t4) :
Universit6 de Libge ir
Album MooRS
Een bundel opstellen aangeboden aan
Joseph Moons ter gelegenheid van zljn 75ste verjaardag
Red.: S. THEISSEN EN J. VROMANS
Kennis en bewaking van de lexicale norm R. Wrr,r,ovrvxs
0.
Corpus planning activiteiten van het taaltuin-t7,pe (,,zeg niet maar zeg"), die in de jaren zestig en zeventig welig tierden in alle media en, zij het in mindere mate, ook nu nog voorkomen, hebben heel wat Vlamingen gevoelig gemaakt
voor het probleem van perifeer taalgebruik. De ontdekking dat hun norm in een aantal gelallen afweek van de als verkiesbaar voorgestelde norm van het algemeen Nederlands heeft bij velen tot al dan niet ingrijpende veranderingen in hun realisering van de standaardtaat geleid (Willemyns, ter perse). Een ander
gevolg was dat velen zich vragen gingen stellen over de localiseerbaarheid lan de norm en dat symptomen van schizoglossfe (Geerts, Nootens, Vanden Broeck 1977) duidelijk naar voren traden. In de onderhavige bijdrage wil ik me vooral bezighouden met het probleem
van de lexicale variatie en wel meer bepaald met de vraag naar de manier waaxop perifeer woordgebruik in de standaardtaalrealisering in het zuiden van het Nederlandse taalgebied blijft voortbestaan. Ervan uitgaande dat bij vele Vlamingen (en zeker bij vele Westvlamingen) de socialisering nog altijd in het dialect gebeurt en de standaardtaal dus in de eerste plaats op school wordt geleerd, is de werkhypothese dat zowel de attitudes als de kennis van de leerkrachten in het basisonderwijs uitermate belangrijk zijn. Om die hypothese te toetsen, werd een onderzoek uitgevoerd bij onderwijzers in een aantal Brugse basisscholen en over enkele van de resultaten daarvan wordt hier bericht (met mijn dank aan Ines Devolder, die de enqu6tes uitvoerde).
1.1.
Het onderzoek is gebaseerd op 21 formele interviews' Aangezien het o.m. de bedoeling was de actuele performantie van de proefpersonen te registreren en nadien te vergelijken met hun antwoorden i.v.m. taal en taalgebruik, werd
bij de contactname hun medewerking gevraagd voor
een gesprek over roken
et
werd tijdens het eerste deel van het inteview niets over de eigenlijke bedoeling
R. Wu,rpuvws
ervan gezegd. Men kan er dus van uitgaan, dat tijdens dit eerste deel het formele standaardtaalgebruik van de proefpersonen werd geregistreerd. Vervolgens
werden vragen i.v.m. taalattitudes en taalgedrag gesteld, de invuloefening gedaan waarover hier nader zal worden bericht en werd gevraagd een tekst voor te lezen. Op grond van het vierde en van het eerste deel van het interview kan de
dialectinterferentie in het standaardtaalgebruik van de proefpersonen worden onderzocht. Dit facet van de standaardtaalcompetentie van de geinterviewden
wordt hier niet behandeld. 1.2,
In delen twee en drie werden vragen gesteld over taalattitudes en taalgedrag in direct verband met de schoolsituatie. In deel twee werd de proefpersoon ondervraagd over functie en gebruik van dialect op school, zijn eigen kennis en gebruik van het dialect en over het soort standaardtaal dat de kinderen op school moet c.q. zou moeten worden bijgebracht. In deel drie werd een lijst voorgelegd met zinnen waarbij in een blank gelaten gedeelte een keuze kon worden gemaakt tussen twee alternatieven. De expliciete vraag was welke van beide alternatieven volgens de proefpersoon, aan de kinderen moest worden aangeleerd. Zoals uit tabel 2 blijkt, waren de twee alternatieven (die
in
willekeurige volgorde werden gepresenteerd)
telkens de ongemarkeerde standaardtaalvorm enerzijds en een perifeer woord anderzijds. Deze laatste werden gehaald uit de lijst in Willemyns (1986) en bij de bespreking van de resultaten zal o.m. worden nagegaan of de categorie waar de woorden toe behoorden van significant belang was bij de keuze, die door de proefpersonen werd gemaakt.
