__
ALGEMEEN Bevindingen van de commissie
4/7
Toelichting beoordeling en waardering 8/9
ADVIEZEN MANIFESTATIES
__
Samenstelling van de commissie: Suzanne Leclaire-Noteborn (voorzitter), Jeannette Smit, Ariëtte Kasbergen, Gudrun Beckmann, Galit Shabi, Paul de Vries
Gepke van der Velde, Toon Kets, Christina Jeliazkova en Willemijn van der Vaart. Uitgave: Fonds voor Cultuurparticipatie Eindredactie: Ellen Segeren Coördinatie: Noah van Klaveren
8/13
Utrecht, augustus 2012
07. De Noorderlingen
74/77
08. Don’t Hit Mama
78/81
09. DOX
82/85
10. Epitome Entertainment
86/89
11. Handtheater
90/93
12. Het Kaasschaafcollectief
94/97 98/101
14. JeugdOrkest Nederland
102/105
15. Jeugdtheaterhuis
106/109
Zuid-Holland
16. Jong RAST
110/113
14/17
17. Kunstbende
114/117
03. Holland Dance Festival
18/21
18. Lumens Groep
118/121
04. Jam Organisatie voor
22/25
19. Meeuw | Jeugdtheaterschool 122/125
05. Nationaal Film Festival
20. Nationaal Jeugd
Culturele Participatie 26/29
voor Scholieren
126/129
Fanfare Orkest
21. NJO
130/133
06. Orlando Festival
30/33
22. NOWHERE
134/137
07. Rotterdams Wijktheater
34/37
23. PopSport
138/141
08. Talens Palet
38/41
24. Popwaarts
142/145
09. Theaterschip
42/45
25. Prinses Christina Concours
146/149
10. WMC Kerkrade
46/49
26. Ricciotti Ensemble
150/153
27. ROOTS & ROUTES
154/157
28. Solid Ground
158/161
29. Spin Off
162/165
30. Theatergroep NiznO
166/169
31. Vocaal Talent Nederland
170/173
ADVIEZEN TALENTONTWIKKELING
__
__
OVERZICHTEN
Vormgeving: www.neeltje.nu Druk: Drukkerij Snep
70/73
Redactie: Marie-Louise Smolenaars Ondersteuning commissie: Marie-Louise Smolenaars, Giovanni Campbell, Elif Uzun,
06. De Nieuw Amsterdam
02. Euro+ Songfestival
COLOFON
66/69
13. Horizontoer
__
01. Dansnest
05. De Grote Prijs van Nederland
01. Beleven
50/53
02. Buitenkunst
54/57
03. Circomundo
58/61
Overzicht adviezen manifestaties
174
04. Dario Fo
62/65
Overzicht adviezen talentontwikkeling
175
ALGEMEEN
TALENT PAKT HET PODIUM Advies van de commissie Talentontwikkeling & Manifestaties van het Fonds voor Cultuurparticipatie
1. INLEIDING In november 2011 publiceerde het Fonds voor Cultuurparticipatie, vooruitlopend op zijn beleidsplan voor de periode 2013-2016, de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016. Deze regeling is gericht op de ondersteuning van: • Instellingen die activiteiten verzorgen op het gebied van talentontwikkeling in de vorm van presentatiemogelijkheden of wedstrijden inclusief begeleiding voor jongeren tussen de 8 en 24 jaar, die over voldoende potentieel beschikken om voor deelname aan het kunstvakonderwijs in aanmerking te komen, of, indien het kunstvakonderwijs niet in het geëigende programma voorziet, langs alternatieve route perspectief hebben op een professionele loopbaan in de kunsten, en • manifestaties, die een significante bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de amateurkunst door (inter)nationale uitwisseling te faciliteren en ruimte te bieden voor presentatie, kennisontwikkeling en deskundigheidsbevordering. Instellingen konden tot 1 maart jongsleden een aanvraag indienen. In totaal werden er 41 aanvragen voorgelegd aan de commissie talentontwikkeling en manifestaties, 31 voor het onderdeel talentontwikkeling en 10 voor het onderdeel manifestaties. Met deze aanvragen werd bijna 13 miljoen euro subsidie aangevraagd. In totaal is er 6 miljoen euro subsidie beschikbaar. Dit betekent dat de commissie scherpe keuzes heeft moeten maken. Hieronder licht de commissie toe hoe zij tot haar keuzes is gekomen. Vervolgens gaat zij in op enkele zaken, die haar als rode draden door de aanvragen heen zijn opgevallen. Dit betreft de wijze waarop aan talentontwikkeling vorm wordt gegeven, ondernemerschap en monitoring.
2. OPBOUW EN WERKWIJZE COMMISSIE De commissie bestaat uit vertegenwoordigers uit de cultuursector met een brede ervaring in verschillende disciplines en functies. De commissieleden beschikken over kennis en ervaring op het terrein van onder de meer amateurkunst, talentontwikkeling, manifestaties en kunstvakonderwijs. De commissie heeft in het kader van de regeling alle plannen bestudeerd en beoordeeld aan de hand van voorop gestelde criteria: • Artistieke en inhoudelijke kwaliteit • Ondernemerschap (en samenwerking) 1 • Geografische spreiding • Pluriformiteit • Aandacht voor monitoring en evaluatie • Aanwezigheid financiële bijdrage van een gemeente of provincie
Per criterium is door de commissie een weging gedaan. De commissie heeft zich bij het doen van deze weging in de eerste plaats gebaseerd op de informatie uit de aanvraag en daarnaast gekeken naar de prestaties van de instelling in het recente verleden (vooral in de periode 2009-2012). Daarnaast is er gebruik gemaakt van de algemene kennis van commissieleden over het veld en de instellingen. Deze weging is vertaald in een score in lijn met de aanwijzingen uit de regeling. Op basis van de totaalscores zijn de instellingen in een rangorde geplaatst en is bepaald welke instellingen het advies ‘honoreren’ hebben gekregen en welke instellingen het advies ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’ of ‘niet honoreren’.
3. ALGEMENE BEVINDINGEN Er is talent, kennis en potentieel in overvloed in Nederland. De commissie is onder de indruk van de grote betrokkenheid en ruime ervaring met talentontwikkeling en amateurkunst, die in de aanvragen aan de dag is gelegd door de instellingen. Met name die instellingen die focus houden, vanuit hun kracht blijven handelen en in de innovatie van hun activiteiten samen optrekken met partners en publiek, blijken stevig te staan en zijn minder afhankelijk van veranderingen van buitenaf. Er zijn echter ook instellingen die veranderingen doorvoeren zonder fundamenteel gereflecteerd te hebben op hun kracht en meerwaarde, en op de mogelijkheden die een nieuwe benadering en de markt bieden. Hieronder volgen enkele algemene conclusies die de commissie heeft getrokken op basis van het adviestraject.
3.1. TALENTONTWIKKELING: SAMENWERKEN EN FOCUS HOUDEN De commissie Meerjarigen 2 was vorig jaar van mening dat er in de infrastructuur voor talentontwikkeling meer aandacht nodig is voor de positie van instellingen binnen de keten van amateur naar professional. Sommige instellingen zouden zich bewuster moeten zijn van hun rol en positie in het begeleiden van jonge talentvolle amateurs. Waar en hoe werven zij hun deelnemers? Waar begeleiden ze de amateurs naartoe, zodra hun taak is volbracht? Sluit hetgeen de doelgroep geleerd heeft inhoudelijk aan op het kunstvakonderwijs dat volgt? 3 De commissie Talentontwikkeling en Manifestaties constateert dat er nog steeds verbetering nodig is op dit vlak en vraagt hier aandacht voor van de instellingen en hun partners zelf en van het Fonds. De commissie constateert dat de instellingen die samenwerken met andere partners voor het vinden en verder begeleiden van de talenten vaak inhoudelijk en bedrijfsmatig sterke spelers in het veld zijn. Op basis van de analyse van de plannen kunnen ook hiaten en ‘dubbelingen’ worden geconstateerd in de ‘infrastructuur voor talentontwikkeling’. Op het terrein van theater constateert de commissie een aantal keer dat de programma’s van de instellingen overeenkomsten vertonen met wat van bijvoorbeeld een goede jeugdtheaterschool verwacht mag worden. Daarbij stelt de commissie vragen bij de activiteiten die sommige instellingen willen uitvoeren als aanvulling op het kunstvakonderwijs, zoals samenspel in de muzieksector. Daar waar een instelling activiteiten uitvoert waarmee leerlingen van het kunstvakonderwijs studiepunten kunnen verdienen, rijst de vraag in hoeverre een dergelijke functie niet binnen het
1 // Voor het onderdeel talentontwikkeling luidde het criterium ‘ondernemerschap en samenwerking’, voor het onderdeel manifestaties luidde het criterium ‘ondernemerschap’. 2 // De commissie Meerjarigen van het Fonds voor Cultuurparticipatie is ingesteld voor de monitoring van 27 instellingen die in de periode 2009-2012 meerjarig door het Fonds worden gefinancierd. 3 // Met hoofd, hart en handen, bevindingen van de commissie Meerjarigen van het Fonds voor Cultuurparticipatie, oktober 2011
ALGEMEEN kunstvakonderwijs zou moeten worden uitgevoerd c.q. gefinancierd. Een complicerende factor hierbij is dat het begrip talentontwikkeling veel verschillende invullingen kent en dat de ontwikkeling van talenten in verschillende disciplines op verschillende manieren gebeurt. Naast de positionering van de instellingen speelt ook de focus van de doelgroep die zij bedienen een grote rol. De activiteiten van veel instellingen die nu worden ondersteund, worden gretig afgenomen door ambitieuze amateurs, die niet per definitie uit zijn op een professionele carrière. Activiteiten binnen deze regeling kunnen aldus een even grote rol richting amateurkunstsector als richting kunstvakonderwijs of professionele sector vervullen. Voor de instelling is het van belang bewust beleid te maken ten aanzien van de – soms diverse – doelgroep en haar ambities. De bijbehorende aanpak, methodes, effecten en samenwerkingspartners zijn hier sterk afhankelijk van. Hierover staat weinig in de aanvragen beschreven. Wie de lijst met aanvragers en honoreringen bekijkt, zal opvallen dat niet alle disciplines en regio’s in Nederland in gelijke mate zijn bediend. De commissie heeft – in lijn met de regeling – er niet voor gekozen een indeling te maken op basis van disciplines. Het was, mede door de discrepantie tussen gevraagd en beschikbaar budget, niet te vermijden dat sommige disciplines binnen dit advies beperkt aan bod komen. De commissie is bij het beoordelen van de instellingen uitgegaan van de criteria in de regeling en heeft zich daarbij gericht op de kwaliteit van de aanvragen. Het is daarbij opvallend dat er drie nieuwkomers op het terrein van de urban arts zijn binnen de groep instellingen met een positief advies voor het onderdeel talentontwikkeling. Naast de nu reeds gesubsidieerde instellingen op het terrein van de urban arts - zoals Don’t Hit Mama en DOX - zijn nu ook Epitome, Solid Ground en Spin Off positief beoordeeld. Dit getuigt van de groei van kwaliteit en professionaliteit in de urban arts, die een belangrijk aandeel hebben in talentontwikkeling van jonge mensen in Nederland.
3.2. ONDERNEMEN DOOR VERBINDEN Ondernemerschap is zo langzamerhand een platgetreden begrip in cultureel Nederland. Echter, de aandacht voor (een nieuwe) invulling van ondernemerschap blijft hard nodig, zo concludeert de commissie op basis van deze adviezen. Uit de aanvragen blijkt keer op keer hoe ondernemend veel instellingen zijn als het gaat om het vinden van innovatieve manieren om nieuw aanbod te ontwikkelen. Echter, het aangaan van verbindingen met partijen buiten de eigen sector, het betrekken van de doelgroep bij productontwikkeling en een bedrijfsmatige vertaling van een inhoudelijke visie op lange termijn is over het algemeen nog steeds meer uitzondering dan regel. Het aantal instellingen dat vanuit een duidelijke overtuiging van de meerwaarde van zijn activiteiten sterk ondernemerschap aan de dag legt – dat verder gaat dan fondsenwerving - is nog klein. Te klein in een tijd, waarin ondernemerschap door de bezuinigingen een dwingend karakter heeft gekregen. Het stellen van realistische inhoudelijke, financiële en bedrijfsmatige ambities om bestaand goed aanbod minder subsidieafhankelijk te maken is niet enkel een zaak van beleidsmatige kaders of dreigende bezuiningingen. Verbinding met de klant en andere partners is steeds weer de rode draad bij de instellingen, die relatief veel inkomsten uit andere bronnen dan de overheid genereren. Deze instellingen hebben hier vaak reeds jaren in geïnvesteerd. De commissie is ervan overtuigd dat door te weinig dialoog met een breed speelveld veel kansen onbenut blijven om de positie van cultuur midden in de maatschappij te verstevigen. Talentontwikkeling is een domein waar bij uitstek publiek, onderwijs, maatschappelijke organisaties en partners uit het bedrijfsleven zich mee kunnen verbinden. Praktisch gezien constateert de commissie grote verschillen in bijdragen die instellingen vragen van hun deelnemers. Afhankelijk van de doelstelling en aanpak kan in geval van enkele instellingen meer beroep
worden gedaan op het investeren in toptalent door de talenten zelf. Indien beperkte financiële middelen een drempel vormen voor de deelname van talenten, zou dat niet onmiddellijk moeten leiden tot het verlagen van de gevraagde bijdragen. In die gevallen zou er gezocht kunnen worden naar specifieke vormen van ondersteuning. Er zijn bijvoorbeeld veel bedrijven die talentontwikkeling en met name toptalent hoog op de agenda hebben staan. Zij zouden hier een rol kunnen vervullen, bijvoorbeeld door ‘adoptie’ van individuele talenten.
3.3. MONITORING: RANDVOORWAARDE VOOR GROEI De commissie constateert dat bijna alle instellingen aandacht besteden aan monitoring en evaluatie. De wijze waarop en de mate waarin dit gebeurt verschilt sterk per instelling. Bewustzijn op dit terrein is groeiende en nodig: instellingen kunnen zich goed ontwikkelen zodra zij weten wat het effect is van hun activiteiten en wat (potentiële) deelnemers en publiek of partners daadwerkelijk vinden van wat zij doen. De instellingen die een aanvraag indienden, maken echter nog in te beperkte mate gebruik van feedback van derden. De commissie stelt vraagtekens bij de mate waarin een aantal instellingen zich hiervoor openstelt. Concreet feedback vragen begint bij weten wat je beoogt te bereiken. De commissie constateert dat er maar weinig instellingen zijn, die heel concreet hebben bepaald welke doelen zij nastreven. Het merendeel van de instellingen die een aanvraag deden voor het onderdeel talentontwikkeling heeft bijvoorbeeld niet bepaald welke competenties en vaardigheden zij bij de deelnemers wil ontwikkelen. Zonder deze mate van concreetheid wordt het toetsen van effect moeilijk. Daarnaast vond de commissie het opvallend dat veel van deze instellingen geen gebruik maken van een talentvolgsysteem. De commissie signaleert hier ook duidelijk een ondersteuningsbehoefte bij de instellingen. Samenwerking met het onderwijs en het bedrijfsleven en gebruik maken van reeds ontwikkelde klantonderzoeken of evaluatiesystemen ligt hierbij voor de hand. Mogelijk kan worden voortgebouwd op het onderzoek dat recent is gedaan naar de effecten van talentontwikkelingsprogramma’s door Bureau ART 4. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om in overleg met het Kennisinstituut voor Amateurkunst en Cultuureducatie i.o. te bezien hoe er kan worden ingespeeld op deze ondersteuningsbehoefte. Daarnaast vraagt de commissie om aandacht voor georganiseerde dialoog tussen instellingen en hun partners, opdat groei en ontwikkeling mogelijk blijft.
4. TOT SLOT De commissie heeft veel vertrouwen in de instellingen die positief beoordeeld zijn. De kunst voor alle instellingen in de komende periode zal zijn de ontwikkeling en realisatie van talentontwikkeling en manifestaties te verbinden aan gedeelde doelen en belangen van publiek en andere partners, binnen en buiten de sector. Dit vraagt om een proactieve, sturende houding van de instellingen en een open blik naar mensen overal vandaan, die daarbij kunnen helpen. Biedt mensen uit alle geledingen van de samenleving het podium om te vertellen over hoe zij ooit het eigen talent hebben mogen ontwikkelen. Biedt partners die kunnen bijdragen het podium van je instelling. En pak als instelling het podium voor de talenten die zich nú aan het ontwikkelen zijn. Dat podium is overal!
4 // Talentontwikkeling: wat zijn de effecten?, serie korte onderzoeken naar talentontwikkeling door Bureau Advies Research Training, 2012
TOELICHTING
TOELICHTING OP DE BEOORDELING & WAARDERING VAN DE AANVRAGEN
MANIFESTATIES
TALENTONTWIKKELING
De aanvragen zijn beoordeeld aan de hand van zes criteria waarbij er per criterium een puntenaantal kon worden gescoord. De criteria en de bijbehorende scores zijn:
De aanvragen zijn beoordeeld aan de hand van zes criteria waarbij er per criterium een puntenaantal kon worden gescoord. De criteria en de bijbehorende scores zijn:
a. artistieke en inhoudelijke kwaliteit excellent (4) voldoende (1) goed (3) zwak (-1) ruim voldoende (2) onvoldoende (-2) b. ondernemerschap excellent (4) voldoende (1) goed (3) zwak (-1) ruim voldoende (2) onvoldoende (-2)
a. artistieke en inhoudelijke kwaliteit excellent (4) voldoende (1) goed (3) zwak (-1) ruim voldoende (2) onvoldoende (-2)
c. geografische spreiding goed (2) onvoldoende (0) voldoende (1)
c. geografische spreiding goed (2) onvoldoende (0) voldoende (1)
d. pluriformiteit goed (2) voldoende (1)
d. pluriformiteit goed (2) voldoende (1)
nihil (0)
b. ondernemerschap en excellent (4) goed (3) ruim voldoende (2)
samenwerking voldoende (1) zwak (-1) onvoldoende (-2)
nihil (0)
e. monitoring en evaluatie goed (2) nihil (0) voldoende (1)
e. monitoring en evaluatie goed (2) nihil (0) voldoende (1)
f. financiële bijdrage van provincie of gemeente goed (2) neutraal (0)
f. financiële bijdrage van provincie of gemeente goed (2) neutraal (0)
Voor haar advies heeft de commissie bepaald dat instellingen ten minste de helft van het maximaal te behalen aantal punten moesten behalen om voor honorering in aanmerking te komen. Instellingen die 7 punten of minder scoorden hebben het advies ‘niet honoreren’ gekregen. Instellingen die 8, 9 of 10 punten scoorden hebben het advies ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’ gekregen. Vervolgens heeft de commissie op volgorde van het puntentotaal bepaald wie er gehonoreerd worden. Instellingen die 11 of meer punten behaalden hebben het advies honoreren gekregen.
Voor haar advies heeft de commissie bepaald dat instellingen ten minste de helft van het maximaal te behalen aantal punten moesten behalen om voor honorering in aanmerking te komen. Instellingen die 8 punten of minder scoorden hebben het advies ‘niet honoreren’ gekregen. Instellingen die 9 of 10 punten scoorden hebben het advies ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’ gekregen. Vervolgens heeft de commissie op volgorde van het puntentotaal bepaald wie er gehonoreerd worden. Instellingen die 11 of meer punten behaalden hebben het advies honoreren gekregen.
Bij toepassing van de criteria vormde de toelichting op de criteria zoals die bij de regeling is gevoegd het uitgangspunt voor de beoordeling.
MANIFESTATIE 01
DANSNEST
Vijf deelnemers uit fase 1 worden in fase 2 artistiek coördinator van een productie in de gemeente waar hij of zij vandaan komt, met vijf lokale amateurdansers. De lokale amateurdansers volgen tien repetities onder leiding van de artistiek coördinator. Daarnaast is er choreografiecoaching voor de artistiek coördinator en de amateurs. De artistiek coördinator en de lokale amateurs verzorgen vier voorstellingen in de regio waar de artistiek coördinator woont of studeert.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Dansnest (hierna Dansnest) vraagt manifestatiesubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van Dansnest op Locatie in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 157.500,Geadviseerde subsidie: € 0,-
Dansnest richt zich al ruim tien jaar op het ondersteunen van amateurdansers in hun ontwikkeling. Dansnest wil kwalitatief sprekende en onderscheidende amateurdans creëren en presenteren onder de deskundige leiding van professionals. Het doel voor de participanten is volgens de aanvrager het bevorderen en stimuleren van het choreografische creatieproces, het streven naar een
die worden uitgevoerd door een combinatie van amateurdansers, dansdocenten en dansstudenten. In deze fase volgen vijf geselecteerde deelnemers 25 repetities en krijgen zij masterclasses door professionele choreografen aangeboden. De deelnemers doen tijdens deze fase zelfstandig onderzoek en maken zelfstandig een dansfrase op basis van een door de artistiek leider vastgesteld uitgangspunt. Alle dansfrases worden samengebracht tot een voorstelling, die minimaal tien keer zal worden uitgevoerd op diverse festivals in het land, op scholen en tijdens de door Dansnest zelf georganiseerde voorstellingen in de wijken.
Na afronding van fase 1 ontwikkelt de instelling volgens het activiteitenplan in samenwerking met de dansers een educatief lesprogramma rondom de voorstelling. Dansnest wil met deze opzet verbindingen leggen met het onderwijs om de kunstvorm dans bij een jonge doelgroep onder de aandacht brengen. kwalitatieve presentatie en het overdragen van ervaring in dans op locatie. Dansnest geeft aan continuïteit te willen creëren met het organiseren van een jaarlijkse manifestatie. Met de terugkerende aanwezigheid op openbare locaties wil Dansnest tevens bijdragen aan de zichtbaarheid en bekendheid van de eigen organisatie. Tot nog toe werden de locatieactiviteiten vooral in Breda en omgeving uitgevoerd. De aanvrager wil nu de stap zetten om ook landelijk activiteiten te ontplooien. De opzet van de activiteiten bestaat uit twee fases per kalender. In de eerste fase wil Dansnest vernieuwende amateurdansvoorstellingen realiseren
In aanvulling hierop organiseert de instelling jaarlijks een Meet & Greet tussen amateurdansers en professionele gezelschappen. Ook begeleidt zij volgens het activiteitenplan vier amateurdansers jonger dan 24 jaar die zich als maker willen ontwikkelen.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
De commissie heeft waardering voor de activiteiten van de aanvrager, maar merkt op dat Dansnest op Locatie vooral bestaat uit audities, repetities, masterclasses en het spelen van voorstellingen. Dansnest richt zich daarmee vooral op de ontwikkeling van individuele amateurs zelf en niet op een significante ontwikkeling van de amateurkunst als zodanig of een discipline daarbinnen. De instelling beschrijft niet hoe zij de amateursector wil voeden met ontwikkelingen op het gebied van amateurdans of hoe zij zorgt voor een overzicht van de ‘state-of-the-art’ tijdens de manifestatie of waarom zij dit juist niet doet. De commissie is er niet van overtuigd dat de manifestatie voldoende teweeg brengt om een significante bijdrage te leveren aan de amateurkunst in Nederland. Over het programma merkt de commissie verder op dat Dansnest een regulier programma presenteert, aangevuld met een vervolgtraject. De commissie is kritisch over de relevantie van het traject voor de artistieke ontwikkeling van de amateurdansers. Dansnest licht volgens de commissie beknopt toe welke expertise de jonge makers aangereikt krijgen om met een nieuwe groep amateurdansers tot een voorstelling te komen. Ook is de wijze van coaching summier beschreven, waardoor de commissie slechts beperkt zicht krijgt op de impact hiervan en de meerwaarde voor de deelnemers. De commissie merkt tot slot op dat de samenhang tussen de activiteiten die in aanvulling op de manifestatie worden georganiseerd en de manifestatie zelf onvoldoende blijkt uit de aanvraag. Ook is de commissie niet overtuigd van de meerwaarde hiervan. De commissie beoordeelt niettemin de artistieke en inhoudelijke kwaliteit als voldoende op grond van de ervaring van de artistieke leiding.
MANIFESTATIE 01
__
ONDERNEMERSCHAP De commissie is van mening dat het aandeel eigen inkomsten in de begroting van de aanvrager laag is. De afhankelijkheid van overheidssubsidie neemt ten opzichte van eerdere jaren zelfs toe. Daarbij mist de commissie een visie of strategie op het behalen en vergroten van de eigen inkomsten in de aanvraag. De commissie is bovendien van mening dat een toelichting ontbreekt op de hoge kosten die gemaakt worden vanwege de uitbreiding van de activiteiten. Vanwege de hoge bijdrage die bij het Fonds wordt aangevraagd, had de commissie hier graag een toelichting op ontvangen.
Onder de noemer ‘samenwerkingspartners’ worden zes instellingen en personen genoemd die merendeels afkomstig zijn uit Noord-Brabant. De commissie vindt de omvang van de samenwerking beperkt. De invulling van de samenwerking is summier omschreven, waardoor de commissie geen goed zicht krijgt op de wijze waarop er wordt samengewerkt en wat de meerwaarde hiervan is voor de organisatie of voor de ontwikkeling van de amateurkunst. Ook vindt de commissie het, gelet op de ambitie van de aanvrager om ook in andere delen van het land activiteiten te ontplooien, opvallend dat er nauwelijks partners buiten de eigen regio worden genoemd. Het benaderen, bereiken en ontwikkelen van publiek en deelnemers krijgt beperkte aandacht in de aanvraag. Er worden diverse communicatiemiddelen benoemd die ingezet worden, maar informatie over de wijze waarop deze worden ingezet en wat de samenhang is tussen de inzet van de verschillende instrumenten, ontbreekt. Ook wordt er geen bijzondere aandacht besteed aan het feit dat de instelling haar activiteiten wil uitbreiden en buiten de eigen regio activiteiten wil ontplooien en deelnemers wil werven. De commissie beoordeelt het ondernemerschap van de instelling als zwak.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Bij de afgelopen edities kwamen de deelnemers en het publiek voor 95% uit Noord-Brabant en voor 5% uit de rest van Nederland. Op basis hiervan is de commissie van mening dat Dansnest op Locatie op dit moment vooral een regionale uitstraling heeft. Dansnest geeft in het activiteitenplan aan dat het veranderingen verwacht in de geografische spreiding, omdat volgens eigen zeggen in fase 1 participanten uit heel Nederland zullen worden betrokken, die in fase 2 in hun eigen regio aan de slag gaan. De commissie heeft waardering voor dit streven van de aanvrager, maar is door het ontbreken van een uitgewerkt plan voor de werving van deelnemers buiten de eigen regio niet overtuigd van de haalbaarheid hiervan.
De commissie is van mening dat de geografische spreiding in Nederland zoals bedoeld in deze regeling onvoldoende is.
__
PLURIFORMITEIT De commissie vindt dat de instelling zich onderscheidt met het vakgebied waarop zij zich richt, te weten dans in de openbare ruimte. De opzet van de activiteiten is volgens de commissie niet erg bijzonder of onderscheidend van aard. Binnen de nieuwere dansvormen is het overdragen van kennis en vaardigheden via peer-to-peereducatie eerder regel dan uitzondering. Cocreatie en samenwerking tussen amateurs en professionals zijn werkwijzen die ook door andere instellingen worden toegepast. Ook is het niet ongebruikelijk dat amateurdansers, ondersteund door professionals, choreografieën maken voor andere amateurs. De commissie is van mening dat de aanvrager
niettemin een herkenbare bijdrage aan de pluriformiteit van de sector amateurkunst levert en waardeert de aanvraag voor het criterium pluriformiteit als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De aanvrager beschrijft dat hij de deelnemers betrekt bij het evaluatieproces. Na afloop van de activiteiten krijgt iedere deelnemer per e-mail een evaluatieformulier toegestuurd. Daarnaast worden er reacties gepolst tijdens de uitvoering van de activiteiten en wordt gevolgd welke berichten er via social media verspreid worden over de activiteiten. Uit de informatie in de aanvraag blijkt onvoldoende op welke punten de activiteiten worden gemonitord en geëvalueerd. Ook blijkt uit de aanvraag niet hoe ervaringen van andere partners dan de deelnemers worden meegenomen in het evaluatieproces. De commissie beoordeelt de monitoring en evaluatie van de activiteiten niettemin als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende informatie is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er in beide jaren sprake zal zijn van een bijdrage van een gemeente of provincie en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten voldoende vindt en het ondernemerschap zwak. De geografische spreiding beoordeelt ze als onvoldoende en de bijdrage aan de pluriformiteit als voldoende. Ook de aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Dansnest in totaal 4 van de maximaal te behalen 16 punten.
De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
MANIFESTATIE 02
EURO+ SONGFESTIVAL
Het Euro+ Songfestival ontvangt gemiddeld € 54.087,- per jaar subsidie als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 13 mei 2011 is er een tussenbalansgesprek gevoerd met Euro+. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Euro+ Songfestival (hierna Euro+) vraagt manifestatiesubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van InterCulture Generation.
Gevraagde subsidie: € 340.060,Geadviseerde subsidie: € 125.000,-
De activiteiten die Euro+ onder deze noemer organiseert, zijn gericht op uitwisseling tussen generaties en culturen, een betere afstemming van culturele activiteiten op de verschillende mogelijkheden en behoeften van verschillende leeftijdsgroepen, verandering van beeldvorming over leeftijd en diversiteit, verrijking van het repertoire en verbetering van vaardigheden van
activiteiten koppelen aan kennisactiviteiten, waarbij de organisatie zich vooral gaat richten op zowel de totstandkoming van een landelijke en Europese productie als op onderzoek en kennisuitwisseling en op een door Euro+ georganiseerd symposium over intergenerationaliteit en interculturaliteit. De organisatie en de uitvoering van de voorrondes op verschillende plaatsen in het land zal de komende periode voor een deel door de lokale partners ter hand worden genomen. Euro+ ondersteunt zijn lokale partners hier wel bij. In samenhang met de gewijzigde focus bij de activiteiten overweegt de stichting ook haar naam te veranderen in InterCulture Generations.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__ de individuele deelnemers. Het Euro+ Songfestival is ontstaan in het kader van Rotterdam Culturele Hoofdstad 2001. Het evenement is voor het eerst herhaald in 2005. Sindsdien heeft de organisatie niet alleen de ontwikkeling en uitvoering van het songfestival ter hand genomen maar ook steeds meer ingezet op kennisuitwisseling en kennisontwikkeling. Dit laatste onder meer door samen te werken met Nederlandse conservatoria en door deel te nemen aan diverse Europese programma’s en netwerken zoals AGE-CULTURE en het Grundtvig Learning Partnership van het Europees Platform. Ook in de komende periode wil Euro+ uitvoerende
De commissie heeft veel sympathie voor de organisatie en vindt de visie die ten grondslag ligt aan haar activiteiten sterk. De commissie vindt het bijzonder dat de organisatie zich niet alleen richt op ouderen maar ook op intergenerationeel werken en multiculturaliteit. Zij vindt dat de organisatie daarmee goed inspeelt op tendensen in de samenleving. De commissie vindt eveneens dat de samenwerking en uitwisseling in Europees verband eraan bijdragen dat Euro+ de ‘state-of-theart’ op het gebied van intergenerationeel werken en ouderenparticipatie volgt en kan uitdragen.
In de nieuwe beleidsperiode is er volgens de organisatie meer aandacht voor kennisuitwisseling en deskundigheidsbevordering naast het orga-
niseren van het songfestival. De commissie vindt dat de organisatie met het songfestival een sterk middel in handen heeft maar vindt dat de manier waarop deze kennisuitwisseling en deskundigheidsbevordering moet worden gerealiseerd summier is uitgewerkt. Gelet op de activiteiten en het netwerk van Euro+ heeft de commissie er wel vertrouwen in dat de organisatie een bijdrage levert aan de ontwikkeling van de amateurkunst maar met de beperkte informatie over de opzet van de activiteiten kan zij zich slechts in beperkte mate een beeld vormen van de impact hiervan. De commissie is van mening dat de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten ruim voldoende is.
__
ONDERNEMERSCHAP In vergelijking met de vorige beleidsperiode heeft de organisatie de ambitie om op meer plaatsen in het land voorrondes te organiseren en concerten te geven en om de Europese uitwisseling uit te breiden. De commissie is enthousiast over de ambitie van Euro+ om de activiteiten uit te breiden en is van mening dat uitbreiding haalbaar is, maar vindt het jammer dat de plannen voor werving van nieuwe deelnemers en publiek nog niet erg zijn uitgewerkt. Gelet op de opzet van de organisatie vindt ze dit ook enigszins begrijpelijk en geeft ze Euro+ het voordeel van de twijfel. Euro+ is een kleine stichting die door haar opzet toch een vrij grote slagkracht heeft. De commissie vindt het positief dat de partners deels verantwoordelijk zijn voor de organisatie en de uitvoering van het Euro+ Songfestival in hun eigen stad. Op deze manier sluit het programma goed aan bij de diverse steden en kunnen deelnemers en publiek gemakkelijker en directer worden benaderd. Naast bovengenoemde partners die een rol vervullen bij de organisatie van het songfestival onderhoudt Euro+ diverse intensieve samenwer-
MANIFESTATIE 02 kingsrelaties op het gebied van kennisuitwisseling en deskundigheidsbevordering. De commissie vindt het positief dat de organisatie verschillende samenwerkingspartners heeft, maar vindt het opvallend dat het Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst i.o. niet wordt genoemd. Hoewel de organisatie spreekt van een verdubbeling van het aantal locaties en er meer producties worden gerealiseerd, vindt de commissie dat de stijging van de kosten niet in verhouding staat tot de stijging van de activiteiten. De commissie vindt het daarbij opvallend dat de eigen inkomsten nauwelijks worden verhoogd, maar dat er vooral een groter beroep wordt gedaan op subsidies. Ze mist een visie op het verhogen van de eigen inkomsten. De commissie is daarbij van mening dat de organisatie ambitieuzer had mogen zijn in het vinden van bredere eigen inkomsten. De commissie is van mening dat niet alleen de stijging van de kosten buitenproportioneel is, maar ook de gevraagde bijdrage aan het Fonds. Over het geheel genomen, vindt de commissie het ondernemerschap van Euro+ voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Euro+ werkt voor zijn uitvoerende activiteiten in het kader van het songfestival met voorrondes die verspreid over het land plaatsvinden en streeft ernaar het aantal locaties hiervan de komende periode uit te breiden. Daarnaast wordt er een vervolg gegeven aan de samenwerking en internationale uitwisseling met partners in Istanbul en Noord-Rijn Westfalen. Tot slot zal Euro+ ook de komende jaren participeren in Europese programma’s gericht op kennisuitwisseling en kennisontwikkeling. De commissie concludeert dat de geografische spreiding van Euro+ goed is.
__
PLURIFORMITEIT
Hoewel er steeds meer instellingen zijn met een aanbod voor ouderen, heeft het merendeel van de cultuurinstellingen nog steeds vooral een aanbod voor jongeren, terwijl het aandeel ouderen in de samenleving sterk toeneemt. De commissie waardeert het dan ook dat Euro+ zich richt op deze doelgroep en vindt het bijzonder dat Euro+ zich niet alleen richt op ouderen, maar ook op intergenerationele samenwerking en dit combineert met interculturele uitwisseling.
De commissie vindt de opzet van het songfestival niet bijzonder, er zijn meer instellingen die concoursen of festivals met een wedstrijd element organiseren. De aandacht die de instelling besteedt aan kennisontwikkeling en uitwisseling en de energie die wordt gestoken in het participeren in netwerken - onder meer in Europees verband op dit gebied vindt de commissie interessanter. Het feit dat de instelling deze beide activiteiten combineert, maakt het geheel bijzonder. De commissie oordeelt dan ook dat de activiteiten zeer onderscheidend zijn en dat de aanvrager een onmisbare bijdrage levert aan de pluriformiteit van de sector amateurkunst. De commissie beoordeelt de bijdrage aan de pluriformiteit als goed.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Euro+ heeft zijn activiteiten de afgelopen jaren geëvalueerd op projectbasis, waarbij de nadruk lag op bereik. De organisatie is zich er van bewust dat de informatie die zo wordt verkregen beperkt is. Zij geeft aan dat de evaluatiesystematiek voor de toekomst nog onderwerp is van onderzoek.
De commissie vindt dat de organisatie weliswaar aandacht voor monitoring en evaluatie heeft, maar dat er vooralsnog geen sprake is van een doorlopend traject en een doordachte methodiek. De commissie beoordeelt de aanvraag voor dit criterium als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende informatie is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er in beide jaren sprake zal zijn van een bijdrage van een gemeente of provincie en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit ruim voldoende vindt, en het ondernemerschap van Euro+ voldoende. De geografische spreiding beoordeelt ze, evenals de bijdrage aan de pluriformiteit van de sector, als goed. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Euro+ in totaal 10 van de maximaal te behalen 16 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag gedeeltelijk te honoreren voor zover het budget dat toelaat. Uitgaande van een toe te kennen minimum totaal-
bedrag van € 125.000,- adviseert zij het bestuur van het Fonds om dit bedrag toe te kennen en specifiek te bestemmen voor het realiseren van in ieder geval het symposium zoals dat is beschreven in de aanvraag en Europese uitwisseling. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met het Euro+ Songfestival een prestatieafspraak te maken die aansluit bij dit advies.
MANIFESTATIE 03 hoogte kunnen stellen van actuele ontwikkelingen in de dans. Een combinatie van zien, doen en ervaren staat in deze workshops centraal.
HOLLAND DANCE FESTIVAL
De Belevingstuin omvat de DansParade en de DansFabriek voor amateurdansers en dansdocenten. Het betreft een verdere ontwikkeling van een beproefd concept. De DansParade is een voortbewegende choreografie die op straat wordt uitgevoerd, wat van dansers en makers een heel andere manier van presenteren vergt.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Holland Dance Festival (hierna Holland Dance) vraagt manifestatiesubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de realisatie van De DansTuinen in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 400.000,Geadviseerde subsidie: € 125.000,-
Holland Dance wil met De DansTuinen de verbindingen tussen professionals en amateurs verstevigen en bijdragen aan de ontwikkeling van de amateurdans en bouwt met dit programma voort op het programma waarvoor het Fonds tot 2013 subsidie beschikbaar stelt vanuit de subsidieregeling Het beste van twee werelden, en op de amateurkunstactiviteiten die eerder werden georganiseerd binnen het Holland Dance Festi-
Onder de noemer Inspiratietuin organiseert Holland Dance een programma voor dansmakers en dansdocenten die werken met amateurs, om hun vakkennis te verdiepen of te verbreden. Daarnaast is het programma erop gericht om ontmoeting, uitwisseling en samenwerking tussen de deelnemende dansmakers en dansdocenten te faciliteren. Het programma omvat zowel masterclasses als coachingstrajecten en is gericht op een attitudeverandering bij de deelnemers, zodat hun werkwijze beter gaat aansluiten bij de wensen en de eisen van leerlingen van nu.
Met de Trendtuin wil Holland Dance jongeren vanaf 15 jaar de gelegenheid bieden actief met dans bezig te zijn door bijvoorbeeld zelf te dansen, te schrijven over dans of dans te filmen. De organisatie wil verschillende crews in het leven roepen, die opereren onder leiding van professionals. val. Het programma bestaat uit vijf verschillende onderdelen – Tuinen genaamd – die van elkaar verschillen in vorm, inhoud en doelgroep. In de Choreografentuin werken professionele choreografen en dansers van internationale topgroepen met amateurdansers in zogeheten productieprojecten. Na een intensief werkproces wordt de voorstelling gepresenteerd voor publiek. In de Workshoptuin kunnen deelnemers van alle leeftijden en niveaus kiezen uit een divers aanbod aan workshops, ‘intensives’ en masterclasses. De docenten zijn choreografen en dansers van internationale dansgezelschappen en gerenommeerde dansdocenten, waardoor amateurs zich op de
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
Het projectplan van Holland Dance omvat een reeks activiteiten die samen een interessant programma vormen voor een brede doelgroep, van amateurdanser tot ervaren dansdocent en -maker. Positief is dat de activiteiten van Holland Dance niet beperkt zijn tot de festivalperiode, maar
verdeeld zijn over verschillende delen van het jaar. Bovendien vinden de activiteiten ook buiten Den Haag plaats. Hierdoor neemt het bereik van de activiteiten toe en wordt de uitstraling ervan vergroot. De commissie waardeert het dat de aanvrager bekende dansers en choreografen weet te contracteren voor het geven van lessen en masterclasses aan amateurs en docenten.
Holland Dance besteedt in zijn aanvraag relatief veel aandacht aan de samenwerking tussen amateurs en professionals. De commissie heeft waardering voor de inzet van Holland Dance op dit gebied. Vanuit het perspectief van de onderhavige subsidieregeling – die gericht is op de ontwikkeling van de amateurkunst – vindt zij deze samenwerking als deze gericht is op de (artistieke) ontwikkeling van individuele deelnemers of het louter produceren van voorstellingen niet per se overtuigend voor de ontwikkeling van de amateurdans als geheel. Voor de sector als geheel vindt de commissie vooral de Inspiratietuin en de masterclasses uit de Workshoptuin interessant. De commissie verwacht dat met de activiteiten binnen deze DansTuinen een beweging in gang kan worden gezet om de amateurkunst in Nederland te voeden. Deze DansTuinen bevatten volgens de commissie een overzicht van de state of the art in de (amateur) dans. De commissie is daarbij van mening dat de impact op de amateurkunst kan worden vergroot door een duidelijkere verbinding te maken tussen vooral de Inspiratietuin en instellingen of personen die specifiek gericht zijn op deskundigheidsbevordering en kennisontwikkeling binnen de sector amateur(dans)kunst, zoals het Kennisinstituut voor Amateurkunst en Cultuureducatie i.o. of de provinciale dansconsulenten. De commissie beoordeelt de artistiek en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten als ruim voldoende.
MANIFESTATIE 03
__
ONDERNEMERSCHAP Het plan voor de werving van deelnemers wekt voldoende vertrouwen, evenals de beschrijving van het communicatietraject. Uit het projectplan blijkt dat de aanvrager goede contacten onderhoudt binnen de danssector met onder meer dansscholen en dansdocenten, de provinciale dansconsulenten, de dansvakopleidingen en de Nederlandse Bond voor Danskunstenaars. De commissie vindt het netwerk van Holland Dance omvangrijk, maar omdat het vooral partners in de eigen sector betreft, toch enigszins beperkt. De commissie vindt de begroting relatief hoog. De eigen inkomsten van het festival zijn aanzienlijk en de instelling benoemt een aantal manieren waardoor meer eigen inkomsten kunnen worden verworven. De commissie mist een vertaalslag van het aangekondigde scherpere sponsorbeleid in de begroting en vindt het opvallend dat er – hoewel de organisatie aangeeft ruime ervaring en succes te hebben met fondsenwerving – een kleiner beroep wordt gedaan op private fondsen dan voor de vorige editie van De DansTuinen. Holland Dance heeft vergaande samenwerkingsplannen met Korzo en het Nederlands Dans Theater. De reden hiervan is naar eigen zeggen niet alleen inhoudelijk, maar ook bedrijfsmatig (een efficiencyslag wordt nagestreefd). De plannen hiervoor zijn slechts summier beschreven in de aanvraag, waardoor de commissie zich geen beeld kan vormen van de betekenis hiervan voor de bedrijfsvoering van Holland Dance. De commissie beoordeelt het ondernemerschap en de samenwerking als ruim voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
De commissie is van mening dat het programma De DansTuinen, zeker gelet op de regionale spreiding van de activiteiten, een landelijk bereik heeft.
De commissie beoordeelt de geografische spreiding als voldoende.
__
PLURIFORMITEIT
De commissie is van mening dat het vakgebied waarop De DansTuinen zich richt, de (amateur) dans, als zodanig niet bijzonder is. Het brede programma van De DansTuinen vindt de commissie wel onderscheidend. Zij is van mening dat Holland Dance met de DansTuinen een aansprekend aanbod biedt voor een brede doelgroep, van beginner tot (ver)gevorderde danser en van dansdocent tot choreograaf en dansmaker. De commissie beoordeelt de bijdrage aan de pluriformiteit als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De commissie is van mening dat Holland Dance uitvoerig aandacht besteedt aan monitoring en evaluatie. Zowel tijdens de manifestatie als na afloop worden verschillende facetten van de
manifestatie gemonitord. De bevindingen worden geanalyseerd en eventueel meegenomen bij de opzet van een volgende editie. De commissie beoordeelt de monitoring en evaluatie als goed.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of een gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat zowel de artistieke en inhoudelijke kwaliteit als het ondernemerschap van Holland Dance ruim voldoende zijn. De geografische spreiding evenals de bijdrage aan de pluriformiteit vindt de commissie voldoende. De aandacht die aan monitoring en evaluatie wordt besteed, beoordeelt zij als goed. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Stichting Holland Dance in totaal 10 van de maximaal te behalen 16 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag gedeeltelijk te honoreren voor zover het budget dat toelaat. Uitgaande van een minimaal toe te kennen totaalbedrag van € 125.000,- adviseert zij het bestuur van het Fonds om dit bedrag toe te kennen en
specifiek te bestemmen voor het realiseren van de InspiratieTuin en de WorkshopTuin zoals die zijn beschreven in de aanvraag. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met het Holland Dance een prestatieafspraak te maken die aansluit bij dit advies.
MANIFESTATIE 04
JAM ORGANISATIE VOOR CULTURELE PARTICIPATIE ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting JAM Organisatie voor Culturele Participatie (hierna JAM) vraagt manifestatiesubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de organisatie van de eenentwintigste en tweeëntwintigste editie van het jaarlijkse Ouderen Songfestival in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 125.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
Het Ouderen Songfestival is een muziekfestival voor ouderen vanaf 55 jaar. De eerste editie van het festival was kleinschalig. Deze vond plaats in een verzorgingstehuis in Amsterdam. Inmiddels is het festival gegroeid en vinden er voorrondes plaats verspreid over het land. In 2011 werden er tien voorrondes georganiseerd. De aanvrager wil het festival verder uitbreiden en werkt aan ‘echte landelijke dekking’. De
Deelnemers melden zich bij de organisatie aan en kunnen vervolgens een kennismakingsbijeenkomst met de artistiek leider bijwonen. Tijdens deze bijeenkomsten bepalen de kandidaten, in overleg met de artistiek leider, welk lied zij zullen zingen tijdens de voorronde. Vervolgens doen zij mee in een van de vijftien voorrondes, waarbij ze begeleid worden op piano door de artistiek leider. Een deskundige jury selecteert maximaal 54 deelnemers voor een van de drie halve finales. Daar worden ze live begeleid door een combo. Uit deze drie halve finales worden maximaal achttien kandidaten gekozen. Zij zullen uiteindelijk optreden tijdens de ‘Grand Finale’ waarin wordt gestreden om drie verschillende prijzen, namelijk de Hans Martinusse Amsterdamprijs (publieksprijs), de juryprijs en de internetprijs. In 2012 vond de Grande Finale voor het eerst plaats in Koninklijk Theater Carré. De organisatie is voornemens om de finale ook de komende jaren in dit theater te organiseren. De organisatie werkt onder meer samen met verzorgingstehuizen, muziekscholen, muziekgroepen en koren.
amateurkunstdiscipline of welke artistieke inhoudelijke visie de organisatie daarop heeft. Ook wordt onvoldoende duidelijk hoe de aanvrager relevante ontwikkelingen binnen zijn vakgebied opspoort en streeft naar het presenteren van de ‘state-of-the-art’ binnen zijn vakgebied. Over de opzet van de activiteiten merkt de commissie op dat deze niet bijzonder of vernieuwend is. De formule van een songfestival of concours wordt ook door andere organisaties gebruikt. Daarnaast vraagt de instelling subsidie aan voor een uitbreiding van het Ouderen Songfestival, maar uit de aanvraag blijkt onvoldoende hoe deze uitbreiding wordt gerealiseerd en wat dit betekent voor de opzet van de activiteiten. Op basis van de overwegingen vindt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten zwak.
