Afstudeeropdracht ‘’Twee businesscases voor de transitie tot duurzaam dorp’’
Student: Studentnummer: Klas: Studiejaar: Opleiding: School: Datum:
Wouter Veldhoen 327435 MEV4D 4 Management, Economie & Recht Hanze Hogeschool Groningen 28-06-2011
Afstudeeropdracht ‘’Twee businesscases voor de transitie tot duurzaam dorp’’ Gegevens student Student: Studentnummer: Adres:
Wouter Veldhoen 327435 Sledemennerstraat 39-5 9718 BX Groningen
Gegevens opleiding School: Opleiding: Afstudeercoordinator: 1e begeleider: 2e begeleidster:
HanzeHogeschool Groningen Management Economie & Recht Mevr. Tineke van der Schoor Dhr. Dick van der Meijden Mevr. Tjitske Bouma
Gegevens project Project:
‘’Twee businesscases voor de transitie tot duurzaam dorp’’: Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte
Handtekening voor gezien:
Eerste monitor:
tweede mentor:
afstudeercoördinator:
student:
Managementsamenvatting Dit verslag bevat een haalbaarheidsstudie naar de implementatie van het project ‘’Duurzaamswoude’’ in de dorpsgemeenschap Wessinghuizen. Dit onderzoek is gedaan in opdracht van RenQi, het Kenniscentrum en een inwoner van Wessinghuizen. Er is namelijk behoefte aan een concrete businesscase in twee verschillende varianten van het fictieve project Duurzaamswoude. De doelstelling is een verlaging van de stookkosten, CO2 reductie en vergroting van de sociale cohesie.
Onderzoeksopzet Het is een beschrijvende literatuurstudie die is aangevuld met praktijkonderzoek in de vorm van interviews met experts. Bij het bepalen van de kosten van beide projecten is uitgegaan van een fictieve groep van 75 huishoudens. Deze zijn ingedeeld in twee verschillende verbruikscategorieën en aan de hand daarvan zijn de verbruikskosten bepaald voor gas en houtpellets. Er is verder een juridisch en sociaal/organisatorisch kader gemaakt en deze opzet is verder ondersteund door de inbreng van verschillende praktijkexperts.
Onderzoeksresultaten Het hangt van de verbruikscategorie af wanneer een houtpelletkachel voordelig wordt ten opzichte van het stoken op gas. In het onderzoek zijn de volgende periodes vastgesteld: Variant 1, categorie 1 5 jaar Variant 1, categorie 2 6 jaar Variant 2, categorie 1 7 jaar Variant 2, categorie 2 9 jaar Daarnaast moeten er juridisch gezien een aantal dingen geregeld worden. Er moeten voor diverse activiteiten omgevingsvergunningen worden aangevraagd. Verder bestaan er risico’s die juridisch kunnen worden afgedekt. Op organisatorisch vlak is de projectorganisatie belangrijk. Er zijn verschillende rollen die de deelnemers in een project moeten verdelen en daarin kunnen ze worden (bij)gestuurd door een model.
Conclusies De rentabiliteit van het project is voor ieder huishouden verschillend, omdat het project sneller rendabel wordt naarmate er meer energie verbruikt wordt. De investering die hiervoor gedaan zal moeten worden ligt afhankelijk van welke variant wordt toegepast drie á vier keer zo hoog als dat er op gas gestookt wordt. Er zit daarmee een financieel risico in het project.
Aanbevelingen Het verdient de voorkeur om te investeren in energiebesparende maatregelen, niet gebruikte energie is immers gratis. Om het project toch te financieren kan gekozen worden om een onderneming die winst maakt de materialen te laten aanschaffen met fiscale subsidies. De leden uit de coöperatie kunnen vervolgens deze materialen overnemen en de houtpelletkachels, tegen een lagere prijs dan de aanschafprijs, meefinancieren in de hypotheek op hun huis.
3
Voorwoord Deze afstudeerscriptie is het resultaat van een onderzoek dat ik heb uitgevoerd ter afsluiting van de 3 jaar die ik heb gestudeerd aan de Hanze Hogeschool Groningen voor de opleiding Management, Economie en Recht. Het onderzoek heb ik uitgevoerd namens het Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte en RenQi in opdracht van een persoon in Wessinghuizen. Op de eerste plaats wil ik daarom de mensen binnen RenQi en het Kenniscentrum bedanken voor het mogelijk maken van mijn stage en de hulp en kennis die zij mij tot mijn beschikking hebben gesteld. Vooral op het begin heb ik hier veel aan gehad, omdat ik er echt in moest komen. Mijn gebrek aan technische kennis heb ik de eerste weken proberen te compenseren door veel te lezen. Daarnaast heb ik veel inspiratie gehaald uit de interviews die ik in de praktijk heb gehouden met diverse experts. Zij hebben mij allemaal op een bepaalde manier geïnspireerd, maar vooral het gesprek met dhr. Richard Kooloos van de ABN is mij bijgebleven. De tip om te zoeken naar verbanden is er één, die in mijn hoofd is blijven hangen en ik wil hem daarom in het speciaal bedanken. Verder heb ik vanuit de Hanze Hogeschool in de persoon van dhr. Dick van der Meijden een goede begeleider gehad. Ik stond er vaak van versteld hoe gemakkelijk hij mee kon praten over een onderwerp waar ik mijzelf een aantal weken op moest inlezen. Zijn duidelijke commentaar zorgde er. vooral in het laatste gedeelte van de stage. voor dat ik de opdracht toch naar eisen van de opleiding heb weten te conformeren. Ten slotte wil ik graag mijn familie, vrienden en mijn vriendin bedanken voor de steun die ik heb gekregen op vooral de zondagen als ik even geen zin had om de treinreis richting Groningen weer te maken. Hierdoor heb ik de vaart in het onderzoek kunnen houden met het eindverslag dat nu voor u ligt als resultaat.
Groningen 28-06-2011,
Wouter Veldhoen
4
Onderzoek
5
Inhoudsopgave 1
INLEIDING……………………………………………………………… 3 1.1 Aanleiding en relevantie onderzoek..…………………………….. 3 1.2 Probleem- en doelstelling………………………………………… 3 1.3 Onderzoeksvragen………………………………………………… 4 1.4 Begripsbepaling- en afbakening………………………………….. 4 1.5 Leeswijzer verslag………………………………………………… 4
2
BEDRIJFSBESCHRIJVING…………………………………………… 5 2.1 Wessinghuizen……………………………………………………. 5 2.2 Duurzaamswoude………………………………………………… 5 2.3 Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte…………… 6 2.4 Vervolgonderzoeken……………………………………………… 7 2.3 Beleidskeuzes in het project………………………………………. 7
3
THEORETISCH KADER……………………………………………… 10 3.1 Verwarming op gas……………………………………………….. 10 3.1.1 Structuur gasprijs…………………………………………. 10 3.1.2 Opbouw gasrekening……………………………………… 10 3.1.3 Huidige gasprijzen…………………………………………10 3.1.4 Aanschafkosten gaskachel…………………………………10 3.2 Transitie naar houtpelletverwarming……………………………... 11 3.2.1 Aanschafkosten houtpelletkachel…………………………. 11 3.2.2 Houtpellets maken………………………………………… 11 3.2.3 Aanleg warmtenet in variant 2……………………………. 12 3.2.4 Arbeidsproces pelletproductie……………………………. 12 3.2.5 Arbeidskosten…………………………………………….. 12 3.3 Financiering………………………………………………………. 13 3.3.1 Mogelijke inkomstenbronnen…………………………….. 13 3.3.2 Mogelijke financieringsconstructies……………………... 13 3.3.3 Factoren bij een investeringsbeslissing…………………... 15 3.3.4 Risico’s bij financiering………………………………….. 15 3.3.5 Inflatie vs. loonstijging…………………………………… 15 3.4 Juridisch kader……………………………………………………. 16 3.4.1 De Warmtewet……………………………………………. 16 3.4.2 De Boswet………………………………………………… 17 3.4.3 De Wet Milieubeheer……………………………………... 17 3.4.4 Algemene Plaatselijke Verordening………………………. 18 3.4.5 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht……………... 19 3.5 Organisatorisch & sociaal kader………………………………….. 19 3.5.1 Projectorganisatie…………………………………………. 19 3.5.2 Sturing projectorganisatie………………………………… 20 3.6 Overheid…………………………………………………………... 20 3.6.1 Doelstellingen project in relatie tot het overheidsbeleid…. 20 3.6.2 Overheid stimuleringsbeleid……………………………… 21
6
4
BESCHRIJVING&VERANTWOORDING ONDERZOEKSOPZET..22 4.1 Type onderzoek…………………………………………………… 22 4.2 Dataverzameling………………………………………………….. 22 4.3 Validiteit………………………………………………………….. 23 4.4 Gevolgd onderzoekspad………………………………………….. 23 4.5 Randvoorwaarden………………………………………………… 24 4.6 Data-analyse en verwerking………………………………………. 24
5
ONDERZOEKSRESULTATEN EN INTERPRETATIE…………… 25 5.1 Interviews praktijkomgeving……………………………………. 25 5.1.1 Interview: dhr. Huub Klein-Koerkamp………………….. 25 5.1.2 Interview: dhr. Jan-Willem Kok………………………… 26 5.1.3 Interview: dhr. Richard Kooloos………………………… 26 5.1.4 Interview: dhr. Hans Overdiep………………………….. 26 5.1.5 Bepaling exploitatiekosten……………………………… 26 5.1.6 Houtpelletverwarming vs. Gas…………………………. 27 5.2 CASE: DEVO-project Veenendaal…………………………….. 28 5.2.1 Succesfactoren……………………………………………. 29 5.2.2 Risico’s…………………………………………………… 29 CONCLUSIES………………………………………………………….. 30 6.1 Financieel………………………………………………………… 30 6.2 Juridisch………………………………………………………….. 30 6.3 Organisatorisch…………………………………………………... 30 6.4 Relatie tot de probleemstelling…………………………………... 31 AANBEVELINGEN……………………………………………………. 32 7.1 Financieel………………………………………………………… 32 7.2 Juridisch………………………………………………………….. 33 7.3 Organisatorisch…………………………………………………... 33 EVALUATIE……………………………………………………………. 34 8.1 Onderzoekskeuzes……………………………………………….. 34 8.2 Interne- & externe validiteit……………………………………… 34 8.3 Kwaliteit data-analyse……………………………………………. 34 8.4 Relevantie onderzoek…………………………………………….. 34 BRONNENLIJST……………………………………………………….. 35 BIJLAGEN………………………………………………………………. 39
6.
7.
8.
9. 10.
7
1. Inleiding 1.1 Aanleiding en relevantie onderzoek Wie wel eens in de omgeving van Stadskanaal geweest is begrijpt dat de leefbaarheid in deze gemeente onder druk staat. Het ziet er verlaten uit en de cijfers wijzen uit dat er ook sprake is van krimp1. Dorpswinkels en andere voorzieningen moeten als gevolg hiervan hun deuren sluiten en het landschap verwilderd door een gebrek aan onderhoud. Vanuit het Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte is men sinds drie jaar bezig om deze ontwikkeling te analyseren en praktijkgerichte oplossingen te bieden voor geïnteresseerde partijen uit (onder andere) deze dorpen. Vanuit deze achtergrond is ook het project ‘’Duurzaamswoude’’ uitgevoerd. Hierin staat een zogenaamd ‘’Duurzaam Dorp’’ beschreven waarin bewoners besparen op hun energierekening, bijdragen aan een verlaging van de CO2 uitstoot en de sociale cohesie in het dorp vergroten. Met dit idee hebben zij de GasTerra jaarprijs van €50.000,- gewonnen in 2010 en met dit geld is vanuit het Kenniscentrum vervolgonderzoek gedaan. Een dorp dat geïnteresseerd is in dit idee is Wessinghuizen. Het Kenniscentrum kan echter niet vertellen hoeveel een duurzaam dorp precies kost, omdat een dergelijk project maatwerk betreft. Er is daarom behoefte aan een concrete businesscase waarin de financiële, juridische en organisatorische haalbaarheid wordt onderzocht. Dit is gebeurd in opdracht van één van de initiatiefnemers aldaar: Jan Willem Kok.
