verondersteld over een grote aanhang in Iran te beschikken. Het is in het algemeen van monarchisten niet bekend dat zij betrokken zouden zijn bij gewapende aanvallen in Iran. In plaats daarvan richten zij zich veelal op satelliettelevisie en radio-uitzendingen in Iran vanuit stations buiten Iran.
3.4.3
Etnische groepen Iran is een lappendeken van etnische minderheden (aghaliyat).337 De Perzisch sprekende Iraniërs maken minder dan de helft van de bevolking uit. Er zijn in Iran nauwelijks bewegingen van enige betekenis die afscheiding nastreven uit het
333 334 335
336
337
www.pjak.org. www.pjak.org. Once more the Iranian Free Life Party of Kurdistan PJAK showed willingness for peaceful solution, Kurdnet op www.ekurd.net (28 oktober 2010) PJAK calls for strong response to Iranian executions, Firat News Agency (18 januari 2011); zie ook paragraaf 3.4.7 van dit algemeen ambtsbericht.. ‘West Azerbaijan (Azeri & Kurdish); East Azerbaijan (Azeri); Ardabil (Azeri); Sistan and Baluchistan (Baluch); Golestan (Turkman); North Khorasan (Kurdish, Turkman); Khuzestan (Arab, Lor); Chehar Mahal and Bakhtiyari (Lor); Kohkiloye and Bayer Ahmad (Lor); Lorestan (Lor); Elam (Lor, Kurdish); Kermanshah (Kurdish); Kurdistan (Kurdish & Azeri); Zanjan (Azeri)’ (Uit: Seeking justice and an end to neglect: Iran’s minorities today, Minority Rights Group International (februari 2011).
Pagina 74 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
staatsverband van de Islamitische Republiek.338 Etnische minderheden worden door de autoriteiten geaccepteerd zolang zij de islamitische staat en zijn superioriteit erkennen. Volgens de Iraanse autoriteiten wordt niet gediscrimineerd op basis van ras. Gedurende de verslagperiode deden zich geen nieuwe, relevante veranderingen voor in de positie van de etnische minderheden in Iran. Ondanks de grondwettelijke rechten van de etnische minderheden, was er in de praktijk nog steeds sprake van (politieke en economische) discriminatie en onderdrukking van de culturele rechten.339 Volgens verschillende bronnen vindt geen medische discriminatie van etnische minderheden plaats in Iran. Wel zijn gevallen bekend van ontzegging van medische zorg in gevangenissen, maar dit lijkt zich niet specifiek op etnische minderheden te richten. Arabieren De Arabische Iraniërs worden ook wel Ahwazi genoemd en maken met twee tot drie miljoen personen tussen de 3 en 4,5 procent van de Iraanse bevolking uit. Zij bewonen de streek met de grootste oliereserves in de provincie Khuzestan340 in het zuidwesten van Iran, die grenst aan Irak.341 De meeste Ahwazi zijn sjiitische moslim, hoewel sommigen naar verluidt zijn overgegaan naar de soennitische islam.342 De Ahwazi voelen zich op sociaal en economisch gebied achtergesteld door de regering.343 Ook zouden zij niet voldoende mogelijkheid hebben hun eigen taal en cultuur te beleven.344 Als gevolg van jaren van verwaarlozing en onderontwikkeling heeft de provincie Khuzestan te maken met meer analfabetisme, een lagere levensverwachting en hogere werkeloosheid dan de rest van Iran.345 Amnesty International heeft de Iraakse regering dringend verzocht niet over te gaan tot het gedwongen terugsturen van Ahwazi naar Iran, omdat zij bij terugkeer bloot gesteld zouden kunnen worden aan martelingen en andere mensenrechtenschendingen. Twee erkende Ahwazi vluchtelingen, Shahhed Abdulhussain Abbas Allami en Saleh Jasim Mohammed Al-Hamid, zitten naar verluidt nog vast in een gevangenis in Basra. Een derde Ahwazi werd overgedragen aan Iraanse functionarissen in Irak.346 Drie andere Ahwazi, Zeydan Abbas, Haydar Abbas en Jabran Jemah Abbas, uit één familie, zouden volgens Amnesty International in gevaar verkeren. Zij zouden op last van de Iraanse regering momenteel vastzitten in de gevangenis in Al-Amara in Irak, omdat hun vader een Iraanse politieke activist is, die thans in ballingschap leeft. Hun jongere broer en zuster, Walid Jemah Abbas en Nasren Jemah Abbas, beiden nog geen achttien jaar, zouden inmiddels door Irak aan Iraanse functionarissen in Irak zijn overgedragen. Over hun lot bestaat geen informatie.347 Begin april 2011 hebben Iran en Irak een samenwerkingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan beide landen veroordeelde gevangenen kunnen overdragen of uitwisselen.348 338 339 340 341 342 343
344 345
346 347 348
‘Iran: Fragmented opposition poses little threat’, Oxford Analytica (12 mei 2008). US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Ahwaz in het Arabisch. US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Iraq urged to stop deportation of Iranian Ahwazi refugees, Amnesty International (14 januari 2011). The hidden side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, International Federation for Human Rigths (FIDH), nr.545a (oktober 2010). US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Seeking justice and an end to neglect: Iran’s minorities today, Minority Rights Group International (februari 2011). Iraq urged to stop deportation of Iranian Ahwazi refugees, Amnesty International (14 januari 2011). Iraq urged to stop deportation of Iranian Ahwazi refugees, Amnesty International (14 januari 2011) Iraq urged to stop deportation of Iranian Ahwazi refugees, Amnesty International (14 januari 2011); Iran, Iraq sign extradition accord, Reuters (25 april 2011). Pagina 75 van 103
Azeri De Turks sprekende Azeri’s zijn in aantal de tweede etnische groep in Iran en zijn veelal woonachtig in het noordwesten van Iran. Ook in Teheran wonen veel Azeri’s. Geestelijk Leider Khamenei is zelf Azeri. Azeri’s zijn voor het overgrote deel sjiiet en voegen zich naadloos in de Islamitische Republiek. Zij zijn goed vertegenwoordigd in de politieke, militaire en commerciële elite van het land. Niettemin bestaat een gevoel van culturele achterstelling ten opzichte van de Perzische bevolking.349 Ook zouden Azeri’s sociale, economische en politieke marginalisering ervaren.350 Er is een beweging die opkomt voor de culturele rechten van de Azeri’s. Er is een radiozender en er zijn Azeri-kranten. In Iran is er van een afscheidingsbeweging geen sprake. Vanuit Bakoe, de hoofdstad van Azerbeidjan, wordt geageerd tegen Iran en wordt het voorgesteld als zouden veel Azeri’s zelfstandigheid of aansluiting bij Azerbeidzjan verwelkomen. Vanuit Iran kan dit allerminst worden bevestigd. Op 2 april 2011 werden tijdens vreedzame betogingen in de steden Tabriz en Oromieh zo’n honderd Azeri’s opgepakt. De meesten van hen werden later weer vrijgelaten. Over het lot van ten minste vijf demonstranten is niets bekend. De demonstranten betoogden voor het behoud van het Oromieh Meer, dat als gevolg van het bouwen van stuwdammen in de het meer voedende rivieren, dreigt te verdrogen.351 Baluchi Met de Arabieren behoren de aan de Pakistaans-Afghaanse grens wonende, veelal soennitische, Baluchi tot het armste deel van de bevolking.352 Jarenlange infrastructurele verwaarlozing, lage levensstandaard, armoede en beperkingen op beleving van eigen taal en cultuur dragen bij tot grote ontevredenheid in het gebied.353 De zuidoostelijke provincie Sistan-Baluchestan staat bekend om tribale onlusten en als belangrijk doorvoergebied van drugs van Pakistan en Afghanistan naar West-Europa en elders. Iraanse veiligheidsdiensten zijn, onder meer als bestrijders van de drugssmokkel, bijzonder sterk vertegenwoordigd in de regio. Geregeld vindt een gewapend treffen plaats tussen leger en politie met drugshandelaars en – smokkelaars, waarbij aan beide zijden slachtoffers vallen.354 Er vinden aanslagen en ontvoeringen plaats die worden toegeschreven aan de extremistisch- soennitische groepering People’s Resistance Movement of Iran (PRMI), beter bekend als Jundallah (‘Allah’s Soldaten’) (voluit: Jonbesh-e Moqavemat-e Mardom-e Iran). Ook gedurende de verslagperiode hebben zich gewelddadigheden voorgedaan in de regio. Op 18 september 2010 berichtte de Iraanse media over de gijzeling van vijf soldaten en een bankier door Jundallah tussen de steden Iranshahr en Chabahar. Deze groepering zou onder dreiging alle gegijzelden om te brengen, de vrijlating van gevangengenomen Jundallah-aanhangers door de Iraanse autoriteiten hebben 349
350
351 352
353
354
Azeri’s zouden etnische en linguïstische discriminatie ervaren, te meer daar onderwijs in het Azeri-Turks niet is toegestaan. US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices - Iran, 8 april 2011; zie ook The Hidden Side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, International Federation for Human Rights, nr. 545a (oktober 2010). Seeking justice and an end to neglect: Iran’s minorities today, Minority Rights Group International (februari 2011). Azerbaijanis arrested in lake protests, Amnesty International (4 april 2011). The Hidden Side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, International Federation for Human Rights, 545a (oktober 2010); Seeking justice and an end to neglect: Iran’s minorities today, Minority Rights Group International (februari 2011). Seeking justice and an end to neglect: Iran’s minorities today, Minority Rights Group International (februari 2011). Gunmen kill three Iranian police officers, Reuters (7 oktober 2010).
Pagina 76 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
geëist. Bij een reddingsactie door de Revolutionaire Garde kwamen drie gijzelnemers en één gijzelaar om het leven.355 Op 3 november 2010 werd Jundallah aan de Amerikaanse lijst van internationale terroristische organisaties toegevoegd.356 Dit houdt in dat Amerikaanse burgers en bedrijven geen materiële of financiële steun aan Jundallah mogen geven. Tevens is het hiermee onmogelijk geworden voor Jundallah om eigendommen of financiële tegoeden aan te houden in de VS. De plaatsing op de Amerikaanse lijst van terroristische organisaties werd door Iran verwelkomd. Desondanks blijft de Iraanse overheid wijzen op vermeende Britse en Amerikaanse steun aan Jundallah. Koerden De Koerdische bevolking van Iran telt ongeveer 4,5 miljoen personen (op een totaal van 69 miljoen personen voor geheel Iran). Zij wonen voornamelijk in het westen en noordwesten van het land, met name in de provincies Ilam, Kermanshah, Kordistan, West-Azerbeidjan en een kleine groep in Noord-Khorasan in het noordoosten van Iran. Zij spreken Kurmanji of Surani dialecten van de Koerdische taal. De meerderheid van de Koerden in Iran (ongeveer 70%) is soenitisch moslim, 20% is sjiitisch moslim, 10% behoort tot een soefi-orde, de Ahl-e Haqq, met wortels in het zoroastrisme.357 Hoewel de Iraanse Koerden over het algemeen uitdrukking kunnen geven aan hun cultuur in de vorm van kleding en muziek, en ook de Koerdische taal in sommige radio-uitzendingen en publicaties mag worden gebruikt, ondergaat de Koerdische minderheid in Iran een diep gewortelde discriminatie, met name op het gebied van huisvesting, onderwijs en werkgelegenheid.358 Gedurende de verslagperiode waren er berichten over vervolging van Koerdische activisten in verband met terroristische activiteiten en banden met oppositiebewegingen in relatie tot eerdere ongeregeldheden.359 Volgens rapporten van Amnesty International arresteren Iraanse autoriteiten op grote schaal sympathisanten van Koerdische oppositiepartijen en mensenrechtenorganisaties. In de verslagperiode is van ten minste negen Koerden bekend dat zij zijn gearresteerd in verband met ‘activistische activiteiten’ of ‘deelname aan illegale politieke partijen’. Minstens vijf Koerden zijn veroordeeld tot gevangenisstraf voor periodes variërend tussen de zes maanden en zevenenhalf jaar.360 Redenen voor veroordeling omvatten collaborating with anti-regime groups (onder andere Democratic Party of Iranian Kurdistan, Kurdistan Human Rights Agency), spionage en anti-regime propaganda. Oprichter van de Human Rights Organization of Kurdistan (HROK), Mohammad Sadegh Kaboudvand, zit al sinds enkele jaren zijn elfjarige gevangenisstraf uit. Het is niet bekend hoeveel Koerdische politieke gevangenen er momenteel in totaal zijn.