__
ONDERNEMERSCHAP De commissie is kritisch over het ondernemerschap van de aanvrager.
instelling is voornemens om in 2013 vijftien voorrondes en vier halve finales te organiseren. Het doel van het Ouderen Songfestival is ouderen positief voor het voetlicht brengen, te laten zien dat ouderen ook talent hebben en vaak op latere leeftijd hun droom kunnen verwezenlijken. Veel van de deelnemers nemen muziek- en zangles en geven na het project optredens of doen mee aan ‘De-Niet-Meer-Zo-Piep-Show’. JAM geeft aan een adviserende rol te vervullen voor vervolgoptredens van kandidaten na deelname en open te staan voor vragen van (oud-)deelnemers. De opzet van het festival wordt uitgebreid beschreven in de aanvraag. Deze is als volgt.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
De commissie heeft waardering voor de activiteiten van de aanvrager, maar merkt op dat het Ouderen Songfestival door de jaren heen vooral is opgezet als wedstrijd en publieksfestival en daardoor meer is gericht op de ontwikkeling en het voor het voetlicht brengen van de talenten van de deelnemers zelf dan op de ontwikkeling van de amateurkunst of een amateurkunstdiscipline als zodanig. Uit de aanvraag blijkt onvoldoende hoe het festival wil bijdragen aan een significante ontwikkeling van de amateurkunst of een
Allereerst is de wijze waarop deelnemers en publiek worden benaderd zeer summier uitgewerkt en blijkt uit de aanvraag geen doordachte strategie hiervoor. Evenmin bevat de aanvraag concrete informatie over de wijze waarop de organisatie wil omgaan met het benaderen en ontwikkelen van deelnemers en publiek in relatie tot de voorgestelde uitbreiding van het festival naar andere plaatsen in het land. Daarnaast blijkt uit de aanvraag weliswaar dat de aanvrager een uitgebreid netwerk met samenwerkingspartners heeft, maar wordt de specifieke meerwaarde hiervan voor de organisatie niet voldoende helder, omdat de inhoud en de intensiteit van de samenwerking nauwelijks zijn uitgewerkt. Ten slotte is de aanvrager, blijkens de in de
MANIFESTATIE 04 aanvraag opgenomen begroting voor de jaren 2013-2014, voornemens het aandeel eigen inkomsten de komende periode fors te laten afnemen. In 2010 bedroeg dit ruim 70% en in 2011 nog bijna 65%, maar voor 2013 en 2014 gaat de aanvrager uit van minder dan 40% eigen inkomsten. De aanvrager verklaart deze gang van zaken niet, buiten een verklaring voor de hogere begroting in zijn geheel die samenhangt met de uitbreiding van het festival. De commissie vindt het logisch dat de kosten stijgen wanneer een festival zich uitbreidt, maar vindt niet dat dit zonder meer tot een hogere afhankelijkheid van overheidssubsidie zou moeten leiden. Bovendien is de commissie van mening dat de stijgende kosten niet in verhouding staan tot de omschreven uitbreiding van activiteiten. De commissie vindt het ook onwenselijk, zeker gelet op de ontwikkelingen in het cultuurbeleid en de afnemende overheidsbudgetten, dat er geen bijdrage van de deelnemers wordt gevraagd voor een dergelijk ontwikkelingstraject. De aanvrager lijkt daarmee het aanvragen van subsidie als uitgangspunt voor financiering te nemen en noemt wel acties waarmee de eigen inkomsten kunnen worden verhoogd - zoals het werven van donateurs of het vinden van een sponsor - maar deze zijn nog niet gerealiseerd (of gekapitaliseerd in de begroting) en worden ook niet uitgewerkt. Uit de aanvraag blijkt evenmin een achterliggende visie of strategie voor het vergroten van de eigen inkomsten.
De commissie is niet overtuigd van de haalbaarheid van de plannen voor uitbreiding, omdat deze nauwelijks zijn uitgewerkt, maar vindt dat de voorrondes nu al zodanig verspreid over het land plaatsvinden dat ze de aanvraag voor dit criterium als voldoende beoordeelt.
__
PLURIFORMITEIT De organisatie richt zich op ouderen boven de 55. Er zijn steeds meer organisaties die zich hierop richten. Echter, nog steeds verzorgt het merendeel van de organisaties die actief zijn in de amateurkunstsector vooral activiteiten voor een jongere doelgroep. Zeker nu het aandeel 55+’ers in de samenleving toeneemt, is het van belang dat er amateurkunstorganisaties zijn die zich specifiek richten op deze doelgroep. De commissie vindt het ook waardevol dat JAM specifiek voor deze doelgroep activiteiten ontwikkelt. Daarbij tekent de commissie wel aan dat de wijze waarop de activiteiten worden gerealiseerd niet onderscheidend is. Er vinden vaker amateurkunstwedstrijden of concoursen plaats die bestaan uit voorrondes, workshops en finales.
de deelname heeft gehad. Daarnaast wil de organisatie een enquête afnemen onder de bezoekers van de Grande Finale. Dit traject zal worden herhaald in 2013 en 2014, zodat er een vergelijking kan worden gemaakt tussen de verschillende edities en het Ouderen Songfestival waar nodig kan worden aangepast en bijgestuurd. De commissie vindt het positief dat de organisatie de ervaringen van de deelnemers tijdens en na het festival gaat monitoren en gaat benutten voor evaluaties en eventuele aanpassingen, maar mist een inhoudelijke grondslag achter de monitoring en evaluatie en vindt de opzet beperkt. De commissie concludeert dat er op dit moment bij de aanvrager in voldoende mate aandacht is voor monitoring en evaluatie.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
De commissie is van mening dat de activiteiten niet bijzonder onderscheidend zijn en beoordeelt de bijdrage aan de pluriformiteit als voldoende.
Op basis van de nu bekende informatie is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er in beide jaren sprake zal zijn van een bijdrage van een gemeente of provincie, en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
MONITORING EN EVALUATIE
CONCLUSIE
JAM organiseert voorrondes op verschillende plaatsen in het land en streeft naar een grotere landelijke spreiding van het Ouderen Songfestival door uitbreiding van het aantal voorrondes op diverse plaatsen verspreid over het land.
JAM kondigt in de aanvraag aan dat zij na de editie 2012 een enquête zal houden onder alle deelnemers aan het Ouderen Songfestival, waarbij niet alleen wordt gevraagd naar hun ervaringen als deelnemer, maar ook naar het effect dat
Dit alles overwegend beoordeelt de commissie het ondernemerschap van de organisatie als zwak.
__
__
__
De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit en het ondernemerschap zwak vindt. De geografische spreiding beoordeelt ze, evenals de bijdrage aan de pluriformiteit en de aandacht voor monitoring en evaluatie, als voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een
gemeente of provincie behaalt JAM in totaal 3 van de maximaal te behalen 16 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
MANIFESTATIE 05
NATIONAAL FILM FESTIVAL VOOR SCHOLIEREN ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting NFFS Nationaal Film Festival voor Scholieren (hierna NFFS) vraagt manifestatiesubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van de NFFS Festivaldag in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 125.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
Het NFFS is een jaarlijks filmfestival met filmwedstrijd voor scholieren van 12 tot en met 18 jaar en hun docenten uit heel Nederland. Het festival wordt sinds 2005 georganiseerd en vindt plaats in Lelystad. Doel van het festival is het stimuleren van scholen om leerlingen te leren zelf films te maken. Op deze wijze wil het NFFS ervoor zorgen dat
deskundigheid van docenten, het verhogen van de kwaliteit van de films en het vergroten van de naamsbekendheid van het festival.
film in het onderwijs. Met een workshopdag voor docenten wordt daarnaast ingezet op deskundigheidsontwikkeling van docenten.
Tijdens de festivaldag krijgen jongeren niet alleen de gelegenheid om hun film te presenteren met een korte inleiding, maar volgen ze ook diverse workshops, worden er ontmoetingen met professionele makers aangeboden, krijgen ze de gelegenheid ervaringen uit te wisselen en maken ze een galaprijsuitreiking mee.
Uit de aanvraag blijkt onvoldoende hoe het NFFS wil bijdragen aan de ontwikkeling van de amateurkunst. Ook wordt onvoldoende duidelijk hoe het NFFS relevante ontwikkelingen op het gebied van film of filmeducatie opspoort en streeft naar het presenteren van de ‘state of the art’ op het gebied van filmeducatie of amateurfilmkunst tijdens het festival.
De NFFS-films doen mee in de competitie van een internationaal jongerenfilmfestival dat jaarlijks wordt georganiseerd in Griekenland. Winnaars van eerste prijzen krijgen traditioneel een uitnodiging voor twee personen en begeleidende docenten om deel te nemen aan dit festival. Winnaars van tweede en derde prijzen krijgen deelname aan activiteiten op grote Nederlandse filmfestivals aangeboden. De winnaar van het NOFFS mag een nieuwe film maken onder begeleiding van een professionele maker.
meer jongeren leren om zich te uiten door middel van bewegende beelden. Daarnaast richt het NFFS zich op het stimuleren en ontwikkelen van jong filmtalent. Dat doet het NFFS door deelnemers hun eigen films te laten tonen en ervaringen met elkaar te laten uitwisselen. Het festival richt zich daarbij naar eigen zeggen op alle categorieën films en maakt onderscheid tussen animatie, 1-minuut, live action fictie en live action non-fictie. Hoofdactiviteit van het NFFS is de jaarlijkse festivaldag. Daarnaast organiseert het NFFS het online festival NOFFS voor jongeren die niet via hun school kunnen inzenden en een workshopdag voor docenten gericht op het vergroten van de
Het NFFS biedt naast de organisatie van het landelijke festival ook inhoudelijke ondersteuning bij het opzetten van een schoolfilmfestival. Het NFFS geeft in het activiteitenplan aan een professionaliseringsslag te willen maken en meldt dat de kosten van het festival hierdoor stijgen. Mede daarvoor vraagt de instelling subsidie aan bij het Fonds voor Cultuurparticipatie.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
De commissie heeft waardering voor de activiteiten van de aanvrager, maar merkt op dat het NFFS vooral een filmwedstrijd voor scholieren is, gericht op de ontwikkeling van hun talenten en op de promotie van het gebruik van het medium
De commissie concludeert dat het NFFS zich niet direct richt op de ontwikkeling van de amateurkunst in Nederland of een discipline daarbinnen, maar op promotie en op de ontwikkeling van vaardigheden van individuele deelnemers. Over de opzet van de activiteiten merkt de commissie op dat deze niet bijzonder of vernieuwend is. Uit de aanvraag blijkt ook niet dat de aanvrager voornemens is de opzet te wijzigen. Op basis van deze overwegingen vindt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten zwak.
__
ONDERNEMERSCHAP Het NFFS benoemt in zijn aanvraag een aantal kanalen die gebruikt kunnen worden voor het onder de aandacht brengen van het festival. Een uitgekiende strategie voor het benaderen en bereiken van (potentiële) deelnemers van het festival ontbreekt echter. Dit geldt ook voor het relatief nieuwe Online festival dat op individuele deelnemers is gericht. Uit de aanvraag blijkt dat het NFFS een breed palet aan samenwerkingspartners heeft, maar de inhoud en intensiteit van de samenwerkingsrelaties wordt slechts summier omschreven, waardoor de commissie weinig zicht heeft op de omvang en de meerwaarde van de samenwerkingsrelaties.
MANIFESTATIE 05 Het NFFS gaat in zijn begroting uit van sterk gestegen baten en lasten. In de onderbouwing hiervan geeft de organisatie aan dat zij vanwege de continuïteit activiteiten die tot nu toe door het organisatieteam zelf ter hand werden genomen, uitbesteedt aan gespecialiseerde bedrijven of freelancers. Het NFFS licht deze professionaliseringslag verder nauwelijks toe en geeft weinig zicht op de doelen van het NFFS voor de bedrijfsvoering. De commissie is er mede daarom niet van overtuigd dat de organisatie toe is aan deze sterk veranderende financiële en organisatorische verhoudingen. Daarbij vindt de commissie het opmerkelijk dat de organisatie de professionalisering volledig lijkt af te wentelen op een hogere overheidsbijdrage. De commissie vindt de gevraagde bijdrage aan het Fonds hoog. De begrotingen voor de jaren 2013 en 2014 gaan uit van een daling van het aandeel eigen inkomsten en een stijging van het aandeel overheidssubsidies. De commissie vindt dit niet getuigen van ondernemerschap. De commissie is daarbij van mening dat het NFFS in zijn aanvraag onvoldoende blijk geeft van een realistische strategie of visie op het behalen en vergroten van de eigen inkomsten. Het festival wordt in 2013 voor de negende keer georganiseerd. Desondanks geeft het NFFS aan veel activiteiten uit te moeten besteden om de continuïteit te kunnen garanderen. Samengevat beoordeelt de commissie het ondernemerschap van de aanvrager als zwak.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Tijdens de festivaldagen in 2009, 2010 en 2011 was 20% van de bezoekers afkomstig uit Flevoland en 80% uit de rest van Nederland. De commissie heeft er vertrouwen in dat de instel-
ling ook in 2013 en 2014 een hoog percentage deelnemers en bezoekers trekt van buiten de regio waar het festival plaatsvindt en beoordeelt de geografische spreiding als voldoende.
__
PLURIFORMITEIT De commissie merkt op dat het NFFS niet uniek is in zijn doelstelling om jongeren te stimuleren zelf films te maken en filmeducatie te promoten. De opzet van de activiteiten in de vorm van een nationaal festival met een wedstrijdelement en een online variant vindt de commissie wel onderscheidend. De commissie is van mening dat het festival een herkenbare bijdrage levert aan de pluriformiteit van de sector, maar niet uniek is. De commissie beoordeelt de aanvraag van het NFFS op het criterium pluriformiteit als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Het NFFS beschrijft dat het elk jaar evaluatiegegevens haalt uit vragen die achteraf zijn gesteld aan de deelnemende docenten. Welke onderwerpen aan de orde komen, hoe deze gegevens worden verwerkt en welk deel van de docenten meedoet aan de evaluatie wordt niet duidelijk. Uit de aanvraag blijkt dat de deelnemende leerlingen geen doelgroep vormen voor de monitoring en evaluatie. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie door het NFFS als nihil.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende informatie is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat het NFFS in beide jaren een bijdrage zal ontvangen van een gemeente of provincie en dat voor dit criterium 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit en het ondernemerschap van het NFFS zwak vindt. De geografische spreiding en pluriformiteit vindt ze voldoende. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie nihil. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt het NFFS in totaal 2 van de maximaal te behalen 16 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
MANIFESTATIE 06
ORLANDO FESTIVAL
Daarnaast maakt het festival het voor toehoorders mogelijk om alle festivaldelen bij te wonen zonder zelf lessen te nemen. Zij gebruiken de faciliteiten om in ad-hoc ensembles te musiceren.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN De Orlando Festival Stichting (hierna Orlando Festival) vraagt manifestatiesubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van het Orlando Festival in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 136.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
Het Orlando Festival streeft er met zijn activiteiten naar de ontwikkeling van talent en kennis in de kamermuziek te bevorderen. Kernactiviteit van het Orlando Festival is het organiseren van een jaarlijks kamermuziekfestival. In het kader van de primaire doelstelling van het Orlando Festival, promotie van de kamermuziek in brede zin, wordt gedurende een periode van negen dagen intensieve educatie
minimaal één concert. • Op uitnodiging vormen 25 deelnemers het Orlando Junior Academy Orkest. Zij verzorgen minimaal twee concerten. • Conservatoriumstudenten volgen met hun ensembles binnen de Orlando Academy een intensieve cursus, verzorgd door internationale topmusici en kunnen dagelijks optreden. • Onder de noemer Orlando Masterclass volgen jonge beroepsmusici met hun ensembles specialistische lessen met een openbaar karakter. De ensembles geven dagelijks concerten. • Voor volwassen amateurmusici bestaat de mogelijkheid lessen te volgen.
Voor alle groepen bestaat de mogelijkheid tot het bijwonen van openbare lessen, workshops, lezingen, randprogramma en concerten. Het aantal actieve deelnemers aan de hierboven beschreven activiteiten is ruim 250. Tussen een kwart en een derde van de deelnemers bestaat uit (aankomend) muziekvakstudenten en jonge professionals.
verzorgd en worden er concerten gegeven. De concerten vinden niet alleen plaats op de festivallocatie, maar ook op andere plaatsen, zoals het Parkstad Limburg Theater Kerkrade, het Concertgebouw in Amsterdam en in Herzogenrath/ Aken. Daarnaast worden er satellietconcerten en lunchconcerten in de regio gegeven. Het festival is aan de hand van het type deelnemers in zes activiteiten te beschrijven: • Jongeren van 16 tot 24 jaar volgen lessen en workshops en verzorgen met hun jeugd- ensemble ten minste één concert. • Finalisten van het Prinses Christina Concours volgen lessen en workshops en geven
Naast de in tijd gecomprimeerde festivalactiviteiten organiseert het Orlando Festival, in samenwerking met Limburgse muziekscholen, jaarlijkse samenspeeldagen en een cursus om 60 jongeren in aanraking te laten komen met kamermuziek. Het Orlando Junior Academy Orkest zal tijdens en buiten het festival repeteren, drie repetitieweekenden doormaken en vier concerten geven. Er wordt opnieuw getracht een Orlando Junior Blaasensemble op te richten dat, buiten de festivallessen en optredens, drie repetitieweekenden heeft en twee concerten geeft. Eerder, tot 2008, bestond een dergelijk ensemble ook al. Het Orlando Festival kondigt in zijn aanvraag ook een bestuurlijke fusie aan met de Stichting
Charles Hennen Concours. Deze zal er onder meer toe leiden dat er vanaf 2013 een derde pijler aan de activiteiten wordt toegevoegd, namelijk de internationale wedstrijd voor strijkkwartetten en pianotrio’s, die tot nog toe door het Charles Hennen Concours wordt verzorgd. Vanaf 2014 zal er sprake zijn van één geïntegreerde organisatie van het Orlando Festival en het Charles Hennen Concours. Het Orlando Festival ontvangt gemiddeld € 70.647,- per jaar subsidie als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 27 mei 2011 is er een tussenbalansgesprek gevoerd met het Orlando Festival. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
Het Orlando Festival neemt al decennialang een prominente plaats in tussen de diverse kamermuziekfestivals. Het festival heeft een stevige regionale inbedding en is van groot belang voor het muziekleven in Zuid-Limburg. Vanaf de start hebben de initiatiefnemers veel internationaal toonaangevende kamermusici naar het festival laten komen voor het geven van concerten, lessen, lezingen en masterclasses. De kwaliteit van programmering en uitvoering is telkens van hoog niveau. Bij de beoordeling van de bijdrage van het Orlando Festival aan de amateurkunst of de amateurbeoefening van de kamermuziek valt op dat het festival zich voor een belangrijk deel richt op (aanstaande) muziekvakstudenten en professionele musici. Het aantal amateurdeelnemers of professionals met een specifieke taak in het amateurveld is relatief beperkt. Daarnaast is het festival vooral gericht op het verzorgen van con-
MANIFESTATIE 06 certen en op de ontwikkeling van de individuele deelnemers en ensembles. De commissie is dan ook van mening dat de rol van de manifestatie voor de ontwikkeling van de amateurkunst of de amateurkamermuziek beperkt is en dat het festival te weinig teweegbrengt om de ontwikkeling van de amateurkunst in Nederland significant te voeden.
of een lage niet-kostendekkende deelnemersbijdrage. Veel concerten - ook op nieuwe locaties - zijn gratis toegankelijk. De commissie vindt in algemene zin een hogere financiële bijdrage van deelnemers en bezoekers wenselijk. De verhouding tussen het gevraagde bedrag en de aantallen deelnemers en bezoekers maakt dat het Orlando Festival een relatief kostbare activiteit is.
De commissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke kwaliteit als ruim voldoende.
Het Orlando Festival geeft in zijn aanvraag wel aan zich ervan bewust te zijn dat overheidssubsidies minder zeker zijn en dat er wordt gevraagd om ondernemerschap, maar uit de begroting blijkt dat de instelling (vooralsnog) blijft uitgaan van subsidiëring door overheden en eigen inkomsten op een vergelijkbaar niveau als in de huidige beleidsperiode. De commissie vindt dit onvoldoende getuigen van (een groei in) ondernemerschap. Daarbij mist de commissie in de aanvraag een realistische en overtuigende visie op of strategie in het behalen en vergroten van eigen inkomsten.
__
ONDERNEMERSCHAP Het Orlando Festival richt zich bij het vinden van deelnemers en publiek vooral op bestaande relaties. Daarnaast worden er ambassadeurs ingezet en plukt het festival de vruchten van mond-totmondreclame. Om het bereik te vergroten heeft het Orlando Festival een professioneel bureau in de arm genomen om een nieuwe communicatiestrategie uit te werken. De resultaten hiervan waren nog niet beschikbaar toen de aanvraag werd ingediend. Het Orlandofestival wil in ieder geval meer gebruik maken van digitale media en social media. De commissie vindt de benadering van deelnemers en publiek enigszins defensief, maar weet tegelijkertijd dat het aantal deelnemers een maximum kent. De organisatie werkt samen met veel relevante partijen. Daarnaast benadert het festival actief nieuwe partijen als de toeristische sector en woningbouwcorporaties. De samenwerking heeft geresulteerd in het delen van kantoorruimte en de zakelijk leider met het Wereld Muziek Concours Kerkrade. De commissie is kritisch over de verwerving van inkomsten. De volwassen amateurdeelnemers aan het festival betalen een hoge deelnemersbijdrage, die kostendekkend is. De jonge deelnemers en de (aankomend) kunstvakstudenten en professionals betalen geen deelnemersbijdrage
De bedrijfsvoering en de organisatie zijn na het problematische jaar 2009 sterk verbeterd. De aangekondigde fusie met het Charles Hennen Concours is nog te weinig uitgewerkt om uitspraken te kunnen doen over de gevolgen hiervan voor de bedrijfsvoering. Op basis van het bovenstaande beoordeelt de commissie het ondernemerschap van het Orlando Festival niettemin als voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Het Orlando Festival geeft in zijn aanvraag aan de ambitie te hebben om in 2013-2014 deelnemers en bezoekers te trekken uit heel Nederland en veel andere landen. Uit de aanvraag blijkt dat de instelling in voorgaande jaren deze ambitie heeft waargemaakt.
De commissie heeft er vertrouwen in dat de instelling in 2013 en 2014 wederom deelnemers en bezoekers trekt uit binnen- en buitenland en beoordeelt de geografische spreiding als goed.
__
PLURIFORMITEIT Het Orlando Festival is niet het enige kamermuziek festival in Nederland. Het festival onderscheidt zich wel van andere festivals door de brede opzet van de activiteiten. Vooral de lezingen, de gesprekken met beroepsmusici, de orkestactiviteiten, de samenspeldagen en de samenwerking met het regionaal voortgezet onderwijs zorgen voor dit onderscheid. De commissie beoordeelt het criterium pluriformiteit als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Het Orlando Festival geeft in zijn aanvraag aan dat de kleine omvang van de festivalorganisatie niet toelaat dat er structureel monitoring plaatsvindt van de ontwikkeling van individuele deelnemers of ensembles. Desondanks worden enkele middelen ingezet. Zo wordt Iedere activiteit zowel met de deelnemers als met de uitvoerenden geëvalueerd. Aan de monitoring van de activiteiten in algemene zin wordt geen bijzondere aandacht besteed in de aanvraag. De commissie vindt de monitoring en evaluatie door het Orlando Festival voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er in beide jaren sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel twee punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit ruim voldoende vindt en het ondernemerschap van het Orlando Festival voldoende. De geografische spreiding vindt ze goed en de bijdrage aan de pluriformiteit en de aandacht voor monitoring en evaluatie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt het Orlando Festival 9 van de maximaal te behalen 16 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag alleen te honoreren bij voldoende budget.
MANIFESTATIE 07
ROTTERDAMS WIJKTHEATER
Het ICAF is een driejaarlijks internationaal festival dat plaatsvindt in Rotterdam en dat wordt georganiseerd door het Rotterdams Wijkheater. Met dit vijfdaagse evenement stelt de organisatie zich ten doel de voorlopers uit de community arts-praktijk samen te brengen en met hen te reflecteren op deze kunstvorm. In het jaar na het ICAF organiseert het Rotterdams Wijktheater het zogenaamde MINI-ICAF.
Het ICAF wil voor de komende periode de artistsin-residencies die in de laatste editie van het festival als pilot zijn uitgevoerd, met behulp van projectsubsidies verankeren in het programma en uitbreiden. Voor de totstandkoming van het festival werkt de instelling samen met Theater Zuidplein, CAL-XL, diverse maatschappelijke en culturele organisaties en internationale initiatieven zoals Démos (kenniscentrum actief in het Vlaams Participatiedecreet), EMPAF (Britse ondersteuner van participatieve kunstprojecten), Worldwide Virtual Theatre Carrousel (een netwerk van artistieke organisaties en personen die via internet, film en multimedia nieuwe ideeën en creatieve projecten uitwisselen, ontwikkelen en toepassen) en COAST (Community Oriented Art and Social Transformation). Daarnaast zal het ICAF voor publieksonderzoek samenwerken met de opleiding Cultuurwetenschappen van de Erasmus Universiteit en heeft het ICAF met diverse Masterprogramma’s kunsteducatie contact over methodiekontwikkeling rond de artists-in-residencies.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Rotterdams Wijktheater vraagt manifestatiesubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor het International Community Arts Festival (hierna ICAF).
Gevraagde subsidie: € 280.000,Geadviseerde subsidie: € 200.000,-
de aanvrager dat het in de artist-in-residencies buitenlandse en Nederlandse community artskunstenaars expertise en ervaringen met elkaar wil laten uitwisselen. Aan de residencies wil de organisatie naar eigen zeggen methodiekontwikkeling koppelen, zodat buitenlandse kennis ook in Nederland kan blijven.
Het Rotterdams Wijkheater wil met deze activiteiten de kloof tussen theorie en praktijk in community arts overbruggen en bijdragen aan de ontwikkeling van de community arts-sector. De activiteiten van het ICAF staan daarom in het teken van kennis- en deskundigheidsbevordering. Het programma van het ICAF bestaat uit voorstellingen van internationale gezelschappen voor een breed publiek, een symposium met seminars en workshops voor nationale en internationale professionals op dit terrein. Daarbij kent het festival een voortraject met artist-in-residencies en een natraject waarin de verzamelde kennis wordt vastgelegd en verspreid. In het plan beschrijft
Het Rotterdams Wijktheater ontvangt gemiddeld € 80.990,- per jaar subsidie als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 24 juni 2011 is er een tussenbalansgesprek gevoerd met het Rotterdams Wijktheater. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
Het ICAF is de afgelopen edities in staat geweest de laatste internationale ontwikkelingen op het gebied van community arts naar voren te brengen en in een breder kader te presenteren. De commissie vindt het aanbod aan activiteiten in de vorm van presentaties van internationale voorbeelden, artist-in-residencies, seminars en workshops breed. Zeker gelet op het MINI-ICAF dat tussen de verschillende edities van het ICAF wordt georganiseerd. De commissie is van mening dat de kennis die tijdens het festival wordt verspreid en opgedaan, waardevol is voor de ontwikkeling van de community arts-sector in Nederland. Met het ICAF is de aanvrager in staat een inhoudelijker verbinding te leggen tussen niet-westerse community artsmethodieken en de traditionelere Angelsaksische werkwijze. De commissie vindt het interessant dat de aanvrager het ICAF heeft uitgebreid met de artists-in-residencies. Hieruit kunnen nieuwe werkmethodieken ontstaan die een impuls kunnen geven aan de sector. Daarnaast vindt de commissie het positief dat het ICAF samenwerkt met andere community arts-instellingen. Op deze manier wordt de kennis die tijdens het festival wordt opgedaan, breder verspreid. De commissie is echter ook kritisch en vindt dat het ICAF niet de community arts in de volle breedte laat zien en bereikt, maar vooral de community arts waarbij professionele kunstenaars een belangrijke rol vervullen. Ook is de commissie er niet van overtuigd dat de methodes die het ICAF kiest voor verspreiding van de opgedane kennis bijzonder effectief zijn als het erom gaat iets teweeg te brengen in de sector en bij te dragen aan de ontwikkeling van de community arts. Samenvattend vindt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit goed.
MANIFESTATIE 07
__
ONDERNEMERSCHAP De commissie vindt dat het ICAF via de eigen website en directe contacten met instellingen en netwerkorganisaties voldoende in staat is deelnemers te bereiken die als professional werkzaam zijn in dit vakgebied. Zij is echter van mening dat de instelling zich meer kan profileren om een breder publiek te bereiken voor het avondprogramma. Het Rotterdams Wijktheater beschrijft dat het een persoonlijke, bijna op maat gemaakte doelbenadering hanteert om publiek te werven, maar het valt de commissie op dat de verwachte publieksinkomsten achterblijven. De commissie is van mening dat de instelling een breed netwerk binnen de eigen sector heeft en dit ook goed benut om de kwaliteit van het festival hoog te houden. Ook de samenwerking met diverse masterprogramma’s kunsteducatie en onderzoekers vindt de commissie positief, omdat hierdoor op een gestructureerde wijze de werkmethodieken uit de artists-in-residencies worden vastgelegd. Wel is de commissie van mening dat de instelling ervoor moet waken dat zij zich te zeer richt op een besloten kring. De commissie vindt de gevraagde bijdrage aan het Fonds hoog en het beroep dat het Rotterdams Wijktheater blijkens de begroting doet op private financiers, zoals sponsors en private fondsen, gering. Het Rotterdams Wijktheater onderbouwt de hogere begroting en hogere subsidievraag aan het Fonds met de wens om de aanstelling van enkele vaste personeelsleden uit te breiden en de artists-in-residencies, die in de laatste editie van het festival als pilot zijn uitgevoerd met behulp van projectsubsidies, in het programma te verankeren en uit te breiden. De commissie is van mening dat de artist-in-residencies een waardevolle toevoeging aan het programma zijn en dat dit programmaonderdeel verankerd moet kunnen worden. De uitbreiding van de residencies zou echter op een andere manier gefinancierd moeten worden. De commissie vindt het niet te rechtvaardigen om in de huidige tijden de personele bezetting hoofdzakelijk te willen uitbreiden met
hulp van publieke middelen. Tot slot mist de commissie een gedegen visie op het verwerven van meer eigen inkomsten of een doordachte strategie hiervoor. De commissie is dan ook van mening dat de organisatie zich op dit punt nog verder kan ontwikkelen. Samengevat vindt de commissie het ondernemerschap ruim voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Het ICAF trekt deelnemers en bezoekers uit binnen- en buitenland. De aanvrager verwacht voor het ICAF in 2014 een voortzetting van de huidige aantallen, waarbij het aantal deelnemers uit het buitenland verhoudingsgewijs zal toenemen. De commissie vindt deze ambitie realistisch en concludeert dat het ICAF bezoekers en deelnemers uit binnen- en buitenland trekt. De commissie beoordeelt de aanvraag voor dit criterium als goed.
__
PLURIFORMITEIT De commissie is van mening dat het ICAF - gelet op de intensiteit en het bereik van het programma - een bijzondere plaats inneemt in het domein van de community arts. Er is in Nederland geen andere activiteit die zich op een dergelijk internationaal niveau manifesteert op het gebied van community arts. Het ICAF levert daarom een onmisbare bijdrage aan de pluriformiteit in de Nederlandse amateurkunstsector. De commissie beoordeelt de aanvraag op het gebied van pluriformiteit als goed.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De commissie vindt het positief dat de aanvrager zich bij de monitoring en evaluatie op verschillende onderdelen en aspecten van het festival richt, zoals de artists-in-residencies, het publieksbereik en de effecten van de activiteiten. De commissie merkt op dat de partners in de aanvraag weliswaar helder zijn benoemd, maar dat de activiteiten slechts beknopt zijn toegelicht. De commissie krijgt daardoor weinig zicht op de wijze waarop de monitoring of evaluatie uitgevoerd wordt en de verbeterpunten worden geïmplementeerd. De commissie vindt de aandacht voor monitoring en evaluatie voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er in beide jaren sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van het ICAF goed vindt en het ondernemerschap ruim voldoende. De geografische spreiding evenals de pluriformiteit beoordeelt ze als goed. De aandacht voor monitoring
en evaluatie is volgens de commissie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt het Rotterdams Wijktheater in totaal 12 van de maximaal te behalen 16 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag gedeeltelijk te honoreren voor het totaalbedrag van € 200.000,voor het organiseren van het ICAF overeenkomstig het bij de aanvraag gevoegde activiteitenplan, met dien verstande dat er niet per se vijf, maar ten minste drie artists-in-residencies hoeven te worden gerealiseerd. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met het Rotterdams Wijktheater een prestatieafspraak te maken die aansluit bij dit advies.
MANIFESTATIE 08
TALENS PALET
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Talens Palet (hierna Talens Palet) vraagt manifestatiesubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de voorbereiding en uitvoering van de negende editie van Het Talens Palet in de periode 2013-2014.
Gevraagde subsidie: € 125.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
Talens Palet organiseert elke drie jaar een landelijke wedstrijd voor amateurschilders vanaf 12 jaar. Met het organiseren van deze wedstrijd richt Talens Palet zich op drie doelen: • amateurschilders stimuleren hun talenten te ontwikkelen en een podium bieden; • amateurschilders beter zichtbaar maken; • de top van de amateurschilderkunst presenteren in een professionele omgeving.
Alle ruim 2.000 inzendingen voor de regionale voorrondes worden beoordeeld door een vakjury en ontvangen een juryrapport. Daarnaast worden alle inzendingen geëxposeerd tijdens de regionale voorrondes. 150 deelnemers worden geselecteerd voor de halve finale. Deze deelnemers krijgen een kort gesprek met de jury over het kunstwerk. Tijdens de halve finale kiest de jury 50 kunstwerken die door gaan naar de finale. Zes van de finalisten worden genomineerd voor een prijs. Deze zes genomineerden krijgen het bovengenoemde ‘excellence-traject’ aangeboden.
Deze editie kent een aantal nieuwe elementen. Zo wordt er geen tekenprijs meer uitgereikt. De wedstrijd focust zich volledig op de schilderkunst. Deelnemers worden verplicht om te werken met een doek van een vooraf vastgesteld formaat. Dit schilderdoek ontvangen zij in het kader van hun inschrijving. Naast voorrondes en een finale zal er ook een halve finale plaatsvinden. In het jaar na de prijsuitreiking wordt een reizende tentoonstelling georganiseerd met werk van de zes genomineerden, die een zogenaamd ‘excellence traject’ aangeboden krijgen ter voorbereiding op deze tentoonstelling. Traditioneel is er veel aandacht voor feedback.
tiviteiten tijdens en rondom de manifestatie mager. Zij is er niet van overtuigd dat de manifestatie er hiermee in slaagt voldoende teweeg te brengen om de ontwikkeling van de amateurkunst in Nederland significant te voeden. De nevendoelstelling van Talens Palet om de verenigingen van amateurschilders en de centra voor de kunsten dichter bij elkaar te brengen, vindt de commissie lovenswaardig, maar dit streven wordt onvoldoende uitgewerkt om een adequaat beeld te krijgen van de wijze waarop en de intensiteit waarmee de stichting zich hiervoor inzet. Op basis hiervan beoordeelt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteiten van deze manifestatie zwak.
__
ONDERNEMERSCHAP
De commissie heeft waardering voor de activiteiten van Talens Palet, maar merkt op dat Talens Palet vooral een wedstrijd is voor amateurschilders, gericht op de ontwikkeling van hun individuele talenten. De bijdrage aan de ontwikkeling van de discipline beperkt zich in belangrijke mate tot het zichtbaar maken van de top van de amateurschilderkunst of - zoals de stichting het noemt - het creëren van ‘een etalage van toppers’ en het beter zichtbaar maken van de amateurschilderkunst en de ontwikkeling daarin. De commissie vindt deze bijdrage beperkt en is er ook niet van overtuigd dat de ontwikkeling van de amateurschilderkunst of de ‘state of the art’ op dit gebied in beeld kan worden gebracht in een expositie met werken van zes deelnemers van Talens Palet.
Talens Palet benoemt een aantal instrumenten die ingezet kunnen worden voor het benaderen, bereiken en ontwikkelen van deelnemers en publiek, maar presenteert nauwelijks een strategie voor de inzet van deze instrumenten. Talens Palet noemt een groot aantal samenwerkingspartners. Uit de omschrijving van de samenwerking blijkt dat dit veelal gaat om zakelijke relaties binnen het eigen werkveld, uitvoerders en leveranciers. De commissie is van mening dat het netwerk van Talens Palet hiermee beperkt is. Talens Palet benoemt daarbij de wens om een strategische alliantie aan te gaan met een media partner. De commissie vindt dit een positieve ontwikkeling, maar had het gewaardeerd als deze stap uitgebreider was toegelicht.
De commissie is van mening dat Talens Palet zich ten opzichte van voorgaande edities slechts beperkt heeft ontwikkeld. Er zijn weliswaar aanpassingen gedaan in de opzet van de wedstrijd, maar er is geen sprake van een vernieuwende opzet en er wordt nauwelijks gereflecteerd op ontwikkelingen binnen de amateurschilderkunst. Daarnaast vindt de commissie het totaal aan ac-
De begroting van Talens Palet voor de jaren 2013 en 2014 is beduidend hoger dan de begroting voor eerdere jaren. Het totale budget is hoger dan de gerealiseerde uitgaven in 2010 en 2011 samen. Uit het activiteitenplan en de aanvraag wordt duidelijk dat er een aantal nieuwe elementen aan de wedstrijd wordt toegevoegd, maar de commis-
__
MANIFESTATIE 09 sie is van mening dat de verhoging niet in verhouding staat tot deze uitbreiding van de activiteiten. Een verdere verklaring voor deze verhoging ontbreekt echter. De eigen inkomsten bestaan voor het grootste deel uit de sponsoring door Koninklijke Talens en de deelnemersbijdragen, die voor de volgende editie worden verhoogd van 10 naar 25. De commissie vindt de werving van eigen inkomsten in verhouding tot de gevraagde bijdrage aan het Fonds daarmee beperkt. Ook ontbreekt een heldere visie of strategie om de inkomstenwerving verder te verhogen. Talens Palet werkt volgens het bestuursmodel. Het bestuur van de stichting huurt een bureau in voor de organisatie van de wedstrijd. De commissie merkt op dat deze opzet een flexibele en efficiënte bedrijfsvoering mogelijk maakt, maar dat de organisatie op de wijze ook een minder herkenbare positie inneemt in de sector. Gelet op het bovenstaande beoordeelt de commissie op het criterium ondernemerschap als voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Talens Palet organiseert een groot aantal voorrondes verspreid over het land. In 2011 waren dit er 44 en in de plannen voor de editie in 2014 wordt uitgegaan van 45 locaties. Op grond hiervan heeft de commissie er vertrouwen in dat Talens Palet deelnemers en bezoekers uit heel Nederland trekt en beoordeelt de aanvraag op dit criterium als voldoende.
__
PLURIFORMITEIT Talens Palet richt zich met ingang van de eerstvolgende editie alleen nog op de schilderkunst; tot nu toe stond de wedstrijd open voor zowel amateurschilders als -tekenaars. Op het gebied van de beeldende kunst zijn er diverse landelijke wedstrijden en manifestaties. De commissie is van mening dat Talens Palet zich hiervan te weinig onderscheidt om te kunnen spreken van een bijdrage aan de de pluriformiteit van de sector en zij beoordeelt deze als nihil.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De commissie heeft waardering voor de monitoring- en evaluatieactiviteiten die Talens Palet organiseert rond iedere editie. Er wordt onderzoek gedaan onder de deelnemers. Ook wordt er geëvalueerd met de juryvoorzitters en de centra voor de kunsten. De evaluaties richten zich respectievelijk op de artistieke inhoud, het selectieproces en de kwaliteit van de organisatie. De onderzoeken lijken zich echter vooral te richten op de kwaliteit van de wedstrijd, inhoudelijk en organisatorisch, en de behoeften en gebruiken van de doelgroep. Er wordt echter nauwelijks een verbinding gemaakt met de doelstellingen van Talens Palet. De commissie beoordeelt de aanvraag voor het criterium monitoring en evaluatie niettemin als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende informatie is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er in beide jaren sprake zal zijn van een bijdrage van een gemeente of provincie, en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit zwak vindt en het ondernemerschap en de geografische spreiding voldoende. De commissie vindt de bijdrage aan de pluriformiteit binnen de sector nihil en de aandacht voor monitoring en evaluatie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Talens Palet in totaal 4 van de maximaal te behalen 16 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
MANIFESTATIE 09
THEATER SCHIP
Festival Havenwerk wordt jaarlijks georganiseerd in het Havenkwartier, de culturele broedplaats van Deventer. Het festival biedt een programma van eigentijdse kunstuitingen door en voor jeugd en jongeren en cultuureducatie op het terrein van theater, muziek, dans en kunst+techniek. Het beleven van kunst staat centraal; niet
__
De commissie is van mening dat het festival een degelijk en breed (theater)festival voor en door jongeren is waar de ‘state of the art’ op het gebied van jongerencultuur en talentontwikkeling wordt gepresenteerd. De commissie waardeert de multidisciplinariteit van het festival en de veelheid en diversiteit aan activiteiten die er plaatsvinden. Zij vindt het positief dat vanuit theater verbindingen worden gelegd met andere disciplines zoals muziek, dans, circus, combat en techniek. Deze aanpak sluit aan bij de jongerencultuur en ook bij de manier waarop hedendaags theater wordt gemaakt. De commissie merkt hier wel bij op dat het belangrijk is dat het festival een duidelijke focus houdt om herkenbaar te blijven.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Theaterschip (hierna Theaterschip) vraagt manifestatiesubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de zevende en achtste editie van Festival Havenwerk in de periode 2013-2014.
Gevraagde subsidie: € 400.000,Geadviseerde subsidie: € 180.000,-
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
Uit de aanvraag blijkt dat de organisatie het veld goed kent en de commissie vindt dat het festival sinds zijn eerste editie in 2008 hierin een duidelijke positie is gaan innemen.
alleen receptieve maar ook actieve kunstbeoefening vormt het artistieke uitgangspunt van het festival. Het festival kent een educatiedeel met workshops voor het primair en voortgezet onderwijs. Dit vindt plaats op de donderdag en vrijdag voorafgaand aan het festivalweekend. Tijdens het festivalweekend zijn er voorstellingen, presentaties, workshops en een minicongres waarmee de organisatoren niet alleen de deelnemende jongeren en de professionele makers en begeleiders wil stimuleren en inspireren, maar ook de bezoekers. Daarnaast zal Havenwerk in 2013 en 2014 drie keer per jaar een masterclass aanbieden, waarvan het resultaat tijdens het festival wordt getoond.
De commissie is van mening dat door de manifestatie niet alleen de individuele deelnemers, zowel de jongeren als de makers en begeleiders, zich zullen ontplooien, maar dat tegelijkertijd dialoog, uitwisseling, inspiratie en ontmoeting worden bewerkstelligd, waarmee voeding wordt gegeven aan de ontwikkeling van jeugd- en jongerentheater en andere vormen van jeugd- en jongerencultuur. De commissie waardeert vooral de visie en de inhoudelijke onderbouwing van de activiteiten gericht op kennisontwikkeling en -deling, maar vindt de concrete uitwerking hiervan in de aanvraag summier. Gelet op de duidelijke visie en onderbouwing van de plannen en het trackrecord van de organisatie heeft zij er vertrouwen in dat de organisatie in staat is om de activiteiten waar-
voor subsidie wordt aangevraagd te realiseren en zo bij te dragen aan de ontwikkeling van de amateurkunst. Maar tegelijkertijd vindt zij het lastig de verwachte impact te beoordelen op basis van de beperkte informatie uit de aanvraag. De commissie vindt vooral de voorgenomen internationale programmering, de masterclasses en het mini-congres interessant binnen de manifestatieregeling. Zij adviseert om subsidie te verlenen voor deze onderdelen. Op basis van het bovenstaande heeft de commissie vertrouwen in de inhoudelijke en artistieke kwaliteit en beoordeelt deze als ruim voldoende.
__
ONDERNEMERSCHAP De organisatie doet een realistische aanzet tot het benaderen en bereiken van nieuwe doelgroepen en samenwerkingspartners. De commissie vindt het positief dat de organisatie de expertise van een marketingbureau inzet om ondersteuning te bieden bij het vormgeven aan haar plannen voor versterking van de landelijke uitstraling van het festival. Het aantal samenwerkingspartners en de grote diversiteit in deze partners vindt de commissie positief. Zij heeft vertrouwen in een stevige verankering van Havenwerk. Deze zorgt ervoor dat het festival in staat blijft om actuele ontwikkelingen op het gebied van jeugd- en jongerencultuur te volgen, presenteren en voeden. De commissie is echter kritisch over de begroting van het festival. De commissie realiseert zich dat het festival is gegroeid en verder wil groeien, maar is niet overtuigd door de onderbouwing van de kostenstijging in relatie tot de uitbreiding van het festival. Ook het dekkingsplan vindt de commissie ambitieus. De commissie heeft waardering voor de
MANIFESTATIE 09 eigen inkomsten die het festival wil verwerven, maar zij vindt dat de ambitie niet aansluit bij de uitgewerktheid van de plannen en is niet overtuigd van de haalbaarheid hiervan. Daarbij mist de commissie een visie of strategie op dit gebied. Ten slotte vindt de commissie de bijdrage van de deelnemers, in verhouding tot wat ze ervoor krijgen, laag. De commissie beoordeelt het ondernemerschap en de samenwerking als ruim voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Het festival kent een internationale programmering. Deelnemers komen uit heel Nederland en het buitenland. De verhouding tussen bezoekers van binnen en buiten de regio verschilt volgens de aanvrager per onderdeel van het festival, maar vooral die onderdelen van het festival die het interessant maken als manifestatie in het kader van deze regeling trekken bezoekers van buiten de regio. Met de voorgenomen plannen wil de organisatie het aantal en aandeel deelnemers van buiten de eigen regio, waaronder internationale deelnemers, laten toenemen. De commissie vindt dat de plannen hiervoor beter uitgewerkt hadden kunnen worden, maar heeft er, gelet op de ontwikkeling van het festival, wel vertrouwen in dat de organisatie in staat is om dit te realiseren. Daarnaast concludeert de commissie dat de instelling nu al deelnemers en bezoekers uit heel Nederland en het buitenland trekt. De commissie beoordeelt de geografische spreiding als goed.
__
PLURIFORMITEIT De commissie is van mening dat de activiteiten die door het festival worden georganiseerd, zoals workshops, voorstellingen en masterclasses, op zichzelf niet uniek zijn. Het is de verbinding tussen de verschillende activiteiten, de mogelijkheid tot ontmoeting en inspiratie, de presentatiemogelijkheid en de omvang van het festival die deze manifestatie bijzonder maakt waardoor het een waardevolle toevoeging aan het (jongeren) amateurtheatersector is. Festival Havenwerk is het enige festival van deze omvang dat zich richt op het produceren en presenteren van theater door en voor jongeren in Nederland. Samenvattend is de commissie van mening dat de activiteiten zeer onderscheidend zijn en dat de aanvrager een onmiskenbare bijdrage levert aan de pluriformiteit van de sector amateurkunst. Op grond hiervan beoordeelt de commissie de bijdrage aan de pluriformiteit als goed.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Tot nog toe monitort en evalueert de organisatie het festival door steekproefsgewijs interviews te houden met bezoekers en uitvoerige evaluaties te verrichten onder alle deelnemers. De informatie die op deze wijze wordt verkregen, wordt benut bij de opzet van volgende edities. Vanaf 2013 wil Festival Havenwerk een evaluatie-instrument toevoegen, gericht op het meten van de effecten van het festival. De organisatie wil hiervoor 60 personen uit haar doelgroep gedurende vier jaar volgen en maakt daarbij een onderscheid tussen drie subgroepen, namelijk uitvoerende deelnemers, workshop-deelnemers en bezoekers.
De commissie vindt het positief dat de organisatie gedurende een langere periode de verschillende doelgroepen volgt met het doel zicht te krijgen op de effecten van het festival. Zij vindt het wel opmerkelijk dat de professionele makers geen doelgroep zijn binnen de monitoring en adviseert de organisatie aandacht te besteden aan deze groep. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als goed.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende informatie is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er in beide jaren sprake zal zijn van een bijdrage van een gemeente of provincie, en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze zowel de artistieke en inhoudelijke kwaliteit als het ondernemerschap ruim voldoende vindt. De geografische spreiding en de bijdrage aan de pluriformiteit, beoordeelt ze als goed evenals de aandacht voor monitoring en evaluatie. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Theaterschip in totaal 12 van de maximaal te behalen 16 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag gedeeltelijk te
honoreren voor het totaalbedrag van € 180.000,dat specifiek bedoeld is voor het organiseren van een mini-symposium en masterclasses tijdens en voorafgaand aan Festival Havenwerk en de internationale programmering van Festival Havenwerk zoals voorgesteld in het activiteitenplan 20132014. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met Festival Havenwerk een prestatieafspraak te maken die aansluit bij dit advies.
MANIFESTATIE 10
WMC KERKRADE ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Wereld Muziek Concours Kerkrade (hierna WMC) vraagt manifestatiesubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 20132016 voor activiteiten in verband met het Internationaal Festival in de periode 2013-2014.
