Kringlopen in de akkerbouw
I N S T I T U U T
Reststromen veilig en duurzaam inzetten in de akkerbouw Chris Koopmans Anna Zwijnenburg
Verantwoording Deze brochure is onderdeel van het Praktijknetwerk Resttest XL. Wanneer is het inzetten van reststromen op de akker duurzaam? Dat is de centrale vraag in het praktijknetwerk Resttest XL. In thema- en veldbijeenkomsten is deze vraag uitgewerkt, zijn ervaringen gedeeld en wensen geïdentificeerd. In het veld is de werking van Betacal, brandkalk en gips getest, en de effecten van een specifieke toedieningstechniek van compost onderzocht. De werking van spuiloog en noodzaak van een extra fosfaatgift in de aardappelteelt zijn onder de loep genomen. De ideeën rond reststromen zijn in regiobijeenkomsten en in de bedrijfsplannen van Veldleeuweriktelers geconcretiseerd. Bijdragen aan het netwerk zijn geleverd door vele telers van Stichting Veldleeuwerik en speciaal door Jaap Lodders, Tammo Schreuder, Peter de Regt, Aard Robaard en Wim Stegeman. Dit netwerk is gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland.
Reststromen veilig Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland.
www.louisbolk.nl
© Louis Bolk Instituut 2015
[email protected]
Foto’s: Louis Bolk instituut, Suikerunie (p 16, 17, 28), Anna Zwijnenburg
T 0343 523 860 F 0343 515 611 Hoofdstraat 24 3972 LA Driebergen @LouisBolk
Ontwerp: Fingerprint Eindredactie: Chris Koopmans en Lidwien Daniels Druk: Drukkerij Kerckebosch Deze uitgave is per mail of website te bestellen onder nummer 2015-003 LbP
Inhoud 1. De duurzaamheid van reststromen
4
2. Herkomst, samenstelling en werking
6
I I
N
3. Risico’s en aandachtspunten 10
N
S S
T I
I
en duurzaam inzetten in de akkerbouw
T
4. Reststromen en mineralisatie 13
U
U
kalium en micronutriënten 16
T
T 5. Reststromen en fosfaat,
U
U
T
T
6. Reststromen in de praktijk 18
Literatuur, meer informatie en links 2 6
1. De duurzaamheid van reststromen In de Nederlandse akkerbouw worden veel organische meststoffen
fosfaat groter is dan het aanbod) wordt rond 2030 verwacht. Ongeveer
ingezet. Organische stofaanvoer is belangrijk voor het op peil houden
80% van het gewonnen fosfaat wordt door de landbouw gebruikt. Fosfor
of verbeteren van de bodemvruchtbaarheid. Veel akkerbouwers hebben
wordt ingezet via kunstmest en veevoer. Fosfor is een onvervangbaar
echter vragen en twijfels over een juiste en betrouwbare inzet op het
element in de natuur en zal daarom gerecycled moeten worden.
bedrijf. Sluiten we de kringloop of zijn we het afvoerputje van de samenleving? De term reststromen suggereert immers dat het gaat over afvalproducten. Voorbeelden zijn er genoeg: afval uit de dierlijke sectoren (organische mest), afval uit de natuur (groencompost), afval van consumenten (GFT-compost), afval van de industrie (Protamylasse)
Stichting Veldleeuwerik
of afval bij productie van energie (digestaat). Veel van deze ‘afval-
Binnen Stichting Veldleeuwerik werken akkerbouwers
producten’ hebben inmiddels hun waarde bewezen als meststof in de
en hun afnemers samen aan verduurzaming van de
landbouw.
voedselproductie. Aan de basis van de systematiek staan
Natuurlijke hulpbronnen
tien indicatoren. 1. Productwaarde
De meeste reststromen bevatten hoogwaardige grondstoffen die
2. Bodemvruchtbaarheid
nuttig zijn voor bodem en plantengroei. Duurzaamheid heeft vele
3. Voedingsstoffen
betekenissen, maar wordt vaak in verband gebracht met onze natuurlijke
4. Gewasbescherming
hulpbronnen op aarde. De vraag naar grondstoffen zoals fossiele
5. Bodemverlies
brandstoffen, metalen en mineralen is groot, maar deze zijn eindig of
6. Water
worden slechts zeer langzaam aangevuld. Vanuit dit oogpunt zouden
7.
deze bronnen zo veel mogelijk hergebruikt moeten worden. Daarnaast
8. Biodiversiteit
speelt de geografische concentratie van grondstoffen ook een rol. Van
9. Menselijk kapitaal
een flink aantal grondstoffen bevinden de grote voorraden zich buiten
10. Lokale economie
Energie
de Europese Unie en zijn de EU-landen afhankelijk van import. Fosfor, kalium en de diverse sporenelementen zijn belangrijke grondstoffen die
Akkerbouwers stellen een duurzaamheidsplan op waarin zij
in ruime mate aanwezig zijn in organische mest en andere reststromen.
acties formuleren die bijdragen aan de verduurzaming van
Genoeg reden om te onderzoeken of deze reststromen ‘opnieuw’ ingezet
hun bedrijfsvoering. De inzet van reststromen wordt vaak
kunnen worden als plantenvoeding en bodemverbetering.
benoemd in de actiepunten. Hier geven de akkerbouwers
Fosfor
verschillende redenen voor: • De bodemvruchtbaarheid verbeteren
Fosfor is een belangrijk element voor al het leven op aarde. Het is een
• De kringloop sluiten
onderdeel van DNA en van botten. Wetenschappers geven aan dat de
• Fosfaat en kali volledig uit reststromen aanwenden
voorraad fosfaat op de wereld uitgeput raakt. De belangrijkste mijnen
• Samenwerking akkerbouw/veehouderij
liggen in Marokko en China. De ‘piekperiode’ (de periode dat de vraag naar
Kalium Ook kalium wordt gewonnen uit mijnen, maar de voorraden zijn zeer groot. Ze liggen verspreid over meerdere landen, maar de grootste hoeveelheid bevindt zich in Canada en Rusland. Slechts 2% van de voorraad is in bezit van Europese landen. Kalium komt voor in alle cellen van planten en dieren. Het winnen van kalium is een duur proces en hergebruik is daarom gewenst. Reststromen en mineralen komen op een bedrijf samen Telers hebben regelmatig het gevoel dat zij de ‘problemen’ van industrie
seleen. Gebrek aan zink verstoort de stofwisseling bij plantengroei.
of veehouderij moeten oplossen door het inzetten van reststromen.
Seleen is minder belangrijk voor planten, maar is wel essentieel voor
Wisselende kwaliteiten van mest, stukjes plastic in compost of een
de gezondheid van mens en dier. Een tekort aan molybdeen komt
verplichte afname van Betacal bevorderen de relatie tussen de partijen
nauwelijks voor, maar is wel essentieel voor plantengroei. Dit element
niet. De mondiale ontwikkeling dwingt telers in zekere zin om anders
speelt o.a. een rol bij de stikstofbinding van vlinderbloemigen zoals
naar reststromen te gaan kijken. Toch zijn snel slinkende mondiale
klavers. Borium is een belangrijk sporenelement voor planten bij de
voorraden, en het feit dat Nederland zelf geen mijnen bezit, reden om
opbouw van celwanden.
reststromen serieus als alternatief in overweging te nemen.
Per grondstof wordt de zogenaamde R/P ratio (totale reserves versus
Het doel van deze brochure is niet om minerale meststoffen uit te
productie) berekend die aangeeft hoeveel jaren de reserves volstaan om
bannen, maar om juist meer inzicht te geven in de gebruikswaarde
het huidige gebruik op peil te houden (zie tabel 1.1.). Over de absolute
van reststromen. In de brochure wordt toegelicht hoe reststromen in te
getallen is bij wetenschappers overigens nog de nodige discussie.
zetten zijn als meststof, maar worden ook risico’s en aandachtspunten besproken zodat reststromen op hun juiste waarde worden geschat.
Tabel 1.1. Supply risk van grondstoffen voor de EU. Supply risk* in termen van: R/P in
Import-
Geografische
jaren
afhankelijkheid
concentratie
(On)vervang- (On)mogelijkheid baarheid
recycling
Lange termijn Fosfaat
370**
+++
+++
+++
+
Kalium
288
+++
++
++
++
Zink
19
++
+
+
+
Seleen
49
+++
++
++
+
44
+++
++
+
?