355 356
357 358
359 360
Hostage, three gunman die in Iran kidnap rescue, AFP (18 september 2010). U.S. puts Iran Sunni rebel group on terror list, Reuters (3 november 2010); US sides with Iran in denouncing rebel group, www.boston.com (3 november 2010); Iran-United States: U.S. puts Iranian Baluchi group Jundallah on terror list, Global Insight, Country Intelligence-Analysis (4 november 2010); US labels Iran’s Jundallah as terrorist group, AFP (3 november 2010). Zie ook paragraaf 3.3.3 ‘Vrijheid van godsdienst en overtuiging. The Hidden Side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, International Federation for Human Rights, nr. 545a (oktober 2010); Zie ook Operational Guidance Note – Iran, UK Border Agency, Home Office (15 maart 2011). Feared execution of Iranian Kurdish man, additional information, Amnesty International (20 januari 2011). Deze aantallen zijn de arrestaties/veroordelingen die een goedgeinformeerde bron op basis van openbare bronnen heeft geteld. Aangezien de autoriteiten media-aandacht in veel gevallen vermijden, kan het werkelijke aantal zeker hoger liggen. Pagina 77 van 103
Er waren in de verslagperiode voor zover bekend in totaal 16 Koerdische mannen en twee Koerdische vrouwen, die ter dood waren veroordeeld of tegen wie de doodstraf was geëist in verband met activiteiten voor gewapende groepen.361 Het Kurdish Human Rights Project maakt melding van ten minste zeventien Koerdische politieke gevangenen die bedreigd worden met de doodstraf.362 Naar verluidt zou op 27 januari 2011 de Koerdische Farhad Tarom zijn geëxecuteerd vanwege zijn vermeende lidmaatschap van de Democratic Party of Iranian Kurdistan.363 De Koerdische rechtenstudent Habibollah Latifi die in 2007 in het westen van Iran werd gearresteerd onder verdenking van activiteiten voor anti-revolutionaire groepen, werd in 2008 ter dood veroordeeld wegens moharebeh (vijandschap tegen God) en betrokkenheid bij illegale activiteiten van de gewapende Koerdische onafhankelijkheidspartij Party of Free Life of Kurdistan (PJAK). Volgens Amnesty International heeft Latifi geen eerlijk proces gehad. Zo is hij achter gesloten deuren berecht, mocht zijn advocaat hem niet bijstaan in de rechtszaal en kreeg ook zijn familie geen kans om bij het proces aanwezig te zijn. De voltrekking van het doodvonnis werd op 26 december 2010 op het laatste moment aangehouden voor nader beraad.364 Volgens de website Human Rights Activists News Agency werd het doodvonnis tegen drie andere Koerden (Iraj Mohamadi, Ahmad Pouladkhan en Mohamad Amin Aghoshi) op 27 december 2010 vernietigd. Amnesty International maakte zich zorgen over het lot van de Koerd Hossein Khezri, over wie de vrees bestond dat hij op 15 januari 2011 in het noordwesten van Iran was geëxecuteerd na zijn veroordeling wegens moharebeh (vijandschap tegen God) in verband met zijn lidmaatschap van PJAK. De voltrekking van zijn vonnis zou inmiddels hebben plaatsgevonden. De Iraanse autoriteiten deelden mee dat een PJAK lid op 15 januari 2011 was veroordeeld zonder verdere naamsaanduiding.365 Zorgen bestaan er ook over het lot van Zeynab Jalalian, een Koerdische vrouw, die eveneens op dezelfde gronden ter dood is veroordeeld. Haar lichamelijke gesteldheid zou erg slecht zijn vanwege foltering en mishandeling in de gevangenis.366 In de verslagperiode vonden geregeld gevechten plaats tussen Koerdische guerilla’s en Iraanse veiligheidstroepen, waarbij aan beide zijden doden en gewonden vielen.367 Op 19 februari 2011 zijn volgens berichten van het Iraanse persbureau Fars twee politieagenten om het leven gekomen en twee gewond geraakt bij een
361
362
363
364
365
366 367
Political prisoner faces imminent execution, Additional information, Amnesty International (24 december 2010); Seeking justice and an end to neglect: Iran’s minorities today, Minority Rights Group International (februari 2011). Zie ook paragraaf 3.3.9 van dit algemeen ambtsbericht. Submission and list of issues to be taken up in connection with the consideration of Iran’s third period report concerning the rights covered by the international convenant on civil and political rights, Kurdish Human Rights Project (1 december 2010). Zie ook lijst van 3 januari 2011 op http://supportkurds.org/sks/iran/. Iranian Kurdistan: Execution of another political prisoner, Unrepresented Nations and Peoples Organization (28 januari 2011) (link via: http://www.unpo.org/article/12189). Reuters (26 december 2010); www.nrc.nl/news van 24 december 2010; Execution of political prisoner postponed, Amnesty International (7 januari 2011); Iran: Rescind execution order for Kurdish student, Human Rights Watch (29 december 2010). Feared execution of Iranian Kurdish man: Hossein Khezri, Amnesty International (20 januari 2011); volgens de International Federation for Human Rights in haar uitgave The Hidden Side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, no. 545a (oktober 2010) zitten er thans ten minste twintig Koerdische politieke gevangenen in de dodencel te wachten op executie van hun vonnis. Feared execution of Iranian Kurdish man: Hossein Khezri, Amnesty International (20 januari 2011); Anti-terrorist operation took place in Iraq, Reuters (1 oktober 2010); Gunfire at police car kills five Iranians, Reuters (7 oktober 2010); Iran: Five dead in clashes in Iran’s Kordestan Province, Global Insight, Country Intelligence-Analysis (8 oktober 2010); Iran forces kill three people in clashes in west, Reuters (10 maart 2011).
Pagina 78 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
aanval van terroristen in west Kordestan. Verdere details zijn niet bekend.368 Op 4 maart 2011 zijn vier boswachters omgekomen in de provincie Kordestan, in een door de autoriteiten als ‘door anti-revolutionaire krachten uitgevoerde terroristische aanval’, bestempelde actie. Verdere details ontbreken.369 Op 25 maart 2011 werden bij aanvallen op de politie in de stad Sanandaj twee agenten gedood en raakten drie andere personen gewond.370 Vier grenswachten verloren het leven en vijf anderen raakten gewond toen een handgranaat in het politiebureau in de stad Marivan werd geworpen.371 Het officiële Iraanse persagentschap IRNA berichtte op 5 april 2011, dat veiligheidstroepen in een huis in de stad Sanandaj een onbekend aantal leden van een rebellengroepering hebben gearresteerd. Daarbij werden wapens en explosieven in beslag genomen.372
3.4.4
Homoseksuelen Wetgeving Homoseksuele geaardheid op zich is in Iran niet strafbaar. Openlijke seksuele handelingen tussen mensen van hetzelfde geslacht zijn ingevolge artikel 111 van de Islamic Penal Code wel strafbaar 373 en kunnen volgens de wet worden bestraft met maximaal de doodstraf.374 Sodomie, dat wil zeggen geslachtsverkeer tussen twee mannen (lavat) of tussen twee vrouwen (mosaheqeh) kan worden bestraft met de dood, indien beide partijen mature, of sound mind and free will zijn. Bewijs van sodomie kan worden geleverd door either four confessions from the accused, the testimony of four righteous men who witnessed the act, or through the knowledge of a Shari’a judge derived through customary methods.375 Indien de aangeklaagde berouw heeft voordat de getuigen een verklaring afleggen, dan wordt volgens de wet de doodstraf ongedaan gemaakt.376 Homoseksuele personen worden in Iran niet onderworpen aan systematische vervolging door de autoriteiten. Over het algemeen, indien men een laag profiel behoudt, is het volgens bronnen mogelijk om als homoseksueel vrij in Iran te bewegen. De overheid voert geen actief vervolgingsbeleid van homoseksuelen, niet in de laatste plaats omdat homoseksualiteit, aldus de Iraanse autoriteiten, in Iran niet voorkomt. Het valt echter niet uit te sluiten dat, indien aangifte wordt gedaan van homoseksuele handelingen, er zware straffen gelden (zie hierboven). Voor zover 368 369 370 371 372 373
374
375 376
Two Iranian policemen slain in ambush, AFP (20 februari 2011). ‘Terrorists’ kill four Iran forest guards, AFP (5 maart 2011). Two Iranian policemen killed in Kurdistan shootings, Reuters (25 maart 2011). Reuters (3 april 2011). Reuters (5 april 2011). Strafmaat seksuele handelingen tussen mannen:in geval van seksuele handelingen (volgens de wet geïnterpreteerd als sexual intercourse with a male, whether there is entry or rubbing of genitals) tussen twee (volgens de islamitische wet) volwassen en mentaal gezonde mannen die uit vrije wil gehandeld hebben, geldt voor beide mannen de doodstraf (artikel 111);in geval van seksuele handelingen tussen een mentaal gezonde volwassen man en een (volgens de islamitische wet) minderjarige waarbij deze laatste niet gedwongen is, is de straf voor ‘de actieve man’ de doodstraf en voor de minderjarige 74 zweepslagen (artikel 112);in geval van seksuele handelingen tussen twee (volgens de islamitische wet) minderjarigen, waarbij geen sprake is van dwang, is de straf voor beide minderjarigen 74 zweepslagen (artikel 113). Hoewel juridisch gezien de straf voor een minderjarige, passieve deelnemer aan (vaak gedwongen) homoseksuele handelingen 74 zweepslagen is, is de strafmaat in de praktijk volgens een bron vaak hoger. Strafmaat seksuele handelingen tussen vrouwen: in geval van seksuele handelingen tussen twee (volgens de islamitische wet) volwassen en mentaal gezonde vrouwen die uit vrije wil hebben gehandeld, geldt voor beide vrouwen een straf van 100 zweepslagen (artikel 129). In geval van herhaling, is de strafmaat bij de vierde veroordeling (gegeven dat de betrokken perso(o)n(en) drie maal eerder is/zijn veroordeeld en bovenstaande strafmaat drie maal eerder is toegepast) de doodstraf (artikel 131). US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011); Iran: We are a buried generation: discrimination and violence against sexual minorities in Iran; Human Rights Watch (15 december 2010). Artikelen 114 tot 126 wetboek van Strafrecht, die handelen over ways of proving sodomy in court. Artikel 125 wetboek van Strafrecht. Pagina 79 van 103