Gevraagde subsidie: € 400.000,Geadviseerde subsidie: € 400.000,-
WMC organiseert periodieke festivals en projecten met als doelstelling de blaasmuziek te bevorderen. De meest in het oog springende activiteit is het vierjaarlijkse internationaal festival in Kerkrade waarvan de zeventiende editie in 2013 wordt gehouden. De missie die het WMC hanteert, is om het Wereld Muziek Concours als wedstrijd en evenement als het Olympia van de internationale blaasmuziek te
aangezette activiteiten ten opzichte van vorige edities zijn de extra aandacht voor jongeren, de nieuwe Biënnale voor Blazersensembles gericht op jong talent en diverse activiteiten als steunfunctie binnen het provinciale, nationale en internationale netwerk. Onder de noemer WMC Young Generation richt het WMC zich in het bijzonder op het interesseren van jongeren voor muziek en het ontwikkelen van jong talent. In het niet-festivaljaar 2014 zal het WMC zich richten op: • de voorbereidingen van de Open Dutch Championships 2015; • het jaarlijkse seminar voor kader; • het jaarlijkse symposium waarbij internationale ontwikkelingen worden gespiegeld; • de eerste Biënnale voor Blazersensembles; • een aantal kleinschalige concerten door ensembles gevormd door jong talent. Ook vinden er diverse bijeenkomsten en activiteiten plaats in het kader van de deelname in nationale en internationale netwerken waarbinnen het WMC een belangrijke positie inneemt.
positioneren. Het WMC vervult daarom volgens eigen zeggen een steunfunctie voor de internationale blaasmuziek in zijn algemeenheid en ondersteunt specifieke projecten van derden. Het vierjaarlijkse festival vindt plaats in vier weekenden met de tussenliggende dagen in Kerkrade. Een kleine 20.000 muzikanten, van wie ongeveer de helft uit het buitenland afkomstig is, treden tijdens dit evenement op in concertwedstrijden, mars- en showwedstrijden, concerten en buitenoptredens. Daarnaast nemen naar schatting ruim 1.000 personen deel aan workshops, clinics, lezingen en conferenties. Nieuwe elementen in het beleid of zwaarder
Het WMC ontvangt gemiddeld € 208.237,- per jaar subsidie als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 24 juni 2011 is er een tussenbalansgesprek gevoerd met het WMC. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
Het WMC heeft zich in de loop der jaren bewezen als een aantrekkelijke en publieksvriendelijke manifestatie met een grote nationale en internatio-
nale uitstraling. In de afgelopen periode heeft het WMC zich verder ontwikkeld en heeft daarnaast, als gevolg van ontwikkelingen binnen de Nederlandse blaasmuziekorganisaties en de nationale ondersteuning van blaasmuziek, een grotere rol op zich genomen en met verve uitgevoerd. Deze adviserende rol en netwerkfunctie zijn in de plannen voor de jaren 2013 en verder geborgd. Vanuit het omvangrijke, gevarieerde en deels telkens vernieuwende internationale festival en de vele gerelateerde activiteiten draagt het WMC sterk bij aan de positie en verdere ontwikkeling van de blaasmuziek in Nederland en ver daarbuiten. In de komende jaren wordt extra aandacht aan jongeren gegeven. De vele deelnemers worden geconfronteerd met de ‘state of the art’ in de (inter)nationale blaasmuziek, waarbij kwaliteit het kernbegrip is. De activiteiten in het kader van scholing, ideeënuitwisseling, netwerkbevordering, repertoirevernieuwing, coördinatie en de wedstrijden maken dat het WMC volgens de commissie een belangrijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van de (inter)nationale amateurkunst op het gebied van blaasmuziek en inmiddels ook aanpalende disciplines. Op basis van deze overwegingen vindt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten excellent.
__
ONDERNEMERSCHAP Het WMC heeft op een aantal fronten tijdens de huidige subsidieperiode een professionaliseringsslag gemaakt, met als gevolg dat de bedrijfsvoering sterk is verbeterd. Op diverse manieren worden deelnemers en publiek benaderd, er is in de afgelopen subsidieperiode meer aandacht aan marketing en publiciteit gegeven en steeds meer nieuwe media worden ingezet. Het WMC zal de komende periode een professioneel bureau de opdracht geven om een communicatie- en marketingstrategie uit te werken met inzet van moderne media als kern.
MANIFESTATIE 10 De wens tot het ontwikkelen van een wereldwijde WMC-gemeenschap is daarbij geuit. Tot op heden heeft het WMC, mede vanwege de goede naam, altijd grote aantallen deelnemers en publiek weten te bereiken en de werving van deelnemers heeft nimmer problemen gekend. De commissie kan zich voorstellen dat meer aandacht van nationale media mogelijk zou zijn. De aanvrager werkt aantoonbaar intensief samen met veel (inter)nationale partijen, waarbij het WMC vaak een spilfunctie heeft. Het WMC lijkt de katalysator te zijn voor veel samenwerkingsverbanden. De aanvrager heeft tijdens de voorgaande zestien edities telkens voor aanvulling op de publieksinkomsten moeten zorgen. Daartoe zijn forse sponsorinkomsten en allerlei bijdragen van publieke en private partijen ontvangen. Over een periode van vier jaar, waarin slechts één festival valt, bedraagt het aandeel publieke financiering zo’n 50%. Het WMC is zich bewust van de veranderende financiële omstandigheden en mogelijkheden. De aanvraag getuigt, ondanks de beknoptheid, van visie op realistische kansen om meer inkomsten te verwerven. Vanwege het festivalkarakter steunt de organisatie in de aanloop naar het festival en vooral tijdens het festival op honderden vrijwilligers om het evenement mogelijk te maken. Hierop is de organisatie adequaat ingericht met een klein professioneel bureau, dat tijdelijk wordt uitgebreid in de aanloop naar het festival. De commissie beoordeelt het ondernemerschap van het WMC als ruim voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Het WMC geeft in zijn aanvraag aan de ambitie te hebben om in 2013-2014 deelnemers en bezoekers
te trekken uit heel Nederland en veel andere landen. Uit de aanvraag blijkt dat de instelling in voorgaande jaren deze doelstelling ruimschoots heeft bereikt. De commissie heeft er vertrouwen in dat het WMC deze ambitie ook in de toekomst waarmaakt. De commissie beoordeelt de geografische spreiding als goed.
__
PLURIFORMITEIT De aanvrager geeft in de ogen van de commissie terecht aan dat zij uniek is in de wereld van de blaasmuziek. Niet alleen in omvang, maar ook in verscheidenheid van activiteiten staat het WMC (inter)nationaal aan de top. De commissie is van mening dat de activiteiten van het WMC zeer onderscheidend zijn en dat het WMC een onmisbare bijdrage levert aan de pluriformiteit van de sector amateurkunst. Op grond van bovenstaande beoordeelt de commissie de aanvraag voor dit criterium als goed.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Elke editie worden enquêtes uitgevoerd onder zowel deelnemers, toeschouwers als vrijwilligers. De resultaten van deze enquêtes vormen de basis voor aanpassingen aan organisatie, evenement en inhoud. Daarnaast worden commentaren, (pers) publicaties, en artikelen gevolgd en worden in (inter)nationale gremia de festivals besproken. De gehanteerde methodiek lijkt op basis van de aanvraag vooral gericht op praktische toepasbaarheid. De commissie is er op grond van de gegevens uit de aanvraag niet van overtuigd dat er sprake is van een doordachte systematiek.
De commissie concludeert evenwel dat er voldoende aandacht wordt besteed aan het monitoren en evalueren van de activiteiten van het WMC.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende informatie is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er in beide jaren sprake zal zijn van een bijdrage van een gemeente of provincie, en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van het WMC excellent vindt en het ondernemerschap ruim voldoende. De geografische spreiding en de bijdrage aan pluriformiteit beoordeelt de commissie als goed. De aandacht voor monitoring en evaluatie beoordeelt ze als voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt WMC in totaal 13 van de maximaal te behalen 16 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag te honoreren voor het aangevraagde totaalbedrag van € 400.000,voor het uitvoeren van het activiteitenplan 20132014, en met het WMC een prestatieafspraak te maken overeenkomstig de voorgestelde prestaties uit het aanvraagformulier.
TALENTONTWIKKELING 01
BELEVEN
Video Virus kent de volgende onderdelen: • Talentvolle urban arts jongeren worden uitgenodigd auditie te doen. • De talenten die niet door de auditie komen, krijgen het aanbod voor een tweedekans traject dat bestaat uit vier keer twee uur intensieve training om de volgende keer een betere kans te maken. • De talenten die na de auditie doorgaan, komen in het Video Virus-traject bestaande uit coaching, training, productiebegeleiding en clipmaking. • De resultaten worden achtereenvolgens in plaatselijke, regionale en landelijke battles beoordeeld door publiek (stemming via internet) en een deskundige jury.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Beleven (hierna Beleven) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 20132016 voor de uitvoering van Video Virus en The Show Off in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 686.764,Geadviseerde subsidie: € 0,-
Beleven richt zich vooral op sociaal-artistieke projecten en kunsteducatie voor kinderen en jongeren in achterstandssituaties. Sinds 2005 heeft Beleven een actief New Arts (urban arts) programma. Sinds oktober 2010 wordt het programma onder de noemer Powered by New Arts uitgevoerd door zes samenwerkende centra voor de kunsten uit Zwolle, Deventer, Twente
project Video Virus krijgen urban arts-talenten de kans onder professionele begeleiding een eigen videoclip te produceren. Vanaf 2013 wordt Video Virus uitgebreid met het traject The Show Off. Uit de ervaring van de afgelopen edities kwam naar voren dat het maken van een goede videoclip en het winnen van een battle geen garantie vormen voor het neerzetten van een aansprekende show. Daarom is ervoor gekozen het traject uit te breiden met een specifieke training gericht op show en presentatie: The Show Off.
(Enschede - Almelo), Apeldoorn, Nijmegen en Arnhem. Het Fonds verstrekt tot 2013 subsidie aan het programma Powered by New Arts op basis van de regeling Het beste van twee werelden. Methodiekontwikkeling is een belangrijk facet in dit traject. De aanvraag die nu is ingediend is op te vatten als een vervolg op en uitbreiding van een van de onderdelen van Powered bij New Arts, namelijk Video Virus. Video Virus bestaat als project sinds 2009. In de herfst van 2011 beleefde Video Virus zijn derde uitvoering als onderdeel van het programma Powered by New Arts met deelnemers uit Oost-Nederland. In het
Inzet is om het programma niet alleen inhoudelijk uit te breiden, maar ook het samenwerkingsverband uit te breiden naar twintig samenwerkingspartners (centra voor de kunsten, poppodia, talenthuis Urban Arts).
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
Werving van de deelnemers is een verantwoordelijkheid van de plaatselijke partners. Het is echter niet duidelijk wie de nieuwe samenwerkingspart-
ners zijn en in welke plaatsen die gevestigd zijn. Hierdoor kan de commissie zich geen goed beeld vormen van het realiteitsgehalte van de summier beschreven wervingsplannen. Ook de selectie van deelnemers is een verantwoordelijkheid van de plaatselijke partners. Audities worden afgenomen door een jury bestaande uit vier personen. Uit de aanvraag wordt niet goed duidelijk wie dit zijn. Er wordt geselecteerd op kwaliteit, maar hoe dit begrip invulling krijgt, blijkt nauwelijks uit de aanvraag. De verdere criteria lijken vooral gericht te zijn op de samenstelling van de groep. De commissie is er hierdoor niet van overtuigd dat het niveau van de geselecteerde deelnemers aansluit bij de doelstelling van deze regeling. De commissie vindt het positief dat de kandidaten die niet door de auditie zijn gekomen, feedback krijgen en mee mogen doen aan een ‘Nieuwe kans’ workshopdag. De invulling van het verdere begeleidingstraject wordt beschreven in een technisch stappenplan. De commissie mist een heldere visie op talentontwikkeling. Ook is niet goed duidelijk wie de begeleiding verzorgt en hoe intensief het programma is. De commissie heeft vertrouwen in de ervaring die Beleven inmiddels heeft met de uitvoering van dit programma, maar vindt het onvoldoende duidelijk wie de andere uitvoerenden zullen zijn. In de aanvraag wordt slechts gemeld dat het toewerken naar vervolgstappen nadrukkelijk een onderdeel is van de begeleiding door de plaatselijke artistieke leiding. Op wat voor wijze, door wie en hoe intensief hier invulling aan wordt gegeven, blijkt verder nauwelijks uit de aanvraag. Hierdoor is de commissie niet overtuigd van de mate waarin er aandacht is voor vervolgtrajecten en er daadwerkelijk doorstroming plaatsvindt naar het kunstvakonderwijs of de beroepspraktijk. De commissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten als voldoende.
TALENTONTWIKKELING 01
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
Beleven beschrijft uitgebreid hoe de organisatie deelnemers en publiek wil trekken. De instelling noemt Arnhem daarbij als voorbeeld en neemt aan dat de nieuwe partners over eenzelfde netwerk als Beleven zelf zullen beschikken. De commissie is niet overtuigd van het realiteitsgehalte hiervan. Daarnaast vertrouwt Beleven op promotie door de deelnemers zelf en wil de organisatie de samenwerking met lokale en regionale zendgemachtigden voortzetten en uitbreiden. De commissie is niet overtuigd van het bereik dat Beleven op deze manier denkt te realiseren. In de aanvraag wordt slechts in algemene termen gesproken over de partners waarmee Beleven wil samenwerken. De commissie kan zich hierdoor geen goed beeld vormen van de inhoud, intensiteit en uiteindelijke meerwaarde van de samenwerkingsverbanden. De commissie is kritisch over de begroting. Zij vindt de kosten voor het project en de aan het Fonds gevraagde bijdrage hoog. Daarbij constateert de commissie dat Beleven de toegenomen kosten vooral wil dekken door hogere bijdragen uit publieke middelen. De eigen inkomsten nemen verhoudingsgewijs af. De commissie vindt het in tijden van bezuinigingen op de cultuurbegrotingen niet getuigen van ondernemerschap om voor de financiering van de uitbreiding van dit traject zo’n groot beroep te doen op publieke middelen. Daarbij mist de commissie een uitgewerkte visie op het verwerven en vergroten van eigen inkomsten. Nu wordt hierover slechts in algemene termen gesproken en wordt verwezen naar een onderzoek dat nog gaat plaatsvinden. Beleven meldt dat zij op dit moment in een fusieproces is betrokken met Het Domein van Kunst en Cultuur Arnhem. Het is op basis van de beschikbare informatie niet goed mogelijk voor de commissie om een inschatting te maken van de consequenties hiervan voor de bedrijfsvoering.
De commissie beoordeelt de punten ondernemerschap en samenwerking als zwak.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Omdat de formele drempelnorm bij deze aanvraag niet gehaald is, wordt er door de commissie expliciet getoetst of de aanvrager in het plan aannemelijk maakt dat dit per 2013 wel het geval zal zijn. Beleven geeft aan dat de programma’s Video Virus en The Show Off in 2013 en 2014 een landelijk bereik zullen hebben, zowel wat betreft de herkomst van de deelnemers als de plaatsen waar de activiteiten zullen gaan plaatsvinden. De aanvrager heeft de commissie hiervan niet volledig kunnen overtuigen. Aangegeven wordt dat voor de uitvoering samengewerkt wordt met twintig plaatselijke partners in evenveel steden en regio’s. Wie deze partners zijn, wordt echter niet concreet genoemd. Gezien hun cruciale rol in het geheel had de commissie zich graag een beeld en oordeel willen vormen over deze organisaties om zo de haalbaarheid te kunnen toetsen. De commissie heeft er, gelet op de sinds 2011 zichtbare opbouw van de herkomst van de deelnemers, desondanks vertrouwen in dat de drempelnorm per 2013 wordt gehaald en dat de programma’s Video Virus en The Show Off daardoor een bovenregionale bereik zullen realiseren. De commissie beoordeelt de geografische spreiding als voldoende en de drempelnorm als gehaald.
__
PLURIFORMITEIT Er is over het algemeen weinig aandacht voor video als aparte discipline in het culturele aanbod in Nederland. De commissie vindt het dan ook bijzonder dat Beleven in dit urban arts-traject werkt met het maken van videoclips. Uit de in de aanvraag opgenomen kengetallen maakt de commissie op dat Beleven geen bijzondere samenstelling van het deelnemersveld nastreeft. De commissie beoordeelt de bijdrage aan de pluriformiteit als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De commissie is positief over de aandacht die Beleven besteedt aan de monitoring en evaluatie van het programma. Beleven geeft aan dat de wijze waarop er nu gemonitord wordt, nog voor verbetering vatbaar is en wil zich hiervoor inspannen. De commissie waardeert de kritische zelfreflectie en ambitie en beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of een gemeente en dat voor dit
onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit voldoende vindt en het ondernemerschap en samenwerking zwak. De geografische spreiding beoordeelt ze als voldoende, evenals de bijdrage aan de pluriformiteit en de aandacht die er aan monitoring en evaluatie wordt besteed. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Stichting Beleven in totaal 6 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 02
BUITEN KUNST
samenwerking met professionele acteurs. Plus één presentatie van de Nieuwen. 5. TTLfestival: in het TTLfestival komen TTL, TTLjong en BKbeeldLAB samen in vijf dagen met workshops, repetities, trainingen, presentaties en voorstellingen. 6. De Nieuwen: een afstudeeropdracht voor studenten in het vierde jaar van de opleiding Writing for Performance van de HKU. Zij schrijven onder leiding van een redacteur en een docent van de opleiding een aantal korte scènes. Buitenkunst ontvangt gemiddeld € 210.667,- per jaar subsidie als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 13 mei 2011 is een tussenbalansgesprek gevoerd met Buitenkunst.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Buitenkunst (hierna Buitenkunst) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van het Theatertalentlab (TTL) in de periode 2013-2014.
Gevraagde subsidie: € 240.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
Buitenkunst organiseert tijdens verschillende vakanties projecten op het gebied van theater, dans, beeldende kunst, literatuur en muziek. Deze worden begeleid door professionals uit de kunsten en zijn bestemd voor alle leeftijden. De organisatie werkt op verschillende plekken in Nederland en trekt deelnemers uit het hele land. De activiteiten waarvoor Buitenkunst subsidie
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__ aanvraagt zijn: 1. Theatertalentlab (TTL): een laboratorium voor jonge ambitieuze mensen (16-25 jaar) die zich verder willen ontwikkelen binnen de discipline theater of dans. Er worden work shops op hoog niveau aangeboden (camera, tekst, scènestudie, stem, improvisatie, presentatie en auditietraining), waarin ze zich verder kunnen ontwikkelen. 2. BKbeeldLAB: een plek voor jonge mensen om te experimenteren met beeld. 3. TTLjong: jongeren van 12 tot 16 jaar oriënteren zich op de verschillende mogelijkheden met de podiumkunsten. 4. TTLproducties: drie producties met toptalent uit het TheaterTalentLab, waarvan één in
De werving van de deelnemers aan de talentontwikkelingsprojecten gaat via diverse kanalen. Buitenkunst bereikt met zijn brede aanbod jaarlijks al enkele duizenden kinderen, jongeren en jongvolwassenen. Deze worden gestimuleerd om met de verschillende kunstvormen aan de slag te gaan. Voor deelname aan het TTL-jong programma vindt geen specifieke selectie plaats. De aanvrager geeft aan dat er vervolgens voor het TheaterTalentLab en de TTLproducties wel geselecteerd wordt. Hoe deze selectie plaatsvindt wordt in de aanvraag echter niet toegelicht. De commissie heeft vertrouwen in de kwaliteit van de begeleidende professionals. De commissie is echter kritisch over de gedegenheid van het programma als talentontwikkelingstraject. De com-
missie vindt de intensiteit van de activiteiten laag en ze had graag een inzichtelijker beeld gekregen van de gebruikte methodieken. Buitenkunst benoemt nauwelijks specifieke activiteiten gericht op vervolgstappen voor de deelnemers richting het kunstvakonderwijs of de beroepspraktijk, en uit de aanvraag blijken ook geen significante resultaten op het gebied van doorstroom. De commissie is er op grond van de beschikbare informatie evenmin van overtuigd dat het niveau van de deelnemers voldoende aansluit bij de doelstelling van de regeling, namelijk het voorbereiden op de keuze voor en eventuele deelname aan het kunstvakonderwijs of de beroepspraktijk. De commissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten als zwak.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
Buitenkunst is altijd al in staat geweest om een groot deel van zijn inkomsten te verwerven uit deelnemersbijdragen, entreegelden enzovoorts. De overheidssubsidie die in de periode 1971-2012 werd ontvangen, is telkens aangewend voor innovatieve projecten, risicovolle programma’s en talentontwikkelingsprojecten. De afhankelijkheid van subsidies bedroeg de laatste jaren slechts 12% tot 15% van de totale omzet. Daarom vindt zij het enigszins teleurstellend dat er nu gekozen wordt voor een relatief aanzienlijke verhoging van de overheidsbijdrage en er bij de financiële strategie weinig aandacht wordt gegeven aan alternatieven. Buitenkunst beschrijft in algemene termen zijn communicatie- en marketingstrategie en verwijst daarbij naar het tot nog toe behaalde succes. Dit succes geeft de commissie vertrouwen, maar zij had het gewaardeerd als er een meer uitgewerkte toekomstgerichte strategie was gepresenteerd. Er wordt met verschillende opleidingen
TALENTONTWIKKELING 02 samengewerkt, zoals de HKU, AHK - mimeschool, de NHL-opleiding Docent Theater in Leeuwarden en de Rietveld Academie, en direct en indirect met bijna alle kunstvakopleidingen via hun medewerkers die ingezet worden bij de activiteiten van Buitenkunst. De commissie vindt, met uitzondering van de samenwerking met de HKU, de wijze waarop de samenwerking vorm krijgt echter incidenteel. De commissie beoordeelt het ondernemerschap en de samenwerking als voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
De deelnemers komen uit het hele land en de verschillende activiteiten spelen zich af in de provincies Utrecht, Noord Holland, Flevoland en Drenthe. De commissie heeft er vertrouwen in dat Buitenkunst zijn landelijk bereik in de periode 2013-2014 vasthoudt. De commissie beoordeelt de geografische spreiding als goed.
__
MONITORING EN EVALUATIE
__
Buitenkunst geeft aan de deelnemers aan de talentprojecten te volgen. Uit de aanvraag blijkt niet of dit volgens een duidelijke systematiek gebeurt. Daarnaast geeft de aanvrager niet aan of hij zijn eigen programma monitort en evalueert. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er geen sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of een gemeente en dat voor dit onderdeel door het bestuur van het Fonds geen punten zullen worden toegekend.
__
PLURIFORMITEIT
CONCLUSIE
De commissie vindt de activiteiten van buitenkunst onderscheidend, omdat er bewust voor is gekozen die in verschillende disciplines aan te bieden in vakantieperiodes als aanvulling op het aanbod van reguliere aanbieders van kunstonderwijs en kunsteducatie. De commissie vindt het deelnemersveld van Buitenkunst niet bijzonder divers en maakt uit de aanvraag ook niet op dat de aanvrager bijzondere inspanningen verricht om dit wel te bereiken. De commissie beoordeelt de bijdrage aan de pluriformiteit als voldoende.
De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit zwak vindt en het ondernemerschap en de samenwerking van Buitenkunst voldoende. De geografische spreiding beoordeelt ze als goed. De bijdrage aan de pluriformiteit vindt de commissie voldoende evenals de aandacht die er aan monitoring en evaluatie wordt besteed. Ervan uitgaande dat er geen bijdrage beschikbaar wordt gesteld door een gemeente of provincie behaalt Buitenkunst in totaal 6 van de maximaal te behalen 18 punten.
De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 03
CIRCOMUNDO ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Circomundo (hierna Circomundo) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 20132016 voor de uitvoering van Toekomst in de Piste – Part Two in de periode 2013-2014.
Gevraagde subsidie: € 442.925,Geadviseerde subsidie: € 0,-
•
het kunst(circus)onderwijs bieden; het imago van het circus positief bijstellen door kwaliteitsverhoging en vernieuwing in het circus met jong talent na te streven.
Circomundo zet zich inmiddels tien jaar in voor de ontwikkeling en promotie van jeugdcircus in Nederland. In 2013 en 2014 wil Circomundo onder de noemer Toekomst in de Piste - Part Two jeugdig circustalent ondersteunen. Met deze activiteiten wordt voortgebouwd op het programma Toekomst in de Piste waarvoor het Fonds tot 2013 subsidie beschikbaar stelt vanuit de subsidieregeling Het beste van twee werelden.
De activiteiten in het kader van Toekomst in de Piste - Part Two zijn in vier, zoals Circomundo het zelf aanduidt, ‘lagen’ beschreven. Laag 1 bestaat uit: • drie landelijke, breed toegankelijke projecten gericht op het maken van een productie. Alle jongeren uit de jeugdcircussen krijgen zo de kans om te zien wat er komt kijken bij het maken van een voorstelling; • voortzetting van het maandelijkse aanbod van workshops gericht op de ontwikkeling van jeugdcircustrainers.
Met Toekomst in de Piste – Part Two wil Circomundo: • een systematiek creëren van trainings mogelijkheden en toonmomenten; • het beoefenen van circus in zijn geheel naar een hoger plan tillen en voorbereiding op
Laag 2 bestaat uit: • regionale trainingsweekenden voor jeugd- circusleerlingen met hun jeugdcircustrainer onder leiding van een professional; • een summerschool waarin gedurende een week gewerkt wordt onder professionele
begeleiding. Ook studenten van de HBO-circusopleidingen kunnen hieraan deelnemen. Laag 3 bestaat uit talentklassen met elk maximaal tien leerlingen die in een vaste groep trainen en naar een productie toewerken. Na een gefaseerde opbouw zullen in 2014 vijf talentklassen actief zijn op vijf locaties verspreid over het land. De talentklassen zijn verder gericht op het deelnemen aan pre-audities en audities. De aanpak is volgens Circomundo verwant aan de trajecten van de Landelijke Oriëntatiecursus Theateropleidingen (LOT). Laag 4 bestaat uit de selectie van de Nederlandse deelnemers voor internationale festivals en concoursen. Voor deze selectie stelt Circomundo een onafhankelijke commissie in. Circomundo richt zich bij de uitvoering van deze activiteiten op algemene coördinatie, monitoring, evaluatie en financiële verantwoording.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
Het plan kent veel verschillende onderdelen die variëren in deelnemersniveau, opzet en intensiteit. Binnen de door aanvrager beschreven laag 1 vinden ook de maandelijkse workshops voor jeugdcircustrainers en -docenten plaats. De commissie heeft waardering en begrip voor de wens een aanbod voor jeugdtrainers te realiseren gericht op hun ontwikkeling, maar zij vindt niet dat deze activiteit kwalificeert als talentontwikkeling in de zin van de regeling. Werving van deelnemers vindt voor alle activiteiten vooral plaats via het jeugdcircusnetwerk van Circomundo. Selectie is niet bij alle activiteiten aan de orde. De landelijke projecten binnen laag 1 zijn breed toegankelijk voor deelnemers vanaf 12 jaar. Er vindt geen instroomselectie plaats. De projecten
zijn in globale termen beschreven en zijn ook van belang voor de promotie van jeugdcircus. Ook de activiteiten in laag 2 zijn volgens de aanvrager breed toegankelijk, maar er vindt wel een selectie plaats. Hoe deze selectie is georganiseerd en hoe deze zich verhoudt tot de brede toegankelijkheid wordt nauwelijks toegelicht. Hierdoor krijgt de commissie geen goed zicht op de wijze van selecteren en het niveau van de deelnemers die dit oplevert. Voor toelating tot de talentklassen in laag 3 moet auditie worden gedaan. De wijze waarop deze audities zijn vormgegeven, wordt in de aanvraag beperkt toegelicht. De commissie kan zich hierdoor maar in beperkte mate een beeld vormen van de wijze waarop er wordt geselecteerd. Laag 4 is een selectiemoment op zichzelf. De wijze waarop dit is vormgegeven en wie de selectie uitvoert, blijkt nauwelijks uit de aanvraag. De commissie constateert dat het niveau van de deelnemers aan de activiteiten in laag 1 en 2 laag kan zijn. Daarnaast is zij vanwege de gebrekkige informatie in de aanvraag over de audities voor laag 3 niet helemaal overtuigd van het niveau van de deelnemers in fase 3. Gelet op het doel van de audities binnen laag 4 heeft zij er vertrouwen in dat het niveau van de deelnemers hoog is en aan zal sluiten bij de activiteiten. De opzet en intensiteit van de activiteiten in de verschillende lagen is verschillend. De commissie is niet overtuigd van de directe bijdrage van de activiteiten in laag 1 en 2 aan de begeleiding en ontwikkeling van toptalent. Daarbij heeft ze niet de indruk dat er in laag 2 sprake is van een wedstrijdelement of podiumpresentatie zoals bedoeld is in de regeling. De commissie vindt deze activiteiten, met uitzondering van het eerdergenoemde aanbod voor de jeugdtrainers, in combinatie met de activiteiten uit laag 3 wel passend binnen de zogenaamde piramide van talentontwikkeling en interssant vanuit het oogpunt van het ontdekken van talent. De commissie heeft waardering voor het plan om de in laag 3 opgevoerde talentklassen verspreid over het land op te zetten. Zij denkt dat deze talentklassen meerwaarde kunnen hebben voor de verdere ontwikkeling van het (jeugd)circus in
TALENTONTWIKKELING 03 Nederland. Vanwege de gebrekkige informatie in de aanvraag over de inhoud en opzet is ze er echter niet van overtuigd dat deze meerwaarde ook gerealiseerd wordt. De beschrijving van de activiteiten in laag 4 is summier. Op basis hiervan is de commissie van mening dat de activiteiten in dit kader een lage intensiteit hebben en weinig toevoegen aan de ontwikkeling van de deelnemende talenten. Alleen voor de talenten die worden geselecteerd, geldt dat de deelname aan een internationaal concours en festival een waardevolle ervaring is. De deelname zelf vormt echter geen onderdeel van de aanvraag. Uit de aanvraag blijkt onvoldoende hoe een verdere bijdrage aan de ontwikkeling van de deelnemers in de vorm van feedback over de audities of andere vormen van begeleiding eruitziet. De commissie is daarom niet overtuigd van de toegevoegde waarde van deze activiteit. Circomundo geeft aan dat voor de begeleiding circusprofessionals van de hboopleidingen worden ingezet. De commissie heeft vertrouwen in de kwaliteit van deze professionals. Uit de aanvraag blijkt dat de trainingen in de talentklassen aansluiten bij de circusopleiding in het kunstvakonderwijs en dat er – indien gewenst – gefocust kan worden op (pre)audities. De commissie waardeert deze aandacht voor vervolgstappen, maar krijgt uit de informatie in de aanvraag geen goed beeld van de precieze opzet en intensiteit. Op basis van bovenstaande overwegingen vindt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten voldoende.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
Deelnemers en publiek worden langs diverse wegen benaderd (vooral via het eigen netwerk), waarbij soms landelijke media-aandacht wordt verkregen. De commissie vindt de omschreven marketing- en communicatiestrategie niet bijzonder, maar heeft vertrouwen in de resultaten. Circomundo benoemt een groot aantal samen-
werkingspartners die merendeels ook actief zijn in de sector (jeugd)circus, maar geeft weinig informatie over de rol- en taakverdeling, omvang of relevantie van de samenwerkingsverbanden, waardoor de commissie weinig zicht heeft op de meerwaarde hiervan. De commissie is kritisch over de ingediende begroting. De kosten voor de activiteiten – in het bijzonder voor de talentklas – zijn hoog, zeker in relatie tot het aantal deelnemers. Ook de aan het Fonds gevraagde bijdrage is hoog. De financiële bijdrage van de deelnemers is relatief laag. Circomundo doet blijkens de bij de aanvraag gevoegde begroting geen beroep op sponsorinkomsten, bijdragen van particulieren of bijdragen van bedrijven, maar maakt zich sterk afhankelijk van subsidies. De commissie mist een gedegen visie op of strategie voor het behalen of vergroten van de eigen inkomsten. Zeker omdat veel activiteiten decentraal gerealiseerd worden, binnen de jeugdcircussen of anderszins, vindt de commissie kwaliteitsborging een belangrijk aandachtspunt bij deze aanvraag. De decentrale aanpak maakt het project organisatorisch ingewikkeld, waardoor de commissie sturing eveneens een belangrijk aandachtspunt vindt. In de aanvraag wordt echter niet concreet ingegaan op de taakverdeling tussen Circomundo en de betrokken jeugdcircussen. Circomundo voorziet in het plan de volgende taken voor zichzelf: ontwikkelen van het basiscurriculum, algehele coördinatie, monitoring, evaluatie en financiële verantwoording. Dit wordt echter niet uitgewerkt, waardoor de commissie er niet van overtuigd is dat de benodigde kwaliteitsborging en sturing aanwezig zijn. De commissie heeft daarnaast twijfels over de uitvoerbaarheid van het plan. Redenen daarvoor zijn onder meer de beperkte omvang van de organisatie, ontwikkelingen in het veld van het jeugdcircus waarop in deze aanvraag nauwelijks wordt gereflecteerd en de kwaliteit en inzichtelijkheid van het ingediende plan. Circomundo beoogt “na afloop van het activiteitenplan een dusdanige systematiek en netwerk te hebben
neergezet dat het zonder subsidie voortgezet kan worden”. De commissie betwijfelt de haalbaarheid van deze ambitie. De commissie beoordeelt het ondernemerschap en de samenwerking van Circomundo als zwak.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Circomundo heeft een landelijk bereik met deelnemers uit en activiteiten in heel Nederland. De commissie beoordeelt de geografische spreiding van Circomundo als goed.
__
PLURIFORMITEIT Circomundo richt zich met zijn activiteiten op (jeugd)circus. De commissie beschouwt dit als een bijzonder vakgebied waarin Circomundo als landelijke speler een bijzonder positie inneemt. De commissie vindt het deelnemersveld niet bijzonder divers van samenstelling. De commissie beoordeelt de pluriformiteit als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Uit de aanvraag blijkt dat Circomundo veel gegevens over zijn activiteiten verzamelt. Zo vullen deelnemers regelmatig een online enquête in,
worden er verslagen en videoregistraties van activiteiten gemaakt en worden er bijeenkomsten gehouden waar ervaringen en resultaten worden besproken. De commissie waardeert de inspanningen die Circomundo verricht, maar mist een strategie en een onderbouwing van de keuzes die Circomundo op dit vlak maakt. De commissie beoordeelt de aanvraag op het gebied van monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit voldoende vindt. Het ondernemerschap en de samenwerking van de instelling worden zwak bevonden. De geografische spreiding wordt door de commissie als goed beoordeeld. De pluriformiteit vindt ze, evenals de aandacht voor monitoring en evaluatie, voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Circomundo in totaal 8 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 04
DARIO FO ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Dario Fo (hierna Dario Fo) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor het uitvoeren van haar activiteitenplan 2013 – 2014.
Gevraagde subsidie: € 310.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
Dario Fo is al bijna twintig jaar actief op het gebied van community arts, in het bijzonder met muziektheater. Uitgangspunt voor deze aanvraag is de sinds 2003 ontwikkelde werkwijze van Dario Fo met community art-projecten. Het plan omvat vier community art-voorstellingen in respectievelijk Zuid-Holland, Noord-Holland, Groningen en Limburg. Deze voorstellingen zullen samen met lokale partners worden gerealiseerd: • in Zuid-Holland: in samenwerking met Koperen
De activiteiten zijn gericht op deelnemers in de leeftijd van 13 tot en met 24 jaar. De nadruk zal komen te liggen op de leeftijdsgroep van 16 tot en met 21 jaar. Dario Fo onderscheidt zes verschillende talentprofielen. Deelnemers worden begeleid door het team van Dario Fo. In specifieke workshops worden gespecialiseerde gastdocenten ingezet. Ook de componisten en tekstschrijvers van de producties zullen nauw betrokken zijn bij het project en masterclasses geven aan de deelnemers. Dario Fo wil met deze projecten tevens zijn expertise in community arts overdragen aan jonge organisaties en de jonge professionals die deze organisaties hebben opgezet.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__ Kees en Jeffrey Boekestein. Voorstelling: ‘Afstallen’, een nieuwe musical geschreven door Bob Zimmerman en Ruben van Gogh; • in Noord-Holland: in samenwerking met Stichting De Zwarte Tulp en Jerien Joustra. Voorstelling: ‘De Zwarte Tulp’, een streek musical rond Haarlem/De Bollenstreek, ge- schreven door Jeroen Joustra en Ton van Rijn; • in Groningen: in samenwerking met Stichting Nieuw Bloed en Martin Tietema. Voorstelling ‘Driestuiveropera’ – Weill/Brecht, in samen werking met Asko|Schönberg; • in Limburg: in samenwerking met MusicoStudio Venlo en Kitty Roeffen. Voorstelling ‘ Kinderzegen’, een opera geschreven door Kitty Roeffen, Bernhard Hunnekink en Bouke Oldenhof over grote katholieke gezinnen in Limburg.
Dario Fo wil de werkwijze die de organisatie tot nog toe in Zuid-Holland hanteert voor het werven en selecteren van deelnemers voor haar projecten, transporteren naar Noord-Holland, Groningen en Limburg. In deze drie provincies wordt met hulp van de al bestaande contacten een grote brede wervingsactie opgezet. In deze fase vindt echter geen selectie van talenten plaats; iedereen kan meedoen. De commissie begrijpt dat dit geheel past in de lijn van de aanpak rond community arts-projecten waarbij participatie een belangrijk aspect is, maar vindt het in het kader van deze regeling – die niet gericht is op talentontwikkeling in brede zin, maar op de ontwikkeling van talenten ter voorbereiding op het kunstvakonderwijs of een professionele loopbaan – geen overtuigende aanpak. Ook de selectie van deelnemers uit deze brede groep voor het vormen van een talentklas overtuigt de commissie niet van het niveau van de deelnemers in relatie tot de doelstelling van de regeling. De commissie is positief over de kwaliteit en
ervaring van het team van Dario Fo op het gebied van community art. Voor specifieke workshops worden gespecialiseerde gastdocenten ingezet. Wie deze specialisten zijn, wordt echter niet aangegeven. Hierdoor kan de commissie de kwaliteit van deze gastdocenten niet beoordelen. De commissie is kritisch over de concrete invulling en intensiteit van de begeleiding bij de onderdelen “de verdieping”, “de ervaring” en “het vervolg” uit het activiteitenplan. De werkwijzen en achterliggende principes worden in de aanvraag onvoldoende duidelijk uiteengezet. Zo mist de commissie een visie op talentontwikkeling van de verschillende doelgroepen. Ook wordt niet aangegeven hoe aan de genoemde algemene competenties wordt gewerkt. De voorstellingen staan zeer centraal in de werkwijze van Dario Fo en de commissie is van mening dat het aantal activiteiten dat direct gericht is op het ontwikkelen van het individuele talent slechts beperkt is. Dario Fo geeft aan dat de organisatie de afgelopen jaren de contacten met diverse theater- en muziekopleidingen in het land heeft geïntensiveerd en dat mede hierdoor talenten zijn doorgestroomd naar het kunstvakonderwijs. In de aanvraag wordt verder nauwelijks toegelicht op welke wijze deze contacten vorm krijgen, welke inhoud en intensiteit zij hebben, welke opleidingen het betreft en op welke wijze de contacten hebben bijgedragen aan de doorstroming. Daarbij bevat de aanvraag nauwelijks informatie over concrete activiteiten waarin wordt toegewerkt naar vervolgstappen voor de deelnemers, zoals oriëntatie op het kunstvakonderwijs of auditietraining. De aanvraag bevat wel informatie over het aantal deelnemers dat sinds 2003 is doorgestroomd naar het kunstvakonderwijs. De commissie vindt de omvang hiervan – gelet op het totaal aantal deelnemers en de toptalentambities van Dario Fo – niet bijzonder groot en onvoldoende blijk geven van de meerwaarde van de activiteiten bij de doorstroming naar het kunstvakonderwijs. De commissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten in het licht van de doelstelling van de regeling als zwak.
TALENTONTWIKKELING 04
__
ONDERNEMERSCHAP Dario Fo verwijst voor het benaderen en bereiken van zowel deelnemers als publiek naar de werkwijze die de organisatie daarvoor sinds 2003 hanteert in Zuid-Holland. Deze werkwijze wil ze met hulp van haar partners verplaatsen naar Noord-Holland, Groningen en Limburg. In de aanvraag wordt echter niet geconcretiseerd hoe Dario Fo dit wil doen en welke rol de partnerorganisaties hierbij spelen en er wordt geen beeld geschetst van de netwerken die Dario Fo hiervoor kan gebruiken. Ook wordt de vergelijkbaarheid met de situatie in Zuid-Holland niet toegelicht. De commissie is vanwege de gebrekkige informatie niet overtuigd van de haalbaarheid van de plannen van Dario Fo. Dario Fo kiest voor samenwerking met jonge, plaatselijke organisaties. Die zijn tijdens de zes productieweken betrokken bij het uitvoerende werk, maar ook bij de voorbereiding van de producties. Na de productie zullen deze lokale partners een belangrijke spil zijn in de continuïteit van de werkwijze. De commissie mist in de aanvraag een uitwerking van wat de samenwerking concreet behelst. Ook worden de plaatselijke netwerken van de samenwerkingspartner en Dario Fo niet in kaart gebracht. De keuzes voor de uitvoeringspartners lijken praktisch gemaakt, ontstaan vanuit het eigen netwerk en minder ingegeven door inhoudelijke motieven. Dario Fo wil deze partners, als onderdeel van het laatste deel van het traject, coachen om zo hun expertise op het gebied van community-art over te dragen. Dario Fo geeft ook aan contacten te onderhouden met het kunstvakonderwijs. De wijze waarop wordt slechts in algemene termen omschreven, waardoor de commissie onvoldoende zicht heeft op de omvang of meerwaarde hiervan. De in de aanvraag genoemde samenwerkingspartners betreffen vooral de ‘geestverwanten’ en het kunstvakonderwijs. De commissie mist samenwerkingspartners buiten het eigen werkveld. De commissie is kritisch over de bij de aanvraag gevoegde begroting. Uit de aanvraag blijkt
onvoldoende hoe deze begroting zich verhoudt tot de begrotingen van de afgelopen jaren en de realisatie daarvan. Ten opzichte van de cijfers over het jaar 2010 – zoals ingevuld in het aanvraagformulier – valt op dat er sprake is van een forse stijging van de personeelskosten. Deze stijging wordt nauwelijks onderbouwd. Aan de batenzijde van de begroting valt op dat Dario Fo kiest voor een fors hogere bijdrage uit publieke middelen. De eigen inkomsten nemen af, niet alleen relatief, maar ook in absolute zin. De commissie vindt deze beweging niet passend bij de huidige ontwikkelingen in het cultuurbeleid en de cultuurbegrotingen. Daarbij mist de commissie een gedegen strategie of visie voor het verwerven en verhogen van de eigen inkomsten. De commissie beoordeelt de punten ondernemerschap en samenwerking als zwak.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
De afgelopen jaren heeft Dario Fo hoofdzakelijk gewerkt met deelnemers uit Zuid-Holland. De basis van Dario Fo ligt in het Westland. Hier heeft de organisatie ook haar netwerk en samenwerkingspartners waaronder verschillende koren. In de visie van de commissie heeft de instelling daarom in de afgelopen jaren niet aan de drempelnorm voldaan. Daarom heeft de commissie expliciet getoetst of de aanvrager aannemelijk maakt dat hij hier per 2013 wel aan zal voldoen. Voor de komende jaren heeft Dario Fo de ambitie om deelnemers te werven op landelijke schaal en richt zich daarbij in de eerste plaats op NoordHolland, Limburg en Groningen. Deze uitbreiding wordt in deze aanvraag nauwelijks toegelicht, waardoor er geen goed beeld ontstaat van het moment en de wijze waarop deze projecten worden uitgevoerd en wie de deelnemers zullen zijn. De commissie is er dan ook niet van overtuigd dat er in 2013 sprake zal zijn van een landelijk
bereik, maar wel van een bovenregionaal bereik.
De commissie beoordeelt de monitoring en evaluatie als voldoende.
De commissie beoordeelt de geografische spreiding van de deelnemers in Nederland als voldoende.
__
PLURIFORMITEIT De commissie is van mening dat het deelnemersveld van Dario Fo niet bijzonder divers is. Voor de activiteiten geldt dat Dario Fo niet alleen wil bijdragen aan de technische en artistieke ontwikkeling van deelnemers, maar ook aansluiting wil bieden op de huidige arbeidsmarkt binnen de cultuursector en wil bijdragen aan onder meer het ondernemerschap en het zelfbewustzijn van de deelnemers. De commissie is van mening dat de instelling zich hiermee onvoldoende onderscheidt van andere instellingen op het gebied van talentontwikkeling. De commissie beoordeelt de bijdrage aan de pluriformiteit als nihil.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De commissie vindt het positief dat Dario Fo projecten monitort en evalueert. Dit wordt mondeling in groepsgesprekken of schriftelijk door middel van vragenformulieren gedaan. Daarbij worden naast deelnemers ook publieksgroepen bevraagd. De evaluaties worden verwerkt in projectverslagen. Dario Fo geeft ook aan het volgen van de loopbaan van deelnemers van belang en interessant te vinden. Uit de aanvraag wordt echter onvoldoende duidelijk hoe dat concreet invulling krijgt.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of een gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit evenals het ondernemerschap en de samenwerking van Stichting Dario Fo zwak vindt. De geografische spreiding beoordeelt ze als voldoende. De bijdrage aan de pluriformiteit vindt de commissie nihil. De aandacht die er aan monitoring en evaluatie wordt besteed, vindt zij voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Stichting Dario Fo in totaal 3 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 05
DE GROTE PRIJS VAN NEDERLAND ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting De Grote Prijs van Nederland (hierna De Grote Prijs) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 20132016 voor de uitvoering van zijn activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 320.000,Geadviseerde subsidie: € 160.000,-
De Grote Prijs organiseert sinds 1984 een nationale popcompetitie voor livemuziek. Met zijn focus op kwaliteit, live performance en authenticiteit zet De Grote Prijs zich naar eigen zeggen in voor de ontwikkeling en doorstroming van honderden poptalenten met een eigen repertoire en live show en professionele ambities. Het hoofddoel van de instelling is het stimuleren
van vernieuwing in de popmuziek en de professionele en artistieke ontwikkeling van Nederlands popmuziektalent, ook op lange termijn. Binnen het muziekcircuit heeft de organisatie naar eigen zeggen een (inter)nationaal netwerk van poppodia, festivals, platenmaatschappijen en media. Hiermee wil De Grote Prijs voor verdere verdieping zorgen, waarbij deelname aan de competitie in een breder perspectief wordt geplaatst en een belangrijke springplank kan vormen naar een duurzame muzikale carrière. Voor de periode 2013-2014 organiseert De Grote Prijs jaarlijks de competitie voor de categorieën Bands, Singer-Songwriter en HipHop. Uit 900 ingezonden demo’s selecteert een jury jaarlijks 105
acts die verspreid over 3 categorieën in 21 kwartfinales strijden om een plek in 9 halve finales. Uit de halve finales worden per categorie finalisten gekozen die in 3 finales strijden om de titel. De competitieavonden vinden plaats in verschillende delen van het land. Daarnaast organiseert De Grote Prijs een professionaliseringstraject dat start als aanvulling op de wedstrijd en doorgaat in een uitgebreider vervolgtraject voor de finalisten. Het traject in aanvulling op de wedstrijd bestaat uit vijf momenten waarop alle deelnemers vanaf de kwartfinales de mogelijkheid krijgen om één-op-één in gesprek te gaan met juryleden en andere vakmensen en is erop gericht om muzikanten in korte tijd kennis te laten maken met aanvullende kwaliteiten waarmee ze zich op eigen kracht verder kunnen ontwikkelen op artistiek, organisatorisch, promotioneel en zakelijk gebied. Voor de winnaars is het professionaliseringstraject intensiever. Na afloop van de competitie wil De Grote Prijs zijn winnaars tijdens een tournee veel optreedmogelijkheden bieden en hen de kans geven zich te presenteren aan een nieuw publiek. De Grote Prijs werkt hier naar eigen zeggen samen met een groot aantal podia en festivals. Deze partijen dragen samen met De Grote Prijs de kosten van de gages en verzorgen de publiciteit rondom de tournee. In een voortraject wil De Grote Prijs jonge talentvolle muzikanten op vroege leeftijd kennis laten maken met de competitie door samen te werken met andere talentorganisaties met een scoutfunctie, zoals Kunstbende en PopSport. De Grote Prijs wil de winnaars van Kunstbende en PopSport een doorstroommogelijkheid bieden in de vorm van een professionaliseringstraject met een looptijd van één jaar. Om extra eigen inkomsten te verwerven wil De Grote Prijs zich jaarlijks inzetten om zijn expertise te vermarkten op het gebied van zijn kernactiviteiten. De Grote Prijs ontvangt gemiddeld € 80.431,- per jaar subsidie voor zijn activiteiten als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 4
februari 2011 is een tussenbalansgesprek gevoerd met De Grote Prijs. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
De commissie heeft waardering voor de activiteiten van De Grote Prijs die gericht zijn op het laten doorstromen van jong muziektalent. De commissie vindt dat de instelling door het laagdrempelige karakter van een open inschrijving de competitie voor een grote groep muzikanten toegankelijk maakt. Daarbij waardeert de commissie de doorstroommogelijkheid die De Grote Prijs creëert voor winnaars van Kunstbende en PopSport. Over de wijze van werving en selectie is de commissie van mening dat De Grote Prijs voldoende zicht geeft op zijn werkwijze en deskundige juryleden aan zich bindt. Volgens de commissie licht de instelling duidelijk toe wat de criteria zijn om als talent geselecteerd te worden. Daarnaast vindt de commissie het een positieve ontwikkeling dat De Grote Prijs het publiek een stem geeft in de selectie van een deel van de kwartfinalisten. De commissie vindt dat de wedstrijd goed is opgebouwd en is positief over het feit dat er reeds vanaf de kwartfinales een begeleidingstraject wordt aangeboden. De directe uitwisseling tussen mensen uit de praktijk en opkomende talenten is een methode die volgens de commissie voldoende aansluit bij de behoeften van de doelgroep. De aanvraag bevat echter weinig informatie over de precieze inhoud en de intensiteit van het traject, waardoor de commissie zich geen goed beeld kan vormen van de meerwaarde. Over de opzet van de begeleiding en coaching tijdens het vervolgtraject is de commissie kritisch. De wijze waarop de professionals de talenten inhoudelijk ondersteunen is beknopt uitgewerkt,
TALENTONTWIKKELING 05 waardoor de commissie slechts beperkt zicht krijgt op de kwaliteit van het proces en op het doel en het eindresultaat van de begeleidingstrajecten. Gelet op de onderwerpen die aan de orde komen en de kwaliteit van de betrokken professionals heeft de commissie wel vertrouwen in de mogelijkheden van dit coachingstraject om te fungeren als eerste stap naar een professionele loopbaan. De commissie merkt daarbij op dat het de effectiviteit van het coachingstraject ten goede zou komen als het coachingstraject zou worden voorzien van een concreter geformuleerd doel. Samengevat vindt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit goed.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
De commissie is van mening dat De Grote Prijs met zijn marketing- en communicatiestrategie een brede publieksbenadering heeft. De commissie vindt het positief dat De Grote Prijs via verschillende kanalen zijn doelgroep benadert en dat de instelling in staat is een multicultureel publiek te bereiken. Sinds 2012 werkt De Grote Prijs met een nieuwe categorie-indeling waardoor De Grote Prijs beter kan inspelen op de behoefte uit de muzikantenmarkt. De commissie vindt dit een realistische keuze waarmee wordt ingespeeld op de ontwikkelingen in de sector. De Grote Prijs benoemt in zijn aanvraag een groot aantal partners waarmee wordt samengewerkt in het kader van de talentontwikkeling en het voortbestaan van de organisatie. De commissie is van mening dat de genoemde partners relevant zijn. Echter, omdat de informatie deels in algemene termen is gegeven en nauwelijks een toelichting bevat op de omvang van de samenwerking en de rol- en taakverdeling, krijgt de commissie geen goed zicht op de omvang van de samenwerking en de meerwaarde hiervan voor De Grote Prijs.