+++
?
Molybdeen
+++ ++ Borium 46 * + beperkt risico; ++ aanmerkelijk risico; +++ groot risico ** Mogelijk veel korter Naar: Platform Landbouw, Innovatie en Samenleving (2014)
Reststromen veilig en duurzaam inzetten - 5
Wereldwijd hebben veel landbouwgronden een tekort aan zink en
Louis Bolk Instituut
Sporenelementen
2. Herkomst, samenstelling en werking Herkomst en samenstelling De herkomst en eigenschappen van reststromen bepalen in belangrijke
samenstelling die erg afhankelijk is van het type stal in gebruik bij de
mate de werking ervan in de bodem en op de groei van de plant.
pluimveehouder. Het bevat relatief veel stikstof en fosfaat.
Globaal kunnen we vier bronnen onderscheiden:
Groencomposten variëren eveneens nogal in samenstelling al
1. Reststromen uit de industrie: Betacal®, gips en brandkalk zijn
naar gelang de grondstoffen. Het zijn over het algemeen ‘schone’
kalkachtige stoffen afkomstig uit industrie of industrieel verwerkt uit
composten. De stikstof is vrijwel geheel in organische vorm aanwezig.
natuurlijke grondstoffen;
Groencomposten bevatten echter relatief weinig fosfaat. Van belang
2. Dierlijke reststromen: in vele soorten afkomstig uit rundvee-, varkens
is de zeefmaat: de grofheid van het materiaal bepaalt in belangrijke
en pluimveehouderij maar ook met nieuwe vormen zoals spuiloog
mate de werking op de bodemstructuur. Als bron van organische stof
afkomstig uit luchtwassers van de intensieve veehouderij;
en voor structuuropbouw is de akkerbouwer gebaat bij een wat grovere
3. Compost: afkomstig van plantaardig afval zoals berm en slootmaaisel
samenstelling.
(groencompost); ook uit het groente, fruit en tuinafval van
De veel rijkere GFT-composten variëren in samenstelling door het jaar
consumenten (GFT-compost);
heen, maar vooral tussen de leveranciers (regio’s). Meestal zijn GFT-
4. Reststromen uit vergisting: digestaat afkomstig uit vergistinginstallaties met een keur aan basisgrondstoffen.
composten vrij rijk aan stikstof. Fosfaat kan soms rijkelijk aanwezig zijn, waardoor het van belang is vóór gebruik over een specifieke analyse te beschikken. Gecertificeerde ‘Keurcompost’ voldoet daarbij wel aan
Betacal® of schuimaarde is een kalkachtige stof die afkomstig is
een aantal eisen op het gebied van het ontbreken van ziektekiemen,
van de suikerindustrie. Betacal ontstaat door bij de zuivering van het
onkruiden en vervuiling.
suikerbieten diffusiesap (ongebluste kalk) toe te voegen. Agrigyps komt vrij bij de productie van fosforzuur en is een
Bij het vergisten van mest met een toegevoegd product (maïs etc.)
calciummeststof met 29% CaO. De calcium is daarbij gebonden aan
zetten bacteriën de snel verteerbare organische stof om in methaangas
sulfaat (35%).
en ammoniumstikstof. Het restant heet digestaat en bestaat uit
Bij brandkalk kun je niet spreken van een echte reststroom. Het is een
verschillende fracties (dikke en vloeibare). De samenstelling is zeer
goed oplosbare calciummeststof op basis van calciumcarbonaat dat in
afhankelijk van het type product dat vergist is, de vergistingsduur en
de natuur in grote hoeveelheden voorkomt als kalksteen, kalkmergel
type vergister. De pH varieert, evenals het organische stofgehalte en de
en in de vorm van schelpen. Het bevat alleen calciumoxide (60%) en
stikstoffractie.
magnesiumoxide (35%).
Werking in de praktijk
Reststromen van dierlijke oorsprong hebben een zeer gevarieerde
Betacal kan de bewerkbaarheid, verkruimelbaarheid en slempgevoelig-
samensteling. Drijfmest uit de rundveehouderij bevat veel stikstof en
heid van bodems (tijdelijk) verbeteren. Dat kan ook de lucht- en water-
weinig koolstof. De stikstof is grotendeels in minerale vorm aanwezig.
huishouding ten goede komen. Deze effecten zijn het sterkst op zure
Varkensmest is een minder goede leverancier van organische stof, maar
gronden, maar blijken meestal tijdelijk te zijn. Op kleigronden met een
heeft een hoog gehalte aan minerale stikstof. De hoge fosfaatgehaltes
toch al hoge pH is het effect van Betacal minder zichtbaar.
zijn vaak een nadeel voor de akkerbouw. Leghennenmest heeft een
Door structuurverbetering krijgt het gewas de kans om de bodem inten-
Groencompost
Dikke digestaat fractie
siever te doorwortelen en voedingsstoffen beter op te nemen. Ook kan
de structuur te verbeteren of wormenproblemen aan te pakken. Teveel
de stikstofmineralisatie in de grond worden gestimuleerd. Het toedie-
kalk kan ertoe leiden dat andere voedingsstoffen minder beschikbaar
nen van Betacal kan echter leiden tot minder fosfaatbeschikbaarheid
zijn. Met brandkalk wordt de calcium- en magnesiumvoorziening in de
in de grond. De kans bestaat dat schurft in pootaardappelen wordt
bouwvoor verhoogd. Ook kan de pH tijdelijk stijgen na de toediening.
gestimuleerd.
De kalk die in (zee)klei zit lost onvoldoende op bij de hoge pH. Het calcium in gips en brandkalk lost bij deze gronden wel snel genoeg op.
Gips heeft geen invloed op de zuurgraad van de grond. Gips en brandkalk
De adviesgift van gips is - afhankelijk van de bodem - tussen de 3 en 6
(ongebluste kalk) kunnen op kalkrijke klei en zavel gebruikt worden om
ton per hectare en bij brandkalk ca. 1500 kg per hectare.
Reststromen veilig en duurzaam inzetten - 7
GFT-compost
Louis Bolk Instituut
Betacal®
Tabel 2.1. Samenstelling van reststromen. Droge stof Org. Stof
N-tot
N-min
(% vers)
P2O5
K2O
CaO**
MgO
(kg/ton product)
Betacal® Carbo
68
90
3,25**
<0,01
11,5**
1,1
290
11
Betacal® Filter
58
80
2,75**
<0,01
9,75**
0,9
230
9
<0,01
8**
Betacal® Flow
45
60
2,25**
0,8
180
8
Protamylasse
54
360
30
17
13
90
-
6,6
Agrigips
75
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
-
290
-
Brandkalk
100
<0,01
<0,01
<0,01
<0,01
5,6
490
320
Drijfmest vleesvarken
9,3
43
7,1
4,6
4,6
5,8
5,0
1,5
Drijfmest rund
8,5
64
4,1
2
1,5
5,8
2,1
1,2
19,4
152
5,3
0,9
2,8
6,1
3,0
2,2
Leghennen mestband
57
416
25,6
2,5
19,6
15,5
45
5,5
Groencompost
60
179
5,0
0,5
2,2
4,2
6,3
1,8
Vaste rundveemest
GFT-compost
70
242
12,8
1,2
6,3
11,3
6,3
4,8
Champost
34
211
7,6
0,4
4,5
10
45
2,3
Digestaat co-vergisting
10
80
5,0
15
2
6
-
1
8
70
5,0
19
2
6
-
1
Maisdigestaat ** forfaitair vastgestelde waarde
Naar: Commissie Bemesting Grasland & Voedergewassen (2012) en Zanen & Cuijpers (2008)
Dierlijke mestsoorten leveren in het algemeen niet alleen voedingstoffen,
rundveedrijfmest. Daarmee zijn deze composten vooral geschikt als
maar dragen juist ook bij aan de opbouw van organische stof in het
bron van mineralen. Ook de aanvoer van organische stof is significant.