1.2 Probleem- en doelstelling 1.2.1 Doelstelling Een businesscase maken in twee varianten waarin de haalbaarheid van deze twee varianten in de periode van nu tot en met 2020 wordt bepaald in financiële, juridische en organisatorische zin. Deze businesscase kan naast Wessinghuizen vervolgens gebruikt worden door het kenniscentrum als adviestool om op het gebied van haalbaarheid ook dorpsbewoners uit andere dorpen te informeren die het project ‘’Duurzaamswoude’’ willen implementeren. 1.2.2 Probleemstelling De bewoners in de noordelijke dorpen willen graag het project ‘’Duurzaamswoude’’ implementeren. Op deze manier hopen zij te besparen op de stookkosten en daarnaast willen zij de CO2 uitstoot verminderen en de sociale samenhang vergroten, maar zij weten niet goed hoe zij samen deze stap kunnen maken. Er is weinig informatie bekend over de financiële haalbaarheid, de juridische beperkingen en de benodigde organisatie van het exploiteren van een Lokaal Duurzaam Energiebedrijf. 1
Bron: CBS, (2011), Gemeente Stadskanaal, geraadpleegd op: 15-03-2011, http://www.bevolkingsdaling.nl/basisboek/stadskanaal.aspx
8
1.3 Onderzoeksvragen De conclusies van de onderzoeksvragen moeten inzicht geven in de probleemstelling. De probleemstelling is daarom onderverdeeld in de volgende onderzoeksvragen: - Welke positie neemt de overheid in ten opzichte van de drie geformuleerde doelstellingen en welk stimuleringsbeleid hanteert zij daarvoor? - Wat zijn de te verwachten ontwikkelingen in gas- en houtpelletprijzen op de Nederlandse energiemarkt? - Wat zijn de investeringen die gedaan moeten worden? - Welke kosten zijn er aan beide varianten verbonden? - Wat zijn de financieringsmogelijkheden binnen het project? - Welke juridische aspecten spelen een rol binnen dit project? - Op welke manier speelt sociale cohesie een rol in dit project?
1.4 Begripsbepaling- en afbakening Duurzame energie: Energie die duurzaam is opgewekt en per saldo CO2 neutraal is. De grijze energie die nodig is in het proces om bijvoorbeeld pellets te maken wordt daarbij buiten beschouwing gelaten. En ook de energie die nodig is om alle benodigde materialen te maken. Dit is alleen geoorloofd als de hoeveelheid grijze energie relatief klein is. Duurzaamswoude: Een fictief project waarin studenten een idee uiteenzetten van een duurzaam dorp. Hierin ontlasten de deelnemers het milieu door een reductie in CO2 emissies, zij realiseren een verlaging op hun energierekening en zij vergroten de sociale cohesie in hun dorpsgemeenschap. Variant 1: De variant op individueel niveau in Wessinghuizen. Elk huishouden wordt voorzien van een pelletkachel en onderzocht wordt of dit haalbaar is en of dit te organiseren valt. Mochten er besparingen gehaald kunnen worden ten opzichte van de huidige situatie dan kan het project eventueel worden opgeschaald naar variant twee. Variant 2: De variant op lokaal niveau, de opschaling van variant één. In deze variant wordt de haalbaarheid bekeken van een houtverbrandingsinstallatie op dorpsniveau, waarin de dorpsbewoners in hun warmte kunnen voorzien door een centraal gelegen installatie te koppelen aan een nog aan te leggen warmtenet.
1.5 Leeswijzer verslag Dit verslag is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Het gedeelte dat u net gelezen heeft maakt onderdeel uit van de inleiding. Hoofdstuk twee is een vervolg op de inleiding waarin onder andere het idee verder staat beschreven en ook de eisen die dhr. Jan Willem Kok stelt aan het project in Wessinghuizen verder staan toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk drie een uitgebreid theoretisch kader uiteengezet. In hoofdstuk vier staat de opzet van het praktijkonderzoek beschreven waarna in hoofdstuk vijf de resultaten daarvan zijn opgenomen. Met deze resultaten worden in hoofdstuk zes conclusies getrokken door naar mogelijke verbanden te zoeken tussen de resultaten en de probleemstelling. Uiteindelijk worden er in hoofdstuk zeven enkele aanbevelingen gedaan op basis van deze conclusies. 9
2. Bedrijfsbeschrijving Er bestaat nog geen bedrijf of coöperatie in Wessinghuizen. Het is momenteel slechts een gedachte die is ontstaan naar aanleiding van een intensieve samenwerking tussen een groep mensen die sinds enkele jaren het landschapbeheer in eigen handen hebben genomen door wandelroutes aan te leggen en bezienswaardigheden op te richten langs deze routes. Dit samenwerkingsverband heet Boermarke Essen & Aa’s. Daarnaast hebben zij een boek geschreven over de lange geschiedenis van de dorpsgemeenschap om de inwoners van de dorpsgemeenschap zich verbonden te laten voelen met Wessinghuizen. Ten slotte worden er ook kleinschalige evenementen en feesten georganiseerd om de sociale cohesie te vergroten. Dit ondernemen zij om krimp tegen te gaan en de leefbaarheid te vergroten.
2.1 Wessinghuizen Wessinghuizen is een dorpsgemeenschap die valt onder het gemeentelijk bestuur van Stadskanaal. Stadskanaal ligt in de provincie Groningen. Landschappelijk gezien hoort Wessinghuizen bij Westerwolde, dat deel uit maakt van de Ecologische Hoofdstructuur2. Daarom wordt het landschappelijk beheer ook mede aangegrepen om krimp tegen te gaan en de leefbaarheid te vergroten. Het landschap in Wessinghuizen kenmerkt zich door grote houtwallen en – singels.. Door het al bestaande intensieve samenwerkingsverband voor het landschapsbeheer vroegen de mensen zich af of zij het hout dat vrijkomt niet economisch kunnen benutten in plaats van het te dumpen op een vuilstort. Mede-initiator van deze ideologieën is zoals gezegd dhr. Kok. Jan Willem Kok Dhr. Kok is secretaris binnen het project Boermarke Essen & Aa’s. Hij is met zijn vrouw vanuit Nieuwegein in Oost-Groningen gaan wonen om duurzaamheidsinitiatieven te ondernemen. Eerst door zelf grond te kopen om er agrarische activiteiten op te ondernemen en later door meer de samenwerking te zoeken met dorpsgenoten. Deze ontwikkelingen sluiten goed aan bij het project Duurzaamswoude van het Kenniscentrum. Zodoende is Wessinghuizen één van de geïnteresseerde dorpen.
2.2 Duurzaamswoude Dit is een fictief dorp in Groningen waarin dorpsbewoners zelfvoorzienend zijn bij de energieopwekking voor de verwarming van hun huis. Zij kopen namelijk een houtpelletkachel. En met een aangekocht stuk bos kunnen zij hout kappen om te pelleteren en daarmee kunnen zij de houtpelletkachels in hun huizen opstoken ter verwarming van hun huizen. Dit proces is CO2-neutraal, de sociale cohesie wordt versterkt en het zou kunnen resulteren in een verlaging van de stookkosten. 2
De Ecologische Hoofdstructuur is een netwerk van belangrijke bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden.
10
2.3 Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling Het Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte is één van de kenniscentra binnen de Hanze Hogeschool. Via lectoren vormt het de verbindende schakel tussen het onderwijs en de praktijk. Er worden in samenwerking met studenten ook diverse onderzoeken gedaan naar onderwerpen die een raakvlak hebben met gebiedsontwikkeling. Het project Duurzaamwoude was één van deze projecten. Hierin werkten vier studenten onder begeleiding van het Kenniscentrum aan het ontwerp van een fictief duurzaam dorp. Hiermee hebben zij in 2010 de GasTerra transititie jaarprijs gewonnen. Dit bedroeg een geldprijs van €50.000,- waarmee zij het idee verder konden uitwerken. Vanuit de verkregen publiciteit hebben veel Groningse dorpen zich gemeld bij het Kenniscentrum om te komen praten over het project om te kijken of het wat voor hun is. Varianten van Duurzaamswoude De toepassing van het project op een dorp is maatwerk. Om deze reden heeft het Kenniscentrum verschillende varianten ontworpen van variant één voor kleinschalige projecten met alleen duurzame opwekking van energie voor de verwarming van het huis tot opwekking van elektriciteit en gemeenschappelijke afvalverwerking voor de meer grootschalige samenwerkingsverbanden. Variant 1 In figuur twee staat het proces beschreven, dat voor de warmtevoorziening in de 75 huishoudens moet gaan zorgen. Dit laatste is in overleg met dhr. Kok besloten. Vanuit de bossen die zij al bezitten en het landschapsbeheer(dat zij al uitvoeren vanuit het samenwerkingsverband Boermarke Essen & Aa’s) kunnen zij gedoseerd bomen kappen om pellets van te maken. Hier kopen zij houtpelletkachels voor om deze pellets in op te stoken. Er blijft een aansluiting op het gasnet om te koken en voor warm water uit de kraan. .
Figuur 2.1 ‘’variant 1, kleine pelletkachels per woning’’3 3
Schoor, van der, T.(2011), Notitie duurzame dorpen, Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte, blz. 4
11
Variant 2 Bij variant twee zijn de onderlinge afhankelijkheden groter en de vereiste samenwerking is groter. In onderstaande afbeelding is te zien dat er nog een groot deel hetzelfde is. Het pelletproductieproces is bijvoorbeeld hetzelfde gebleven. Alleen worden de houtpellets nu niet opgestookt in 75 aparte houtpelletkachels, maar in één grote centrale kachel. Deze kachel zal water verwarmen dat via een aan te leggen warmtenet de huishoudens in hun warmtevraag zal gaan voorzien.
Figuur 2.2 ‘’variant 2, pellet dorpsverwarming’’4
2.4 Vervolgonderzoeken Om verdere invulling te geven aan het project en de ontworpen varianten heeft het Kenniscentrum zoals al eerder is aangegeven verschillende studenten gehad die zich bezig hebben gehouden met vraagstukken waar men binnen het kenniscentrum en in de praktijk telkens op stuk loopt. Enkele van deze onderzoeken/stukken zijn ook relevant voor dit onderzoek en vormen dan ook als input, dit zijn: Rechtsvormen lokale duurzame energiebedrijven (Lianne Hepkema, 2010) Technische aspecten kachels (Patrick Son, 2010) Duurzaamswoude (Emilly Dollison et al, 2010) Onderzoek pelletkachels (Mike Duinkerken, 2010) Notitie Duurzame Dorpen (Tineke van der Schoor, 2011)
2.5 Beleidskeuzes in het project Er zijn in Wessinghuizen nog maar één of twee echte boeren, maar wel zijn bijna alle woningen woonboerderijen. Er is genoeg ruimte om de inrichting van een leegstaande schuur om te vormen tot pelletfabriek. Daarnaast moeten jongeren deelnemen in het arbeidsproces om zo de ontgroening tegen te gaan door de jongeren werk te verschaffen en ze met elkaar in contact te laten komen via het werk.
4
Schoor, van der, T.(2011), Notitie duurzame dorpen, Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte, blz. 5
12
Dus het gaat niet alleen om sociale cohesie in het landschap maar ook echt op sociaal niveau. Maar bij de inrichting van het proces moet verlaging van de stookkosten de voorkeur hebben op de overige twee doelstellingen. De mensen zijn zeer geïnteresseerd in toepassing van een variant van Duurzaamswoude in hun dorp om CO2 te reduceren en de sociale cohesie te vergroten, maar alleen als het hen geen extra geld kost. Daarnaast geeft dhr. Kok aan dat zij graag zo kleinschalig mogelijk blijven en ook zoveel mogelijk onafhankelijk blijven van derden(gemeenten e.d.). Zo blijven zij de baas over hun eigen onderneming en zo houden zij volledige zeggenschap. De financiële doelstelling in het project is kostendekking en geen winstmaximalisatie. De nul-situatie bij het inkoopproces zien zij als volgt voor zich: Inkoopproces variant 1 Er zijn kachels nodig om de houtpellets te verwarmen. De inkoop zal niet bedrijfsmatig zijn, maar op individuele schaal. Ieder deelnemend huishouden is verantwoordelijk voor de aanschaf van zijn eigen kachel. De materialen die nodig zijn voor de productie van houtpellets zullen wel voor rekening komen van de coöperatie. Ook afspraken rondom de installatie van de kachel moeten de deelnemers zelf regelen. Wel zal er een kennisbijeenkomst moeten worden georganiseerd om de inwoners onder andere te informeren over welke kachel geschikt is. Het proces ziet er dan als volgt uit: Kennisavond ter informatie
Inkoopmarkt Pelletkachels
Levering
Presentatie Aandachtspunten inkoopproces
Betaling Installatie pelletkachel
Huishoudens
Installateur Betaling
Figuur 2.3 ‘’Inkoopproces variant 1’’(eigen bewerking)
Inkoopproces variant 2 Bij variant één zijn er minder individuele toepassingen. Er wordt een groter beroep gedaan op sociale cohesie en samenwerking. Deze samenwerking bestaat gedeeltelijk uit het gezamenlijk inkopen van de materialen die in variant twee beschreven staan. Er zal een centrale kachel gekocht moeten worden, een leidingnet moeten worden aangeschaft en deze zullen geïnstalleerd moeten worden. Ten slotte moet het verbruik per huishouden kunnen worden gemeten en deze gegevens moeten op een centraal punt kunnen worden geregistreerd. Daarom moeten er ook meters geplaatst worden en een geheugenkaart om de metingen op te slaan. Dhr. Kok heeft een plek in gedachte om deze centrale kachel eventueel te plaatsen, maar alleen heeft hij nog geen idee over hoe een dergelijk netwerk aangelegd zou kunnen worden en welk netwerk de huishoudens het meest efficiënt bereikt.
