Verslag van fase 2 van het project Akkerbouw in Groen en Blauw. In het project Akkerbouw in Groen en Blauw werkt de Commissie Hoeksche Waard samen met de stichting de Hoeksche waard op de Kaart, in het kader van het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Hoeksche Waard (2007 – 2013). Het project is mede mogelijk gemaakt met financiële steun van de provincie Zuid-Holland.
Akkerbouw in Groen en Blauw fase 2
Juni 2010
Dit verslag is het resultaat van een plezierige en constructieve samenwerking tussen de projectdeelnemers: Bas Ampt Leen Ampt Cees en Cees-Jan Blaak Jaap Blok Peter Boer Huibert Breure Sytze de Bruin Marius en Jaap-Jan vd Erve Peter en Fred vd Erve Leen de Geus Schil Hage Arie-Pieter en Peter van den Hoek Leen de Jong Leen van Kampen Aad Klompe Leo Klompe Dick Kruijthoff Peter Lerink Henk Melissant Jan Meuzelaar Leon Noordam Pieter Noordzij Henk Scheele Cees Schelling Marcel Tramper Bert Visser Pieter-Hugo Visser Jeroen Willemse
Akkerbouwer, Goudswaard Akkerbouwer, Goudswaard Akkerbouwer/Loonwerker, Zuid-Beijerland Akkerbouwer, Oud-Beijerland Akkerbouwer, Klaaswaal Akkerbouwer/Loonwerker, Klaaswaal, penningmeester stichting HWodKa Wageningen Universiteit, Centrum Geo-informatie Akkerbouwers, Westmaas Akkerbouwers, Goudswaard Akkerbouwer, Mookhoek Akkerbouwer, Goudswaard Akkerbouwers, Heinenoord Akkerbouwer, Zuid-Beijerland Akkerbouwer, Mijnsheerenland Akkerbouwer, Oud-Beijerland en secretaris stichting HWodKa Akkerbouwspecialist, Geo-informatie steunpunt (GISP) Akkerbouwer, Mijnsheerenland Ingenieursbureau Lerink, Mijnsheerenland, projectleider AG&B2 Akkerbouwer, Goudswaard Tuinbouwer, Strijen Akkerbouwer, Numansdorp Akkerbouwer, Numansdorp Akkerbouwer, ’s Gravendeel, voorzitter stichting HWodKa Akkerbouwer, Strijen Bedrijfsleider PPO-Westmaas Akkerbouwer, Numansdorp Akkerbouwer, Zuid-Beijerland Specialist Akkerbouw, DLV-PLant
en de opdrachtgever, in de persoon van: Mellany Vonk
Projectleider Groen/Blauw, Commissie Hoeksche Waard
Een digitale versie van dit verslag, en de literatuur waarnaar verwezen wordt, kan worden opgevraagd bij het secretariaat van de stichting HWodKa via
[email protected]. Onderdelen uit dit verslag mogen vermeerderd worden met bronvermelding © hwodka 2010.
2
Voorwoord De Hoeksche Waard, een prachtig gebied om te wonen, te werken en te recreëren in de nabijheid van de Randstad. Maar vooral een gebied waar de akkerbouw een grote rol speelt. Agrariërs telen er vele diverse gewassen op de vruchtbare grond en bewoners en recreanten genieten van het wisselende schouwspel op de akkers. Naast de taak om voedsel te produceren zal de landbouw van nu ook gaan voldoen aan de groeiende wens vanuit de samenleving om het landschap te beleven, liefst gecombineerd met het beperken van de teruggang van de biodiversiteit. De akkerbouwers in de Hoeksche Waard zijn aan de slag gegaan met deze opdracht. In de reeds afgeronde eerste fase van het project Akkerbouw in Groen en Blauw is vooral gepoogd om ruimte te creëren op de akkerbouwpercelen ten behoeve van een groen-blauw netwerk. Draagvlak bij de boeren is onmisbaar en uiteraard de ontwikkeling van groen-blauwe diensten die financieel kunnen concurreren met het huidige gebruik van de ruimte. Een financieel sterke sector is van belang voor behoud van het landschap en geeft ruimte om innovatieve ideeën voor landschapsbeleving en recreatie uit te voeren. Voor u ligt nu het verslag van de tweede fase van het project Akkerbouw in Groen en Blauw. Met behulp van moderne technieken is het mogelijk om de diverse functies van de ruimte op een goede manier te integreren. Een grote groep boeren in de Hoeksche Waard doet ervaring op met GAOS, een optimalisatieprogramma voor het inrichten van percelen waardoor er naast efficiënte landbouw ruimte is voor groen-blauwe diensten. Om samenwerking tussen betrokken partijen mogelijk te maken is standaardisatie nodig. Dat is de uitdaging waar we nu voor staan. Uiteindelijk moet dit leiden tot het realiseren van de echte waarde die het nieuwe landschap gaat opleveren. Dit project laat zien wat de mogelijkheden zijn als boeren op een inventieve wijze met de ruimte omgaan. De opbrengst van deze inspanningen kan een hoogwaardige landbouw zijn in een plezierig en waardevol landschap! Henk Scheele Voorzitter stichting de Hoeksche Waard op de Kaart
3
Samenvatting en conclusies
In het gps-tijdperk is het mogelijk om de bewerkingen op een perceel cm-nauwkeurig te plannen en uit te voeren. De planning bestaat uit een set werklijnen die door trekkers, uitgerust met satelliet trekkerbesturing (STB), automatisch gevolgd kunnen worden. STB-systemen kunnen zelf de werklijnen maken, zij gebruiken daarbij een zijde van een perceel als referentielijn. De zijde wordt daartoe eerst ingemeten met de STB door die zijde met handmatige besturing te volgen. De werklijnen worden door de bestuurder, in de trekkercabine, met de STB-boordcomputer gecreëerd en opgeslagen. Deze werkwijze lijkt op de werkwijze uit het pré-gps tijdperk en is vooral geschikt voor percelen waarvan de volledige oppervlakte benut wordt voor één functie (teelt van een cultuurgewas). Hst. 5.
Het doel van het project Akkerbouw in Groen en Blauw (AG&B) van de Commissie Hoeksche Waard (CieHW) in samenwerking met de stichting De Hoeksche Waard op de Kaart (HWodKa) is om een bijdrage te leveren aan het ontstaan van een duurzaam fijnmazig groenblauw netwerk (gb-netwerk). Het gb-netwerk is onderdeel van een gebiedsontwikkelingsplan van CieHW voor het Nationaal Landschap Hoeksche Waard (Structuurvisie Hoeksche Waard, CieHW 2008). Het concept gb-netwerken (vgl. gelijksoortige initiatieven in Utrecht, Overijssel en Noord Brabant) biedt uitkomst om een duurzame gebiedsontwikkeling handen en voeten te geven1. Hst. 1.
Het gps-tijdperk maakt het ook mogelijk om de inrichting van een perceel te optimaliseren. Dit is een interessante optie wanneer men een perceel wil samenstellen uit verschillende oppervlakte-elementen met verschillende functies. Van deze mogelijkheid wordt gebruik gemaakt in het project AG&B bij de indeling van een perceel in een cultuur- en een natuurakker. De functie van de natuurakker, als onderdeel van een fijnmazig groenblauw netwerk, is het leveren van groenblauwe diensten. In AG&B wordt gebruik gemaakt van de allernieuwste technieken om op een intelligente manier ruimte te creëren voor het beoogde gb-netwerk. Hst. 5.
AG&B omvat drie thema’s: • het creëren van ruimte voor het gb-netwerk (AG&B1; 2008 – 2009); • het benutten van de ruimte voor gb-diensten (AG&B2; 2009 – 2010); • het integreren van gb-ruimte en gb-diensten tot een gb-netwerk (AG&B3; 2010 – 2013). In Nationaal Landschap Hoeksche Waard (NLHW) bestaat het grofmazig gb-netwerk uit dijken en kreken. Het fijnmazig gbnetwerk wordt voornamelijk gevormd door bermen, sloten, taluds en, sinds een aantal jaren, akkerranden cq agroranden. Een ecologisch en economisch robuust grof- en fijnmazig netwerk moet ongeveer 1.500 ha innemen2. Dit vergt dan ongeveer 3 à 4% van het akkerbouwareaal in de Hoeksche Waard (14.000 ha). Hst. 1.
In het kader van AG&B is door Wageningen Universiteit en Alterra een optimaliseringsprogramma ontwikkeld, genaamd GAOS (geo-akker-optimalisatie-service). GAOS berekent de optimale indeling van een perceel in een cultuur- en een natuurakker, gegeven de geometrie van het perceel, bepaalde wensen van de perceelbeheerder, de werkbreedte van werktuigen en kosten en baten van akkercultuur en –natuur. De output van GAOS wordt akkerplan genoemd. Akkerplan is een geografische weergave van de indeling van een perceel in een cultuur- en één of meer natuurakkers. Akkerplan bevat zeer waardevolle geo-informatie voor de perceelbeheerder en voor instanties belast met de handhaving van regelgeving inzake grondgebruik (Dienst Regelingen LNV, waterschappen, gb-loket). GAOS kan akkerplan als .kml bestand visualiseren m.b.v. Google Earth. Hst. 5.
Het AG&B-concept beoogt instrumenten te leveren voor het integreren van gb-diensten in de gangbare agrarische bedrijfsvoering. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de meest moderne hulpmiddelen op het gebied van GIS (geografische informatie systemen), gps, en mobiel internet. De technieken zijn bedoeld voor management op basis van intensief gebruik van geo-informatie, d.w.z. plaatsgebonden informatie. Hst. 2. Het integreren van onderdelen van een gb-netwerk in de bedrijfsvoering op perceelschaal is niet eenvoudig. De interactie betreft de ruimte claim, de verschillende bewerkingen t.b.v. aanleg, onderhoud en oogst, en de wisselwerking tussen cultuurgewas en natuurgewas. Hst. 3.
Het planmatig optimaliseren van de indeling van een perceel in een cultuurakker en één of meer natuurakkers heeft als voordeel voor de cultuurakker dat de geometrie van de cultuurakker (nettoperceel genaamd) beter afgestemd wordt op de rijenafstanden van cultuurgewassen en werkbreedtes van werktuigen. Hierdoor worden inputs (tijd, energie, plantgoed, nutriënten en middelen voor gewasbescherming) efficiënter en effectiever benut en wordt het milieu gespaard. Het voordeel voor de natuurakker is, dat akkernatuur ondanks zijn bescheiden schaalgrootte als volwaardige economische activiteit bij het perceelmanagement betrokken wordt. Voorts is sprake van een volledig transparante en cm-nauwkeurige scheiding van beide beheervormen. Hst. 5
Het projectplan voor AG&B2 voorzag in het ontwerp van 3 gb-diensten. Voor NLHW geldt, dat deze diensten relatief veel waarde moeten vertegenwoordigen om te kunnen concurreren met het gangbare grondgebruik. Deze toegevoegde waarde kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door te streven naar multifunctionaliteit (ten bate van biodiversiteit, beleving en beheer) en naar gb-diensten met bijbehorende regelgeving die voor een akkerbouwer directe voordelen opleveren, zoals FABranden (Functionele Agrobiodiversiteit) en de mogelijkheid voor incidentele berijding t.b.v. scouting en onderhoud. Hst. 4.
4
Bij gebleken draagvlak voor het innovatieve AG&B-concept voor het faciliteren van de ontwikkeling van gb-netwerken buiten NLHW strekt een stimulerende rol van de ministeries van LNV en VROM tot aanbeveling. Hst. 6.
Voor de optimalisatie van de perceelindeling is nauwkeurige informatie nodig over de geometrie van het perceel. In AG&B werd geconcludeerd dat deze informatie niet beschikbaar is. In AG&B wordt een nieuwe methode toegepast voor het cm-nauwkeurig inmeten van de bewerkbare oppervlakte van een perceel, brutoperceel genaamd. Bij deze methode wordt gebruik gemaakt van een quad die is voorzien van een STBsysteem. In AG&B zijn 165 percelen op een dergelijke wijze ingemeten. Voor het communiceren van geo-informatie over de perceelgeometrie, of delen daarvan, zoals de natuurakker en andere landschapselementen, is dringend behoefte aan een standaard uitwisselingsformaat. Hst. 5.
De Nederlandse Catalogus Groen Blauwe Diensten (CGBD) is een nuttig instrument voor het bepalen van de maximale hoogte van betalingen uit publieke middelen. De CGBD is niet geschikt voor de berekening van de werkelijke kosten en opbrengstderving van en door natuurakkers omdat: • de werkelijke kosten en opbrengstderving onderschat worden; • de meerkosten wegens variabele breedte niet verdisconteerd kunnen worden; • sommige maatregelen (zoals schoffelen) niet in de CGBD zijn opgenomen. Hst. 6.
Het AG&B-concept beschouwt de natuurakker als een landschapselement dat deel uit maakt van het gb-netwerk in het agrarisch cultuurlandschap. In een later stadium van het project voorziet AG&B in het verbinden van de landschapselementen natuurakker, talud, sloot en berm t.b.v. een integraal beheer. Voor het beheren van deze landschapselementen wordt dezelfde systematiek beoogd als voor de natuurakker. Hst. 6.
Aan AG&B2 werd door 24 akkerbouwers deelgenomen en is bij 20 akkerbouwers op evenzoveel percelen in totaal 9,0 ha akkernatuur aangelegd. Er werden 3 NLHW gb-diensten ontworpen en toegepast. De deelnemers kwamen 6 maal bijeen voor overleg en evaluatie. Hst. 6.
Akkerplan vormt een ruimtelijke referentie voor de cmnauwkeurige uitvoering van bewerkingen op de cultuur- en natuurakker. Daartoe voorziet GAOS in het ontwerp van gps-referentielijnen voor bewerkingen van de oppervlakte elementen binnen de cultuurakker (d.w.z. de rompakker en de kop- en zijakkers)3 en voor verschillende typen bewerkingen4. De referentielijnen kunnen worden geëxporteerd naar STB-systemen van twee leidende merken (SBGuidance en Geometius-Trimble) die deelnemen in het project. Voor het communiceren van de referentielijnen is dringend behoefte aan een standaard uitwisselingsformaat. Hst. 6. De uitvoering van akkerplan vereist de beschikbaarheid van STB. De investering in STB wordt door de deelnemers aan AG&B nog niet rendabel geacht, maar wel perspectiefvol bij continuering van bedrijfsvoering op langere termijn. Hst. 6. De indeling van een perceel volgens het AG&B-concept behoort tot de verantwoordelijkheden van de perceelbeheerder en dient om praktische redenen voor aanvang van het teeltseizoen plaats te vinden en beschikbaar te zijn voor een uitvoerder met een willekeurig STB-systeem. GAOS, als web-applicatie voor de office-computer, voldoet (deels) aan deze eis. Er zijn momenteel geen commerciële partijen die deze dienst bieden. Hst. 6.