perceel. De meeste mestsoorten hebben een meerjarig effect op de
Door de snelle werking dragen de GFT-composten nauwelijks bij aan de
bodem, wat gunstig kan zijn voor de groei. Rundveemest heeft een
opbouw van de bodemstructuur.
relatief snelle werking in de bodem. Varkensmest is vanwege het fosfaat wat minder gewenst. Ook kan deze mest nogal eens ‘smeren’ in de grond,
De toepassing van digestaat heeft veel voordelen ten opzichte van
wat de structuur niet ten goede komt. Leghennenmest kan worden
drijfmest. De stikstofwerking van digestaat is, over het algemeen, hoger
toegediend aan een groenbemester in het najaar. De werking is snel,
dan die van niet-vergiste mest. Een groter deel van de voedingsstoffen
maar het is verstandig ook hier de fosfaatgift in de gaten te houden.
is direct opneembaar voor de plant. Doordat de mest dunner en
Groencomposten hebben vooral waarde als aanvoer van organische
homogener is, is deze beter te verpompen. Nadeel van de gemakkelijk
stof. De stikstofwerking is met 10% gering. De fosfaatwerking is 50%
beschikbare stikstof is dat deze ook weer kan vervluchtigen of uitspoelen.
en wordt ook als zodanig meegerekend in de mestwetgeving. De rijkere
Het is daarmee eerder planten- dan bodemvoeding.
GFT-compost heeft een veel sneller werking: soms vergelijkbaar met
260 240
Eiwit g/kg DS
200
76
180
160 Stappenplan kwaliteit reststromen
74
140
72
120
70
100
68
Koopmans, 2015) is een stappenplan ontwikkeld om de Es van reststromen Els in kaart te brengen. Wilg kwaliteit Daarbij wordt
naar verschillende doelen, zoals organische stof voeden,
64
60 Betacal 9 t
Betacal 18 t
Brandkalk
Figuur 2.1. Welke effecten zijn te verwachten van de reststroom Betacal op de meer kalkrijke gronden in Flevoland? Demo op
74van 72de
zogenoemde scorekaarten wordt inzicht verkregen hoe
reststromen het beste zijn toe te passen. De maximale
70
score is 100. Door het berekenen van verschillende
68
compostsoorten kan bepaald worden welke compost het
66
64beste 62In
past bij het doel dat de akkerbouwer nastreeft.
onderstaande figuur zijn de scores weergegeven voor
60
een aantal reststromen. Een hoge score op bijvoorbeeld
58
gediepploegde grond (14%Organische klei en 4% organische stof stof). Rotatie 1:4 met
Blanco stof geeft Betacal 18 t reststroom Brandkalk relatief veel Betacal 9weer t organische dat de
consumptieaardappel, sjalotten,40 witlof, wintertarwe en suikerbieten. 35 Betacal leidt niet tot lagere opbrengsten op deze gronden en lijkt in hoge dosis zelfs een positief effect 30te hebben op de opbrengst. 25 20 15 10 5 0
bijdraagt aan dit doel organische stof voeden. Organische stof 40 35 30 25 20 15 10 5 0
Plantenvoeding
Bodemstructuur
Groencompost
Groencompost
GFT compost
Reststromen veilig en duurzaam inzetten - 9
Plantenvoeding
76
Louis Bolk Instituut
Blanco
Netto opbrengst aardappel (ton per ha)
bodemstructuur stimuleren en planten voeden. Met behulp
62
58
In de brochure Compost duurzaam ingezet (Schrik en
een onderscheid gemaakt in de kwaliteit van restromen
66
Wormen compost
dappels met > 4 pokken)
Netto opbrengst aardappel (ton per ha)
220
25
20
15
Bodemstructuur GFT compost
Wormen compost
3. Risico’s en aandachtspunten Kunnen ziekten en plagen zich via reststromen verspreiden? Zijn reststromen altijd veilig voor plant en mens? Is het gevaarlijk reststromen te transporteren, op te slaan en te verspreiden?
Pathogenen uit dierlijke reststromen
40 35 30 25 20 15 10 besmetting grotendeel worden voorkomen. Bij verse mest loopt de 5 akkerbouwer het risico dat pathogenen via de mest op het land en de 0 plant terecht komen. De risico’s lijken echter beperkt, mede dankzij de snelle afbraak in de bodem (Franz, 2007).
Overdracht van plantpathogenen met dierlijke mest kan niet worden
Door het voormalige Productschap Tuinbouw is een hygiënecode opge-
uitgesloten. De kans erop is echter te beperken door de juiste
steld over het beperken van de risico’s door gebruik van dierlijke mest:
maatregelen te treffen. Naast directe besmetting via de mest kun
• Als dierlijke mest in contact kan komen met het eindproduct, dient
Plantenvoeding
Bodemstructuur
minimaal drie maanden vóór het oogsten bemest te zijn;
je het risico inschatten op basis van de herkomst van de mest (zie kader ‘Schat zelf de risico’s in). Naast besmetting via mest, zijn grond,
• Als dierlijke mest tijdens de teelt wordt toegepast, wordt aangeraden
machines, zaaizaad, pootgoed, verstuiven van de grond, slootbagger of
alleen bewerkte mest (gecomposteerd, gedroogd of verhit) toe te
Groencompost
GFT compost
Wormen compost
passen.
beregeningswater potentiële besmettingsbronnen. De besmetting van mest met plantpathogenen hangt vooral af van
Voorkom verspreiding van aaltjes
het feit of dieren onbewerkt ruwvoer krijgen. Kans op besmetting
Let op bij rooimachines: verspreiding van aaltjes via
ontstaat wanneer voerresten direct in de mest terechtkomen. Verloopt
aanhangende grond is een veel grotere verspreidings-
de vertering van voer via de spijsvertering dan is de kans op besmetting
bron dan via veevoer of via mest.
laag. Gedacht moet worden aan aardappels en aardappelresten die de zwartbenigheid, Phoma, droogrot, wratziekte en poederschurft. Deze ziektes overleven meestal niet in het spijsverteringskanaal van de koe (Postma, 2010). Cysten van het bietencysteaaltje kunnen wel in beperkte mate overleven in het spijsverteringskanaal, maar na twee maanden opslag van de mest zijn ook deze normaal gesproken dood. Schimmels als Phoma en Erwinia worden veel gemakkelijker via pootgoed dan via de mest verspreid. Na één tot drie weken zijn deze
Schurft (% aardappels met > 4 pokken)
kans op aardappelcysteaaltje vergroten evenals wortelknobbelaaltje,
25
20
15
10
5
schimmels over het algemeen dood. De schimmel die rhizomanie co an Bl
n 6,
25
to
n Gi ps
an
dk
alk
4
to
n Br
an
dk
alk
2
to
n Br
ca l2
0
to
n 0
to Be ta
bagger en slootwater is vele malen groter dan via mest.
ca l1
ook hier geldt: de kans op besmetting via andere routes als grond,
0
Be ta
overdraagt kan tot wel twaalf weken in de mestopslag overleven. Maar
Mest bevat normaal gesproken ook humaanpathogenen zoals
Figuur 3.1. Betacal leidde tot een verhoging van de schurftaantasting
Salmonella en E-coli O157:H7. Met mestcompostering kan dergelijke
in pootaardappelen
Schat zelf de risico’s in Veel ondernemers wegen de aanvoer van bedrijfsvreemde
1. Benoem mogelijke risico’s;
reststromen af, vooral als die een risico opleveren voor de
2. Bepaal de kans dat dit voorkomt;
teelt.