13
Inkoopmarkt leidingen
Inkoopmarkt Centrale Pelletverwarming Levering leidingen
Betaling
Levering
Betaling Installeren systeem Betaling Installateur leidingstelsel
Coöperatie
Installateur systeem
Betaling
Aanleg leidingen Juridische keuring
Aanvraag
Overheidsinstanties
Figuur 2.4 ‘’Inkoopproces variant 2’’(eigen bewerking)
14
3. Theoretisch kader 3.1 Verwarming op gas Om te kunnen bepalen hoeveel houtpellets er ongeveer gemaakt moeten worden moet er ook inzicht komen in hoeveel gas er verbruikt wordt en welk deel hiervan daadwerkelijk voor de verwarming is bestemd. 3.1.1 Structuur gasprijs Om te kunnen inschatten of houtpelletkachels in de periode tot en met 2020 een financieel aantrekkelijk alternatief zijn ten opzichte van de huidige verwarming via gas CV-installaties moeten de toekomstige gasprijzen worden bepaald. Hiervoor moet eerst de prijsstructuur van deze gasprijs worden bepaald. Deze bestaat uit de volgende drie componenten5: Belastingen (25%) Leveringsdeel (46%) Netwerkbeheer (29%) 3.1.2 Opbouw gasrekening Daarnaast zal het gasverbruik in de huishoudens niet geheel verdwijnen. Alleen voor de verwarming van het huis zullen houtpellets gebruikt worden. De warm water voorziening en het koken zullen als gevolg daarvan aan het gas gekoppeld blijven. De gemiddelde indeling per huishouden is als volgt6: Koken (3%) Warm water (19%) Warmtevoorziening (78%) 3.1.3 Gasprijzen Er zijn verschillende aanbieders van gas en er zijn ook verschillende soorten gas, maar de grootste gasleverancier in Groningen is Essent7. De eindprijs die zij rekenen per m³ gas is € 0,608. Dit is daarom de prijs waar in dit onderzoek mee zal worden gerekend. 3.1.4 Kosten gaskachel In het rapport van Patrick Son is een onderzoek gedaan naar technische aspecten op het gebied van kachels. Een goede gemiddelde gaskachel voor een grote woning > 4000 m³ per jaar zal volgens dit rapport een model als de ATAG Q38S moeten hebben. De aanschafprijs is € 2000,- en voor installatie en een boilervat kunnen er nog € 1500,- bovenop worden geteld.
5
Bron: Energiedirect.nl (2011), Opbouw energieprijs, geraadpleegd op: 14-05-2011, http://www.energiedirect.nl/nl-NL/Thuis/Producten/Opbouw%20energieprijzen.aspx 6 Bron: Wikipedia (2011), Aardgas, geraadpleegd op 15-05-2011, http://nl.wikipedia.org/wiki/Aardgas 7 Bron: Berg, van der, D. (2011), Gasprijs Essent, geraadpleegd op 25-05-2011, http://groningen.yalwa.nl/Gas-leveranciers/91310/ 8 Bron: Essent (2011), Gasprijs, geraadpleegd op 18-05-2011, http://www.essent.nl
15
Naam
ATAG Q38S
Hoogte (in cm)
68
Breedte (in cm)
50
Diepte (in cm)
38,5
Prestatie kW
30
Uitstoot mg/Nm3
27
Kosten (in €)
€ 2.000
Figuur 3.1 ‘’ATAG Q38S’’
3.2Transitie naar houtpelletverwarming Voordat er een transitie naar houtpelletverwarming kan worden gemaakt is het noodzakelijk om te bepalen welke middelen daar voor moeten worden ingezet en wat deze middelen kosten. 3.2.1 Kosten Houtpelletkachel In het verslag van Patrick Son is vooral een uitgebreide studie naar houtpelletkachels gedaan. Er is bijvoorbeeld gekeken naar het verbrandingsrendement van diverse kachels en ook naar de uitstoot van CO2 en de kachel die het beste uit de bus kwam was de Biostar flex. Deze kosten € 8000,- en ook komen er hier de kosten voor de vervanging van een boilervat en de installatie bij. Deze kosten zijn in het rapport tevens bepaald op € 1500,-9. Naam Biostar flex Hoogte (in cm) 195 Breedte (in cm) 156 Diepte (in cm) 91,4 Oppervlakte M3 1,88 Prestatie kW 15 Uitstoot mg/Nm3 11 Kosten(in €) €8000,Figuur 3.2 ‘’Biostar flex’’
3.2.2 Houtpellets maken10 Ter vervanging van de verwarming op gas zullen houtpellets gebruikt worden. Om te kunnen bepalen hoeveel de productie van deze pellets kost moet men eerst weten hoe deze pellets gemaakt worden en wat daar voor nodig is. De volgende (chronologische) stappen zijn daarbij essentieel om te ondernemen11: 1. Hout kappen 2. Schors verwijderen/ hout verkleinen 3. Hout drogen 4. Pelleteren 5. Zeven 6. Opslag pellets
9
In de praktijk zijn deze kosten natuurlijk per type huis verschillend Zie bijlage 1 voor gedetailleerde beschrijving houtpelletproductieproces 11 Hansen, M.T., Rosentoft Jein, A., (2009), Pellets Atlas: ‘’Development and promotion of a European pellets market’’, National Energy Foundation, blz. 67 -72. 10
16
3.2.3 Aanleg warmtenet Bij de aanleg van een warmtenet zal de meest efficiënte manier gezocht moeten worden om dit net aan te leggen. Om dit netwerk aan te leggen bestaan er modellen om dit met zo min mogelijk verbindingen te doen. Deze studie noemt men netwerktopologie en komt uit de Informatica12. De volgende basistypologiën bestaan er binnen de netwerktopologie13: Busstructuur Sterstructuur Boomstructuur Ringstructuur 3.2.4 Arbeidproces In het project Duurzaamswoude staat een arbeidsproces beschreven dat nodig is om pellets te maken en hoeveel uren dit aan werk verschaft. De volgende werkzaamheden zullen er als gevolg van het zelf in productie nemen van de houtpellets ontstaan14: Werkzaamheid 1 -->Bosonderhoud Werkzaamheid 2 -->Bomen bijplanten Werkzaamheid 3 -->Hout sorteren en opslaan in droogschuur Werkzaamheid 4 -->Houtverwerkingsproces tot pellets Werkzaamheid 5 -->Pellets verpakken en opslaan Werkzaamheid 6 -->Administratieve zaken 3.2.5 Kosten arbeid De beschreven werkzaamheden die samen het arbeidsproces vormen zijn de betaalde activiteiten die als gevolg van dit project zullen ontstaan. De uitbetaling zal het minimumloon bedragen, dit komt voort uit het CAO-akkoord van 2011 dat geldt voor de houtverwerkingsindustrie15.
Tabel 3.1 ‘’Minimum(jeugd)loon’’(2011)16
3.3 Financiering Naast de kosten voor apparatuur die moet worden aangeschaft, moeten er ook inkomstenbronnen tegenover deze kosten kunnen worden gesteld. In dit hoofdstuk zal 12
Bron: Telewiki (2011), Netwerk Topologie, http://www.telephorum.org/telewiki/Netwerk_Topologie Zie bijlage 2 voor gedetailleerde beschrijving basistypologiën 14 Zie bijlage 3 voor gedetailleerde beschrijving van het arbeidsproces 15 Bron: Salaris Info, (2011), Hout CAO, geraadpleegd op 20-05-2011, www.salaris-informatie.nl 16 Bron: FLEXservice, (2011), Minimumloon 2011 per 1 juli(update), geraadpleegd op 20-05-2011, http://www.flexservice.com/?p=30866 13
17
daarom de bestaande literatuur over mogelijke inkomstenbronnen in een lokaal duurzaam energiebedrijf worden geraadpleegd en vervolgens zullen enkele mogelijke financieringsconstructies worden beschreven. 3.3.1 Mogelijke inkomstenbronnen Bij duurzame energieprojecten zijn er in de praktijk vier mogelijke inkomstenbronnen te onderscheiden17: Garanties
Eigen vermogen
Inkomstenbronnen
Leningen
Subsidies
Figuur 3.3 ‘’Mogelijke inkomstenbronnen duurzaam energieproject18’’
3.3.2 Financieringsconstructies Als er bekend is welke inkomstenbronnen er voor het project kunnen worden aangewend dan kan men met deze inkomstenbronnen een financieringsconstructie vormen. Dit is een soort betalingsplan. In de literatuur zijn diverse financieringsconstructies te vinden die zijn toegepast op al succesvol gerealiseerde duurzaam energieopwekkende projecten. Energie Prestatiecontract Dit is een partnership tussen een Energy Service Company(ESCO) en een marktpartij die een duurzaam project wil realiseren. Het ESCO is gespecialiseerd in het verlagen van het energieverbruik en het optimaliseren van de energie-inzet. Bij het aangaan van een contract garandeert het ESCO dat de besparingen op de energierekening de investeringen zullen terugverdienen. Grote investeringen zijn hierbij niet vereist. De financiering is vaak budgetneutraal19.
17
Veen, van der, F., Elburg, J.C., (2011), Duurzame energie: ‘’’het financiële inzicht’’, DWD B.V., Roosendaal, blz. 52-54 18 Zie bijlage 4 voor gedetailleerde beschrijving van de mogelijke inkomstenbronnen 19 Ee van, M., Chatelin, M., (2011) Duurzame Energie het financiële inzicht ‘’De financiële markt beoordeelt het anders’’, DWD B.V. Roosendaal, blz. 67.