bekend leidt een (toegeschreven) homoseksuele geaardheid van een persoon in de praktijk niet tot onevenredige of discriminatoire bestraffing of tenuitvoerlegging van een straf, die wordt opgelegd bij (strafrechtelijke) vervolging wegens een commuun delict. Praktijkincidenten Strafrechtelijke vervolging en/of veroordeling enkel en alleen op grond van homoseksuele handelingen vindt plaats. In de verslagperiode waren drie afzonderlijke gevallen bekend, waarbij sprake was van veroordeling tot de doodstraf van drie minderjarige mannen wegens sodomie. Ten aanzien van de zaak van Mahdi Pooran heeft de Hoge Raad de doodstraf ingetrokken en terugverwezen naar de rechtbank van eerste aanleg. De uitspraak van de rechtbank is nog niet bekend. De doodstraf van Mohsen Ghabraaie is door de Hoge Raad bekrachtigd, waarna de zaak voor uitvoering is doorverwezen naar de Judgement Enforcement Department. Volgens een bron is de kans groot dat de doodstraf uiteindelijk zal worden omgezet in een gevangenisstraf op basis van de Regulation on the Pardon and Alternative Punishments. Ten aanzien van de zaak van Nemat Safavi is bekend dat de Hoge Raad de doodstraf heeft vernietigd en de zaak voor verdere inhoudelijke behandeling heeft teruggestuurd naar een andere competente rechtbank. Daarnaast is er ook nog de zaak tegen Ebrahim Hamidi en Ehsan Rangraz Tabatabaaie die in juli 2010 door een rechtbank in de noordwestelijke stad Tabriz ter dood werden veroordeeld wegens forcible sodomy (lavat beh onf) op minderjarige leeftijd.377 Human Rights Watch heeft kennis van ten minste nog vier zaken van personen die ter dood zijn veroordeeld wegens verkrachting (lavat beh onf) en die geëxecuteerd dreigen te worden.378 Er waren gedurende de verslagperiode geen gevallen bekend van executie enkel op basis van een veroordeling wegens homoseksuele handelingen. Het is over het algemeen lastig te bepalen of iemand wegens homoseksualiteit (ter dood) is veroordeeld. Hiervoor is een aantal redenen aan te voeren. Zo vinden juridische processen vaak achter gesloten deuren plaats, proberen de Iraanse autoriteiten publiciteit rondom veroordelingen (met name doodstraf) zoveel mogelijk te voorkomen, en worden geregeld andere beschuldigingen aangehaald op basis waarvan iemand ter dood veroordeeld kan worden.379 Nieuwe gevallen van vervolging van homoseksualiteit in Iran sinds oktober 2010 zijn niet bekend.380 Arrestaties tijdens invallen op feesten biedt de politie de gelegenheid aanklachten tegen onder andere homoseksuelen te formuleren wegens alcoholgebruik, samenzijn van niet-gehuwde mannen en vrouwen, bezit van ongeoorloofde muziek of dansen. Op basis van deze aanklachten komt het doorgaans tot een rechtszaak. In de meeste gevallen worden (voorwaardelijke) geldboetes, gevangenisstraffen en/of lijfstraffen opgelegd. In veel gevallen worden dergelijke straffen echter afgekocht.381 Er zijn geen aanwijzingen dat deze invallen specifiek te maken hebben met de aanwezigheid van homoseksuelen.
377
378
379
380 381
Iran: We are a buried generation: Discrimination and violence against sexual minorities in Iran, Human Rights Watch (15 december 2010); zie ook Interim report of the Secretary-General on the situation of human rights in Iran, A/HRC/16/75 (14 maart 2011). Iran: We are a buried generation: discrimination and violence against sexual minorities in Iran, Human Rights Watch (15 december 2010). We are a buried generation; discrimination and violence against sexual minorities in Iran, Human Rights Watch (15 december 2010); Operational Guidance Note – Iran, UK Border Agency, Home Office (15 maart 2011). Switzerland to expel gay Iranian after drug conviction, AFP (14 februari 2011). Iran: We are a buried generation: Discriminatiion and violence against sexual minorities in Iran, Human Rights Watch (15 december 2010).
Pagina 80 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
De incidenten waarbij homoseksuelen betrokken zijn, lijken deels uitvloeisel te zijn van de islamitische zedelijkheidscampagne van de nationale overheid.382 Arrestaties vinden plaats, omdat men zich in het openbaar niet kleedt of gedraagt volgens de islamitische gebruiken, of alleen maar omdat men na twaalf uur ’s nachts alleen op straat is. Een zonnebril op het hoofd of een (te) kort T-shirt kan aanleiding geven om te worden aangehouden. In verband met ‘verkeerde’ kleding zijn homoseksuelen en vrouwen steeds vaker het slachtoffer van de zedenpolitie (Niruha-ye Mofased-e Ejtema’i). De meesten onder hen passen hun kleding daarom aan. Er zijn in Iran voor zover bekend geen maatschappelijke organisaties die (specifiek en openlijk) de belangen van homoseksuelen, biseksuelen en transgenders behartigen. Wel zijn er individuen die zich hard maken voor de rechten van deze personen. Homoseksualiteit in de sociale omgeving Homoseksualiteit is in het openbare leven in Iran een taboe, zoals in veel islamitische landen. Homoseksuele mannen en vrouwen kunnen niet vrijelijk voor hun geaardheid uitkomen. Bij sollicitaties wordt niet gevraagd naar de seksuele geaardheid; het tonen van de identiteitskaart volstaat. Specifieke en recente gevallen van discriminatie van homoseksuelen door de autoriteiten en/of medeburgers zijn niet bekend. Homoseksualiteit kan tot problemen leiden in de sociale omgeving, met name binnen de familie en de directe vriendenkring.383 Openlijke homoseksualiteit wordt zelden geaccepteerd. Problemen zouden meer voorkomen in de armere wijken van Teheran, in kleine steden en op het platteland. Het komt in de grote steden wel voor dat homoseksuelen samenwonen, niet openlijk, maar als ‘twee vrienden die in hetzelfde huis wonen’. In de verslagperiode waren geen gevallen van eerwraak van de zijde van de familie wegens homoseksualiteit bekend. Overigens komt volgens een bron eerwraak in relatie tot homoseksualiteit niet veel voor in Iran. Wel komt in geval van homoseksualiteit verstoting door de familie voor. Er zijn in Iran parken en andere ontmoetingsplaatsen waarvan bekend is dat homoseksuelen elkaar kunnen ontmoeten (de zogenaamde cruising area’s). Er was gedurende de verslagperiode sprake van toezicht door autoriteiten in de zogenaamde ‘cruising area’s’. Intimidatie en ondervraging van homoseksuelen in cruising area’s vond plaats.384 Bijeenkomsten van homoseksuelen vonden in toenemende mate plaats op privé-locaties. Ook via internet (internationale websites) en sociale media als Facebook kunnen homoseksuelen met elkaar communiceren. Het kan voorkomen dat telefoons (vast en mobiel) worden afgetapt en dat de politie bijhoudt wie zich toegang tracht te verschaffen tot homoseksueel beeldmateriaal via internet of mobiele telefoons. Er wordt op grote schaal gecontroleerd wie welke sites op internet bezoekt. Ook correspondentie via e-mails wordt gecontroleerd.
382
383
384
Iran: We are a buried generation: discrimination and violence against sexual minorities in Iran, Human Rights Watch (15 december 2010). Iran: We are a buried generation: Discrimination and violence against sexual minorities in Iran, Human Rights Watch (15 december 2010). Iran: We are a buried generation: discrimination and violence against sexual minorities in Iran, Human Rights Watch (15 december 2010). Pagina 81 van 103
De autoriteiten ontkennen het bestaan van homoseksualiteit. In de Iraanse media worden homoseksuelen, biseksuelen en transgenders over het algemeen negatief geportretteerd. Militaire dienstplicht Indien een persoon kan aantonen dat hij ‘geestesziek’ is, kan hij vrijstelling voor de vervulling van de militaire dienstplicht verkrijgen. Een keuringsarts (vaak samen met een psycholoog) stelt vast of de persoon in kwestie ‘mentally ill’ is.385 Alleen onder die noemer kan een homoseksuele man vrijstelling van de militaire dienstplicht verkrijgen. Homoseksualiteit op zich vormt geen grond voor vrijstelling. De reden ‘mentally ill’ wordt vervolgens op een kaart aangetekend, waarbij het voor de lezer helder is dat het in werkelijkheid gaat om homoseksualiteit. De familie van de betrokken persoon is dan ook op de hoogte van de reden van vrijstelling van militaire dienstplicht. Volgens geraadpleegde bronnen zullen niet veel jongeren om die reden van deze mogelijkheid gebruik maken. Omdat men bij sollicitatie bij overheid of bedrijfsleven een dergelijke kaart moet laten zien, is uitzicht op een baan bij de overheid of bij een groot bedrijf vrijwel uitgesloten. Hoewel officieel een afwijzende reactie bij een sollicitatie hier niets mee te maken heeft, is het officieus wel duidelijk dat dit verband houdt met de homoseksualiteit van de betrokken persoon. Om die reden komen de meeste homoseksuelen in Iran niet uit voor hun geaardheid en vervullen hun militaire dienstplicht. Transseksuelen Transseksualiteit komt voor in Iran. Het wordt in Iran als een medische kwestie gezien. Het is in Iran mogelijk van geslacht te veranderen.386 Personen krijgen in dat geval ook een nieuw geboorteboekje en andere identiteitspapieren. In het algemeen wordt pragmatisch met transseksualiteit omgegaan, hoewel het buiten de grote steden nauwelijks sociaal geaccepteerd is. Religieuze leiders zouden zich daarentegen tamelijk onbevooroordeeld opstellen jegens transseksuelen. 3.4.5
Vrouwen Handelingsbekwaamheid Gehuwde vrouwen zijn in principe handelingsbekwaam, maar hebben voor het verrichten van bepaalde handelingen de toestemming nodig van hun man, vader of voogd. Dit is het geval bij het eerste huwelijk van een vrouw, het aanvragen van een paspoort, het buitenshuis werken en het reizen naar het buitenland.387 Wanneer een vader geen toestemming voor een huwelijk geeft, kan de vrouw zich – indien zij meerderjarig is – tot de notaris of een familierechtbank wenden. Volgens een bron heeft een ongehuwde vrouw (nooit getrouwd of gescheiden) met volledige juridische bevoegdheid (dat wil zeggen meerderjarig en mentaal gezond) geen toestemming nodig van een familielid om naar het buitenland te reizen, buitenshuis te werken of om een paspoort aan te vragen. Een andere bron geeft echter aan dat er wél toestemming nodig is van vader, grootvader (indien geen vader) of guardian (indien geen vader of grootvader). Arbeidsmarkt In de Iraanse Grondwet wordt het gezin genoemd als de hoeksteen van de samenleving en de vrouw als de hoeksteen van het gezin. Vrouwen worden gezien als verzorgend van aard en over het algemeen wordt van hen verwacht dat zij 385
386 387
Iran: We are a buried generation: Discrimination and violence against sexual minorities in Iran, Human Rights Watch (15 december 2010). US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Een gescheiden vrouw of een weduwe kan echter makkelijker dan een getrouwde vrouw naar het buitenland reizen of kiezen waar zij wil wonen.