3. Bepaal de impact indien dit voorkomt;
Op basis van de beschikbare kennis en informatie is het
4. Classificeer het risico;
mogelijk dergelijke risico’s van reststromen op het bedrijf in
5. Bepaal noodzakelijke maatregelen om het risico uit te
te schatten. De kans dat het risico zich inderdaad voordoet,
sluiten ofwel te verkleinen tot een aanvaardbaar niveau.
wordt afgezet tegen de impact van het risico. Kans X Impact Het Risico = Kans (van voorkomen) x Impact (gevolg)
je kijken hoe het risico beheersbaar blijft. Bepaal het risico
Het resultaat van deze exercitie is dat kritische controlepunt-
als volgt:
en op het bedrijf geïdentificeerd zijn en dat beheersmaat regelen voor de toepassing van reststromen in de akkerbouw zo veilig mogelijk getroffen worden. Voorbeeld:
Herkomst
Risico 1
Betacal
Overmaat residu
Kans*
Impact*
situatie
0-1-2-3
0-1-2-3
Risico**
Gifstof in product
0
1
0
Toepassing vóór de teelt
Besmet product
1
3
3
Injecteren
Kans x Impact Maatregel
Rundvee drijfmest
Infecties bacterieel
Besmet product
2
3
6
Injecteren 6 weken vóór teelt
Varkensmest vloeibaar
Infecties bacterieel
Besmet product
2
3
6
Injecteren 6 weken vóór teelt
Vleeskuiken mest
Antibiotica
Opbouw resistentie
3
3
9
Alléén van vertrouwde bron, analyse
* 0 = laag; 3 = hoog ** 0 = laag; 9 = zeer hoog
Antibiotica en reststromen • Antibiotica is door mens en dier in gebruik • Gebruik verschilt erg per dierlijke sector • Karakteristieken: lage afbraaksnelheid, goed oplosbaar in water, goede binding aan gronddeeltjes • Naast antibiotica komen ook anthelmintica, bacteriën (Salmonella, E.coli), etc. voor.
< Verspreiding van antibiotica door het milieu
Reststromen veilig en duurzaam inzetten - 11
Digestaat uit mestvergisting Infecties bacterieel
Ongewenste
Louis Bolk Instituut
bepaalt of er sprake is van een “reëel” risico. Vervolgens kun
Let op de volgende aandachtspunten
Transport en distributie
• Maak afspraken over te leveren product
De kans op verspreiding is groter naarmate er meer transport is. Met
• Weet wat er in je product zit
name transport van digestaten uit een centrale opslag is riskant. Ook
• Pas de juiste bewerkingstechnieken en controle toe
vervuilde apparatuur van transportondernemingen is een serieus risico.
Pathogenen uit gewasresten
Het gevaar van de insleep van ziekten bestaat nog steeds, ondanks vele verbeteringen in transport, afzet en verwerkingsstructuren
Op ongecomposteerde gewasresten kunnen altijd pathogenen aanwezig
van de producten. De risico’s kunnen worden verminderd als afzet-
zijn. Dit kunnen allerlei soorten pathogenen zijn (Termorshuizen et al.,
en aanbodsketens bij een installatie kwalitatief goed beheerd
2005). Deze pathogenen kunnen vooral bovengronds goed overleven
worden (Beumer, 2005). In Nederland wordt dit risico nu beperkt
(roesten, meeldauwsoorten, bladvlekkenziektes). Ze sterven echter zodra
door regelgeving met betrekking tot het reinigen van wagens en
de gewasresten in de grond worden gebracht. Het risico op besmetting
mesttransport.
is bij minimale grondbewerking echter reëel. Het verslepen van bovengrondse gewasresten geeft - ook van bodem-
Digestaten
pathogenen - grote kans op besmetting. Dit risico is reëel voor bijvoor-
Verontreiniging van digestaten met zware metalen en micro-veront-
beeld witrot bij ui, voetschimmels bij granen, verticillium en zwarte spik-
reinigingen (PCB’s, PAC’s en dioxinen) wordt vermeden door het raad-
kel bij aardappels. Ondanks dat dit bodempathogenen zijn, is de kans
plegen van zogenaamde co-vergistingslijsten die de vervuiling in kaart
op bovengrondse besmetting groot.
brengen. Over specifieke risico’s van pathogenen uit digestaten is min-
Het verslepen van niet-gecomposteerde gewasresten van het ene
der bekend. Verhitting is verreweg de meest effectieve manier om pa-
naar het andere perceel wordt dus sterk afgeraden. Gunstige effecten
thogenen te doden.
van de vruchtwisseling kunnen daardoor juist teniet worden gedaan.
Erkende biovergisters passen altijd een pasteurisatiestap toe van
Overweegt de akkerbouwer toch versleping dan moet hij er dus vrij
minimaal 60 minuten bij minimaal 70°C waardoor bijvoorbeeld
zeker van zijn dat pathogenen géén probleem vormen.
bruinrot volledig wordt gedood. Ook de meeste andere verwekkers van
Composteren van gewasresten kan over het algemeen problemen
plantenziekten worden hierdoor uitgeschakeld. Een uitzondering hierop
voorkomen. Voorwaarde is echter dat het composteren professioneel en
zijn wratziektesporen.
effectief wordt uitgevoerd zodat pathogenen inderdaad gedood worden.
Richtlijnen voor de inzet van gewasresten: • Als gewasresten op een ander perceel ingezet worden dan waar ze geproduceerd zijn, moeten de gewasresten vooraf gecomposteerd worden. • Bij gebruik van ongecomposeerde organische stof: wees er zeker van dat deze geen ‘beruchte’ pathogenen bevat. Werk de organische stof bij voorkeur in de grond. • Bedenk dat het effect van gewasresten op het organische stofgehalte beperkt is, omdat gewasresten grotendeels uit Om bij compostering patogenen te doden is een temperatuur van minimaal 700 C nodig
water bestaan. (naar Postma et al., 2010)
4. Reststromen en mineralisatie Hoe duurzaam is de inzet van reststromen op langere termijn (>10
bemesting omlaag kan. De bodem kan immers steeds meer voedings-
jaar)? Speelt de mineralisatie van reststromen op een termijn van
stoffen leveren. Tegelijkertijd bestaat er echter ook een risico. Doordat
meer dan 10 jaar een significante rol in de beschikbaarheid van
de mineralisatie van stikstof (N) ook in het najaar wat hoger blijft, is
stikstof. Hoe kunnen we daarop inspelen?
er meer kans op stikstofverlies. Groenbemesters kunnen deze verliezen
Minder risico
beperken. Met het slim inzetten van voedingsstoffen uit reststromen is in principe nog veel winst te behalen.
Als er verschillende soorten organische reststromen op de akker worden voedingsstoffen is echter grillig, en met langjarige effecten wordt in de
De stikstof die uit mineralisatie vrijkomt, is niet
huidige bemestingsadviezen geen rekening gehouden.
direct beschikbaar in het vroege voorjaar. De stikstof
De meerjarige inzet van organische reststromen is voor telers voordelig.
komt slechts geleidelijk vrij en heeft hiervoor ook
Doordat ook na het eerste jaar voedingsstoffen worden geleverd, heeft de
een bepaalde bodemtemperatuur nodig. De meeste
teler meer zekerheid: ook onder minder gunstige omstandigheden komen
mineralisatie vindt vooral plaats in april, mei en
er voedingsstoffen voor het gewas beschikbaar die de groei bevorderen.
juni. Zorg dan voor voldoende beschikbare (nitraat)
Door een continu proces van mineralisatie en nalevering blijft het
stikstof in het vroege voorjaar. Geef de kunstmest
bodemleven aan de gang, wat tot gunstige effecten op de bodem-
aan de basis. De mest- en reststromen geven hun
vruchtbaarheid leidt. Voor de teler kan dit betekenen dat op termijn de
stikstof daarna af.
De toediening van compost
Reststromen veilig en duurzaam inzetten - 13
Mineralisatie
Louis Bolk Instituut
ingezet, leveren die na één jaar nog steeds voeding. De afgifte van
Praktisch instrument Met het digitale instrument NDICEA (www.ndicea.nl) kan de akkerbouwer keuzes maken ten aanzien van een duurzame inzet van reststromen in de teelt. Met deze tool krijgt hij inzicht in de effecten van reststromen en teeltmaatregelen (bouwplan, bemesting, inzet groenbemesters) ten aanzien van de N-beschikbaarheid en opbouw van de organische stof gedurende het seizoen. Bij het gebruik van NDICEA wordt niet alleen rekening gehouden met mineralisatie in het eerste jaar van toediening van een reststroom, maar ook met meerjarige effecten ook in combinatie met bijvoorbeeld gewasresten. Wanneer de akkerbouwer met regelmaat organische meststoffen gebruikt, zal het vrijkomen van voedingsstoffen uit de
NDICEA geeft zicht op de meerjarige effecten op bouwplanniveau
bodem, met name stikstof, ‘vanzelf’ gaan. Dit wordt ook wel ‘oude kracht’ van de bodem genoemd. Met NDICEA krijgt de akkerbouwer zicht op dit effect.