18
Figuur 3.4 ‘’Toegevoegde waarde ESCO’’
Figuur 3.5 ‘’Financiering EPC’’
Eigen vermogen Financiering van activiteiten uit eigen vermogen is het financieren van de bedrijfsactiviteiten uit interne bronnen, in het bijzonder uit niet uitgekeerde winsten20. De grote voordelen van financiering met eigen vermogen zijn dat het relatief niet gevoelig is voor renteschommelingen. Een nadeel kan zijn dat het moeilijk is om gelijk eigen vermogen op te bouwen21. Operational lease Bij een operational lease wordt het aankoopbedrag door een ander bedrijf/instelling voorgeschoten. Daar staat tegenover dat maandelijks een bedrag aan rente en aflossing wordt betaald. Verder moet ook een bedrag voor onderhoud, verzekering en eventuele andere kosten worden betaald22. Het risico is daardoor beperkt en de kosten zijn goed over de levensduur van het project verspreid, maar uiteindelijk wordt er wel meer voor betaald. Financial lease Bij een financial lease wordt het aankoopbedrag ook voorgeschoten door een ander. Het is daardoor mogelijk om over een product te beschikken zonder daar eerst veel geld voor te sparen. Via maandelijkse afbetalingen plus rente wordt de aankoopsom terugbetaald. Na deze lease periode gaat het eigendom over en ben je eigenaar van het product23. Meefinanciering in hypotheek Een houtpelletkachel kan op een dusdanige manier in een huis worden ingebouwd dat deze als onderdeel van een huis kan worden gezien. Het gevolg is daarbij dat de investering in de houtpelletkachel kan worden meegefinancierd als onderdeel van de eigen woning en daarmee kan het mee worden gefinancierd in de hypotheek. De hypotheeklasten zullen dan wel stijgen, maar de totale woonlasten zullen dalen door de hypotheekrenteaftrek en lagere energielasten24. 20
Bron: Encyplopedia, (2011), ‘’Financiering uit eigen vermogen’’, http://www.encyclo.nl/begrip/financiering%20uit%20eigen%20vermogen 21 Bron: Monetos, (2011), ‘’Financieringsmogelijkheden’’, http://www.monetos.nl/financieringen/mkb-kredieten/financiering/ 22 Bron: FSO, (2011), ‘’Operational lease of financial lease’’, http://www.financieel-ondernemen.nl/artikelen/768/Operational_lease_of_Financial_Lease_/ 23 Bron: FSO, (2011), ‘’Operational lease of financial lease’’, http://www.financieel-ondernemen.nl/artikelen/768/Operational_lease_of_Financial_Lease 24 Bron: Goedvolk, P., (20-04-2011), ‘’Duurzame financiering’’, http://www.eversheds.nl/nl/energyblog-entry/financiering_van_individuele_duurzame_investeringen
19
Gezamenlijke inkoop Door gezamenlijk een blok te vormen op de inkoopmarkt voor duurzame energietoepassingen kunnen klantvoordelen behaald worden door de grootschaligheid. Stichting ‘’Wij willen zon’’ is een voorbeeld van een organisatie die gezamenlijk zonnepanelen inkoopt om zo een inkoopvoordeel te behalen25. 3.3.3 Factoren bij een investeringsbeslissing Voordat een investering gedaan wordt moet eerst goed naar een aantal factoren gekeken worden om de kans op een succesvolle realisatie te vergroten26: Kapitaalkosten Tijdshorizon Besparing Omgevingsfactoren 3.3.4 Risico’s financiering In beginsel ontleent een coöperatie haar solvabiliteit door de ledenaansprakelijkheid (art. 2:55 BW). Hierin staat opgenomen dat leden en oud-leden naar evenredigheid aansprakelijk zijn voor aanzuivering van bestaande tekorten bij ontbinding van de coöperatie. Het is daarom van belang om vooraf afspraken te maken over de ledenaansprakelijkheid door bijvoorbeeld een maximaal te betalen bedrag per lid af te spreken of de aansprakelijkheid geheel uit te sluiten door de vorming van een algemene reserve. De continuïteit kan vervolgens onder druk komen te staan als leden hun lidmaatschap op willen zeggen. In het huidige verenigingsrecht kunnen zij het lidmaatschap steeds opzeggen met ingang van het boekjaar van de coöperatie dat volgt op het jaar waarin werd opgezegd(art. 2:36 lid 1, 53a BW). Dus een lidmaatschap kan niet langer dan twee jaar worden verplicht, er zal daarom gekeken moeten worden naar andere mogelijkheden om mensen te ontmoedigen om uit de coöperatie te treden. Ten slotte kunnen leden hun lidmaatschap, binnen een maand nadat dit hun bekend is gemaakt, opzeggen wanneer er besloten wordt hun rechten in te perken of hun lasten te verzwaren(art. 2:36, lid 3 BW). Het gaat hier in tegenstelling tot de vorige bepaling om regelend recht en dit kan in de statuten daarom worden uitgesloten. 3.3.5 Inflatie vs. loonstijging Als het gaat om de toekomstige energierekeningen voor de periode tot en met 2020 dan zullen inflatie en loonstijgingen ook een rol spelen. Om deze gegevens representatief weer te geven voor de gehele populatie wordt er uitgegaan van de inflatierichtlijn van 2% van de ECB27 en daarnaast de gemiddelde loonstijging over alle CAO’s van de afgelopen vijf jaar, die 2,16 bedraagt28.( 2,2%).
25
Bron: Stichting wij willen zon, (2011), ‘’De eerste en grootste collectieve order voor zonnepanelen is een feit’’, http://www.wijwillenzon.nl/ 26 Zie bijlage 5 voor een toelichting op deze financiële en omgevingsfactoren 27 Bron: European Central Bank, (2011) ‘’Monetary policy’’, www.ecb.int/The European Central Bank 28 Bron: P&O Actueel, (22-03-2011), ‘’Gemiddelde loonstijging CAO’s 2,16%’’, (http://www.penoactueel.nl/management/gemiddelde-loonstijging-caos-2-16-procent-204.html
20
3.4 Juridisch kader Bij de financiering was net al kort een link met het recht te zien. Het juridisch kader waarin het project zich bevindt is daarom ook erg belangrijk. In deze paragraaf zal daarom een uitgebreid kader worden geschept voor de bestaande wetgeving die toepasbaar is op dit onderwerp. Centraal in deze paragraaf staan de warmtewet, de boswet en de wet milieubeheer. 3.4.1 De Warmtewet De Warmtewet is in 2009 aangenomen door de eerste kamer, maar is nog niet in werking getreden. De wet dient ter bescherming van warmtegebruikers ten opzichte van hun leveranciers. Binnen de wet geldt namelijk een vergunningenstelsel dat van toepassing is op warmteleveranciers en waarin zij zich verplichten tot een betrouwbare en betaalbare levering van warmte tegen redelijke voorwaarden en een hoge kwaliteit van dienstverlening. Vergunningplicht De vergunningplicht richt zich vooral op de grote leveranciers van warmte. Wanneer de wet in werking is getreden kan een vergunning worden aangevraagd via de Energiekamer. Hiervoor moet aangetoond worden dat de aanvrager beschikt over voldoende organisatorische, financiële en technische kwaliteiten29. Als er slechts op kleine schaal warmte geleverd wordt dan gelden er een drietal ontheffingen op deze vergunningplicht, namelijk wanneer de warmteleverancier een persoon betreft die30: Warmte levert aan ten hoogste tien personen tegelijkertijd; Per jaar niet meer warmte levert dan 10.000 gigajoules; of Eigenaar is van de gebouwen, ten behoeve waarvan de warmte wordt geleverd. Zorgvuldigheid van levering is het uitgangspunt in deze wet. Er zijn daarom ook zorgvuldigheidsnormen uitgewerkt voor zowel vergunningplichtigen als nietvergunningplichtigen. De belangrijkste zorgvuldigheidsnorm is dat de levering van warmte schriftelijk moet worden vastgelegd tussen leverancier en verbruiker. Warmtetarief Naast een vergunningstelsel is er ook een maximumtarief vastgesteld voor de levering van warmte31. Het uitgangspunt is dat een verbruiker evenveel betaald voor zijn duurzame energie als dat hij zou betalen voor conventionele energie. Dit noemt men het ‘’Niet meer dan anders principe’’. De tarieven zullen bij inwerkingtreding van de wet vast worden gesteld door de Energiekamer.
29
Bron: Ee, van, M., Chatelin, M., Faasen, R., (23-09-2009), ‘’Warmtewet’’, http://www.eversheds.nl/nl/newsletter/warmtewet 30 Bron: Ee, van, M., Chatelin, M., Faasen, R., (23-02-2009), ‘’Nieuwsbrief Warmtewet’’, http://www.eversheds.nl/uploads/publications/ef_nieuwsbrief_warmtewet.pdf 31 Schepers, B.L., Valkengoed, van, M.P.J., (2009), Warmtenetten in Nederland: ‘’overzicht van grootschalige en kleinschalige warmtenetten in Nederland’’, TU Delft, blz. 36.
21
Controle op naleving warmtewet Het toezicht en de handhaving van de wet zal worden uitgevoerd door de Energiekamer. De Energiekamer heeft de bevoegdheid om een vergunninghouder op te dragen extra voorzieningen te treffen om de naleving van de vergunning op orde te krijgen, zodat een goede levering van warmte in de toekomst gegarandeerd is. Verbruikers kunnen klachten over hun leverancier indienen bij de Energiekamer. 3.4.2 De Boswet Bij het maken van pellets moet er hout gekapt worden. In de Boswet staan de juridische kaders beschreven rondom het kappen van hout. De wet is alleen van toepassing op bossen groter dan 10 are of in het geval van rijbeplanting als er meer dan 20 bomen zijn. Daarnaast moet het buiten de bebouwde kom vallen, binnen de bebouwde kom geldt de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Stadskanaal, maar deze geldt alleen als de gemeente een bebouwde kom Boswet hanteert. De Boswet legt namelijk zelf geen vergunningplicht op. Ten slotte is de wet niet van toepassing op de Italiaanse populier, de treurwilg en de paardenkastanje. Werking Boswet Bij een bebouwde kom Boswet kan een vergunningplicht worden opgenomen voor houtkap. De Boswet zelf is opgebouwd uit de volgende drie elementen32: Meldingsplicht (art. 2 Boswet33: Er moet een melding voor de kap gedaan worden bij het bevoegd gezag, het omgevingsloket van de gemeente) Herplantplicht(art. 3 Boswet34: Op sommige bossen rust een herplantplicht, gekapt bos moet worden herplant) Kapverbod (art. 13 Boswet35: Sommige delen bos mogen helemaal niet gekapt worden omdat ze bijvoorbeeld tot de Ecologische Hoofdstructuur behoren) 3.4.3 De Wet Milieubeheer(Wm) De Wet Milieubeheer is in werking sinds 1993 als vervanger van de oude Hinderwet36 en werkt met een vergunningenstelsel. Het is een complexe en veelomvattende wet. Er is in deze paragraaf daarom geprobeerd de relevante aandachtspunten in deze wet te benoemen. Toepassingsgebied De vergunningplicht geldt voor het drijven van inrichtingen. Een inrichting is: ‘’Elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht 37’’(art. 1.1, lid 1 Wm). Voor de toepassing van deze definitie worden drie maatstaven gehanteerd door het bevoegd gezag: 32
Zie bijlage 6 voor gedetailleerde beschrijving werking boswet Mr. Visser, B.M., (2010), Lexplicatie: ‘’Boswet, de complexe wetgeving toegelicht’’, 2 e druk, Kluwer, Deventer, blz. 31. 34 Mr. Visser, B.M., (2010), Lexplicatie: ‘’Boswet, de complexe wetgeving toegelicht’’, 2 e druk, Kluwer, Deventer, blz. 32. 35 Mr. Visser, B.M., (2010), Lexplicatie: ‘’Boswet, de complexe wetgeving toegelicht’’, 2 e druk, Kluwer, Deventer, blz. 44. 36 Bron: Stichting Natuurbeheer, (20-06-2010), ‘’Boswet’’, http://www.natuurbeheer.nu/Wet-enregelgeving/Nederland/Boswet/ 37 Bron: Stichting advisering bestuursrechtspraak voor milieu en ruimtelijke ordening, ‘’Inrichting’’, (geraadpleegd op 23-05-2011), http://www.stab.nl/stab/public/stab/generic/home 33
22
1. De toetsing van het begrip bedrijfsmatig wordt afgeleid uit het feit of er sprake is van een winstoogmerk. Als dit niet het geval is wordt er gekeken naar de omvang van de activiteiten. Er wordt dan bepaald of de omvang van de activiteiten op een bedrijfsmatige schaal wordt toegepast of dat het hobbymatig is. 2. De activiteit moet binnen een bepaalde omheining plaatsvinden. Dit geldt voor bedrijvigheden die fysiek kunnen worden begrensd. Een mobiele verwarmingsinstallatie zoals bij het zwembad(’s winters) & de sporthal(’s zomers) in Doezum staat opgesteld wordt daarom niet aangemerkt als inrichting38. 3. De activiteit moet met regelmaat worden uitgevoerd, bijvoorbeeld één keer per week. Milieueffectrapportage Als een activiteit aan wordt gemerkt als een inrichting en er een omgevingsvergunning voor moet worden aangevraagd is het de vraag of er ook vooraf een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Er kan namelijk soms ontheffing worden aangevraagd op deze rapportage als er in de praktijk al bestaande voorbeelden zijn van soortgelijke inrichtingen39. Als deze er niet zijn zullen in de rapportage de gevolgen die de inrichting heeft voor het milieu moeten worden toegelicht. Afvalstoffen Bij de productie van houtpellets en de verbranding van de houtpellets op bedrijfsmatige schaal in variant twee zullen restproducten/afvalstoffen ontstaan. In hoofdstuk tien van de Wm staan de bepalingen voor bedrijfsafvalstoffen40(art. 10.6 Wm). Het is wel de vraag of iets als afvalstof wordt gezien. Uit verbranding van hout ontstaat bijvoorbeeld as. Maar deze as kan ook worden gezien als meststof. Het uitstrooien van as over gronden als meststof is aan een maximum gebonden wat betreft de hoeveelheid stikstof en fosfaat die de as mag bevatten. De maximum hoeveelheid stikstof wordt bepaald aan de hand van de gewassen die in de bestrooide grond groeien(art.10, lid 3 Meststoffenwet) en de maximumhoeveelheid fosfaat is voor een fosfaatneutrale grond: 75kg in 2011, 70kg in 2012 en 65kg in 2013(art. 11, lid 2 Meststoffenwet). Het hangt uiteindelijk van de definitie van as af in de wet, welke wetgeving hierop van toepassing is. 3.4.4 Algemene Plaatselijke Verordening(APV) De APV komt voort uit de bevoegdheid van een gemeente bij hoofde van een burgermeester of een college om lokale regelgeving te maken(art. 147 Gemeentewet, lid 1). Wessinghuizen behoort tot de gemeente Stadskanaal en de APV van deze gemeente geldt daarom ook voor Wessinghuizen41. Hierin staan onder andere
38
Bron: Snipperhout B.V., (23-07-2010), ‘’Goedkope en duurzame warmte uit hout’’, http://www.snipperhout.nl/mediapool/65/data/houtsnippers_verwarmen_zwembadwater.pdf 39 Bron: Rijksoverheid, (05-07-2010), ‘’Milieueffectrapportage’’, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/milieubeleid/milieueffectrapportage 40 Bron: Nederlandse overheid, (21-06-2011), ‘’ Het beheer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen’’,http://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/Hoofdstuk10616231/Titel106/geldigheidsdatu m_21-06-2011 41 Zie bijlage 7 voor de APV van Stadskanaal
23
bepalingen voor het kappen van bomen binnen de bebouwde kom opgenomen en het beheren van afvalstoffen. 3.4.5 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht(Wabo) De Wabo-wet is in werking getreden op 1 oktober 201042. Hierin is de omgevingsvergunning geregeld. Dit houdt in dat er 25 vergunningen die eerst bij verschillende loketten moesten worden aangevraagd worden samengevoegd tot één omgevingsvergunning. Er ontstaat dus één loket, één aanvraag, één bevoegd gezag en één procedure waarin de verschillende vergunningen kunnen worden aangevraagd. Dit geldt onder andere voor de milieuvergunning en de kapvergunning(art. 2.2 Wabo). De omgevingsvergunning kan worden aangevraagd bij het omgevingsloket van de desbetreffende gemeente43.