Groen-blauwe netwerken in duurzame gebiedsontwikkeling, Paul Opdam, Habiforum, Wageningen Universiteit, augustus 2009. 2 Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse groenblauwe dooradering Hoeksche Waard (Ecorys, Witteveen en Bos, 2007). 3 GAOS voorziet nog niet in het ontwerpen van referentielijnen voor een natuurakker. 4 De huidige versie van GAOS levert geen of nog geen bruikbare optimalisatie voor percelen met een complexe geometrie. 1
De toepassing van het prototype van GAOS werd intensief begeleid door GISP (geo-informatie steunpunt). GISP speelt een belangrijke rol als intermediair bij het ‘naar de akker brengen’ van op wetenschappelijk niveau ontwikkelde kennis en instrumenten en bij het formuleren van praktijkwensen ten behoeve van wetenschappers. Hst. 6.
5
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11
DE SAMENHANG
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
DOEL, WEG, MIDDELEN, HINDERNISSEN EN ZIJWEGEN
Nationaal Landschap Hoeksche Waard Kernkwaliteiten van het Hoekschewaards landschap Fijnmazig netwerk groenblauwe dooradering Akkerranden, agroranden en natuurakkers Bottom-up met de stichting HWodKa Naar een integraal beheer van het agrarisch cultuurlandschap AG&B in fasen; AG&B1 AG&B2 AG&B3 AG&B in nationale en internationale context Kortom
8 8 8 8 8 10 10 10 12 12 12 14 15 15 15 15 15 15
Doel Weg Middelen Hindernissen Zijwegen
6
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
DE 0-SITUATIE
16 16 16 16 16 16 18 22
4 4.1 4.2
VAN DE 0- NAAR DE T-SITUATIE; GROENBLAUW NETWERK EN GROENBLAUWE DIENSTEN
5 5.1 5.2 5.3
VAN DE 0-SITUATIE NAAR DE T-SITUATIE; RUIMTE VOOR GB-DIENSTEN MET GAOS
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
DE T-SITUATIE IN AG&B2
Naar een praktijkvoorbeeld: het beheer van perceel PBC Werkzaamheden op en rondom perceel PBC De teeltvrije zone met een zachte grens De inrichting van PBC in het pré-gps tijdperk De inrichting van perceel PBC in het gps-tijdperk Aanleg en onderhoud natuurakkers Conclusie
Van een gb-netwerk naar gb-diensten Toetsing NLHW gb-diensten aan Catalogus Groenblauwe Diensten
Ruimte voor gb-diensten door een optimale inrichting van percelen GAOS: Geo-Akker-Optimalisatie-Service De procedure
24 24 25 26 26 26 27 32 32 32 33 36 37
9 ha akkernatuur GB-diensten GAOS Catalogus Groenblauwe diensten GI-communicatie ofwel geo-ICT
7
1 1.1
De samenhang
1.3
Nationaal Landschap Hoeksche Waard
De Hoeksche Waard is één van de 20 regio’s die door de Tweede Kamer bij de behandeling van de Nota Ruimte (VROM, 2006) zijn benoemd tot Nationale Landschappen, de `visitekaartjes van het Nederlandse platteland’. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van Nationale Landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk versterkt worden. Door het Rijk is op hoofdlijnen aangegeven wat de karakteristieke kernkwaliteiten zijn van de Nationale Landschappen. De provincies zijn verantwoordelijk voor het uitwerken van het nationale beleid. Via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) stelt het Rijk middelen beschikbaar voor de financiering daarvan. Om aanspraak te maken op deze middelen hebben de provincies uitvoeringsprogramma’s opgesteld waarin het beleid vertaald is naar concrete projecten voor de afzonderlijke nationale landschappen (www.nationalelandschappen.nl). 1.2
Fijnmazig netwerk groenblauwe dooradering
Het project Akkerbouw in Groen en Blauw, kortweg AG&B, heeft betrekking op pijler 3. Het doel van pijler 3 is het versterken van de landschappelijke kwaliteiten en het bevorderen van biodiversiteit door het versterken van het grofmazig netwerk (dijken en kreken) met een fijnmazig netwerk van natuur: de groenblauwe dooradering. De groenblauwe dooradering wordt gesitueerd langs dijken, kreken (kreekoevers), akkers (akkerranden), watergangen (sloottaluds) en wegen (bermen). Het fijnmazig netwetwerk gb-dooradering is onderdeel van het Ontwerp Ruimtelijk Plan in de Structuurvisie Hoeksche Waard, fase 2 (CieHW, 2008). In het rapport Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse groenblauwe dooradering Hoeksche Waard (Ecorys, Witteveen en Bos, 2007) wordt het project ‘Groenblauwe dooradering’ een uniek project genoemd. ‘Nog nooit heeft men zich op deze schaal zo intensief beziggehouden met het creëren van duurzame landbouw gecombineerd met landschappelijke kwaliteiten’. In het rapport wordt geconcludeerd, dat de benodigde investeringen zich (indirect) terugverdienen in de stijging van de waarde van het onroerend goed en toegenomen bestedingen in de toeristische sector. Verevening is een belangrijk aspect bij verwezenlijking van een gb-netwerk omdat kosten en opbrengsten aan verschillende partijen toekomen.
Kernkwaliteiten van het Hoekschewaards landschap
In de Nota Ruimte zijn voor de Hoeksche Waard drie kernkwaliteiten benoemd: de openheid, het polderpatroon en het reliëf in de vorm van dijken en kreken. De landbouw (18.000/ 27.500 ha) en m.n. de akkerbouw (14.000 ha) wordt gezien als de belangrijkste drager van het Hoekschewaards landschap. Het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Hoeksche Waard 2007 – 2013 (Provincie Zuid Holland, 2007) is gericht op ‘behoud door ontwikkeling’ van genoemde kernkwaliteiten. De Commissie Hoeksche Waard (CieHW; samenwerkingsverband van de vijf gemeenten in de Hoeksche Waard op het gebied van ruimtelijke ordening en inrichting, natuur en landschap, toerisme en recreatie, volkshuisvesting, economie en infrastructuur) wil de kernkwaliteiten ontwikkelen door uitwerking van 7 pijlers: 1. grofmazig netwerk groenblauwe dooradering: kreekontwikkeling; 2. grofmazig netwerk groenblauwe dooradering: dijken ontwikkeling; 3. fijnmazig netwerk groenblauwe dooradering: biodiversiteit langs akkerbouwpercelen, watergangen en wegbermen; 4. toegankelijk maken van het Nationaal Landschap de Hoeksche Waard; 5. cultuurhistorische kwaliteit behouden en versterken; 6. marketing en promotie Nationaal Landschap Hoeksche Waard 7. monitoring en evaluatie van landschappelijke kwaliteiten. De pijlers 1 t/m 3 zijn inhoudelijk afgeleid van het Biodiversiteits-Actie-Programma Hoeksche Waard (BAP-HW 2005 – 2010) onder regie van VROM en PZH en in samenwerking met CieHW en Waterschap Hollandse Delta (WSHD).
1.4
Akkerranden, agroranden en natuurakkers
Akkerranden vormen een belangrijk onderdeel van het beoogde fijnmazig netwerk. Met een akkerrand wordt in deze context gedoeld op een strook grond aan de rand van een akker, die in cultuur gehouden wordt voor de teelt van akkerbouwgewassen, maar die tijdelijk gebruikt wordt voor het telen van een vegetatie ten behoeve van biodiversiteit en/of landschap, zoals gras/kruiden en veldbloemen. De term ‘akkerranden’ (Akkerrandenregeling Hoeksche Waard, 2005 - 2007) is in de afgelopen jaren vooral gebruikt in relatie tot maatregelen die bijdragen aan het realiseren van de KRWdoelstellingen (Kaderrichtlijn Water) naar het voorbeeld van ‘Actief Randenbeheer Brabant’ van het Waterschap Brabantse Delta. In de praktijk worden deze akkerranden dan ook altijd langs watervoerende sloten aangelegd. De akkerbouwers krijgen een vergoeding voor elke strekkende meter akkerrand die tijdelijk uit productie wordt genomen en voor het werk dat volgens geldende regelingen uitgevoerd moet worden. De regelingen schrijven een minimale breedte van de akkerrand voor, gerekend vanaf de insteek van de sloot. De vergoedingen voor grondonttrekking en extra werk hebben geen betrekking op de teeltvrije zone volgens het Lozingenbesluit WvO. Bijna gelijktijdig met de Akkerrandenregeling HW werd het eerste landelijke project LTO-Functionele Agro Biodiversiteit (LTO-FAB, 2006) in de Hoeksche Waard uitgevoerd. In dit project werd een 400 ha groot akkerbouwgebied ingericht met
8
Afb. 2. De drie kernkwaliteiten van het agrarisch cultuurlandschap in de Hoeksche Waard: de openheid, het polderpatroon en het reliëf in de vorm van dijken en kreken.
Afb. 1. Het eiland Hoeksche Waard met het grofmazig netwerk van dijken (groen) en kreken (blauw). Topografische ondergrond © Topografische Dienst Kadaster, Emmen.
Afb. 3. Een stukje akkerrand, onderdeel van een fijnmazig netwerk groenblauwe dooradering.
9
een fijnmazig netwerk van bloemrijke randen langs en over (beetlebanks) akkers. De ‘F’ van FAB had vooral betrekking op natuurlijke plaagonderdrukking. Met dit aansprekende project is het begrip ‘FAB’ stevig verankerd in de Hoeksche Waard.
eerdergenoemde BAP-HW. In het plan De Hoeksche Waard op de Kaart staat een integraal beheer van ruimtelijke elementen in het agrarisch cultuurlandschap centraal. Integraal beheer vergt veel uitwisseling van informatie tussen betrokken partijen. Voor informatie met een ruimtelijke component is de term geo-informatie (GI) van toepassing. GI en GIS (Geografisch Informatie Systeem) voor het verzamelen, bewerken, presenteren en uitwisselen van GI en plaatsbepaling en navigatie m.b.v. gps zijn sleutelbegrippen in dit plan. Onder ‘integraal beheer’ wordt o.a. verstaan het in samenhang en samenwerking (akkerbouwer, agrarische natuurvereniging, waterschap, loonwerker) aanleggen en onderhouden van sloottalud en akkerrand ten bate van landschap en biodiversiteit. De waarde van een integrale benadering wordt genoemd in bijvoorbeeld WOT-rapport 76 Kwaliteit van het landelijk gebied in drie Nationale Landschappen (WUR, 2008).
In Pilotproject Regeling Agroranden 2008 – 2013, de opvolger van de Akkerrandenregeling 2005 – 2007, is aan de functie ‘verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater’ de functie ‘verbetering van agrobiodiversiteit’ toegevoegd. Om deze multifunctionaliteit te accentueren werd de nieuwe naam ‘agrorand’ geïntroduceerd. Omdat `agrorand’ en ‘akkerrand’ verbonden zijn met bestaande regelingen, is in het project AG&B gekozen voor een nieuwe benaming: natuurakker. Met natuurakker wordt een deel van een akkerbouwperceel bedoeld, dat tijdelijk gebruikt wordt voor het versterken van de landschappelijke kwaliteiten en vergroting van biodiversiteit. Bij aanvang van het project werden geen voorwaarden aan vorm en afmetingen en beheer gesteld.
1.7
In navolging van ‘natuurakker’ werd de term ‘cultuurakker’ geïntroduceerd voor het deel van een akkerbouwperceel dat in gebruik is voor de teelt van een cultuurgewas. Het ligt voor de hand dat binnen de looptijd van het project AG&B (2008 – 2013) akkerranden, agroranden en natuurakkers ‘organisch’ in elkaar overgaan. 1.5
AG&B in fasen; AG&B1
Het doel van pijler 3 van het Uitvoeringsprogramma is, zoals gezegd, het versterken van de landschappelijke kwaliteiten en het bevorderen van biodiversiteit door het versterken van het grofmazig netwerk (dijken en kreken) met een fijnmazig netwerk van natuur: de groenblauwe dooradering. Daartoe omvat het project AG&B drie thema’s: • het creëren van ruimte voor het gb-netwerk (fase 1; 2008 – 2009); • het benutten van de ruimte voor gb-diensten (fase 2; 2009 – 2010); • het integreren van gb-ruimte en gb-diensten tot een gb-netwerk (fase 3; 2010 – 2013).
Bottom-up met de stichting HWodKa
Het onttrekken van grond op perceelschaal leidt tot schaalverkleining, met bedrijfseconomische nadelen die groter zijn dan de voordelen bij een even grote schaalvergroting. Het introduceren van een ‘natuurgewas’ met een nog onbekende wisselwerking met het cultuurgewas is ook niet bemoedigend. Hetzelfde geldt voor de administratieve lastenverzwaring. Kortom, natuurakkers ontstaan niet van zelf (zie ook de conclusies in het rapport Landbouw in Nationale Landschappen – Perspectief grondgebonden landbouw als drager van het cultuurlandschap; MNP Rapport 500074004/2007).
In het eerdergenoemde rapport MKBA (Ecorys, Witteveen en Bos, 2007) wordt geconcludeerd, dat 1.500 ha ruimte nodig is voor een ecologisch en economisch effectief fijnmazig gb-netwerk. Volgens de stichting HWodKa kan de akkerbouwsector een deel van deze ruimte creëren door een ruimtelijke optimalisatie van het grondgebruik op perceelniveau. Het doel van de ruimtelijke optimalisatie is, om een perceel met een gegeven geometrie zodanig in een cultuurakker en één of meer natuurakkers onder te verdelen, dat het saldo maximaal is, gegeven de kosten en opbrengsten van akkercultuur en –natuur.
Voor draagvlak in de akkerbouwsector in de Hoeksche Waard heeft CieHW bij de uitvoering van het eerder genoemde Uitvoeringsprogramma NLHW gekozen voor een bottom-up benadering. Daarvoor is toenadering gezocht tot de stichting De Hoeksche Waard op de Kaart (HWodKa). De stichting HWodKa is in 2005 opgericht door innovatieve akkerbouwers, met als doel om bij te dragen aan het behoud van het agrarisch cultuurlandschap door vernieuwing.