Voorbeeld bouwplan op klei
Tabel 4.1. Stikstoflevering door mineralisatie uit varkensdrijfmest, in kg N per ha, na 4 jaar. N-levering
% van totaal
Voor een bouwplan van consumptieaardappel-suikerbiet-wintertarwe-
Bemestingsvariant
zaaiui zijn twee bemestingsvarianten doorgerekend:
Mineraal
69
62
• Puur minerale mest
Meerjarig effect van dierlijke mest
42
38
• Een mix van minerale en dierlijke mest.
Totaal
111
100
maart-sept
Bij de stikstofbemestingen met gebruik van minerale mest is de gebruiksnorm van 2013 aangehouden. Bij de mixvariant minerale mest en dier-
We zien dat na vier jaar, binnen het groeiseizoen 42 kg N per hectare
lijke mest is gekozen voor varkensdrijfmest, omdat die het meest gebruikt
additioneel beschikbaar komt uit het cumulatieve, meerjarige effect
wordt. Er is gewerkt met de stikstofgebruiksnormen waarbij een forfai-
van de toediening van de reststroom varkensdrijfmest. Op jaarbasis
taire werkingscoëfficiënt van 60% is aangehouden. Gemiddeld wordt per
(jan.-dec.) is dat 53 kg stikstof extra. Dat is 38% van de beschikbare
jaar 35 ton varkensdrijfmest gegeven met 6,8 kg N, 90 kg droge stof en
stikstof.
60 kg organische stof per ton. De opbrengsten die bij de berekeningen zijn aangehouden zijn ontleend aan KWIN 2009. Bij de berekeningen
In Figuur 4.1 is het verloop van de organische stof in de bouwvoor (0-30
van de twee varianten zijn dezelfde opbrengsten aangehouden.
cm ) weergegeven. Bij maximaal gebruik van varkensdrijfmest (verloop 1, bruine lijn) blijft het organische stofgehalte van de grond nagenoeg op
In tabel 4.1 staat de gemiddelde N-levering vermeld van de twee
peil. Bij puur minerale mest (verloop 2, groene lijn) daalt het organische
bemestingsvarianten in jaar 4 van de rotatie. De mineralisatie
stofgehalte enigszins met de jaren. Door maximaal gebruik van dierlijke
van stikstof is gegeven voor het teeltseizoen maart tot september;
mest, aangevuld met minerale mest tot de wettelijke gebruiksnorm, wordt
daarbuiten is ook nog sprake van mineralisatie.
de bodemvruchtbaarheid dus in stand gehouden.
Louis Bolk Instituut
Figuur 4.1. Opbouw bodemorganische stof bij twee bemestingsstrategieën. Reststromen veilig en duurzaam inzetten - 15
Duurzaamheid Met een instrument als NDICEA is inzicht te krijgen hoe reststromen het best in te zetten in een duurzame bedrijfsvoering en wat de effecten hiervan zijn op de bodemvruchtbaarheid en mogelijke (milieu)verliezen. Scenario’s laten zien dat: • De opbrengst omhoog blijkt te kunnen door de cumulatieve inzet van een reststroom; • Bij de inzet van een reststroom de minerale bemesting omlaag kan, uitgaande van gelijkblijvende opbrengsten; • De introductie van groenbemesters om stikstof over de winter heen te tillen de milieuverliezen sterk kan beperken. Compost in de bodem (links) verhoogt de mineralisatie maar leidt ook tot een actief bodemleven en een betere structuur
5. Reststromen en fosfaat, kalium en micronutriënten Het klei-humuscomplex (CEC) Klei en humusdeeltjes hebben een negatieve lading
Tabel 5.1. Gemiddelde fosfaatwerking (in %) op < 1 jaar van stalmest en compost op meerdere grondsoorten.
waardoor zij positief geladen nutriënten zoals Kali, Magnesium, Ammonium, Natrium etc. aan zich binden.
Grondsoort Meststof
Zand
Klei
Alle grondsoorten
Hoe meer nutriënten zijn gebonden, hoe vruchtbaarder
Stalmest
80
70
80
de bodem. Een indicator voor bodemvruchtbaarheid is
Compost
70
60
60
de CEC (kationenomwisselingscapaciteit). Hoe hoger de
Naar www.handboekbodemenbemesting.nl
CEC, des te vruchtbaarder de bodem. De hoogte wordt bepaald door de hoeveelheid lutum (kleideeltjes) en het
Tabel 5.2. Gemiddelde fosfaatwerking (in %) op lange termijn (> 1
organische stofgehalte. Bij een hogere pH kan de CEC meer
jaar) van stalmest en compost op meerdere grondsoorten.
nutriënten binden en afstaan. Met andere woorden: de bodemvruchtbaarheid stijgt.
Grondsoort Meststof
Zand
Klei
Alle grondsoorten
Fosfaat uit reststromen
Stalmest
90
90
90
Compost
80
60
70
Vanuit duurzaamheidsoogpunt is het wenselijk dat er geen kunstmest,
Naar www.handboekbodemenbemesting.nl
fosfaat en kali aangevoerd worden. Dan moet wel duidelijk zijn hoeveel fosfaat en kali planten uit reststromen opnemen. Daar zijn rekenregels voor ontwikkeld. Er is een onderscheid tussen de werking op korte
Kali uit reststromen
(binnen één jaar) en lange termijn (langer dan 1 jaar). Zoals bij stikstof
De kaliumwerking van dierlijke mest op bouwland bedraagt 100%.
een onderscheid te maken is tussen minerale stikstof en organisch
Zandgronden zijn extra gevoelig voor uitspoeling bij toediening van
gebonden stikstof, is dit bij fosfaat ook het geval en is er variatie in
kali in de winterperiode. Kalium spoelt aanzienlijk gemakkelijker uit
de werkzaamheid. De omstandigheden waaronder meststoffen worden
dan fosfaat.
toegediend zijn ook bepalend voor de werking. Denk hierbij aan grondsoort, tijdstip en mestsoort. Minerale fosfaatmeststoffen worden sterker vastgelegd dan fosfaat uit organische meststof. Dit geldt met name voor bodems met een hoge pH of een hoog gehalte aan ijzer- en aluminiumhydroxiden. Dit blijkt uit een uitgebreide literatuurstudie van Van Dam en Ehlert (2008). Organische mest, met name vaste mest, heeft dan een beschermende werking waardoor de beschikbaarheid verbetert. Met onderstaande tabellen kan gerekend worden in het bemestingsplan.
Toediening van Betacal in het veld >
Schema voedingselementen
Minerale meststoffen
4,0
4,5
5,0
Minerale meststoffen spelen een belangrijke rol in het
5,5
6,0
6,5
7,0
7,5
8,0
8,5
9,0 pH
6,5
7,0
7,5
8,0
8,5
9,0 pH
STIKSTOF
optimaliseren van de opbrengsten. Fosfaat bij de start van
FOSFAAT
de teelt en kalium als overbemesting in aardappelen of uien
KALIUM
vanuit kwaliteitsoverwegingen. Indien de gewasbehoefte van fosfaat en kalium met reststromen wordt toegediend
SULFAAT
kan overwogen worden om de minerale vorm achterwege te
CALCIUM
laten. Of dit kan, hangt af van de voedingstoestand van de
MAGNESIUM
bodem en de omstandigheden tijdens het groeiseizoen. Als
Louis Bolk Instituut
IJZER
hulpmiddel kan er een bodemmonster in het seizoen worden
MANGAAN
genomen waarin de plant beschikbare nutriënten zijn
BORIUM
gemeten. Zo kan nut en de noodzaak van een extra minerale gift worden bepaald.