Pagina 82 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
functies bekleden die bij hun ‘aard’ passen. Zo worden naast het moederschap functies in het onderwijs en de medische zorg als passend voor vrouwen gezien. Voor zover bekend is 60% van de vrouwen die werkzaam zijn binnen de overheid, actief in het onderwijs en in de medische sector. Hun participatie op andere vlakken van de arbeidsmarkt wordt ontmoedigd. Sommige functies zijn voor vrouwen niet toegankelijk. Overigens is circa 65% van de studenten op de universiteit vrouw. Ook buiten het onderwijs en de medische zorg zijn vrouwen actief, maar in veel mindere mate. Hogere posities, zoals bijvoorbeeld die van president, zijn voor vrouwen uitgesloten. De functies die worden bekleed door vrouwen binnen de private sector betreffen doorgaans functies als secretaresse of programme officer.388 Er zijn twaalf vrouwelijke parlementsleden.389 Sinds september 2009 bekleedt voormalig parlementslid Marzieh Vahid-Dastjerdi de functie van minister van Gezondheid; zij is de eerste vrouwelijke minister in Iran sinds de revolutie. Rechtsongelijkheid De positie van de vrouw in het Iraanse strafrecht en het personen- en familierecht is niet gelijk aan die van de man. Zo bedraagt het bloedgeld bij het doden van een vrouw de helft van het bedrag dat dient te worden betaald bij het doden van een man.390 Voorts is de getuigenis van twee vrouwen evenveel waard als die van één man.391 In augustus 2010 werd in het parlement de zogenaamde Family Protection Bill behandeld. Een aantal controversiële elementen uit het familierecht (bijvoorbeeld met betrekking tot de hoeveelheid alimentatie die na een scheiding moet worden betaald) is in dit nieuwe voorstel alleen nog maar verder doorgevoerd. Het merendeel van de artikelen uit het nieuwe voorstel is in het parlement aangenomen. Het kan nog maanden duren voor de nieuwe wet in werking treedt. Opvallend is dat het Centre on Women and Family Affairs, een onderdeel van het kantoor van de president, geen rol heeft gespeeld bij de tot stand koming van dit nieuwe wetsvoorstel. (Religieus) huwelijk Een religieus huwelijk wordt niet altijd op papier vastgelegd. Als dit wel het geval is, wordt er veelal ‘ad hoc’ een document met pasfoto’s van het echtpaar uitgevaardigd. Een echtpaar kan een religieus huwelijk op een latere datum alsnog laten registreren door het tekenen van een verklaring bij een notaris of een rechtbank. Voor een scheiding van een religieus huwelijk geldt eveneens dat dit niet op papier hoeft te worden vastgelegd. Het is echter mogelijk bij een notaris of een rechtbank een ‘verklaring van afstand’ uit te vaardigen. De ontbinding van een wettig huwelijk geldt ook voor een eventueel religieus huwelijk. Kledingvoorschriften en moraliteitscampagne Van beide seksen wordt weliswaar geëist dat zij zich bescheiden kleden, maar voor vrouwen gelden strengere eisen. Bij vrouwen mogen slechts hun gezicht en handen zichtbaar zijn. Tevens mogen zij geen opzichtige make-up dragen. Overtreders van de kledingvoorschriften lopen het risico van geldboetes, hechtenis of zelfs geseling. Voorshands blijft het echter veelal bij een berisping en het advies de islamitische voorschriften te volgen. Al dit soort restricties zijn niet vastgelegd in wet- en regelgeving, hetgeen arbitrair optreden van de kant van de autoriteiten in de hand werkt, alsmede zelfcensuur bij de betrokken burgers.
388
389 390 391
Er is wel een aantal vrouwelijke presidentiële adviseurs aangesteld. Ook bekleden vrouwen diverse hoge functies binnen de overheid. Zij hebben overigens vaak familiebanden met een lid van de regering. US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices - Iran (8 april 2011). US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Artikel 300 wetboek van Strafrecht. US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Pagina 83 van 103
Over het algemeen geldt dat aan het begin van de zomer door de autoriteiten actiever wordt gecontroleerd op het dragen van ‘islamitische kleding’. Gedurende de verslagperiode leek er geen sprake te zijn van een strenger toezicht op de naleving van de kledingvoorschriften. Het aanhalen van de zedelijkheidsteugels in Iran (zoals het correct dragen van de hoofddoek, decent gekleed gaan,392 niet al te vrolijke kleuren) raken vooral de middenklasse en de bovenlaag in de steden, die meer in aanraking komen met de westerse cultuur en levenswijze. Ook rap- muziek, erg populair onder de jonge mannelijke bevolking in Teheran, werd vanwege het openhartige karakter van teksten op sociale, politieke en seksuele thema’s als obsceen beschouwd en verboden. Aan een aantal universiteiten zijn nieuwe, restrictievere kledingvoorschriften afgekondigd. Deze gelden voornamelijk voor vrouwen, maar ook voor mannen zijn voorschriften bekend gemaakt.393 Mishandeling en (seksueel) geweld Huiselijk geweld is wettelijk strafbaar indien sporen zijn achtergelaten op het lichaam van het slachtoffer, die onderzocht en gecertificeerd zijn door de Legal Medicine Organization of door de Forensic Medicine (doktersposten verspreid over Iran en gelieerd aan de Iraanse rechterlijke macht). Indien aan deze voorwaarden voldaan wordt, is huiselijk geweld strafbaar ingevolge de artikelen 612, 613 en 614 van de Islamic Penal Code. Deze artikelen zijn niet specifiek gericht op huiselijk geweld, maar zijn van toepassing op alle vormen van fysiek geweld tegen derden. In de praktijk blijven gewelddadige echtelieden (doorgaans de man) vaak ongestraft. Dit gebeurt meestal door de betaling van diya (bloedgeld) aan het slachtoffer of door druk uit te oefenen op het slachtoffer om geen aangifte te doen. In de praktijk is het vaak moeilijk huiselijk geweld te bewijzen, aangezien getuigen meestal ontbreken of te angstig zijn zich uit te spreken. De vrouw kan op basis van een vonnis naar een civiele rechter stappen om een echtscheiding aan te vragen. Indien het verzoek tot echtscheiding wordt gehonoreerd, verliest de vrouw mogelijk de voogdij over eventuele kinderen. Dit laatste weerhoudt vrouwen om daadwerkelijk aangifte van huiselijk geweld te doen. In de regel zoeken vrouwen bescherming bij hun eigen familie, maar vrouwen zijn in principe verplicht te verblijven op de door de echtgenoot aangegeven plaats. Vanuit de overheid is geen organisatie actief, die geweld tegen vrouwen tegengaat. Er zijn in Iran voor zover bekend geen opvangtehuizen voor slachtoffers van huiselijk geweld. Wel zouden volgens een bron in het hele land opvangtehuizen voor vrouwen aanwezig zijn, die onderdak bieden aan dakloze vrouwen of prostituees. Ook zouden er ngo’s zijn, die zich inzetten om geweld tegen vrouwen tegen te gaan. De ruimte voor het werk van (inter)nationale organisaties en ngo’s op het gebied van vrouwenen mensenrechten wordt echter steeds kleiner door beperkingen die hieraan worden gesteld door de Iraanse autoriteiten. Zo krijgt het United Nations Population Fund (UNFPA) steeds vaker geen toestemming van de Iraanse overheid voor samenwerking met lokale ngo’s, terwijl deze toestemming wél vereist is in Iran om legaal te kunnen opereren. Gedurende de verslagperiode was sprake van aanhoudende intimidatie, arrestatie, detentie en veroordeling van voorvechters van vrouwenrechten door Iraanse 392
393
Het niet decent gekleed gaan wordt aangeduid met de islamitische term ‘tabarroj’, d.w.z. het onthullen van iemands schoonheid en lichaamscontouren aan mannen waarmee men niet verwant is. The new rules ban women from wearing caps or hats without scarves, tight and short jeans, and body piercing. It said tattoes, long nails, tooth gems, tight overcoats and bright clothes were also banned. The new code also banns male students from dying their hair, plucking eyebrows, wearing tight clothes, shirts with very short sleeves and jewellery. (Uit: Iran bans tight jeans,tattoos at some universities, Reuters (10 januari 2011).
Pagina 84 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
autoriteiten, vaak zonder enige strafrechtelijke grondslag.394 Veel activisten die zich inzetten voor de vrouwenrechten pleiten voor schrapping van voor vrouwen onderdrukkende en discriminerende wetgeving.395 Vrouwenrechtenactiviste Shadi Sadr, winnares van de Mensenrechtentulp 2009, die in mei 2010 veroordeeld werd tot 6 jaar gevangenisstraf en 74 zweepslagen voor acting against national security, harming public order and resisting arrest in 2007 en die sinds enige tijd in Londen woont, heeft in november 2010 een nieuwe NGO opgezet, Justice for Iran, die strijdt voor vrouwenrechten, en in het bijzonder voor afschaffing van de doodstraf door steniging in Iran. Ook doet Justice for Iran een project om systematische (seksuele) marteling sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw in Iraanse gevangenissen te documenteren. Eerwraak Eerwraak komt in Iran met name voor in de provincies West-Azerbeidzjan, Kordestan, Kermanshah, Baluchistan en Khuzestan. Eerwraak speelt zich doorgaans af in de familiesfeer en betreft zaken die in de taboesfeer liggen en waarbij veelal de schande van de familie dient te worden uitgewist. Dit kan geschieden door een door de gelaedeerde familie aangewezen familielid of gedwongen zelfmoord van de betrokken vrouw of het meisje. De Iraanse overheid ontkent de problematiek. Indien een vader of grootvader in geval van eerwraak zijn (klein)kind doodt, wordt hij niet veroordeeld voor moord.396 Ook kan een echtgenoot ongestraft zijn vrouw en de betreffende man om het leven brengen, indien hij haar aantreft, terwijl zij gemeenschap heeft met een andere man.397 Sinds 2007 heeft Iran bij wet een Islamic Charter vastgesteld, waarin de rechten van vrouwen zijn vastgelegd. Dit Islamic Charter dient als politiek tegenhanger voor de Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women (CEDAW) van de Verenigde Naties. Het Islamic Charter heeft duidelijk een andere interpretatie van vrouwenrechten dan de door de internationale gemeenschap gesteunde CEDAW. Iran benadrukt het belang van gender justice, in tegenstelling tot gender equality, waarin een grote nadruk op de familie en de natuurlijke plaats van de vrouw binnen het gezin wordt gelegd. Iran probeert zo recht te doen aan de natuurlijke verschillen die – volgens de Iraanse autoriteiten – bestaan tussen mannen en vrouwen. Iran voert een actieve lobby onder islamitische landen om een soortgelijke charter en benadering van vrouwenrechten te hanteren en promoten.