3.5 Organisatorisch & sociaal kader Een project moet ook georganiseerd worden. Dhr. Kok stelt dat de sociale cohesie groeit door de samenwerking van de deelnemers in het project, maar daarentegen kan gesteld worden dat er een basis van sociale cohesie moet zijn om elkaar deelname in het project toe te vertrouwen44(Joustra et al, 2010). In dit kader zal daarom aandacht worden besteed aan de projectorganisatie en vervolgens zal er een model worden beschreven dat dient ter ondersteuning van de processen binnen een lokaal duurzaam energieproject. 3.5.1 Projectorganisatie Er zijn binnen een project verschillende personen nodig om succesvol een lokaal duurzaam initiatief te realiseren(Joustra et al., 2010). Er zijn 5 verschillende typologieën van personen te onderscheiden in een project45(Joustra et al, 2010): Initiator Regisseur Procesbegeleider Facilitator Uitvoerder Ondanks dat er voor goede samenwerking verschillende typen mensen moeten zijn is een zekere mate van sociale cohesie een vereiste(Joustra et al, 2010). Het is daarbij van belang dat iedereen zich op de eerste plaats betrokken voelt bij het project, dat onder andere gerealiseerd worden door een bottom-up aanpak vanuit de organisatie(Joustra et al, 2010). Deze empowerment van mensen vergroot het sociaal kapitaal46 in de organisatie en bevordert daarmee de continuïteit(Joustra et al., 2010)
42
Bron: Gemeente Stadskanaal, (geraadpleegd op 25-05-2011), ‘’Omgevingsvergunning’’, http://www.stadskanaal.nl/websites/common/download.asp?PropId=2086 43 Bron: Agentschap NL, ‘’Omgevingsvergunning/Wabo’’: Wetgeving, geraadpleegd op 26-05-2011, http://www.infomil.nl/onderwerpen/integrale/omgevingsvergunning/wetgeving 44 Joustra, J.D. et al., (2004), ‘’Zet een boom op in de wijk’’: over bewonersparticipatie en duurzaamheid, drukkerij Modem, Bennekom, blz. 34. 45 Zie bijlage 8 voor gedetailleerde uitwerking van de 5 verschillende typologieën 46 Staat uitgelegd in Joustra et al, 2010 als: alle hulpmiddelen die al aanwezig zijn om de organisatie vorm te geven.
24
3.5.2 Sturing proces Bij uitvoering van een lokaal duurzaam initiatief is het belangrijk dat alle deelnemers weten wat zij moeten doen(Joustra et al., 2010). In onderstaande figuur staat daarvoor de ideale procesaansturing47. Deze is geformuleerd naar onderzoek van vijf succesvol gerealiseerde lokale duurzame energie-initiatieven in Zuid-Holland(Joustra et al, 2010).
· · ·
· · ·
Campagne Informeren Enthousiasmeren Inventariseren
Workshop(s) Vorming van een visie Opstellen actieplan Doelstellingen maken
Acties/ processen
Monitoring & evaluatie
Figuur 3.6 ‘’procesaansturing’’
3.6 Overheid Er zijn op Europees niveau bindende afspraken gemaakt in de Energie Diensten Richtlijn, wat betreft energietransitie48. Het kan daarom voordelig zijn om na te gaan wat voor faciliterende maatregelen de overheid treft om projecten als deze te stimuleren. Het beleid van de overheid ten aanzien van de drie doelstellingen in dit project staat daarom beschreven in deze paragraaf en daarnaast ook het stimuleringsbeleid dat de overheid hanteert voor dit soort projecten. 3.6.1 Doelstellingen project in relatie tot de overheid Door te zoeken naar de gemeenschappelijke doelstellingen met de overheid kan men in de vorm van subsidies misschien aantrekkelijke financiering aanwenden. Het bestuderen van het gevoerde overheidsbeleid is dus belangrijk. Verlaging stookkosten De beste manier van besparen volgens de overheid kan worden gedaan door energie niet te gebruiken. Zij stimuleren dus allereerst beperking van de energievraag. Voor de energie die daarna nog gewenst is willen zij duurzame energie stimuleren en indien het dan nog nodig is, vinden zij dat het gebruik van fossiele brandstoffen zo efficiënt en schoon mogelijk moet gebeuren49. Deze opvatting noemt men de Trias Energetica. 47
Zie bijlage 9 voor gedetailleerde uitwerking van de procesaansturing bij een lokaal duurzaam energie-initiatief volgens Joustra et al, 2010. 48 Van Ee, M., Chatelin, M. (2010), Versnelling: ‘’19 visies uit de markt’’, blz. 14, Gianotten B.V., Tilburg. 49 Zie bijlage 10 voor grafische weergave van deze besparingsdriehoek
25
CO2-reductie De overheid stelt zich een CO2 reductie van 80% in 2050 ten doel50. Deze formulering is vaag. Het blijft dan de vraag hoe deze CO2-reductie gerealiseerd gaat worden. Er kan gereduceerd worden door te investeren in CO2 neutrale projecten zoals ‘’Duurzaamswoude’’. Daarnaast bestaat er een emissiehandel, waarin het recht op uitstoot van CO2 gekocht kan worden. Er kan dan ‘’op papier’’ CO2 reductie plaatsvinden51. Vergroting sociale cohesie In 1999 is in het tweede Paarse kabinet een debat begonnen over hoe een sociale infrastructuur de totale maatschappelijke cohesie kan verbeteren(Sociaal Cultureel Planbureau, 2009). Sociale cohesie wordt hier gedefinieerd als: ‘’de kracht van een samenleving die wordt bepaald door de mate waarin burgers en bevolkingsgroepen bereid en in staat zijn te participeren in economische en sociale verbanden’’. Recent beleid dat hier uit voortkomt is het beleidsprogramma samen werken, samen leven(Sociaal Cultureel Planbureau, 2009). Sinds dit programma ligt de nadruk meer op participatie op de arbeidsmarkt. Dit beleid heeft vorm gekregen door de creatie van arbeidsplaatsen. Vanuit Europa is hiervoor €600 miljoen beschikbaar gesteld tot 2013. Vanaf de initiatie in 2007 heeft dit al 75.000 arbeidsplaatsen opgeleverd in Nederland(2009). 3.6.2 Stimuleringsbeleid overheid Vanuit de overheid zijn er een aantal stimulerende maatregelen voor energietransitie beschikbaar gemaakt. Dit is gebeurd in de vorm van subsidies. Er bestaat een onderscheid tussen cash subsidies en fiscale subsidies. Een cash subsidie is een geldbedrag om een onrendabele top bij de exploitatie van een duurzame toepassing te compenseren. Bij fiscale subsidies kan een gedeelte van de aanschafprijs van een duurzame energietoepassing worden afgetrokken van de fiscale winst van het bedrijf. De belangrijkste cash subsidie is de SDE+ en de 3 belangrijkste fiscale subsidies zijn52: Energie Investerings Aftrek (EIA) Milieu Investerings Aftrek (MIA) Willekeurige Afschrijvingen Milieu-investeringen (VAMIL)
50
Van Ee, M., Chatelin, M. (2010), Duurzame energie: ‘’19 visies uit de markt’’, blz. 14, Gianotten B.V., Tilburg. 51 Bron: Nederlandse Emissieautoriteit (2011), Emissierechten, geraadpleegd op 30-05-2011, http://www.emissieautoriteit.nl/emissierechten 52 Zie bijlage 11 voor een gedetailleerde beschrijving van de subsidieregelingen
26
4. Beschrijving en verantwoording onderzoeksopzet 4.1 Type onderzoek Het gekozen onderzoekstype is beschrijvend en dus kwalitatief. De haalbaarheid van het project wordt onderzocht op drie verschillende niveaus: financieel, juridisch & sociaal/organisatorisch. Voor het financiële gedeelte zal rekenwerk worden uitgevoerd, maar dit zal simpel rekenwerk zijn en er zal niet worden gewerkt met ingewikkelde wiskundige modellen. Er is hiervoor eerst een literatuurstudie uitgevoerd om de theorie rondom de vraagstelling in te kaderen. Vervolgens is geprobeerd om data over het huidige energieverbruik in Wessinghuizen te verzamelen. De beoogde groep leden voor de vorming van de coöperatie bleek echter alleen fictief te bestaan. Er is daarom naast een literatuurstudie gekozen voor het houden van diepte-interviews met experts uit het werkveld in plaats van het houden van een enquête, om het onderzoek zo toch de benodigde praktijkdimensie te geven. Hiermee is geprobeerd een aantal verbanden te onderzoeken53. Populatie Met populatie wordt in dit onderzoek bedoeld: alle eenheden waarover uitspraken worden gedaan in het onderzoek(Verhoeven, 2005). Uitgaande van deze definitie vormt een fictieve groep van 75 huishoudens de populatie. In Wessinghuizen zijn ze echter minder ver met het dit project dan zij vooraf hebben aangegeven. Er zijn slechts een aantal initiatiefnemers die graag gezamenlijk willen overgaan op duurzame energie. De beoogde groep leden waarop zij inzetten zijn 75 huishoudens. Voor de operationele populatie is daarom in overleg uitgegaan van twee typen verbruikers: Verbruikscategorie 1 8000 m³ Verbruikscategorie 2 6000 m³
á 50 huishoudens á 25 huishoudens
4.2 Dataverzameling Binnen het veldonderzoek is gebruik gemaakt van diepte-interviews met verschillende experts om antwoord te krijgen op een aantal vragen binnen het onderzoek. Een enqûete naar wat de mensen bereid zijn te investeren genoot in eerste instantie de voorkeur, maar de nog niet in beeld gebrachte groep van 75 huishoudens maakt dit onmogelijk. Bronnen die wel ter beschikking van dit onderzoek stonden en konden worden gebruikt waren: Databanken: CBS, SCP, shared documents Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte ‘’Duurzame Dorpen’’(overzicht met eerder verricht onderzoek binnen dit project)
53
Zie bijlage 12 voor conceptueel model van de te onderzoeken verbanden in dit onderzoek
27
Websites: internet(google scholar), Eversheds Faasen B.V., overheid.wetten.nl Vakliteratuur: In het onderzoek is gebruik gemaakt van diverse vakliteratuur. Het boek Zet een boom op: bewonersparticipatie in de buurt van Douma et al. bijvoorbeeld. Het beschrijft een vijftal projecten in Zuid-Holland vanuit een sociaal&organisatorisch oogpunt. De verwerking en documentatie houd ik bij in een word-document waar de samenvatting van het literatuurstuk alfabetisch is weergegeven naar titel van de desbetreffende literatuur. Een volledig literatuuroverzicht is opgenomen in de bronnenlijst. Interviews: dhr. Jan Willem Kok(namens de initiatiefnemers in Wessinghuizen), dhr. Klein Koerkamp(Consultant bio-engineering), dhr. Kooloos(CEO ABN Groenbank), dhr. Overdiep(Energietransitie manager GasTerra), dhr. Chatelin(partner Eversheds Faasen), dhr. Dijk(Coöperatieadviseur/MVO coördinator Rabobank), Dhr. Van Dijk(Projectmanager NOM), René Pie(all about energy college) en ten slotte is draadloos onderzoek(Baarda & de Goede, 2006), per e-mail, gedaan naar het DEVOenergieproject in Veenendaal en ik heb inzicht gekregen in hun documentatie. Bevindingen worden gedocumenteerd in een notitieboek en later verwerkt in Word en Excel.