De hoofdonderwerpen van AG&B1 (2008 – 2009) waren: • het inwinnen van de geometrie van akkerbouwpercelen; • het ontwerp van een ruimtelijk optimalisatieprogramma t.b.v. de indeling van een akkerbouwperceel in een cultuurakker en één of meer natuurakkers; • het aanleggen van cultuurakkers en natuurakkers op praktijkschaal.
1.6 Naar een integraal beheer van het agrarisch cultuurlandschap
Inhoudelijk is dit project in grote lijnen gebaseerd op het plan De Hoeksche Waard op de Kaart (dec. 2005) dat de stichting HWodKa heeft opgesteld in het kader van het
10
Afb.4. Snorzweefvlieg op een korenbloem. De snorzweefvlieg is één van de belangrijkste natuurlijke belagers van bladluizen in akkerbouwgebieden (Functionele Akkerranden, LTO-FAB II, Paul van Rijn et al. 2010).
Afb. 5. De banner van de stichting HWodKa heeft al op veel plaatsen gestaan.
Afb. 6. Gefaseerd taludonderhoud geeft een minder drastische aantasting van de leefomgeving van insecten, vogels en andere taludbewoners. Een voorbeeld van integraal beheer.
11
Het resultaat van de ruimtelijke optimalisatie van een akkerbouwperceel wordt `akkerplan’ genoemd. Akkerplan bevat een schat aan geo-informatie voor aanleg, onderhoud en handhaving van de cultuur- en de natuurakker, zoals: • de meest nauwkeurige informatie over de geometrie van een perceel die thans beschikbaar is; • een optimale en cm-nauwkeurige indeling van het perceel in een cultuurakker en één of meerder natuurakkers, inclusief de oppervlaktes. Een voorbeeld van een ruimtelijke optimalisering wordt in afb. 7. getoond.
1.8
AG&B2
In AG&B2 (2009 – 2010) wordt verder geborduurd aan de ontwikkeling van het fijnmazig groenblauw netwerk. In het kort werden de volgende doelen gesteld: - het vergroten van het draagvlak door een uitbreiding van 7 naar 20 deelnemers; - het ontwikkelen van 5 NLHW (Nationaal Landschap Hoeksche Waard) gb-diensten; - het ontwikkelen van een web-applicatie van het optimaliseringsprogramma. In dit verslag zal nader ingegaan worden op de 0- en T-situatie aan respectievelijk het begin en het eind van AG&B2.
Akkerplan doet dienst als nieuwe ruimtelijke referentie voor het perceelbeheer en voor de uitvoering van de werkzaamheden op een perceel. De waarde van akkerplan voor het perceelbeheer wordt elders in dit verslag toegelicht. De betekenis van akkerplan voor de uitvoering wordt duidelijk door het vooruitzicht, dat op korte termijn het merendeel van de voertuigen (trekkers, zelfrijdende werktuigen) voor bewerkingen in het agrarisch cultuurlandschap uitgerust zijn met een cm-nauwkeurig satelliet-navigatiesysteem, gebaseerd op RTK gps (een nauwkeurige versie van gps). Dit geldt niet alleen voor bewerkingen op de cultuurakker, maar ook voor de natuurakker, het talud, bermen, dijken en natuurgebieden.
1.9
AG&B3
In de eerste fase van AG&B3 (2010 – 2013) is het plan om sloot en talud bij de natuurakker te betrekken door en voor een meer integraal beheer. Hierdoor kunnen natuurakker, talud en sloot een meer samenhangend en waardevoller ecosysteem vormen. Tevens wordt in fase 3 de bodem bij het thema agrobiodiversiteit betrokken. De uitbreiding van boven- naar ondergrondse FAB is essentieel bij een transitie naar duurzame landbouw (zie ook: Beleidsevaluatie LNV/VROM Functioneel gebruik van biodiversiteit in de landbouw – Terugblikken en vooruitzien; 2009). De bodem past goed bij AG&B omdat bij de inrichting en het beheer van akkerbouwpercelen volgens AG&B rekening kan worden gehouden met plaatsspecifieke kwaliteiten van de bodem.
In AG&B1 lag dus de nadruk op het, op een slimme manier planmatig creëren van ruimte op akkerbouwpercelen ten behoeve van het gb-netwerk. Aan AG&B1 namen 7 akkerbouwers deel.
1.10 AG&B in nationale en internationale context
Tot dusver is het project AG&B besproken in een regionale context. Hierna zal nader ingegaan worden op de nationale en internationale context. In vervolg op het RLG-advies Publieke belangen (Raad voor het Landelijk Gebied (november 2007) en het SER-advies Waarden van de landbouw (mei 2008) heeft het kabinet in een notitie (Houtskoolschets Europees Landbouwbeleid 2020; november 2008) aangegeven welke accenten Nederland zal leggen bij de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) dat in 2013 op de Europese agenda staat. Deze accenten omvatten: • versterking van de marktgerichtheid in combinatie met; • verduurzaming van de productie en; • koppeling van de productie aan maatschappelijke waarden. In de beoogde transitie naar een meer duurzame, concurrerende en maatschappelijk verantwoorde landbouw krijgt multifunctionele biodiversiteit en m.n. FAB een belangrijke rol toebedeeld. De relevantie van het project AG&B behoeft hier geen toelichting.
Eén van de conclusies van AG&B1 was, dat de grote waarde van betrouwbare en nauwkeurige informatie over de perceelgeometrie nog niet algemeen onderkend wordt. Deze waarde geldt niet alleen voor de handhaving van allerlei regelingen, maar ook voor praktisch alle werkzaamheden die op het perceel plaatsvinden. Er is zelfs nog geen standaard om de perceelgeometrie uit te kunnen wisselen tussen verschillende GIS-applicaties van bijvoorbeeld Dienst Regelingen van LNV, waterschappen, agrarische natuurverenigingen, bedrijfsmanagementsystemen, afnemend en toeleverend bedrijfsleven en instellingen die zich met monstername, keuringen, certificeringen, etc. bezighouden. Het ontbreken van een uitwisselingsstandaard geldt ook voor de referentielijnen voor trekkers met een navigatiesysteem van verschillende merken. De resultaten van AG&B1 zijn samengevat in het verslag Akkerbouw in Groen en Blauw (juni 2009) en in een wetenschappelijk artikel Spatial optimisation of cropped swaths and field margins using GIS (de Bruin et al. 2009; Computers and Electronics in Agriculture 68, p185-190).GAOS, Spatial Optimisation Of Crop And Nature Within Agricultural Fields (de Bruin et al. 2010) is geselecteerd voor een mondelinge presentatie op de AGEng 2010 Conferentie in Clermont-Ferrand (sep. 2010).
Ongeveer gelijktijdig met de publicatie van de Houtskoolschets verscheen het rapport Landschap verdient beter van de Taskforce Financiering Landschap Nederland (november 2008). In dat rapport wordt o.a. geconcludeerd, dat op termijn rendabele agrarische bedrijven de beste ‘hoeders’ van de continuïteit van agrarische landschappen zijn.
12
Afb. 7. De indeling en inrichting van een perceel aan de Bommelskoussedijk in Klaaswaal. In het akkerplan markeren de gele lijnen werkgangen voor gewasbescherming op de cultuurakker; de groene lijnen en vlakken worden geëxploiteerd als natuurakkers. In deze afbeelding is het akkerplan geprojecteerd op een luchtfoto.
Afb. 8. Ook bij bermbeheer kan gps-plaatsbepaling in combinatie met gps-navigatie veel bijdragen aan de effectiviteit en de efficiency van de bewerking.
13
De Taskforce acht de provincies regieverantwoordelijk voor het organiseren van vraag en aanbod van gb-diensten, inclusief de benodigde maatregelen en financiering. AG&B houdt zich bezig met de aanbod-zijde van gb-diensten. AG&B beoogt ondermeer de individuele akkerbouwer kennis en gereedschap te geven voor het aanbieden van gb-diensten. In het najaar van 2009 heeft CieHW op verzoek van de stichting HWodKa het initiatief genomen om middelen in te zetten voor het ontwikkelen van de vraag-zijde, met ondersteuning van de Dienst Landelijk Gebied (DLG). De Verenigde Naties hebben 2010 uitgeroepen als het jaar van de biodiversiteit. Biodiversiteit is een begrip dat te pas en te onpas wordt gehanteerd om ontwikkelingen te stimuleren dan wel te ontmoedigen. In dat opzicht is biodiversiteit een waardige opvolger van het begrip duurzaamheid. Iets minder bekend is het begrip bodembiodiversiteit. Het rapport Prioritaire gebieden in de Kaderrichtlijn Bodem handelt over belang van bodembiodiversiteit en ecosystemen (VROM Rapport 607370001/2009, Rutgers et. al). In het rapport wordt een verband gelegd tussen bodembiodiversiteit, het organische stofgehalte en verdichting. Er wordt voorzichtig geconcludeerd dat een afname van het organische stofgehalte en een toename van de dichtheid als gevolg van intensief bodemgebruik tot een afname van de bodembiodiversiteit leidt en heeft geleid. Uit discussies met akkerbouwers uit de Hoeksche Waard blijkt, dat bodembiodiversiteit voor hen een abstract begrip is. Zij geven in diezelfde discussies echter ook aan, dat het hen steeds meer moeite kost om de bodem zijn ecosysteemdiensten, zoals agrarische productie en waterberging, optimaal te laten vervullen. Het is te simpel om te veronderstellen dat alle maatregelen ten gunste van bodembiodiversiteit ook voordelig zijn voor de ecosysteemdienst `agrarische productie’ . Voor een positieve associatie kan het echter nuttig zijn om de term `functionele bodembiodiversiteit’ te introduceren (FBB), in navolging van FAB. Gemeenschappelijke belangen kunnen van nature verschillende partijen tot waardevolle initiatieven bewegen. FBB zal in AG&B3 nader inhoud krijgen. Bij FAB wordt vaak naar de Hoeksche Waard verwezen. Het streven is om de kracht van de samenwerkende partijen in de Hoeksche Waard ook te benutten voor Functionele Bodembiodiversiteit. 1.11 Kortom
Dat het project Akkerbouw in Groen en Blauw een plek krijgt in de Hoeksche Waard is geen toevallige samenloop van omstandigheden, maar meer een gevolg van een gemeenschappelijk gedragen visie, bereidheid tot samenwerking en daadkracht. Misschien wel dezelfde kenmerken die ooit tot het ontstaan van de Hoeksche Waard hebben geleid.
14
2 Doel, weg, middelen, hindernissen en zijwegen 2.1
de motor gescheiden. Het dashboard wordt zichtbaar gemaakt op een lokale pc via een internetverbinding met een server. De motor bevindt zich op de server. Een voordeel van een webapplicatie t.o.v. een pc-applicatie is, dat de programmatuur gemakkelijk vernieuwd kan worden (upgrading). Dat is een nuttige eigenschap voor een programma dat nog in ontwikkeling is. Het ontwerp van het dashboard en de hosting van de webservice is ondergebracht bij ALTERRA, Research Instituut voor de Groene Ruimte, afdeling Centrum voor Geo-informatie. De verdere ontwikkeling van de motor van het optimalisatieprogramma is uitgevoerd door Wageningen Universiteit, Centrum voor Geo-informatie. Eén van de ontwerpeisen was, dat de output van het programma overdraagbaar is naar satelliet-trekker-besturingssystemen (STB-systemen) van verschillende merken en dat het resultaat zichtbaar en uitwisselbaar gemaakt moet kunnen worden met Google Earth.
Doel
Het doel van AG&B2 is het creëren van natuurakkers met gbdiensten bij 20 deelnemers t.b.v. de ontwikkeling van een fijnmazig netwerk gb-dooradering in de Hoeksche Waard, ofwel de gewenste toekomst-situatie (T-situatie). 2.2
Weg
De weg naar het doel begint bij een beschrijving van het vertrekpunt, ofwel de 0-situatie. De 0-situatie is in feite de T-situatie van AG&B1. In AG&B1 is met behulp van een daartoe ontwikkelde ruimtelijke optimaliseringsmethode bij drie deelnemers ruimte gecreëerd voor natuurakkers. Deze natuurakkers werden daarna ingezaaid met een natuurgewas. In hoofdstuk 3 `0-situatie’ wordt een overzicht gegeven van de praktische zaken waarmee de akkerbouwer wordt geconfronteerd bij de aanleg en het onderhoud van een natuurakker. Deze praktische zaken kunnen voor een willekeurige akkerbouwer hindernissen opwerpen voor het opnemen van natuurakkers in zijn bedrijfsvoering. Een andere belanghebbende daarentegen kan onwetend zijn van de praktische problemen die op kunnen doemen.
AG&B2 beoogt niet een optimaliseringsprogramma te leveren dat zo gebruiksvriendelijk is dat het zonder begeleiding gebruikt kan worden voor individuele akkerbouwers. Dit wordt t.z.t. aan commerciële partijen overgelaten. Daarom is voorzien in een helpdesk GISP (geo-informatie steunpunt) als intermediair tussen GIS- en gps specialisten en de deelnemers aan AG&B.
De weg naar het doel omvat het ontwikkelen en toepassen van geschikte gb-diensten. De geschiktheid van een gbdienst hangt af van de landschappelijke waarde van deze dienst en de wijze waarop deze waardering in klinkende munt wordt omgezet als beloning voor de inspanningen van de akkerbouwer. Hierbij de kanttekening dat een natuurakker ook landbouwkundige voordelen kan bieden, zoals bij FAB. Zeker voor de Hoeksche Waard, met zijn veelal superieure bodemkwaliteiten, grootschalige akkerbouwbedrijven en hoogsalderende gewassen is het een uitdaging om gbdiensten te ontwerpen met een hoge toegevoegde waarde. Voor het aangaan van deze uitdaging is samenwerking gezocht met Jeroen Willemse, Adviseur Akkerbouw en Specialist Economie DLV-Plant, Westmaas. 2.3
2.4
Hindernissen
Deelname aan AG&B2 vergt hoge investeringen in cmnauwkeurige RTK gps apparatuur voor trekkernavigatie. Deze vooralsnog niet lonende investering is een hindernis om deel te nemen aan AG&B2. Akkerbouwers die wel investeren doen dit met het oog op een toekomst waarin gps onlosmakelijk verbonden is met het bedrijven van akkerbouw. Deze categorie akkerbouwers voeren hun bedrijf op basis van het streven naar continuïteit en laten zich vooral leiden door zakelijke overwegingen. Het is een uitdaging om deze categorie warm te krijgen voor het AG&B-concept. 2.5
Zijwegen
AG&B is een landbouwkundig en maatschappelijk bijzonder relevant project. Er zijn veel denkbare zijwegen naar andere initiatieven. De belangrijkste zijweg betreft de mogelijkheid om waardevolle geo-informatie over cultuur- en natuurakkers uit te wisselen met derden, zoals DR-LNV, een waterschap en, op termijn, naar een loket gb-diensten. Een andere zijweg betreft het gebruik van geo-akkerplan voor Controlled Traffic Farming (CTF). Bij CTF streeft men naar een lay-out van wielsporen met een zo klein mogelijk schadelijk effect op bodemkwaliteiten. Van beide zijwegen is in het project gebruik gemaakt. Door het bewandelen van deze zijwegen is de stichting HWodKa betrokken bij het GroeneGeoPlatform (www.geonovum.nl) en bij het Platform Precisielandbouw (www.platformprecisielandbouw.nl), twee initiatieven uit 2009.