3.4.6
Minderjarigen De leerplicht in Iran geldt tot en met de voltooiing van het achtste lesjaar (5 jaar basisschool en 3 jaar junior high school). De huwbare leeftijd is in Iran dertien jaar voor meisjes en vijftien jaar voor jongens. Het kan, naar goeddunken van een rechter, voorkomen dat al op jongere leeftijd wordt getrouwd. Meerderjarigheid en handelingsbekwaamheid In Iran zijn kinderen op jongere leeftijd meerderjarig dan dat zij voor de wet handelingsbekwaam zijn. Volgens artikel 1210 van het wetboek van Familierecht is de meerderjarigheid voor juridische aansprakelijkheid voor mannen het bereiken 394 395
396
397
Iran: Rights defender dedicates award to women activists, Human Rights Watch (10 november 2010). Zo zijn in Iran vrouwen uitgesloten van de meeste hoge regeringsfuncties. Ook mogen zij geen rechter zijn en hebben zij niet dezelfde rechten als mannen ten aanzien van trouwen, scheiden, de voogdij over kinderen en erfenissen. Voorts telt de getuigenis van een vrouw voor een rechtbank minder zwaar dan die van een man. Artikel 220 wetboek van Strafrecht: ‘If a father – or his male ancestors – kills his child, he will not be condemned for a murder.’; artikel 1179 Burgerlijk wetboek: ‘Parents have the right to punish their children within the limits prescribed by law.’ US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Pagina 85 van 103
van een leeftijd van vijftien volle maanjaren, en voor vrouwen het bereiken van een leeftijd van negen volle maanjaren.398 Vanaf deze leeftijden geldt ook de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Zo is het personen onder de vijftien jaar verboden om te werken (enige uitzonderingen in de wet, zoals landbouw, daargelaten). Niettemin vindt kinderarbeid plaats.399 De meerderjarigheid voor burgerlijke zaken is voor mannen en vrouwen 18 zonnejaren. Vanaf 18 jaar is het toegestaan zelfstandig een financiële transactie te verrichten, een eigen paspoort aan te vragen of iets inschrijven bij de notaris, tenzij een persoon jonger dan 18 jaar van de rechtbank een verklaring heeft gekregen dat hij/zij daartoe capabel is. Zo kunnen ingevolge artikel 1210 van het Burgerlijk Wetboek (note II) minderjarige erfgenamen van minimaal 9 maanjaren (meisjes) dan wel 15 maanjaren (jongens) een ‘certificaat van intellectuele ontwikkeling’ aanvragen bij burgerlijke rechtbanken, waarmee zij in staat worden gesteld om in en uit het bezit van land te komen. In de verslagperiode hebben zich geen relevante, nieuwe ontwikkelingen voorgedaan met betrekking tot rechten en plichten van minderjarigen. Hoewel het moeilijk is een uitputtende lijst te geven, bestaat er een aantal specifieke bepalingen bij het bereiken van de leeftijd van 16 jaar, zoals: het aanvragen van een kart-e melli (aan het einde van het vijftiende levensjaar); het toevoegen van een foto aan de shenasnameh; stemrecht; het toelaten van cadetten aan sommige militaire scholen; indien er sprake is van een voogd, kan men een ‘certificaat van intellectuele ontwikkeling’ aanvragen. Een minderjarige kan vanaf de geboorte een eigen shenasnameh (geboortecertificaat) verkrijgen. Dit dient in principe 15 dagen na de geboorte door de ouders te worden aangevraagd, al komt het in de praktijk voor dat dit pas later gebeurt. Een eigen kart-e melli kan worden aangevraagd aan het eind van het vijftiende levensjaar. Een individueel paspoort kan vanaf de geboorte worden aangevraagd, nadat de betrokken persoon in het bezit is gesteld van een shenasnameh, al kan het kind ook bij de ouders in het paspoort worden bijgeschreven. Het is ook mogelijk voor minderjarigen om én een individueel paspoort te bezitten én ingeschreven te staan bij de ouders (in de praktijk meestal bij de moeder). Met betrekking tot de benodigde instemming van meerderjarigen bij het aanvragen voor minderjarigen van identiteits- en reisdocumenten kan het volgende worden gesteld. Identiteitsdocumenten: De shenasnameh dient binnen vijftien dagen na de geboorte te worden aangevraagd door (bij voorkeur) de vader of (indien niet mogelijk) door de moeder van het kind. Indien dit niet door de vader/moeder gedaan kan worden, dient de grootvader van vaderskant het document aan te vragen. Indien beide ouders en grootvader van vaderskant overleden zijn, zal de shenasnameh moeten worden aangevraagd door de directeur van de crèche waar het kind is ondergebracht, of door een juridisch voogd.
398 399
De leeftijd op de shenasnameh en in het paspoort is gerekend in zonnejaren. US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011).
Pagina 86 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Voor het aanvragen van een kart-e melli is geen instemming nodig van meerderjarigen, aangezien dit zelfstandig aangevraagd kan worden aan het einde van het vijftiende levensjaar. Reisdocumenten: Vanaf de geboorte kan een paspoort worden aangevraagd, nadat de betrokkene in het bezit is gesteld van een shenasnameh. Voor de aanvraag van een paspoort voor een minderjarige (onder de 18 (zonne-)jaar is toestemming van de vader (in afwezigheid: grootvader van vaders kant, erkend voogd of het kantoor van de Openbare Aanklager) nodig. Het is gebruikelijk dat minderjarigen in het paspoort van hun ouders staan bijgeschreven. Het is ook mogelijk voor minderjarigen om én een individueel paspoort te bezitten én ingeschreven te staan bij de ouders (in de praktijk meestal bij de moeder). Opvangmogelijkheden In Iran bestaat een opvangsysteem voor kinderen die geen ouders meer hebben. Zij worden in beginsel opgevangen door familieleden. Het hoeft hierbij niet noodzakelijk om directe familie te gaan, maar ook om de extended family. De sociale structuur van Iran is sterk op de familie georiënteerd. Het is in individuele gevallen echter uiteraard mogelijk dat opvang bij familie niet mogelijk is. De voornaamste redenen hiervoor lijken te zijn het ontbreken van fysieke en/of financiële capaciteit bij de familie, of het feit dat specifieke (bijvoorbeeld drugsverslavingsgerelateerde) problemen opvang door de familie onmogelijk maken. Minderjarigen die vanwege omstandigheden niet langer bij familieleden kunnen verblijven, worden in theorie opgevangen door de State Welfare Organisation (SWO) van de Iraanse overheid en kunnen vervolgens worden ondergebracht in opvangtehuizen of bij pleeggezinnen. Over de kwaliteit van de opvang is geen actuele informatie bekend. De State Welfare Organisation is belast met de opvang van alleenstaande minderjarigen in het algemeen. De capaciteit van deze organisatie is te klein om in de opvang en behoeften van alle in Iran levende alleenstaande minderjarigen te voorzien. Er zijn geen overheidsinstellingen of ngo’s bekend die zich specifiek ontfermen over alleenstaanden, uitgeprocedeerde, minderjarige, naar Iran terugkerende asielzoekers. Dergelijke gevallen zouden tevens niet ter attentie van het United Nations International Children’s Emergency Fund (UNICEF) worden gebracht. Bij UNICEF zijn geen gevallen bekend waarbij alleenstaande, uitgeprocedeerde, minderjarige asielzoekers alleen naar Iran zijn teruggekeerd. Omdat in de praktijk de capaciteit van opvang door de SWO echter lang niet toereikend is, leven veel kinderen die niet bij familie terecht kunnen, op straat. Betrouwbare cijfers zijn niet voorhanden, maar naar schatting worden momenteel zo’n 21.000 minderjarigen opgevangen door de SWO, terwijl ongeveer één miljoen kinderen deze opvang nodig hebben. Het is gezien het gebrek aan goede betrouwbare gegevens niet duidelijk welke gevolgen de afschaffing van de overheidssubsidies op kinderen heeft.400 Hoewel exacte cijfers niet voorhanden zijn, wordt over het algemeen een stijgende trend in het aantal straatkinderen en in kinderarbeid waargenomen. Er zijn ook veel, vaak kleinschalige, Iraanse ngo’s, die zich inzetten voor straatkinderen of werkende kinderen. Er bestaat onduidelijkheid of deze ngo’s ook
400
Zie ook paragraaf 2.2 ‘Politieke ontwikkelingen’. Pagina 87 van 103
opvang bieden, maar indien dat al het geval is, is de schaal te klein om een substantieel deel van de oplossing te vormen. Er bestaan geen duidelijke selectiecriteria voor welke kinderen wel/niet in de opvanghuizen opgevangen worden. De voornaamste voorwaarde is het ontbreken van geschikte ouders of verzorgers. Geregeld worden straatkinderen door de politie afgeleverd bij opvanghuizen van de SWO. De opvang in de SWO-opvanghuizen geldt in principe totdat een kind bij de (extended) familie terecht kan, of tot het de leeftijd van achttien jaar bereikt. Begin 2010 is onder het Iraanse ministerie van Justitie het National Body for Monitoring the Convention on the Rights of the Child opgericht. Dit orgaan is verantwoordelijk voor de coördinatie van en rapportage over de implementatie van de Conventie van de Rechten van het Kind.
Pagina 88 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
4
Migratie
4.1
Migratiestromen
augustus 2011
Migratie naar Iran Mensen uit Afghanistan, Pakistan en Bangladesh proberen regelmatig illegaal de grens met Iran over te steken, ofwel met het doel zich daar te vestigen of, in de meeste gevallen om door te reizen naar omliggende Arabische staten (smokkelactiviteiten spelen hierbij een grote rol). De meest gebruikte overgangsplaatsen zijn gelegen in de provincie Sistan-Baluchestan en rond de Golf van Oman. Als illegalen bij de grens worden opgepakt, worden zij in speciale kampen ondergebracht in afwachting van hun terugkeer naar het land van herkomst. In sommige gevallen worden zij voor de rechter gedaagd en krijgen een boete opgelegd. Migratie uit Iran Vanwege sociaal-economische redenen (onder andere hoge werkloosheid) en de slechte economische vooruitzichten is de wens Iran te verlaten groot, zeker onder jongeren. Daarnaast vluchten veel Iraniërs om politieke redenen. De meeste Iraniërs die Iran verlaten hebben, bevinden zich in de Verenigde Staten, Canada, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, de Verenigde Arabische Emiraten en Zweden. Turkije fungeert vaak als tussenstation; in Oost-Turkije bevinden zich (veel) Iraanse vluchtelingen.