De commissie is kritisch over de begroting die bij de aanvraag is gevoegd. De Grote Prijs vraagt een fors hogere bijdrage aan het Fonds en gaat uit van beduidend minder eigen inkomsten. Vooral de inkomsten uit sponsoring nemen af. De commissie merkt op dat De Grote Prijs in zijn aanvraag benoemt dat de instelling altijd goede sponsors aan zich heeft weten te binden. Redelijkerwijs had de commissie daarom verwacht dat de instelling daar voor de komende jaren ook in de begroting op zou inspelen. Zij vindt de omslag in de begroting van De Grote Prijs vanuit het perspectief van de huidige bezuinigingen op de cultuurbegrotingen en de toegenomen aandacht voor ondernemerschap niet passend.
categorieën trekt de aanvrager een gevarieerd deelnemersveld uit heel Nederland. Vooral in de categorie HipHop is de diversiteit groot. Bovendien wil De Grote Prijs met het professionaliseringstraject het cultureel ondernemerschap van talenten stimuleren. Daarmee biedt de instelling meer dan alleen een live muziekcompetitie. De Grote Prijs levert hiermee een waardevolle bijdrage aan de popmuzieksector. Samengevat vindt de commissie de activiteiten van De Grote Prijs onderscheidend en het deelnemersveld divers. De commissie waardeert de pluriformiteit als goed.
Op basis van de overwegingen waardeert de commissie het ondernemerschap en de samenwerking op ruim voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
De Grote Prijs geeft in zijn aanvraag aan de ambitie te hebben om in 2013-2014 deelnemers te trekken uit heel Nederland en activiteiten uit te voeren in negen provincies. Deze ambitie sluit aan bij de wijze waarop de instelling tot nog toe werkt. De commissie heeft er daarom vertrouwen in dat de instelling deze ambitie realiseert. De commissie beoordeelt de geografische spreiding als goed.
__
PLURIFORMITEIT De Grote Prijs richt zich op muziekacts die eigen materiaal live presenteren in de categorieën Singer-Songwriter, Bands en HipHop. Met deze
MONITORING EN EVALUATIE
__
De commissie heeft waardering voor de verschillende manieren die De Grote Prijs hanteert om de effecten van de activiteiten te meten. De commissie vindt het daarnaast positief dat De Grote Prijs zicht houdt op de doorstroom van de talenten en met hen wil meedenken over een eventuele volgende stap. De commissie merkt hier echter ook op dat de aanvrager onvoldoende inzicht biedt in de effecten van eerdere coachingstrajecten en de wijze waarop de resultaten zijn verwerkt in toekomstige begeleidingstrajecten. De commissie is daardoor onvoldoende overtuigd van de kwaliteit van de monitoring- en evaluatietools en vindt dat De Grote Prijs nog een verbeterslag kan maken in het ontwikkelen van een doordachte methodiek. Samengevat is de commissie positief over de aandacht die de aanvrager wil besteden aan monitoring en evaluatie, maar vindt zij de activiteiten onvoldoende om te spreken van een systematische, doordachte monitoring.
Op basis van de overwegingen beoordeelt de commissie de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van deze nu bekende gegevens gaat de commissie er bij het opstellen van zijn advies vanuit dat er geen sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel geen punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van De Grote Prijs goed vindt en het ondernemerschap en de samenwerking ruim voldoende. De geografische spreiding en pluriformiteit beoordeelt ze als goed. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie voldoende. De Grote Prijs heeft geen bijdrage van een gemeente of provincie begroot en behaalt in totaal 12 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag gedeeltelijk te honoreren en wel voor een bedrag dat vergelijkbaar is met het bedrag dat De Grote Prijs van Nederland op dit moment ontvangt als ontwikkelinstelling in de culturele basisinfrastructuur, namelijk een totaalbedrag van € 160.000,-. Deze subsidie is bedoeld voor het uitvoeren van het activiteitenplan 2013-2014. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met De Grote Prijs van Nederland een prestatieafspraak te maken overeenkomstig dit advies.
TALENTONTWIKKELING 06
DE NIEUW AMSTERDAM ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting De Nieuw Amsterdam (hierna De Nieuw Amsterdam) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van de activiteiten van Internationale Theater Scholing De Nieuw Amsterdam (hierna ITS DNA) in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 200.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
ITS DNA is een eenjarige fulltime theateropleiding voor talentvolle jongeren in de leeftijd van 17 tot en met 23 jaar met verschillende culturele achtergronden. Ieder jaar biedt ITS DNA aan twaalf studenten een intensief lesprogramma met lessen in spel, zang, dans, beweging en spraak. ITS DNA is ontstaan als opleidingstak verbonden aan De Nieuw Amsterdam. In de aanvraag meldt de organisatie dat
de unieke en positieve wisselwerking tussen De Nieuw Amsterdam en ITS DNA voorlopig blijft bestaan.
De opzet van het programma is als volgt. Een jaar ITS DNA is verdeeld in twee semesters. In beide semesters wordt er les gegeven door een divers docententeam, gespecialiseerd en werkzaam in vele vormen van ‘westers’ en ‘niet-westers’ theater. In het tweede semester wordt er daarnaast aandacht besteed aan de voorbereidingen voor de auditierondes voor de toneelopleidingen. ITS DNA geeft aan dat er twee keer per semester beoordelingsgesprekken plaatsvinden tijdens een docentenvergadering en dat de evaluaties uitgebreid
met de studenten worden doorgesproken, zodat zij weten wat hun vorderingen zijn en waarbij ze worden gewezen op eventuele tekortkomingen. Gedurende de laatste twee maanden van het jaar wordt onder professionele begeleiding toegewerkt naar de eindproductie. De studenten verzorgen niet alleen het acteerwerk, maar zijn ook betrokken bij de productie, de publiciteit en het kostuum- en decorontwerp. De eindejaarsproductie wordt zes tot acht keer gespeeld in Theater de Engelenbak in Amsterdam. De organisatie is voornemens deze voorstelling de komende periode ook op andere plekken, vooral in theaterscholen, in het land te spelen. Met de Acteerschool Rotterdam zijn hierover afspraken gemaakt; met het Akademietheater in Utrecht en de Toneelschool in Maastricht wil ITS DNA eveneens afspraken gaan maken. De doelstellingen van ITS DNA zijn: 1. een werkplaats zijn voor jong, creatief theatertalent met diverse culturele achtergronden om hen een opstap naar het reguliere kunstvakonderwijs dan wel de beroepspraktijk aan te bieden; 2. de deelnemende jongeren een scholingstraject aanbieden dat hen grondig en vakmatig voor- bereidt op het doen van audities bij voornoemd theateronderwijs en bij castingbureaus; 3. praktijkervaring op het podium zo veel mogelijk helpen bevorderen door middel van het ontwikkelen van een jaarlijkse afstudeer productie die meermalen gespeeld wordt in theaters in het land; 4. het verrichten van alle verdere handelingen die met bovenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
De commissie is positief over de inhoud van de opleiding. Het curriculum en de docenten en medewerkers zijn sterk en te prijzen. De commissie is dan ook van mening dat de selectie, begeleiding en opleiding intensief en degelijk zijn. Ook vindt de commissie het interessant dat ITS DNA een internationale aanpak hanteert, waardoor verschillende theatertradities en culturen centraal staan in de opleiding. Daarbij sluit de opleiding goed aan op het kunstvakonderwijs of (semi)beroepspraktijk. De commissie heeft echter ook een aantal kritiekpunten. Uit de aanvraag blijkt nauwelijks dat of hoe de activiteiten afgestemd zijn op de doelgroep, waardoor de commissie het traject erg aanbodgericht vindt. ITS DNA spreekt wel van een koerswijziging, vooral voor het deelnemersbereik, maar hoe ze deze wil gaan vormgeven, welke gevolgen dit heeft voor de inhoud en begeleiding en op welke manier deze zich verhoudt met andere ontwikkelingen wordt niet uiteengezet. De commissie is positief over de manier van selecteren en de intensiteit van de begeleiding en opleiding. Daarbij is de commissie van mening dat uit de aanvraag een sterke artistieke visie blijkt, maar de commissie vindt dat de organisatie beter uiteen had moeten zetten hoe zij omgaat met actuele maatschappelijke en artistieke ontwikkelingen. Op basis van bovenstaande beoordeelt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten als ruim voldoende.
TALENTONTWIKKELING 06
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
De commissie vindt het ondernemerschap van ITS DNA zwak. Dit heeft enkele redenen. Ten eerste is de wijze waarop ITS DNA zijn deelnemers en het publiek benadert en bereikt, beperkt. Op dit moment komen leerlingen vooral uit het netwerk van ITS DNA. De leerlingen zijn niet alleen uit Amsterdam afkomstig, maar ook uit andere plaatsen in het land, maar uit de aanvraag blijkt dat DNA zich de komende periode bij het werven vooral wil richten op de buitenwijken van Amsterdam, waardoor het bereik beperkt wordt. Het werven van publiek krijgt weinig aandacht in de aanvraag. Er wordt een korte opsomming gegeven van middelen die hiervoor worden ingezet, maar hoe deze middelen worden ingezet en welke strategie hierbij wordt gehanteerd, wordt niet gemeld. Ten tweede is de commissie van mening dat een heldere visie op het verwerven van eigen inkomsten ontbreekt. De commissie vindt het opvallend dat ITS DNA volgens de ingestuurde gegevens kiest voor een lagere begroting c.q. reductie van kosten en niet op zoek gaat naar alternatieve financiers zoals private fondsen of sponsors. De organisatie geeft wel aan dat zij haar uiterste best zal doen om te blijven voortbestaan, maar er worden in het plan nauwelijks concrete aanzetten gedaan voor de wijze waarop dat gaat gebeuren, anders dan door het aanvragen van subsidies. Ook vindt de commissie dat de organisatie weinig aandacht heeft voor de mogelijkheden die de verzelfstandiging met zich meebrengt. Zo zou ITS DNA haar opleidingsactiviteiten kunnen uitbouwen en ontwikkelen, en nieuwe samenwerkingspartners kunnen zoeken, maar uit de aanvraag blijkt niet dat de organisatie voornemens heeft op dit gebied. Daarnaast vindt de commissie dat ITS DNA weliswaar relevante samenwerkingspartners heeft, vooral de kunstvakopleidingen, maar dat in de aanvraag nog weinig ambitie spreekt voor het aangaan van
nieuwe en spannende allianties die de organisatie en haar activiteiten verder kunnen versterken. Op basis van het bovenstaande beoordeelt de commissie het ondernemerschap en samenwerking als zwak.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
ITS DNA geeft in zijn aanvraag aan de ambitie te hebben om in 2013-2014 deelnemers te trekken uit heel Nederland. De activiteiten zullen vooral in Amsterdam worden uitgevoerd. Uit de aanvraag blijkt dat de instelling in de voorgaande jaren vooral deelnemers trok uit Noord-Holland, maar ook uit andere provincies, waardoor er sprake is van een bovenregionaal bereik. Uit de aanvraag blijkt daarentegen ook dat men zich in de nieuwe periode bij de werving vooral wil richten op de buitenwijken van Amsterdam. De commissie constateert dan ook dat de instelling momenteel een bovenregionaal bereik heeft, maar is er, gelet op de focus van de werving, niet van overtuigd dat het ITS DNA in de toekomst lukt om een landelijk bereik te realiseren of zelfs het bovenregionale bereik vast te houden. De commissie geeft ITS DNA voor dit laatste echter het voordeel van de twijfel en beoordeelt de geografische spreiding daarom toch als voldoende.
__
PLURIFORMITEIT De commissie vindt dat ITS DNA zich onderscheidt van andere theatercursussen vanwege het fulltime curriculum, maar voornamelijk omdat ITS DNA veel aandacht besteedt aan niet-westerse vormen van theater. ITS DNA richt zich van oudsher op jongeren met een niet-Nederlandse
achtergrond en jongeren die niet gemakkelijk met theater of een theateropleiding in aanraking komen. Vanaf 2013 wil ITS DNA zijn werving weer meer concentreren op deze jongeren, omdat ITS DNA naar eigen zeggen zijn doelstellingen en politieke inslag niet wil verloochenen. De commissie concludeert dat de activiteiten onderscheidend zijn en dat het deelnemersveld divers is en beoordeelt de pluriformiteit op grond hiervan als goed.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De vorderingen van de leerlingen tijdens de opleiding worden regelmatig besproken in docentenvergaderingen en vervolgens met de studenten. Het volgen van de vorderingen na afloop van het traject vindt vooral plaats door het onderhouden van persoonlijke contacten. Op welke manier het lesprogramma of de activiteiten van ITS DNA worden geëvalueerd wordt niet expliciet gemaakt in de aanvraag. De commissie constateert op basis hiervan dat de activiteiten incidenteel worden gemonitord en geëvalueerd en dat er geen sprake is van doorlopende monitoring en evaluatie volgens een doordachte methodiek. De commissie beoordeelt op grond van bovenstaande de monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit ruim voldoende vindt en het ondernemerschap en samenwerking zwak. De geografische spreiding en de aandacht voor monitoring en evaluatie beoordeelt ze als voldoende en de bijdrage aan de pluriformiteit als goed. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt DNA in totaal 8 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 07
DE NOORDERLINGEN ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting De Noorderlingen (hierna De Noorderlingen) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor zijn activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 200.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
De Noorderlingen is een theaterwerkplaats voor jongeren tussen de 12 en 20 jaar. De organisatie heeft als doel de talentontwikkeling van jonge mensen op het gebied van toneel en theater te bevorderen. Door voorstellingen met jonge theatermakers en regisseurs te maken, zet De Noorderlingen het leren spelen centraal. De instelling streeft naar een goede balans tussen tekstvoorstellingen,
voorstellingen die onder andere op Jonge Harten en Noorderzon en in het Rozentheater spelen. Van deze deelnemers wordt verwacht dat ze in ieder geval een diploma van het voortgezet onderwijs in bezit hebben. Ook zal De Noorderlingen vanaf 2013 de LOT-cursus (landelijke oriëntatie theaterscholen) Noord-Nederland verzorgen. Naast dit programma organiseert De Noorderlingen verschillende workshops waarin de deelnemers kennis kunnen maken met diverse, specifieke facetten van theatermaken of specifieke vormen van theater. Tot slot organiseert De Noorderlingen twee maal per jaar werksessies voor het docententeam om de aandacht te scherpen. Deze sessies staan ook open voor docenten van jeugdtheaterscholen en dramadocenten uit het voortgezet onderwijs. De Noorderlingen ontvangt gemiddeld € 28.396,per jaar subsidie als ontwikkelinstelling in het kader van de Culturele Basisinfrastructuur 2009-2012. Op 13 mei 2011 is een tussenbalansgesprek gevoerd met De Noorderlingen. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
onderzoeksprojecten waarbij de deelnemers zelf leren maken en voorstellingen vanuit dans of beweging. Het aanbod van De Noorderlingen bestaat uit een breed lesprogramma voor getalenteerde middelbare scholieren en een productiegroep. De 50 jongeren die via een auditie worden aangenomen, volgen jaarlijks lessen en trainingen. Het eerste half jaar volgt een leerling lessen in de introductiegroep waarin gekeken wordt naar diens niveau. Daarna worden de leerlingen verdeeld in drie niveaugroepen en krijgen zij twee keer per week les. De productiegroep bestaat elk seizoen uit drie tot vijf deelnemers en maakt vijf verschillende
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
De Noorderlingen houdt twee audities per jaar. Deelnemers worden vooral via eigen spelers, eigen voorstellingen en middelbare scholen geworven. De commissie vindt de reikwijdte van de werving daardoor beperkt. De audities worden vormgegeven door de docenten en de huidige spelers. De auditanten worden niet alleen beoordeeld op creativiteit, discipline, doorzettingsvermogen en spontaniteit, maar ook op hoe ze samenwerken. Ook na het slagen voor de audities worden de deelnemers nog regelmatig beoordeeld. De commissie heeft hierdoor vertrouwen in het
beschreven selectieproces. Elke auditie worden acht tot tien deelnemers aangenomen om voor zes maanden een nieuwe introductiegroep te vormen. Daarna volgen de leerlingen verdeeld in drie niveaugroepen twee maal per week les. Deelnemers die hun diploma van het voortgezet onderwijs op zak hebben en (nog steeds) de wens hebben om professioneel theatermaker te worden, kunnen doorstromen naar de productiegroep. In tegenstelling tot het programma voor de verschillende lesgroepen wordt het programma voor de productiegroep nauwelijks toegelicht in de aanvraag, terwijl dit het meest relevant is voor (top)talentontwikkeling. De commissie krijgt hierdoor geen goed beeld van de opzet van dit programma. Wel blijkt uit de aanvraag dat er veel speelervaring wordt opgedaan en dat het percentage doorstromers naar het kunstvakonderwijs hoog is. De commissie heeft vertrouwen in de professionele begeleiding van de deelnemers en vindt het positief dat De Noorderlingen jaarlijks werksessies organiseert voor de docenten om de inzichten scherp te houden. De commissie vindt dat De Noorderlingen uitgebreid aandacht besteedt aan het vervolgtraject in de vorm van deelname aan het kunstvakonderwijs. Zo kan elke leerling die auditie doet bij een hbo-opleiding theater individuele begeleiding krijgen bij de voorbereiding daarop. De commissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke kwaliteit als goed.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
Er worden diverse middelen ingezet voor de werving van deelnemers en publiek. Echter, de
TALENTONTWIKKELING 07 commissie vindt dat het publieksbereik, buiten festivalbezoekers, beperkt blijft en heeft er weinig vertrouwen in dat de inzet van de beoogde communicatiemiddelen hierin verandering zal brengen. De Noorderlingen heeft vooral samenwerkingspartners binnen de noordelijke regio en in het kunstvakonderwijs. Belangrijkste samenwerkingspartner is het Grand Theatre. De Noorderlingen voorziet een verhoging van de kosten als deze partner wegvalt. De commissie waardeert de contacten met het kunstvakonderwijs en de rol die oud Noorderlingen hierin spelen. Tegelijkertijd merkt de commissie op dat De Noorderlingen als jongerengezelschap erg op zichzelf staat en weinig samenwerkingsrelaties onderhoudt met andere talentontwikkelaars of jongerengezelschappen. Dergelijke contacten zouden bijvoorbeeld kunnen worden ingezet om nieuwe impulsen te geven aan de activiteiten. De Noorderlingen is sterk afhankelijk van overheidssubsidies en lijkt, in de optiek van de commissie, deze afhankelijkheid als uitgangspositie te accepteren. Voor de komende periode wil de instelling de eigen inkomsten wel gaan verhogen, maar de commissie mist een visie of strategie achter de genoemde acties hiervoor. De commissie vindt de deelnemersbijdragen, met uitzondering van de bijdrage die wordt gevraagd voor de LOT-cursus, laag. Daarbij is de commissie enigszins verbaasd over de verschillen tussen de gevraagde bijdrages en vindt zij het vreemd dat de instelling de LOT-cursus benoemt als activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd en tegelijkertijd aangeeft te verwachten dat deze activiteit winstgevend zal zijn. De commissie is van mening dat De Noorderlingen een redelijk groot vast team kent en vraagt zich –af of de omvang van de organisatie een artistiek leider met een fulltime aanstelling rechtvaardigt. De Noorderlingen heeft de wens om het team de komende periode uit te breiden. De commissie vindt het gegeven de huidige tijden niet voor de hand liggend om een dergelijke uitbreiding met publieke middelen te financieren. De commissie beoordeelt het ondernemerschap en de samenwerking als zwak.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Omdat de formele drempelnorm zoals die voor deze regeling geldt in de voorgaande periode niet gehaald is, wordt er door de commissie expliciet getoetst of de aanvrager in het plan aannemelijk maakt dat dit per 2013 wel het geval zal zijn. De Noorderlingen geeft in zijn aanvraag aan de ambitie te hebben om in 2013-2014 deelnemers te trekken en activiteiten uit te voeren in minimaal vier provincies. Uit de aanvraag blijkt dat de instelling in de jaren 2009, 2010 en 2011 deelnemers had uit gemiddeld drie provincies. De Noorderlingen wil zijn bereik vergroten en ook deelnemers uit in ieder geval Overijssel en Flevoland trekken. De commissie heeft er gelet op de plannen van de instelling voldoende vertrouwen in dat het De Noorderlingen lukt om dit groter bereik te realiseren. De commissie is van mening dat een talentontwikkelingsactiviteit om mee te tellen in het kader van de spreiding meer moet omvatten dan het louter spelen van een voorstelling voor publiek. Gelet hierop concludeert zij dat de activiteiten van de Noorderlingen vooral plaatsvinden in Groningen. De commissie beoordeelt de geografische spreiding als voldoende.
__
PLURIFORMITEIT De Noorderlingen richt zich op activiteiten die nadruk leggen op zelf maken, zelf onderzoeken en werken met tekst, maar voor een theaterinstelling is dit niet onderscheidend. De commissie acht het hoge niveau van de activiteiten enigszins onderscheidend, maar er zijn diverse andere jeugdgezelschappen en opleidingen die ook een hoog niveau halen. De commissie vindt het deelnemersveld niet divers.
Op grond hiervan beoordeelt de commissie de pluriformiteit als nihil.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De commissie heeft waardering voor het leerlingvolgsysteem dat De Noorderlingen hanteert. Elk half jaar worden de leerlingen individueel geëvalueerd nadat de docenten de ontwikkeling van alle spelers van De Noorderlingen hebben besproken in een evaluatievergadering. Via direct contact met oud-deelnemers houdt De Noorderlingen zicht op de doorstroming naar het kunstvakonderwijs. Het volgsysteem is echter vooral gericht op deelnemers die zijn doorgestroomd naar het kunstvakonderwijs en niet op zelfreflectie van de organisatie of op de huidige spelers waarvoor deze monitoring zou moeten dienen. De commissie mist juist op dat laatste punt een doordachte systematiek. De commissie beoordeelt monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op grond van de nu bekende informatie is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er in 2013-2014 sprake zal zijn van een bijdrage van een gemeente of provincie en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten goed vindt, maar het ondernemerschap en de samenwerking van De Noorderlingen zwak. De geografische spreiding beoordeelt ze als voldoende en de pluriformiteit als nihil. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt De Noorderlingen in totaal 7 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om deze aanvraag gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 08
DON’T HIT MAMA ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Don’t Hit Mama (hierna DHM) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor zijn activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 391.426,Geadviseerde subsidie: € 300.000,-
DHM beschouwt Afro-Amerikaanse dans niet als kunstje, maar als theatertaal. Volgens eigen zeggen streeft het gezelschap naar inzet van urban dans “die hout snijdt in het theater, die laat zien dat invloeden elkaar wonderschoon kunnen bekrachtigen”. Talentontwikkeling maakt volgens DHM intrinsiek deel uit van alle projecten en producties van DHM en beslaat zo ongeveer 70% van het budget van DHM. Het gezelschap traint en coacht jonge dansers, danstrainers en potentiële makers. Presentatie en ontwikkelen van talenten gaan volgens DHM hand in hand. In het activiteitenplan beschrijft de instelling
dat een kleine kern van talenten een intensieve begeleiding op maat krijgt. Een grotere groep maakt kennis met het werk van DHM om vandaaruit door te groeien. Het uiteindelijke doel van de activiteiten is jonge, talentvolle hiphop- en housedansers ¬– en in mindere aantallen ook makers – te ontwikkelen tot professionele danser die zijn kwaliteiten als performer, docent en maker inzet in een eigen praktijk. Voor de komende periode onderscheidt DHM drie ambities: 1. versterken van talentontwikkeling en educatie en van de research & development-producten; 2. inzetten van voeding uit het internationale netwerk voor de Nederlandse praktijk; 3. intensiveren en kapitaliseren van de bestaande maatschappelijke binding met organisaties en bedrijfsleven waar DHM inhoudelijke aansluiting mee heeft.
De activiteiten waarbinnen de talentontwikkeling plaatsvinden zijn clubevents, danstheatervoorstellingen (nationaal en internationaal), residenties en consultancy. DHM maakt daarbij een onderscheid tussen acht trajecten: 1. leer-werkplek als danser in een clubevent voor DHM-dansers van 20 tot 24 jaar, niveau 1; 2. leer-werkplek als danser in een productie voor DHM-dansers van 20 tot 24 jaar, niveau 1; 3. semiprofessionele danser in een clubevent of productie voor DHM-dansers ouder dan 24 jaar, niveau 2; 4. lokale amateurdansers bij clubevents in de leeftijd van 14 tot 20 jaar; 5. openhuistrainingen bij DHM ter kennismaking met de werkwijze van DHM voor geïnteresseerden vanaf 20 jaar; 6. masterclasses in het hele land voor geïnteresseerde liefhebbers en specialisten vanaf 20 jaar; 7. op de doelgroep afgestemde gasttrainingen die worden verzorgd bij andere organisaties; 8. workshopserie binnen het KVO.
is positief over de activiteiten die al zijn georganiseerd in samenwerking met bijvoorbeeld de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Desondanks merkt de commissie op dat de beschreven trajecten vooral ingaan op de overdracht van de DHM-methodiek en zich in mindere mate richten op het doorstromen van urban talent naar het vakonderwijs. De commissie had graag gezien dat DHM concreter had toegelicht wat de samenwerking met het kunstvakonderwijs betekent voor de ontwikkeling van de talenten die nog geen opleiding volgen. Voor de doorstroom naar een opleiding is juist deze stap relevant in de keten.
__
DHM hanteert geen brede deelnemerswerving en richt zich met zijn ontwikkeltrajecten vooral op de gevorderde urban dansers die zich tot professionele danser willen ontwikkelen volgens de DHM-methodiek. Een enkele keer houdt DHM audities. De commissie vindt de reikwijdte van de werving beperkt, maar is van mening dat het gezelschap voldoende in staat is om via zijn netwerk gevorderde deelnemers te werven en heeft voldoende vertrouwen in de wijze van selectie voor en gedurende de activiteiten. De directe uitwisseling tussen mensen uit de praktijk en opkomende talenten is een overdrachtsvorm die volgens de commissie past bij de doelgroep. De commissie vindt dat de begeleiders over voldoende kwaliteit beschikken. De commissie is echter ook kritisch over de opzet van het programma. Een belangrijk onderdeel binnen de talenttrajecten vormen de zogenaamde leerwerkplekken voor jonge dansers. Hoe deze dansers precies begeleid worden, wordt niet goed duidelijk uit de aanvraag. Bovendien lijken de aangeboden activiteiten niet zozeer afgestemd op de doelgroep als wel op de producties die volgen. Hierdoor twijfelt de commissie aan de aandacht van DHM voor de individuele ontwikkeling van de deelnemers en de concrete functie van de activiteiten binnen de keten van talentontwikkeling.
De commissie heeft waardering voor de ambitie van DHM om in te spelen op de behoeften van gevorderde urban danstalenten. De commissie
De commissie merkt bij dit alles nog wel op dat zij de workshopseries binnen het kunstvakonderwijs niet kwalificeert als talentontwikkeling binnen
DHM vraagt geen subsidie aan in het kader van deze regeling voor de semiprofessionele dansers ouder dan 24 jaar. DHM ontvangt gemiddeld € 225.443,- per jaar subsidie voor zijn activiteiten als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 18 maart 2011 is een tussenbalansgesprek gevoerd met DHM. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
TALENTONTWIKKELING 08 de context van deze regeling. Het begeleiden van talenten die gebruik maken van een leer-werkplek wordt alleen gekwalificeerd als talentontwikkeling in de zin van deze regeling voor zover de betrokken dansers geen vergoeding krijgen die hoger is dan de door de Belastingdienst gehanteerde toegestane amateurvergoeding. Op basis van de overwegingen waardeert de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit op ruim voldoende.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
Bij de werving van deelnemers maakt DHM gebruik van zijn netwerk en reputatie. De commissie vertrouwt erop dat deze voldoende zijn om talent binnen te halen, maar is wel kritisch over de ‘inner circle’ die zo ontstaat. Ook bij de werving van publiek voor de voorstellingen wijst DHM op de groep trouwe fans, die de instelling de afgelopen jaren aan zich heeft weten te binden. Daarnaast zet DHM de gebruikelijke PR-middelen in om zijn projecten onder de aandacht van het publiek te brengen. De commissie is van mening dat DHM met zijn beschreven communicatiestrategie weliswaar een brede publieksbenadering beoogt, maar in de huidige praktijk vooral gericht is op het eigen circuit. Op grond hiervan is de commissie er niet van overtuigd dat DHM deze brede publieksbenadering kan waarmaken. DHM werkt samen met een reeks partijen in binnen- en buitenland. Voornamelijk met de buitenlandse partners wordt samengewerkt op het gebied van onderzoek en het opdoen van inspiratie. Binnen Nederland vindt vooral overdracht plaats van de methodiek en werkwijze van DHM naar collega-instellingen op het gebied van hip hop of talentontwikkeling en naar het kunstvakonderwijs. Daarnaast wordt het Nederlandse netwerk gebruikt voor het scouten van talent. De commissie heeft waardering voor
het uitgebreide netwerk van DHM, maar zij merkt op dat de samenwerking met de Nederlandse partners wat top-down is beschreven. Volgens de commissie lijkt er meer sprake te zijn van overdracht dan van uitwisseling. De commissie constateert dat DHM voornemens is om meer eigen inkomsten te verwerven. DHM geeft aan dat dit niet gebeurt om afhankelijkheid van overheidssubsidies te verminderen, maar om de omvang van de activiteiten uit te breiden. De onderbouwing voor deze wijzing vindt de commissie niet inzichtelijk. Wel valt op dat DHM voornemens is om de artistieke en zakelijke leiding van de kleine organisatie verder uit te breiden. De commissie is hier kritisch over en vindt het van weinig realiteitszin getuigen om in de huidige tijden vast te houden aan een tweekoppige artistieke leiding met een nagenoeg fulltime aanstelling, die gecombineerd wordt met een eveneens nagenoeg fulltime aangestelde zakelijk leider. Het bevreemdt de commissie dat gastlessen in het kunstvakonderwijs en masterclasses voor andere organisaties worden opgevoerd als prestaties die met de gevraagde subsidie zullen worden uitgevoerd. Tot slot is de commissie niet in alle opzichten overtuigd van de haalbaarheid van de plannen om de eigen inkomsten te vergroten. Zij mist een heldere onderbouwing van deze plannen in de vorm van een doordachte visie of strategie voor het vergroten van de eigen inkomsten. Samengevat waardeert de commissie met name op grond van het uitgebreide netwerk van DHM ondanks de kritische opmerkingen het criterium ondernemerschap en samenwerking als voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
DHM geeft in zijn aanvraag aan de ambitie te hebben om in 2013-2014 deelnemers te trekken uit tien provincies en activiteiten uit te voeren
in tien provincies. Uit de aanvraag blijkt dat de instelling in de jaren 2009, 2010 en 2011 deelnemers had uit gemiddeld vijf provincies. De commissie mist in het plan een inzichtelijke toelichting op de verdubbeling van het aantal provincies. Zo benoemt het gezelschap dat de samenwerking met Brabantse partners tot meer activiteiten in de zuidelijke regio’s moet leiden, maar DHM presenteert nog geen uitgewerkt plan hiervoor. De commissie heeft er wel vertrouwen in dat DHM in 2013 en 2014 zijn bovenregionaal bereik vasthoudt. De commissie beoordeelt de geografische spreiding als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE
__
PLURIFORMITEIT DHM richt zich op een zeer specifiek segment van de danssector en kan worden gezien als pionier in het combineren van hiphop met theatrale aspecten. De commissie is van mening dat DHM voldoende in staat is een multiculturele groep deelnemers en publiek te bereiken. De commissie beoordeelt de pluriformiteit als goed.
MONITORING EN EVALUATIE
__
DHM volgt zijn deelnemers op een zeer persoonlijke manier. De commissie is er van overtuigd dat dit de individuele deelnemers ten goede komt, maar is van mening dat er niet kan worden gesproken van een systematische monitoring en evaluatie van de activiteiten. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van DHM ruim voldoende vindt. Het ondernemerschap en de samenwerking vindt de commissie voldoende evenals de geografische spreiding. De pluriformiteit beoordeelt de commissie als goed en de aandacht voor monitoring en evaluatie zijn volgens de commissie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente behaalt DHM in totaal 10 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag nu het budget dat toelaat gedeeltelijk te honoreren voor een totaalbedrag van € 300.000,- voor het uitvoeren van het activiteitenplan 20132014 met uitzondering van de workshops en masterclasses voor collega-instellingen en het kunstvakonderwijs. Met dien verstande dat het begeleiden van talenten die gebruik maken van een leer-werkplek alleen geldt als prestatie in het kader van deze regeling voor zover de betrokken dansers geen vergoeding krijgen die hoger is dan de door de Belastingdienst gehanteerde toegestane amateurvergoeding. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met Don’t Hit Mama een prestatieafspraak te maken die aansluit bij dit advies.
TALENTONTWIKKELING 09
DOX ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting DOX (hierna DOX) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor haar activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 870.000,Geadviseerde subsidie: € 640.000,-
DOX noemt zichzelf een “broedplaats van jong, cultureel divers talent op het gebied van de podiumkunsten”. De instelling fungeert als theatergezelschap en als opleiding voor jonge makers met affiniteit voor jongeren en hun cultuur. DOX biedt getalenteerde jongeren vanaf 12 jaar een alternatieve leerroute naar de professionele theaterpraktijk of het kunstvakonderwijs. DOX wil daarbij werken
vorm van onder meer eigen DOXproducties, coproducties met andere gezelschappen, producties op eigen initiatief van succesvolle jonge regisseurs en choreografen uit X MATCH, kleine (interne) talentontwikkelingsvoorstel lingen en presentaties. • Educatie: het ontwikkelen en uitvoeren van diverse educatie-, en participatieprojecten. Deze vinden onder meer plaats op scholen, door creatieve partnerschappen en projecten als X school, in wijken door creatieve partner schappen en projecten als X wijk en STRAAT, rondom voorstellingen en in samenwerkings- projecten. DOX heeft de ambitie om het project STRAAT, dat in de afgelopen subsidieperiode in samenwerking met het Het Lab en Springdance is opgezet en met behulp van projectsubsidies is uitgevoerd, te verankeren binnen de organisatie. DOX ontvangt gemiddeld € 317.078,- per jaar subsidie voor zijn activiteiten als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 18 maart 2011 is een tussenbalansgesprek gevoerd met DOX. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
aan een goede doorstroming van talenten via getrapte talentontwikkelingstrajecten. De activiteiten van DOX zijn gericht op: • Training en opleiding: het trainen, ontwikkelen en begeleiden voor jonge talenten in dans en theater en urban binnen onder meer een bestaand fulltime (XL) en een parttime (XS) trainingstraject, een nieuw parttime traject gericht op de presentatie van dansers (STRAAT) en een traject voor jonge makers (X MATCH) en het organiseren van masterclasses en het bijscholen van jonge trainers en docent en in DOX TRAIN. • Producties: het maken van dans- en theater voorstellingen met en voor jonge mensen in de
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
DOX is naar eigen zeggen op zoek naar urban kunstenaars die zich in een theatersetting willen ontwikkelen in dans en theater. DOX richt zich daarbij op jongeren vanaf 14 jaar en werft hen via mond-tot-mondreclame, social media, scholen, clubs, demo’s en online en analoge media. Daarnaast vindt werving plaats via andere talentontwikkelaars. De commissie is van mening dat DOX voldoende in staat is om via zijn netwerk deelnemers te werven. Zij is echter van mening dat het verband tussen de
educatie- en participatie-activiteiten en de werving van deelnemers te beperkt is om de educatie- en participatie-activiteiten in het kader van deze regeling te subsidiëren. Met de beschrijving van de selectieprocedure voor de verschillende activiteiten geeft DOX volgens de commissie voldoende zicht op zijn werkwijze. De commissie heeft voldoende vertrouwen in de wijze van selectie voor en gedurende de activiteiten. De commissie heeft waardering voor de samenhangende activiteiten die DOX organiseert om jong urban talent via een alternatieve leerroute te ondersteunen bij hun ontwikkeling en te laten doorstromen naar het theatervak. De directe uitwisseling tussen mensen uit de praktijk en opkomende talenten is een overdrachtsvorm die volgens de commissie past bij de doelgroep. De leden van het artistieke team van DOX zijn actief in de sector en werkzaam bij kunstvakopleidingen in Nederland. De betrokken begeleiders hebben verschillende achtergronden (dit zijn zowel autodidacten als afgestudeerden) en zijn deskundig in hun vakgebied. De commissie is van mening dat zij in staat zijn de jongeren voldoende te begeleiden bij hun loopbaan richting het vakonderwijs. De commissie merkt bij dit alles nog wel op dat DOX in deze subsidieaanvraag ook enkele activiteiten heeft opgenomen die niet gekwalificeerd kunnen worden als talentontwikkeling in het kader van deze regeling. Dit betreft de educatieworkshops rond voorstellingen en de participatie- en educatietrajecten. Samengevat vindt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit goed.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
De commissie merkt op dat DOX met de beschreven communicatiestrategie een brede en diverse publieksbenadering beoogt, maar is van
TALENTONTWIKKELING 09 mening dat de instelling in de praktijk gericht is op het eigen circuit. DOX heeft een (inter)nationaal netwerk binnen de urban arts, de theatersector en het kunstvakonderwijs. De commissie is positief over de samenwerking met diverse kunstvakopleidingen, culturele organisaties, professionele kunstenaars en middelbare scholen. De instelling kan hierdoor de talenten op een laagdrempelige wijze opsporen en in samenhang en samenwerking met andere partners projecten opzetten gericht op de begeleiding van deze talenten. De inhoudelijke samenwerking met verschillende partners voor de ontwikkeltrajecten is volgens de commissie inzichtelijk beschreven en geeft de commissie vertrouwen in het eindresultaat. De commissie is kritisch over de begroting en de verwerving van inkomsten anders dan overheidssubsidies. De begroting van DOX stijgt fors en er wordt ook een fors hogere bijdrage gevraagd aan het Fonds, maar dit wordt nauwelijks toegelicht. Daarbij constateert de commissie dat de instelling geen bijdragen van deelnemers of private fondsen begroot en dat de beoogde sponsorinkomsten laag zijn in verhouding tot de totale begroting. De commissie mist daarbij een visie op of strategie voor het vergroten van de eigen inkomsten die aansluit bij de nieuwe perspectieven in de cultuursector. Op basis van het grote netwerk van DOX beoordeelt de commissie ondanks de kritische opmerkingen het ondernemerschap en de samenwerking als voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
DOX geeft in zijn aanvraag aan de ambitie te hebben om in 2013-2014 deelnemers te trekken uit 11 provincies en activiteiten uit te voeren in 10 provincies.
De commissie merkt op dat de talentontwikkelingsactiviteiten vooral in Utrecht plaatsvinden. Zij is van mening dat talentontwikkelingsactiviteiten om mee te tellen in het kader van de spreiding meer moeten omvatten dan het louter spelen van een voorstelling voor publiek. Daarnaast kwalificeren de educatieve activiteiten van DOX niet als talentontwikkeling in de zin van deze regeling. Uit de aanvraag blijkt dat het bereik van deelnemers de afgelopen jaren bovenregionaal was. DOX licht de uitbreiding van het deelnemerbereik naar een landelijk bereik nauwelijks toe. De commissie is daardoor niet overtuigd van de haalbaarheid hiervan. De commissie heeft er wel vertrouwen in dat de instelling in 2013 en 2014 een bovenregionaal bereik heeft. De commissie beoordeelt de geografische spreiding als voldoende.
__
PLURIFORMITEIT Op basis van historische gegevens concludeert de commissie dat DOX voldoende in staat is deelnemers met een multiculturele achtergrond te bereiken. De commissie vindt verder dat DOX zich onderscheidt vanwege zijn specifieke focus op urban theater en de concrete visie op doorstroming naar het kunstvakonderwijs. DOX beschrijft helder en inzichtelijk zijn positie in het veld en de meerwaarde daarvan. Samengevat vindt de commissie de activiteiten van DOX onderscheidend en het deelnemersveld divers. De commissie beoordeelt de pluriformiteit als goed.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De commissie vindt het positief dat DOX onderkent dat het meten van effect inherent is aan talentontwikkeling. DOX maakt daarom naar eigen zeggen gebruik van een talentvolgsysteem, maar licht niet helder toe wat het gebruik van dit systeem behelst. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van DOX goed vindt en het ondernemerschap en de samenwerking voldoende. Ook de geografische spreiding beoordeelt ze als voldoende en de pluriformiteit vindt ze goed. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van de gemeente Utrecht behaalt DOX in totaal 11 van de maximaal
te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag gedeeltelijk te honoreren voor een totaalbedrag van € 640.000,-, voor het uitvoeren van het activiteitenplan 2013-2014 met uitzondering van de educatieworkshops rond voorstellingen en de participatie- en educatietrajecten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met DOX een prestatieafspraak te maken die aansluit bij dit advies.
TALENTONTWIKKELING 10
EPITOME ENTERTAINMENT ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Epitome Entertainment (hierna EE2) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van haar activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 330.000,Geadviseerde subsidie: € 200.000,-
EE2 stelt zich ten doel jongeren te helpen hun talenten te ontwikkelen door het bieden van presentatieplekken en competities en door te zorgen voor kennisoverdracht. In het activiteitenplan beschrijft de instelling dat zij in de loop van de tijd een talentontwikkelingslijn heeft opgezet, van laagdrempelige instapmogelijkheden voor kinderen tot aan de begeleiding van
toptalenten die als artiest willen doorbreken. Het accent ligt daarbij op jongeren die interesse en talent hebben om te kunnen doorstromen naar een beroepspraktijk of kunstopleiding. Daarnaast licht EE2 in het activiteitenplan toe dat zij een bijdrage wil leveren aan de kwaliteitsverbetering van de sector door ook de (inter)nationale uitwisseling tussen amateurs en professionals te bevorderen. De activiteiten die EE2 uitvoert zijn te verdelen over de volgende hoofdonderdelen: • MoveMasterz the Movement: een wedstrijd voor breakdance, street dance, moderne dans, linedance, house dance, urban dance en
combinaties hiervan. Er is tevens een variant voor het voortgezet onderwijs in het project ScholenMoveMasterz; • Industry Night: een serie netwerkbijeen komsten die zich richten op de new skool scene met workshops en jamsessies; • On The Road To…: een voortraject bij de conferentie New Skool Rules, bestaande uit masterclasses voor talentvolle jongeren in songwriting, produceren, podiumpresentatie en ‘how to survive in the music industry’. Vanaf 2012 adopteert EE2 dit concept van stichting New Skool Rules; • Exchange: een internationaal uitwisselings project met vier Europese en vier Amerikaanse toptalenten die in Atlanta (VS) werken aan nieuw muziekmateriaal, onder begeleiding van een internationaal gerenommeerde producer; • New Skool Rules: een internationale muziek conferentie voor de new skool scene. Daarnaast organiseert EE2 in samenwerking met Music Matters twee projecten in Rotterdam die financieel buiten deze aanvraag blijven; R’Voices Jamsessies & workshopweekenden. Voor de werving van deelnemers en publiek richt EE2 zich specifiek op multiculturele stadsjongeren. De aanvrager hanteert hiervoor naar eigen zeggen een zo persoonlijk mogelijke benadering. EE2 werft daarom via straatpromotie, mond-tot-mondreclame, scholen, het eigen netwerk/social media en via verschillende muziekopleidingen.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
De commissie is van mening dat de instelling een breed bereik heeft door deelnemers via verschillende kanalen te enthousiasmeren en werven. De activiteiten van EE2 zijn door dit brede bereik, gecombineerd met een open
inschrijving, voor een grote groep jongeren toegankelijk, waardoor talent dat nog niet is ontdekt op een laagdrempelige wijze bereikt kan worden. EE2 organiseert verschillende typen activiteiten op verschillende niveaus om jongeren te enthousiasmeren en te begeleiden en talenten te selecteren en te ondersteunen bij hun ontwikkeling. De commissie is positief over dit uitgebreide aanbod van EE2 met aandacht voor de verschillende ontwikkelingsbehoeften van urban-talenten en voor cultureel ondernemerschap. De commissie is daarbij wel van mening dat de verschillende activiteiten in inhoudelijk opzicht vooral op zichzelf staan. De commissie mist daardoor een samenhang tussen de onderdelen binnen de talentontwikkelingslijn. EE2 werkt samen met veel bekende namen uit de urbanscene. De commissie heeft hierdoor vertrouwen in de kwaliteit van de professionals die de begeleiding en de jurering verzorgen. De commissie waardeert het dat EE2 in staat is om de toptalenten die tijdens de activiteiten ontdekt worden, in contact te brengen met waardevolle professionele relaties ten behoeve van hun verdere loopbaan. Zij mist echter een concrete doelstelling bij en visie op de aandacht voor vervolgtrajecten die de deelnemers zouden kunnen volgen. Bij dit alles merkt de commissie nog wel op dat New Skool Rules en ScholenMoveMasterz niet kwalificeren als talentontwikkeling in de zin van deze regeling. New Skool Rules is een conferentie en geen podiumpresentatie of wedstrijd. ScholenMoveMasterz is gericht op scholen en activiteiten die plaatsvinden binnen het onderwijs en activiteiten binnen het onderwijs zijn uitgesloten in de regeling. Op basis van de overwegingen waardeert de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit op ruim voldoende.
TALENTONTWIKKELING 10
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
GEOGRAFISCHE SPREIDING
EE2 benadert zijn doelgroep via verschillende kanalen en is in staat een multicultureel publiek te bereiken. EE2 presenteert in zijn aanvraag een uitgebreid palet aan samenwerkingspartners. De commissie heeft waardering voor dit (inter)nationale netwerk, maar constateert dat de beschreven samenwerkingsrelaties deels bestaan uit opdracht- en klantrelaties. Daarnaast is zij van mening dat een deel van de samenwerkingsrelaties zo summier is beschreven dat zij geen goed zicht krijgt op de inhoud hiervan en op de meerwaarde hiervan voor EE2 of zijn deelnemers.
EE2 geeft in zijn aanvraag aan de ambitie te hebben om in 2013 en 2014 deelnemers te trekken uit heel Nederland. Uit de aanvraag blijkt dat de instelling in de voorgaande jaren deelnemers trok uit vrijwel heel Nederland. De commissie heeft er vertrouwen in dat EE2 in 2013 en 2014 wederom een landelijk bereik heeft.
__
De commissie is kritisch over de bij de aanvraag gevoegde begroting. De afhankelijkheid van overheidssubsidies neemt toe en de eigen inkomsten blijven achter. Ook is de commissie van mening dat EE2, gelet op de meerwaarde van de ontwikkeltrajecten die de organisatie biedt, een hogere bijdrage kan vragen aan de deelnemers. Daarbij mist de commissie een uitgewerkte visie op of strategie in het verwerven van hogere eigen inkomsten. De commissie is verder van mening dat de activiteiten van de instelling sterk zijn verbonden aan de specifieke visie van de artistiek leider. Dit maakt de organisatie kwetsbaar voor de continuïteit op de langere termijn. De commissie waardeert het ondernemerschap en de samenwerking als voldoende.
__
De commissie beoordeelt de geografische spreiding als goed.
__
PLURIFORMITEIT De commissie vindt dat EE2 zich onderscheidt van andere urban arts-instellingen in het land. Urbaninstellingen in Nederland hebben vaak een specifieke focus op hiphop, rap of dans. De activiteiten van EE2 richten zich op verschillende urban disciplines en genres. Zo is er bijvoorbeeld ook aandacht voor urban zang en live muziek. EE2 streeft er tevens naar cultureel ondernemerschap een prominente plek te geven in de programma’s en speelt daarmee in op een relevante lacune binnen de urban arts. De commissie vindt het deelnemersveld van EE2 divers. Op basis van deze overwegingen waardeert de commissie de aanvraag voor het criterium pluriformiteit als goed.
contact onderhoudt met de deelnemers en zo veel informatie verzamelt. De commissie is hier in beginsel positief over, maar zij ziet weinig samenhang tussen de ingezette instrumenten en mist een doordacht systeem voor het inzetten hiervan. Op basis van deze overwegingen is de commissie van mening dat er voldoende aandacht wordt besteedt aan monitoring en evaluatie.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er geen bijdrage zal zijn van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel geen punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE
MONITORING EN EVALUATIE
De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van EE2 ruim voldoende vindt. Het ondernemerschap en de samenwerking is voldoende. De geografische spreiding en pluriformiteit beoordeelt ze als goed. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie voldoende. Er van uitgaande dat er geen bijdrage beschikbaar wordt gesteld door een gemeente of provincie, behaalt EE2 in totaal 10 van de maximaal te behalen 18 punten.