2. Aangezien hier vooral aandacht zal worden geschonken aan de bespreking van de resultaten van deel drie van de enqu6te, zal ik uit de antwoorden op de vragen van deel twee enkel die feiten aanhalen, die van firect belang kunnen zijn bij de interpretatie van de voorkeuren, die in de invuloefening werden kenbaar gemaakt.
2.1. Op de vraag ,,welke taal moet men de leerlingen bijbrengen:
a) Nederlands zoals op de NOS in het journaal? b) Nederlands zoals op de BRT in het journaal? c) andere?"
Kenni,s en beuaking oon de leaicale nonn
werd 14 keer b), 6 keer c) en 1 keer a) geantwoord; diegenen die a) noch b) verkiezen willen een Nederlands dat ,,minder gekunsteld is dan het BRTNederlands". De leeftijdsvariabele, die werd ingevoerd om eventuele temporele verschillen op te sporen, blijkt niet relevant te zijn.
Wat het eigen, gerapporteerde, taalgebruik van de informanten betreft, moet allereerst gemeld worden dat 20 van de 21 melden het plaatselijke, Brugse dialect te kennen. Daarvan zeggen 19 (90 %) dat dialect, buiten schoolverband, ,,bijna altijd" of ,,heel regelmatig" te gebruiken en 2 (10 %) het ,,af en toe" te gebruiken. Niemand zegt het ,,zo goed als nooit" te gebruiken. Op de vraag of er op school fialect gebruikt wordt
a) tijdens de les b) bij contact tussen onderwijzer en leerling buiten c) bij contact tussen onderwijzers onderling
de les
kregen we de volgende antwoorden: Tabel
a)
b) c)
ja 0165 2118 1524
1
soms
wel
neen
Het ,,soms wel" bij vraag a) wordt meestal zo verantwoord, dat het af en toe nodig kan zijn dialect te gebruiken ter verduidelijking van een begrip of om een grapje te maken.
3.
Het resultaat van het onderzoek naar de lexicale norm nu: Tabel
2
I. Archaisrneu
abcd
1. ajuin
4220 2446 0 3 40 6 3 26 6 5 44 0122 6462 o204 5134 15 32
ui 2. heirkracht overmacht
3. gekwetst gewond
4. verwittigen waarschuwen
5. wenen huilen
Totaal
(a: ( 40; b: 40-50; c: 50-60; d: )
8 16 7
t7 19 5 18
6 13 11
60)
262
R. WILLEMYNS
rI. Dialectismen
abcd
1. beenhouwer
0010 6656 00 t2 66 54 1000 5666 0000 6666 0000 6666
2.
slager tas
kop
3. verschoot schrok
4. stoof 5.
kachel schouw schoorsteen
(a: < 40; b: 40-50; c: 50-60;
III. Ontleningen
abcd
1. autostrade
3126 3 5 40 4232 2434 1010 5656 0000 6666 3 3 L2 33 54 3264 3402 0010 6656
autov/eg
2. mutualiteit ziekenfonds
3. mazout stookolie
4. chauffage centr. verwarm 5. quotering
cijfer 6, confituur jam
7. tirette rits
(a: ( 40; b:40-50;
c:
abcd
1. droogkuis
3330 3336 3452 3214 2220 4446 4636 2030 4444 -)rn
2. oversten 3. 4.
meerderen dagorde agenda zetelen zitting hebben
5. zakencijfer omzetcijfer
1
21 1
23 0
0
d: > 60)
Totaal L2
l2 11
13 2
22 0
24 o 15 15 o 1
5o-60; d: >
IV. Gallicismen stomerij
Totaal
60)
Totaal
(a: 1 40; b:40-50; c: 50-60; d: >
o 15 1.4
10 ti,
18 19 5
16 8
60)
Kennis en beuaking oon de leoicale nonn
V. Purismen 1. wisselstukken res. onderdelen
2. koetswerk ca,rrosserie
3. bestemmeling geadresseerde
4. regenscherm paraplu
5. duimspijker punaise
abcd
5464 t202 6656 0010 3 3 22 33 34 4222 2444 4544 t1r,
(a: ( 40; b: 40-50; c: 50-60; VI. Vlaamse neologismen
abcd
l.