4.2
Activiteiten van internationale organisaties In Iran zijn diverse internationale (hulp)organisaties actief, waaronder de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR), United Nations Development Programme (UNDP), United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC), United Nations Children’s Fund (UNICEF), United Nations World Food Programme (WFP), het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC), Médecins Sans Frontières, Médecins du Monde en International Organization for Migration (IOM). In het kader van overleg binnen een trilaterale commissie (Iran, Irak en ICRC) over de vermisten als gevolg van de Iran-Irak-oorlog van 1980-1988 zet ICRC zich onder meer in om de repatriëring van de stoffelijke overschotten tussen Iran en Irak te bespoedigen, geeft trainingen aan forensische deskundigen en verschaft gespecialiseerde apparatuur voor forensische laboratoria in Iran en Irak.401 De activiteiten van UNHCR in Iran richten zich op de opvang en gefaciliteerde terugkeer naar Afghanistan en Irak van personen die eerder uit die landen zijn gevlucht. Waar de professionele vrijheid van veel (inter)nationale (hulp)organisaties in Iran door de autoriteiten sterk aan banden wordt gelegd, lijken de autoriteiten zich welwillender op te stellen ten opzichte van de hulporganisatie voor vluchtelingen. Met name UNHCR kan, binnen haar mandaat, rekenen op een positieve houding vanuit de Iraanse overheid. Dit kan verklaard worden uit het feit dat vluchtelingen economisch gezien belangrijk zijn voor Iran, aangezien zij het gat onderaan de economische ladder opvullen. Met name Afghaanse vluchtelingen staan bekend om hun harde werk voor weinig geld. Daarnaast is het in het Iraans 401
Iran/Iraq:Redoubling efforts to clarify fate of missing from 1980-1988 war, International Committee of the Red Cross (ICRC) (11 januari 2011). Pagina 89 van 103
eigenbelang om te voorkomen dat – slecht behandelde – vluchtelingen radicaliseren en verdere instabiliteit veroorzaken binnen Iran of in de omliggende landen (Taliban).402 Wat betreft de activiteiten van de in Iran actief zijnde hulporganisaties is het vermeldenswaardig dat UNHCR, in samenwerking met de Iraanse autoriteiten en internationale donoren, een programma aan het opzetten is dat alle geregistreerde vluchtelingen (Amayesh-houders) moet voorzien van een ziektekostenverzekering.
4.3
Vluchtelingen algemeen Het is lastig een schatting te geven van het totale aantal vluchtelingen in Iran. Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen geregistreerde vluchtelingen en ongeregistreerde vluchtelingen. UNHCR is verantwoordelijk voor de (per 1 januari 2011) 1.069.580 geregistreerde (vooral Afghaanse en – een veel kleiner aantal – Iraakse) vluchtelingen. Ongeregistreerde vluchtelingen vallen nadrukkelijk niet onder het mandaat van UNHCR, maar zijn de verantwoordelijkheid van de Iraanse overheid. De opvang en stromen van deze laatste groep zijn derhalve niet inzichtelijk. Het stopzetten van de overheidssubsidies in december 2010403 heeft de vluchtelingen in Iran hard geraakt. Veel goederen zijn hierdoor sterk in prijs gestegen, wat de positie van de vaak toch al economisch zwakke groep vluchtelingen nog verder heeft verzwakt. Verreweg de meeste vluchtelingen in Iran (circa 90%) wonen in stedelijke gebieden, dit in tegenstelling tot veel andere landen waar vluchtelingen traditioneel in kampen wonen en weinig bewegingsvrijheid hebben. In 2010 zijn meer geregisteerde Afghaanse vluchtelingen vrijwillig teruggekeerd naar hun thuisland dan in 2009 (2010:8.487 personen ten opzichte van 2009: 5.978 personen). Van de Iraakse geregistreerde vluchtelingen zijn er in 2010 juist minder mensen vrijwillig teruggekeerd naar het thuisland ten opzichte van 2009 (201:1.662 personen ten opzichte van 2009: 3.161 personen).
4.3.1
Afghaanse vluchtelingen Iran telt ruim 1 miljoen geregistreerde404 Afghaanse vluchtelingen (Panahandegan) in Iran, die onder het mandaat van UNHCR vallen. Het merendeel verblijft in stedelijke gebieden. 40.000 van de geregistreerde Afghaanse vluchtelingen verblijven in vluchtelingenkampen in Iran onder toezicht van het onder het 402
403 404
Iran (en Pakistan) zien bescherming van (Afghaanse) vluchtelingen eerder als een religieuze of humanitaire dan als een juridische verplichting. Vluchtelingen zijn onvrijwillige migranten (Mohajerin – mensen die om religieuze redenen asiel zoeken)(Zie ook: Mobility and durable solutions: a case study of Afghan and Somali refugees, research paper no. 204, UNHCR (maart 2011). Zie paragraaf 2.2. ‘Politieke ontwikkelingen. Geregistreerd wil zeggen dat deze vluchtelingen formeel bij het Iraanse BAFIA (Bureau of Aliens and Foreign Immigrant Affairs) als vluchteling te boek staan en als zodanig ook over een Iraanse identiteitskaart (amayesh) beschikken. Naast de geregistreerde vluchtelingen is sprake van 1,5 miljoen semi-geregistreerde vluchtelingen. Het betreft hier voorheen niet-geregistreerde vluchtelingen (illegal foreign nationals) die tussen 24 juli en 26 augustus 2010 gebruik hebben gemaakt van de eenmalige mogelijkheid zich te registreren bij BAFIA. Overigens zonder enige garantie dat dit zal leiden tot volledige registratie als legale vluchteling. Naar verwachting zal per geval bekeken worden of zij voor volledige registratie in aanmerking komen. De eenmalige registratie vond plaats in het kader van het zogenaamde Refugee Regulation Plan van de Iraanse overheid. Dit plan omhelst niet alleen de eerder genoemde registratie, maar onder andere ook de uitbreiding van diensten, zoals gesubsidieerde public health services, aan vluchtelingen in stedelijke gebieden. Deze diensten werden voorheen alleen in vluchtelingenkampen geboden Hoeveel illegalen er naast de semi-geregistreerden in Iran zijn, is onbekend.
Pagina 90 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
ministerie van Binnenlandse Zaken vallende Bureau for Aliens and Foreign Immigration Affairs (BAFIA). Het World Food Programme voorziet hen van voedsel. Naast deze geregistreerde vluchtelingen bevinden zich nog circa 2 tot 2,5 miljoen niet-geregistreerde Afghaanse vluchtelingen in Iran (‘illegalen’ volgens de Iraanse autoriteiten). Veel Afghaanse vluchtelingen zijn de facto geïntegreerd in de Iraanse samenleving en leveren een aanzienlijke bijdrage in verschillende sectoren van de Iraanse economie. Ongeveer 70% van de geregistreerde Afghaanse (en Iraakse) vluchtelingen verblijft reeds tussen de 20 en 30 jaar in Iran.405 Veel Afghanen die door de jaren heen zijn gerepatrieerd naar Afghanistan, keren sinds enkele jaren weer terug naar Iran. Iran beschouwt hen als illegale, economische migranten en neemt tegenwoordig niemand uit Afghanistan meer als vluchteling op in Iran. Vanwege de huidige veiligheidssituatie en het ontbreken van werkgelegenheid in Afghanistan is voor veel Afghanen geen uitzicht op terugkeer. In 2005 is UNHCR gestopt met de vrijwillige terugkeerprogramma’s voor Afghaanse vluchtelingen vanwege de magere resultaten van die programma’s. Veel vluchtelingen bleken na enige tijd weer richting Iran te zijn getrokken, omdat zij – eenmaal in Afghanistan – voor zichzelf geen toekomst in dat land zagen weggelegd. Om de hardnekkigheid van het voortdurende vluchtelingenvraagstuk aan te pakken heeft BAFIA in 2009 ICRC benaderd om te bezien of het Internationale Rode Kruis een rol zou kunnen spelen bij de aanpak van het probleem. Samen met het IRCS (Iranian Red Crescent Society) is een aantal prioriteiten zoals medische zorg, onderwijs en herstel van familiebanden geïdentificeerd en worden in samenwerking met de Iraanse autoriteiten plannen van aanpak opgezet. IRCS en een aantal NGO’s (zoals Médécins sans Frontières, Operation Mercy en Assistance International) zijn hierbij uitvoerende organisaties; ICRC monitort en financiert het programma. Birth registration paper Kinderen van vluchtelingen die voor 2001 naar Iran zijn gevlucht, worden sinds begin 2009 bij hun geboorte geregistreerd. Dit gebeurde voorheen pas op de leeftijd van vijf jaar. Het betreft hier nog geen officieel geboortecertificaat, maar een ‘birth registration paper’, dat ook door lokale ziekenhuizen en artsen kan worden afgegeven. UNHCR blijft ernaar streven om kinderen van vluchtelingen ook van een officieel geboortecertificaat te voorzien, aangezien dit belangrijke juridische gevolgen heeft. Hetzelfde geldt voor de afgifte van overlijdensakten. In theorie leidt het niet hebben van een officieel geboortecertificaat, de shenasnameh, tot verlies van alle civiele en sociale rechten, zoals de mogelijkheid om naar school te gaan, medische hulp te krijgen of formele handelingen te verrichten. In de praktijk hebben kinderen van Afghaanse vluchtelingen doorgaans geen shenasnameh, omdat zij niet (ook) de Iraanse nationaliteit hebben, maar kunnen zij op basis van hun Amayeshkaarten (zie volgende paragraaf) wel onderwijs volgen. Reizen naar het buitenland of het officieel huren van een huis gaat daarentegen zonder shenasnameh moeilijk.406 Het presidentieel decreet waarmee ongeregistreerde Afghaanse kinderen sinds september 2009 onderwijs konden volgen aan Iraanse staatsscholen, gold voor één
405 406
US State Department, 2010 Country Reports on Human Rights Practices – Iran (8 april 2011). Door eenvoudig hun identiteit aan te tonen kunnen bijvoorbeeld niet-Iraanse medewerkers van internationale organisaties en ambassades een huis in Iran huren. Verhuurders moeten ondubbelzinnig de identiteit van huurders kunnen vaststellen. Indien geen shenasnameh door een potentiële huurder kan worden overgelegd, doen veel huurders moeilijk. Het is niet zo dat men zonder shenasnameh niet zou kunnen huren. Er zouden (zelfs Afghaanse) verhuurders actief zijn die zich specifiek richten op het marktsegment van de geregistreerde Afghaanse vluchtelingen, die in het bezit van amayesh-kaart zijn. Pagina 91 van 103
jaar (tot juni 2010). Momenteel is het voor deze groep kinderen niet mogelijk om onderwijs in Iran te volgen. Overigens lijkt het aantal ongeregistreerde Afghaanse kinderen dat onder het presidentieel decreet onderwijs genoot, erg beperkt. Volgens een bron gingen naar schatting 28.000 ongeregistreerde Afghaanse kinderen onder het presidentieel decreet naar school, maar waren er ongeveer 420.000 ongeregistreerde Afghaanse kinderen die dat niet deden. Het feit dat zoveel ongedocumenteerde Afghaanse kinderen ook ten tijde van het presidentieel decreet geen onderwijs volgden, is vermoedelijk te verklaren door: een (te) late aankondiging van het presidentieel decreet, waardoor het moeilijk was de benodigde administratie voor aanvang van het schooljaar rond te krijgen; het feit dat veel kinderen voor arbeid werden ingezet; het feit dat kosten van uniform en boeken voor de ouders te hoog waren; capaciteitsbeperkingen van scholen; culturele redenen. Ondanks het aflopen van het presidentieel decreet, ging naar verluidt nog 70% van de kinderen die gedurende het jaar 2010 onder het presidentieel decreet onderwijs volgden, naar school. Hoewel formeel niet meer toegestaan, wordt hun vaak door schooldirecteuren toch toegang tot onderwijs verleend. Registratie Afghaanse vluchtelingen en uitgifte van verblijfskaarten (Amayesh) Het registreren van Afghaanse vluchtelingen en het uitgeven van verblijfskaarten (Amayesh) begon in 2001, in 2008 gevolgd door een herregistratie van alle Afghaanse vluchtelingen in Iran (Amayesh III), dat inmiddels is afgerond. Iran registreert momenteel geen nieuwe vluchtelingen meer. Echter, in tegenstelling tot dit formele overheidsbeleid worden op ad hoc basis nog wel eens Amayeshkaarten verschaft aan nieuwe vluchtelingen. Dit gebeurt echter alleen op kleine schaal en het lijkt daarbij vooral af te hangen van de grillen van de betreffende ambtenaar. Houders van Amayesh-kaarten hebben relatief veel rechten: onderwijs, medische zorg, tijdelijke werkvergunningen. UNHCR werkt in samenwerking met de autoriteiten aan een programma om alle houders van Amayesh-kaarten ook van een ziektekostenverzekering te voorzien. Vanaf maart/april 2011 worden Amayesh VII-kaarten uitgereikt. Iedereen die een Amayesh VI-kaart heeft, kan een Amayesh VII-kaart ontvangen. Het gaat hierbij om zo’n één miljoen mensen. De geldigheidsduur van de Amayesh VII-kaart is, in tegenstelling tot eerdere uitgereikte Amayesh-kaarten, verlengd van zes maanden naar één jaar (mei 2011 – april 2012). Om een Amayesh VII-kaart te krijgen, hoeft een vluchteling niet langer een bewijs van betaling van de gemeentelijke belasting over te leggen. Kinderen van houders van een Amayesh-kaart ontvangen geen officieel geboortecertificaat. Er wordt een Birth Registration Paper (of: Delivery Certificate) toegevoegd aan de Amayesh-kaart van één van de ouders. Een Amayesh-kaart is geldig voor één district. Houders van een Amayesh-kaart mogen niet vrij reizen en/of werken buiten hun eigen district. Voor binnenlandse reizen buiten het eigen district is een laissez-passer nodig. Deze is voor $7 per persoon aan te vragen en heeft een beperkte geldigheidsduur van zeven tot tien dagen. Indien houders van een Amayesh-kaart geen laissez-passer kunnen overleggen bij het reizen buiten het eigen district, kan dit resulteren in strafrechtelijke vervolging en verlies van de Amayesh-kaart en daarmee de legale vluchtelingenstatus.