Uit de aanvraag blijkt dat EE2 verschillende monitorings- en evaluatieinstrumenten inzet,
De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag nu het budget
__
dat toelaat gedeeltelijk te honoreren voor een totaalbedrag van € 200.000,- voor het uitvoeren van het activiteitenplan 2013-2014 met uitzondering van het organiseren van de conferentie New Skool Rules en het uitvoeren van het project ScholenMoveMasterz. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met Epitome Entertainment een prestatieafspraak te maken die aansluit bij dit advies.
TALENTONTWIKKELING 11 naar andere kunstdisciplines: beweging en multimedia (video-art, film en internet). De activiteiten in deze periode zijn:
HAND THEATER ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Handtheater (hierna Handtheater) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van haar activiteiten in de periode 20132014.
Gevraagde subsidie: € 380.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
Handtheater is ontstaan vanuit de dovengemeenschap en is sinds 1990 actief op het gebied van podiumkunstactiviteiten in gebarentaal. Handtheater produceert tweetalige voorstellingen, waarbij zowel de Nederlandse Gebarentaal als het gesproken Nederlands worden gebruikt. Deze voorstellingen spelen zowel in het reguliere theatercircuit als daarbuiten. Ook verzorgt
Handtheater onder meer theaterprojecten en -workshops op scholen. Handtheater ontvangt tot 2013 projectsubsidie van het Fonds onder de Regeling het beste van twee werelden. Omdat de opleidingen voor de podiumkunsten nauwelijks toegankelijk zijn voor doven, heeft Handtheater vanaf de oprichting geprobeerd dove acteurs zelf scholing aan te bieden. Dat betekende dat Handtheater theaterprojecten organiseerde op scholen voor doven, cursussen en workshops gaf in het eigen theater en dove acteurs scholing aanbood voorafgaand aan de repetitie- en speelperiode. Handtheater vraagt subsidie aan voor zijn activiteiten 2013-2014, waarin de instelling zich ook gaat richten op de cross-overs
1. Theaterprojecten op de scholen voor doven Ieder jaar ontwikkelt Handtheater een theaterproject dat uitgevoerd kan worden in het basisonderwijs en vmbo voor dove kinderen. Het thema wordt afgestemd op het thema van de Leesvertelwedstrijd en van de Kinderboekenweek. Ieder project omvat in ieder geval workshops drama en omvat activiteiten waarin aandacht wordt besteed aan Nederlandse Gebarentaal als podiumtaal, dans en beweging. Aan het eind van het project vindt op iedere school afzonderlijk een presentatie plaats waarbij de groepen zich aan elkaar presenteren. Iedere school kiest daaruit één groep die de school zal vertegenwoordigen bij de landelijke presentatie in een theater in Amsterdam. Een deskundige jury kiest één groep die een werkplaatsproductie gaat maken. 2. Theaterpresentaties door dove jongeren en (jong)volwassenen A. De landelijke presentatie van de theaterprojecten op dovenscholen wordt gevolgd door een theaterwerkplaats. De winnende school werkt haar presentatie onder begeleiding van professionele theatermakers verder uit tot een voorstelling van veertig minuten, die in ten minste vier theaters in Nederland gespeeld wordt voor een gemengd publiek. B. Open Podium en OOGgetuigen. Open Podium is een vrijplaats waar dove jongeren en (jong)volwassenen een korte act kunnen opvoeren voor publiek. OOGgetuigen is een gedramatiseerde rechtszitting, waarbij de officier van justitie optreedt namens de meerderheid (de horende maatschappij), de advocaat de dovengemeenschap vertegenwoordigt en het publiek optreedt als getuige-deskundige en jury. 3. Theaterworkshops met gebaren voor horende kinderen De theaterworkshops worden aangeboden aan het regulier basisonderwijs en kindertheaters. Ze worden gegeven door een dove docent met een horende tolk. De organisatie traint jonge doven
en tolkstudenten om deze workshops te kunnen geven. 4. Opleiden van jong doof artistiek en zakelijk kader De Cursus Cultureel Management behandelt zes belangrijke domeinen van het cultureel management: artistiek, zakelijk, bestuurlijk, juridisch, productioneel en communicatief. Handtheater stelt iedere zes maanden twee stageplaatsen beschikbaar. Op die manier kunnen de stagiaires zich in de praktijk verder bekwamen binnen (het management van) de podiumkunsten. 5. Professionele theaterproductie Handtheater wil zich niet verplichten tot het jaarlijks produceren van een grote productie, maar het initiatief hiertoe nemen indien en wanneer zich een inspirerend idee aandient en het benodigde talent aanwezig is. De theaterproductie wordt gefinancierd uit projectsubsidies. Voor de komende periode is een Europese versie (met partners in twee of drie landen) van Moving Light in voorbereiding. Van 2011 tot en met 2013 loopt het project Moving Light NL bestaande uit een pilotpresentatie bij SWDA, dansworkshops op dovenscholen, een leerwerkplaats voor twee juniormedewerkers en masterclasses door buitenlandse dove podiumkunstenaars. Dit alles resulteert in een theaterproductie gemaakt door jong doof talent, die voor een breed publiek bestemd is.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
Handtheater vraagt subsidie aan voor alle onderdelen uit zijn activiteitenplan 2013-2014 onder de noemer van een talentontwikkelingsprogramma. De commissie is echter van mening dat de workshops met gebaren voor horende kinderen en de Cursus
TALENTONTWIKKELING 11 Cultureel Management niet kwalificeren als talentontwikkeling in de zin van deze regeling. De overige activiteiten zoals ze in deze aanvraag zijn uitgewerkt, zijn hoofdzakelijk gericht op cultuureducatie en participatie van doven en nauwelijks op talentontwikkeling in de zin van onderhavige regeling. Handtheater geeft aan dat het kunstvakonderwijs vrijwel niet toegankelijk is voor doven. In het plan maakt de instelling volgens de commissie echter niet helder duidelijk wat in algemene zin het alternatieve traject en de beroepsperspectieven zijn voor dove deelnemers. Bij de eigen professionele theaterproducties tekent Handtheater aan zich niet te willen verplichten tot het uitvoeren van een jaarlijkse grote productie, maar het initiatief hiertoe te nemen indien en wanneer zich een inspirerend idee aandient en het benodigde talent aanwezig is. Het selectie- en begeleidingsproces van de deelnemers is summier uitgewerkt in de aanvraag. Het wordt niet goed duidelijk hoe talenten worden geselecteerd, welke selectiecriteria er worden gebruikt en wie hierbij betrokken zijn. Ook de begeleiding van de deelnemers wordt slechts in algemene termen beschreven, waardoor de commissie zich hier evenmin een goed beeld van kan vormen. De commissie heeft op zich voldoende vertrouwen in de kwaliteit van de begeleiders die Handtheater inzet, maar merkt op dat het bereik en het perspectief van de activiteiten zou kunnen worden vergroot als de instelling zou werken aan een duidelijke methodiekbeschrijving en de overdraagbaarheid daarvan, zodat deze ook buiten de directe omgeving van Handtheater gebruikt kan worden. De commissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke kwaliteit in het licht van de doelstelling van de regeling als zwak.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
GEOGRAFISCHE SPREIDING
Voor het benaderen en bereiken van deelnemers en publiek richt Handtheater zich vooral tot de geïnstitutionaliseerde dovengemeenschap. Deelnemers worden voornamelijk bereikt en benaderd via scholen voor doven en welzijnstichtingen voor doven. De commissie is van mening dat Handtheater hiermee kiest voor een beperkte publieksbenadering en had het gewaardeerd als Handtheater zich actiever zou profileren buiten de eigen gemeenschap.
Thuisbasis van Handtheater is Amsterdam. Veel activiteiten vinden hier plaats. Met zijn activiteiten bereikt Handtheater gebarentaalgebruikers in heel Nederland, waardoor er sprake is van een landelijk bereik.
Handtheater heeft vooral samenwerkingspartners binnen de dovengemeenschap. Genoemd worden de scholen voor doven, negen welzijnsstichtingen, Stichting Woord & Gebaar, Stichting Skyway en Stichting Special Arts. De inhoud en omvang van deze samenwerkingsrelaties worden vooral voor de laatste drie samenwerkingsrelaties summier omschreven. De commissie is van mening dat de organisatie sterker kan worden als ze zich ook buiten de eigen gemeenschap profileert en daar samenwerkingspartners zoekt.
PLURIFORMITEIT
CONCLUSIE
Handtheater produceert theatervoorstellingen en organiseert (cultuur)educatieve activiteiten, workshops en cursussen in gebarentaal en onderscheidt zich hiermee van andere (jeugd) theaterscholen en culturele instellingen. Ook het deelnemersveld bestaande uit doven- of gebarentaalgebruikers, is bijzonder.
De commissie concludeert dat ze zowel de artistieke en inhoudelijke kwaliteit als het ondernemerschap en de samenwerking zwak vindt. De geografische spreiding beoordeelt ze als goed, evenals de bijdrage aan de pluriformiteit. De aandacht die er aan monitoring en evaluatie wordt besteed, beoordeelt zij als voldoende.
Handtheater zet in op het vergroten van de eigen inkomsten. De commissie waardeert dit, maar vindt de onderbouwing van de wijze waarop Handtheater deze eigen inkomsten wil verwerven beperkt, en mist een onderliggende visie op of strategie voor het behalen en vergroten van de eigen inkomsten. De commissie heeft op grond van de beschikbare informatie onvoldoende vertrouwen in de haalbaarheid van de plannen.
De commissie beoordeelt de pluriformiteit als goed.
Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Stichting Handtheater in totaal 7 van de maximaal te behalen 18 punten.
De commissie beoordeelt de aanvraag op het criterium ondernemerschap en samenwerking als zwak.
Handtheater besteedt in zijn aanvraag weinig aandacht aan monitoring en evaluatie. Wel volgt Handtheater deelnemers en hun ontwikkeling. Dit gebeurt ook na deelname. Van een doordachte monitorings- en evaluatiesystematiek is echter geen sprake.
__
__
De commissie beoordeelt de geografische spreiding als goed.
__
MONITORING EN EVALUATIE
__
De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er in beide jaren sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 12
HET KAASSCHAAF COLLECTIEF ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Het Kaasschaafcollectief (hierna KSC) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor twee activiteiten van De Coöperatie, een nieuw samenwerkingsinitiatief van KSC en Habek. De Coöperatie wil een huis voor urban- en poptalent worden.
Gevraagde subsidie: € 150.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
KSC bestaat sinds 2001. Stichting Habek is in 2007 opgericht als hiphopplatform voor Utrecht. De Coöperatie investeert in het ontdekken, ontwikkelen en presenteren van jonge makers en creatieve ondernemers. De Coöperatie stelt zich daarbij ten doel talentvolle amateurs te ondersteunen in hun weg naar een professionele omgeving. Daarvoor organiseert de instelling jaarlijks drie hoofdactiviteiten: het publieksevenement Habekfest, het showcaseen professionalsprogramma No Man’s Land en het educatieprogramma Master 2.0. Bij het Fonds voor Cultuurparticipatie vraagt KSC subsidie aan voor de ontwikkeling van de inhoudelijke programma’s van No Man’s Land en Master 2.0.
No Man’s Land is een showcase- en professionalsprogramma voor urban- en poptalent dat een jaarlijks gezamenlijk moment vormt voor urban- en poptalent én degenen die zich daarvoor inzetten. No Man’s Land vindt plaats in Utrecht en heeft vooralsnog een regionaal bereik. KSC heeft de ambitie het evenement op termijn te laten groeien naar een evenement met Randstedelijk bereik. Het programma bestaat uit twee onderdelen: 1. het professionalsprogramma gericht op het uitwisselen van kennis en ideeën op het gebied van talentontwikkeling; 2. het showcaseprogramma waar aanstormend talent zich presenteert voor publiek en professionals en dat laat zien wat er in het circuit leeft, variërend van muziek en dans tot beeldende kunst en nieuwe media. Het professionalsprogramma en de showcases vinden gecombineerd plaats, zodat de professionals het daar gepresenteerde talent kunnen zien, ontmoeten en eventueel boeken of programmeren. Master 2.0 is een jaarlijks educatietraject
dat bestaat uit verscheidene masterclasses voor talenten tussen de 16 en 25 jaar. De aanvrager geeft aan zich met name te concentreren op artiesten uit de subtop die nog ondersteuning kunnen gebruiken om het professionele circuit te bereiken. Tijdens Master 2.0 worden zij éénop-één gecoacht door gevestigde professionals, met als einddoel het realiseren van een product waarmee ze zich bij het publiek en het werkveld voor het voetlicht plaatsen. Dit onderdeel richt zich op twaalf deelnemers per jaar.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
KSC is al langer actief op het gebied van talentontwikkeling en -ondersteuning. De activiteiten waarvoor nu subsidie wordt aangevraagd, kennen echter nog geen lange geschiedenis. Master 2.0 bouwt voort op het project Master! dat in 2011-2012 voor het eerst werd uitgevoerd. No Man’s Land is een nieuwe activiteit. De beoordeling is daarom gebaseerd op de plannen, de reputatie en de ervaring met andere activiteiten van de betrokken organisaties. De Coöperatie is naar eigen zeggen op zoek naar gevorderde urban en popmuzikanten en hanteert daarom geen brede deelnemerswerving. De Coöperatie richt zich met zijn ontwikkeltrajecten vooral op de gevorderde urban muzikanten die zich volgens de KSC-wijze willen ontwikkelen. De instelling werft deze deelnemers vooral door de directe benadering van het netwerk en scouting tijdens eigen activiteiten. De commissie is van mening dat de instelling voldoende in staat is om op deze wijze gevorderde deelnemers te werven. De commissie heeft echter de indruk dat een groot deel van de deelnemers al semi-professionals betreft. Hiermee ontstaat de vraag of er nog sprake is van het ontwikkelen van amateurtalent, zoals dat wordt gesteld door de organisatie en gevraagd voor deze regeling. No Man’s Land beperkt zich tot
het bieden van “een zichtbaarheidsmoment voor kansrijk amateurtalent” waarbij De Coöperatie zich zal opstellen als vraagbaak. Deze begeleiding vindt de commissie te summier om te kunnen spreken van een talentontwikkelingstraject. De commissie heeft er waardering voor dat de Coöperatie een coachingstraject biedt met presentatiemogelijkheden. De directe uitwisseling tussen mensen uit de praktijk en opkomende talenten is een overdrachtsvorm die volgens de commissie past bij de doelgroep. De deelnemers worden hiermee in staat gesteld zowel hun eigen vaardigheden te verbeteren als een netwerk op te bouwen. De commissie vindt dat de genoemde begeleiders over voldoende kwaliteit beschikken. Zij hebben ruime ervaring binnen de sector. De commissie merkt desondanks op dat de toelichting op de wijze waarop de professionals de talenten inhoudelijk gaan ondersteunen beknopt is, waardoor de commissie slechts beperkt zicht krijgt op de kwaliteit van het begeleidingsproces en het eindresultaat ervan. Uit de beschikbare informatie komt wel naar voren dat de intensiteit van het programma beperkt is. De Coöperatie geeft aan dat binnen het jaarprogramma acht coachingssessies van drie uur per traject en slotoptredens worden aangeboden. De Coöperatie streeft er met Master 2.0 naar de doorstroming van talent naar cultureel ondernemerschap en het kunstvakonderwijs te bevorderen. De commissie is echter van mening dat de instelling slechts summier toelicht op welke manier De Coöperatie zijn methodiek inzet om de doorstroming naar het kunstvakonderwijs of een professionele carrière te stimuleren van talenten die deelnemen aan Master 2.0. Hierdoor is het niet helder welke positie De Coöperatie inneemt binnen de keten. Een showcase is in zijn aard gericht op een vervolg voor een aantal deelnemers. Echter, zoals in bovenstaande is gemeld, is het de vraag in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van talentontwikkeling. De commissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten in het licht van de doelstelling van de regeling als zwak.
TALENTONTWIKKELING 12
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
De commissie vindt het positief dat de betrokken instellingen tot nog toe in staat zijn een divers publiek te benaderen en te bereiken. In de aanvraag wordt gemeld dat de instellingen hun bereik willen behouden en uitbreiden. De aanvraag bevat echter weinig informatie over de wijze waarop dit gaat gebeuren. Er worden overzichten gegeven van de doelgroepen van de verschillende activiteiten en de instrumenten die kunnen worden ingezet, maar een uitgewerkte marketing- en communicatiestrategie ontbreekt. Hoewel er vooral Utrechtse partners zijn, heeft de commissie sympathie voor de ambitie om samenwerking te zoeken met diverse professionals, instellingen en het kunstvakonderwijs. De Coöperatie werkt onder andere samen met Setup, Born Digital en EKKO in de Alliantie. De Alliantie is gericht op het uitwisselen van kennis, netwerk en programmering. De commissie mist echter een toelichting op de inhoud en omvang van de samenwerkingsrelaties, met name voor wat betreft het kunstvakonderwijs. De commissie krijgt hierdoor weinig zicht op de meerwaarde hiervan voor De Coöperatie, op de positie die De Coöperatie wil innemen en op de wijze waarop de samenwerking met de ketenpartners direct ten goede komt aan de ontwikkeling van de talenten. Vanwege een gebrek aan toelichting op de wijze waarop de begroting zich verhoudt tot de individuele begrotingen van Habek en KSC en de gezamenlijke en individuele ambities, krijgt de commissie niet goed zicht op het realiteitsgehalte van de begroting of de hoogte hiervan ten opzichte van de activiteiten. De grootste bijdrage is gevraagd bij de gemeente en de provincie Utrecht. Zo is er volgens de begroting een sterke afhankelijkheid van overheidssubsidie, zeker als ook de gevraagde bijdrage van het Fonds voor Cultuurparticipatie wordt meegenomen. De commissie vindt de deelnemersbijdrage verhoudingsgewijs laag en vindt dat De Coöperatie de strategieën voor het verkrijgen
en vergroten van eigen inkomsten onvoldoende heeft uitgewerkt. Daarnaast vindt de commissie de gevraagde bijdrage aan het Fonds voor Cultuurparticipatie hoog, zeker in verhouding tot het aantal deelnemers. De Coöperatie is een kleine, flexibele organisatie die voortkomt uit het KSC en Habek. Hoe de samenwerking precies vorm krijgt, blijkt niet uit de aanvraag. De aanvrager meldt wel dat de intentie van de samenwerking is om te komen tot één standplaats en één rechtsvorm en dat het de bedoeling is om in 2012 een gezamenlijke backoffice te creëren. Daarnaast komt er in 2012 een onderzoek naar het ineenschuiven van beide raden van toezicht. KSC heeft vast personeel in dienst en huurt medewerkers op projectbasis in. De commissie heeft waardering voor de samenwerking, maar er is nog te weinig bekend om een goed beeld te krijgen van de betekenis hiervan voor de bedrijfsvoering. Gelet op het bovenstaande beoordeelt de commissie het ondernemerschap en de samenwerking als zwak.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
In het activiteitenplan wordt gemeld dat De Coöperatie in de periode 2013-2014 kiest voor een regionaal bereik en aansluiting bij stedelijke programma’s zoals de Vrede van Utrecht. Voor de periode daarna ziet De Coöperatie zich als geworteld in Utrecht en open voor Nederland en daarbuiten. Over No Man’s land geeft de aanvrager aan dat de eerste editie vooral een regionaal bereik heeft en wil groeien tot een Randstedelijk bereik in 2016. De commissie stelt vast dat de ambitie om te groeien aanwezig is. Echter, deze is gericht op de lange termijn, waarbij de commissie een
toelichting op de strategie om dit te realiseren mist. De huidige deelname uit vier provincies lijkt vooral een incidenteel karakter te hebben. Het merendeel van de deelnemers is afkomstig uit Utrecht en het streven naar een meer bovenregionaal of landelijk bereik is er pas voor de periode na 2013-2014.
na afloop van talentontwikkelingsactiviteiten niet systematisch wordt gevolgd.
De commissie is er niet van overtuigd dat De Cooperatie per 2013 aan de drempelnorm zal voldoen en beoordeelt de geografische spreiding als onvoldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
PLURIFORMITEIT De Coöperatie richt zich op de laatste stap op weg naar een succesvolle, professionele carrière en besteedt daarbij verhoudingsgewijs veel aandacht aan zakelijke aspecten en het opbouwen van een netwerk. Hiermee onderscheidt de organisatie zich van andere talentontwikkelingstrajecten. De deelnemende talenten hebben vooral een Nederlandse achtergrond. Op basis van deze overwegingen waardeert de commissie de pluriformiteit als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De commissie vindt het positief dat de aanvrager verschillende instrumenten hanteert, zoals persoonlijke ontwikkelingsplannen, evaluatieverslagen en tussentijdse presentaties om de effecten van de activiteiten te meten. De commissie is van mening dat De Coöperatie de deelnemers voldoende volgt tijdens de trajecten en vindt het positief dat de instelling ook met hen mee wil denken over een eventuele volgende stap. Zij vindt dat de ontwikkeling van de deelnemers
De commissie beoordeelt de monitoring en evaluatie als voldoende.
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit en het ondernemerschap en samenwerking van De Coöperatie zwak vindt. De geografische spreiding beoordeelt ze als onvoldoende. De bijdrage aan de pluriformiteit en de aandacht voor monitoring en evaluatie vindt de commissie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt het Kaasschaafcollectief in totaal 2 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om deze aanvraag primair vanwege het niet behalen van de drempelnorm en subsidiair gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 13 4) circusacts (jongleren, goochelen, acrobatiek, workshops).
HORIZON TOER ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Horizontoer (hierna Horizontoer) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van het activiteitenplan 20132014.
Gevraagde subsidie: € 125.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
Horizontoer is een varend, cultureel muziek- en (straat)theaterfestival, gericht op aanstormend cultureel talent. In augustus meert het festival aan in de havens van de Waddeneilanden. In tien dagen vaart een vloot van historische zeilschepen vol talent en vakantiegangers van eiland naar eiland. Op vijf eilanden laten honderd talenten verspreid over 65 locaties het beste van zichzelf zien en horen.
In de periode 2013-2014 organiseert Horizontoer een on-stage-talentenprogramma voor 100 talenten tot 24 jaar. Volgens de aanvrager hebben de talenten de ambitie om binnen drie jaar door te breken of om toegelaten te worden tot een vakopleiding. De activiteiten van het on-stagetalentenprogramma richten zich op vier disciplines: 1) vocalisten (pop, alternative, soul, funk, rock, singer-songwriter); 2) sessiemuzikanten (drum, gitaar, basgitaar, toetsen/piano, saxofoon/trompet); 3) straattheater (cabaret, straatacts, interactief, workshops);
Voor de periode 2014-2016 heeft de organisatie de ambitie om het totale festival door talenten te laten runnen, waaronder programmeurs, spotters, technici, producers, publiciteit, koks, gastvrouwen enzovoort. Horizontoer duurt tien dagen. Het talentenprogramma is opgedeeld in twee periodes van elk zes dagen (vrijdag tot woensdag en woensdag tot zondag). Per periode zijn er effectief vier trainingsdagen. Alle disciplines volgen een eigen programma, maar ontmoeten elkaar ook tijdens diverse masterclasses. Alle deelnemers worden tijdens het festival- en talentenprogramma begeleid door een artistiek manager. De begeleiders zijn professionals uit hetzelfde vakgebied. Tijdens vier trainingsdagen worden er per discipline drie masterclasses verzorgd van elk twee uur. De masterclasses worden gegeven door bekende Nederlandse artiesten en hebben als doel de performance en het eigen repertoire van een talent naar een hoger niveau te brengen, om daarmee de kans op een doorbraak in Nederland te vergroten en/of de voorbereiding op een vakopleiding te versnellen. De masterclasses worden bijgewoond door publiek. Tussen de masterclasses door werken de talenten aan hun repertoire en doen ze hun ‘huiswerk’. Van de talenten wordt verlangd dat ze ook optredens verzorgen. In vier dagen tijd treedt een talent minstens tien keer op voor publiek. Tot voor kort was het festival wel gericht op talent, maar bood het geen ontwikkelingstraject aan. Het hierboven beschreven traject is daarmee nieuw van opzet en wordt in 2012 voor het eerst uitgevoerd.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
Horizontoer geeft aan gebruik te maken van een spottersteam bij de werving en selectie van de deelnemers. Aan de hand van open audities en het insturen van audio- of videomateriaal wordt door het spottersteam een voorselectie gemaakt. Vervolgens bepaalt een vakjury van Horizontoer de definitieve selectie van de talenten. Uitgangspunten bij deze selectie zijn: een gelijkmatige geografische spreiding van deelnemers over diverse noordelijke provincies, een maximale leeftijd van 24 jaar en het beschikken over eigen repertoire. Het is voor de commissie niet duidelijk waarom er gekozen is voor deze criteria. Hoe en door wie er uiteindelijk op kwaliteit (en talent) geselecteerd wordt, maakt de aanvrager niet concreet. Hierdoor, en door het ontbreken van achtergrondinformatie over de deelnemers, is het voor de commissie niet goed mogelijk om een beeld te krijgen van de selectie en het niveau van de deelnemers. Doelstelling van Horizontoer is dat de talenten binnen drie jaar doorbreken of worden toegelaten tot het kunstvakonderwijs. De aanvraag bevat echter nauwelijks concrete informatie over de aansluiting van het aangeboden programma bij een mogelijk vervolgtraject, waardoor de commissie niet overtuigd is van de haalbaarheid hiervan. De commissie vindt Horizontoer een sympathiek initiatief dat vooral gericht is op het opdoen van podiumervaring. De intensiteit van het talentontwikkelingstraject is naar de mening van de commissie laag en de begeleiding van de talenten is summier uitgewerkt, waardoor de commissie niet overtuigd is van de kwaliteit van het programma.
TALENTONTWIKKELING 13 De commissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten als zwak.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
Horizontoer onderscheidt binnen zijn marketingen communicatieplan vijf doelgroepen en benoemt per doelgroep via welke media de organisatie deze wil benaderen. Daarbij stelt Horizontoer zich tot doel om de publieksaantallen te laten stijgen van 10.000 in 2011 tot 50.000 in 2016. De commissie vindt een stijging van een dergelijke omvang ambitieus en mist een concrete strategie die nodig is om dit streven te realiseren. De commissie is er daardoor niet van overtuigd dat deze ambitie haalbaar is. De commissie vindt de mate waarin Horizontoer daadwerkelijk een beroep doet op relevante samenwerkingsrelaties die kunnen bijdragen aan de kwaliteit en meerwaarde van de activiteiten en de bedrijfsvoering beperkt. Tot de samenwerkingspartners die Horizontoer benoemt, behoren hogescholen waarmee de organisatie nog tot afspraken wil komen en relaties die niet direct gelden als samenwerkingspartners, maar waarvoor Horizontoer opdrachtgever of donateur is. De commissie vindt het streven van Horizontoer om afspraken te maken met kunstvakonderwijs lovenswaardig. Zij vindt het wel van belang dat eventuele onderwijstaken die Horizontoer op zich willen nemen, ook als zodanig worden bekostigd. De commissie is kritisch over de begroting. Horizontoer is altijd in staat geweest om een aanzienlijk deel eigen inkomsten te verwerven. In de afgelopen jaren is geëxperimenteerd met het aanbieden van festival-vakantiearrangementen, waarbij vakantiegangers een suite aan boord van de vloot boeken. De belangstelling hiervoor is aanzienlijk. Met deze arrangementen hoopt de
stichting een vaste inkomstenstroom te genereren om het festival mogelijk te maken. De commissie vindt dit een interessante ontwikkeling en is positief over deze vorm van ondernemerschap. Echter, met de nieuwe ingeslagen weg van het talentontwikkelingsprogramma stijgen de kosten blijkens de bij de aanvraag gevoegde begroting onevenredig en maakt de organisatie zich afhankelijker van overheidssubsidies dan in voorgaande jaren. Dat vindt de commissie in het huidige tijdsgewricht geen voor de hand liggende ontwikkeling. Daarnaast is ze niet overtuigd van de haalbaarheid van de plannen om niet alleen de inkomsten uit publieke middelen, maar ook de inkomsten uit private middelen aanzienlijk te laten stijgen. Gelet hierop beoordeelt de commissie het ondernemerschap en de samenwerking als zwak.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Het festival vindt plaats op de Waddeneilanden. Horizontoer gaat het talent, in tegenstelling tot voorgaande jaren, specifiek scouten in de vier noordelijk provincies. De verwachting is dan ook dat talenten voornamelijk daar vandaan zullen komen. Horizontoer geeft niet aan waarom de organisatie zich specifiek op deze provincies gaat richten. De commissie heeft er, gelet op de voorgeschiedenis van Horizontoer, vertrouwen in dat het lukt om in alle vier de provincies te werven. De commissie beoordeelt de geografische spreiding als voldoende.
__
PLURIFORMITEIT De commissie vindt de activiteiten van Horizontoer onderscheidend vanwege hun bijzondere setting op en rond de Waddenzee. Deze worden ook gefinancierd door een deel van het publiek tegen betaling een plek aan boord te geven. De samenstelling van het deelnemersveld beoordeelt de commissie tot nu toe als weinig divers. De commissie beoordeelt de bijdrage aan de pluriformiteit als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Horizontoer meldt dat het de deelnemers na afloop van het festival blijft volgen aan de hand van het persoonlijk opgestelde carrièreplan en dat de organisatie onderzoekt welke factoren leiden tot het succes van de artiesten. Door evaluatieformulieren en een eindgesprek wordt het talentenprogramma geëvalueerd. De benoemde activiteiten worden verder nauwelijks geconcretiseerd in de aanvraag, waardoor de commissie zich geen goed beeld kan vormen van de omvang, kwaliteit of meerwaarde hiervan. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies
dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of een gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit, evenals het ondernemerschap en de samenwerking van Stichting Horizontoer, zwak vindt. De geografische spreiding beoordeelt ze als voldoende. De bijdrage aan de pluriformiteit vindt de commissie voldoende, evenals de aandacht die er aan monitoring en evaluatie wordt besteed. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Stichting Horizontoer in totaal 4 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 14
JEUGDORKEST NEDERLAND ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting JeugdOrkest Nederland (hierna JON) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor zijn activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 349.500,Geadviseerde subsidie: € 349.500,-
JON profileert zich als een kweekvijver op het gebied van orkestspel voor jong muzikaal talent in de leeftijdscategorie 14 tot en met 20 jaar. Het is een landelijk symfonieorkest voor zo’n 85 jonge musici die de gelegenheid krijgen om hun talent te ontwikkelen en zich te oriënteren op de beroepspraktijk als musicus in een orkest. De hoofddoelstelling van het JON is de selectie en de basisvorming van
Nederlands muzikaal talent. Het JON biedt hen niet alleen een podium, maar fungeert ook als orkestschool. Het JON vormt de top van de piramide van regionale en plaatselijke jeugdorkesten. Het JON werkt aan drie projecten per seizoen. De voorbereiding en uitvoering hiervan vinden plaats tijdens landelijke schoolvakanties en in weekeinden. In totaal worden er circa twaalf concerten per seizoen gegeven in binnen- en buitenland in de kerst-, paas-, en zomervakantie. Het zomerproject van het JON vindt plaats in het buitenland. De repertoirekeuze is in de eerste plaats gericht op het leren spelen in een kwalitatief hoogstaand symfonieorkest, waarbij het
individuele talent een onderdeel wordt van een groter geheel. In de tweede plaats heeft ze ten doel jonge talentvolle musici in te wijden in het grote orkestrepertoire. Ieder seizoen werkt het JON met solisten: een jonge Nederlandse solist, de prijswinnaar van het Prinses Christina Concours en een internationaal gerenommeerde Nederlandse topsolist. Naast orkestscholing en podiumpresentatie biedt het JON sinds 2010 de orkestleden ieder seizoen workshops aan die gericht zijn op zaken als houdings- en bewegingsleer, podiumpresentatie en het maken van toekomstgerichte keuzes. In de periode 2013-2014 wil het JON hiermee verder gaan. In 2010 is het orkest ook gestart met samenwerkingsprojecten met regionale instellingen zoals muziekscholen en scholen voor voortgezet onderwijs. In de periode 2013-2014 wil het JON deze samenwerkingsprojecten voortzetten. Daarnaast wil het JON de komende periode werken aan een hechtere band met de regionale en lokale jeugdorkesten. Tot slot wil het JON de komende periode in samenwerking met het Nationaal Jeugdorkest werken aan een doorlopende leerlijn orkestscholing voor musici van 12 tot 24 jaar. Een ander onderwerp waar het JON de komende periode op wil inzetten is de versterking van het publiciteitsbeleid. Het JON ontvangt gemiddeld € 175.513,subsidie per jaar als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 4 februari 2011 is een tussenbalansgesprek gevoerd met het JON. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
Aan het begin van ieder seizoen organiseert het JON audities op drie locaties in het land. De audities worden aangekondigd via oude en
nieuwe media (posters, flyers, aankondigingen in relevante bladen, facebook, website enzovoort), maar er wordt ook persoonlijk contact gezocht met diverse docenten en gericht gemaild naar vaste relaties en deelnemers aan het Prinses Christina Concours. Audities worden individueel afgenomen. De auditanten ontvangen feedback in de vorm van een rapportage met tips en verbeterpunten ofwel aanbevelingen waar zij zich op kunnen richten. De commissie constateert dat de audities zorgvuldig worden afgenomen waardoor deze leiden tot selectie van die toptalenten uit het hele land voor wie de activiteiten van het JON bedoeld zijn. Daarnaast heeft de commissie waardering voor het feit dat het JON alle auditanten feedback geeft waarmee zij hun voordeel kunnen doen bij hun verdere ontwikkeling. De commissie heeft vertrouwen in de kwaliteit van de professionele begeleiders van de talenten. Het JON werkt bewust met een vaste dirigent met een internationale reputatie die niet alleen over technische kennis beschikt, maar ook over pedagogische kwaliteiten en didactische vaardigheden. Daarnaast betrekt het JON repetitoren bij de projecten die als professionele musici zijn verbonden aan landelijke beroepsorkesten of die als gerenommeerde docenten werkzaam zijn bij de Nederlandse conservatoria. Deelname aan het JON betekent dat er drie keer per jaar in een relatief korte periode een reeks kwalitatief hoogstaande concerten wordt voorbereid. Dit in aanvulling op de ontwikkeling als individueel musicus en soms in aanvulling op het lidmaatschap van een regionaal of lokaal jeugdorkest. In de periodes waarin in korte tijd concerten worden voorbereid en uitgevoerd, kunnen deelnemers proeven aan het leven als professioneel musicus. Het JON levert hiermee naar de mening van de commissie een belangrijke bijdrage aan een onderbouwde keuze van de deelnemers voor een vakopleiding gericht op een
TALENTONTWIKKELING 14 loopbaan als professioneel (orkest)musicus en aan de ontwikkeling tot (orkest)musicus. Ook worden er workshops aangeboden die gericht zijn op een toekomst als professioneel musicus of de keuze daarvoor. Daarnaast zijn er goede contacten met het Nationaal Jeugdorkest (NJO) die het JON wil uitbouwen tot een samenwerkingsrelatie gericht op het ontwikkelen van een doorgaande leerlijn voor orkestspel. Gelet op het bovenstaande beoordeelt de commissie de inhoudelijke en artistieke kwaliteit van de activiteiten als goed.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
Het JON zet zich actief in voor het werven van toptalent uit alle delen van het land en slaagt daarin. Op basis van een onderzoek dat in 2010 is uitgevoerd, heeft het JON de communicatiemiddelen die hiervoor worden ingezet aangepast aan de doelgroep en is het JON gebruik gaan maken van nieuwe media. Voor het werven van publiek worden oude en nieuwe media ingezet. Daarnaast werkt het orkest aan zijn publieksbereik door samen te werken met de AVRO en door medewerking te verlenen aan het jaarlijkse Kinderprinsengrachtconcert en aan een ‘docusoap’ over het orkest die via internet werd uitgezonden. Het netwerk van het JON bevindt zich voornamelijk in de eigen sector. Er worden contacten onderhouden met muziekscholen, privédocenten, regionale en lokale jeugdorkesten en conservatoria. Ook werkt het JON samen met het Prinses Christina Concours en wordt de relatie met het Nationaal JeugdOrkest uitgebouwd. De commissie vindt dat het huidige netwerk voldoende basis biedt voor het uitvoeren van de activiteiten van het JON, maar zij had het gewaardeerd als de
instelling zich ook zou richten op partijen buiten het eigen werkveld. Deelnemersbijdragen en publieksinkomsten vormen een belangrijk deel van de baten van het orkest. Daarnaast is er een sterke afhankelijkheid van overheidsbijdragen. Voor de komende periode wil het JON een groter beroep doen op private financiers en zich inspannen om projectsponsoren en een hoofdsponsor te vinden. Frappant is dat het JON tegelijkertijd aangeeft weinig ruimte te zien om de sponsorinkomsten aanzienlijk te verhogen. De eerste stappen om minder afhankelijk te worden van rijkssubsidie zijn gezet, maar de commissie is van mening dat de plannen nog erg vanuit de bestaande kaders zijn geschreven en weinig vooruitstrevend zijn. Het JON werkt met een klein vast team en wil dit uitbreiden om meer marketingactiviteiten te kunnen ontplooien. De commissie kan de wens om het vaste team uit te breiden plaatsen, maar had graag gezien dat deze meer was ingekaderd in een toekomstgerichte strategie voor de organisatie. De commissie beoordeelt het ondernemerschap en de samenwerking van het JeugdOrkest Nederland als voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
De afgelopen periode trok het JON deelnemers uit vrijwel alle provincies en in de komende periode wil ze dat blijven doen. De commissie heeft er vertrouwen in dat de organisatie daarin slaagt. De commissie beoordeelt de geografische spreiding van het JON als goed.
__
PLURIFORMITEIT De commissie vindt dat het JON zich onderscheidt van andere orkesten vanwege het hoge niveau van de deelnemers en de prestaties gecombineerd met het landelijke bereik en de leeftijd van de musici. Het deelnemersveld is volgens de commissie niet bijzonder divers. De commissie beoordeelt de pluriformiteit op grond hiervan als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Het JON besteedt in zijn aanvraag weinig aandacht aan monitoring en evaluatie. Er wordt gemeld dat sinds het seizoen 2009-2010 gegevens van de orkestleden worden bijgehouden en dat op dit moment het volgen van de orkestleden na deelname ophoudt. Het JON is wel voornemens om hier verandering in te brengen en wil voortaan jaarlijks een enquête afnemen onder oud-deelnemers om zicht te houden op de vervolgstappen van oud-orkestleden. De commissie is van mening dat de aandacht voor monitoring en evaluatie voor verbetering vatbaar is. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende vanwege de kritische zelfreflectie en de voornemens om activiteiten op dit gebied uit te breiden.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit goed vindt. Het ondernemerschap en samenwerking van het JON wordt voldoende bevonden. De geografische spreiding beoordeelt de commissie als goed en de pluriformiteit vindt ze voldoende. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie eveneens voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt JeugdOrkest Nederland in totaal 12 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag te honoreren voor het aangevraagde totaalbedrag van € 349.500,voor het uitvoeren van het activiteitenplan 2013-2014, en met JeugdOrkest Nederland een prestatieafspraak te maken overeenkomstig de voorgestelde prestaties uit het aanvraagformulier.
TALENTONTWIKKELING 15
JEUGD THEATERHUIS ZUID-HOLLAND ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland (hierna Jeugdtheaterhuis ZuidHolland) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de activiteiten in het kader van het project Nieuwe Voorraad Verse Bekken (hierna NV Verse Bekken) in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 331.171,Geadviseerde subsidie: € 0,-
De activiteiten bestaan uit het voortzetten van het project NV Verse Bekken, dat tot doel heeft de ontwikkeling van jong theatertalent te bevorderen en nieuw toneelrepertoire voor jongeren te ontwikkelen. Voor dit programma ontvangt Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland tot 2013 subsidie van het Fonds in het kader van het programma Het Beste van Twee Werelden.
• het verstrekken van schrijf- en vertaal opdrachten voor de ontwikkeling van nieuw toneelrepertoire voor jongeren en het ontwikkelen en via de website publiceren van bijbehorende werkdocumenten zoals dramaturgische analyses; • het organiseren van een jaarlijks festival waar dit nieuwe repertoire gepresenteerd wordt; • het jaarlijks organiseren van twee driedaagse workshopweekenden en een vijfdaagse summerschool onder leiding van theaterprofessionals uit binnen- en buitenland; • het jaarlijks organiseren van een langlopende cursus toneelschrijven; • het vormen van het Nationaal Jongeren Theater Gezelschap en het produceren van jongerenvoorstellingen.
niet van overtuigd dat de activiteiten kwalificeren als (top)talentontwikkeling zoals bedoeld in deze regeling.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
De commissie is positief over de samenstelling van het docententeam. Dit bestaat uit de artistieke leiding van NV Verse Bekken en gastdocenten afkomstig uit de professionele podiumkunsten. Ook is de commissie overtuigd van de meerwaarde die de artistieke raad kan bieden.
De commissie is, in het licht van de doelstelling van de regeling, kritisch over de artistieke en inhoudelijke kwaliteiten van NV Verse Bekken. NV Verse Bekken richt zich niet alleen op talentontwikkeling, maar richt zich ook sterk op repertoireontwikkeling door professionals, en de aanvrager vraagt ook voor dit laatste onderdeel subsidie aan op grond van deze regeling, maar deze regeling is daarvoor niet bedoeld.
De commissie vindt dat er weinig aandacht wordt geschonken aan vervolgtrajecten voor de deelnemers, zoals deelname aan het kunstvakonderwijs.
__ Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland is een kunsteducatieve instelling die kinderen en jongeren wil stimuleren om theater tot een zinvol deel van hun leven te maken. Met NV Verse Bekken wil de aanvrager de ontwikkeling van jong toptalent en toneelrepertoire bevorderen. De aanvrager wil ambitieuze jongeren een professioneel kader en een veilige omgeving bieden waarin zij hun talent als amateurkunstenaar verder kunnen ontplooien. Daarnaast zet de aanvrager zich in voor de ontwikkeling van een passend toneelrepertoire voor jongeren, waarbij het niet primair gaat om repertoireontwikkeling door de jongeren zelf. Met de gevraagde subsidie wil Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland de volgende activiteiten ontplooien:
De commissie vindt de aanvraag daarnaast onvoldoende uitgewerkt. De invulling van de workshopweekenden, de summerschools en de schrijfcursussen wordt nauwelijks toegelicht. Daarnaast mist de commissie een visie van de organisatie op talentontwikkeling. De commissie vindt de activiteiten passen binnen de context van een project boven op de reguliere activiteiten van een jeugdtheaterschool. De commissie is er op grond van de voor handen zijnde informatie
De werving van deelnemers gebeurt volgens de aanvrager vooral door de directe benadering van jongeren op de plekken waar ze actief zijn. Wat die directe benadering behelst, wordt verder niet toegelicht. De inschrijvingen voor de activiteiten dienen voorzien te zijn van een motivatie om deel te nemen, samen met een kort cv van ervaringen op toneelgebied. Als er te veel inschrijvingen zijn, vindt er een selectie plaats in de vorm van een workshopdag waarbij geselecteerd wordt op basis van spelniveau. Het is de commissie niet duidelijk of deze manier van werven en selecteren ook geldt voor de schrijfcursus. Aan de werving daarvan wordt geen aparte aandacht besteed in de aanvraag.
De commissie beoordeelt niettemin op grond van de ervaren staf de artistieke en inhoudelijke kwaliteit als voldoende.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
NV Verse Bekken heeft een ‘promoteam’ dat zorgt voor een directe benadering van getalenteerde jongeren die actief zijn bij jeugdtheaterscholen
TALENTONTWIKKELING 15 in heel Nederland. Hoe dit promoteam werkt, is niet uitgewerkt in de aanvraag. Hierdoor heeft de commissie weinig zicht op het functioneren hiervan. Publiek wordt vooral met behulp van bekende middelen, zoals social media en de eigen website, benaderd en bereikt. De commissie is positief over het divers samengestelde netwerk aan samenwerkingspartners dat NV Verse Bekken heeft opgebouwd in de afgelopen jaren. De invulling van de samenwerkingsverbanden wordt echter niet toegelicht, waardoor het niet duidelijk wordt hoe intensief deze samenwerking is en welke meerwaarde deze uiteindelijk heeft. Het beperkte aantal jeugdtheaterinitiatieven dat naast Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland deelneemt, zorgt ervoor dat de commissie niet overtuigd is van de samenwerking met het Netwerk Jeugdtheaterscholen. De aanvrager geeft aan dat het project onafhankelijk van de bezuinigingen doorgaat. Tegelijkertijd geeft de aanvrager ook aan sterk afhankelijk te zijn van bijdragen van fondsen. Daarbij wijst de aanvrager erop zich te zullen inspannen om nieuwe inkomstenbronnen te vinden, maar zegt eveneens hier weinig van te verwachten. Uit de begroting blijken ook weinig ambities of successen op dit gebied. Dit wekt geen vertrouwen bij de commissie. De commissie mist in de aanvraag eveneens een heldere visie of doordachte strategie voor het verhogen van de eigen inkomsten. Op grond van het bovenstaande beoordeelt de commissie het ondernemerschap en de samenwerking als zwak.
provincies, met verwijzing naar de ontsluiting van repertoire. De commissie ziet ontsluiting van repertoire echter niet als talentontwikkeling. Op basis van de beschikbare gegevens constateert de commissie daardoor dat de talentontwikkelingsactiviteiten geen landelijk, maar wel een bovenregionaal bereik kennen. De commissie beoordeelt de geografische spreiding als voldoende.
__
PLURIFORMITEIT Het vakgebied waarop de activiteiten zich richten, is theater. De aanvrager geeft daarbij aan dat er geen andere plek is waar jongeren zich in een veilige en inspirerende omgeving kunnen ontwikkelen ter voorbereiding op het kunstvakonderwijs. De commissie heeft met enige verbazing kennis genomen van deze stelling en betwijfelt de houdbaarheid ervan. Bijzonder is wel dat er niet alleen aandacht is voor spel, maar ook voor het schrijven van teksten. Niet vaak schrijft een jong amateurtalent een toneeltekst voor jonge amateurs en amateurtalenten nog voor hij of zij op het kunstvakonderwijs zit. Dit onderdeel van de repertoireontwikkeling waarbij het jong amateurtalent zelf centraal staat, wordt echter weinig uitgewerkt in de aanvraag. De activiteiten richten zich voor het overige niet op een bijzondere doelgroep. De commissie beoordeelt de pluriformiteit als voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Jeugdtheaterhuis Zuid Holland geeft in zijn aanvraag aan deelnemers te trekken uit zeven provincies en activiteiten uit te voeren in alle
MONITORING EN EVALUATIE
__
De activiteiten worden elk half jaar met de artistieke raad en eventueel de subsidiënten besproken om de voortgang te monitoren. De artistieke raad woont open activiteiten bij en beoordeelt deze, evenals de uitgaven van teksten en werkdocumenten. De commissie is positief over de artistieke raad, die erg gemotiveerd is om de kwaliteit van de activiteiten te bewaken, maar merkt wel op dat niet duidelijk wordt gemaakt hoe de bevindingen van de raad vervolgens worden opgepakt door de instelling. Met de deelnemers worden evaluatiegesprekken gevoerd om te kijken hoe zij de activiteiten ervaren. Het volgen van de vorderingen van de deelnemers tijdens en na afloop van deelname krijgt geen bijzondere aandacht in de aanvraag. De commissie vindt deze vorm van monitoring en evaluatie onder de deelnemers mager. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op grond van de nu bekende informatie is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er in 2013-2014 geen sprake zal zijn van een bijdrage van gemeente of provincie en dat voor dit onderdeel geen punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit voldoende en het ondernemerschap en de samenwerking van NV Verse Bekken zwak vindt. De geografische spreiding evenals de pluriformiteit beoordeelt ze als voldoende. Ook de aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie voldoende. Uitgaande van het ontbreken van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt NV Verse Bekken in totaal 4 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 16
JONG RAST ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Jong RAST (hierna Jong RAST) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van zijn activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 210.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
Jong RAST is ontstaan als intercultureel theaterproject van Theater RAST voor jongeren van 14 tot 24 jaar. Jong RAST is opgericht om ambitieuze jongeren met verschillende culturele achtergronden de kans te geven om kennis te maken met theater. Jong RAST helpt naar eigen zeggen jongeren die niet van huis uit in contact komen met theater, op weg in de ontwikkeling van hun talent en bevordert hun
selecteren. Deze jongeren stromen door naar een van de trajecten van Jong RAST: 1. Talentvolle jongeren gaan door naar de productiegroep in Amsterdam-West. Van oktober tot en met de zomervakantie krijgt een groep van ongeveer twintig deelnemers hier twee keer per week vier uur les. Het script van de productie die ze spelen wordt gezamenlijk geschreven met regisseur Elike Roovers en tekstschrijver Anouk Saleming op basis van de verhalen van de jongeren rondom een bepaald thema. De voorstelling wordt op verschillende scholen gespeeld. Afhankelijk van de voorstelling krijgen de spelers ook les in andere disciplines. 2. De overige jongeren gaan door naar een trainingsgroep in Amsterdam-West of -Noord. Van oktober tot en met april volgen zij in een groep van ongeveer 25 jongeren één keer per week drie uur lang verschillende workshops en trainingen. Aan het einde van het seizoen wordt er een locatievoorstelling gemaakt. Na afloop van het traject wordt advies gegeven voor een eventueel vervolgtraject. Hiernaast kent Jong RAST het Lab. De meest talentvolle spelers worden hierbinnen proactief begeleid om het werkveld verder te verkennen of door te stromen naar het kunstvakonderwijs. Zij krijgen één keer per week drie uur individuele begeleiding die op maat gemaakt is voor de deelnemer.
doorstroom naar het kunstvakonderwijs en het (semi)professionele werkveld. Deze jongeren komen volgens Jong RAST naar hen, omdat ze zich aangesproken voelen door de thematiek van de voorstellingen en presentaties. Deze thematiek staat dicht bij de belevingswereld van de jongeren, die de organisatie definieert als jong, urban muziek, multimediaal en met herkenbare problematiek.