0110 6556 5644 1022 1012
gebuisd geza,kl
2. langspeetElm avondv.
fil-
3. kot studentenkamer
Totaal 19 5 1
10
t4 10
t4 L7 7
d: > 60) Totaal
, 22 19 5
4 20
bbD4
(a: < 40; b: 40-50; c: 50-60;
d: > 60)
De indeling in 6 groepen reflecteert een vooral op etymologie berustende typologie, ontleend aan een artikel met in de eerste plaats lexicologisch€, c.9. -grafische oogmerken en behoeft dus helemaal niet relevant te zijn voor de taalgebruikefs, d.w.z. onze proefpersonen) aan wie ze overigens ook niet in die vorm werd gepresenteerd. Het komt er dus op aan uit te zoeken op grond van welke cliteria de ondervraagden woorden accepteren of verwerpen en daarbij ook na te gaan of de kenmerken die aaJr de bovengenoemde indeling ten grondslag liggen een rol spelen. Bij de analyse houden we voorlopig enkel rekening met de globale scores en verwaarlozen we dus de leeftijdswariabele.
3.1. De groep woorden waarvan ten minste drie vierden van de ploefpersonen de standaardtaalvariant verkiezen om die aan hun leerlingen bij te brengen, bestaat rrit: agend,a (i.p.v. dagorde), centrale aeruarnlinq (i.p.v. chauffage), gezakt (i.p.v. gebuisd), kachel (i.p.v. stoof) , kop (i.p.v. tas), rils (i.p.v. tirette), ichoorsiteen (ip.v. schouw), schrok (i.p.v. verschoot), slager (i.p.v. beenhouwer) erL stookolie (i.p.v. mazout). lnSO% of meer van de gevallen wordt ookin de volgende groep de standaardtaalvariant gekozen; aitoweg (i.p.v. of eigenlijk gelijk met autostrade),
264
R, WILLEMYNS
cijfer (i.p.v . quotering), g eadress eerde (i.p.v. bestemmelin g), ou ermacht (i.p.v. heirkracht), paraplu (i.p.v. regenscherm), stomerij (i.p.v. droogkuis), zi (i.p.v. ajuin) en z'iekenfonds (i.p.v. mutualiteit). De groep woorden waarbij de niet-standaardtaaJvariant de voorkeur geniet, delen we in twee subcategoriedn in, t.w. meer of minder dan een kwart van de gevallen (we plaatsen hier de niet-standaardtaalvariant voorop):
a) b)
confi,tuur (i.p.v. jam), dui,mspijker (i.p.v. punaise), oaersten (i.p.v. meerderen), uerwittigen (i.p.v. waarschuwen) et zakencijfer (i.p.v. omzetcijfer). gekwetst (i.p.v. gewond), koetswer* (i.p.v. carrosserie), langspeelfitm (i.p.v. avondvullende film), wisselstukken (i.p.v. reserve-onderdelen) en zetelen
(i.p.v. zitting hebben).
3.2.- Bespreking. 3.2.1. Een allereerste overweging is dat de f+dialect]-woorden duidelijk de meest Dit blijkt uit het feit, dat duidelijk als dialect ervaren woorden geen kans krijgen en ook uit het feit dat er geen enkel [+dialect]-woord aangetroflen wordt bij de niet-standaardtaalwoorden, die in tenminste 50 Vo varr de gevallen de voorkeur genieten. Dit spoort met de geringe waardering, die de proefpersonen voor dialect uitdrukken in deel twee van de enquete.
gestigmatiseerde zijn.
3.2.2.