4.3 Validiteit Met validiteit in het onderzoek wordt de mate waarin het onderzoek vrij is van systematische meetfouten bedoeld, zowel wat betreft het meetinstrument als de onderzoeksgroep(Verhoeven, 2005). Gezien deze definitie kan gesteld worden dat de experts uit het werkveld al hebben bijgedragen(vanuit verschillende posities uit het bedrijfsleven) bij de realisatie van diverse projecten en dit proces daarom van dichtbij hebben meegemaakt en dit maakt hen deskundig en als bron valide voor dit onderzoek. De betrouwbaarheid van de resultaten die uit interviews(kwalitatief) met de experts naar voren komen is aan interpretatie onderhevig, ook wel de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid genoemd(Baarda & de Goede, 2006). Verder geeft het eerder gerealiseerde project in Veenendaal goed de (on)mogelijkheden weer bij oprichting van een eigen energiebedrijf. Ten slotte verhoogd de toepassing van triangulatie de betrouwbaarheid door in dit geval niet alleen op financieel- maar ook op sociaal en juridisch niveau te kijken naar dit project.
4.4 Gevolgd onderzoekspad Er is eerst een literatuurstudie gedaan om het onderwerp tegen de bestaande achtergrond in te kaderen. Vervolgens moeten de nog ontbrekende onderdelen uit de probleemstelling, die specifiek gelden voor Wessinghuizen, in de praktijk met behulp van diepte-interviews met experts worden ingevuld. Deze invulling gebeurd door de verkregen data uit de interviews te analyseren en door uiteindelijk de verbanden met de probleemstelling te zoeken. Literatuurstudie
Interviews experts
Dataanalyse
28
De experts zijn gevonden via enkele publicaties op internet en vervolgens ontwikkelde zich een sneeuwbaleffect waarin enkele experts mij met hun netwerk in contact brachten. Het eerste interview was met dhr. Klein-Koerkamp, hiermee kwam ik in contact nadat ik een folder van mevr. van der Schoor gekregen had. Mijn informatieachterstand op technisch gebied wilde ik verkleinen door vooral te kijken naar wat er precies aan apparatuur ingekocht moet worden en wat dit zal gaan kosten. Vervolgens kreeg ik via mevr. van der Schoor een lijst met geïnteresseerde partijen. Zo kwamen we uit bij dhr. Kok. Na het gesprek met hem was bekend wat er verder aan informatie bij moest komen en dat Wessinghuizen het te onderzoeken dorp zou worden in dit onderzoek. Vervolgens is geprobeerd om op juridisch, financieel en sociaal niveau een expert bereid te vinden om deze te interviewen. Zo kwam ik via een internetpublicatie uit bij dhr. Kooloos, wie CEO van de ABN Groenbank is, en via hem ben ik op het spoor gezet om bij GasTerra(Hans Overdiep) langs te gaan en ook heb ik via zijn netwerk een aantal namen gekregen van mensen waar ik eens op bezoek zou moeten gaan en vanuit daar is heeft het sneeuwbaleffect in dit onderzoek zich ontwikkeld.
4.5 Randvoorwaarden Het onderzoek is in 4 maanden tijd uitgevoerd. Op acht juni moest er een presentatie gegeven worden op de GasTerra jaarprijs 2011. Hierin moesten de highlights van dit onderzoek in vijf tot zeven-en-een-halve minuut worden gepresenteerd in een zaal met 300 mensen in Burgers Zoo in Arnhem. Een beperking in het onderzoek is het gebrekkige vooronderzoek dat is gedaan in Wessinghuizen. Het draagvlak is alleen informeel onderzocht. De aanname die hieruit voortkomt bij dhr. Kok is dat het project acceptabel en haalbaar is als het de mensen uiteindelijk financieel voordeel op zal leveren.
4.6 Data analyse en -verwerking De verkregen data zijn in verband met de betrouwbaarheid niet gelijk opgenomen, maar ik heb zoveel mogelijk geprobeerd in het onderzoek eerst een bepaalde stelling of gedachte die ik uit een interview heb meegenomen, voor te leggen aan een andere expert waar ik later een interview had om zijn mening te vragen. Dit om de validiteit van het onderzoek te verhogen. De verwerking van data gaat via MS Word en MS Excel op mijn laptop en de gegevens heb ik opgeslagen in een aparte map voor mijn onderzoek op mijn USBstick. Data die verkregen zijn tijdens de literatuurstudie zijn in samenvatting met link of verwijzing naar het boek alfabetisch opgeslagen in een word-bestand, zodat ze toegankelijk zijn tijdens het onderzoek.
29
5. Resultaten en interpretatie In de onderzoeksopzet staat al beschreven dat er interviews zijn afgenomen en er ook gekeken is naar het DEVO-project in Veenendaal. De resultaten hiervan staan in dit hoofdstuk beschreven. Allereerst van de interviews en vervolgens van het DEVOproject.
5.1 Interviews praktijkomgeving Er zijn interviews met diverse experts in de praktijk gehouden die veel ervaring hebben met projecten op het gebied van energietransitie. Deze interviews zijn noodzakelijk om het antwoord op de vraag die voortkomt uit de probleemstelling verder te kunnen dekken. De resultaten van de interviews staan in de volgende volgorde beschreven: Huub Klein-Koerkamp (Consultant Biomassa engineering B.V.) Jan-Willem Kok (Initiatiefnemer in Wessinghuizen) Richard Kooloos (CEO ABN Groenbank) Hans Overdiep (Energie-transitie manager GasTerra) 5.1.1 Interview: Huub Klein-Koerkamp Het interview was bedoeld om de overgebleven kosten te achterhalen die er aan het project verbonden zaten in beide varianten in met name de aanschaf van materiaal. De inkoopprocessen zoals beschreven in het begin van dit rapport zijn daarom per variant gesplitst en ook de aanschaf van materiaal voor de pelletproductie is apart berekend. Dit leverde het volgende kostenoverzicht op: Proces Inkoopproces variant 1 Inkoopproces variant 2 Machines pelletproductie
Kosten per huishouden €9500,€ 11.588,28 € 253,33
Totale kosten € 712.500,00 € 869.121,00 € 19.000,00
Tabel 5.1 ‘’Aanschafkosten project beide varianten54’’
Verder benadrukte dhr. Koerkamp dat de stelling van de pelletprijs belangrijk is in het project. In dat kader wist hij te vertellen dat 1 m³ gas ongeveer gelijk staat aan 2 kg houtpellets. Hiermee is de benodigde hoeveelheid houtpellets bepaald(869.000kg per jaar)55. En op basis daarvan konden er ook de geschikte kachels gekozen worden voor dit project. De kosten voor de exploitatie van al dit materiaal zijn dan nog niet bekend. Hiervoor moet additionele informatie verzameld worden zodat deze nauwkeuriger berekend kan worden. In het gesprek hebben we wel alvast een schatting gemaakt voor de elektriciteitskosten van de machines. Deze heb ik vervolgens constant verondersteld in de periode tot en met 2020 en de toekomstige elektriciteitskosten worden in de berekening alleen gecorrigeerd door inflatie.
54 55
Zie bijlage 13 voor gedetailleerde uitwerking van de kostenoverzichten Zie bijlage 14 voor berekening van de vraag naar houtpellets
30
5.1.2 Interview: Jan-Willem Kok De kosten voor het arbeidsproces zijn dan nog niet bekend, omdat de precieze invulling van het arbeidsproces nog niet bekend is wat betreft de personele bezetting. De werkzaamheden zijn daarom in overleg verdeeld over verschillende leeftijdscategorieën tegen het minimumloon en dit levert het volgende kostenoverzicht56op: Proces Arbeidsproces
Kosten per huishouden € 880,25
Totale kosten € 66.018,72
Tabel 5.2 ‘’Jaarlijkse arbeidskosten’’
5.1.3 Interview: Richard Kooloos57 Nu een groot deel van de kosten bekend zijn, komt ook de financieringskant in beeld. Er moet gezocht worden naar manieren om deze kosten te dekken. In de literatuur zijn er diverse financieringsconstructies gevonden, maar de vraag is hoe dit werkt in de praktijk. Groenfinanciering is geen mogelijkheid meer als gevolg van veranderde regelgeving. Dhr. Kooloos stelt dat het belangrijk is om te zoeken naar verbanden. Door aan de ene kant te kijken wat de deelnemers in het project zelf te bieden hebben en aan de andere kant wat zij nodig hebben van externe partijen. Zo zou het recht op het kappen van delen bos die in het beheer zijn van de coöperatie kunnen worden verpacht aan een pelletproducent in ruil tegen goedkopere houtpellets. Het punt moet worden gezocht waarop houtpelletkachels goedkoper zijn dan cvsystemen op gas. Daarvoor is het noodzakelijk om de toekomstige gasprijzen enigszins in te kunnen schatten en daarnaast ook de prijzen van hout. Om deze prijzen te kunnen verantwoorden is daarom besloten om een interview te houden bij GasTerra. 5.1.4 Hans Overdiep58 In het theoretisch kader stond al bekeken dat rekening werd gehouden met de gasprijs van € 0,60,- per m³. Bij het opstellen van een scenario is door dhr. Overdiep het energietransitiemodel toegepast dat is ontwikkeld in opdracht van GasTerra om onder andere de toekomstige gasprijzen te schatten. Dit model voorspelde een prijsstijging van 66% in de periode tot en met 2020 ten opzichtte van het huidige prijsniveau. Deze stijging is vervolgens evenredig over het aantal tussenliggende jaren verdeeld. 5.1.5 Bepaling exploitatiekosten Met behulp van de resultaten uit de interviews zijn de kosten voor het huidige verbruik met gas bepaald per verbruikscategorie. Vervolgens zijn de kosten voor de exploitatie van de houtpellets bepaald met de data die verzameld zijn uit de interviews. Voor de periode tot en met 2020 zijn deze gegevens gecorrigeerd voor jaarlijkse inflatie-(2%) en loonstijgingen(2,2%). Daarnaast zijn ook de gasprijzen en houtprijzen meegenomen in deze berekening59. 56
Zie bijlage 15 voor verdere uitwerking van de totstandkoming van dit kostenoverzicht Zie bijlage 16 voor uitwerking van het volledige interview Richard Kooloos 58 Zie bijlage 17 voor uitwerking van het volledige interview Hans Overdiep 59 Zie bijlage 18 voor een uitgebreide berekening van de stookkosten in de periode tot en met 2020 57
31
5.1.6 Houtpelletverwarming vs. Gas Als deze jaarlijkse stookkosten van het gas en de houtpellets(in variant één en twee) bij elkaar worden opgeteld en daarbij ook nog de aanschaf van respectievelijk een gaskachel en een houtpelletkachel(in variant één en twee) dan is het de vraag wanneer in de tijd het stoken met houtpellets goedkoper is dan met gas. In de onderstaande vier grafieken staat dit punt weergegeven voor beide varianten en beide verbruikscategorieën: V1 = Variant 1 V2 = Variant 2 C1 = Categorie 1 C2 = Categorie 2 € 70.000,00 € 60.000,00
Bedrag in €
€ 50.000,00 € 40.000,00 € 30.000,00
Gas C1
€ 20.000,00
HoutpelletsV1C1
€ 10.000,00 € 0,00 1
2
3
4
5
6
7
8
9 10
Tijd in jaren Figuur 5.1 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 1, categorie 1, 5 jaar’’ € 70.000,00 € 60.000,00
Bedrag in €
€ 50.000,00 € 40.000,00 € 30.000,00
Gas C1
€ 20.000,00
HoutpelletsV2C1
€ 10.000,00 € 0,00 1
2
3
4
5
6
7
8
9 10
Aantal jaren Figuur 5.2 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 2, categorie 1, 7 jaar’’
32
€ 60.000,00
Bedrag in €
€ 50.000,00 € 40.000,00 € 30.000,00 Gas C2 € 20.000,00
HoutpelletsV1C2
€ 10.000,00 € 0,00 1
2
3
4
5
6
7
8
9 10
Aantal jaren Figuur 5.3 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 1, categorie 2, 6 jaar’’ € 60.000,00
Bedrag in €
€ 50.000,00 € 40.000,00 € 30.000,00 Gas C2 € 20.000,00
HoutpelletsV2C2
€ 10.000,00 € 0,00 1
2
3
4
5
6
7
8
9 10
Aantal jaren Figuur 5.4 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 2, categorie 2, 9 jaar’’