Middelen
Het opschalen van het project van 7 naar 20 en later meer deelnemers vergt een nieuwe stap in de ontwikkeling van het optimaliseringsprogramma. Figuurlijk gezien bestaat een optimaliseringsprogramma, zoals de meeste computerprogramma’s, uit een dashboard en een motor. Het dashboard omvat de bedienings- en controleorganen. De motor doet het werk, zoals opgedragen door de bestuurder. Bij het optimaliseringsprogramma bestaat het dashboard uit een aantal menu’s waarin gewenste parameters voor de optimalisering opgegeven worden en waarin de resultaten zichtbaar gemaakt worden. De motor is de rekenmachine. In AG&B2 is gekozen voor een zogenaamde web-applicatie van het optimaliseringsprogramma. Daarbij zijn het dashboard en
15
3
De 0-situatie
3.1
Naar een praktijkvoorbeeld: het beheer van perceel PBC
zomeronderhoud kan leiden tot schade aan het gewas. Het winteronderhoud wordt zo mogelijk na de oogst en voor de inzaai van een wintergewas uitgevoerd.
De 0-situatie wordt toegelicht aan de hand van een praktijkvoorbeeld van het beheer van één van de percelen uit AG&B1 waar in seizoen 2009 een natuurakker is aangelegd. Het betreft het perceel PBC (afb. 9).
3.3
Perceel PBC wordt aan de noord-oostkant begrensd door een betonpad en aan de noordwest- en oostkant door een scheidingssloot. Een scheidingssloot is een sloot tussen percelen van verschillende grondeigenaren (vgl tussensloot tussen percelen van dezelfde eigenaar of pachter). Aan de west- en zuidkant wordt het perceel begrensd door een hoofdwatergang. De hoofdwatergang aan de zuidkant is de Dromkreek. Volgens AG&B geldt per definitie dat brutoperceel een aaneengesloten oppervlak omvat, met grenzen die tijdens akkerbouwmatige bewerkingen niet overschreden kunnen of mogen worden. Voorbeelden van dergelijke grenzen zijn: een slootinsteek, een betonpad, een erfgrens en een eigendomsgrens. 3.2
De teeltvrije zone met een zachte grens
Oorspronkelijk teelde de akkerbouwer zijn gewassen tot de slootinsteek. Tegenwoordig geldt voor de meeste gewassen een zogenaamde teeltvrije zone, d.w.z. een rand langs de brutoperceelgrens waar geen gewas geteeld mag worden en waar geen gewasbescherming met chemische middelen en geen bemesting toegepast mogen worden volgens het Lozingenbesluit WvO. Voor bijvoorbeeld aardappels is deze teeltvrije zone 1,00 m bij toepassing van een zogenaamde kantdop. Voor wintertarwe geldt een teeltvrije zone van 0,25 m. In de praktijk vindt wel grondbewerking plaats op de teeltvrije zone, o.a. om veronkruiding tegen te gaan. Het met een cultuurgewas beteelde oppervlak binnen de grenzen van brutoperceel kan dus van jaar tot jaar verschillen. Dat heeft ook gevolgen voor de inrichting van het perceel met werkgangen. 3.4
De inrichting van PBC in het pré-gps tijdperk
In het pré-gps tijdperk gebruikte de akkerbouwer meestal de langste rechte zijde om zich te oriënteren voor een eerste werkgang. In het onderhavige voorbeeld is dat de oostzijde. Daar vormt de slootinsteek de referentielijn voor de eerste werkgang. Bij een volgende werkgang oriënteerde hij zich op (de markeurstreep van) de voorafgaande werkgang. Zelfs bij een perceel met praktisch perfecte parallelle zijden, zoals in het geval van perceel PBC, slaagde hij er slechts bij hoge uitzondering in om met de laatste hele werkgang parallel aan de tegenoverliggende zijde uit te komen. Dit is een gevolg van een opeenstapeling van stuurfouten en van het driften van trekkers en werktuigen door verloop in grondeigenschappen. Dit praktische probleem loste de akkerbouwer op door vóór het bereiken van de tegenoverliggende zijde te stoppen met het bewerken van de zogenaamde rompakker, om vervolgens met nieuwe werkgangen te starten vanaf die tegenoverliggende zijde. Diezelfde werkwijze paste hij ook toe bij het uitvullen van een perceel met niet-parallelle zijden (afb. 11). In die situatie ontstaat een zogenaamde geer.
Werkzaamheden op en rondom perceel PBC
In de watergangen, op de taluds en op brutoperceel vinden jaarlijks een aantal bewerkingen plaats t.b.v. van het onderhoud van de watergangen en de teelt van één of meer cultuurgewassen. Waterschap Hollandse Delta (WSHD) is eigenaar van en verantwoordelijk voor het onderhoud van de hoofdwatergangen. De grondeigenaar of pachter is onderhoudsplichtig voor de scheidingssloten. Het onderhoud van de sloot betreft het periodiek maaien van de watervegetatie met een maaikorf en het uitdiepen van de sloot. Het onderhoud van het talud betreft het maaien van de taludvegetatie. De aangeland heeft ontvangstplicht voor het maaisel en de baggerspecie. Bij de meeste waterschappen schrijft de keur voor dat twee maal per jaar onderhoud moet plaatsvinden aan de watergangen. Men spreekt dan van onderhoud voor respectievelijk de zomerschouw en de winterschouw. In verband met de Flora- en Faunawet wordt het zomeronderhoud en de zomerschouw uitgesteld tot na 15 juli. Het onderhoud aan hoofdwatergangen wordt in de praktijk uitgevoerd door daartoe gespecialiseerde loonwerkers in opdracht van het waterschap. Het onderhoudswerk aan de scheidingssloten wordt door akkerbouwers en loonwerkers uitgevoerd in eigen beheer. Voor de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden moeten en mogen de randen van brutoperceel bereden worden. Met huidige technieken is minimaal 3,50 m ruimte nodig, gemeten vanaf de slootinsteek (afb. 10). Het onderhoud aan het drainagesysteem (het doorspoelen van de drainagebuizen) kan men ook tot het onderhoud van het afwateringssysteem rekenen. Dit onderhoud wordt in het vroege voorjaar uitgevoerd door de eigenaar of pachter. Ook daarbij wordt over de rand van brutoperceel gereden. M.n. berijding tijdens het
3.5
De inrichting van perceel PBC in het gps-tijdperk
Met waardering voor de landmeters werd in AG&B1 vastgesteld dat perceel PBC praktisch gezien parallelle zijden heeft. In het RTK gps tijdperk kan de akkerbouwer, werkend vanaf de oostgrens van PBC parallel aan de westzijde uitkomen. In dit geval is de breedte van het perceel (434,20 m zonder teeltvrije zones) geen veelvoud van 3,00 m. De akkerbouwer zou de beteelbare breedte van PBC kunnen uitvullen door de werkgangen niet precies aan te laten sluiten, bijvoorbeeld door een werkafstand van 3,02 m aan te houden. Dit levert echter weer praktische bezwaren op, bijvoorbeeld bij het schoffelen en de gewasbescherming. De werkbreedtes van een schoffel en een veldspuit zijn afgestemd op een veelvoud
16
Afb. 9. Perceel PBC op de kaart (links) en gevisualiseerd met Google Earth (rechts). De rode lijn is de grens van brutoperceel, zoals bepaald volgens het AG&B-protocol voor het inmeten van percelen (zie verslag AG&B1, 2009).
Afb. 10. Het maaien van het talud van de scheidingsloot aan de westkant van PBC door een daarin gespecialiseerde loonwerker. De machine heeft minimaal 3,50 m ruimte nodig. Het maaisel wordt gehakseld en blijft achter op het talud. De natuurakker is in dit voorbeeld 4,70m breed.
Afb. 11. Het uitvullen van een perceel met niet-parallelle zijden.
17
van 3,00 m. Door de in AG&B gehanteerde voorwaarde dat de werkbreedte voor gewasverzorging een exact veelvoud van de werkbreedte bij zaaien en poten moet zijn, legt de deelnemer aan AG&B zich beperkingen op t.a.v. de mogelijkheden voor het uitvullen van percelen.
(gewasverzorging) en na het groeiseizoen (oogst). Daarbij werden de natuurakkers als wendakker gebruikt. Hierop werden de maten van de natuurakkers gebaseerd: minimaal 10 m breed langs de kreek en 7 m breed langs de noordkant. Men kan zich afvragen of het gebruik als wendakker niet teveel afbreuk doet aan de kwaliteiten van de natuurakker. De akkerbouwer verdedigde zijn keuze met de veronderstellingen dat: • de paden landbouwkundige waarde vertegenwoordigen; • milieu, gewas en bodem gespaard worden (op de kopakker is de input/outputverhouding sub-optimaal); • de openheid van de paden benut wordt door wild, vogels, insecten en vlinders. De akkerbouwer oordeelde verder, dat het aantrekkelijk kan zijn om de kreekoever en de cultuurakker te scheiden door een extra brede, semi-natuurlijk beheerde natuurakker om mogelijk nadelige effecten van wisselwerkingen te verkleinen. Door de combinatie van landbouwkundige functies en natuurfuncties te verdisconteren in de beloning, kan een dergelijke natuurakker een interessante optie zijn, bij voorbeeld als biotoop voor akkervogels en reeën. De natuurakkers langs de lange oost- en westkanten werden slechts incidenteel bereden, zoals bij het sloot & talud-onderhoud (afb. 10) en voor het bereiken van de natuurakker langs de kreek.
Op het grote perceel PBC worden sinds jaar en dag 2 cultuurgewassen verbouwd, zoals blijkt uit de luchtfoto in afb. 9. Praktisch gezien zou het handig zijn wanneer sprake kon zijn van een zogenoemde zachte, jaarlijks verschuivende gewasgrens tussen twee gewassen. De zachte gewasgrens ontstaat dan door de laatste werkgang van het eerst gezaaide/ gepote gewas. Uit fytosanitair oogpunt is een zachte gewasgrens echter zeer ongewenst omdat in opeenvolgende jaren een zelfde gewas op de zachte grens kan groeien. Voor sommige gewassen is dit bij wet verboden. De akkerbouwer moet dus uitgaan van een harde, vooraf bepaalde gewasgrens. Omdat hij in het pré-gps tijdperk niet in staat was om een perfect rechthoekig perceel exact uit te vullen leidt de vaste gewasgrens tot het ontstaan van twee geren op het perfect rechthoekige perceel PBC. Voor de opsomming van nadelige effecten van een geer voor milieu, bodem en gewas wordt verwezen naar het verslag van AG&B1. Om het aantal spuitsporen te beperken, en daarmee de belasting van de bodem, kiest de akkerbouwer voor een zodanig padenpatroon, dat één spoor kan dienen voor de gewasverzorging van het gewasperceel aan de oost- en de westkant. Voor die behandelingen werkt hij met een halve spuitbreedte. Eén van de sporen valt samen met de harde gewasgrens. Deze optimale benutting van de ruimte is alleen mogelijk met programmatuur om de inrichting te plannen en RTK gps om het plan uit te voeren (afb. 12).
Uiteindelijk leverde de inrichting van PBC in het kader van AG&B 1,3 ha akkernatuur op (5,5% van het oppervlak van brutoperceel). Om praktische reden werden de driehoekige oppervlakken aan het einde van de werkgangen voor gewasbescherming (zie afb. 13 en 14) deels niet ingezaaid met een natuurgewas. Uit het bovenstaande blijkt, dat de indeling en inrichting van een perceel nauwkeurige informatie vergt over de geometrie en een nauwkeurige ruimtelijke uitvoering van de bewerkingen. In AG&B1 werd reeds vastgesteld dat nauwkeurige informatie over de geometrie van brutoperceel niet beschikbaar is. Het kadaster hanteert bijvoorbeeld het midden van een scheidingssloot als grens van een perceel. De insteek kan dan wel herleid worden uit de legger van het waterschap, maar deze informatie is niet betrouwbaar genoeg gebleken voor het nauwkeurig indelen en inrichten van percelen. Voor het nauwkeurig uitvoeren van de bewerkingen is STB met RTK-gps onontbeerlijk.