Bij de andere
meestal als gestigmatiseerd beschouwde groep, t.w. de is de situatie iets gecompliceerder. Chauffage, mazout, mu[+Frans]-woorden, tual'iteit, quoteri,ng en tirette moeten het afleggen tegen hun [-Frans]- alternatief, dat in al die gevallen echter de norm is.Bij chauffage, mazout et tirette zal,zeker ook meegespeeld hebben, dat die ook als f*dialect] worden ervaren. Camosserie, dat wel de standaardtaalvorm is, wordt zo goed als unaniem verworpen en op grond van het pas genoemde, zou dat veeleer omwille van het f*fialect]-stigma, dan van het [+Frans]-karakter kunnen zijn. Confituzr haalt het, ondanks het [+Frans]-kenmerk op jarn, dat allicht als te vreemd (Engels?) ervaren wordt (ik vermoed dat bij las niemand nog aan het f+Frans]-kenmerk denkt). 3.2.3.
Bij de purismen kan men moeilijk een duidelijke lijn ftekkeu duimspijker, leoetswerk en wisselstukken doen het uitsteker.d, bestemmel,ing en regenscherm moeten het licht afleggen tegen geadresseerde en paraplu. Globaal genomen is er dus toch wel een voorkeur voor het purisme boven de [*Frans]standaardtaalvariant. Dus toch een aversie van het Frans?
Kennis en beuaking oan de leticale nortn
9.2.4.
De door taaltuiniers zozeet gestigmatiseerde gallicismen blijken vatr dat stigma nauwelijks hinder te ervaren. Alleen dagorde delft duidelijk het onderspit tegen agenda, maar ouersten, zakencijfer en. zetelen overvleugelen ruim hun standaardtaalconcurrenten. De vrij duidelijke voorkeur voor stomerij boven droogku'is wekt verbazing en kan ik niet direct verklaren; misschien kleeft aan droogku'is bij de proefpersonen een apert [*dialect]-etiket? IIet ziet er in elk geval naar uit dat ,,gallicisme" een criterium is dat voor de ondervraagden nauwelijks reiiel is en hen dus ook niet beroert. 3.2.5.
Hetzelfde geldt allicht voor ,,archaisme", een duidelijk studeerkamercriterium. Men moet constateren dat gekwetst, wenen en uerwi,ttigen helemaal niet als archaisch worden ervaren. Yoot heirkracht, dat het ruim tegen- ouermacht aflegt, geldt het argument ,,archar'sch" allicht wel, terwijl de eerder slechte beurt van ajuin veeleer aan het [+dialect]-karakter zal moeten worden toegeschreven.
3.3. Samenvattend kan men zeggen, dat de Brugse onderwijzers hun leerlilgen vooral voor uitgesproken dialectwoorden willen behoeden, alsook *isschien voor informeel woordgebruik zoals uit de voorkeur voor gezakt eL studentenleamer boven gebu'isd en leot magblijken. Franse woorden lijken vooral verzet op te roepen wanneer ze wel in het fialect en niet in de standaardtaal bestaan. Komen ze in die standaardtaal wel voor dan worden ze meesta.l wel, maar niet altijd, door een purisme vervangen. Tegen gallicismen daarentegen is er nauwelijks bezwaar. Algemeen gezien is er een voorkeur voor het exogene woord. De indeling in leeftijdscategorie6n tenslotte, blijkt (in deze context) zo irrelevant te zijn, dat het niet de moeite loont er een bespreking aan te wijden.
4. De jubilaris heeft zich in zijn rijkgevulde loopbaan zowel met lexicografie als met normeringsproblemen beziggehouden. Ik hoop, dat het artikel dat ik hem hierbij graag en vol vriendschap aanbied, daarom zijn interesse zal kunnen wegdragen.
Bibliograffe. GrERTs, G., Noorexs, J. & v,rrorw BroEcr, J. (1977): Opinies van Vlamingen over dialect en standaardtaal, Taal en Tongual 29, 98-140.
R. Wrr-r-prurvNs
WtlleuYus, R. (1986): Regionalismen in het Nederlands. aan
d,e
Verslagen en Med,ed,elingen
Koninhlijke Acailernie ooor Nederland,se Taal- en Letterkunde, 108-131.
WILr,eMYxs, R., (ter perse). Language Planning as an Initiator of Linguistic Change. Georgetown Rouniltable on Languages and Linguistics.