5.2 DEVO-project Veenendaal DEVO in Veenendaal is een lokaal duurzaam energiebedrijf dat warmte en koude levert aan een wijk van 1250 woningen in Veenendaal-Oost. De warmte halen zij met een pomp uit de grond. De techniek is dus anders, maar de stappen die zij moeten ondernemen bij oprichting zijn vrijwel gelijk. Het heeft vijf jaar geduurd vanaf de eerste informatiebijeenkomst tot het project in 2010 klaar was voor gebruik60. Voor dit project is het relevant om in te zien waar zij gedurende deze vijf jaar tegenaan zijn gelopen. Dhr. van der Lagemaat heeft via de e-mail meegeholpen aan dit onderzoek door op de eerste plaats toegang te verlenen tot hun gegevens en op de tweede plaats door via de e-mail vragen te beantwoorden. Geprobeerd is om te kijken wat de succesfactoren en de risico’s zijn geweest in deze periode. 60
Bron: DEVO Veenendaal, (2010), ‘’Projectevaluatie’’, http://www.devo-veenendaal.nl/
33
5.2.1 Succesfactoren De partijen in het DEVO-project hebben na realisatie de factoren benoemd die het succes hebben bepaald van dit project, zij noemen de volgende: De partijen waren al met elkaar bekend, omdat zij vanaf het eerste moment werden betrokken bij de ideevorming en omdat zij de grond in eigendom hebben, dit maakte de exploitatie gemakkelijk. Zij hebben eerder een gezamenlijk project ondernomen, waarin zij warmte uit asfalt wilden halen. Dit is mislukt, maar hierdoor hadden zij een goed beeld over wat zij niet wilden. Er is een woningbouwcooperatie in het project betrokken die bleef hameren op het concept van het zelf uitvoeren van het project door de leden. De deelnemers in het project waren erg enthousiast en stonden er allemaal 100% achter, door ook de heldere professionele advisering op bijvoorbeeld juridisch gebied, de strakke regie en besluitvaardigheid van de initiatoren in het proces. Het gevoel van enthousiasme werd versterkt door de positieve geluiden vanuit de buitenwereld. Er is veel media-aandacht geweest voor het project. Klimaatproblemathiek is een ‘’hot’’ thema tegenwoordig. Steeds meer mensen raken zich er van bewust en dat verhoogt de betrokkenheid. 5.2.2 Risico’s Naast succesfactoren onderkennen zij ook risico´s in het project. Deze risico´s splitsen zij op in praktische, financiële en politieke risico´s: Praktisch Een grondwatervergunning kon niet verleend worden. Wat daarbij meespeelde was de interferentie met andere grote systemen en de nabijheid van verschillende natuurgebieden. Financieel Tijdens de bouw liep de bouwfasering niet volgens de gemaakte planning, hierdoor vielen de kosten hoger uit en duurde het langer voordat de installatie rendabel werd. Daarnaast lopen zij nog altijd risico met de gasprijs, bij de rentabiliteitsberekeningen is uitgegaan van een jaarlijkse stijging van 3% per jaar. Ten slotte is de post onvoorziene uitgaven in het project hoger uitgevallen dan vooraf was berekend. Politiek Ten slotte geven de leden binnen het DEVO-project aan dat zij politieke risico’s zijn tegengekomen. Zij hebben te maken gehad met klagende leden over de tarieven die op het begin tegenvielen en daarnaast ook over de gebrekkige service en installatie.
34
6. Conclusies In het begin van dit verslag staat de probleemstelling geformuleerd en de daarbij behorende onderzoeksvragen. Het is daarom de vraag hoe de inhoud van deze haalbaarheidstudie hierop aansluit en of de lading van dit onderzoek deze vragen voldoende beantwoord. De conclusie bestaat uit zoveel onderdelen dat deze daarom is onderverdeeld in een financiële, juridische en organisatorische deelconclusie.
6.1 Financieel De hoogte van de investering is per variant anders. Voor een gaskachel betaal je ongeveer € 3500,-, voor variant één € 9500,- en voor variant twee € 11.588,-. Dat geld heeft niet iedereen beschikbaar. De terugverdientijd in dit onderzoek is per verbruikscategorie en per variant verschillend: Variant 1, categorie 1 5 jaar Variant 1, categorie 2 6 jaar Variant 2, categorie 1 7 jaar Variant 2, categorie 2 9 jaar De rentabiliteit ten opzichte van de exploitatie van een gaskachel hangt dus sterk af van het verbruik. Verder zijn er verschillende financieringsconstructies mogelijk waarbij het belangrijk is de juridische aansprakelijkheid voor de leden van de cooperatie goed te regelen bij eventuele ontbinding.
6.2 Juridisch Het regelen van de juridische aansprakelijkheid bij ontbinding is een voorbeeld van de raakvlakken van het project met juridische kwesties. Er komt bij de oprichting en exploitatie van een LDEB veel wetgeving kijken. Per variant gelden er andere regels. Voor de pelletfabriek in beide varianten zal een omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd vanuit de Wet Milieubeheer. Daarnaast zal er in variant twee ook een omgevingsvergunning vanuit de Wet Milieubeheer moeten komen, omdat dit wordt aangemerkt als stookinstallatie. De warmtewet is hierop niet van toepassing omdat de jaarlijkse levering van warmte de 10.000Gj niet zal halen. In de omgevingsvergunning moet daarentegen nog wel een kapvergunning worden aangevraagd om hout te kappen voor de pelletproductie.
6.3 Organisatorisch Deze zaken moeten ten slotte georganiseerd worden en in dit soort projecten is het belangrijk om een goede projectorganisatie te hebben. De leden moeten betrokken worden door ze in het proces één van de vijf typen rollen aan te laten nemen. Dit proces kan worden versneld en bijgestuurd door een besturingsmodel waarin door middel van workshops de handelingen en acties gestuurd kunnen worden. Dit belang is ook af te leiden uit de DEVO-case. Zij hebben echter wel gekozen voor strategische partners. Dit heeft voor hun de kans op succes erg vergroot door de grotere hoeveelheid kennis die zij hiermee in bezit hadden. Daarnaast kenden zij wel tegenslagen en verliep het niet geheel zoals gepland.
35
6.4 Relatie tot de probleemstelling Op de vraag of het haalbaar is, kan vanuit deze deelconclusies worden afgeleid dat er in ieder geval meer voor nodig is dan alleen geld om het project te realiseren. Er moet ook veel tijd en vrijwillige arbeid worden verricht om dit project succesvol te implementeren. Het is de vraag hoeveel ieder aspirant-lid bereid is te investeren aan geld maar dus ook aan tijd. Wat betreft de CO2 reductie doelstelling kan gesteld worden dat 78% van het gasverbruik binnen het huis CO2 neutraal zal worden. Dit is per saldo dus een CO2 reductie van 78 procent.(Afgezien van verbruikte elektriciteit die op gas is gestookt en het gebruik van producten die zijn gefabriceerd met gas als brandstof. Ten slotte kan gesteld worden dat de sociale cohesie naast een doel ook als een middel kan worden gezien om het project te realiseren. Sterker nog, het is een voorwaarde waaraan moet worden voldaan voor het project gestart wordt. Zonder enige vorm van sociale cohesie en aanwezigheid van verschillende roltypes in de beoogde groep zal het proces niet goed van de grond komen en zal ook bijsturing van activiteiten in de exploitatiefase niet goed verlopen.
36
7. Aanbevelingen Op basis van de conclusies uit de literatuurstudie en de interviews met praktijkexperts is het mogelijk om een aantal aanbevelingen te formuleren voor de implementatie van het project Duurzaamswoude in Wessinghuizen. Allereerst zullen op financieel gebied enkele aanbevelingen gedaan worden, vervolgens op juridisch gebied en ten slotte op organisatorisch gebied.
7.1 Financieel
De aanschafkosten zijn voor zowel variant één als twee hoog. Het is daarom belangrijk om goed over de financiering na te denken. Een goede manier, voor de leden, om goedkope financiering te krijgen is om een ondernemer die ‘’grote’’ fiscale winsten maakt te vragen of hij de kachels wil financieren. Hij kan dan gebruik maken van de Energie Investerings Aftrek van 41,5%, die hij ten laste van zijn fiscale winst kan brengen. Dit verlaagd de aanschafprijs waardoor de ondernemer deze kachels kan doorverkopen, voor een lagere prijs dan de originele prijs, aan de mensen in Wessinghuizen. Deze mensen kunnen de kachels dan vervolgens meefinancieren in hun hypotheek, omdat vrijwel iedereen een eigen (woon)boerderij bezit. De kachel wordt ingebouwd als onderdeel van het huis en komt daarmee in aanmerking voor meefinanciering in de hypotheek en dus indirect voor de hypotheekrente-aftrek. Voordat de kachel echter gekocht wordt zal er vanuit de coöperatie onderzoek moeten worden gedaan naar het te verwachten verbrandingsrendement van het hout. Als de vochtigheid bijvoorbeeld erg hoog is gaan de kosten voor de coöperatie omhoog, omdat het drogen meer tijd en geld zal gaan kosten. Verder is het voor de financiën erg belangrijk om een bodemonderzoek uit te voeren voordat de aanleg van het warmtenet in variant twee wordt gestart. Dit om te voorkomen dat het warmtenet naar verloop van tijd weg zal zakken en om te kijken naar wegen die moeten worden opengebroken en de vergunningen die daarvoor eventueel moeten worden aangevraagd. Daarnaast zal er een onderzoek moeten worden gedaan naar het verzekeren van machines en houtopstanden, als er brand is of om wat voor reden dan ook stukjes van de puzzel uit het pelletproductieproces wegvallen kan het niet zo zijn dat mensen in een elfstedenwinter geen warmte meer hebben omdat ze de extra kosten niet kunnen betalen. Het financiële gedeelte geeft een onvolledig beeld, het behoud aan biodiversiteit is ook belangrijk. Door het behoud van het bos door het economisch te benutten kunnen ecosystemen beter blijven bestaan, voor het verteren van afval etc. scheelt dit werk en kosten. De gevolgen voor de biodiversiteit zouden daarom ook een interessant onderzoek kunnen vormen.
37
7.2 Juridisch
Vanuit een juridisch oogpunt zou het verpachten van het exclusieve recht om hout te kappen aan houtpelletproducenten gewenst zijn voor de leden van de coöperatie. In ruil voor het pachtrecht kan een lagere prijs voor houtpellets worden bedongen en eventueel kunnen er afspraken gemaakt worden over leveringszekerheid. Daarnaast kan het voor de continuïteit belangrijk zijn om toch op grotere schaal te gaan denken aan het beheren van een gezamenlijk inkoopsysteem voor duurzame toepassingen. De winst die hiermee behaald wordt kan gebruikt worden om kosten te verlagen van de leden in de coöperatie. De juridische mogelijkheden tot het ontwerpen van uittredingsvoorwaarden voor leden in de coöperatie moeten worden onderzocht. Continuïteit (en leveringszekerheid) zijn de belangrijkste juridische thema’s als het project eenmaal van de grond is.
7.3 Organisatorisch
Op organisatorisch vlak zullen de initiators in Wessinghuizen veel werk moeten verrichten om het project van de grond te krijgen. Ten eerste zal er een groep geinteresseerde leden moeten worden gevormd. Onder deze leden zal er vervolgens onderzocht moeten worden wat er aan kennis over het project in huis is(financieel, juridisch, organisatorisch). Wat er uiteindelijk ontbreekt zal extern gezocht moeten worden. Vervolgens is het raadzaam om toch een eventuele samenwerking met de gemeente te heroverwegen. Dit kan door bijvoorbeeld in te spelen op het CO2 reductiedoel dat ook de gemeente Stadskanaal heeft, dit biedt een goede mogelijkheid om elkaar te vinden. Door aan dit doel bij te dragen aan de gemeente kunnen zij door hun hulp ook zorgen dat de leden hun gewenste lagere stookkosten kunnen realiseren. Om het model van de procesaansturing goed te kunnen benutten moeten er afspraken gemaakt worden over de communicatie. Waar worden deze bijeenkomsten gehouden, wie organiseert ze enzovoort. Dit kan via de e-mail of via een nieuwsbrief worden gedaan. Er is hiervoor een communicatieplan beschikbaar bij het Kenniscentrum.