In het kader van AG&B besluit de akkerbouwer om aan beide zijden een natuurakker aan te leggen met een minimale breedte van 3,50 m en een maximaal aantal hele werkgangen. Dit resulteert in 142 werkgangen van 3,00 m voor zaaien/ poten met daarop 11 werkgangen voor gewasverzorging (waarvan 1 werkgang met een gesloten sectie) en twee natuurakkers met een breedte van 3,50 m en 4,70 m. De brede natuurakker wordt langs de hoofdwatergang gepland om extra ruimte te creëren voor het waterschap t.b.v. het onderhoud. Over deze multi-functionele natuurakkers in Hst. 6.2 meer. Voorheen werden langs de kopse kanten van het perceel kopakkers aangelegd (zie afb. 11). In het kader van AG&B besloot de akkerbouwer de kopakkers achterwege te laten en een deel van de vrijgekomen oppervlakte te gebruiken voor natuurakkers. Een ander deel van de vrijgekomen ruimte werd bij de rompakker gevoegd. In tegenstelling tot de natuurakkers langs de lange oost- en westkanten van het perceel PBC werden de natuurakkers op de kopse kanten bestemd voor berijding voor de veldwerkzaamheden tijdens
3.6
Aanleg en onderhoud natuurakkers
Voor de aanleg en het onderhoud van de natuurakkers werd gebruik gemaakt van de kennis die opgedaan is in de Agrorandenregeling. In het onderhavige geval maakt de akkerbouwer deel uit van de projectgroep van de Agrorandenregeling. Hij is dan ook meer dan een gemiddelde akkerbouwer op de hoogte van de in’s en out’s van akkerranden. De aanleg van de natuurakkers begon met twee bewerkingen voor een vals zaaibed in het kader van
18
de onkruidbeheersing. De eerste bewerking had gelijktijdig plaats met de zaaibedbereiding van de cultuurakker. Na het poten en zaaien van de cultuurakker werden de natuurakkers ingezaaid zo snel het weer dat toeliet. Langs de zuid- en de noordwestkant werd een bloemenrand van 3,00 m aangelegd. Op de resterende oppervlakken werd een graskuidenmengsel gezaaid. Het bloemenmengsel werd gezaaid door Delta Natuurbeheer (een coöperatie van boeren die zich inzet voor het onderhoud van natuurterreinen). Het zaaien van het graskruidenmengsel werd in eigen beheer uitgevoerd. In het algemene geval verdient het aanbeveling om het inzaaien van de natuurakker aan een specialist over te laten omdat: • de bewerking tijdig dient plaats te vinden om zo vroeg mogelijk een functionele, bloeiende natuurakker te krijgen; de akkerbouwer zal de teelt van de cultuurgewassen altijd voorrang geven; • de bewerking specialistisch kennis en machines vergt die bovendien beide nog in ontwikkeling zijn. Zo dient bijvoorbeeld de samenstelling van het bloemenmengsel afgestemd te zijn op het cultuurgewas.
Afb. 12. Eén van de spuitpaden (het andere spuitpad ligt niet zichtbaar in de aardappels) ligt op de harde gewasgrens tussen de uien (li) en de aardappels. Dit spuitpad wordt gebruikt voor zowel de verzorging van de uien als de aardappels.
Afb. 13. Op de luchtfoto van de zuidkant van perceel PBC zijn de sporen van de gewasverzorging zichtbaar. De sporen liggen op een vaste plaats en nemen relatief weinig ruimte in.
Afb. 14. De natuurakker langs de kreek met een spoor voor de verzorging van het cultuurgewas.
19
Zomer 2009
Akkernatuur tussen de cultuurakker en de Dromkreek in Nationaal Landschap Hoeksche Waard. De hoogopgaande bloemenakker en de kruidenakker, die samen de cultuurakker omzomen, verenigen meerdere functies, zoals: functionele agrobiodiversiteit, schuil- en fourageplekken voor akkervogels en -zoogdieren, het verbinden van ecologisch waardevolle landschapselementen, het vormen van een buffer tussen intensief en extensief beheerde delen van het landschap, verfraaiing van het landschap, ruimte voor recreatie en ruimte voor het uitvoeren van beheerstaken voor sloot en talud. Het project AG&B beoogd een bijdrage te bieden aan de integratie van landbouw en natuur in het agrarisch cultuurlandschap in het algemeen en het agrarisch polderlandschap in het bijzonder.
20
Voorjaar 2010
De planning en de realisatie van de inrichting van een akkerbouwperceel langs De Vliet volgens het AG&B-concept. De planning is uitgevoerd met het optimalisatieprogramma GAOS (geo-akker-optimalisatie-service), ontwikkeld door de deelnemers aan AG&B, Wageningen Universiteit en Alterra. Aan de noord- en westkant wordt de cultuurakker omzoomd door een natuurakker. Voor de realisatie van het akkerplan maken de deelnemers gebruik van trekkers met cm-nauwkeurige RTK gps navigatie-apparatuur. Daartoe werd intensief samengewerkt met SBG Innovatie en Geometius-Trimble. De natuurakkers werden aangelegd en onderhouden door Delta Natuurbeheer, een boerencoöperatie die over specialistische kennis en apparatuur beschikt. De samenstelling van het zaaigoed kwam tot stand in samenspraak met de stichting Rietgors en Paul van Rijn, Universiteit van Amsterdam.
21
Voor de beheersing van onkruid werden natuurakkers met bloemen twee maal geschoffeld. Het bloemenmengsel is daartoe in rijen gezaaid. De 1e jaars grasklaver natuurakker werd drie keer gemaaid. In de onderhavige situatie bleek de onkruiddruk met deze maatregelen, aangevuld met enig handwerk, beheersbaar te zijn. Een conflict tussen regelgeving en goede landbouwpraktijk deed zich voor aan de westkant. Vanuit het talud was er sprake van een bedreiging met duist, een zeer lastig te beheersen grasachtig onkruid. Om zaadvorming te voorkomen zou het deel van het talud waar duist voorkomt tijdig gemaaid moeten worden, d.w.z. vóór 15 juli. De eerdergenoemde Floraen Faunawet laat een dergelijke vroege maatregel niet toe. Veronkruiding van de cultuurakker zou een extra behandeling met chemische middelen vergen. Voor de optimale benutting van een natuurakker, in de hoedanigheid van buffer tussen akker en natuur, pleit HWodKa voor een geïntegreerd beheer, waarbij lusten en lasten van beide beheervormen (akkercultuur en –natuur, incl. talud en water) betrokken worden. In dit specifieke geval kan een geïntegreerd beheer leiden tot een plaats- en tijdspecifieke bewerking van dat deel van het talud waar duist voorkomt. Plaats- en tijdspecifieke bewerkingen kunnen bijvoorbeeld ook toegepast worden om interessante vegetatie of bijvoorbeeld een zwanennest langs het talud te sparen. Vanzelfsprekend vergt deze beheervorm veel scouting en uitwisseling van geo-informatie.
en cultuurakker is het wenselijk om, althans bij blijvende natuurakkers, het maaisel af te voeren. In beginsel zijn er dan twee mogelijkheden: het maaisel op de cultuurakker verdelen of verzamelen en afvoeren naar een ontvangstdepot. De keuze wordt bepaald door de randvoorwaarden: milieuof kostenbesparing. Dat de akkerbouwer veel hinder kan ondervinden van stengelresten tijdens bijvoorbeeld bij het zaaien zal niet veel gewicht in de schaal leggen, het introduceren van een nieuwe bron van onkruiden wel. Wellicht is het maaisel ooit een lucratieve 2e generatie biobrandstof. Behalve t.a.v. het leveren van biomassa kunnen natuurakkers ook een rol spelen bij het verzamelen van biomassa. 3.7
Conclusie
Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het integreren van onderdelen van een gb-netwerk in de bedrijfsvoering op perceelschaal niet eenvoudig is. De interactie betreft de ruimteclaim, de verschillende bewerkingen t.b.v. aanleg, onderhoud en oogst, en de wisselwerking tussen cultuurgewas en natuurgewas. De natuurakker zal er aan bijgedragen hebben dat er dat jaar een opvallend lage belasting met trips was in de zaaiuien. Trips is een 1 – 2 mm groot insect dat belaagd kan worden door insecten die zich in de natuurakkers ophouden.
Een andere voorbeeld van conflicterende belangen doet zich voor bij bermbeheer. Het uitstellen van het maaien tot de tweede helft van juli en het vervolgens in een kort tijdsbestek maaien van alle bermen in het agrarisch cultuurlandschap leidt tot een zeer drastische verstoring van het biotoop van insecten met als neveneffect een toename van de luizendruk op cultuurgewassen. Een in tijd en plaats gefaseerd beheer zou verschillende belanghebbenden ten goede komen. Natuurakkers zijn in het algemeen nuttig voor het ontsluiten van de cultuurakker en de watergang. De ontsluiting van de cultuurakker kan dienen voor de inspectie van zijn gewas en het onderhoud van de scheidingssloot zonder beschadiging van het cultuurgewas. Het waterschap profiteert van de ontsluiting doordat het aantal werkbare dagen toeneemt en geen rekening met het cultuurgewas hoeft te worden gehouden. Een hoogopgaande bloemenrand langs een sloot wordt daarentegen door de uitvoerders van het slootonderhoud als lastig beschouwd omdat het zicht op het werk gehinderd wordt. Hoe te handelen met het maaisel van zomer en winteronderhoud is ook nog een punt van afweging. Zoals eerder werd vermeld is de aangeland ontvangstplichtig. Akkernatuur zal zeker in het beginstadium leiden tot een toename van de hoeveelheid maaisel. O.a. om een functionele natuurlijke scheiding te creëren tussen natuur-
22
Afb. 15. De natuurakker met het graskruidenmengsel naast aardappels op de cultuurakker aan de oostkant van perceel PBC.
Afb.17. Van links naar rechts: bloemenrand langs de Dromkreek, graskruidenakker met overpad voor gewasbescherming en cultuurakker met uien.
Afb. 16. Midzomerbeeld van de graskruidenakker aan de westkant van perceel PBC. Op de rand ligt het maaisel van het zomeronderhoud van het talud en de sloot.
Afb. 18. Onderhoud van de graskruidenakker en het talud van de scheidingssloot.
Afb. 19. Maaisel van het talud is over de natuurakker op de natuurakker gezet. Het overzetten kost extra tijd en soms een extra handeling. De akkerbouwer kan hinder ondervinden van onkruiden en rietstengels bij het bewerken van de cultuurakker.
23
4 Van de 0- naar de T-situatie; groenblauw netwerk en groenblauwe diensten 4.1
Op 26 oktober 2009 is door CieHW een workshop gehouden t.b.v. de opzet van een Regeling Groenblauwe Diensten Hoeksche Waard (regeling GBD-HW). Naar het voorbeeld van initiatieven elders (Utrecht, Overijssel en Brabant) zal het initiatief van CieHW resulteren in de oprichting van een gb-loket, de aanstelling van een landschapscoördinator, en de vorming van een gb-landschapsfonds. In 2010 wordt hier verder aan gewerkt, met ondersteuning van de Dienst Landelijk Gebied (DLG).
Van een gb-netwerk naar gb-diensten
Tot voor enkele decennia werd het agrarisch cultuurlandschap vooral gewaardeerd om zijn agrarische functie. Meer recent worden door burgers en buitenlui nieuwe functies van het landschap gevraagd. Aan de vervulling van deze functies ontleent het landschap sociale en ecologische waarde, naast de meer traditionele landbouweconomische waarde. Voor het ontwikkelen van nieuwe functies is een gebiedsontwikkelingsplan nodig. De Hoeksche Waard heeft volgens het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Hoeksche Waard 2007 – 2013 onder meer gekozen voor het concept groenblauwe netwerken voor grofmazige (dijken en kreken) en fijnmazige structuren (sloten, taluds, akkerranden en bermen). Het concept gb-netwerken wordt ook in andere regio’s in Nederland gehanteerd om partijen die bij gebiedsontwikkeling zijn betrokken houvast te geven (zie ook Groen-blauwe netwerken in duurzame gebiedsontwikkeling van Paul Opdam, Habiforum, augustus 2009). Het opwaarderen van het landschap door het ontwikkelen van gb-netwerken is in beginsel profijtelijk voor alle betrokken partijen, mits rekening gehouden wordt met een evenwichtige kosten en batenverdeling (zie ook rapport Kosten-Baten Analyse groenblauwe dooradering Hoeksche Waard, Ecorys, Witteveen en Bos, 2007). Voor de Hoeksche Waard worden akkerranden, agroranden en FAB-randen vaak genoemd als voorbeelden van delen van een gb-netwerk met een positieve uitstraling naar boeren èn burgers èn buitenlui. Bij FAB bestaan de baten voor de boer uit natuurlijke plaagonderdrukking, een idee uit de wetenschap dat is overgenomen door de praktijk. Bij AG&B bestaan de baten uit een meer efficiënte inrichting van bestaande percelen voor het bedrijven van akkerbouw en het leveren van een bijdrage aan het gb-netwerk. In een later stadium wordt daar Functionele Bodembiodiversiteit aan toegevoegd (AG&B3a, 2010 – 2011). Bij AG&B stammen de ideeën uit de praktijk, worden door de wetenschap praktijkrijp gemaakt en daarna door de praktijk weer toegepast.
Anticiperend op de toekomstige vraag naar gb-diensten zijn in AG&B2 door de deelnemers 3 NLHW-specifieke gb-diensten en één gb+ -dienst ontwikkeld, in samenwerking met Jeroen Willemse (DLV Plant Westmaas). Bij het ontwerp werd rekening gehouden met: • de indeling van percelen volgens het optimalisatieprogramma; • de verzamelde kennis bij de akkerranden, agroranden en FAB; • de Nederlandse Catalogus Groen-Blauwe Diensten (CGBD). De CBGD is een door DLG ontworpen gereedschapskoffer waarmee regelingseigenaren, bijvoorbeeld een regionale overheid zoals CieHW, een gebiedspecifieke regeling met gb-diensten kunnen ontwikkelen (zogenaamde agromilieu verbintenissen). De CGBD speelt in op de algemene behoefte voor maatwerk op basis van locale omstandigheden en bijbehorende beleidsdoelstellingen. Wanneer de vergoedingsgrondslagen in een gb-dienstenregeling voor zaken als: • investeringen (aanleg); • extra kosten (onderhoud, monitoring, professionalisering, organisatie); • inkomstenderving (inzet van grond met opbrengstderving en eventueel waardedaling); kleiner of gelijk zijn aan de vergoedingsgrondslagen volgens de CGBD wordt in beginsel voldaan aan de voorwaarden voor staatssteun van de Europese Commissie. In AG&B2 zijn de volgende NLHW gb-diensten toegepast: 1. GB-dienst Biodiversiteit 2. GB-dienst Beleving 3. GB-dienst Beheer De GB+-dienst betrof ‘wandelpad’.
In het hierboven aangehaalde boekwerk legt Paul Opdam een verband tussen gb-netwerken en gb-diensten. Het landschap heeft uiteenlopende functies en levert daarmee diensten die van waarde zijn omdat de mens daar belang aan hecht. Het landschap is de bron van onze voedselvoorziening, een reservoir van biodiversiteit en natuurwaarden en vervult een belangrijke functie voor het behoud van een duurzame, veilige, gezonde leefomgeving. De diensten vertegenwoordigen een bepaalde waarde. De ontwikkeling van deze waarden is in het belang van uiteenlopende partijen. De waarde van een functie en het belang dat men daaraan toekent, wordt door onderhandelingen tussen mensen bepaald in het sociale systeem.