In samenwerking met Solid Ground Movement wordt in aanvulling op bovengenoemde trajecten een Peer2peer-traject opgestart. Binnen dit traject krijgen tien jongeren die willen leren lesgeven in de discipline theater of dans, de kans om didactische vaardigheden te leren. In het kader van dit traject geven zij, samen met een docent, les op scholen voor voortgezet onderwijs.
De opzet van de activiteiten is als volgt. Jaarlijks wordt er een auditiedag georganiseerd in Amsterdam-West en een in Amsterdam-Noord: jongeren in de leeftijd van 14-24 jaar krijgen een korte introductie in de theaterwereld, waarna regisseurs en artistiek leider (potentieel) talent
Naast het realiseren van bovenstaande activiteiten heeft Jong RAST zich de volgende doelen gesteld: • landelijk nog zichtbaarder worden; • erkenning krijgen van meer theateroplei dingen buiten Amsterdam en het theaterveld
•
voor de kwaliteit van de jongeren, waardoor een continue doorstroom wordt gerealiseerd; partners aan elkaar verbinden voor een intensievere samenwerking en verankering.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
De commissie is van mening dat Jong RAST in de aanvraag onvoldoende heeft laten blijken op welke manier de organisatie haar positie in de keten van talentontwikkeling ziet. Jong RAST ontplooit verschillende activiteiten, maar de commissie is er niet van overtuigd dat deze activiteiten direct zijn gericht op de voorbereiding van de jongeren op eventuele deelname aan het kunstvakonderwijs of een professionele carrière. Dit is echter wel het doel van de regeling. De activiteiten van Jong RAST richten zich naar de mening van de commissie meer op het begin van de talentontwikkelingsketen waar het gaat om kennismaking met theater voor jongeren met een diverse achtergrond en het ontkiemen van talent door het maken van producties. Dit beeld wordt versterkt doordat Jong RAST niet duidelijk maakt op welke manier de organisatie verbindingen zoekt en aansluit bij het kunstvakonderwijs. In plaats daarvan geeft zij aan dat doorstroming naar het kunstvakonderwijs niet per se het doel is en het afmaken van school en het verbeteren van de toekomstperspectieven van de deelnemers ook geldt als succes. De nieuwe onderdelen die samen met Solid Ground worden geïnitieerd, vindt de commissie interessant. De intenties en contouren lijken waardevol, maar de plannen zijn te summier uitgewerkt en te onvoldragen, waardoor de commissie weinig vertrouwen heeft in de opzet en uitvoering van deze onderdelen. Jong RAST heeft daarentegen wel voldoende ervaring met
TALENTONTWIKKELING 16 het maken van theater voor en door jongeren met diverse achtergronden en er zijn voldoende interessante makers en docenten aan de instelling verbonden om een goede inhoudelijke invulling te geven aan de activiteiten van Jong RAST. De commissie is kritisch over de werving en selectie van deelnemers. Zij vindt dat er te summier aandacht wordt besteed aan een brede werving van deelnemers in andere regio’s en dat de werving in Amsterdam maar in beperkte kring plaatsvindt. Op grond van het bovenstaande beoordeelt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit als voldoende.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
De commissie is op verschillende punten kritisch over het ondernemerschap van de organisatie. Ten eerste is de wijze waarop de aanvrager zijn deelnemers en het publiek benadert, bereikt en ontwikkelt, beperkt. Jong RAST zet diverse middelen in om deelnemers en publiek te bereiken, maar richt zich hierbij, met name voor het bereiken van deelnemers, erg op Amsterdam en de omliggende regio. Dit sluit niet goed aan bij het landelijke bereik dat de instelling naar eigen zeggen ambieert. Jong RAST heeft een uitgebreid netwerk met partners die actief zijn op het gebied van jongerentheater en andere vormen van jongerencultuur, het (kunstvak)onderwijs, podia en maatschappelijke instanties. De commissie had het gewaardeerd als de instelling iets meer inzicht had gegeven in de omvang en intensiteit van deze samenwerkingsrelaties. Dit geldt met name voor de relaties met het kunstvakonderwijs. De instelling zet in op het verhogen van de eigen inkomsten en benoemt een aantal activiteiten om
meer eigen inkomen te verwerven. De commissie waardeert het dat ze daarbij duidelijke targets benoemt, maar mist een samenhang tussen de activiteiten en een doordachte, onderliggende strategie. De commissie is er dan ook niet van overtuigd dat Jong RAST zijn ambities op dit terrein zal waarmaken. Ook is in de aanvraag nauwelijks uitgewerkt hoe de straks zelfstandige projectorganisatie Jong RAST zich zal gaan verhouden tot RAST. De commissie had het inzichtelijker gevonden als de aanvrager dit wel had meegenomen. Ten slotte constateert de commissie dat de aanvraag vooral gericht is op het verstevigen en professionaliseren van de organisatie. In de aanvraag komt onvoldoende naar voren op welke manier deze professionalisering enerzijds de talentontwikkeling stimuleert en anderzijds de positie van Jong RAST in de talentontwikkelingsketen verstevigt. Op basis van het bovenstaande concludeert de commissie dat Jong Rast voldoende scoort voor het criterium ondernemerschap en samenwerking.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
In de afgelopen periode trok de instelling vooral deelnemers uit Amsterdam en omringende plaatsen uit Noord-Holland, maar ook uit andere plaatsen in het land. Daarmee heeft de instelling wel een bovenregionaal bereik, maar de commissie is er niet van overtuigd dat Jong RAST een ‘landelijke functie’, zoals zij dat zelf benoemt, zal vervullen. Reden hiervan is dat uit de aanvraag niet blijkt op welke wijze Jong RAST buiten Amsterdam wil gaan werven of op welke wijze het zijn activiteiten ook in andere regio’s wil gaan ontplooien. De commissie gaat er wel vanuit dat Jong RAST zijn bovenregionale bereik zal
vasthouden. Op grond van bovenstaande beoordeelt de commissie de geografische spreiding als voldoende.
__
PLURIFORMITEIT Zowel de instelling als de deelnemers hebben multiculturele wortels. Echter, er zijn meerdere theatergroepen met een multiculturele achtergrond. De commissie is van mening dat het deelnemersveld divers is, maar dat de activiteiten niet onderscheidend zijn. De commissie beoordeelt de pluriformiteit als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Jong RAST geeft aan dat het uitvoeren van evaluaties een belangrijk onderdeel van de activiteiten vormt, maar geeft niet aan wat er wordt geëvalueerd en op welke wijze dit gebeurt. Wel blijkt uit de aanvraag dat Jong RAST de uitstroom op zeer persoonlijke wijze monitort. Dit lijkt goed bij de organisatie en de deelnemers te passen. Jong RAST meldt in zijn aanvraag ook dat de monitoring de komende periode wordt aangescherpt en als gevolg van de alliantie met Solid Ground Movement systematischer moet worden uitgewerkt. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat Jong RAST voor alle onderdelen een voldoende scoort. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Jong Rast in totaal 8 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niettemin honoreren.
TALENTONTWIKKELING 17
KUNST BENDE ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Kunstbende (hierna Kunstbende) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor zijn activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 1.000.000,Geadviseerde subsidie: € 1.000.000,-
Kunstbende is een regionaal en landelijk opererend platform dat zich richt op het vergroten van de cultuurdeelname en de talentontwikkeling van jongeren van 13 tot en met 18 jaar. Centrale activiteit is een landelijke wedstrijd in diverse, deels wisselende categorieën. In 2012 kunnen jongeren meedoen in de categorieën Muziek, DJ, Fashion, Theater & Performance, Film & Animatie, Dans, Taal
shops georganiseerd om de acts voor te bereiden op de finale. Deze workshops worden per discipline georganiseerd in samenwerking met regionale en landelijke partners uit het vak. 3. Het vervolgtraject: na de wedstrijd krijgen de deelnemers een brede oriëntatie in en op het veld en voor iedere winnaar is er een pakket aan stimuleringsprijzen, optredens en coaching. Kunstbende verzorgt coachings gesprekken en stelt met jongeren (individueel of als groep) een toekomstplan op. Vervolgens begeleidt de instelling jongeren naar het door hun gekozen einddoel. In samenwerking met partners en professionals uit het veld wordt een vervolgprogramma op maat gemaakt of worden de winnaars direct naar bestaande vervolgtrajecten geleid. Dit gebeurt per discipline. Naast bovenstaande activiteiten kent Kunstbende een internationale component. Inmiddels worden er Kunstbende-wedstrijden georganiseerd in België, Aruba en vanaf 2012 in Turkije. Jaarlijks organiseert een van de landen waar een Kunstbende-editie plaatsvindt een culturele uitwisseling voor jongeren.
en Expo. Ieder jaar wordt een thema voor de wedstrijd gekozen. De activiteiten die Kunstbende rondom de wedstrijd organiseert, zijn opgebouwd uit drie fases: 1. Het voortraject: op regionaal niveau worden laagdrempelige kennismakingsworkshops en coachingsmomenten in verschillende kunstdisciplines georganiseerd. 2. De wedstrijd: de wedstrijd bestaat uit dertien regionale voorrondes en een landelijke finale. De beoordeling vindt per discipline plaats door een professionele vakjury. Alle jongeren krijgen na de voorronde de feedback van de jury mee naar huis. Voorafgaand aan de finale worden op regionaal en landelijk niveau vervolgwork-
Sinds 2010 is er ook een Kunstbende-Collectief. Het Collectief bestaat uit ongeveer dertig ouddeelnemers van 18 tot 25 jaar die werkzaam zijn in de sector of een vakopleiding volgen, maar nog steeds intensief bij Kunstbende betrokken willen blijven en behoefte hebben aan cross-overs en een netwerk. Het Collectief verwerft met ondersteuning van Kunstbende commerciële opdrachten, zoals het opzetten van een creatief programma voor een festival. Bovendien wil Kunstbende in 2013-2014 de volgende nieuwe elementen ontwikkelen: • de Talentendag: een dag voor oud-deelnemers en finalisten met workshops en colleges gericht op ondernemerschap en artistieke ontwikke- ling, en de mogelijkheid om te speeddaten met professionals; • het programma Sell a Talent: hierin kan men als particulier of bedrijf investeren in een talent
en zijn droom. Het bedrijf of de particulier kan doneren, sponsorgeld geven of een talent boeken en draagt zo bij aan de talentontwikkeling van een individu en Kunstbende.
Kunstbende wil investeren in een brede kweekvijver van talentvolle jongeren en zo aan de basis van de talentontwikkelingsketen staan. De organisatie vindt dat zij een scoutfunctie heeft en zoekt in het hele land, binnen en buiten school, naar talentvolle jongeren. Kunstbende stelt een bijzondere bijdrage te leveren aan talentontwikkeling van jongeren in Nederland door mentorschap, het stimuleren van ondernemerschap, interdisciplinariteit en peer-2-peer verbinding als rode draad in het programma. Kunstbende is van mening dat zijn visie op talentontwikkeling jongeren helpt om succesvol aansluiting te krijgen naar het (kunst) vakonderwijs of alternatieve vervolgtrajecten. Kunstbende ontvangt gemiddeld € 641.126,- per jaar subsidie als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 17 juni 2011 is een tussenbalansgesprek gevoerd met Kunstbende. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
De commissie is van mening dat het traject doordacht en logisch is. Deelnemers worden breed geworven en de activiteiten en het aanbod van disciplines worden afgestemd op maatschappelijke en artistieke ontwikkelingen. De commissie heeft vertrouwen in de kwaliteit van het jureren en de selectie die daaruit volgt gedurende het traject, en in de kwaliteit van de juryleden, docenten en begeleiders. De commissie is ervan overtuigd dat Kunstbende een bijdrage levert aan het voorbereiden van – tijdens de
TALENTONTWIKKELING 17 wedstrijd – ontdekte talenten op een eventuele deelname aan het kunstvakonderwijs of een professionele loopbaan. De commissie mist echter een analyse van de organisatie over haar functie in de regio’s en de grote steden. In de steden is bijvoorbeeld meer aanbod en dus meer concurrentie, waardoor Kunstbende daar volgens de commissie een minder breed bereik heeft en zijn meerwaarde minder helder is. De commissie ziet dan ook met name het belang van Kunstbende voor de regio’s, maar had graag gelezen wat de visie van de organisatie zelf hierop is. Daarnaast is de commissie van mening dat de intensiteit van het coachingstraject tijdens de voorrondes laag is. Dit wordt mede veroorzaakt door het vrijblijvende karakter ervan. De intensievere coachingstrajecten na de wedstrijd kennen slechts een beperkt bereik, omdat deze vooral bedoeld zijn voor winnaars en finalisten. En juist hier is de actieve bijdrage aan talentontwikkeling volgens de commissie het grootst. Gelet op het bovenstaande beoordeelt de commissie de inhoudelijke en artistieke kwaliteit van de activiteiten als goed.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
De commissie is positief over het grote bereik van Kunstbende onder talenten en publiek. Kunstbende heeft zich ontwikkeld tot een sterk merk en de commissie verwacht dat de instelling dit de komende periode kan voortzetten. Echter, de commissie is van mening dat Kunstbende zijn publieksbenadering meer zou kunnen differentiëren. De commissie constateert dat de landelijke infrastructuur van Kunstbende gedegen in elkaar zit. Hoewel reeds diverse samenwerkingsverbanden zijn geïnitieerd en als positief worden ervaren, onderschrijft de commissie de beoogde en gewenste uitbreiding naar andere
__
disciplines en organisaties. Daarbij vindt zij het wenselijk dat er meer structurele verbindingen worden aangegaan.
PLURIFORMITEIT
De commissie vindt het positief dat Kunstbende een duidelijke keuze maakt in het verwerven van eigen inkomsten: de instelling vraagt ook de komende jaren geen bijdrage van de deelnemers en onderbouwt deze keuze op een voor de commissie aannemelijke wijze. In plaats hiervan zet Kunstbende via andere wegen in op het verwerven van meer eigen inkomsten, zoals met het nieuwe project Sell a Talent. De commissie heeft bewondering voor de uit de aanvraag sprekende wil om minder subsidieafhankelijk te worden en op meer commerciële wijze inkomsten te vergaren en vindt dat Kunstbende een aantal goede eerste aanzetten doet om dit te bereiken. De commissie is daarbij wel van mening dat Kunstbende zich op dit gebied nog kan ontwikkelen en een meer gedegen analyse kan maken van zijn omgeving en de ontwikkelingen daarbinnen om de plannen voor het verwerven van eigen inkomsten verder aan te scherpen. De commissie heeft er echter vertrouwen in dat Kunstbende zich op dit gebied zal ontwikkelen en in staat is om de huidige plannen voor het vergroten van de eigen inkomsten waar te maken.
Kunstbende richt zich op álle jongeren van 13 tot en met 18 jaar met interesse in kunst en cultuur. Daarvoor worden wedstrijden in diverse disciplines georganiseerd. Deze disciplines worden regelmatig aangepast en omvatten ook de minder populaire zoals Taal en Expo. Op deze manier trekt Kunstbende een zeer diverse groep van publiek en deelnemers. Deze diversiteit betreft onder meer de sociale en etnische achtergrond en het opleidingsniveau van de jongeren. Dit grote bereik, gecombineerd met de diversiteit aan activiteiten, maakt Kunstbende bijzonder.
De commissie beoordeelt het ondernemerschap en de samenwerking als ruim voldoende.
Kunstbende monitort de wedstrijd door jaarlijks het zogenaamde Bereik en Effect-onderzoek uit te voeren. Kunstbende wil dit onderzoek uitbreiden om meer informatie te krijgen over het effect van deelname op de lange termijn en gaat hiervoor het ’10 jaar geleden en wat doe je nu?’-onderzoek introduceren.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Kunstbende organiseert in elke provincie een voortraject en voorronde. De deelnemers komen dan ook uit alle delen van het land. De commissie concludeert dat Kunstbende een landelijk bereik heeft met deelnemers uit ten minste acht provincies en activiteiten in ten minste acht provincies. Op grond van het bovenstaande beoordeelt de commissie de geografische spreiding als goed.
De commissie vindt de activiteiten onderscheidend en het deelnemersveld divers en beoordeelt de pluriformiteit als goed.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De commissie is van mening dat de verschillende onderzoeken elkaar aanvullen en vindt het positief dat Kunstbende ook zijn oud-deelnemers gaat monitoren. Op deze manier kan het effect en bereik van Kunstbende nog beter worden gevolgd. Wel merkt de commissie op dat in de aanvraag slechts summier is beschreven is wat Kunstbende gaat doen met de gegevens die beschikbaar komen.
Op basis van bovenstaande beoordeelt de commissie de aandacht voor monitoring en evaluatie als goed.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van Kunstbende goed vindt en het ondernemerschap en samenwerking ruim voldoende zijn. De geografische spreiding evenals de bijdrage aan de pluriformiteit beoordeelt ze als goed. Ook de aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie goed. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Kunstbende in totaal 15 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag te honoreren voor het aangevraagde totaalbedrag van € 1.000.000,voor het uitvoeren van het activiteitenplan 20132014 en met Kunstbende een prestatieafspraak te maken overeenkomstig de voorgestelde prestaties uit het aanvraagformulier.
TALENTONTWIKKELING 18
LUMENS GROEP ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Lumens Groep (hierna Lumens Groep) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van de activiteiten in het kader van HHL040UrbanArts door HIPHOPLAB040 in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 232.378,Geadviseerde subsidie: € 0,-
HHL040UrbanArts is een nieuw initiatief van HIPHOPLAB040. HIPHOPLAB040 is opgezet naar aanleiding van projecten op het gebied van urban arts die sinds 2005 door de Lumens Groep zijn georganiseerd in de Eindhovense buitenwijken. HHL040UrbanArts is specifiek gericht op alle dansstromingen binnen de urban scene waaronder popping, locking, house dance en breakdance. Het initiatief kent
een piramidestructuur van deelname tot aan landelijke optredens. Wie zich volgens het activiteitenplan op een positieve manier inzet of snel ontwikkelt, kan deelnemen aan professionele workshops. Het uiteindelijke doel voor de jongeren is om zich binnen hun cultuur zo goed mogelijk te ontwikkelen. Bij de opzet heeft de instelling zich gebaseerd op ervaringen van de afgelopen jaren en de gesprekken die inmiddels zijn gevoerd met onder meer 45LIVE, Flow-Provider en Don’t Hit Mama. In de periode 2013-2014 wil de aanvrager in samenwerking met partners een team van tien tot vijftien urban dans-toptalenten samenstellen om ze de kans te geven zich verder te ontwikkelen
en voor te bereiden op mogelijke deelname aan het kunstvakonderwijs of de kunstpraktijk. De talenten maken drie producties per jaar en voeren deze uit. Ze worden hierbij ondersteund door coaches. Deze coaches worden geselecteerd door docenten van de dansopleiding van de Fontys Hogeschool en door urban artists die volgens de Lumens Groep als boegbeelden en pioniers binnen de Nederlandse scene gelden. De toptalenten worden opgeleid tot coach of docent om hun talent volgens een train-detrainerprincipe over te dragen aan een nieuwe generatie. Het doel hiervan is talent op te leiden tot didactisch vaardige docenten, organisatoren of ambassadeurs van het project en de stad Eindhoven. Het platform biedt de talenten tevens de mogelijkheid geld te verdienen met workshops, optredens, externe opdrachten, enzovoort. Daarnaast wil de aanvrager in samenwerking met Brainport Development een trainingsfaciliteit opzetten om de talenten de ruimte te geven hun vaardigheden te ontwikkelen. De instelling wil tevens bijdragen aan het vergroten van kwalitatief goede wedstrijden en wil samenwerken met een landelijk dansfestival, waarbij HHL040UrbanArts de producties en optredens verzorgt op festivals met een meer “kunstzinnig” karakter. Naar eigen zeggen is met HHL040UrbanArts in 2016 een landelijk dansplatform ontwikkeld, waarin alle belangrijke partijen zich verenigd hebben en waarin een goed klimaat is gecreëerd voor toptalenten. Er is tevens een kwalitatief en divers aanbod van presentatiemogelijkheden voor toptalent met wedstrijden op hoog niveau en een landelijk festival. Het coachingstraject moet volgens de aanvrager in 2016 hebben geleid tot een verbinding van de urban dansscene met het kunstvakonderwijs.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
HIPHOPLAB040 is naar eigen zeggen op zoek naar jongeren met een interesse en aanleg voor hiphopdans. De werving voor deelname vindt plaats via mond-tot-mondreclame, social media, scholen, clubs, demo’s en online en diverse regionale media. De samenwerking met partners buiten de regio is volgens de commissie een waardevolle toevoeging in de werving van deelnemers in meerdere regio’s. De selectiecriteria en -procedure worden echter summier toegelicht. Hierdoor krijgt de commissie onvoldoende zicht op de inhoudelijke kwaliteit van dit onderdeel. HIPHOPLAB040 wil een coachingstraject ontwikkelen en presentatiemogelijkheden bieden. De commissie vindt dat de professionele begeleiders over voldoende kwaliteit beschikken. Zij hebben ruime ervaring als danser. Het niveau van de coaches die nog geselecteerd moeten worden, is echter niet helder. Over de opzet van het programma is de commissie kritisch. HIPHOPLAB040 geeft aan dat er drie uur per week coaching wordt geboden aan de talenten. De intensiteit van het programma is daarmee beperkt. Daarnaast wordt slechts summier toegelicht uit welke onderdelen het programma bestaat, waardoor weinig inzichtelijk wordt wat de kwaliteit van de activiteiten is en hoe deze aansluiten bij het niveau van de doelgroep. Weliswaar worden de activiteiten benoemd, maar een groot deel van de plannen moet nog nader uitgewerkt worden. De commissie is daarom van mening dat het plan zich nog in een prematuur stadium bevindt en onvoldoende zicht geeft op het creatieve proces van de deelnemers en de ontwikkeling die zij gaan doormaken. HIPHOPLAB040 wil de doorstroming van talent naar de kunstpraktijk en het kunstvakonderwijs
TALENTONTWIKKELING 18 bevorderen en ontwikkelt daarvoor een Toptalententeam. De commissie heeft waardering voor de ambitie van HIPHOPLAB040 om een structuur te ontwikkelen die kan inspelen op verschillende behoeften van de talenten. De commissie plaatst echter ook een kanttekening. Hoewel de beschreven trajecten gericht zijn op doorstroming van de deelnemende urban talenten, moet de aanvrager de plannen nog concretiseren. Er lopen gesprekken met potentiële partners en begeleiders, maar een uitgewerkt plan omtrent de coaching en doorstroming is nog niet gerealiseerd. Hierdoor krijgt de commissie vooralsnog onvoldoende zicht op de haalbaarheid van de strategie rondom het vervolgtraject. Op basis van de overwegingen waardeert de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit als zwak.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
HIPHOPLAB040 benoemt in zijn aanvraag diverse activiteiten om publiek en deelnemers te bereiken, maar doet dit vooral in algemene termen. De commissie is daarom van mening dat HIPHOPLAB040 weliswaar een brede doelgroepbenadering beoogt, maar dat het plan op dit punt onvoldragen is. HIPHOPLAB040 benoemt diverse samenwerkingspartners in zijn aanvraag, maar voor een deel lijkt het hier ook te gaan om opdrachtgever- opdrachtnemer-relaties. De commissie heeft bovendien haar twijfels over de status van de afspraken door het benoemen van het Fonds voor Cultuurparticipatie als samenwerkingspartner. De commissie is kritisch over de begroting van HIPHOPLAB040 voor 2013 en 2014, die ten opzichte van de begroting 2010 meer dan verdubbelt. De commissie heeft begrip voor de wens van HIPHOPLAB040 om zijn activiteiten uit
te breiden, maar vindt de onderbouwing van de gestegen kosten en het dekkingsplan summier. Zij is er daarom niet van overtuigd dat dit een realistische begroting is. Daarnaast mist de commissie een doordachte visie of strategie voor het verhogen van de eigen inkomsten. HIPHOPLAB040 verwijst slechts in algemene termen naar plannen die hiervoor worden gemaakt. Samenvattend beoordeelt de commissie het ondernemerschap en de samenwerking van de aanvrager als zwak.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
HIPHOPLAB040 geeft in zijn aanvraag aan de ambitie te hebben om in de periode 2013-2014 deelnemers te trekken uit vier provincies en activiteiten uit te voeren in vier provincies. De afgelopen drie jaar kwam het merendeel van de deelnemers uit Eindhoven en kwamen er daarnaast deelnemers uit andere plaatsen in Noord-Brabant en incidenteel uit plaatsen buiten Noord-Brabant. Gelet op het incidentele karakter waarmee nu deelnemers uit andere provincies dan Noord-Brabant worden getrokken, het gebrek aan aandacht voor bovenregionale werving en de summiere toelichting op de plannen om activiteiten te ontplooien op andere plekken dan Eindhoven, heeft de commissie er geen vertrouwen in dat de instelling zijn ambitie voor een bovenregionaal bereik waarmaakt. De commissie is er niet van overtuigd dat Lumens Groep met de activiteiten van HIPHOPLAB040 per 2013 aan de drempelnorm zal voldoen en beoordeelt de geografische spreiding als onvoldoende.
__
PLURIFORMITEIT De commissie is van mening dat HIPHOPLAB040 voldoende in staat is een diverse groep deelnemers en publiek te bereiken. Met haar activiteiten trekt de instelling zowel dansers aan die zich via informele kanalen hebben ontwikkeld als jongeren die een (kunstvak)opleiding volgen. De commissie vindt het sympathiek dat HIPHOPLAB040 de doorgroeimogelijkheden van urban dansers wil stimuleren, maar is desondanks van mening dat steeds vaker urban dansprojecten worden georganiseerd voor gevorderde dansers. Ook zijn er steeds meer contacten tussen urban arts- initiatieven en het kunstvakonderwijs. De doelstelling van HIPHOPLAB040 om per 2016 samenwerkingsverbanden te hebben gerealiseerd, lijkt daarmee vanuit landelijk perspectief achterhaald. Ook voor het uitvoeren en produceren van urban danstheatervoorstellingen zoals HIPHOPLAB040 dat voorstelt, geldt dat dit in toenemende mate plaatsvindt. Samengevat vindt de commissie de activiteiten van HIPHOPLAB040 weinig onderscheidend, maar het deelnemersveld voldoende divers. De commissie waardeert de pluriformiteit als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De commissie heeft er waardering voor dat HIPHOPLAB040 de effecten van de activiteiten wil meten, maar merkt op dat de plannen hiervoor niet goed zijn geconcretiseerd in het activiteitenplan. Er ontbreekt bijvoorbeeld een toelichting op de wijze waarop de aanvrager tot de monitoringsen evaluatieresultaten gaat komen en hoe hij de leerpunten gaat verwerken in nieuwe projecten.
De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie niettemin als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu beschikbare gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er in 2013 en 2014 sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit, en het ondernemerschap en samenwerking zwak vindt. De commissie er niet van overtuigd dat Lumens Groep met de activiteiten van HIPHOPLAB040 per 2013 aan de drempelnorm zal voldoen en beoordeelt de geografische spreiding als onvoldoende. De pluriformiteit beoordeelt ze als voldoende evenals de aandacht voor monitoring en evaluatie. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of een provincie behaalt Lumens Groep in totaal 2 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om deze aanvraag primair vanwege het niet behalen van de drempelnorm en subsidiair gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 19
MEEUW JEUGDTHEATER SCHOOL
professionals een voorstelling maken voor een of meerdere zomerfestivals, en een productie waarin het toptalent van Meeuw | JTS samenwerkt met aankomende professionals, waaronder ouddeelnemers van Meeuw | JTS.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
De commissie heeft waardering voor de activiteiten van Meeuw | JTS, maar merkt op dat Meeuw | JTS met name een functie heeft in Friesland.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Meeuw | Jeugdtheaterschool (hierna Meeuw I JTS) uit Leeuwarden vraagt activiteitensubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor haar activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 174.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
fungeert Meeuw | JTS als school en als maker van theaterproducties.
Meeuw | JTS ziet zichzelf als broedplaats voor jong theatertalent vanaf 12 jaar en heeft als doel om dit jonge talent een gedegen opstap te geven naar een opleiding tot professioneel podiumkunstenaar. Met de beschreven lessen wil Meeuw | JTS een structureel aanbod voor jong talent en een doorgaande leerlijn voor jonge talentvolle acteurs die doorstromen naar het kunstvakonderwijs aanbieden. Daartoe
Jaarlijks worden er twee keer audities georganiseerd. De geselecteerde deelnemers kunnen vervolgens meedoen met lessen om hun vaardigheden te vergroten. Daarnaast organiseert Meeuw | JTS workshops, speciale klassen en een auditieklas. Ook brengt Meeuw | JTS jaarlijks drie theaterproducties uit die spelen in theaters en op festivals in het land. Zo zijn er de kleine zaalproductie waarin de jonge deelnemers van de jeugdtheaterschool een voorstelling maken voor jongeren vanaf 12 tot 14 jaar, de festivalproducties waarin deelnemers van Meeuw | JTS samen met aankomende
Meeuw | JTS streeft ernaar een zo breed mogelijke doelgroep aan te spreken en geeft ook aan diverse middelen hiervoor in te zetten. Deelnemers worden aangenomen via audities die twee keer per jaar worden georganiseerd. Per auditie worden er zo’n 30 leerlingen aangenomen. De intensiteit van de lessen is volgens de commissie vergelijkbaar met het programma van andere jeugdtheaterscholen. Meeuw | JTS biedt zijn leerlingen een aantal extra activiteiten om het aanbod te verbreden en verdiepen, zoals speciale klassen gericht op specifieke onderdelen van het theatervak en workshopweekenden waar gespecialiseerde landelijke theatermakers lessen verzorgen. De commissie onderkent het belang hiervan, maar vindt het onvoldoende om haar oordeel over de intensiteit van het programma anders te formuleren en heeft bovendien weinig zicht op de kwaliteit van deze onderdelen, omdat ze summier zijn uitgewerkt in de aanvraag en er onvoldoende bekend is wie de lessen verzorgen. De aanvrager organiseert jaarlijks een auditieklas voor leerlingen die auditie willen doen bij een kunstvakopleiding. In de aanvraag wordt wel de inhoud van deze auditieklas beschreven, maar er wordt geen concrete informatie gegeven over
de intensiteit hiervan en wie deze klas verzorgen. Ook wordt niet gemeld hoeveel leerlingen er doorgaans deelnemen aan de auditieklas. Voor de commissie is hierdoor wel duidelijk dat er aandacht is voor vervolgstappen, maar ze krijgt weinig zicht op de wijze waarop dit gebeurt. De commissie plaatst geen bijzondere kanttekeningen bij de kwaliteit van de betrokken professionals. Concluderend vindt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit voldoende.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
Meeuw | JTS zet diverse middelen in voor het benaderen en bereiken van deelnemers en publiek. Uit de aanvraag blijkt echter onvoldoende welke strategie de instelling hierbij hanteert. De commissie is er niet van overtuigd dat het de instelling lukt om het bereik significant te ontwikkelen buiten het eigen netwerk. Het netwerk van Meeuw | JTS bestaat onder meer uit scholen voor voortgezet onderwijs in de regio en enkele kunstvakonderwijsinstellingen. De aanvrager geeft aan goede contacten te hebben met het kunstvakonderwijs in Amsterdam, Maastricht, Zwolle en Leeuwarden, maar alleen de samenwerking met de hogescholen in Zwolle en Leeuwaren wordt in het plan enigszins geconcretiseerd. Daarnaast geeft de instelling aan samen te werken met beroepsgezelschappen, waarbij één gezelschap concreet wordt genoemd, namelijk Tryater. De wijze van samenwerken en de meerwaarde voor de talenten worden niet goed uitgewerkt. Ook maakt de instelling melding van samenwerking met andere instellingen die actief zijn in talentontwikkeling, maar het wordt niet goed duidelijk welke instellingen dit zijn en hoe deze samenwerking vorm krijgt.
TALENTONTWIKKELING 19 Uit de aanvraag blijkt ook niet hoe Meeuw | JTS zijn eigen positie tussen deze partners en in de talentontwikkelingsketen ziet. De commissie constateert dat Meeuw | JTS diverse samenwerkingsrelaties onderhoudt, maar kan de meerwaarde hiervan voor de instelling en haar leerlingen niet goed beoordelen. De commissie is kritisch over de wijze waarop Meeuw | JTS zijn inkomsten wil vergroten en de mate waarin de instelling daarin slaagt. Meeuw | JTS is zich bewust van de bezuinigingen in de cultuursector en de mogelijke consequenties daarvan. De instelling geeft ook aan sinds 2011 meer aandacht te besteden aan het vergroten van de eigen inkomsten, maar ambities of successen op dit vlak blijken nog weinig uit de begroting. De commissie heeft er waardering voor dat de aanvrager zich richt op andere inkomsten, maar vindt dat de acties die worden ontplooid nog weinig inventief of aansprekend zijn. Ook mist de commissie een gedegen visie of strategie die ten grondslag ligt aan de activiteiten die nu op dit vlak in gang worden gezet. Op basis hiervan beoordeelt de commissie het ondernemerschap en de samenwerking van Meeuw | JTS als zwak.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Omdat de formele drempelnorm bij deze aanvraag niet gehaald is, wordt er door de commissie expliciet getoetst of de aanvrager in het plan aannemelijk maakt dat dit per 2013 wel het geval zal zijn. De deelnemers van Meeuw | JTS zijn afkomstig uit Friesland en ook het merendeel van de activiteiten wordt hier verzorgd. Voor de landelijke spreiding verwijst de instelling naar de voorstellingen die zij produceert. De
afgelopen jaren zijn deze in minder dan vier provincies gespeeld. De instelling geeft aan dat er voor de komende periode afspraken zijn gemaakt met andere podia dan de podia waar Meeuw | JTS tot nu toe mee samenwerkt waardoor de drempelnorm gehaald zou kunnen worden. Tegelijkertijd wijst Meeuw I JTS ook op de jeugdige leeftijd van de spelers, waardoor de actieradius van de tournees beperkt wordt. De commissie heeft er hierdoor onvoldoende vertrouwen in dat de spreiding van de activiteiten voldoende zal toenemen. Bovendien is de commissie van mening dat een talentontwikkelingsactiviteit om mee te tellen in het kader van de spreiding meer moet omvatten dan het louter spelen van een voorstelling voor publiek. De commissie is er gelet op het bovenstaande niet van overtuigd dat Meeuw | JTS per 2013 aan de drempelnorm zal voldoen en beoordeelt de geografische spreiding als onvoldoende.
__
PLURIFORMITEIT Het vakgebied is theater met nadruk op improvisatie, spel, stem en beweging. Voor een theatergroep is dit geen bijzonder werkveld. De aanvrager verwijst naar de hoge kwaliteit van de voorstellingen en geeft aan dat de deelnemers afkomstig zijn uit alle lagen van de Friese bevolking. De commissie vindt dat Meeuw | JTS zich met de kwaliteit van de voorstellingen onvoldoende onderscheidt van andere jeugdtheaterscholen en jongerengezelschappen die op hoog niveau presteren. De verschillen in afkomst vindt de commissie te weinig onderscheidend om te spreken van een divers deelnemersveld. De commissie beoordeelt de pluriformiteit als nihil.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Meeuw | JTS probeert elk jaar op verschillende manieren de effecten van de activiteiten te meten en hier lering uit te trekken. Zo houdt de instelling bij elke voorstelling publieksenquêtes, worden alle voorstellingen met het voltallige deelnemersveld geëvalueerd, worden er enquêtes onder de spelers en auditanten gehouden en trekt de aanvrager lering uit de recensies van de pers. Alle informatie wordt gebruikt om de koers van de organisatie te bepalen. Daarnaast vindt Meeuw | JTS het belangrijk om het contact dat met de deelnemers opgebouwd wordt, vast te houden. De commissie is op zich positief over de vele manieren die Meeuw | JTS hanteert om de deelnemers en zichzelf te monitoren en evalueren, maar mist samenhang bij de inzet van de instrumenten en is daarom van mening dat er geen sprake is van een doorlopende monitoring volgens een doordachte methodiek. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat de instelling de komende periode in beide jaren een bijdrage van een gemeente of provincie zal ontvangen en dat voor dit criterium 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit voldoende vindt, maar het ondernemerschap en samenwerking van Meeuw | JTS zwak. De commissie is er niet van overtuigd dat Meeuw | JTS per 2013 aan de drempelnorm zal voldoen en beoordeelt de geografische spreiding als onvoldoende. De pluriformiteit beoordeelt ze als nihil. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Meeuw | JTS in totaal 3 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om deze aanvraag primair vanwege het niet behalen van de drempelnorm en subsidiair gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 20
NATIONAAL JEUGD FANFARE ORKEST
Het NJFO werkt samen met Nederlandse conservatoria als die van Amsterdam, Utrecht en Groningen. Deze samenwerking geschiedt op ad-hocbasis. Daarnaast worden met diverse amateurmuziekverenigingen activiteiten georganiseerd in het kader van de promotieconcerten. Met de professionele wereld worden de partnerconcerten georganiseerd.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Nationaal Jeugd Fanfare Orkest (hierna NJFO) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van zijn activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 137.800,Geadviseerde subsidie: € 0,-
Het NJFO is een jongeren-fanfareorkest dat in zes periodes door het jaar heen actief is. Elke periode bestaat uit ten minste een weekend waarin repetities en uitvoeringen zijn gepland. De volgende activiteiten worden door het jaar heen gerealiseerd: 1. Nieuwjaarsconcert: na een periode van repeteren met nieuw repertoire start het
en 3) de promotie van het fanfareorkest als orkestvorm in al zijn facetten. De aanvraag richt zich exclusief op het eerste doel. Het aantal deelnemers aan het talententraject is gelijk aan de grootte van het orkest: 60 koperblazers, slagwerkers en saxofonisten. Nieuwe deelnemers worden in twee auditierondes per jaar geworven. De gemiddelde samenstelling van de fanfare bestaat voor 50% uit conservatoriumstudenten, 10% afgestudeerden en 40% amateurmuzikanten. Een belangrijk uitgangspunt is dat de deelnemers niet alleen bij het NJFO spelen, maar ook blijven spelen in hun ‘thuis-orkesten’. Daarmee kan de individuele ontwikkeling van leden ook ten goede komen aan deze orkesten.
NJFO met het Nieuwjaarsconcert dat vaak wordt georganiseerd in samenwerking met een amateurmuziekvereniging; 2. Twee partnerconcerten: in samenwerking met professionals worden grotere zalen bespeeld; 3. Twee Fanfare Promotie Concerten: concerten in samenwerking met plaatselijke amateurverenigingen; 4. Jaarlijks alternerend een buitenlandse tournee (twee weken) of een Nederlandse zomerweek, een intensieve periode van repetities en concerten. Het doel van het NJFO is: 1) het vormen en ontwikkelen van jonge talentvolle muzikanten, 2) het geven van impulsen aan repertoireontwikkeling
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
beoordeling, evenals het karakter en de motivatie. De muzikanten die auditie hebben gedaan, ontvangen een constructieve terugkoppeling waarmee zij erop worden gewezen op welke wijze zij hun muzikale kwaliteit verder kunnen verbeteren. Als de musicus is toegelaten tot het orkest volgt, zoals het NJFO het zelf verwoordt, coaching op de volgende wijze: “Oud coacht jong, professional coacht amateur en routinier coacht talent.”. De chef-dirigent, de ervaren muzikanten en de gastdocenten verzorgen de begeleiding. Het programma laat zich aldus eenvoudig samenvatten: intensief repeteren en vervolgens concerteren. De commissie is kritisch over de summier beschreven begeleiding en vraagt zich af of het orkest de talenten vormt of de talenten het orkest. De commissie is van mening dat de werkwijze wel zal bijdragen aan de ontwikkeling van de talenten, maar dat een intensievere, meer methodische begeleiding meer resultaat zou kunnen opleveren. Vanuit de contacten met conservatoria en oud-leden is er enige aandacht voor vervolgtrajecten van de talenten. Van de meespelende conservatoriumstudenten krijgen de amateurspelers een beeld van het kunstvakonderwijs. De commissie vindt de wijze en mate waarin het NJFO aandacht besteedt aan vervolgtrajecten mager. Alles overwegende vindt de commissie ondanks de kritische opmerkingen de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten voldoende.
Het NJFO heeft een goede naam onder blaasmusici en kent voldoende aanmeldingen voor auditie en deelname voor het bereiken van het gewenste hoge niveau. Het feit dat bekende musici afkomstig zijn van het NJFO vormt een belangrijke aantrekkingskracht van het NJFO voor nieuwe talenten.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
De selectie van de orkestmusici vindt plaats door middel van een auditie ten overstaan van een commissie en de chef-dirigent. Naast de aanwezige kwaliteit wordt uitdrukkelijk het potentieel van de auditant betrokken in de
De wijze waarop het NJFO deelnemers en publiek benadert, is naar de mening van de commissie nogal terughoudend. Het is opvallend hoe onbekend het orkest buiten de eigen kring
__
TALENTONTWIKKELING 20 is. Als toporkest zou het NJFO meer publiek, inkomsten en publiciteit kunnen bereiken. De marketingstrategie en het communicatieplan overtuigen de commissie niet. Beide zijn te zeer in algemene termen gesteld. Zoals het NJFO voornamelijk in eigen kring bekend is, lijkt het zich ook vooral daar te bewegen. De samenwerking met de amateursector vindt al lange tijd plaats en is vrij intensief. Met de conservatoria wordt slechts ad hoc samengewerkt; met andere partijen is de samenwerking veelal incidenteel. Naar de mening van de commissie is op het gebied van samenwerking verbetering en uitbreiding mogelijk. De commissie mist daarnaast een gedegen visie op of strategie voor het behalen of vergroten van de eigen inkomsten en financiering van het NJFO. Uit de in de aanvraag opgenomen begroting blijkt een grote afhankelijkheid van overheidssubsidies. De eigen inkomsten bestaan volgens de begroting vrijwel volledig uit deelnemersgelden en publieksinkomsten. Er worden geen bijdragen van bijvoorbeeld sponsors of private fondsen genoemd. De commissie maakt zich daarnaast zorgen over de continuïteit van de organisatie. De commissie beoordeelt het ondernemerschap en de samenwerking van het NJFO als zwak.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Het NJFO heeft een landelijk bereik met deelnemers uit alle provincies en activiteiten in heel Nederland. De commissie beoordeelt de geografische spreiding van het NJFO als goed.
__
PLURIFORMITEIT Het NJFO kent een hoge spelkwaliteit. Het enige andere fanfareorkest van een vergelijkbaar niveau, het Fanfarekorps Koninklijke Landmacht, wordt helaas per 2013 opgeheven. Het deelnemersveld is volgens de commissie niet bijzonder divers. De commissie beoordeelt de pluriformiteit als voldoende
MONITORING EN EVALUATIE
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er in beide jaren sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
__
CONCLUSIE
Wat betreft monitoring en evaluatie ligt het accent bij het NJFO vooral op het geven van aandacht aan de individuele ontwikkeling binnen de verschillende secties en van steun en advies door de meer ervaren musici en de dirigent.
De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit voldoende vindt. Het ondernemerschap en de samenwerking van het NJFO wordt zwak bevonden. De geografische spreiding beoordeelt ze als goed en de pluriformiteit vindt ze voldoende. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie eveneens voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt het NJFO in totaal 8 van de maximaal te behalen 18 punten.
Van een doorlopende en doordachte monitoring en evaluatie van de activiteiten is volgens de commissie op deze manier geen sprake. De verdere loopbaan van oud-musici wordt volgens de commissie gevolgd, maar uit de aanvraag blijkt onvoldoende hoe dat gebeurt. De commissie concludeert niettemin dat er voldoende aandacht is voor monitoring en evaluatie.
De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 21
NJO ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting NJO (hierna NJO) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van de NJO Wintertournee en Summer Academy in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 1.000.000,Geadviseerde subsidie: € 840.500,-
Het NJO stelt getalenteerde jonge musici in de gelegenheid zich onder leiding van hooggekwalificeerde coaches en dirigenten te bekwamen in orkest- en samenspel. Het NJO biedt hen coaching en masterclasses, gevolgd door een podiumpresentatie voor publiek. Het NJO vraagt een bijdrage voor zijn twee kernactiviteiten: de NJO Wintertournee en de
NJO Summer Academy. De NJO Wintertournee wordt jaarlijks in januari georganiseerd. Dit is een symfonisch project ten behoeve van de beste muziekvakstudenten aan de Nederlandse conservatoria. Het symfonieorkest wordt geleid door topdirigenten en ervaren professionals uit de beroepsorkesten leiden de groepsrepetities. Het orkest repeteert in de concertzaal van Schouwburg en Congrescentrum Orpheus in Apeldoorn, waar ook één of meerdere concerten worden gegeven. De studenten verblijven tijdens de repetitieperiode in Apeldoorn en kunnen zich zo volledig richten op het project. Doel van de NJO Wintertournee is om de beste studenten de kans te geven op het hoogste niveau te werken aan groot symfonisch repertoire.
De NJO Summer Academy is een vooraanstaande internationale zomeractiviteit voor jonge musici. Een maand lang werken circa 140 jonge getalenteerde muziekvakstudenten én jonge professionele musici uit binnen- en buitenland aan een gevarieerd muzikaal repertoire, onder leiding van een dertigtal dirigenten en coaches. De composer in residence speelt bij de programmering een belangrijke rol. Het repertoire reikt van muziek voor groot symfonieorkest tot muziek voor kamerorkest en van hedendaagse ensemblemuziek tot de symfonieën van de Weense Klassieken, uitgevoerd volgens de historische uitvoeringspraktijk onder leiding van specialisten als Jos van Immerseel en Richard Egarr. Iedere deelnemer werkt aan drie à vier concertprogramma’s, die allemaal uitgevoerd worden tijdens de vier weken durende academie. Doel van de NJO Summer Academy is: • internationale contacten voor studenten opdoen; • op hoog niveau kennismaken met divers repertoire en uitvoeringspraktijken; • experimenteren met presentatievormen; • studenten in contact brengen met internationaal vooraanstaande componisten.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
De programma’s die worden ingestudeerd tijdens de NJO Summer Academy vormen de kern van de NJO Muziekzomer. Sinds 2007 neemt het NJO ook de organisatie van dit zomerfestival voor zijn rekening. Dit festival is geen onderdeel van de aanvraag.
De commissie is echter minder positief over de wijze waarop de NJO Summer Academy aansluit bij de ondersteuningsmogelijkheden van deze regeling. Met het uitbreiden van de doelgroep met afgestudeerde jonge professionals valt dit initiatief gedeeltelijk buiten het bereik van deze regeling.
Het NJO ontvangt gemiddeld € 482.175,per jaar subsidie voor zijn activiteiten als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 25 februari 2011 is een tussenbalansgesprek gevoerd met het NJO. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
__
De commissie is positief over de wijze waarop de werving en de selectie van de verschillende activiteiten plaatsvinden. Voorafgaand aan ieder project worden er in binnen- en buitenland audities georganiseerd. Het organiseren van de audities maakt het enerzijds mogelijk om de beste studenten te selecteren en anderzijds om de geselecteerde kandidaten een programma aan te bieden dat aansluit bij hun niveau. De commissie is eveneens positief over de wijze waarop er begeleiding wordt gegeven bij de verschillende activiteiten. De studenten worden gedurende de projecten intensief begeleid door ervaren professionals. Het NJO beschikt over een relevant netwerk van musici die als uitvoerder en als docent hun sporen hebben verdiend.
Volgens de commissie vervult het NJO als orkest- en ensembleacademie op dit moment een belangrijke functie bij de voorbereiding op de beroepspraktijk in aanvulling op het kunstvakonderwijs. De commissie kan zich daarbij vooralsnog verenigen met de stelling van het NJO dat er in het kunstvakonderwijs weinig aandacht wordt besteed aan orkest- en samenspel. De commissie is echter ook van mening dat de primaire taak voor het onderwijs in orkest- en samenspel bij het kunstvakonderwijs hoort te liggen en wijst in dit verband op de ontwikkelingen in het kunstvakonderwijs waarbij kwaliteitsverbetering centraal staat en
TALENTONTWIKKELING 21 de toenemende aandacht voor orkestspel bij de conservatoria. Blijkens de aanvraag is het NJO zich ook bewust van deze ontwikkelingen.
aangeeft welke alternatieven de organisatie ziet en welke stappen worden ondernomen om andere bronnen van inkomsten te vinden.