KOPER
Als u wilt onderzoeken of een extra bemesting of speciale
ZINK
meststof u iets oplevert kunt u ook een paar rijen niet
MOLYBDEEN
behandelen en het effect meten. 4,0
4,5
5,0
5,5
6,0
Figuur 5.1. De beschikbaarheid van voedingsstoffen in relatie tot de
Planten hebben slechts zeer weinig sporenelementen nodig, maar ze zijn
pH van de bodem.
wel essentieel voor de groei (bijvoorbeeld ijzer, mangaan, nikkel, zink, molybdeen en borium). Als de pH van de bodem niet optimaal is, zijn sporenelementen niet oplosbaar en dus ook niet opneembaar door de plant (zie Figuur 5.1). De bekendste problemen zijn borium- en mangaangebrek in akkerbouwgewassen en koper- en kobaltgebrek in weilanden.
Toediening van spuiloog
Reststromen veilig en duurzaam inzetten - 17
Sporenelementen
6. Reststromen in de praktijk In dit hoofdstuk wordt een aantal voorbeelden gegeven hoe de
Doelen van reststromen
akkerbouwer reststromen praktisch kan toepassen in de vrucht
Het toedienen van meststoffen heeft twee doelen:
wisseling en teelten.
• De bodemvruchtbaarheid verbeteren (bodemvoeding);
Toediening
• Nutriënten beschikbaar maken voor planten (plantenvoeding). De scheidslijn tussen beide doelen is niet strak te trekken. Bij de
Reststromen worden vaak met zware machines zoals mestverspreiders,
aanvoer van reststromen kan de bodemvoorraad van fosfaat en kali
bouwlandinjecteurs en driewielers ingezet. Dat is nadelig voor de
op peil worden gebracht en er is ook een direct voedende waarde voor
bodem en weerhoudt veel telers om reststromen in het voorjaar toe
de plant. Bodemanalyses bieden inzicht in de bodemvoorraad van
te dienen. Steeds meer loonwerkers bezitten sleepslangbemesters,
nutriënten. Op basis hiervan kunnen keuzes worden gemaakt in de
brede banden of hebben op de machines een drukwisselsysteem om
bemesting.
de bodem te sparen.
Meststoffen die gebruikt worden als bodemvoeding kunnen het best toegepast worden in een cyclus. Op deze manier wordt ‘oude kracht’
Wees kritisch op de loonwerker
van de bodem opgebouwd en kan er gewerkt worden aan systematische
Veel telers streven ernaar om met een zo laag moge-
mineralisatie. Kies dan meststoffen die in verhouding meer organisch
lijke bodemdruk de werkzaamheden op het land uit te
gebonden stikstof hebben dan minerale stikstof, zoals strorijke mest of
voeren. Wees dus ook kritisch op de werkzaamheden
compost.
van loonwerkers. Zie er op toe dat de bandendruk op het land wordt aangepast of vraag naar de specifieke
Haal meer uit uw bodemanalyse
machinecombinaties. Het lijkt een open deur, maar er
Bodemanalyses zijn de basis voor een bemestings-
komen vaak te zware combinaties op het land, ook bij
plan. Het is een momentopname van de voedingstoe-
slechte weersomstandigheden. Dat komt de bodem
stand van het perceel.
niet ten goede. Voorbeeld: De analyse laat zien dat het magnesium-
Vruchtwisseling
gehalte hoog is en het kaligehalte laag. Kalium en magnesium werken elkaar tegen bij de opname in de
Vruchtwisseling speelt een belangrijke rol bij het behoud en kwaliteit
plant. De verwachting is dat de plant minder gemak-
van de bodemvruchtbaarheid. De ideale vruchtwisseling bevat maai-
kelijk kalium zal opnemen. Kies een meststof die in
en rooivruchten en voldoende groenbemesters. Door structuurbederf
verhouding meer kali bevat zoals champost of prota-
van de bodem te voorkomen, kunnen gewassen dieper en intensiever
mylasse. Zo levert u ook een bijdrage aan het op peil
wortelen en worden er meer nutriënten opgenomen. Granen wortelen
brengen van de bodemvoorraad.
doorgaans dieper dan rooivruchten en vragen een minder intensieve grondbewerking. Een ander voordeel is dat na maaigewassen nog groenbemesters gezaaid kunnen worden of in het voorjaar kunnen worden ondergezaaid.
Rekenen met èn op stikstof Voor stikstof zijn, net zoals bij fosfaat, werkingscoëfficiënten beschikbaar. Werkingscoëfficiënten zijn vuistregels en geven slechts een indicatie van de te verwachten stikstofmineralisatie. De stikstof in meststoffen is verdeeld in minerale stikstof (direct beschikbaar) en organisch gebonden stikstof (komt vrij na mineralisatie). Louis Bolk Instituut
Hoe meer minerale stikstof er beschikbaar is, hoe hoger de werkingscoëfficiënt. Een teelt met meer groeidagen zal meer stikstof kunnen opnemen dan een korte teelt. Hierdoor zal ook de werkingscoëfficiënt
Een profielkuil geeft zicht op de werking van reststromen
stijgen. Tabel 6.1. Voorbeeld verhouding Nmin en Norg Nmin Type meststof
Tabel 6.3. Werkingscoëfficiënt van stikstof bij toepassing voorjaar
Norg
Werkingscoëfficiënt
Reststroom
Werkingscoëfficiënt (%)
(%)
(%)
voorjaar (%)
Champost
Varkensdrijfmest
65 %
35 %
65 – 75
Compost
10
Champost
5%
95 %
15 – 40
Betacal
60
Gecomposteerde kippenmest
50
Vinassekali
70
Reststromen veilig en duurzaam inzetten - 19
De werkingscoëfficiënten in tabel 6.2. zijn gebaseerd op type meststof,
15
tijdstip en de lengte van de teelt (A, B en C). De gegevens in de tabellen zijn samengesteld uit het handboek bodem en bemesting (www. handboekbodemenbemesting.nl). Tabel 6.2. Werkingscoëfficiënten stikstof van dierlijke mest Drijfmest
Vaste mest
Kippen, Varkens
Rund, Geit
Kippen, Varkens
Rund, Geit
Toepassing
A
B
C
A
B
C
A
B
C
A
B
C
juli-aug
7
9
10
5
8
10
8
10
12
9
13
15
sept-nov
10
13
16
8
10
13
11
15
17
12
17
20
dec-jan
35
40
45
30
35
40
40
45
50
20
25
30
feb-mei
65
70
75
60
65
70
55
60
65
35
40
45
Teeltlengte: A: 1 maart – 1 juli, B: 1 maart – 1 augustus, C: 1 maart – 1 september
Goedkopere bemesting De aanpassingen in het bouwplan maken het mogelijk om de bemesting optimaal en met minder kosten rond te zetten. Door het hoge aandeel granen kan er veel gebruik worden gemaakt van groenbemesters en is er veel ruimte om reststromen toe te dienen. Volgens Gerrit hoort het gebruik van reststromen bij zijn huidige bedrijf. Het accent ligt op het voeden van de bodem. Omdat de bodem wordt gespaard door het ruime bouwplan en de manier van grond bewerken kan de bodem z’n werk doen en worden meststoffen beter benut door de plant.
Bemestingsplan van Gerrit Klaasse Bos, akkerbouwer uit Dronten Gerrit Klaasse Bos heeft een akkerbouwbedrijf van 30 ha op
Tabel 7.1. Overzicht van de meststoffen die zijn gebruikt. Meststof
Motivatie Gerrit Klaasse Bos
Protamylasse
“Toen ik hier jaren geleden mee begon was het
gediepploegde grond (30-40% afslibbaar). Sinds 2002 bestaat het
vooral gemakkelijk. De loonwerker reed het uit
bouwplan uit 50% graangewassen. In 2007 is de stap gemaakt om de
en de totale behoefte aan kali was gegeven. In
teeltfrequentie van aardappelen te verruimen van 1:4 naar 1:6. Naast
Protamylasse zitten meer voedingsstoffen dan alleen N, P en K, en dat is een goede aanvulling.”
aardappelen worden ook uien en peen in een rotatie van 1:6 verbouwd. De ervaring van Gerrit is dat er niet diep in de grond gewerkt hoeft te
Vaste mest
“Dit is de basis van het bedrijf om de bodem
worden als de bodem daar niet om vraagt. “Het verruimen van mijn
te voeden. Het geeft structuur aan de bodem.
bouwplan vroeg een investering op de korte termijn, maar op de lange
Om het jaar krijgt elk perceel ongeveer 15 ton
termijn levert deze bedrijfsvoering mij meer op.”
vaste mest in de graanstoppel. Hierin wordt een groenbemester ingezaaid.”