GB-dienst Biodiversiteit is gebaseerd op een FABbloemenmengsel dat is ontleend aan de kennis en ervaring van Frans van Alebeek (PPO), Paul van Rijn (UvA) en leverancier van Dijke Zaden, allen betrokken bij FAB-HW. Het FAB-bloemenmengsel is speciaal bedoeld voor insecten die een rol spelen bij de natuurlijke plaagonderdrukking in m.n. aardappels en tarwe. Voor de GB-dienst Beleving wordt het bloemenmengsel uit de Agrorandenregeling gebruikt. De samenstelling van dit bloemenmengsel, waarbij
24
DLG heeft IPO (Interprovinciaal Overleg) geadviseerd om de voorgestelde aanpassingen niet door te voeren in de CGBD en voor goedkeuring voor te leggen aan de Europese Commissie. Deels vanwege het feit dat de huidige CGBD er in voorziet en deels vanwege niet gewenste maatregelen.
o.a. Johan Dam (stichting Rietgors) veel kennis en ervaring inbrengt, is afgestemd op de wensen van mensen die het agrarisch cultuurlandschap willen beleven. De GB-dienst Beheer is bedoeld voor natuurakkers die ook dienen voor het ontsluiten van een perceel t.b.v. het onderhoud van sloot & talud en inspectie van het cultuurgewas. Hiervoor wordt een graskruidenmengsel gebruikt. In AG&B2 werd een tegemoetkoming in de kosten voor opbrengstderving, aanleg, onderhoud en overhead van € 0,35/m2 gehanteerd. Er werd daarbij geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende gbdiensten. Het spreekt voor zich dat bij de meeste deelnemers die nog geen ervaring opgedaan hadden met akkerranden de voorkeur uitging naar de GB-dienst Beheer. Voor alle gbdiensten is door Jeroen Willemse (DLV Plant) een beknopte teelthandleiding opgesteld, inclusief een saldo-berekening. 4.2 Toetsing NLHW gb-diensten aan Catalogus Groenblauwe Diensten
Een onderdeel van AG&B2 was de toetsing van de gb-diensten aan de CGBD. Naar aanleiding van deze toetsing werd gebruik gemaakt van de mogelijkheid om voorstellen in te dienen voor een uitbreiding of een wijziging van de CGBD. Op 8 april 2009 is daartoe het Formulier t.b.v. aanvulling/wijziging CGBD 2010 ingediend door de projectleider Groen/Blauw van CieHW. De voorstellen hadden betrekking op: • de toevoeging van een nieuw element: de cluster natuurakker; • de toevoeging van een nieuwe maatregel: het schoffelen; • het wijzigen van bestaande maatregelen w.o.: • bewerkingen voor natuurakkers met een variabele breedte; • vergoeding voor uit primaire landbouwkundige productie nemen van grond. Het indienen van een voorstel dat betrekking had op integratie van beheer van natuurakkers, sloten & taluds en bermen werd uitgesteld. Naar het oordeel van de indiener onderscheidt een natuurakker zich van bekende akkerranden door de variabele breedte. Dit houdt in dat de variatie qua vorm uit de cultuurakker is gehaald ten laste van de natuurakker. De cultuurakker is dan in beginsel beter te bewerken, de natuurakker lastiger. Deze keuze is legitiem omdat de cultuurakker veel intensiever wordt bewerkt. Ervaringen met akker- en agroranden hebben geleerd, dat de onkruiddruk bij rijenzaai i.c.m. schoffelen beter beheersbaar is. De maatregel schoffelen is nog niet in de CGBD opgenomen. Volgens de indiener dienen de extra bewerkingskosten t.g.v. het bewerken van een natuurakker met een variabele breedte in de CGBD verdisconteerd te worden. Tenslotte werd geoordeeld, dat de maximale vergoeding voor het tijdelijk uit agrarische productie nemen van grond op basis van het nationale bouwplan niet toereikend is voor het gemiddelde bouwplan in de Hoeksche Waard.
25
5 Van de 0-situatie naar de T-situatie; ruimte voor gb-diensten met GAOS
In West-Europa heeft Nederland een voorsprong bij de introductie van cm-nauwkeurige satelliet-trekker-besturing (STB). Met STB kan men een vooraf gedefinieerde werklijn volgen zonder het trekkerstuur aan te raken. De trekker is daartoe uitgerust met een RTK gps positiesensor (Real Time Kinematic gps, een meer nauwkeurige versie van ‘gewone’ gps). De vooraf gedefinieerde werklijn kan worden gemaakt op de boordcomputer van de STB. Dit kan bijvoorbeeld door eerst langs de omtrek van het perceel te rijden en de momentane posities van de trekker, gemeten door de RTK gps antenne van de STB, in de boordcomputer op te slaan. De boordcomputer beschikt vervolgens over programmatuur om parallelle, al of niet rechte werklijnen te programmeren binnen deze zogenaamde contourlijn. Hoewel deze methode met succes door de early adoptors van STB-systemen wordt toegepast kleven er een aantal nadelen aan die zich op termijn zullen doen gelden: • het is lastig om met de trekker de perceelgrenzen cmnauwkeurig te volgen; • de programmatuur is niet geschikt voor het creëren van ruimte voor natuurakkers; • de werklijnen zijn (nog) niet uitwisselbaar tussen verschillende merken STB-systemen; • het goed ruimtelijk plannen van de werklijnen met de boordcomputer vergt veel kennis; • het komt steeds vaker voor dat de trekkerbestuurder niet de verantwoordelijkheid draagt voor de inrichting van een perceel, hij/zij hoeft alleen een opdracht uit te voeren. Hoewel STB nog in een pril ontwikkelingsstadium verkeert, groeit bij deelnemers aan AG&B de overtuiging dat de inrichting van percelen niet op de boordcomputer moet plaats vinden, tijdens veldwerkzaamheden onder vaak hectische omstandigheden, maar thuis achter het bureau, op een rustig moment. Naar het oordeel van de deelnemers aan AG&B moet de optimalisatie van de inrichting van een akkerbouwperceel leiden tot: • een indeling in een cultuurakker en een natuurakker; • een set werklijnen voor het bewerken van de romp- en kopakkers voor alle voorkomende bewerkingen; • in een bestandsformaat dat uitwisselbaar is tussen verschillende STB-merken. Op een iets langere termijn moet deze benadering bovendien leiden tot een vorm van Controlled Traffic Farming (CTF) waarbij de bodem zoveel mogelijk beschermd wordt tegen de nadelige effecten van berijding.
5.1 Ruimte voor gb-diensten door een optimale inrichting van percelen
De nieuwe functies van het agrarisch cultuurlandschap vergen ruimte. In het rapport Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse groen-blauwe dooradering Hoeksche Waard (Ecorys/ Witteveen-Bos, mei 2007) wordt gerekend met ongeveer 500 ha akkerranden als bijdrage aan een economisch en ecologisch effectief fijnmazig netwerk (volgens alternatieven A en C, 1.500 km akkerrand met een breedte van 3,5 m). Dit komt overeen met ongeveer 3 à 4 % van het akkerbouwareaal in de Hoeksche Waard. Om verschillende redenen is het nuttig om akkerranden t.b.v. het fijnmazige gb-netwerk te situeren langs sloten: • het onderhoud van akkerranden kan gecombineerd worden met het onderhoud van sloot en talud; • akkerranden kunnen dienen als bufferzone tussen het cultuurgewas en de sloot; • de nabijheid van water is een pré voor leven in de akkerrand; • door de onderlinge verbinding van sloten is er automatisch sprake van netwerkvorming. In eerste benadering krijgt iedere sloot een akkerrand indien men uitgaat van akkerranden met een breedte van 3 à 4m en een ruimtebeslag van 3 à 4 % van het akkerbouwareaal. Een scheidingssloot met aan weerszijden akkerranden resulteert zo in een groenblauwe strook van ongeveer 12 m. Voor de liefhebber van een groenblauw dooraderd landschap een aantrekkelijk perspectief! Uit praktische overwegingen kan het echter aantrekkelijker zijn om een (brede) akkerrand langs één kant van de sloot te leggen. In het eerste verlag van Akkerbouw in Groen en Blauw (HWodKa, 2009) wordt uiteengezet dat de natuurakker een resultante kan zijn van de ruimtelijke optimalisatie van de cultuurakker. Door de cultuurakker optimaal in te richten kan een verspilling van inputs (arbeidstijd, energie, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, zaai- en pootgoed) vermeden worden en kan het milieu, m.n. de bodem, gespaard worden. Praktisch leidt deze benadering ertoe, dat de breedte van een natuurakker variabel is, en niet een constante zoals bij bekende akkerranden en agroranden volgens bijbehorende regelingen. Het spreekt voor zich dat een regeling voor de natuurakker, waar o.a. de beloning deel van uitmaakt, op dit kenmerk moet worden afgestemd. Een groot voordeel van de in AG&B gehanteerde methode om ruimte te creëren voor de groenblauwe dooradering is, dat deze niet gepaard hoeft te gaan met een ingewikkelde en kostbare herverkaveling van landerijen. De huidige mozaïekstructuur van sloten en akkerbouwpercelen blijft dus in tact.
5.2
GAOS: Geo-Akker-Optimalisatie-Service
Op de hierboven geschetste visie op toekomstige ontwikkelingen is het optimalisatie-programma met de werknaam GAOS gebaseerd (Geo-Akker-OptimalisatieService). In AG&B2 is een prototype van GAOS ontworpen door Research Instituut Alterra en de afdeling Geo-informatiekunde, beide onderdeel van Wageningen Universiteit. Het programma GAOS is gebouwd als een web-applicatie, zie ook Hst. 2
26
‘Middelen’. In eenvoudige bewoordingen berekent GAOS een optimale indeling van een perceel met een zekere geometrie, gegeven o.a. de saldi voor akkernatuur en akkercultuur (optimalisatie-criteria) en de minimale breedte van een natuurakker en de werkbreedte van een bewerkingsmachine (optimalisatie-variabelen). De optimalisatie betreft de maximalisatie van de som van de saldi van akkercultuur en -natuur. De optimalisatiemethode is gebaseerd op de open source GIS-bibliotheek GDAL/OGR (http://www.osgeo.org/ gdal_ogr) en een Python script (http://www.python.org). 5.3
De procedure
Afb. 20. Satelliet-trekker-besturing neemt de besturing van de trekker van de chauffeur over. De boordcomputer van de STB staat rechts in het beeld.
De procedure voor het optimaliseren van de inrichting van een perceel met GAOS in AG&B2 is schematisch weergegeven in afb. 22. De procedure start met het door de deelnemer intekenen van al zijn percelen, incl. perceelnaam in Google Earth (GE) met behulp van een daartoe opgestelde Handleiding Google Earth voor het intekenen van percelen (HWodKa, 2009). Deze geo-informatie wordt vervolgens naar de landmeter gemaild zodat hij kan zien welke percelen hij moet inmeten en hoe hij het bestand van een ingemeten perceel moet noemen. Bij het inmeten gaat de landmeter uit van het in AG&B1 geïntroduceerde begrip ‘brutoperceel’. Brutoperceel is volgens AG&B een aaneengesloten oppervlakte grond waarop gewassen geteeld kunnen worden en die begrensd wordt door een zogenaamde ‘harde grens’ die tijdens bewerkingen niet gepasseerd kan of mag worden, zoals de insteek van een sloot, een kavelpad of de grens met een perceel van de buurman.
a.
b.
c.
Afb. 21. Het effect van de verhouding tussen het saldo voor akkernatuur (groen) en akkercultuur (rood) op het oppervlak van de natuurakker volgens GAOS. a. saldo natuurakker = 0, opp. natuurakker = 0%; b. saldo natuurakker = ½ saldo cultuurakker, opp. akkernatuur = 5,45%; c. saldo natuurakker = saldo cultuurakker, opp. natuurakker = 9,09%. Het effect is afhankelijk van de perceelgeometrie.
27
het perceel geselecteerd in de database. In één van de invulschermen kunnen de optimalisatiewensen per zijde ingevoerd worden, zie afb. 25.
Het inmeten van de omtrek van een perceel had plaats aan de hand van het Protocol voor het inmeten van brutoperceel (HWodKa, 2009). Dit protocol schrijft o.a. voor, dat relevante punten op de omtrek van een perceel stilstaand ingemeten worden om een zo hoog mogelijke nauwkeurigheid te realiseren bij bijvoorbeeld het meten langs de insteek van de sloot of langs een betonpad. Er dienen meer metingen verricht te worden naarmate de zijden van een perceel minder recht zijn.
Nadat alle benodigde informatie ingevoerd is, wordt met de knop ‘uitvoeren’ de optimalisatie gestart. Een optimalisatie duurt een kwartier tot een half uur. In de tussentijd kan de gebruiker uitloggen of verder gaan met een ander perceel. Het resultaat van de optimalisatie presenteert GAOS door een visualisatie van het geoptimaliseerde perceel (afb. 26).
De ingewonnen geometrie wordt als polygoon in het formaat van een shapefile naar GISP gemaild. Voor de betekenis van GISP zie Hst. 2 ‘Middelen’. Van al zijn percelen die ingemeten werden diende de deelnemer er één aan te wijzen voor de optimalisatie met GAOS ten behoeve van de aanleg van een natuurakker.
Het resultaat wordt in AG&B geo-akkerplan genoemd. Geoakkerplan verwijst naar de indeling van brutoperceel in een cultuur- en een natuurakker en eventuele restruimtes zoals een teeltvrije zone. Volgens het AG&B-concept is nettoperceel het oppervlak dat door de cultuurakker ingenomen wordt. Het oppervlakteverschil tussen bruto- en nettoperceel wordt ingenomen door de natuurakker, de teeltvrije zone en een restoppervlak. GAOS berekent en toont de oppervlakken en oppervlaktepercentages van brutoperceel, nettoperceel/ cultuurakker, natuurakker(s) en teeltvrije zone(s), zie afb. 27.
De geometrie van brutoperceel werd opgeslagen in een daartoe bestemde database van GAOS, dit werd door de afdeling Geo-informatiekunde van Wageningen Universiteit verzorgd. Daarbij werd de polygoon, gemeten in het ETRS89 coördinatenstelsel, geconverteerd naar het RD-stelsel (Rijksdriehoekstelsel). Tevens werd de polygoon m.b.v. een GIS-tool automatisch in zijden geknipt. Brutoperceel werd vervolgens met GE gevisualiseerd en samen met een vragenlijst door GISP naar de deelnemer gestuurd ter controle en voor het toevoegen van optimalisatiewensen en werkbreedtes. Hiervoor werd door GISP een invulblad ontworpen (afb. 24). Zo kan de deelnemer per zijde kiezen om de cultuurakker te laten grenzen aan een teeltvrije zone, een natuurakker of aan de brutoperceelgrens. Bij die laatste optie houdt GAOS rekening met een onbeteelde strook met een breedte van tenminste 0,25 m.