Pagina 92 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Volgens UNHCR is het houders van Amayesh-kaarten niet toegestaan om buiten Iran te reizen. Indien zij dit toch doen, verliezen zij hun Amayesh-kaart en daarmee hun legale vluchtelingenstatus. Het is daarom voor deze groep personen niet mogelijk legaal terug te keren naar Iran, indien zij buiten Iran hebben gereisd. Er zijn echter in het verleden uitzonderingen gemaakt op deze regel, waar houders van een Amayesh-kaart met speciale toestemming van de Iraanse autoriteiten toch naar het buitenland hebben kunnen reizen. Het ging hier echter om uitzonderingen voor reizen met specifieke doeleinden (reis naar Mekka, of reis in verband met een internationale sportcompetitie). Ongeregistreerde Afghaanse vluchtelingen In juli en augustus 2010 heeft een hoofdelijke telling plaatsgevonden van ongeregistreerde Afghaanse vluchtelingen. Ongeregistreerde Afghaanse vluchtelingen konden zichzelf aanmelden en een family barcode verkrijgen. Het officiële doel van deze hoofdelijke telling was om te weten wie de ongeregistreerde Afghaanse vluchtelingen zijn. Tevens werd hen de mogelijkheid geboden naar Afghanistan terug te keren, waar zij met voorrang een Iraans visum konden aanvragen en legaal terugkeren naar Iran. Het hebben van een ‘family barcode’ zou hen daarbij de volgende voordelen bieden: voorrang bij de aanvraag van een visum voor Iran in Afghanistan; voorrang bij de aanvraag van een werkvergunning voor Iran; een toelage van de Iraanse autoriteiten van $300 bij terugkeer naar Afghanistan. Hoewel door de Iraanse autoriteiten het terugzenden van Afghanen naar hun thuisland niet als doelstelling wordt genoemd, valt nog te bezien hoeveel deelnemers aan de hoofdelijke telling uiteindelijk daadwerkelijk – via Afghanistan – legaal naar Iran mogen terug komen. Naar schatting hebben zich tussen de 1,5 en 2 miljoen personen aangemeld voor de hoofdelijke telling. Het is niet duidelijk hoeveel vluchtelingen door dit programma reeds naar Afghanistan zijn teruggekeerd. Het programma valt geheel onder de verantwoordelijkheid van de Iraanse overheid (BAFIA) en buiten de bevoegdheid van (internationale) vluchtelingenorganisaties. Naar verluidt zal binnenkort een nieuwe ronde van aanmelding voor de hoofdelijke telling gehouden worden. Niet duidelijk is wanneer die zal plaatsvinden. Er vinden nog steeds deportaties plaats van ongeregisteerde Afghaanse vluchtelingen vanuit Iran naar Afghanistan. Dit treft zowel (volwassen) mannen en vrouwen als kinderen.407 Het merendeel komt echter weer terug naar Iran, doorgaans via netwerken van mensensmokkelaars. Volgens een betrouwbare bron heeft de provincie Baluchistan zich door spanningen inmiddels praktisch ontwikkeld tot een no-go-zone. Regelmatig vinden er deportaties plaats van Afghaanse immigranten. Deze deportaties worden in de regel georganiseerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Van gedeporteerden worden de identiteitsdocumenten niet of nauwelijks bekeken. In bussen of trucks worden zij naar een vluchtelingenkamp gebracht bij de Afghaanse grens. Een oplossing voor het probleem van de Afghaanse immigranten zijn de deportaties niet. Waarschijnlijk komen er drie keer zoveel Afghanen Iran binnen als er worden uitgezet. Werkvergunningen Sinds januari 2009 worden tijdelijke werkvergunningen aan geregistreerde Afghaanse vluchtelingen in Iran afgegeven. Alle mannen tussen de 18 en 60 jaar, die geen mentale of fysieke handicap hebben, kunnen een tijdelijke werkvergunning 407
Zie ook: Iran accused of deporting Afghan children, Institute for War and Peace Reporting (17 maart 2011). Pagina 93 van 103
aanvragen. Voor vrouwen is het optioneel. Het gaat hierbij om een vergunning voor het uitoefenen van een beperkte selectie van beroepen (onder meer in de bouw) aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Met zo’n werkvergunning hebben vluchtelingen recht op dezelfde diensten van de overheid die gelden voor Iraniërs. Een tijdelijke werkvergunning kan worden afgegeven voor een periode van zes maanden tegen een tarief van ongeveer 140 USD. Verlenging is mogelijk, tegen een tarief dat lager zou liggen dan het tarief ter verkrijging van de oorspronkelijke werkvergunning. Alle geregistreerde vluchtelingen hebben in het algemeen toegang tot medische zorg. Aan primaire medische zorg (vaccinaties, pre- en postnatale zorg, gezinsplanning) zijn geen kosten verbonden. Voor alle andere medische zorg dient te worden betaald. UNHCR ondersteunt alle vluchtelingen die niet in staat zijn te betalen, teneinde te verzekeren dat ook zij toegang hebben tot levensreddende medische zorg. Werkgevers worden door inspecteurs van het ministerie van Arbeid gecontroleerd op de werkvergunningen van hun werknemers. Het werken zonder werkvergunning kan bij geregistreerde Afghaanse vluchtelingen leiden tot een boete. Het risico van werken zonder werkvergunning voor een niet-geregistreerde (illegale) vluchteling is deportatie. In de praktijk hangt het van de controlerende autoriteiten af wat de consequenties zijn van het werken zonder werkvergunning. Werkgevers nemen in de praktijk naar verluidt doorgaans eerder een illegale jonge Afghaanse man in dienst dan een geregistreerde Afghaanse vluchteling van de oudere generatie. De laatste zou geen baan in de bouw ambiëren, terwijl de jonge Afghaanse man beter past in het profiel van een bouwvakker. ‘No go area’s (nga’s) Sinds 2007 hebben de autoriteiten 24 no go area’s (nga’s) voor vluchtelingen ingesteld. Inmiddels is meer dan de helft van de oppervlakte van Iran een nga. De nga’s worden vooral in de grensgebieden ingesteld als veiligheidsmaatregel tegen drugssmokkel en criminaliteit. In het grensgebied met Afghanistan worden daarnaast ook muren en grachten aangelegd om de smokkel tegen te gaan. Dit zorgt er dan in de praktijk weer voor dat Afghaanse vluchtelingen in geval van crisis niet gemakkelijk de grens meer over kunnen. Vluchtelingen in een nga krijgen vaak de keuze tussen vestiging elders of vrijwillige terugkeer naar Afghanistan onder toezicht van UNHCR. Het negeren van beide opties kan leiden tot deportatie van de vluchteling. Er zijn gedurende de verslagperiode voorzover bekend geen nga’s bijgekomen dan wel opgeheven.
4.3.2
Iraakse vluchtelingen Er verblijven ongeveer 40.000 tot 50.000 geregistreerde Iraakse vluchtelingen in Iran. Zij zijn geïntegreerd in de Iraanse samenleving en hebben een betere positie dan Afghaanse vluchtelingen. In tegenstelling tot Afghaanse vluchtelingen kunnen Iraakse vluchtelingen zonder voorafgaande toestemming van BAFIA toegang krijgen tot medische voorzieningen. Het mandaat van UNHCR strekt zich slechts uit tot gedocumenteerde Iraakse vluchtelingen.
4.3.3
Overige vluchtelingen Volgens opgaaf van de Iraanse autoriteiten zouden nog zo’n 30.000 vluchtelingen van diverse andere nationaliteiten (onder wie Tadjieken, Bosniërs, Azeri, Eritreërs, Somaliërs, Bengalezen en Pakistani) in Iran verblijven. UNHCR heeft geen toegang tot hen en beschikt niet over verdere informatie.
Pagina 94 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Terugkeer naar Iran van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers UNHCR neemt geen positie in met betrekking tot gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde afgewezen Iraanse asielzoekers. 4.3.4
Opvang in de regio Turkije Veel (dissidente) Iraniërs zijn als gevolg van de onrust en toegenomen repressie zijdens de overheid na de presidentsverkiezingen van juni 2009 Iran (tijdelijk) naar Turkije gevlucht.408 Gedurende de verslagperiode waren berichten dat deze personen in Turkije slachtoffer zijn geworden van intimidatie, bedreiging en mishandeling door de Iraanse veiligheidsdienst. De Iraanse veiligheidsdienst is voor zover bekend actief in Turkije.