De commissie adviseert het NJO om in de aanvraag voor de volgende periode nadrukkelijk aandacht te besteden aan de wijze waarop het NJO zich, bij voorkeur in samenwerking met het kunstvakonderwijs, wil verhouden tot deze ontwikkelingen en de bovengenoemde taakverdeling daarbij als uitgangspunt te nemen.
Het ondernemerschap en de samenwerking waardeert de commissie als voldoende.
De commissie beoordeelt de artistiek en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten als goed.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
De commissie is redelijk positief over de wijze waarop aanvrager zijn deelnemers en publiek benadert en bereikt. Het NJO zet diverse media in om deelnemers en publiek te bereiken en heeft een eigen publiek opgebouwd. NJO heeft een uitgebreid netwerk. De belangrijkste samenwerkingspartners zijn conservatoria in binnen- en buitenland. Hiermee is regelmatig overleg, waardoor er ingespeeld kan worden op de behoeften van de studenten. Logistieke afstemming is tevens belangrijk, zodat studenten ook de mogelijkheid hebben om aan de projecten deel te nemen. Met het Jeugd Orkest Nederland (JON) is overleg over de programmering en de doorstroom van musici. Het is de ambitie om in de komende periode intensiever samen te werken om de doorlopende leerlijn in orkestspel verder vorm te geven. De commissie waardeert dit zeer. De commissie mist een visie op of strategie voor het behalen of verhogen van eigen inkomsten. Zij vindt het in dit verband opvallend dat het NJO verwacht dat het contract met de huidige hoofdsponsor niet zal worden verlengd, maar niet
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
De instelling heeft een landelijk bereik met deelnemers uit ten minste acht provincies. De activiteiten van het NJO zijn van oudsher sterk internationaal georiënteerd. Dat past ook bij de realiteit en werkwijze van deze sector. De commissie beoordeelt de geografische spreiding als goed.
__
PLURIFORMITEIT De commissie vindt dat het NJO zich onderscheidt van andere orkesten en ensembleactiviteiten vanwege het hoge niveau van de deelnemers en de activiteiten, gecombineerd met de leeftijd van de musici, de internationale dimensie van het project en de aandacht voor nieuwe vormen van presentatie en cross-overs. Het deelnemersveld is volgens de commissie niet bijzonder divers. De commissie beoordeelt de pluriformiteit als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
NJO geeft aan dat na elk project een enquête gehouden wordt onder de deelnemers. De uitkomsten ervan worden meegenomen in het beleid. De commissie vindt deze wijze van monitoren en evalueren zeer summier gelet op de omvang van de organisatie en de begroting. Daarbij mist zij concrete voornemens van het NJO om hier in de toekomst meer aandacht aan te besteden. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als nihil.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er zowel in 2013 als in 2014 sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of een gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit goed vindt en het ondernemerschap en de samenwerking van het NJO voldoende. De geografische spreiding beoordeelt ze als goed. De bijdrage aan de pluriformiteit vindt de commissie voldoende. De aandacht die er aan monitoring en evaluatie wordt besteed, vindt zij echter nihil.
Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt het NJO in totaal 11 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag gedeeltelijk te honoreren. Uitgaande van het subsidiebedrag dat NJO in de periode 2009-2012 ontvangt als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basis-infrastructuur voor al zijn activiteiten inclusief De NJO Muziekzomer en de Summer Academy adviseert de commissie om een totaalbedrag van € 840.500,- toe te kennen voor het uitvoeren van de NJO Wintertournee en die activiteiten van de NJO Summer Academy die niet gericht zijn op post-kunstvakonderwijsdeelnemers. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met het NJO een prestatieafspraak te maken overeenkomstig de voorgestelde prestaties uit het aanvraagformulier.
TALENTONTWIKKELING 22
NOWHERE
ontdekkingsreis, een op maat gemaakt ontwikkelingstraject gericht op het vergroten van artistieke en zakelijke vaardigheden. Daarnaast is elk talent onderdeel van een productieproces van een gezamenlijke productie met andere talenten uit de kerngroep. Ten slotte krijgen ze 40 uur coaching van een professionele producent en een budget voor het maken van een individuele productie.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__ ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting NOWHERE (hierna Nowhere) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor twee onderdelen uit haar programma: de voorzetting en uitbreiding van de Poetry Circle, en de Kerngroep Excellent Talent.
Gevraagde subsidie: € 245.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
Nowhere wil jonge mensen inspireren om hun eigen creativiteit te ontplooien en zich op eigen wijze te uiten. Nowhere noemt zichzelf productiehuis. Het verzorgt workshops en masterclasses, talentontwikkelingstrajecten, optredens, festivals en bijzondere evenementen. De Poetry Circle is een gezelschap van ‘performende schrijvers en schrijvende performers’ die experimenteren met de grenzen van performance poëzie. De Poetry Circle maakt voorstellingen en performances voor theater, clubs, festivals, openbare ruimtes, huiskamers enzovoort. Uitgangspunt voor de aanvraag is dat er in 2013 vier Poetry Circles bestaan met in totaal 32 deelnemers. Zij volgen een traject dat bestaat uit schrijftrainingen,
storytelling, zang, drama, improvisatietheater, performance, lichaamswerk, dans en spuittechnieken. Deze worden geleid door een vaste coach en gastdocenten. Per circle is er 96 uur training. Het materiaal dat tijdens de trainingen wordt geproduceerd, wordt gebruikt voor het samenstellen van een presentatie, die drie keer zal worden gespeeld. Aan het einde van het jaar wordt een eindmanifestatie georganiseerd waarbij de deelnemers van de vier Circles bij elkaar op het podium komen.Talent met (semi)professionele aspiratie kan vanuit verschillende disciplines waarin Nowhere actief is, doorstromen naar de Kerngroep Excellent Talent. Deze kerngroep richt zich op disciplines en talent waarvoor weinig of geen doorstroommogelijkheden zijn naar het kunstvakonderwijs. De Kerngroep Excellent Talent is een nieuw element in het programma van Nowhere. Uitgangspunt is dat jaarlijks een nieuwe groep van tien deelnemers dit traject kan volgen. Ieder talent krijgt 40 uur coaching door een professional uit het netwerk van partners en een budget voor het samenstellen van een eigen zogenaamde
De aanpak die Nowhere hanteert is open, multidisciplinair en aansprekend voor de doelgroep die de organisatie wil bereiken. Het begeleidingstraject is breed, wordt passend op het individu ingevuld en sluit aan bij de doelgroep. Nowhere heeft voldoende ervaring in het begeleiden van jongeren in dergelijke trajecten. Wel merkt de commissie op dat de genoemde samenwerkingspartners niet goed aansluiten bij de activiteiten die Nowhere onder meer benoemt als onderdeel van een literair genre, omdat er nauwelijks partners worden genoemd die actief zijn op het gebied van literatuur of poëzie. Desalniettemin waardeert de commissie de aanpak van Nowhere en vindt zij dat deze goed aansluit bij de doelgroep. De commissie is echter ook kritisch over de aanvraag. Zij vindt ten eerste dat er geen brede landelijke werving van deelnemers plaatsvindt. Deelnemers komen voornamelijk uit het eigen netwerk. Hierdoor is het bereik van de programma’s beperkt. De commissie vindt dat de begeleidingstrajecten van beide programma’s enkel in grote lijnen zijn omschreven en dat er tijdens de trajecten weinig toetsing of bijsturing plaatsvindt. Zij is daarbij van mening dat de intensiteit van beide programma’s niet bijzonder hoog is en twijfelt eraan of deelnemers daadwerkelijk doorstromen naar het kunstvakonderwijs of een (semi)professionele loopbaan. De aanvraag is onvoldoende helder op dit punt.
Ook is de manier waarop deelnemers tijdens en na deelname aan de trajecten worden begeleid bij het zetten van een volgende stap of de oriëntatie daarop, onvoldoende beschreven voor de commissie om zich hier een helder beeld van te kunnen vormen. De commissie vindt de aanvraag evenmin duidelijk op het punt van de uitbreiding. De commissie heeft er vertrouwen in dat de Poetry Circle zich in Amsterdam zal verankeren en verbeteren, maar is er niet van overtuigd dat een dergelijk stevig traject per 2013 ook in zowel Noord-Brabant als Groningen en Rotterdam zal worden gerealiseerd. Het wordt niet duidelijk hoe de deelnemers voor de nieuwe Poetry Circles worden geworven en of daar een verantwoordelijkheid ligt voor de samenwerkingspartners. Ook komt uit de aanvraag onvoldoende helder naar voren wie de deelnemers in deze regio’s begeleidt en op welke wijze dit gebeurt. De vorm en inhoud van de samenwerkingsverbanden die Nowhere wil aangaan om de nieuwe Poetry Circles te realiseren, zijn summier uitgewerkt. In Noord-Brabant is ook nog geen concrete samenwerkingspartner gevonden. Daarnaast zijn er nog nauwelijks contouren zichtbaar van het netwerk waarin de talenten zich moeten gaan ontwikkelen in de andere steden. De commissie is er daardoor niet van overtuigd dat talenten in deze nieuwe steden op het gewenste niveau kunnen komen. Dit alles overwegend vindt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit zwak.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
De commissie is redelijk positief over de grootte en de diversiteit van het netwerk van Nowhere in Amsterdam, behalve over het beperkte aantal partners op het gebied van literatuur en poëzie. Het netwerk in Amsterdam is echter onvoldoende
TALENTONTWIKKELING 22 om ook de kwaliteit van de ontwikkelingstrajecten in de andere steden te waarborgen. De samenwerking in de andere steden is onvoldoende uitgewerkt om de commissie ervan te overtuigen dat een dergelijk netwerk ook in de andere steden zal worden gerealiseerd. Daarnaast is de commissie kritisch over de begroting van Nowhere. Zij vindt deze weinig inzichtelijk, omdat de organisatie de begroting van geheel Nowhere heeft ingediend en niet alleen van de activiteiten in 2013-2014 waarvoor zij subsidie aanvraagt bij het Fonds voor Cultuurparticipatie in het kader van de meerjarige regeling. Daarnaast vindt de commissie dat de instelling relatief weinig eigen inkomsten verwerft. In de periode 20092011 is de afhankelijkheid van publieke middelen afgenomen, maar voor 2013 en 2014 gaat de instelling – tegen de eigen en de landelijke trend in – uit van een stijging van het aandeel overheidssubsidies binnen de totale baten. Daarbij geeft de organisatie in haar plan niet aan op welke manier zij de eigen inkomsten wil verhogen c.q. de subsidieafhankelijkheid wil verlagen. Alternatieve manieren van inkomstenwerving komen in het plan nauwelijks aan bod. Wel wordt aangegeven dat presentatiegroepen, waaronder de Poetry Circles en de kerngroep excellent talent, kunnen worden geboekt, maar dit wordt nauwelijks uitgewerkt. De commissie vindt dat de deelnemers, zeker met het oog op het doel van het traject (doorstroming naar het kunstvakonderwijs of een (semi) professionele loopbaan), een bijdrage zouden kunnen leveren aan het verwerven van de inkomsten. Omdat de Poetry Circles en de Kerngroep Excellent Talent slechts twee van de activiteiten van Nowhere zijn en Nowhere geen informatie geeft over de verhouding van deze projecten ten opzichte van de andere activiteiten van Nowhere, is het voor de commissie lastig om de bedrijfsmatige kant van deze activiteiten in beeld te krijgen. Ten slotte is de commissie van mening dat de wijze waarop de aanvrager zijn deelnemers en het publiek benadert, bereikt en ontwikkelt, nogal intern gericht is. In de aanvraag is weinig informatie opgenomen over de manier waarop
het publieksbereik wordt gerealiseerd en ook de manier waarop de deelnemers worden geworven is summier uitgewerkt.
kader van de spreiding, een talentontwikkelingsactiviteit meer moet omvatten dan het spelen van een voorstelling voor publiek.
De commissie beoordeelt het ondernemerschap en de samenwerking van Nowhere als zwak.
De commissie beoordeelt de spreiding als voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Omdat de formele drempelnorm bij deze aanvraag niet is gehaald, wordt er door de commissie expliciet getoetst of de aanvrager in het plan aannemelijk maakt dat dit per 2013 wel het geval zal zijn. Nowhere wil in 2012 Poetry Circles opstarten in Noord-Brabant, Groningen en Rotterdam, en de Poetry Circle in Amsterdam voortzetten. Als dit plan wordt gerealiseerd, verzorgt de organisatie vanaf dat moment activiteiten in vier provincies en zal zij deelnemers trekken uit een nog groter aantal provincies, waardoor er sprake zou kunnen zijn van een landelijk bereik. Vanwege de doorstroom vanuit de Poetry Circles naar de Kerngroep Excellent Talent verwacht Nowhere dat deze ook een groter bereik zal hebben dan de huidige activiteiten van Nowhere. De commissie is er op basis van de aanvraag echter niet van overtuigd dat het Nowhere lukt om de uitbreiding volgens plan te realiseren. De opzet van de uitbreiding en de samenwerkingsrelaties is summier uitgewerkt en Nowhere heeft blijkens de aanvraag nog geen concrete samenwerkingspartner gevonden in Noord-Brabant waarmee afspraken zijn gemaakt. Vooralsnog komen de deelnemers voornamelijk uit de Randstad. Uitgaande van een gedeeltelijke realisering van de plannen voor uitbreiding denkt de commissie dat het Nowhere wel lukt om een bovenregionaal bereik te hebben. Nowhere verwijst bij de spreiding van de activiteiten ook naar de podiumpresentaties. De commissie is echter van mening dat om mee te tellen in het
__
PLURIFORMITEIT Nowhere stelt in zijn beleidsplan er te zijn voor alle jongeren. Nowhere vindt het belangrijk dat de deelnemers aan de activiteiten een afspiegeling zijn van jong stedelijk Nederland en dus divers in hun culturele achtergrond, gender en opleiding. Diversiteit zal volgens de commissie dan ook gewaarborgd worden in de selectie van de deelnemers voor beide trajecten. Daarnaast richt Nowhere zich zeker met de Poetry Circles op disciplines waar nauwelijks talentonwikkelingstrajecten voor zijn. De commissie is dan ook van mening dat de organisatie een goede bijdrage levert aan de pluriformiteit van het bestel. De activiteiten zijn onderscheidend en het deelnemersveld is divers.
de activiteiten door de deelnemers en op hun ontwikkeling. Echter, van een doorlopende en doordachte monitoring en evaluatie van deelnemers en het traject is nog geen sprake en op welke manier deze gestalte zal gaan krijgen, blijkt nog nauwelijks uit de aanvraag. De commissie concludeert dat de activiteiten incidenteel gemonitord en geëvalueerd worden. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
De commissie beoordeelt de pluriformiteit als goed.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De organisatie geeft aan niet aan systematische monitoring van oud-deelnemers te doen. De monitoring van deelnemers aan de presentatiegroepen en de kerngroep is volgens Nowhere in ontwikkeling. De inhoud van dit traject wordt verder nog niet omschreven. Nowhere houdt wel evaluaties met deelnemers aan de presentatiegroepen en maakt ontwikkelingsplannen met deelnemers aan het professionaliseringstraject. Op deze manier houdt Nowhere enig zicht op de waardering van
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit en het ondernemerschap en samenwerking van Nowhere zwak vindt. De geografische spreiding beoordeelt ze als voldoende en de pluriformiteit vindt ze goed. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Nowhere in totaal 5 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 23
POPSPORT ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting PopSport (hierna PopSport) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor PopSport Coaching en PopSport NetWork in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 280.000,Geadviseerde subsidie: € 280.000,-
Hoofddoel van PopSport is het bevorderen van de talentontwikkeling van jonge ambitieuze popmuzikanten in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar. De activiteiten zijn niet alleen gericht op artistieke ontwikkeling, maar ook op sociale en zakelijke aspecten en zijn verdeeld in twee fases: PopSport Coaching en PopSport NetWork.
Binnen de fase PopSport Coaching nemen acts van vooral scholieren uit het voortgezet onderwijs deel aan workshops en worden zij gecoacht op: • sociaal gebied (samenwerking en communicatie); • artistiek en creatief gebied (begeleiding door professionele coaches, feedback, analyse, ondersteuning en een studioworkshop waar een demo wordt gemaakt); • zakelijk gebied (workshops met als doel kennis van de branche, economische zelfredzaamheid, managementinzicht, presentatie, boekingen en promotie, muziek en media). Deze coachings- en workshopactiviteiten vinden plaats op provinciaal en regionaal niveau.
Aan het einde van de coachingsfase vindt een Regio Showcase plaats. Elke Regio Showcase leidt tot de selectie van een headliner die de betreffende provincie of regio vertegenwoordigt bij het volgende onderdeel: PopSport on Tour. Dit landelijke programma levert de deelnemers niet alleen verdere verdieping en extra speelervaring op, maar ook een professionele studio-opname. De volgende fase is het PopSport NetWork. Het doel van dit landelijke webbased netwerk, waarvan (oud-)deelnemers op individuele basis lid kunnen worden, is hen een veilige omgeving te bieden waar onderling gecommuniceerd kan worden, deelnemers zich presenteren, kennis en ervaring wordt uitgewisseld, specialisten te gast zijn, PopSport-coaches nog eens benaderd kunnen worden en in samenwerking met vervolgopleidingen allerlei gastlessen, workshops, summerclasses en programma’s in aansluiting op vervolgopleidingen worden geboden. PopSport werkt bij het werven van deelnemers nauw samen met scholen voor voortgezet onderwijs, mbo’s en de regionale Kunstbendes. Programmeurs van (pop)zalen vervullen veelvuldig een rol van talentscout en zijn van belang voor de speelmogelijkheden bij bijvoorbeeld PopSport on Tour. Voor de uitvoering van zijn activiteiten werkt PopSport verder nauw samen met de provinciale popadviseurs, en met de (pop)muziekopleidingen op mbo- en hbo-niveau. Met Kunstbende en De Grote Prijs van Nederland werkt PopSport samen voor instroom en doorstroom van deelnemers. PopSport ontvangt gemiddeld € 136.031,- per jaar subsidie als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 24 juni 2011 is een tussenbalansgesprek gevoerd met PopSport. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
PopSport werft deelnemers bij de basis: bij scholen voor voortgezet onderwijs en bij het middelbaar beroepsonderwijs. Deelnemers van provinciale Kunstbendes stromen in, programmeurs van (pop)zalen scouten talent, deelnemers aan talentenwedstrijden worden getipt. Vervolgens worden potentiële deelnemers beoordeeld op basis van kwantitatieve eisen zoals het aantal eerdere optredens en kwalitatieve eisen zoals spel- en muziekniveau, originaliteit, potentieel en motivatie. De commissie is van mening dat de werving en selectie van PopSport een brede en gedegen opzet kent en heeft vertrouwen in het niveau van de deelnemers die zo worden geselecteerd. Het coachingsprogramma is gericht op het ontwikkelen van artistieke en zakelijke vaardigheden. De commissie heeft vertrouwen in de begeleiding van de deelnemers. De coaches en specialisten die aan het coachingsprogramma verbonden zijn, hebben allemaal ruime ervaring en zijn gekwalificeerd voor de deelgebieden waarbinnen zij de bands en individuen begeleiden. De diverse workshops zijn afgestemd op de behoeften die de coaches zien bij de deelnemende groepen en lopen uiteen van sociaal, creatief en muzikaal tot zakelijk. Iedere band of groep krijgt gedurende het regionale programma van zes maanden een eigen bandcoach. Met deze eigen coach vinden minstens zes contactmomenten plaats. Daarnaast worden allerlei workshops aangeboden. De commissie waardeert de bredere opzet van het programma, waarin ook zakelijke aspecten aan de orde komen, maar vindt de intensiteit van de begeleiding matig en weinig gestructureerd. Ter voorbereiding op een vervolgtraject als het kunstvakonderwijs is ook het PopSport NetWork van belang. De commissie ziet de mogelijkheden van het NetWork als versterking van het eerdere
TALENTONTWIKKELING 23 talententraject en als vervolgtraject. Het is vooralsnog afwachten of het NetWork werkelijk zo zal functioneren. Voor popmusici zijn ook andere mogelijkheden op internet beschikbaar voor presentatie, informatie en uitwisseling. De eerste indicaties over het gebruik van het NetWork geven de commissie voldoende vertrouwen over het succes ervan. Op basis van bovenstaande overwegingen vindt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten ruim voldoende.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
PopSport is een relatief kleine organisatie die in korte tijd haar positie heeft ingenomen en bewezen. PopSport weet gemakkelijk deelnemers en publiek te bereiken. Gegroeid vanuit een organisatie die zich eerst alleen richtte op Limburgse schoolbandjes, werft en bereikt PopSport inmiddels deelnemers en publiek verspreid over het land. Hiertoe werkt PopSport samen met veel partijen die ieder hun specialisme inbrengen. PopSport zoekt actief naar samenwerkingspartners in de keten zoals scholen, poppodia, Kunstbende, Grote Prijs van Nederland, kunstvakonderwijs in het hbo en mbo en relevante partners zoals media en koepel- en brancheorganisaties op het gebied van popmuziek. PopSport is initiatiefnemer geweest in de gesprekken over een toekomstige samenwerking met Kunstbende en De Grote Prijs van Nederland om gezamenlijk een landelijke doorgaande talentontwikkelingslijn te bereiken. De organisatie leunt sterk op (overheids)subsidies. De provinciale projectpartners, die veelal met publieke middelen worden gefinancierd, brengen geen personeelskosten in rekening, waardoor
er ook een indirecte afhankelijkheid van overheidssubsidies bestaat. Er worden slechts marginaal bijdragen vanuit het bedrijfsleven ontvangen. De commissie constateert op grond hiervan enige kwetsbaarheid bij PopSport vanwege de sterke subsidieafhankelijkheid, maar merkt op dat PopSport zich hiervan bewust is. Aan de andere kant meent de commissie dat er mogelijkheden zijn voor vergroting van de eigen inkomsten. Uit de aanvraag blijkt ook dat PopSport stappen zet om de eigen inkomsten te vergroten. De plannen hiervoor vindt de commissie echter nog niet erg overtuigend.
zich meer gaan manifesteren als een organisatie die ook openstaat voor andere disciplines, zoals singer-songwriters, urban artiesten en dance-acts. Volgens de commissie neemt PopSport, gelet hierop en op de breedte van de coaching inclusief het NetWork, een bijzondere positie in de Nederlandse popwereld in. Het deelnemersveld is volgens de commissie daarentegen niet erg divers.
De commissie beoordeelt het ondernemerschap en de samenwerking van PopSport als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
In de afgelopen subsidieperiode heeft PopSport een gestage groei doorgemaakt, van activiteiten in en deelnemers uit vijf provincies in 2009 naar activiteiten in en deelnemers uit zeven provincies in 2011. In de periode 2013 en 2014 wil PopSport activiteiten uitvoeren en deelnemers trekken uit ten minste acht provincies. De commissie heeft er op grond van de resultaten tot nog toe en de plannen die van realisme getuigen voldoende vertrouwen in dat dit gaat lukken. De commissie beoordeelt de geografische spreiding van PopSport als goed.
__
PLURIFORMITEIT PopSport richt zich op popmuzikanten in de leeftijd van 12 tot en met 24 jaar. Daarbij ligt de nadruk vooralsnog op ‘bands’, maar PopSport wil
De commissie beoordeelt de pluriformiteit als voldoende.
__
PopSport gaat meer aandacht aan monitoring besteden dan in het verleden. Het instroomniveau van de deelnemers wordt zo mogelijk vastgelegd, waarna de coaches de vorderingen tijdens de zes maanden vast leggen. Na afloop van het PopSport coachingstraject vindt de monitoring vooral plaats op basis van hetgeen de (ex)deelnemers op het NetWork plaatsen en doen. De commissie waardeert de extra aandacht die PopSport gaat besteden aan monitoring en evaluatie, maar merkt op dat het volgen van deelnemers na afloop nu te afhankelijk lijkt te zijn van het initiatief dat de (ex)deelnemers hierin nemen. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit ruim voldoende vindt. Het ondernemerschap en de samenwerking van PopSport wordt voldoende bevonden. De geografische spreiding beoordeelt de commissie als goed en de pluriformiteit als voldoende. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie eveneens voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt PopSport in totaal 11 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag te honoreren voor het aangevraagde totaalbedrag van € 280.000,voor het uitvoeren van het activiteitenplan 20132014 en met PopSport een prestatieafspraak te maken overeenkomstig de voorgestelde prestaties uit het aanvraagformulier.
TALENTONTWIKKELING 24
POPWAARTS
Samenwerkingspartners zijn een groot aantal lokale professionele organisaties op cultuurgebied waaronder popcollectief w2 (’s-Hertogenbosch), Friesland Pop, Popcentrum de Jacobiberg (Arnhem) en het Haags Pop Centrum (HPC). Daarnaast heeft Popwaarts een aantal mediapartners zoals 3voor12 van VPRO, 3FM Serious Talent, tijdschrift Live XS en Metro. Ook wil de aanvrager met dit project de samenwerking met pop- en rockacademies in steden als Tilburg, Enschede, Leeuwarden en Amsterdam verder ontwikkelen. In Leeuwarden is dit al in ontwikkeling en werken studenten van deze opleiding mee in de organisatie.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Popwaarts (hierna Popwaarts) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 20132016 voor de uitvoering van de Popronde in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 180.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
De Popronde is een jaarlijks terugkerend, gratis landelijk muziekfestival. De Popronde vindt in ten minste 30 steden plaats. Van de 1000 digitale aanmeldingen worden er 100 geselecteerd door de artistieke leider en een vakjury van vijftien personen. Deze 100 Nederlandse acts krijgen in het reizend festival de kans zich buiten de eigen regio te presenteren. In elke stad zijn er op één avond
De Popronde heeft onder andere de volgende doelstellingen: • een mogelijkheid bieden om buiten eigen regio op te treden; • een landelijk platform realiseren waar jonge, ambitieuze bands zich kunnen presenteren; • fungeren als kweekvijver en structurele voedingsbodem voor festivals; • fungeren als springplank voor nieuw talent om de stap naar professionaliteit te maken; • een brug slaan tussen spelen in de eigen regio en optredens langs poppodia en festivals.
tussen de 20 en 60 optredens op tientallen locaties. Het festival geeft jaarlijks een overzicht van opkomend talent uit alle genres in Nederland. De bands en individuele muzikanten die mee toeren zijn afkomstig uit Nederland en door een team van professionals geselecteerd op originaliteit, talent en kwaliteit. Uitsluitend artiesten met voldoende eigen repertoire worden geselecteerd voor het festival. Volgens Popronde betekent selectie voor hen een artistieke waardering en is het een mogelijkheid om zich buiten de eigen regio te presenteren en hun netwerk uit te breiden.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
De deelnemers worden op een uitgebreide manier geworven. Ook worden bands op festivals en wedstrijden gescout door lokale partners en coördinatoren. Van de ruim 1000 aanmeldingen doet de artistiek leider een voorselectie. Uit deze voorselectie selecteert een commissie de 100 bands die mogen deelnemen. Uit de aanvraag wordt niet goed duidelijk hoe de selectie door de artistiek leider en de selectie door de commissie zich tot elkaar verhouden en hoe de
algemeen beschreven criteria worden toegepast. Uit de aanvraag blijkt niet dat er inhoudelijke feedback wordt gegeven naar aanleiding van het selectieproces. De commissie vindt de begeleiding in het vervolgtraject summier. Lokale coördinatoren gaan met het gekozen repertoire van alle deelnemers de locaties af en zodra een locatie interesse heeft getoond in een band, is er technische ondersteuning, maar moet de band verder alles zelf regelen. De commissie is positief over de ervaring die de deelnemers zo opdoen, maar vindt de opzet van het programma beperkt en de gedegenheid ervan – vanuit het oogpunt van talentontwikkeling – gering. Daarnaast krijgt de commissie op basis van de informatie in de aanvraag geen goed beeld van de intensiteit van het programma. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk hoe vaak elke band optreedt. De commissie heeft voldoende vertrouwen in de capaciteiten van de leden van de selectiecommissie en in de artistiek leider. De Popronde presenteert zich als een schakel tussen de lokale en nationale muziekwereld en tussen de lokale evenementen en de grote popfestivals. De Popronde ziet zichzelf als een vervolg op Kunstbende en PopSport en als opstap naar voorprogramma’s van bekende bands. De commissie is van mening dat er echter geen sprake is van structurele samenwerkingsverbanden met Kunstbende of PopSport, maar van incidentele doorstroming. Popwaarts ziet idealiter dat alle deelnemers doorstromen naar de grote podia, maar dit acht de commissie niet reëel. Gezien het grote aantal bands dat meedoet, vindt de commissie het niet uitzonderlijk dat sommige deelnemers op een later moment te zien zijn op grote podia zoals Pinkpop of Lowlands. De commissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten als zwak.
TALENTONTWIKKELING 24
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
Voor het benaderen en bereiken van publiek en deelnemers kan Popwaarts een beroep doen op diverse media- en publiciteitspartners op zowel landelijk als lokaal niveau. Ook maakt Popwaarts gebruik van promotieteams die naar de deelnemende steden worden gestuurd om de bekendheid groot te houden. Daarnaast wordt bij de programmering van het festival rekening gehouden met het publieksbereik. Popwaarts beschikt over een fijnmazig netwerk dat de organisatie in staat stelt om goed in te spelen op lokale omstandigheden. Op landelijk niveau heeft stichting Popwaarts een goede samenwerking met de academie Pop en Media in Leeuwarden. De academie voorziet in podia en studenten werken mee in de organisatie. De aanvrager wil graag met academies in Amsterdam, Tilburg en Enschede kijken naar vergelijkbare samenwerkingsmogelijkheden. Daarnaast heeft de Popronde een aantal mediapartners, waaronder 3FM Serious Talent, die een band adopteren. Ook treden deelnemers regelmatig op bij De Wereld Draait Door. De commissie is positief over het landelijke bereik en de media-aandacht die deelnemers hierdoor krijgen. Dit kan voor sommige deelnemers een doorbraak betekenen. De commissie is kritisch over de bij de aanvraag gevoegde begroting. Zij vindt dat de gestegen kosten voor de uitvoering van de Popronde niet in verhouding staan tot de ambities voor uitbreiding. Daarbij had de commissie graag gezien dat de instelling zich voor de dekking van de (stijgende) kosten meer was gaan richten naar private financiers in plaats van overheden. In samenhang hiermee had de commissie graag een verder uitgewerkte strategie voor het vergroten van de eigen inkomsten gezien. In de aanvraag wordt nu slechts melding gemaakt van voornemens en mogelijkheden die onderzocht of reeds onderkend worden.
De commissie is van mening dat de artistiek leider een grote, centrale rol vervult in de organisatie. Zij ziet dit als aandachtspunt bij het waarborgen van de continuïteit van de organisatie. Gelet op het bovenstaande waardeert de commissie het ondernemerschap en de samenwerking als voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
De aanvrager maakt aantoonbaar dat de Popronde in ieder geval vanaf 2009 in alle provincies van Nederland actief was en de ambitie heeft om in 2013 en 2014 het aantal deelnemers per provincie jaarlijks te verhogen. De commissie heeft er daarom vertrouwen in dat de instelling in 2013 en 2014 een landelijk bereik heeft.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Elk jaar vindt er een evaluatie van de Popronde plaats met alle locale coördinatoren en productiecrews. De output wordt meegenomen bij de voorbereiding van de volgende editie. Daarnaast volgt Popwaarts de vervolgstappen en carrière van de deelnemers aan de Popronde door hen te spreken op festivals en evenementen. Ook inventariseert de stichting de aandachtspunten gedurende het project van de deelnemers, partners en podia. De commissie constateert dat Popwaarts aandacht besteedt aan monitoring en evaluatie, maar zij vindt dat dit – zeker voor een evenement van deze omvang – nog beperkt en weinig systematisch gebeurt. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
De commissie beoordeelt de geografische spreiding als goed.
__
PLURIFORMITEIT Het vakgebied waarop de Popronde zich richt is popmuziek. De commissie vindt de opzet van het programma onderscheidend vanwege de omvang ervan in combinatie met het ‘do it yourself’karakter. Dit laatste maakt de aanvraag echter ook minder interessant voor deze regeling, waarin begeleiding een terugkerende noemer is bij de definities van talentontwikkeling. De commissie is van mening dat het deelnemersveld niet bijzonder divers is. De commissie beoordeelt de bijdrage aan de pluriformiteit als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er in beide jaren sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of een gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit zwak vindt en het ondernemerschap en de samenwerking voldoende. De geografische spreiding beoordeelt ze als goed. De bijdrage aan de pluriformiteit vindt de commissie voldoende, evenals de aandacht die er aan monitoring en evaluatie wordt besteed. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Popwaarts in totaal 8 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 25
PRINSES CHRISTINA CONCOURS
Sinds 1967 organiseert het Prinses Christina Concours concoursen. Afgelopen jaren zijn er tal van initiatieven bijgekomen, vooral op het gebied van muziekeducatie en kennismaking met klassieke muziek. De Classic Express, Kies je instrument en Bennie Briljant zijn uitbreidingen op het gebied van muziekeducatie. Van deze educatieve activiteiten is alleen een gedeeltelijke
het tweejaarlijkse Prinses Christina Jazz Concours voor jongeren van 12 tot en met 20 jaar; het jaarlijkse Prinses Christina Junior Concours voor kinderen tot en met 12 jaar, dat in 2011 als nieuw element is toegevoegd.
Het Prinses Christina Concours werkt als belangrijke speler samen met relevante organisaties op lokale, provinciale, landelijke en internationale schaal. Samenwerkingspartners van het Prinses Christina Concours zijn vooral privédocenten, muziekscholen, conservatoria, ensembles, orkesten en concertzalen. De missie van het Prinses Christina Concours is als volgt beschreven: “Het Prinses Christina Concours vindt het belangrijk dat in Nederland alle kinderen en jongeren kennismaken met (klassieke) muziek en gericht worden gestimuleerd en ondersteund om hun muzikale talenten zo ver mogelijk te ontwikkelen. In 2004 is deze doelstelling verbreed door naast het kennismaken met klassieke muziek ook het kennismaken met jazzmuziek structureel te bevorderen.”
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Prinses Christina Concours (hierna Prinses Christina Concours) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van zijn activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 723.120,Geadviseerde subsidie: € 335.000,-
• •
financiering van de Classic Express in deze aanvraag opgenomen. De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zijn de vier landelijke concoursen inclusief de aansluitende trajecten voor de prijswinnaars, waaronder podiumpresentaties in onder meer de Classic Express, masterclasses, workshops en advies en ondersteuning gericht op hun ontwikkeling. De verschillende concoursen zijn: • het jaarlijkse Prinses Christina Concours (klassiek) voor jongeren van 12 tot en met 19 jaar; • het Prinses Christina Compositie Concours voor dezelfde leeftijdsgroep;
De deelnemers aan de concoursen en begeleidingstrajecten komen uit alle provincies en zijn scholieren van het voortgezet onderwijs en beginnende (conservatorium)studenten. Het totaal aantal deelnemers aan de concoursen is wisselend en is afhankelijk van het type concours in het betreffende jaar. Het tweejaarlijkse jazzconcours kent meer deelnemers dan het tweejaarlijkse compositieconcours. Gemiddeld zijn er aldus het ene jaar zo’n 1000 deelnemers en het andere jaar zo’n 750. Het Prinses Christina Concours ontvangt gemiddeld € 136.274,- per jaar subsidie als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 22 april 2011 is een tussenbalansgesprek gevoerd met het Prinses Christina Concours. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
Het Prinses Christina Concours heeft zich de afgelopen decennia bewezen als een belangrijke instelling voor het breed stimuleren van jong, veelal klassiek muziektalent. Het Prinses Christina Concours bereikt jeugdige musici van alle niveaus. De werving van de deelnemers gebeurt op basis van publiciteit, mail, sociale media, naamsbekendheid en het inzetten van het brede netwerk. Het Prinses Christina Concours richt zich bij de werving van deelnemers op het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, privédocenten, muziekscholen en conservatoria. Het concours is breed toegankelijk. Vooraf vindt er geen selectie plaats op basis van vaardigheden en talent, maar wel gedurende het traject. Vakjury’s geven feedback aan de deelnemers. Iedere deelnemer krijgt een individueel gesprek met twee juryleden. Na de concoursen krijgen prijswinnaars mogelijkheden voor het opdoen van podiumervaring en soms masterclasses of workshops. Zij worden daarin door het Prinses Christina Concours begeleid. De werkwijze bij het Junior Concours is aangepast aan het deelnemersveld. De vervolgtrajecten voor de prijswinnaars zijn vooral gericht op het opdoen van podiumervaring en het geven van advies. De aanvraag bevat verder weinig informatie over de aandacht die het Prinses Christina Concours al dan niet geeft aan doorgeleiding van deelnemers naar het kunstvakonderwijs of andere vervolgstappen buiten het concours. De commissie is er dan ook niet van overtuigd dat de aanvrager hieraan gericht aandacht geeft. De commissie is niet overtuigd van de meerwaarde van de relatief dure optredens in de Classic Express als onderdeel van het vervolgtraject. Andere reeds bestaande podia vervullen hier al een rol in. De commissie ziet
TALENTONTWIKKELING 25 daarom geen mogelijkheden tot subsidiëring van de Classic Express in het kader van de regeling Talentontwikkeling.
in de talentontwikkelingsketen. Op grond van het bovenstaande beoordeelt de commissie het Prinses Christina Concours op het gebied van ondernemerschap en samenwerking als goed.
Op basis van bovenstaande overwegingen vindt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten goed.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
De commissie vindt het Prinses Christina Concours voorbeeldstellend voor ondernemerschap in de vorm van het verwerven van een brede inkomstenmix. Het concours heeft een duidelijke visie en strategie op het verwerven van inkomsten. Uit de bij de aanvraag gevoegde begroting en jaarrekeningen blijkt dat het Prinses Christina Concours zijn ambities op dit terrein waarmaakt. Op diverse manieren worden deelnemers en publiek benaderd en bereikt. De ontwikkeling van deelnemers en publiek is sterk afhankelijk van het soort concours of van het traject waarin de deelnemers terecht komen. Het Prinses Christina Concours wijst op het belang van zijn netwerk en het kunnen benutten van de kennis van zijn lokale partners hierbij. Hoewel hier in de aanvraag verder niet uitvoerig op wordt ingegaan, heeft de commissie voldoende vertrouwen in de kennis en kunde van de aanvrager op dit gebied. Het Prinses Christina Concours heeft de afgelopen decennia een belangrijke positie verworven, waardoor het een welhaast natuurlijke gesprekspartner en samenwerkingspartner voor velen is geworden op het gebied van talentontwikkeling. De commissie is dan ook te spreken over de wijze waarop het Prinses Christina Concours partners zoekt om de met de bovengenoemde missie samenhangende ambities te realiseren, maar had graag een iets verder uitgewerkte visie gezien op de positie van het Prinses Christina Concours en de meerwaarde van zijn activiteiten
MONITORING EN EVALUATIE
__
GEOGRAFISCHE SPREIDING
De instelling geeft zelf aan dat er wel sprake is van monitoring, maar dat dit onvoldoende systematisch wordt aangepakt. Om dit te verbeteren, is het Prinses Christina Concours voornemens met enige regelmaat enquêtes te gebruiken als basis voor een monitoringsysteem.
Het Prinses Christina Concours heeft een landelijk bereik met deelnemers uit alle provincies en activiteiten verspreid over Nederland.
De commissie waardeert de kritische zelfreflectie van het Prinses Christina Concours en beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
__
De commissie beoordeelt de geografische spreiding van het Prinses Christina Concours als goed.
__
PLURIFORMITEIT Het Prinses Christina Concours is een concours voor voornamelijk klassieke muziek. Wel zijn alle instrumenten en ook zang welkom, komen diverse muziekdisciplines aan bod en krijgen de deelnemers nazorg in de vorm van begeleiding en podiumpresentaties. De aanvrager neemt volgens de commissie, gelet hierop alsook op de omvang van het concours, een bijzondere positie in tussen de Nederlandse concoursen. Als aandachtspunt merkt de commissie op dat het deelnemersveld niet erg divers is. De commissie beoordeelt de pluriformiteit als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er in beide jaren sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit goed vindt. Het ondernemerschap en de samenwerking van het Prinses Christina Concours wordt eveneens goed bevonden, net als de geografische spreiding. De pluriformiteit beoordeelt de commissie als voldoende. Ook de aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie voldoende.
Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt het Prinses Christina Concours in totaal 14 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag gedeeltelijk te honoreren voor het totaalbedrag van € 335.000,voor het uitvoeren van het activiteitenplan 2013 -2014, met uitzondering van (podiumbeurten in) de Classic Express. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met het Prinses Christina Concours een prestatieafspraak te maken die aansluit bij dit advies.
TALENTONTWIKKELING 26
HET RICCIOTTI ENSEMBLE
Het Ricciotti Ensemble is een symfonieorkest van gemiddeld 40 orkestleden dat jaarlijks op twee tournees van 10 dagen en een zomertournee van 23 dagen gaat. Tijdens deze tournees worden in totaal 15 repetitiedagen gehouden en 28 speeldagen met gemiddeld ruim 3,5 concert per dag gerealiseerd. De orkestleden zijn voor het merendeel studenten aan conservatoria met een leeftijd tussen
Buiten de subsidievraag bij het Fonds voor Cultuurparticpatie om oriënteert het Ricciotti zich op de oprichting van het Junior Ricciotti (JuR ). Het JuR is een orkest voor jongeren tussen 12 en 18 jaar met dezelfde werkwijze als het Ricciotti. Het Ricciotti Ensemble ontvangt gemiddeld € € 180.505,- per jaar subsidie voor zijn activiteiten als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 4 februari 2011 is een tussenbalansgesprek gevoerd met het Ricciotti Ensemble. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Ricciotti Ensemble (hierna Ricciotti Ensemble) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor zijn activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 340.000,Geadviseerde subsidie: € 340.000,-
woningcorporatie De Alliantie voor repetitielocaties en optredens in probleemwijken. Ten behoeve van de optredens en optreedlocaties wordt met allerlei organisaties als gemeenten, stichting de Vrolijkheid, koepelorganisaties op het gebied van zorg en welzijn, Felix Meritis en amateurinstellingen samengewerkt. Vanuit de thematisering van de tournees wordt afhankelijk van het thema samenwerking gezocht met relevante partners.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__ de 18 en 30 jaar. Het repertoire bestaat uit gevarieerde, veelal nieuw gearrangeerde, muziek voor orkest of deelensemble. Het Ricciotti Ensemble combineert talentontwikkeling met een maatschappelijke en sociale functie. De orkestleden komen binnen Ricciotti’s onorthodoxe concertpraktijk in aanraking met mensen, organisaties en plaatsen waarmee zij anders wellicht niet in aanraking zouden komen. Contact met het publiek en podiumpresentatie spelen daarbij een belangrijke rol. Ricciotti werkt de komende jaren samen met de conservatoria van Amsterdam, Rotterdam en Groningen. Daarnaast wordt samengewerkt met
De werving van deelnemers vindt plaats bij amateurorkesten, conservatoria en de HaFaBrawereld. Het Ricciotti Ensemble kent een lange historie en is bekend onder de doelgroep. Daarmee is werving van voldoende goede deelnemers geborgd. Iedere potentiële deelnemer moet auditeren en mag bij goed gevolg op proef aan één tournee deelnemen. Na afloop wordt in overleg met de artistiek leider bepaald of aan volgende tournees mag worden meegedaan. De commissie heeft hierdoor vertrouwen in het niveau van de deelnemers. Tijdens de tournees geeft de artistiek leider feedback aan orkest en individuele spelers.
Daarnaast begeleiden de aanvoerders van de diverse spelersgroepen in een peer-review systeem de orkestleden. De commissie is van mening dat deze wijze van talentbegeleiding een bijdrage levert aan de ontwikkeling van de deelnemers, maar vindt deze zeker in vergelijking met andere orkesten wel beperkt. De commissie vindt dat de werkwijze van het Ricciotti Ensemble een meerwaarde heeft voor het verruimen van hun blik op het muzikaal-culturele werkveld en de aandacht voor het spelen van andere stijlen, voor andere doelgroepen en daarmee samenhangend de presentatie op het podium en de wijze van muzikaal communiceren. De commissie is van mening dat het Ricciotti Ensemble hiermee goed inspeelt op maatschappelijke ontwikkelingen en de daarmee samenhangende veranderende loopbaanperspectieven van musici. De commissie heeft vertrouwen in de kwaliteit van de begeleidende professionals. De commissie acht verbeteringen mogelijk in de aandacht van het Ricciotti Ensemble voor vervolgtrajecten. De aandacht is nu vooral gericht op het in de gaten houden van het carrièreverloop en enige organisatorische ondersteuning, maar een concrete begeleiding bij de doorloop naar het kunstvakonderwijs of de beroepspraktijk ontbreekt. Op basis van bovenstaande overwegingen vindt de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten voldoende.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
Het Ricciotti heeft een unieke wijze van optreden. De optredens vinden plaats op niet-reguliere plaatsen als het tropisch regenwoud, een psychiatrische instelling, een gevangenis, een asielzoekerscentrum, een probleemwijk, een
TALENTONTWIKKELING 26 busstation of een dorpsplein. De musici ervaren daardoor vele kanten van de maatschappij; ook kanten die eerder niet bekend waren. Het omvangrijke publiek, zo’n 23.000 mensen in totaal per jaar, wordt vaak onverwacht geconfronteerd met klassieke muziek en andere muziekstijlen. Voor een aanzienlijk deel van het publiek is het een eerste kennismaking met klassieke muziek en een orkest. Vanuit de thematische programmering gaat het Ricciotti Ensemble telkens andere samenwerkingsverbanden aan. Daarnaast kent het Ricciotti Ensemble een beperkt aantal vaste samenwerkingsrelaties. In de periode 2013-2014 gaat het Ricciotti Ensemble samenwerken met Woningcorporatie De Alliantie en wil het Ricciotti gaan samenwerken met de conservatoria in Amsterdam, Rotterdam en Groningen. Hoe de samenwerking met de conservatoria precies vorm krijgt, is nog onvoldoende uitgewerkt in de aanvraag, waardoor de commissie geen goed zicht krijgt op de inhoud en meerwaarde hiervan. De commissie heeft waardering voor de wijze waarop het het Ricciotti Ensemble lukt om voor iedere tournee een beroep te doen op andere partners en zo te beschikken over voldoende middelen, speellocaties en solisten. Zij is echter van mening dat de beschreven relaties nog weinig zijn gericht op structurele verbanden om de organisatie duurzaam te verstevigen en positioneren. Daarbij constateert de commissie dat het Ricciotti Ensemble op het gebied van muzikale talentontwikkeling, met uitzondering van de voorgenomen samenwerking met de conservatoria, nogal op zichzelf lijkt te staan. Het Ricciotti Ensemble is als vanouds ondernemend in het vinden van middelen uit allerlei bronnen, al dan niet in natura zoals oefenlocaties, maaltijden en slaapplaatsen. De commissie waardeert dit en kan zich vinden in de keuze van het Riccciotti Ensemble om voor het verkrijgen van eigen inkomsten een minimaal beroep te doen op toegangsgelden voor de concerten. Tegelijkertijd constateert de commissie dat het ensemble sterk afhankelijk blijft van overheidssubsidie. Daarnaast geeft het Ricciotti Ensemble wel blijk van een realistische visie op zijn financiële positie,
maar de strategie voor het financieel gezond houden van de organisatie is nog erg vanuit de bestaande kaders benaderd. Er wordt weinig blijk gegeven van structurele wijzigingen gericht op het verhogen van de eigen inkomsten door middel van bijvoorbeeld sponsoring. De commissie beoordeelt het ondernemerschap en de samenwerking van het Ricciotti Ensemble als ruim voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
De commissie constateert dat het Ricciotti Ensemble een landelijk bereik heeft met deelnemers uit ten minste acht provincies en activiteiten die verspreid over het land plaatsvinden. De commissie beoordeelt de geografische spreiding van het Ricciotti Ensemble als goed.
__
PLURIFORMITEIT De activiteiten van het Ricciotti Ensemble onderscheiden zich naar de mening van de commissie vanwege de onorthodoxe concertpraktijk. De leden concerteren meerdere malen op een dag op plaatsen die veelal buiten de reguliere concertlocaties vallen. Het sociale en maatschappelijke nevendoel van deze wijze van optreden onderscheidt het Ricciotti Ensemble van vergelijkbare orkesten. Het deelnemersveld is niet bijzonder divers. De commissie beoordeelt de pluriformiteit als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Het Ricciotti Ensemble voert zowel interne als externe evaluaties van de activiteiten uit. Bij de beschrijving van de evaluatiewijze krijgt het volgen van de deelnemers slechts summier aandacht. Er wordt enkel gemeld dat de (artistieke) ontwikkeling van de deelnemers individueel wordt besproken. De commissie mist hierdoor monitoring en evaluatie van aspecten van talentontwikkeling. De commissie beoordeelt de monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit voldoende vindt. Het ondernemerschap en de samenwerking van het Ricciotti Ensemble wordt ruim voldoende bevonden. De geografische spreiding beoordeelt ze als goed en de pluriformiteit vindt ze voldoende. Ook de aandacht voor monitoring en evaluatie is
volgens de commissie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt het Ricciotti Ensemble in totaal 11 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag te honoreren voor het aangevraagde totaalbedrag van € 340.000,voor het uitvoeren van het activiteitenplan 20132014. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met het Ricciotti Ensemble een prestatieafspraak te maken die nauwer aansluit bij de in dit plan benoemde ambities op het gebied van talentontwikkeling dan de nu door het Ricciotti Ensemble voorgestelde prestaties uit het aanvraagformulier.