Het resultaat van de optimalisatie in GAOS wordt door GISP gedownload als kml-bestand voor visualisatie in GE en naar de deelnemer gestuurd ter controle cq voor akkoord. Na akkoord zet GISP het akkerplan met GAOS om in een geo-rijplan. Georijplan is een set referentielijnen voor de boordcomputer van de STB voor het bewerken van de romp- en de kopakkers. Georijplan omvat ook de grenslijnen (boundaries) van de romp- en kopakkers. Deze informatie is nodig om het begin- en eind van een werkgang op het scherm van de boordcomputer zichtbaar te maken. Bij de omzetting van geo-akkerplan naar geo-rijplan vindt een conversie plaats van het RD- naar het ETRS89-stelsel. Door het ontbreken van een standaard voor het duiden van referentielijnen door aanbieders van STB-systemen levert GAOS twee bestanden die, via een USB-stick of een SD-cart, geïmporteerd kunnen worden door de boordcomputers van respectievelijk SBG en Geometius-Trimble.
Per zijde kan de deelnemer kiezen voor de optie
of . Bij de optie loopt de eerste werklijn, de referentielijn, parallel aan de al of niet kromme brutoperceelgrens. Bij de optie loopt de referentielijn recht langs de brutoperceelgrens, op een afstand van tenminste 0,25 m. GAOS gebruikt de optie alleen voor zijdes waar een kopakker gepland is. De werklijnen voor de rompakker worden door GAOS als rechte, parallelle lijnen gepland, op wens van de AG&B-deelnemers. De inrichting van een perceel hangt ook samen met de toegangen tot het perceel, bijvoorbeeld via een dam of een kavelpad. Om te voorkomen dat GAOS een optimalisatie levert die praktisch niet bruikbaar is vanwege de toegankelijkheid, kan per zijde aangegeven worden of de oriëntatierichting van de rompakker mag overeenkomen met die van de betreffende zijde.
Bij een buitenstaander kan het idee ontstaan dat een akkerbouwer er voor zal kiezen om eenzelfde geo-akkerplan gebruiken voor alle gewassen die hij teelt op een perceel. In dat geval ontstaan meerjarige natuurakkers. Daarvan zal echter alleen sprake zijn wanneer de akkerbouwer gebruik kan maken van een nog te ontwerpen duurzame regeling waarbij de natuurakker kan concurreren met de cultuurakker. Volgens de huidige praktijk is de inrichting van een perceel gewasspecifiek. Eén van de reden hiervoor is, dat de wettelijke eisen voor de breedte van de teeltvrije zone per gewas kunnen verschillen. Voorlopig zal een geo-akkerplan dan ook gewasspecifiek zijn, en niet perceelspecifiek.
De optimalisatiewensen worden vervolgens door GISP in GAOS ingevoerd. Daarvoor wordt de deelnemer en vervolgens
Geo-rijplan is een afgeleide van geo-akkerplan en van het type bewerking. Zo verschilt geo-rijplan van geo-rijplan
28
Geo-akkerplan bevat niet alleen belangrijke geo-informatie voor het bewerken van een akkerbouwperceel ten behoeve van akkercultuur en –natuur. De geo-informatie uit geoakkerplan heeft ook de potentie om te dienen als basis voor de handhaving van wet- en regelgeving door met name Dienst Regelingen van LNV, het Waterschap en regionale overheden. Verder kan de informatie dienen voor een toekomstig integraal beheer van natuurakkers, taluds, sloten en bermen ten bate van biodiversiteit. De waarde van betrouwbare en nauwkeurige informatie over de geometrie van (deeloppervlakken van) percelen bleek onlangs bij de problematiek rondom de basisregistratie percelen in het kaders van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB). Die waarde neemt alleen nog maar toe wanneer aan het agrarisch cultuurlandschap nieuwe functies toegedicht worden in het GLB na 2013.
<poten>. Geo-rijplan , bij een akkerplan met akkernatuur en een teeltvrije zone van 0,5 m, verschilt van georijplan op het zelfde perceel, maar dan zonder akkernatuur en met een teeltvrije zone van 1,0 m. Zoals eerder werd beschreven is de STB-boordcomputer in de trekker naar het oordeel van de AG&B-deelnemers niet de ideale plek om percelen in te richten. Hetzelfde geldt voor het bewaren van rijplannen cq referentielijnen voor verschillende percelen, gewassen en bewerkingen. De state-of-the-art versies van STB-systemen zijn uitgerust met een GSM-module voor het ontvangen van een RTK-correctiesignaal van een RTK-netwerk èn voor een verbinding met het internet. Technisch zijn er geen obstakels meer om, aangekomen op een perceel voor het uitvoeren van een bewerking, geo-rijplan te uploaden via internet. Het ontwerp van geo-akkerplan en rijplan met behulp van een GAOS-achtig optimalisatieprogramma is en blijft voorlopig werk voor specialisten. In AG&B wordt deze service geleverd door GISP. Het streven is om tijdens de looptijd van het project commerciële partijen te stimuleren om deze service van GISP over te nemen.
Afb.22. Het werkschema bij het optimaliseren van de inrichting van een perceel met GAOS.
29
Afb. 23. Inmeten met een op een quad gebouwde RTK gps positiesensor. Met de rode wijzer onder de gps antenne kan de omtrek van een perceel nauwkeurig gevolgd worden. De antenne achterop de quad ontvangt een RTK-correctiesignaal van een in ETRS89 ingemeten basisstation.
Afb. 26. Detail van een optimalisatie zoals gevisualiseerd door GAOS op een topografische ondergrondkaart. De groene strook is de natuurakker. Op de cultuurakker zijn de werklijnen voor de bewerkingen poten en gewasverzorging in respectievelijk rood en groen weergegeven.
Afb.25. Eén van de invulschermen in GAOS.
Afb. 27. Het resultaat van een optimalisatie met GAOS in een menu met oppervlaktematen.
30
Afb.24. Invulblad voor het opgeven van de optimalisatiewensen door de deelnemende akkerbouwer aan GISP (ontwerp Leo Klompe).
Afb.28. Naar verwachting zal een GAOS-achtige service provider in de nabije toekomst in samenspraak met de akkerbouwer geoakkerplannen en geo-rijplannen ontwerpen en leveren. De geo-akkerplannen kunnen dienst doen als referentiekaarten voor het bedrijfsmanagementsysteem (BMS), de geo-rijplannen als referentie voor alle bewerkingen op een perceel.
31
6
De T-situatie in AG&B2
voor de functies van het buitengebied, anders dan voor akkerbouwmatige productiedoeleinden (d.w.z. de groene en blauwe diensten naast de gele dienst voeding en voedsel). De belangrijkste argumenten daarvoor zijn: • financiële beloning voor het leveren van gb-diensten; • imago voor de akkerbouw; • meer efficiency bij het bewerken van het perceel; • ontsluiting van de cultuurakker en sloot/talud voor inspectie en onderhoud; • natuurlijke plaagbestrijding.
Volgens de projectomschrijving van AG&B2 (CieHW, 2009) is de gewenste T-situatie: 1. realisatie van 9 ha akkernatuur bij 20 deelnemende akkerbouwers; 2. ontwerp en experimentele toepassing van 5 gb-diensten; 3. ontwerp web-applicatie van een ruimtelijk optimaliseringsprogramma (GAOS) en toepassing via GISP; 4. validatie van de Catalogus Groen Blauwe diensten voor de natuurakkers; 5. GI-communicatie met 3 externe partners. 6.1
Uiteindelijk is bij 20 akkerbouwers op evenveel percelen in het voorjaar van 2010 in totaal ongeveer 9 ha akkernatuur gerealiseerd. Iets meer dan de helft van de akkerbouwers legt ook agroranden aan in het kader van de Agrorandenregeling van het Waterschap Hollandse Delta en CieHW.
9 ha akkernatuur
AG&B zet in op het opnemen van akkernatuur in het bouwplan van de akkerbouwer door toepassing van moderne technieken. Hierdoor wordt impliciet een beroep gedaan op deelname door akkerbouwers die investeren of althans van plan zijn te investeren in deze moderne technieken. Zoals in het verslag van AG&B1 becijferd werd, is de investering in cm-nauwkeurige gps-apparatuur nog verre van rendabel. Akkerbouwers die investeren doen nu financieel een stap terug om op termijn een sprong vooruit te kunnen maken om de spreekwoordelijke boot niet te missen. Dit vergt toekomstperspectief en ondernemerszin. Diezelfde drijvende krachten zijn nodig om met het AG&B-concept in de weer te willen gaan. Het zijn echter ook de akkerbouwers die op termijn de fijnmazige ecologische structuur in het agrarisch cultuurlandschap moeten realiseren. Zij beheren dan het grootste deel van het akkerbouwareaal en zij zijn gericht op continuering van hun bedrijf. Schaalgrootte en continuïteit zijn belangrijke randvoorwaarden voor een robuust en duurzaam netwerk. Kortom, bij AG&B ligt de nadruk meer op professionalisme dan op hobbyisme en idealisme.
6.2
GB-diensten
GB-diensten moeten waarde vertegenwoordigen voor de aanbieder en voor de afnemer, zie ook afb. 29. Voor de ondernemende akkerbouwer geldt dat het leveren van gb-diensten concurrerend moet zijn met het leveren van gele diensten. Voor boer en burger geldt dat de kans op realisatie van een duurzaam fijnmazig gb-netwerk groter is naarmate meer waarde gecreëerd wordt. In de standaard situatie zijn de baten voor de boer lager dan de kosten voor de burger als gevolg van overheadkosten (bijvoorbeeld van een landschapscoördinator in een gb-loket). In een ideale situatie zijn de baten voor de boer hoger dan de kosten voor de burger. Deze situatie wordt bereikt wanneer in de zelfde ruimte meerdere niet-conflicterende functies ten bate van boer en burger gecombineerd kunnen worden. De eerste bate die voor de akkerbouwer in AG&B gerealiseerd wordt is de meer optimale inrichting van zijn percelen. Andere vormen van gb-diensten waarbij sprake is van directe baten voor de boeren zijn: • natuurakkers met een FAB-functie; • natuurakkers met een rijpad voor inspectie- en onderhoudswerkzaamheden; • natuurakkers met een ruiterpad voor eigengebruik; • natuurakkers die wildbeheer dienen; • natuurakkers die zich lenen voor het plukken van veldboeketten voor verkoop in de boerderijwinkel; Het voordeel van deze combinatie van functies is ook van psychologische aard: een akkerbouwer zal eerder geneigd zijn de natuurakker naar zich toe te rekenen.
Bij aanvang van AG&B2 is een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd voor alle akkerbouwers die ooit te kennen hebben gegeven positief te staan t.o.v. het initiatief van de stichting HWodKa. N.a.v. deze bijeenkomst hebben 24 akkerbouwers een samenwerkingsovereenkomst met CieHW ondertekend waarin de rechten en plichten voor deelname aan AG&B2 samengevat zijn. Het samenwerkingsverband is in eerste instantie gebruikt t.b.v. subsidiering van investeringen in RTK gps-apparatuur. Dit is, met de beschikbare mogelijkheden, niet gelukt. Vervolgens zijn door de stichting HWodKa vijf voorlichtingsavonden georganiseerd waarbij de aanbieders van STB-systemen informatie konden uitwisselen met de deelnemers en waarbij aangepaste AG&B-offertes bedongen werden. Tijdens 6 werkoverleg-bijeenkomsten is met de groep gediscussieerd over de realisatie van een groenblauwe dooradering in de vorm van natuurakkers met groenblauwe diensten. Werkende weg wordt het duidelijk dat deze groep ondernemende akkerbouwers geleidelijk meer oog krijgt
32
De optimalisatie van percelen met een complexe geometrie leverde geen resultaat, of een praktisch ongeschikt resultaat. Bij 5 van de 20 optimalisaties moest het resultaat ‘met de hand’ aangepast worden door ingrepen in het script. Uiteindelijk is voor alle percelen een praktisch aanvaardbaar akkerplan gerealiseerd.
Voorbeelden van een stapeling van functies voor het creëren van meerwaarde voor de burger zijn: • natuurakkers die tevens dienst doen als bufferzone tussen cultuurgewas en sloot; • natuurakkers met kenmerken die bedoeld zijn om een aantrekkelijk biotoop te creëren voor bepaalde akkervogels; • natuurakkers die zijn opengesteld voor wandelaars, bijvoorbeeld voor het ontsluiten van een cultuurhistorisch object of viswater; • natuurakkers met kenmerken die bedoeld zijn voor het voeden van bijen en/of vlinderachtigen; • natuurakkers met een FAB-functie in de zomer en een schuilfunctie in de winter; • natuurakkers met een vegetatie die zich leent voor het leveren van energie uit biomassa. Voor de boer is stapeling van functies interessant wanneer er tevens sprake is van een stapeling van beloningen.
De output van GAOS wordt hierna toegelicht aan de hand van een perceel van één van de 20 deelnemers. Het betreft een perceel met een complexe geometrie, zie afb. 31. In afb. 32. is het optimalisatieresultaat weergegeven. Aan de zuid-west en de noord-oost kant is een natuurakker gepland. In het GAOS tabblad zijn de respectievelijke oppervlaktematen vermeld (afb. 34). De onderhavige optimalisatie door GAOS leverde 2 natuurakkers op: een lintvormige natuurakker langs de dijk en een driehoekige natuurakker op een uitstekende punt van het perceel (zie afb. 35). Afhankelijk van de vergoeding voor aanleg en onderhoud van de natuurakker kan het voor de akkerbouwer interessant zijn om de punt aan de zuidkant ook te bestemmen als natuurakker. Een nieuwe versie van GAOS zou dan de mogelijkheid moeten bieden om het optimalisatieresultaat naar eigen inzichten aan te passen. Deze aanpassing kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het verloop van de grenslijn van nettoperceel. Een nieuwe berekening van de oppervlaktematen door GAOS ondersteunt de akkerbouwer bij het nemen van zijn beslissing.