408
As states increase border controls, UNHCR calls for sensitivity for those fleeing persecution, UN High Commissioner for Refugees (7 januari 2011). Pagina 95 van 103
Lijst van geraadpleegde bronnen
Amnesty International, Urgent Actions Iran urged to scrap draft law undermining independent ngos, 6 april 2011 Azerbaijanis arrested in lake protests, 4 april 2011 Iran: Independent Civil Society Organisations facing obliteration, 4 april 2011 Iranian Baha’i leaders hit by ‘vindictive’ sentence extension, 31 maart 2011 UN to monitor human rights situation in Iran, 25 maart 2011 Deaths in Iranian prison must be investigated, 17 maart 2011 Death sentences and executions in 2010 – Iran, maart 2011 Investigation urged into Tehran protest violence, 15 februari 2011 Iran protest crackdown condemned, 14 februari 2011 Iran hangs two men detained during 2009 unrest, 23 januari 2011 Iraq urged to stop deportation of Iranian Ahwazi refugees, 14 januari 2011 Iran: Executions by stoning, december 2010 Article XIX, Iran: Freedom of expression on the frontline, 14 februari 2011 CIA, World Factbook Iran, geraadpleegd 2 februari 2011 Committee to Protect Journalists, Attacks on the Press 2010: Iran, 15 februari 2011 Annual Prison Census 2010 – Iran, 8 december 2010 Economist Intelligence Unit (EIU), Country Profile Iran, 2008 Country Reports Iran, oktober 2010 – april 2011 Iran economy: Orthodox, 20 december 2010 Iran politics: Mysterious ways, 14 december 2010 Fédération internationale des Ligues de Droits de l’Homme/ International Federation for Human Rights (FIDH), Sentencing of two human rights defenders (Kaveh Ghassemi Kermanshahi and Abdolreza Tajik), 29 maart 2011 Continuing arbitrary detention and harassment against human rights defenders and their relatives, 23 februari 2011 UN Human Rights Council should appoint special rapporteur on Iran, 22 februari 2011 Detained Baha’i leaders in grave danger, 18 februari 2011 Nobel Laureate Shirin Ebadi and rights grouos demand moratorium on executions, 16 februari 2011 Brutal suppression of peaceful protesters requires the international community to revisit its policy, 15 februari 2011 Series of sentences, acts of judicial harassment and arbitrary detentions of human rights defenders, 8 februari 2011 Confirmation in appeal of sentencing to prison of Ms Shiva Nazar Ahari, 11 januari 2011
Pagina 96 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Sentencing of Ms. Nasrin Sotoudeh, prominent human rights lawyer, 10 januari 2011 Iran : Dramatic wave of executions and death sentences to repress free expression, political opposition and ethnic affiliation, 6 januari 2011 The hidden side of Iran: discrimination against ethnic and religious minorities, no. 545a, oktober 2010 Freedom House, Freedom of the Press 2010 – Iran, 1 oktober 2010 Freedom in the World 2010 – Iran, 12 januari 2010 UPR Stakeholder Submission- Iran for the Universal Periodic Review of the Islamic Republic of Iran, scheduled to take place in February 2010 Women’s Rights in the Middle East and North-Africa 2010- Iran, 3 maart 2010 Foreign Policy Center, Iran Human Rights Review: Religion, 2010 GlobalSecurity.org, Niruyeh Moghavemat-e Basij – Mobilized Resistance Force, 30 juli 2009 Home Office UK Border Agency, Country of Origin Information Report – Iran, 31 augustus 2010 Operational Guidance Note – Iran, 15 maart 2011 Human Rights Watch, UN: Rights Body acts decisively on Iran, Cote d’Ivoire, 25 maart 2011 Iran: Free opposition leaders and their families, 2 maart 2011 Iran: Stop attacks on peaceful demonstrators, 14 februari 2011 World Report 2011 – Iran, 24 januari 2011 Iran: We are a buried generation; discrimination and violence against sexual minorities in Iran, 15 december 2010 Iran: Escalating repression of university students, 7 december 2010 Iran: Rights defender dedicates award to women activists, 10 november 2010 Iran, Saudi Arabia, Sudan: End juvenile death penalty, 8 oktober 2010 Iran: Lawyers’ defence work repaid with loss of freedom, 1 oktober 2010 Iran: Freedom of expression and association in the Kurdish regions, januari 2009 IINS (Iran Independent News Service) International Campaign for Human Rights in Iran, Federation of Social Justice lawyer calls for the release of Iranian human rights defenders, 10 januari 2011 Top Iranian lawyer unjustly sentenced to 11 years in prison, 9 januari 2011 Unprecedented death sentence for christian pastor on charge of apostacy, 7 december 2010 Life of jailed human rights lawyer at great risk, 4 november 2010 International Committee of the Red Cross (ICRC), Iran/Iraq: redoubling efforts to clarify fate of missing from 1980-1988 war, 11 januari 2011 Iran Human Rights Documentation Center, A year later: suppression continues in Itan, 12 juni 2010
Pagina 97 van 103
Jamestown Foundation, - Can Iran’s Islamic Revolutionary Guard Corps maintain its operational capability in a sanctions regime?, 21 oktober 2010 Journal of Conflict & Security Law (2010), The obligations due to former ‘Protected Persons’ in conflicts that have ceased to be international: The People’s Mujahedin Organization of Iran, Vol. 15 No. 1, 117-139 Kenneth Katzman, Iran: U.S. concerns and policy responses, 4 maart 2011 Iran Sanctions, 3 februari 2011 Minority Rights Group International, Seeking justice and an end to neglect: Iran’s minorities today, februari 2011 Platform Christen Asielzoekers Iran Huiskerken in de woestijn als verboden oasen, 18 april 2011 The Punishments of Crimes of the Armed Forces Act or the Military Penal Code (Official Gazette No. 17168 dated 12/11/1383 (31 January 2004), approved by the Parliament on 30.12.2003, ratified by the Guardian Council on 15.01.2004) Reporters Without Borders, Repression live – Press freedom violations recounted in real time (from 1st Januari 2011, 17 maart 2011 Internet ennemies 2011 – Iran, 11 maart 2011 Taghi Rahmani, Iran’s most frequently jailed journalist, arrested again, 10 februari 2011 World’s biggest prison for journalists, 20 december 2010 Worldwide Press Freedom Index 2010, 20 oktober 2010 Tweede Kamer der Staten-Generaal, Antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Timmermans (PvdA) over de arrestatie van leiders van de Iraanse oppositie (21 maart 2011) Antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Ormel (CDA) over de positie van twee oppositieleiders in Iran (21 maart 2011) Brief van de minister van Buitenlandse Zaken op verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken inzake een update over de situatie rond Kamp Ashraf (15 maart 2011) Antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie), Van der Staaij (SGP), Kortenoeven (PVV) en Ormel (CDA) over arrestaties van christenen in Iran (8 maart 2011) Antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden De Roon, Kortenoeven (beiden PVV), Voordewind (ChristenUnie), Ormel (CDA) en Van der Staaij (SGP) over de dreigende vernieling van graftombes in Iran (17 februari 2011) Antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Pechtold (D66) over het lot van de Nederlands-Iraanse Zahra Bahrami (10 februari 2011) Antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Pechtold (D66) Brief van de minister van Buitenlandse Zaken op verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de zaak Bahrami (3 februari 2011)
Pagina 98 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Kortenoeven (PVV) over het lot van de Nederlands-Iraanse Zahra Bahrami (13 januari 2011) Antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Voordewind (ChristenUnie) over een veroordeling wegens ‘afvalligheid’in Iran (3 december 2010) Antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Voordewind (ChristenUnie) over de geplande executie van een Iraanse vrouw (2 november 2010) Violence is Not Our Culture Campaign/Women Living Under Muslim Laws/Global Campaign to Stop Killing and Stoning Women, Iran: Call for release of human rights lawyer Nasrin Sotoudeh, 25 november 2010 Iran: Sakineh Mohammadi Ashtiani – update on her latest televised confession, 18 november 2010 Iran: The Sakineh Mohammadi Ashtiani case: another test of Iran’s extremely flawed justice system, 12 november 2010 Iran’s Women: a movement in transition, 19 oktober 2010 UK Foreign & Commonwealth Office, Human Rights and Democracy: The 2010 Foreign & Commonwealth Office Report – Iran, maart 2011 Country profile – Iran, 8 april 2010 United Nations, General Assembly, The situation of human rights in the Islamic Republic of Iran – report of the Secretary-General, A/65/150, 15 september 2010 Interim report of the Secretary-General on the situation of human rights in Iran, A/HRC/16/75, 14 maart 2011 United Nations, Committee on the Elimination of Racial Discrimination, Consideration of reports submitted by State parties under article 9 of the convention: Concluding observations of the Committee on the Elimination of Racial Discrimination, Seventy-seventh session, 2-27 August 2010, 27 augustus 2010 United Nations, Human Rights Council, Report of the Working Group on Enforced or Involuntary Disappearances, A/HRC/16/48, 26 januari 2011 UNHCR, Refworld Mobility and durable solutions: a case study of Afghan and Somali refugees, research paper no. 204, maart 2011 As states increase border controls, UNHCR calls for sensitivity for those fleeing persecution, 7 januari 2011 Global Appeal 2011 (update) – Iran, 1 december 2010 2010 UNHCR country operation profile – Islamic Republic of Iran, november 2010 UNICEF Iran, Programme Progress Report 2009 United States Commission on International Religious Freedom (USCIRF), Annual Report 2011, mei 2011 U.S. Department of State, International Religious Freedom Report Iran – 2010, 17 november 2010 Pagina 99 van 103
Terrorist Designation Lists, 4 november 2010 Country Reports on Terrorism – 2009, 5 augustus 2010 Background Note: Iran, 17 februari 2011 Iran Country Specific Information, 28 juni 2010 Trafficking in Persons Report 2010, 14 juni 2010 2010 Country Reports on Human Rights Practices - Iran, 8 april 2011 2010 International Narcotics Control Strategy Report, 1 maart 2010 World Jewish Congress, UPR Submission to the Office of the High Commissioner, 7th session, februari 2010 Van onze correspondent. Standplaats Teheran, Carolien Omidi, KIT PublishersAmsterdam, 2009 Nieuwsberichten Agence France-Presse (AFP) Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) Associated Press (AP) BBC News BBC Middle East Christian Science Monitor Deutsche Presse Agentur (DPA) Financieel Dagblad Global Insight – Country Intelligence – Analysis Institute for War & Peace Reporting (IWPR) Le Figaro Le Monde NRC Handelsblad NRC Next Radio Free Europe/Radio Liberty (RFE/RL) Reformatorisch Dagblad Reuters The Guardian The Independent The International Herald Tribune The New York Times The Washington Post Times Online Trouw UN News Service Websites www.boston.com www.cia.gov www.elsevier.nl www.ethnologue.com www.fidh.org www.globalsecurity.org www.ihrv.org www.ohchr.org www.reliefweb.int www.rsf.org www.state.gov www.stop-stoning.org Pagina 100 van 103
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
www.treaties.un.org www.unhchr.ch www.worthynews.com
Pagina 101 van 103
Talen en dialecten in Iran
Taal/dialect Azeri (Turks)
Gesproken in Oost en West Azarbaijan, Ardebil, Zanjan, delen van Qazvin
Etnisch/religieus
Kurdisch
Kermanshah
Etnisch
Balouchi
Sistan en Balouchestan
Arabisch (lokaal)
Khouzestan
Etnisch Etnisch
Gilaki
Gilan
Etnisch
Mazandarani
Mazandaran
Etnisch
Taleshi
Talesh streek in West Gilan
Etnisch
Lori
Lorestan
Etnisch
Turkmeens
Golestan
Etnisch
Armeens
Assyrisch
Pagina 102 van 103
Armeense gemeenschappen verspreid over het land; meeste in Teheran, Isfahan,Azarbaijan Shiraz en Gilan Assyrische minderheden verspreid over het land (de meeste in westelijke gebieden)
Etnisch
Etnisch/Religieus
Etnisch/Religieus
Algemeen Ambtsbericht Iran
augustus 2011
Pagina 103 van 103