Veilig gebruik van reststromen
Drijfmest of
“Als sleepslang toepassing in de wintergranen.
digestaat
Als ik nog voldoende ruimte heb, krijgt ook de groenbemester nog wat drijfmest of digestaat.”
Gerrit Klaasse Bos heeft nooit ‘angst’ gehad voor insleep van ziekten en onkruiden door het gebruik van mest. Na veel
KAS
“Alle fosfaat en kali worden aangevoerd vanuit
jaren gebruik van diverse reststromen blijkt dit terecht. In het
reststromen. KAS wordt gebruikt als basis voor
praktijknetwerk Resttest XL is gekeken naar de gevaren van
de beschikbare stikstof in het voorjaar en als
het gebruik van reststromen en is het veilig gebruik bevestigd.
overbemesting.”
Gerrit: “Ik heb wel nagedacht over andere reststromen zoals
Brandkalk
“Alle percelen hebben één gift Brandkalk
compost, maar de vervuiling van plastic toen ik een monster
gekregen. De calcium heeft de bewerkbaarheid
bekeek, heeft me doen besluiten om dit niet te doen. Ik erger
vergroot en de magnesium heeft het gehalte in de
mij ook aan afval in vaste mest, zoals plastic en touw in
bodem verhoogd. Nu heb ik meer balans tussen
paardenmest. Dat moet wel meer aandacht hebben.”
kali en magnesium in de bodem.”
Gerrit is tevreden over opbrengst en kwaliteit. De vraag of minerale
Bemestingsplan
fosfaat en kali nog een extra meeropbrengst zouden geven is moeilijk te
De vruchtwisseling is de basis van het bemestingsplan: die geeft
beantwoorden. Kosten en baten spelen dan ook een rol. In het seizoen
namelijk aan hoeveel ruimte er is voor de teelt van groenbemesters met
blijft Gerrit alert of het gewas over voldoende voedingsstoffen beschikt.
daarbij eventueel een meststof met bodemvoedende waarde. In tabel
Er kan altijd iets gebeuren waardoor correctie nodig is.
7.2. staat het bouwplan van Gerrit Klaasse Bos. De reststromen zijn in het najaar toegediend, voorafgaand aan de hoofdteelt.
Ga van het ‘ideale’ bemestingsplan uit De wetgeving heeft kaders gemaakt waarin het gebruik van fosfaat en stikstof beperkt wordt. Stel het bemestingsplan niet uitsluitend op vanuit het Louis Bolk Instituut
wetgevingskader. Ga altijd eerst van het ‘ideale’ bemestingsplan uit, waarbij het maximale rendement wordt behaald voor de gewassen. Mocht het plan volgens de wetgeving niet uitkomen, bekijk dan of er andere meststoffen ingezet kunnen worden (rundveedrijfmest heeft een lager fosfaatgehalte dan varkensdrijfmest) of pas de hoeveelheden aan.
Tabel 7.2. Aanvoer N, P en K uit voorvrucht, groenbemester en reststromen toegediend in najaar voorafgaand aan de teelt. Groenbemester en reststromen
Aanvoer (kg per ha)
(najaar)
uit groenbemester en reststromen (najaar) N P K
Consumptieaardappel
Engels raaigras
38
-
-
9
40
97
Vaste rundveemest 15 ton/ha Digestaat (varkens) 10,5 ton/ha Protamylasse 3 ton/ha Wintertarwe
-
Zaaiui
Engels raaigras
6
21
42
18
48
270
-
-
-
38
-
-
Vaste rundveemest 6 ton/ha Protamylasse 3 ton/ha Wintertarwe
-
Peen
Engels raaigras
4
16
40
18
48
270
-
-
-
38
-
-
9
40
97
Vaste rundveemest 15 ton/ha Digestaat (varkens) 10,5 ton/ha
Groenbemesters vormen de bodem
Wintertarwe
6
21
42
Protamylasse 4 ton/ha
25
58
360
-
-
-
-
Reststromen veilig en duurzaam inzetten - 21
Gewas
Ieder gewas zijn eigen behoeften De voedingstoffen N, P en K in de bodem moeten bereikbaar
Tabel 7.3. Totale aanvoer van N, P en K met het saldo
zijn voor planten. Elk gewas heeft een eigen type wortelstelsel
(gewasbehoefte minus aanvoer).
en stelt andere eisen aan de bodem. Maak een profielkuil in het seizoen om te kijken hoe diep de wortels kunnen groeien.
Gewas
Bemesting
Aanvoer uit groenbemester en reststromen en
Granen zijn een ideaal gewas om te checken. Zij zijn in staat om diep te wortelen.
N Consumptie-
Graaf een profielkuil Een bemestingsplan is een goede leidraad tijdens het groeiseizoen. Maar het kan zijn dat de plantengroei in het seizoen niet volgens het
‘papieren’
bemestingsplan
verloopt.
Door eenvoudig met de spade de wortelgroei te controleren kan de oorzaak achterhaald worden. Een storende laag kan de reden zijn waardoor de wortels onvoldoende diepte bereiken om voedingsstoffen op te nemen. Dan kan een extra (kleine) gift zinvol zijn. Als de beworteling goed is, maar het is te droog in de onderlaag, dan is beregenen een goed advies. De voedingsstoffen kunnen dan via het vocht weer opgenomen worden door de plant. In dat geval zou extra bemesting zelfs nadelig kunnen uitpakken! Bij de fosfaatbehoefte in het bemestingsplan van tabel 7.3 is uitgegaan van een Pw getal van 24 en een kalibehoefte op basis van een K-getal van 12 volgens de adviesbasis bemesting. Het bemestingsplan is volgens de normen van het mestbeleid van 2013 sluitend.
Engels raaigras
kunstmest (kg/ha) P K 38 -
aardappel Reststromen najaar 33 KAS 565 kg/ha 153 KAS 320 kg/ha 86 KAS 300 kg/ha 81 Gewasbehoefte 330* Saldo +60 Wintertarwe KAS 310 kg/ha 84 Digestaat rundvee 40 ton/ha 109 Gewasbehoefte 200 Saldo -7 Zaaiui Engels raaigras 38 Reststromen najaar 22 KAS 320 kg/ha 86 Gewasbehoefte 120 Saldo -26 Wintertarwe KAS 310 kg/ha 84 Digestaat rundvee 40 ton/ha 109 Gewasbehoefte 200 Saldo -7 Peen Engels raaigras 38 Reststromen najaar 40 KAS 260 kg/ha 35 Gewasbehoefte 100 Saldo -13 Wintertarwe KAS 310 kg/ha 84 Digestaat rundvee 40 ton/ha 109 Gewasbehoefte 200 Saldo -7 * Gewasbehoefte Maritiema is 30 kg meer dan Bintje
109 135 -26 76 0 +76 64 135 -71 76 0 +76 119 45 +74 76 0 +74
409 320 +89 202 70 +132 310 320 -10 202 70 +132 499 320 +179 202 70 -+132
Louis Bolk Instituut
Zet de balans centraal
Er is een overschot aan stikstof gegeven bij de consumptieaardappelen.
De focus ligt op de balans die voor de wetgever
Tijdens de gewascontrole in het voorafgaande seizoen bleken de
gemaakt moet worden. Die hoeft niet overeen te
aardappelen een tekort aan stikstof te hebben. Dit werd bevestigd door
komen met de landbouwkundige balans. Kali telt voor
een plantsapanalyse. De oorzaak was een overschot aan gewasresten
de wetgeving niet mee als nutriënt. Een gemiddeld
(Engels raaigras, stro hakselen en strorijke vaste mest). De indruk was
bouwplan voor de akkerbouw voert 150 kg kali per
dat dit ook dit seizoen weer speelde, en daarom is een extra gift stikstof
ha af. Zorg ervoor dat deze afvoer gecompenseerd
gegeven bij de 3e bemesting.
wordt! Maak daarom een P- en K-balans en voorkom
Bij zaaiuien is de gift lager dan de adviesgift. Dit is zichtbaar gemaakt
verschraling van de bodem. Naast P en K is organische
met NDICEA (zie pag. 24). De uien beschikken over voldoende stikstof
stof een belangrijke indicator voor de bodemkwaliteit.
door de extra mineralisatie. De uien wortelen goed tot > 60 cm en
Organische stof wordt afgebroken en dient daarom
bereiken daardoor meer stikstof in de onderlaag. De wortelen hebben
ook aangevoerd te worden door het telen van
ook voldoende stikstof. Hier is ook de keuze gemaakt om lager dan het
groenbemesters, hakselen van stro of reststromen
advies te blijven.
met een hoog organische stofgehalte zoals compost.