FAB is gebaseerd op de positieve wisselwerking tussen natuurakker en cultuurakker. Omgekeerd kunnen er ook negatieve aspecten kleven aan deze wisselwerking. De grootste bedreiging vormen onkruiden en vraat (muizen, slakken). Verder kunnen er in een natuurakker waardplanten voorkomen voor m.n. vlinderachtigen die schadelijk zijn voor een cultuurgewas, bijvoorbeeld voor spruiten. Voor de akkerbouwer is het van belang dat een gb-dienstregeling mogelijkheden biedt om plagen in de kiem te smoren en dat maatregelen daartoe in de Catalogus Groenblauwe Diensten zijn opgenomen. In dit verband moet een natuurakker beschouwd kunnen worden als een mengvorm, met de kenmerken van natuur en cultuur.
Kort na de veldwerkzaamheden in het voorjaar zijn de ervaringen met GAOS uitgewisseld. De aanbevelingen voor verbeteringen worden meegenomen in AG&B3a.
Uit het bovenstaande is op te maken dat er veel aspecten een rol spelen bij de bedrijfsmatige kosten – baten analyse. Door de akkerbouwer voldoende vrijheid en verantwoordelijkheid te geven zal de balans eerder doorslaan in het voordeel van de natuurakker. In de loop van het proces van aanleg van de fijnmazige dooradering kan met regelingvoorwaarden en/of met hoogte van beloningen bijgestuurd worden. 6.3
GAOS
Het ruimtelijke optimaliseringsprogramma GAOS, voor het ontwerpen van een optimaal akkerplan en rijplan, gegeven o.a. de werkbreedte van een werktuig en de saldi voor resp. akkercultuur en –natuur, is in de wintermaanden 2009/2010 zeer intensief getest op 20 percelen van evenzoveel deelnemende akkerbouwers. Tevens betrof het testen de uitvoering van rijplan door twee STB-systemen: SBGuidance en Geometius-Trimble. Bij de optimalisatie gold als extra ontwerpeis, dat akkerplan ongeveer 0,4 ha akkernatuur op moest leveren. Dit vanwege de gemaximeerde vergoeding. De geometrie van de percelen varieerde van 4-hoekig tot 10-hoekig (afb. 30) met rechte en/of kromme zijden.
Afb. 29. Voor het ontstaan van een duurzaam gb-netwerk is het belangrijk dat kosten en baten voor betrokken partijen evenwichtig verdeeld zijn.
33
Afb. 30. Een voorbeeld van een betrekkelijk eenvoudige (boven) en een meer complexe (onder) perceelgeometrie in AG&B2. Percelen met een groot aantal korte zijden kon GAOS niet aan.
Afb. 31. De GISP-invullijst voor een karakteristiek AG&B2perceel met 7 hoeken, 3 rechte en 3 kromme zijden. De rode tekst is door de deelnemer ingevuld. Het perceel grenst aan de zuid-west kant aan een dijk.
Afb.34.
GAOS berekent en toont ook oppervlaktematen.
34
Afb. 32. Visualisatie in GE van de optimalisatie van één van de AG&B2 percelen. Rode lijn: brutoperceel; dunne groene lijnen: werklijnen voor uienzaaien; dikke groene lijn en groene vlak: natuurakkers; witte lijnen: de referentielijnen voor de werklijnen op de rompakker en de drie kopakkers. Deze witte lijnen worden aan de boordcomputer van de STB overgedragen, incl. de werkbreedte. De boordcomputer berekent dan zelf de parallelle werklijnen die van de referentielijnen afgeleid worden. De teeltvrije zones zijn niet zichtbaar op deze afbeelding.
Afb.35. Voor een volgende versie van GAOS kan het nuttig zijn om het optimalisatieresultaat d.m.v. interactie aan te passen, bijvoorbeeld door een aanpassing van de grenslijn van nettoperceel (gele lijn).
Afb. 33. Details van de twee natuurakkers, een vlakvormige natuurakker (links) en een lijnvormige natuurakker (rechts).
35
6.4
wat hij moet/mag doen en wat hij moet/mag laten (vgl. de eerdergenoemde Teelthandleiding gb-diensten).
Catalogus Groenblauwe diensten
De eerder aangehaalde Taskforce Financiering Landschap Nederland (Rinnooy Kan, 2008) adviseert een aanpak op de volgende hoofdlijnen: • het centraal stellen van (agrarisch) ondernemerschap; • een gebiedsgerichte benadering; • regieverantwoordelijkheid voor de provincie; • streven naar een samenhangende uitvoeringsstructuur; • waar mogelijk met private middelen; • waar nodig met publieke middelen; • een nationale cofinanciering voor regionale en private initiatieven. Hoewel deze aanpak nog niet vertaald is in beleid wordt zij bij initiatieven elders in het land als richtinggevend beschouwd voor de financiering van de ontwikkeling van landschappelijke en maatschappelijke waarden in het agrarisch cultuurlandschap.
In het kader van AG&B2 is door DLV-Plant een schatting gemaakt van de opbrengstderving door de inzet van grond en de kosten voor de maatregelen volgens de teelthandleiding. De schatting is gebaseerd op KWIN AGV 2009 (Kwantitatieve informatie Akkerbouw en Vollegrondsgroenteteelt). De onderstaande tabel heeft betrekking op de gb-dienst biodiversiteit (éénjarig). Bij deze becijfering plaatsen de deelnemers aan AG&B2 de volgende kanttekeningen: • de opbrengstderving door schaalverkleining voor m.n. een lintvormige natuurakker wordt onderschat (‘de laatste omgang levert de grootste bijdrage aan de winst’); • het meerwerk door het bewerken van natuurakkers met variabele breedte is niet verdisconteerd; • de kosten voor bewerkingen van kleinschalige oppervlakken worden onderschat (afstelling werktuigen, overlap werkgangen, manoeuvreren).
In de praktijk wordt de CGBD niet alleen gebruikt voor het bepalen van de hoogte van vergoedingen die met publiek geld worden betaald, maar ook om een schatting te maken van de kosten van aanleg en onderhoud van bijvoorbeeld een akkerrand. Dat bedrag wordt dan gebruikt als referentie voor de vaststelling van de uiteindelijke beloning van de akkerbouwer uit publieke en private middelen. Rechtvaardiger zou het zijn wanneer de maatschappelijke baten als leidraad voor de beloning zouden dienen. Deze laat zich echter veel moeilijker becijferen. Voor de agrarische ondernemer is het dus van belang om objectieve informatie te verzamelen over de kosten van de gb-diensten die hij aanbiedt of die van hem gevraagd worden. Daarbij houdt hij in eerste instantie rekening met de bestaande situatie (bijvoorbeeld de saldi van door hem verbouwde gewassen) en met de maatregelen die een gb-regeling hem voorschrijft voor zijn bijdrage aan een gb-dooradering. In een dergelijke regeling is vastgelegd
Inzet grond Gem. HW saldo Kwin ‘09 Uitgaven activiteit zaaizaad
In AG&B2 werden de inspanningen van de deelnemers beloond met € 0,35 m2. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende gb-diensten en de vorm van natuurakkers. Stel dat een deelnemer 3% van zijn areaal van 100ha bestemt als natuurakker, dan int hij in het onderhavige geval € 10.500. Volgens bovenstaande tabel bedragen de toegerekende kosten € 8250 zodat hij € 2250 overhoudt voor onder meer: • beheer (administratie, organisatie, overleg, etc.); • aan- en afloopkosten (aankoppelen werktuigen, transport, afkoppelen, reinigen); • dekking van risico’s (veronkruiding, vraat).
prijs/ha
aantal
prijs/ha/jr
prijs/m2
1375
1
1375
0,138
prijs/ha
aantal
prijs/ha/jr
prijs/m2
400
1
400
0,040
90
1
90
0,009
150
1
150
0,015
zaaien loonwerk
85
2
170
0,017
schoffelen loonwerk
88
1
88
0,009
maaien najaar
275
1
275
0,028
onkruidbestrijding
200
1
200
vals zaaibed
ploegen Totaal
2.750
36
(a)
0,020 0,137
(b)
0,275
(a + b)
Het spreekt voor zich dat de hoogte van dit bedrag een ontoereikende prikkel is voor aanleggen van natuurakkers. Andere argumenten, zoals de mogelijke voordelen die hij geniet van zijn natuurakkers (zoals uit FAB, efficiency-winst cultuurakker, toegankelijkheid perceel voor beheerdoeleinden, imago) wegen echter mee in zijn besluitvorming. De Hoeksche Waard telt bijna 90.000 inwoners. Stel dat 3% van het akkerbouwareaal ingericht wordt als natuurakker, tegen een jaarlijkse vergoeding van € 0,35/m2, dan komt dat neer op ongeveer € 15,00 per jaar per inwoner. Hoewel de kosten voor een fijnmazige gb-dooradering niet volledig op de inwoners verhaald zullen worden is er toch een behoorlijk draagvlak nodig voor een beleid dat is gericht op lange termijn baten volgens de MKBA (Ecorys, Witteveen en Bos, 2007).
Afb.36. Luchtfoto met een projectie van 165 percelen (wit) in de Hoeksche Waard van deelnemers aan AG&B. De percelen zijn met RTK gps ingemeten.
Uit deze beschouwing kan geconcludeerd worden dat de CGBD weliswaar een nuttig instrument is voor het bepalen van de maximale hoogte van betalingen uit publieke middelen, maar dat de CGBD niet geschikt is voor de berekening van de werkelijke kosten en opbrengstderving van en door natuurakkers omdat: • de werkelijke kosten en opbrengstderving onderschat worden; • sommige maatregelen (zoals schoffelen) niet in de CGBD zijn opgenomen. 6.5
GI-communicatie ofwel geo-ICT
Door het ontbreken van voldoende nauwkeurig kaartmateriaal is de geometrie van percelen van de deelnemers van AG&B ingemeten met cm-nauwkeurige RTK gps. De geometrie van 165 percelen (afb. 36) is opgeslagen in de database van GAOS. In fase 3 van AG&B zal het grootste deel van het areaal akkerbouw in de Hoeksche Waard op deze manier in kaart gebracht worden.
Afb. 37. Aan een delegatie van DR-LNV worden de beginselen van het AG&B-concept in het veld toegelicht.
De betekenis van de in AG&B verworven geo-informatie voor de akkerbouwer, maar ook voor instanties die belast zijn met de handhaving van regelgeving, zoals de Dienst Regelingen van LNV (DR-LNV) en waterschappen, is door de voorzitter van HWodKa aan de orde gebracht tijdens de startbijeenkomst van het Groene Geo Platform (mei 2009), onder voorzitterschap van Theo Meijer. Het ontbreken van uitwisselingsstandaarden voor perceelgeometrie, incl. deeloppervlakken, zoals een natuurakker, vertraagt het gebruik van deze informatie in geo-ICT toepassingen. Hetzelfde doet zich voor bij bestandsformaten voor werklijnen op een perceel. In GAOS is dit probleem ‘opgelost’ door de output te leveren in twee bestandsformaten, één voor SBG (kml) en één voor Geometius-Trimble (shape). In juli 2009 heeft een delegatie van DR-LNV een bezoek gebracht aan HWodKa. Tijdens het bezoek is gesproken over de wijze waarop in AG&B geo-informatie verzameld, verwerkt en gebruikt wordt.
37
Eén van de conclusies was, dat de akkerbouwer in de toekomst een belangrijke rol kan spelen als bronhouder van geoinformatie over perceelafmetingen en -inrichting, onder meer omdat hij er zelf belang bij heeft om deze informatie bij de tijd te houden. Vanuit HWodKa werd er op gewezen dat de overheid het verzamelen en uitwisselen van informatie moet faciliteren, bijvoorbeeld door de ontwikkelingen van RTKnetwerken en uitwisselingsstandaarden te steunen. GAOS kan brutopercelen, akkerplannen en rijplannen als .kml bestanden uitleveren voor visualisatie met GE. Van deze informatie is binnen en buiten AG&B intensief gebruik gemaakt door alle betrokkenen in het project. Zo worden de GE-visualisaties van de brutopercelen door Nelis van der Bok (DLV-Plant, Senior Adviseur Akkerbouw /Specialist Bodem, Water en Bemesting) in het kader van AG&B3a gebruikt als referentiekaart voor het stapelen van kaarten met informatie over bodemtextuur, maaiveld-hoogte, remotesensing beelden en kaarten met historische topografische informatie, zoals perceelindelingen, perceelgebruik (weiland, akkerbouw, boomgaard) en sloten. Door Delta Natuurbeheer, een coöperatie van boeren die zich inzet voor het onderhoud van natuurterreinen, is de geo-informatie gebruikt voor de uitvoering van de werkzaamheden op de natuurakker, zoals zaaien en schoffelen. Het meest intensief werd geo-informatie uitgewisseld door GISP: naar landmeters, deelnemende akkerbouwers en Wageningen Universiteit. De geo-infomatie werd verder door de deelnemers gebruikt ter verantwoording van de oppervlakte opgave voor de betaling van de natuurakkers door het project. De betekenis van brutoperceel, akkerplan en rijplan voor de akkerbouwer en instanties in de agro-geo-ICT keten zal een ieder duidelijk zijn. Om natuurakkers onderdeel te laten zijn van een gb-netwerk waar ook andere landschappelijke elementen (zoals taluds, sloten en bermen), natuurlijke elementen (flora en fauna: nesten, waardevolle vegetatie), cultuurhistorische elementen (waterbouwkundig kunstwerk), landschapmeubilair (hekken, palen) deel van uitmaken, is ook nauwkeurige geo-informatie nodig van de geometrie van die elementen. De combinatie van deze ruimtelijke informatie kan gebruikt worden voor een integraal beheer en handhaving van het gb-netwerk van de toekomst. De ruimtelijke integratie van natuurakker, talud en sloot is één van de thema’s in AG&B3.
38
Afb. 38. Deelnemers aan AG&B wisselen ervaringen uit over hun natuurakkers.
39
www.hwodka.nl
Colofon Tekst:
Peter Lerink Ingenieursbureau Lerink www.ib-lerink.nl Met bijdragen van:
Sytze de Bruin (WU-CGI) Aad Klompe (HWodKa) Leo Klompe (GISP) Henk Scheele (HWodKa) Jeroen Willemse (DLV-Plant) In opdracht van:
Commissie Hoeksche Waard Klaaswaal www.commissiehw.nl Vormgeving en drukwerk:
Zita advertising B.V. www.zita.nl Oplage:
300 exemplaren