TALENTONTWIKKELING 27 • R&R Stage Time: gelegenheid voor het opdoen van podiumervaring en ervaring voor jonge talenten.
ROOTS & ROUTES ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting ROOTS & ROUTES (hierna R&R) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van de SummersCool, R&R Stage Time en de R&R Experience in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 132.500,Geadviseerde subsidie: € 0,-
R&R scout, coacht en inspireert jongeren die talent hebben voor muziek, dans of media. R&R biedt diverse activiteiten aan op verschillende ambitieniveaus. Maar R&R wil voornamelijk opkomend talent met een cultureel diverse achtergrond helpen om routes te vinden in de richting van een loopbaan als professioneel muzikant, danser of mediamaker.
In de komende jaren zal R&R zijn activiteiten verder uitbouwen zodat de programmaonderdelen onderling goed op elkaar aansluiten en ook aansluiten op het aanbod van partners in het veld. Het programma van R&R bestaat uit de volgende onderdelen: • R&R Experience: kennismakingsworkshops voor beginners; • R&R SummersCool: een intensief traject voor serieuze talenten; • R&R Academy: een opleidingstraject voor workshopleiders; • R&R Pro-Sessions: een specialistisch ontwikkeltraject voor uitblinkers; • R&R Agency: een boekings- en begeleidingsbureau voor beginnende artiesten;
De activiteiten kunnen los van elkaar worden gevolgd, maar doorstroom is ook mogelijk. Bij het Fonds voor Cultuurparticipatie wordt ondersteuning gevraagd voor R&R Experience, SummersCool en Stage Time. R&R Experience bestaat uit kennismakingsworkshops voor jongeren die geïnteresseerd zijn in muziek, dans en media. De deelnemers van R&R Experience zijn jongeren in de leeftijd 12 tot 18 jaar. Het is de bedoeling de deelnemers te enthousiasmeren en hen de mogelijkheid te bieden basisvaardigheden en -kennis te laten opdoen. R&R Experience richt zich niet op toeleiding naar opleidingen of de beroepspraktijk, maar sluit wel direct aan bij andere R&R-activiteiten die deze toeleiding wel (deels) tot doel hebben. R&R Experience is in eerste instantie een plek voor de R&R Academydeelnemers om ervaring op te doen en stages te realiseren, en voor deelnemers die de R&R Academy hebben afgerond. Zij hebben de nodige training gehad om workshops te ontwerpen en te verzorgen. De organisatie vindt veelal plaats in samenwerking met een lokale partner.
R&R SummersCool is een twee à drie weken durend traject waarin jonge talenten op het gebied van muziek, dans en media onder leiding van coaches (rolmodellen) samenwerken aan een productie die op professionele podia wordt gepresenteerd. Het doel van de R&R SummersCool is het bieden van een alternatief traject voor getalenteerde jongeren tussen 15 en 25 jaar met een cultureel diverse achtergrond die niet vanzelfsprekend de weg vinden naar het kunst(vak)onderwijs of het bieden van een creatieve manier aan deze jongeren om hun ‘stem’ te laten horen. Per jaar zijn er zo’n 50 deelnemers. De workshops worden gegeven door een team van uitvoerend muzikanten, dansers en choreografen, en professionele mediamakers. Per discipline is een artistiek leider aangesteld die verantwoordelijk is voor de inhoud van het
programma, voor de gastdocenten en voor een groot deel van de masterclasses. R&R Stage Time is letterlijk podiumtijd voor aanstormende talenten uit het R&R-netwerk om hen de mogelijkheid te bieden podiumervaring op te doen en zichzelf te presenteren in een professionele setting. Om in het Stage Time- programma te worden opgenomen, moeten talenten zich onderscheiden tijdens andere R&R-programma’s of opvallen in het podiumcircuit. R&R Stage Time is erop gericht om jonge talenten te begeleiden naar professionalisering. Er worden tien Stage Timeavonden georganiseerd. Per avond krijgen twee of drie acts de kans om zich te laten zien. Dat zijn gemiddeld tien musici per avond.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
De commissie heeft waardering voor de ambitie van de aanvrager om talentvolle jongeren op het gebied van muziek, dans en mediakunst in de gelegenheid te stellen een intensief programma te volgen waarbij ze theoretische en praktische kennis opdoen. De commissie is positief over de onderlinge samenhang van het programma en de keuzemogelijkheden daarbinnen. De commissie is daarnaast van mening dat de samenstelling van de docentenpoule interessant en van goede kwaliteit is: zowel beroepsartiesten als kunstvakdocenten begeleiden de deelnemers. De bijdrage van de kunstvakdocenten is waardevol voor de kwaliteit van het project en de bijdrage van de beroepsartiesten is inspirerend en motiverend. Ook vindt de commissie het sterk dat de organisatie inzet op het versterken van competenties, waarbij de jongeren actief betrokken zijn bij het bepalen van hun eigen curriculum.
TALENTONTWIKKELING 27 Wel vindt de commissie dat de organisatie meer aandacht zou kunnen hebben besteed aan de uitwerking van het programma. De workshops worden inhoudelijk niet beschreven, de verschillende disciplines en hun specifieke (on)mogelijkheden worden niet uitgewerkt, de ondersteuning van de professionals komt beknopt naar voren en ook zijn de doelen die gesteld worden aan de deelnemers niet omschreven. Daarnaast vindt de commissie dat er in de aanvraag weinig ingegaan wordt op de wijze waarop de instelling inspeelt op vervolgtrajecten of hier aandacht aan besteedt. Daarbij is de commissie van mening dat de activiteiten in het kader van de R&R Experience niet kwalificeren als talentontwikkeling in de zin van deze regeling. De commissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke kwaliteit als ruim voldoende.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
De commissie is kritisch over de samenwerking en het ondernemerschap van de organisatie. Dit heeft verschillende redenen. Ten eerste vindt de commissie dat een visie ontbreekt op de manier waarop R&R zijn deelnemers en het publiek wil gaan benaderen, bereiken en ontwikkelen. Er wordt een uitgebreide opsomming gegeven van de verschillende communicatiemiddelen die worden ingezet, maar een marketingstrategie blijkt hier niet uit. Uit de aanvraag wordt niet helder hoe de organisatie deelnemers wil werven van voornamelijk buiten de regio Rotterdam. Verder geeft de organisatie in de aanvraag onvoldoende aan op welke manier zij nieuw publiek gaat werven. Uit de aanvraag komt het beeld naar voren dat werving, van zowel deelnemers als publiek, vooral op Rotterdam is gericht. Ten tweede is de commissie
kritisch over de financiële basis van R&R. Het aandeel van de eigen inkomsten is laag en uit de aanvraag blijkt geen overtuigende visie op het vergroten van de eigen inkomsten. De organisatie geeft wel aan meer eigen inkomsten te willen verwerven, maar werkt niet goed uit op welke manier dit gaat gebeuren. Ook vindt de commissie de eigen bijdrage van deelnemers voor de SummersCool laag, terwijl dit voor de deelnemers een investering in hun carrière is. Voorts is de commissie van mening dat de aanvrager een relatief hoge bijdrage aan het Fonds vraagt, die bovendien onder druk staat vanwege de voorwaarde dat het Fonds maximaal 50% van de baten bijdraagt. Ten derde geeft R&R aan samen te werken met verschillende organisaties. De samenwerking met de betrokken scholen is duidelijk, maar in de visie van de commissie beperkt. De inhoud en de meerwaarde van de samenwerking met de partners buiten het onderwijsprogramma wordt niet tot nauwelijks uitgewerkt. Wel vindt de commissie het positief dat de organisatie in tien jaar uitgegroeid is van een organisatie met een Nederlands project tot een internationaal netwerk met partnerorganisaties uit elf Europese landen. Dit geeft aan dat de organisatie in staat is zich te ontwikkelen en zich kan verenigen in een groot samenwerkingsverband. De commissie vindt gelet op het bovenstaande het ondernemerschap en de samenwerking van R&R zwak.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
De activiteiten van R&R vinden vooral in Rotterdam plaats. Ook veel deelnemers zijn afkomstig uit Rotterdam en de directe omgeving van Rotterdam, maar er komen – zo blijkt uit de deelnemerslijsten – ook voldoende deelnemers
van buiten de eigen regio naar de activiteiten waarvoor R& R subsidie aanvraagt om te spreken van een bovenregionaal bereik. De commissie constateert daarom dat R& R een bovenregionaal bereik heeft met deelnemers uit ten minste vier provincies of activiteiten in ten minste vier provincies en beoordeelt de geografische spreiding als voldoende.
nauwe contacten met (oud-)deelnemers als één van haar succesfactoren, omdat het de organisatie in staat stelt om de inhoud optimaal af te stemmen op de behoefte van de doelgroep.
__
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
PLURIFORMITEIT De organisatie richt zich op de disciplines muziek, dans en media. Vooral de toevoeging van deze laatste discipline is interessant. Er zijn weinig instellingen die zich richten op talentontwikkeling in media of die deze kunstenvorm integreren in andere kunstvormen zoals dans en muziek. De deelnemers zijn divers: er zijn veel jongeren met een dubbele nationaliteit. Het zijn vooral de urban-arts jongeren die gebruik maken van de activiteiten van R&R. Dit is een groep die bij reguliere instellingen minder vaak aanklopt. De commissie vindt de bijdrage van R&R aan de pluriformiteit goed.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Samen met de deelnemers van de SummersCool wordt voor elke deelnemer een ontwikkelingsplan opgesteld en na afloop krijgt iedere deelnemer een certificaat en advies. Op welke wijze het toetsings- en evaluatieproces plaatsvindt, wordt summier uiteengezet. Over het evaluatie- en monitorproces in het kader van R&R Experience en R&R Stage Time wordt nagenoeg niets vermeld. R&R benoemt het onderhouden van
De commissie concludeert op grond hiervan dat de instelling voldoende aandacht aan monitoring en evaluatie besteedt.
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er geen sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel nul punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie vindt de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten van R&R ruim voldoende. Ondernemerschap en samenwerking wordt als zwak beoordeeld. De geografische spreiding is voldoende en de bijdrage aan de pluriformiteit goed. De aandacht voor monitoring en evaluatie vindt de commissie voldoende. Uitgaande van het ontbreken van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt R&R in totaal 6 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 28
SOLID GROUND ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Solid Ground (hierna Solid Ground) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor zijn activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 240.000,Geadviseerde subsidie: € 200.000,-
“Each one teach one” is de lijfspreuk van Solid Ground, dat naar eigen zeggen de eerste hiphopschool van Amsterdam is en één van de pioniers in Nederland. Solid Ground biedt volgens het activiteitenplan jongeren van de straat een kans om zich op een artistiek verantwoorde manier te uiten door middel van hiphopdans. Bij Solid Ground leren jongeren volgens de instelling de principes van
hiphopdans. Ze krijgen cultuurkennis mee van hiphop en boven alles stimuleert Solid Ground jongeren om zich te uiten. Solid Ground wil de theatrale mogelijkheden van de discipline onderzoeken, verbreden en verdiepen. Daarnaast wil Solid Ground via hiphopdans jongeren tools geven om sociaal vaardiger te worden (empowering), discipline op te brengen en om zich creatief te uiten: ‘Express yourself’. Solid Ground geeft jongeren les, traint ze op meerdere niveaus, doet onderzoek, geeft talenten een podium en biedt hen doorstroommogelijkheden. Daarbij heeft Solid Ground een heldere visie op de opbouw van zijn activiteiten en de ontwikkeling die de organisatie beoogt. De activiteiten waarvoor
Solid Ground subsidie aanvraagt, bestaan uit het Solid Ground trainingstraject, landelijke lessen en workshops en presentaties. Met deze activiteiten wordt voortgebouwd op het programma waarvoor het Fonds tot 2013 subsidie beschikbaar stelt vanuit de subsidieregeling Het beste van twee werelden. Het Solid Ground trainingstraject is opgebouwd in piramidevorm. De onderste laag van de piramide wordt gevormd door de basisgroep gericht op kennismaking met hiphop. Daarna volgt idealiter een jaar training in de SGM2-groep, waarin de basics worden uitgebreid en jongeren kennismaken met de theatrale component en hun eerste podiumervaring opdoen. Vervolgens kunnen jongeren doorstromen naar SGM1. In deze groep wordt intensiever getraind en ligt de focus op het leren om hiphop artistiek in te zetten. Ook worden er peer2peer-trajecten aangeboden. Een selectie van de deelnemers aan SGM1 werkt vervolgens mee aan hiphoplabs en producties. Een hiphoplab wordt omschreven als een vier tot zes weken durend traject waarin jongen samen met de artistiek leider onderzoek doen naar bijvoorbeeld danstechnische of dramaturgische zaken.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
Solid Ground is volgens de commissie voldoende in staat om via zijn netwerk deelnemers te werven voor zijn activiteiten. Bovendien geeft de instelling met de beschrijving van de selectieprocedure voldoende zicht op haar werkwijze. De commissie heeft sympathie voor de ambitie van Solid Ground om een structuur te ontwikkelen die inspeelt op verschillende behoeften van urban danstalenten. Zij vindt het positief dat Solid Ground werkt vanuit een visie op talent-
ontwikkeling in de urban sector, maar vindt het trainingstraject dat hiervoor wordt ontwikkeld nog niet geheel voldragen. Daarbij is ze op grond van de summiere omschrijving van de peer2peertrajecten niet geheel overtuigd van de kwaliteit en meerwaarde hiervan. De commissie heeft daarentegen wel vertrouwen in de kwaliteiten van de begeleiders. Dat Solid Ground zijn deelnemers introduceert bij opleidingen en dat de organisatie ook programmeurs en opleidingen uitnodigt voor de presentaties van de toptalenten vindt de commissie positief. De commissie acht dergelijke activiteiten voor de doorstroom naar een opleiding of de kunstpraktijk relevant in de keten. Desondanks merkt zij op dat de toelichting op de vervolgtrajecten summier is. De commissie had bijvoorbeeld graag een concretere toelichting gezien op de inhoudelijke samenwerking met het kunstvakonderwijs en bovenregionale partners ter bevordering van de doorstroom van de talenten en de wijze waarop Solid Ground de eigen talenten introduceert bij de opleidingen. De commissie merkt bij dit alles op dat Solid Ground in deze subsidieaanvraag ook enkele activiteiten heeft opgenomen die niet gekwalificeerd kunnen worden als talentontwikkeling zoals bedoeld in het kader van deze regeling. Dit betreft de landelijke danslessen voor primair en voortgezet onderwijs. Op basis van de overwegingen waardeert de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit als voldoende.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
Solid Ground benadert zijn doelgroep via verschillende kanalen en is in staat een multicultureel publiek te bereiken. De commissie
TALENTONTWIKKELING 28 is desondanks van mening dat Solid Ground weinig helder is over de concrete inzet van de communicatiemiddelen die in de aanvraag worden benoemd. De commissie vindt het sympathiek dat Solid Ground partners zoekt onder verschillende soorten organisaties zoals kunstencentra, cultuureducatieve instellingen, festivals en het kunstvakonderwijs, maar zij merkt hierbij op dat de uitwerking van de samenwerking summier is, waardoor zij beperkt zicht krijgt op de inhoudelijke bijdrage van de samenwerkingspartners. Dit geldt ook voor de toelichting op de strategische samenwerking met Jong RAST en de inhoudelijke visie die hieraan ten grondslag ligt. De commissie is kritisch over de begroting van Solid Ground en de mate waarin Solid Ground eigen inkomsten verwerft. Binnen de gestegen begroting van Solid Ground neemt de afhankelijkheid van overheidssubsidie toe, en de commissie mist een gedegen visie op het vergroten van de eigen inkomsten. In absolute zin is er sprake van een verhoging van de eigen inkomsten, maar in relatieve zin nemen de eigen inkomsten af. Daarbij geldt dat de toelichting op de wijze waarop de instelling deze hogere eigen inkomsten wil realiseren summier is, waardoor de commissie weinig zicht krijgt op de haalbaarheid van de plannen. De commissie constateert verder dat Solid Ground in de afgelopen periode een professionaliseringsslag heeft gemaakt en waardeert het dat Solid Ground zich op dit gebied wil blijven ontwikkelen. Zij had het nog overtuigender gevonden als in het geschetste businessmodel ook enkele ideeën waren opgenomen om de subsidieafhankelijkheid te verminderen. De commissie merkt ten slotte op dat de activiteiten van de instelling sterk zijn verbonden aan artistiek leider Alida Dors. De commissie adviseert Solid Ground om in de toekomst toe te werken naar een stevige structuur waarbij meerdere personen over inhoudelijke kennis en expertise beschikken en dat als zodanig uitstralen, waardoor de continuïteit van de instelling verstevigd wordt.
Samengevat waardeert de commissie het onderdeel ondernemerschap en samenwerking op voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Solid Ground geeft in zijn aanvraag aan de ambitie te hebben om in 2013-2014 deelnemers te trekken uit acht provincies en activiteiten uit te voeren in acht provincies. Uit de aanvraag blijkt dat de instelling voor zijn talentontwikkelingsactiviteiten de afgelopen jaren deelnemers had uit gemiddeld vier provincies. De activiteiten van het Solid Ground trainingstraject hebben de afgelopen jaren vooral in Amsterdam plaatsgevonden. Op basis van de ambities en eerder gerealiseerde prestaties heeft de commissie er vertrouwen in dat de instelling in 2013 en 2014 een bovenregionaal bereik heeft en deelnemers trekt uit ten minste vier provincies. De commisie beoordeelt de geografische spreiding als voldoende.
__
PLURIFORMITEIT De commissie vindt het positief dat Solid Ground de doorgroeimogelijkheden van urban kunstenaars binnen het danstheater wil stimuleren. Daarbij is de commissie van mening dat Solid Ground zich onderscheidt van andere instellingen die actief zijn binnen de urban arts vanwege de concrete visie op de ontwikkelingspiramide voor dit specifieke segment. De commissie is van mening dat het deelnemersveld van Solid Ground divers is.
De commissie beoordeelt de aanvraag voor het criterium pluriformiteit als goed.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Solid Ground geeft in de aanvraag aan al een aantal instrumenten in te zetten om de activiteiten te monitoren en evalueren, maar tekent daarbij zelf aan dat de monitoring nog niet volledig is en dat de organisatie werkt aan de verdere verbetering hiervan. De commissie waardeert de kritische zelfreflectie en de inspanning van Solid Ground om de monitoring en evaluatie te verbeteren. De commissie beoordeelt de monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er sprake is van een bijdrage van een gemeente of provincie en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit voldoende vindt net als het ondernemerschap en de samenwerking. De geografische spreiding beoordeelt ze als voldoende en de pluriformiteit vindt ze goed. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van en gemeente of provincie behaalt Solid Ground in totaal 9 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag nu het budget dit toelaat gedeeltelijk te honoreren voor een totaalbedrag van € 200.000,- voor het uitvoeren van het activiteitenplan 2013-2014 met uitzondering van het verzorgen van landelijke danslessen in het primair en voortgezet onderwijs. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met Solid Ground een prestatieafspraak te maken die aansluit bij dit advies.
TALENTONTWIKKELING 29
STICHTING SPIN OFF
Naast deze coaching krijgen de deelnemers de gelegenheid deel te nemen aan het programma van het European Laboratory of Hip Hop, dat bestaat uit residenties, uitwisselingen met andere Europese urban dance crews, coachings en programmering van hun producties op Europese festivals. De deelnemers worden in staat gesteld om ervaring op te doen bij professionele dansgezelschappen uit Europa, kennis uit te wisselen met andere Europese groepen en zich te presenteren op Europese festivals.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Spin Off (hierna Spin Off) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de Urban Dance Wedstrijd in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 260.000,Geadviseerde subsidie: € 125.000,-
Spin Off organiseert jaarlijks een landelijke urban dance-wedstrijd met acht voorrondes en een finale. Spin Off wil met deze wedstrijd nieuw talent opsporen en aantrekken. Rond de voorrondes initieert de instelling workshops, lectures en educatieprojecten met scholen. Ook nodigt zij lokale groepen uit die hun werk kunnen tonen en daar ondersteuning bij krijgen. De voorrondes worden gehouden
uitbreiden met een choreografiewedstrijd voor zeer gevorderde dansers en groepen. De winnaars van deze wedstrijd worden ondersteund bij het uitwerken van hun concept tot een voorstelling van twintig minuten en krijgen de kans om hun productie te laten toeren. Ze krijgen coaching op artistiek en productioneel gebied. Volgens het activiteitenplan leren de deelnemers in de coachingstrajecten zelfstandig te werken aan een artistiek concept. Ze leren dit artistiek concept met een dramaturg, dansers en techniek uit te werken tot een volwaardige productie. Daarnaast komen aspecten als planning, budgetverantwoordelijkheid en communicatie met een productieleider en medewerkers aan de orde.
op locaties die bekend staan om hun laagdrempeligheid. De instelling zet lokale crews in voor de werving van deelnemers. Iedereen die wil, mag zich inschrijven. Tijdens de finale zijn er gastoptredens van gerenommeerde internationale crews, prominente dansers geven workshops en lezingen, en deelnemers leren van elkaar. De Spin Off wedstrijd wil hiermee ook een functie op het gebied van kennisuitwisseling vervullen. De winnaars van de battles stromen volgens Spin Off door naar internationale festivals, waar ze kunnen deelnemen aan de competitie en het randprogramma. Voor 2013 en 2014 wil de instelling de competitie
Spin Off focust volgens het activiteitenplan op de artistieke en choreografische kwaliteiten van individuele dansers en dansgroepen, naast technische vaardigheden. Naar de mening van de aanvrager plannen de meeste organisatoren van breakdance-activiteiten alleen battles, met als gevolg dat breakdance steeds meer op sport gaat lijken. Door showcases van nieuw talent te programmeren tijdens de voorronden en de choreografiewedstrijd, wil de instelling een beroep doen op het choreografische en artistieke talent van de dansers en dit talent verder ontwikkelen.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
Spin Off wil een brug slaan tussen jonge urban dansers die zich willen ontplooien tot choreograaf enerzijds en het theatercircuit anderzijds. De commissie is van mening dat de instelling door het laagdrempelige karakter van een open inschrijving de competitie voor een grote groep urban dansers toegankelijk maakt. Spin Off beschikt over een groot (inter)nationaal netwerk en heeft een goede aansluiting bij de doelgroep. De commissie is van mening dat Spin Off met dit netwerk voldoende in staat is om deelnemers te werven. De commissie heeft vertrouwen in de selectie binnen de reguliere Spin Off-competitie. Dit vertrouwen is gebaseerd op de kwaliteit van de juryleden, die de commissie goed vindt. De juryleden hebben ruime ervaring in het circuit en kunnen voorbeeldstellend worden genoemd. De selectieprocedure wordt verder maar beperkt beschreven in de aanvraag. Hierdoor krijgt de commissie geen zicht op de wijze waarop er feedback wordt gegeven aan de deelnemers en hoe het selectiemoment wordt benut in het kader van talentontwikkeling. Ook voor de choreografiewedstrijd geldt dat de commissie de uitwerking van de selectieprocedure summier vindt, maar dat zij de kwaliteit van de betrokken professionals goed vindt en daarom voldoende vertrouwen heeft in de selectie van de talenten. De commissie is van mening dat de instelling met de invoering van een choreografiewedstrijd inspeelt op een specifieke behoefte van de doelgroep. Deze choreografiewedstrijd heeft niet alleen meerwaarde voor de Spin Off-competitie, maar ook voor de ontwikkelingsmogelijkheden binnen de urban danssector. De directe uitwisseling tussen mensen uit de praktijk en opkomende talenten is een overdrachtsvorm die volgens de commissie
TALENTONTWIKKELING 29 past bij de deelnemers. De commissie vindt dat de begeleiders over voldoende kwaliteiten beschikken. De toelichting op de wijze waarop de professionals de talenten inhoudelijk ondersteunen vindt de commissie echter beknopt, waardoor ze slechts beperkt zicht krijgt op de kwaliteit van het proces en het eindresultaat. Uit de aanvraag blijkt dat Spin Off zich voor het vervolgtraject van de deelnemers vooral richt op enkele gezelschappen. De commissie vindt dit op zich niet verkeerd, maar vraagt zich af of de aanvrager zichzelf daarmee niet te zeer beperkt. Het zou de talentontwikkeling van de deelnemers ten goede komen als Spin Off het perspectief voor het vervolgtraject verbreedt en bijvoorbeeld ook gezelschappen buiten Amsterdam benadert in het kader van het vervolgtraject. Op basis van bovenstaande overwegingen waardeert de commissie de artistieke en inhoudelijke kwaliteit op ruim voldoende.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
De commissie vindt het positief dat Spin Off via verschillende kanalen zijn doelgroep benadert en dat Spin Off in staat is een divers publiek te bereiken met een gemixte etnische en sociale achtergrond. De commissie is van mening dat Spin Off via zijn communicatiestrategieën en directe contacten met instellingen en netwerkorganisaties zijn eigen publiek in voldoende mate benadert, bereikt en ontwikkelt, maar is wel kritisch over de ‘inner circle’ die zo ontstaat. Spin Off heeft een (inter)nationaal netwerk binnen de urban arts-sector. De partijen waar Spin Off mee samenwerkt variëren van urban dansgezelschappen en dansscholen tot podia en lokale crews. De instelling kan hierdoor de talenten op een laagdrempelige wijze opsporen en
doorverwijzen. De commissie is positief over de wijze waarop Spin Off samenwerking zoekt.
__
PLURIFORMITEIT
De commissie vindt de begroting hoog, net als de aan het Fonds gevraagde bijdrage. De begroting is ten opzichte van eerdere jaren fors verhoogd, vooral de beheerslasten. Deze verhoging staat volgens de commissie niet in verhouding tot de uitbreiding van de activiteiten. Daarbij is de commissie van mening dat de instelling zich erg afhankelijk maakt van overheidssubsidie en weinig ambitie toont om hier verandering in te brengen. Ook de deelnemersbijdrage vindt de commissie laag. Tot slot mist de commissie een heldere visie op of gedegen strategie voor het vergroten van de eigen inkomsten.
Met zijn activiteiten trekt Spin Off een multiculturele groep urban dansers aan. Het aanbod bestaat niet alleen uit een landelijke urban danswedstrijd. Spin Off wil tevens talenten ondersteunen bij hun ontwikkeling tot choreograaf. Hiermee richt de instelling zich in het bijzonder op het artistieke talent van de dansers. De commissie is van mening dat het vakgebied waar Spin Off zich op richt, zich om die redenen onderscheidt van andere urban dans wedstrijden in het land. Samengevat is de commissie van mening dat de activiteiten van Spin Off onderscheidend zijn en het deelnemersveld divers.
Samengevat waardeert de commissie op grond van het sterke netwerk van Spin Off het ondernemerschap en de samenwerking als voldoende.
De commissie beoordeelt de bijdrage aan de pluriformiteit als goed.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Spin Off geeft in zijn aanvraag aan de ambitie te hebben om in 2013-2014 deelnemers te trekken uit heel Nederland en activiteiten uit te voeren in acht provincies. Uit de aanvraag blijkt dat de instelling in de jaren 2009, 2010 en 2011 deelnemers trok uit heel Nederland. De commissie heeft er daarom vertrouwen in dat de instelling in 2013 en 2014 opnieuw een landelijk bereik heeft en deelnemers trekt uit ten minste acht provincies. De commissie beoordeelt de geografische spreiding als goed.
MONITORING EN EVALUATIE
__
De commissie vindt het positief dat de aanvrager zowel kwantitatief als kwalitatief zijn projecten evalueert. Jaarlijks wordt een rapportage opgesteld waarin deelnemersaantallen, publieksbereik en media-aandacht in kaart worden gebracht. Daarnaast onderhoudt de stichting naar eigen zeggen regelmatig contact met oud-deelnemers en gebruikt ze hun ervaringen bij het ontwikkelen van nieuwe coachingsprojecten. Samengevat is de commissie positief over de aandacht die de aanvrager wil besteden aan monitoring en evaluatie, maar constateert zij ook dat er geen sprake is van een systematische, doordachte monitoring. Op basis van deze overwegingen beoordeelt de commissie de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van deze nu bekende gegevens gaat de commissie er bij het opstellen van zijn advies vanuit dat er geen sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit criterium geen punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van Spin Off ruim voldoende vindt en het ondernemerschap en samenwerking voldoende. De geografische spreiding en pluriformiteit beoordeelt ze als goed. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie voldoende. Ervan uitgaande dat er geen bijdrage beschikbaar wordt gesteld door een gemeente of provincie behaalt Spin Off in totaal 10 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag nu het budget dit toelaat gedeeltelijk te honoreren voor een totaalbedrag dat de commissie gelet op de begroting van voorgaande jaren en het ambitieniveau van het activiteitenplan passend vindt, te weten € 125.000,-. Dit bedrag is bestemd voor het uitvoeren van het activiteitenplan 2013-2014. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met Spin Off een prestatieafspraak te maken die aansluit bij dit advies.
TALENTONTWIKKELING 30
THEATERGROEP NIZNO
Naast het Leerplan Theaterontwikkeling heeft Theatergroep Nizno meerdere activiteiten die goed aansluiten bij het Leerplan, zoals Het Theatertussenjaar. Dit is een eenjarige opleiding waarbij maximaal acht deelnemers drie dagen per week fulltime les krijgen en voorstellingen maken. Ook worden deze deelnemers begeleid in de audities voor het kunstvakonderwijs. Daarnaast organiseert Nizno theateractiviteiten op scholen en in zalen om jongeren te enthousiasmeren voor theater. Het educatietraject dient als basis om deelnemers te scouten voor een auditie bij Nizno. Tot slot organiseert Theatergroep Nizno twee festivals per jaar (zomerpresentatiefestival en het vierdaagse jongerenfestival) en elke vier jaar een internationale uitwisseling.
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Theatergroep Nizno (hierna Nizno) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 170.000,Geadviseerde subsidie: € 0,-
De activiteiten zijn gericht op het ontdekken en ontwikkelen van (theater)talent via het Leerplan Talentontwikkeling. Elk jaar krijgen 25 deelnemers tussen de 14 en 21 jaar de kans om aan dit Leerplan deel te nemen. Nizno vindt het belangrijk om een breed palet aan activiteiten aan te bieden, zodat jongeren zelf kunnen kiezen of en hoe ze verder willen gaan in de wereld van het theater.
deelnemers elke dag een voorstelling voor publiek. Het Productiehuis omvat drie grote voorstellingen per jaar, waarbij de deelnemers theater via de praktijk eigen moeten maken en waarbij de deelnemers de mogelijkheid krijgen om anders te denken dan de ‘black box’ van het theater. De voorstellingen zijn locatie-, thema- en zaalvoorstellingen. Bij locatie- en themavoorstellingen gelden de locatie en het thema als uitgangspunt. Bij zaalvoorstellingen ligt de nadruk op muzieken bewegingstheater of een eigentijdse bewerking van een klassieker.
Het Leerplan Talentontwikkeling omvat twee grote activiteiten: De Opleiding en Het Productiehuis. De Opleiding bestaat uit vijf lesblokken van 36 uur waarin de vaardigheden van de acteurs versterkt worden. In de lessen staan elementair spel, tekst, improvisatie, stem en beweging centraal. De lesblokken worden afgesloten met een presentatievorm in het eigen theater. Daarnaast is er ruimte voor een ad-hocprogramma gericht op de eigenheid en creativiteit van de deelnemers: Xperiment. Uit dit programma vloeien voorstellingen voort die in een later stadium op een festival voor publiek gespeeld kunnen worden. Ook de twee trainingsweken die elk jaar georganiseerd worden vallen onder De Opleiding. Tijdens deze intensieve week spelen en maken de
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
__
Nizno organiseert elk jaar twee audities voor jongeren tussen de 14 en 19 jaar. De werving gebeurt in Drenthe, Groningen, Friesland en Overijssel op scholen, kunstencentra en jeugdtheaterscholen en via social media. Via het educatietraject wordt actief gescout op scholen door het organiseren van theaterworkshops, theaterdagen en kennismakingstrajecten. De
aanvrager geeft helder weer waarom er gekozen is voor de intensieve manier van werven. De commissie vindt de werving en selectie goed opgezet, maar het uiteindelijk aantal geselecteerde deelnemers in verhouding beperkt. Het programma van de twee activiteiten binnen het Leerplan is in 2008 geschreven op verzoek van de provincie Drenthe en gericht op de behoefte aan verdieping van de deelnemers. Ook is in dit plan goed gekeken naar hoe het beste aansluiting gezocht kan worden met het kunstvakonderwijs. Het is een intensief programma dat gericht is op alle aspecten van het theater. De commissie is van mening dat de educatieve activiteiten gericht op scholen niet kwalificeren als talentontwikkeling in de zin van deze regeling. De commissie heeft waardering voor het docententeam, dat uit theatermakers, docenten, een choreograaf en stemtrainer bestaat. Zij worden allemaal aangestuurd door een artistiek leider. Een aantal van deze docenten zijn oudspelers van Nizno. De commissie is er niet van overtuigd dat deze oud-spelers ook gekwalificeerd genoeg zijn om les te geven. De commissie is wel positief over de focus die de aanvrager legt op de individuele ontwikkeling van de deelnemer bij het doorstromen naar het kunstvakonderwijs De commissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke kwaliteit als ruim voldoende.
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
Uit de aanvraag blijkt dat Nizno ambitieus is op het terrein van marketing en publieksbereik. De commissie heeft waardering voor de ambities, maar is van mening dat de activiteiten die Nizno onder deze noemer voorstelt nog erg kleinschalig
TALENTONTWIKKELING 30 zijn en weinig inventief. Zeker in relatie tot de landelijke ambities van deze instelling. Theatergroep Nizno heeft in de afgelopen jaren een netwerk opgebouwd in het Noorden met veel speelmogelijkheden voor de deelnemers. De commissie vindt de relaties die Nizno benoemt niet zozeer gericht op samenwerking, maar vooral op programmering. De commissie waardeert de samenwerking met het kunstvakonderwijs, maar mist samenwerking met instellingen uit de directe omgeving van de instelling gericht op efficiency en uitwisseling. De commissie vindt de begroting hoog, zeker ten opzichte van eerdere jaren. Als onderbouwing voor de hogere lasten noemt Nizno de wens om verder te bouwen aan de organisatie en te investeren in de personele bezetting. Het streven is om de directie fulltime in dienst te nemen en aan te vullen met een productieleider en een medewerker publiciteit en marketing. Daarnaast wil Nizno investeren in het verdiepen van het Leerplan, onder meer door het kernteam, de gastlessen en de experimenten uit te breiden. De commissie vindt het weinig realistisch om in deze tijden een dergelijke sprong te willen maken met publieke middelen. De commissie is positief over de hoge eigen inkomsten. Uit de aanvraag blijkt dat deze mede mogelijk worden gemaakt door lage personeelskosten als gevolg van de vrijwillige inzet van deelnemers bij onder meer horeca en verkoopwerkzaamheden. Theatergroep Nizno heeft in 2009 een professionaliseringsslag gemaakt en wil verder bouwen en een volgende professionaliseringsslag maken. De commissie is er niet van overtuigd dat Nizno nu al aan deze volgende stap toe is. De commissie beoordeelt het ondernemerschap en samenwerking als voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
Nizno heeft een bovenregionaal bereik met deelnemers uit ten minste vier provincies waaronder Utrecht, Noord-Holland, Groningen, Overijssel en Drenthe en heeft plannen voor een verdere uitbreiding van zijn bereik. De commissie heeft er vertrouwen in dat Nizno een bovenregionaal bereik heeft en beoordeelt de geografische spreiding als voldoende.
__
PLURIFORMITEIT De commissie is van mening dat Nizno gericht is op theater met nadruk op improvisatie, spel, stem en beweging. Voor een theatergroep is dit geen bijzonder werkveld. De aanvrager geeft geen toelichting op de doelgroep en besteedt verder geen specifieke aandacht aan pluriformiteit van zijn deelnemers in de aanvraag. Alles overwegende beoordeelt de commissie de pluriformiteit als nihil.
MONITORING EN EVALUATIE
__
Binnen Nizno is er veel aandacht voor het individuele traject van de deelnemers. Hierdoor kan er goed op de ontwikkeling van de deelnemers ingespeeld worden. De docenten houden via sociale media contact met voormalige deelnemers die eventueel zijn doorgestroomd naar het kunstvakonderwijs. Theatergroep Nizno vindt het belangrijk de huidige, maar ook de
vroegere spelers te blijven volgen. Echter, van een doordachte monitoring en evaluatie van deelnemers en het traject is nog geen sprake. De commissie heeft waardering voor de activiteiten van Nizno op dit gebied, maar vindt dat ertussen nog weinig samenhang bestaat en mist een doordachte methodiek. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de bekende gegevens is het uitgangspunt bij het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of gemeente en dat voor dit onderdeel twee punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke inhoudelijke en kwaliteit ruim voldoende vindt en het ondernemerschap en samenwerking van Theatergroep Nizno voldoende. De geografische spreiding beoordeelt ze als voldoende, maar de pluriformiteit als nihil. De aandacht voor monitoring en evaluatie is volgens de commissie voldoende. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt Theatergroep Nizno in totaal 8 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag niet te honoreren.
TALENTONTWIKKELING 31
VOCAAL TALENT NEDERLAND
deskundigheidsbevordering rondom de muzikale ondersteuning van kinderen en jongeren. Aansluitend op de wijzigingen in de organisatie die in de huidige beleidsperiode in gang zijn gezet wil VTN de organisatie in de periode 2013-2014 verder professionaliseren. Het Vocaal Talent Nederland ontvangt gemiddeld € 96.874,- per jaar subsidie als ontwikkelinstelling in het kader van de culturele basisinfrastructuur 2009-2012. Op 17 juni 2011 is een tussenbalansgesprek gevoerd met het Vocaal Talent Nederland. Ook zijn de activiteiten van de instelling gevolgd.
netwerk van VTN, en mond-tot-mondreclame. De auditiecommissie bestaat uit een externe deskundige en een lid van het VTN-team. De commissie heeft waardering voor het intensieve werving- en selectieproces en heeft vertrouwen in het niveau van de deelnemers dat zo worden geselecteerd, maar merkt daarbij op dat de wijze waarop er wordt geworven wel een enigszins gesloten karakter heeft. VTN besteedt volgens de commissie in de aanvraag weinig aandacht aan de wijze waarop er wordt toegewerkt naar vervolgstappen voor de deelnemers naar het kunstvakonderwijs of de beroepspraktijk. De commissie beoordeelt de artistieke en inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten als ruim voldoende.
ARTISTIEKE EN INHOUDELIJKE KWALITEIT
ACHTERGROND EN SAMENVATTING VAN HET ACTIVITEITENPLAN Stichting Vocaal Talent Nederland (hierna VTN) vraagt talentontwikkelingssubsidie aan onder de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds voor Cultuurparticipatie 2013-2016 voor de uitvoering van zijn activiteiten in 2013 en 2014.
Gevraagde subsidie: € 300.000,Geadviseerde subsidie: € 200.000,-
__
professionele muziekwereld. VTN doet dit door het aanbieden van: • wekelijkse lessen op lesplaatsen die verspreid liggen in het land; • maandelijkse repetities op een centrale plaats; • podiumervaring op grote podia met vooraanstaande dirigenten.
VTN heeft als missie het opsporen en tot bloei brengen van jong vocaal en muzikaal talent. Hiertoe heeft VTN drie koren opgezet: het Nationaal Kinderkoor, het Nationaal Jeugdkoor en het Nationaal Jongenskoor.
VTN is een aanvulling op de bestaande plaatselijke koren. De deelnemers auditeren voor toelating, de werkwijze kent een hoge mate van professionaliteit.
Met deze koren wil VTN bijdragen aan de ontwikkeling van jong talent en aan doorstroming van deze talenten naar een plek in de
Naast de aandacht voor de deelnemers richt VTN zich tevens op het ontwikkelen van kinder- en jeugdkoordirigenten en stempedagogen en op de
De commissie is positief over de kwaliteit van de opleidingstrajecten en de betrokken professionals. VTN wordt artistiek geleid door Wilma ten Wolde. Zij is een specialist op het gebied van kinder- en jeugdkoorzang en is sinds 1999 verantwoordelijk voor het artistieke beleid van VTN. Zij wordt daarbij ondersteund door een artistiek team bestaande uit vier personen. Gezamenlijk dragen zij zorg voor de artistieke koers, het evaluatiesysteem, de invulling van de deskundigheidsbevordering en de begeleiding van de docenten. Zij geven leiding aan een poule van 25 docenten en stempedagogen, die voornamelijk verantwoordelijk zijn voor de opleiding. De docenten en dirigenten werken niet alleen vanuit hun muzikale begaafdheid, maar zetten zich ook in voor de persoonlijke ontwikkeling van kinderen en jongeren. VTN organiseert op verschillende plaatsen in het land audities. De bekendmaking van de audities gaat via algemene publiciteit, muziekscholen, plaatselijke koren en korenorganisaties uit het
ONDERNEMERSCHAP EN SAMENWERKING
__
De commissie waardeert de inspanning die VTN verricht om (meer) deelnemers en publiek te bereiken. Zij is echter van mening dat de instelling nog zichtbaarder en proactiever in haar marketing- en communicatie kan worden. VTN benoemt een beperkt aantal relevante samenwerkingspartners. De commissie vindt dat de samenwerking met het veld tamelijk ‘top down’ wordt beschreven en is van mening dat meer ruimte voor uitwisseling een impuls zou kunnen geven aan de verdere ontwikkeling van de activiteiten van VTN. De commissie is kritisch over de sterk gestegen begroting. Zij vindt de stijging niet in verhouding staan tot de wijziging in activiteiten en vindt de verwachte stijging van de eigen inkomsten erg ambitieus. Daarbij mist de commissie een doordachte strategie en concrete plannen voor het daadwerkelijk verwerven van deze hogere eigen inkomsten. De prestaties die VTN voorstelt voor de komende periode komen nagenoeg overeen met
TALENTONTWIKKELING 31 de prestatieafspraak 2009-2012. Ten opzichte van de vorige periode komt er een leslocatie bij en wil VTN een zakelijk leider aanstellen. Sinds kort werkt VTN al met een interim-artistiek leider met een beperkte aanstelling. Deze stap is te waarderen, maar de commissie vindt het niet voor de hand liggen om uitbreiding van de formatie in de huidige tijden te financieren met publieke middelen. De commissie merkt ten slotte op dat hoewel er een professionaliseringsslag is gemaakt, de activiteiten van de instelling nog steeds sterk verbonden zijn aan artistiek leider Wilma ten Wolde. De commissie adviseert VTN om te blijven werken aan een stevige organisatiestructuur waardoor het duurzame potentieel van de instelling verstevigd wordt. Gelet op het bovenstaande waardeert de commissie de aanvraag op het criterium ondernemerschap en samenwerking als voldoende.
GEOGRAFISCHE SPREIDING
__
VTN heeft elf lesplaatsen verspreid over het land. In 2012 komt er een lesplaats in Noord-Limburg bij. Gelet hierop stelt de commissie vast dat de deelnemers uit heel het land komen. De commissie beoordeelt de geografische spreiding daarom als goed.
__
PLURIFORMITEIT De commissie vindt de activiteiten van VTN onderscheidend vanwege de landelijke opzet en aandacht die er is voor de ontwikkeling van de deelnemers in algemene zin. Daarbij waardeert
de commissie de extra begeleiding van jongens die in de mutatie zijn, met de inzet ze blijvend te interesseren voor het zingen. De commissie is van mening dat het deelnemersveld niet bijzonder divers is. De commissie beoordeelt de aanvraag op het criterium pluriformiteit als voldoende.
MONITORING EN EVALUATIE
__
VTN volgt de vorderingen van de deelnemers voornamelijk via het houden van overgangstesten tijdens de deelname. De aanvraag bevat geen informatie over de wijze waarop VTN zicht houdt op de verdere loopbaan van de deelnemers. De commissie vindt de focus van de monitoring en evaluatie daarom beperkt. De commissie beoordeelt de aandacht voor monitoring en evaluatie als voldoende.
BIJDRAGE VAN EEN GEMEENTE OF PROVINCIE
__
Op basis van de nu bekende gegevens is het uitgangspunt voor het opstellen van dit advies dat er sprake zal zijn van een bijdrage van een provincie of een gemeente en dat voor dit onderdeel 2 punten worden toegekend door het bestuur van het Fonds.
__
CONCLUSIE De commissie concludeert dat ze de artistieke en inhoudelijke kwaliteit ruim voldoende vindt en het ondernemerschap en de samenwerking voldoende. De geografische spreiding beoordeelt ze als goed. De bijdrage aan de pluriformiteit vindt de commissie voldoende, evenals de aandacht die er aan monitoring en evaluatie wordt besteed. Uitgaande van een bijdrage van een gemeente of provincie behaalt VTN in totaal 11 van de maximaal te behalen 18 punten. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds, gelet op het totaalbeeld en het behaalde aantal punten, deze aanvraag gedeeltelijk te honoreren voor een bedrag dat vergelijkbaar is met het bedrag dat Vocaal Talent Nederland op dit moment ontvangt als ontwikkelinstelling in de culturele basisinfrastructuur, namelijk een totaalbedrag € 200.000,- voor het uitvoeren van het activiteitenplan 2013-2014. De commissie adviseert het bestuur van het Fonds om met Vocaal Talent Nederland een prestatieafspraak te maken overeenkomstig de voorgestelde prestaties uit het aanvraagformulier.
GEADVISEERDE SUBSIDIE 2013 - 2014
GEVRAAGDE SUBSIDIE 2013 - 2014
VESTIGINGSPLAATS
GEADVISEERDE SUBSIDIE 2013 - 2014
GEVRAAGDE SUBSIDIE 2013 - 2014
VESTIGINGSPLAATS
OVERZICHT
WMC Kerkrade
Kerkrade
€ 2 400.000,- € 2 400.000,-
Kunstbende
Rotterdams Wijktheater
Rotterdam
€ 2 280.000,- € 2 200.000,-
Prinses Christina Concours
Den Haag
€ 2 723.120,-
€ 2 335.000,-
Theaterschip Deventer 2 400.000,- € 2 180.000,-
JeugdOrkest Nederland
Hengelo
€ 2 349.500,-
€ 2 349.500,-
De Grote Prijs van Nederland
Amsterdam
Euro+ Songfesetival
Amsterdam
€ 2 340.060,- € 2 125.000,-
Holland Dance Festival
Den Haag
€ 2 400.000,- € 2 125.000,-
Orlando Festival
Kerkrade
€ 2 136.000,- € 2 0,-
Dansnest
Breda € 2 157.500,- € 2 0,-
NJO PopSport Vocaal Talent Nederland
€ 2 320.000,-
€ 2 160.000,-
Apeldoorn € 2 1.000.000,-
€ 2 840.500,-
Nijmegen € 2 280.000,-
€ 2 280.000,-
Utrecht
€ 2 300.000,-
€ 2 200.000,-
Utrecht € 2 870.000,-
€ 2 640.000,-
Talens Palet
Rotterdam
€ 2 125.000,- € 2 0,-
JAM Organisatie voor Culturele Participatie
Amsterdam
€ 2 125.000,- € 2 0,-
Ricciotti Ensemble
Amsterdam
€ 2 340.000,-
€ 2 340.000,-
Lelystad
€ 2 125.000,- € 2 0,-
Spin Off
Amsterdam
€ 2 260.000,-
€ 2 125.000,-
Epitome Entertainment
Rotterdam
€ 2 330.000,-
€ 2 200.000,-
Don’t Hit Mama
Amsterdam
€ 2 391.426,-
€ 2 300.000,-
Solid Ground
Amsterdam
€ 2 240.000,-
€ 2 200.000,-
Circomundo Amsterdam € 2 442.925,-
€ 2 0,-
Nationaal Film Festival Scholieren
DOX
Amsterdam € €2 1.000.000,- € 2 1.000.000,-
Nationaal Jeugd Fanfare Orkest Popwaarts
Sliedrecht
€ 2 137.800,-
€ 2 0,-
Nijmegen € 2 180.000,-
€ 2 0,-
Theatergroep NiznO
Assen
€ 2 170.000,-
€ 2 0,-
Jong RAST
Amsterdam
€ 2 210.000,-
€ 2 0,-
De Nieuw Amsterdam
Amsterdam
€ 2 200.000,-
€ 2 0,-
De Noorderlingen
Groningen
€ 2 200.000,-
€ 2 0,-
Handtheater Amsterdam € 2 380.000,-
€ 2 0,-
Roots & Routes
€ 2 132.500,-
€ 2 0,-
Buitenkunst Amsterdam € 2 240.000,-
€ 2 0,-
Beleven
Amsterdam
Arnhem € 2 686.764,-
€ 2 0,-
NOWHERE Amsterdam € 2 245.000,-
€ 2 0,-
Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland Horizontoer
Gouda
€ 2 331.171,-
€ 2 0,-
Hedel € 2 125.000,-
€ 2 0,-
Meeuw | Jeugdtheaterschool
Leeuwarden
€ 2 174.000,-
€ 2 0,-
Dario Fo
Poeldijk
€ 2 310.000,-
€ 2 0,-
Het Kaasschaafcollectief “KSC”
Utrecht
€ 2 150.000,-
€ 2 0,-
Lumens Groep
Eindhoven
€ 2 232.378,-
€ 2 0,-
www.cultuurparticipatie.nl