Reststromen veilig en duurzaam inzetten - 23
Ervaringen met het bemestingsplan
Controle met NDICEA Het bemestingplan is ingevoerd in NDICEA om het langjarige effect van de bemestingsstrategie te berekenen. Op basis hiervan kan het bemestingsplan verfijnd en getoetst worden. Bemestingsplan in eerste rotatieperiode. De rode lijn is de opname van stikstof door het gewas en de groene lijn geeft de mineralisatie weer. Als de groene lijn boven de rode lijn staat is er voldoende stikstof beschikbaar. Uit de figuur wordt duidelijk dat de uien en de wintertarwe onvoldoende stikstof tot hun beschikking hebben. Bouwplan in tweede rotatieperiode en dus na langjarig gebruik. Hier wordt duidelijk dat de uien nu wel voldoende stikstof hebben. De wintertarwe na de uienteelt lijkt nog iets tekort te komen. Op deze manier kan NDICEA helpen de bemestingsstrategie te evalueren en een voorspelling te doen voor de toekomst. De bodem heeft duidelijk meer ‘kracht’ opgebouwd. De nalevering van stikstof is op gang gekomen en de planten hebben minder snel last van droogte. De nutriëntenbalans laat zien dat het wettelijk kader gehaald wordt (voor 2013 mocht er 85 kg fosfaat per ha aangevoerd worden). Er is een overschot aan kali. De gift Protamylasse kan eventueel verlaagd worden naar 3 ton in plaats van 4 ton per ha. Tabel 7.4. Nutriëntenbalans zoals berekend door het NDICEA model in kg per ha. N
P2O5
K2O
Aanvoer mest
259
78
317
Depositie
25 +
3+
8+
Totaal aanvoer
284
81
325
Afvoer producten
170 -
74 -
183 -
Berekend overschot
114
7
142
Investeren in de bodem Jaap en Maurijn Lodders hebben een akkerbouwbedrijf
in
Swifterbant
en
Dronten. In totaal bewerken zij 120 ha met aardappelen (1:3), suikerbieten, tarwe, rode kool, wortelen, witlof, knoflook en sjalotten. Vooral de sjalottenteelt laat zien hoe groot de rol is van goed bemesten. Het telen van een kwalitatief goede sjalot is een zoektocht, Louis Bolk Instituut
maar de ondernemers hebben nu de juiste strategie te pakken. De sjalotten groeien nu op hetgeen wat de bodem levert. De investering in het voeden van de bodem betaalt zich daarmee uit. De droge stof analyse van de sjalotten bevestigd dit.
Jaap Lodders (links)
Dat betekent niet dat deze ondernemers
geeft uitleg over zijn
‘klaar’ zijn met bemesten. Er zijn altijd
aardappelteelt
verbeterpunten of wensen. In onze huidige
collega-Veldleeuwerik
strategie wordt twee jaar achter elkaar
telers
aan
Wij zouden graag om het jaar compost en/ of vaste mest willen toepassen om de bodem voorraad op peil te houden en het proces van mineralisatie van voedingsstoffen vanuit de bodem op gang te houden. Hierbij moeten we zoeken naar een praktische oplossing omdat juist in deze jaren alle laat geoogste gewassen worden geteeld en mest uitrijden in het najaar moeilijker wordt, zeker als wij dit in combinatie met een groenbemester willen doen.
Goed verzorgde grond laat aardappelen diep wortelen
Reststromen veilig en duurzaam inzetten - 25
compost toegepast en daarna 4 jaar niet.
Literatuur
Meer informatie
Beumer, G.J. (2005). Co-vergisting op boerderijschaal in Nederland.
Bokhorst, J. en Berg, C. ter, (2001). Handboek Mest & Compost.
Een verkennende studie naar implementatie. Technische Universiteit
Behandelen beoordelen & toepassen. Louis Bolk Instituut, Driebergen,
Eindhoven.
292 p.
Commissie
Bemesting
Mestsamenstelling
Grasland
in
&
adviesbasis
Voedergewassen bemesting
(2012).
grasland
en
voedergewassen. p/a. Wageningen UR Livestock Research. www. bemestingsadvies.nl. 24 p.
Koopmans, C.J., Bokhorst, J., Berg, C. ter, Eekeren, N. van (2007). Bodemsignalen. Praktijkgids voor een vruchtbare bodem. Roodbont Uitgeverij, Zutphen, 96p. Schrik, Y. en C.J. Koopmans (2015). Compost duurzaam ingezet. De
Cuijpers, W. en M. Hospers-Brands (2008). Hulpmeststoffen.
Compost Scorekaarten: een instrument voor het afwegen van de
Beschikbaarheid en opname van stikstof in de biologische teelt van
waarde van compost. Louis Bolk Instituut. Publicatie nr. 2015-001
zomertarwe. Louis bolk Instituut. 37 p.
LbP. 20 p. Te bestellen via www.louisbolk.nl.
Dam, A.M. van en P.A.I. Ehlert (2008). Beschikbaarheid van fosfaat in organische meststoffen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving en Alterra, Wageningen.
Links
Franz, E. (2007). Ecology and risk assessment of E. coli O157:H7 and Salmonella Typhimurium in the primary production chain of lettuce. Proefschrift Wageningen Universiteit.
Hoofdstuk 2 www.nutrinorm.nl
Platform Landbouw, Innovatie en Samenleving (2014). Geopolitiek
www.agrigyps.nl
rond grondstoffen voor landbouw en voedsel. Deel A: Advies aan
de staatssecretaris van Economische Zaken en aan de Europese
Hoofdstuk 3 www.digestaat.nl
Commissie. Culemborg.
Postma, R., Korthals, G.W., Termorshuizen, A.J., Dekker, P., Thoden, T.
www.vwa.nl/onderwerpen/werkwijze-food/dossier/ erkenningen-vergunningen-registraties/overzicht-
(2010). Effecten van verse organische stof. NMI, Wageningen, 46 p. Termorshuizen, A.J., van Rijn, E., Blok, W.J. (2005). Quantifying
www.kennisakker.nl/
erkende-bedrijven/dierlijke-bijproducten Hoofdstuk 4 www.ndicea.nl
phytohygienic risks of compost application in agriculture. Compost
Hoofdstuk 5 www.bdb.be
Science and Utilization 13: 108-115.
www.blgg.agroxpertus.nl
Hoofdstuk 6 www.handboekbodemenbemesting.nl
I
N
S
T
I
T
U
U
T
Op zoek naar reststromen in het veld
de natuurlijke kennisbron
Reststromen veilig en duurzaam inzetten in de akkerbouw In de Nederlandse akkerbouw worden veel organische reststromen ingezet. Organische stofaanvoer is belangrijk voor het op peil houden of verbeteren van de bodemvruchtbaarheid. Veel akkerbouwers hebben echter vragen en twijfels over een juiste en betrouwbare inzet van reststromen op het bedrijf. Reststromen
bevatten
hoogwaardige
grondstoffen voor de plantenvoeding maar ook voor de opbouw van organische stof en een duurzaam beheer van de bodem. Deze publicatie geeft helder inzicht in het veilig en duurzaam inzetten van reststromen in de akkerbouw. Het
Louis
Bolk
onafhankelijk,
Instituut
internationaal
is
een
kennis
instituut ter bevordering van écht duurzame gezondheid.
landbouw, Dankzij
voeding
en
praktijkgericht
onderzoek en advies dragen wij al meer dan 35 jaar bij aan gezonde bodems, planten, dieren en mensen.