38
8. Evaluatie In de onderzoeksopzet zijn verschillende keuzes gemaakt om de probleemstelling zo goed mogelijk te kunnen uitwerken. Zo is er gekozen voor twee categorieën verbruikers, om aan de hand daarvan het veld in te gaan en experts te ondervragen om de kosten van de beide varianten te bepalen. Het blijft dan de vraag in hoeverre deze verbruikscategorieën representatief zijn voor de beoogde groep van 75 huishoudens.
8.1 Onderzoekskeuzes Uit het oogpunt van de betrouwbaarheid wilde ik aanvankelijk enquêtes af nemen onder deze groep van 75 huishoudens, het fictieve karakter heeft de betrouwbaarheid dus aangetast. Daarnaast zijn er nog een aantal punten die niet zijn onderzocht ten behoeve van het overzicht, die ook bij de aanbevelingen al genoemd zijn. In dit onderzoek zelf zijn er omwille van dit overzicht ook een aantal aannames gedaan. Ten eerste is het scenario van de gasprijs dat uitkomt op € 1,00 in 2020 evenredig over de tussenliggende jaren verdeeld. In de praktijk zullen de gasprijzen niet zo evenwichtig verlopen. Hetzelfde geldt voor het energieverbruik. Er is daarbij voor het overzicht vanuit gegaan dat de gas voor de verwarming van het huis evenredig over het jaar kan worden verspreid, terwijl er in de praktijk een piekvraag in de winter zal bestaan. Deze punten komen de externe validiteit van het onderzoek niet ten goede.
8.2 Interne- & externe validiteit De aangepaste onderzoeksopzet garandeert deze externe validiteit nog enigszins doordat er gesproken is met de absolute experts op het gebied van transitie tot lokale duurzame energie. De interne validiteit is zoals gezegd ook goed gewaarborgd gebleven doordat veel van de experts elkaars standpunten bevestigden. Hieruit kon ik ook afleiden dat ik het zelf ook goed begrepen had. Dus onder andere de beperking van het gebrekkige vooronderzoek dat is gedaan in Wessinghuizen heeft als gevolg dat de financiële vooruitzichten van het project niet bepaald 100% betrouwbaar zijn. Desondanks biedt het theoretisch kader en ook het onderzoek zelf een groot aantal aandachtspunten die in de praktijk belangrijk zijn bij de implementatie van ‘’Duurzaamswoude’’.
8.3 Kwaliteit data-analyse De kwaliteit van de data-analyse is erg hoog. Er zijn meer interviews gehouden dan in het verslag zijn besproken. Veel van deze interviews heb ik gebruikt om mijn geïnterpreteerde data te bespreken. Als bepaalde stellingen bevestigd werden door meerdere experts dan is de betrouwbaarheid hoog. Een dergelijke toepassing heb ik niet gebruikt voor het theoretisch kader en dat zou ik in vervolgonderzoek wel doen.
8.4 Relevantie De praktische relevantie van dit onderzoek moet vooral gezocht worden in de informatievoorziening. De financiële haalbaarheid hangt van zoveel punten samen dat het altijd een schatting zal blijven. De personen die van hun dorp een ‘’Duurzaamswoude’’ willen maken kunnen daarom dit verslag zien als een informatietool die de aandachtspunten in het proces aankaart. 39
Literatuurlijst
40
Lijst van geraadpleegde bronnen Methodologische literatuur: Baarda, dr. D.B., de Goede, dr. M.P.M.(2001), ‘’Basisboek Methoden en Technieken’’: handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, WoltersNoordhoff, Groningen. Blumberg, B., Cooper, D.R., Schindler, P.S.,(2005), Business research methods, McGraw-Hill Education, Europe. Harinck, F., (2007), Basisprincipes onderzoek, Frits Harinck & Garant-Uitgevers N.V., Antwerpen Nederhoed, P., (2007), ‘’Helder Rapporteren’’: een handleiding voor het opzetten en schrijven van rapporten, scripties, nota’s en artikelen, Bohn Stafleu van Loghum, Houten. Verhoeven, N., (2010), Wat is onderzoek?: praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs, Burolamp, Amsterdam Vakliteratuur: Boonstra, J.J., Steensma, H.O., Deminent, M.I., (2003), Ontwerpen en ontwikkelen van organisaties: ‘’theorie en praktijk van complexe veranderingsprocessen’’, Reed Business Information, Amsterdam. Hansen, M.T., Rosentoft Jein, A., (2009), Pellets Atlas: ‘’Development and promotion of a European pellets market’’, National Energy Foundation Junginger, M., Sikkema, R.,(2009), Pellet market country report Netherlands: ‘’Development and promotion of a transparent European pellets market’’, Copernicus Institute, University Utrecht. Joustra, J.D. et al., (2004), ‘’Zet een boom op in de wijk’’: over bewonersparticipatie en duurzaamheid, drukkerij Modem, Bennekom. Murrell, K., Meredith, J.K., (2001), Empowerment van werknemers, Academic service, McGraw-Hill Schepers, B.L., Valkengoed, van, M.P.J., (2009), Warmtenetten in Nederland: ‘’overzicht van grootschalige en kleinschalige warmtenetten in Nederland’’, TU Delft Schoor, van der, T.(2011), Notitie duurzame dorpen, Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte
41
Van Ee, M., Chatelin, M.(2010), Versnelling: ‘’19 visies uit de markt’’, Gianotten B.V., Tilburg Van Ee, M., Chatelin, M.(2009), Lokale duurzame energiebedrijven: ’’een aantal visies uit de markt’’, Gianotten B.V., Tilburg Van Ee, M., Chatelin, M.(2011), Duurzame energie: ‘’het financiële inzicht’’, DWD B.V., Roosendaal. Visser, mr. B.M., (2005), Nederlandse wetgeving: ‘’Boswet’’, Kluwer, Deventer. Mr. Visser, B.M., (2010), Lexplicatie: ‘’Boswet, de complexe wetgeving toegelicht’’, 2e druk, Kluwer, Deventer Wolters, M., Winning en gasbehandeling, in: Wolters, M., Gastechnologie, Universiteit Twente: Faculteit der Construerende Technische Wetenschappen, 2003 Internetbronnen: Bron: Agentschap NL, ‘’Omgevingsvergunning/Wabo’’: Wetgeving, geraadpleegd op 26-05-2011, http://www.infomil.nl/onderwerpen/integrale/omgevingsvergunning/wetgeving Bron: Ee, van, M., Chatelin, M., Faasen, R., (23-09-2009), ‘’Warmtewet’’, http://www.eversheds.nl/nl/newsletter/warmtewet Bron: Ee, van, M., Chatelin, M., Faasen, R., (23-02-2009), ‘’Nieuwsbrief Warmtewet’’, http://www.eversheds.nl/uploads/publications/ef_nieuwsbrief_warmtewet.pdf Bron: Encyplopedia, (2011), ‘’Financiering uit eigen vermogen’’, http://www.encyclo.nl/begrip/financiering%20uit%20eigen%20vermogen Bron: Energiedirect.nl (2011), Opbouw energieprijs, geraadpleegd op: 14-05-2011, http://www.energiedirect.nl/nl-NL/Thuis/Producten/Opbouw%20energieprijzen.aspx Bron: Essent (2011), Gasprijs, geraadpleegd op 18-05-2011, http://www.essent.nl Bron: European Central Bank, (2011) ‘’Monetary policy’’, www.ecb.int/The European Central Bank Bron: FLEXservice, (2011), Minimumloon 2011 per 1 juli(update), geraadpleegd op 20-05-2011, http://www.flexservice.com/?p=30866 Bron: FSO, (2011), ‘’Operational lease of financial lease’’, http://www.financieelondernemen.nl/artikelen/768/Operational_lease_of_Financial_Lease Bron: Gemeente Stadskanaal, (2011), ‘’Omgevingsvergunning’’, http://www.stadskanaal.nl/websites/common/download.asp?PropId=2086 42
Bron: Goedvolk, P., (2011), ‘’Duurzame financiering’’, http://www.eversheds.nl/nl/energyblogentry/financiering_van_individuele_duurzame_investeringen Bron: Monetos, (2011), ‘’Financieringsmogelijkheden’’, http://www.monetos.nl/financieringen/mkb-kredieten/financiering/ Bron: Nederlandse Emissieautoriteit (2011), Emissierechten, geraadpleegd op 30-052011, http://www.emissieautoriteit.nl/emissierechten Bron: Nederlandse overheid, (21-06-2011), ‘’ Het beheer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen’’, http://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/Hoofdstuk10616231/Titel106/geldigheidsda tum_21-06-2011 Bron: P&O Actueel, (22-03-2011), ‘’Gemiddelde loonstijging CAO’s 2,16%’’, (http://www.penoactueel.nl/management/gemiddelde-loonstijging-caos-2-16-procent204.html Bron: Rijksoverheid, (05-07-2010), ‘’Milieueffectrapportage’’, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/milieubeleid/milieueffectrapportage Bron: Salaris Info, (2011), Hout CAO, geraadpleegd op 20-05-2011, www.salarisinformatie.nl Bron: Snipperhout B.V., (23-07-2010), ‘’Goedkope en duurzame warmte uit hout’’, http://www.snipperhout.nl/mediapool/65/data/houtsnippers_verwarmen_zwembadwat er.pdf Bron: Stichting advisering bestuursrechtspraak voor milieu en ruimtelijke ordening, ‘’Inrichting’’, (geraadpleegd op 23-05-2011), http://www.stab.nl/stab/public/stab/generic/home Bron: Stichting Natuurbeheer, (20-06-2010), ‘’Boswet’’, http://www.natuurbeheer.nu/Wet-en-regelgeving/Nederland/Boswet/ Bron: Stichting wij willen zon, (2011), ‘’De eerste en grootste collectieve order voor zonnepanelen is een feit’’, http://www.wijwillenzon.nl/ Bron: Telewiki (2011), Netwerk Topologie, http://www.telephorum.org/telewiki/Netwerk_Topologie Bron: Wikipedia (2011), Aardgas, geraadpleegd op 15-05-2011, http://nl.wikipedia.org/wiki/Aardgas
43
Mondelinge bronnen:
44
Bijlagen
45
Bijlage 1 - Beschrijving pelletproces Om te bepalen welke materialen er moeten worden aangeschaft voor het zelf in productie nemen van pellets staat hier stapsgewijs het pelletproductieproces beschreven61: Stap 1 – Boomstammen kappen Uit de beschikbare houtwallen zal hout moeten worden gekapt voor het maken van de pellets. Hiervoor is apparatuur nodig om bomen te kappen, een aantal kettingzagen om de bomen om te zagen en daarnaast een stobbefrees om de in de grond blijvende wortels tot op zekere hoogte weg te frezen om zo herplanting mogelijk te maken. Stap 2 – Verkleining hout Het hout zal moeten worden versnipperd en worden ontdaan van de boomschors om er pellets van te kunnen maken. Hiervoor is een ‘’Chipper/Shredder’’ of een ‘’Hammermill’’ voor nodig. Stap 3 – Drogen hout Voor goede pellets moet er worden gedacht aan het vochtigheidspercentage van de pellets. Als deze te hoog is dan is het rendement lager en de asresten en stankoverlast groter. Er moet dus een ‘’drooginstallatie’’ komen waarin het versnipperde hout wordt verwarmd. Deze apparatuur wordt omschreven als duur en het neemt veel ruimte in beslag. Natuurlijke droging is riskant omdat het grote vochtpercentage sneller ‘’broei’’ in de hand kan werken62.
Figuur 1 ‘’rendement naar watergehalte’’63
61
Bron: PelletHeatProduction guide, (2010), Pelletproductieproces volgens Pelheat Production(UK) Bron: Karen, B., (23-06-2008), ‘’Broei in biomassa’’, http://wetenschap.infonu.nl/natuurkunde/23404-broei-in-biomassa.html 63 Bron: Snipperhout B.V., (geraadpleegd op 20-05-2011), ‘’Drogen van houtsnippers’’, http://www.snipperhout.nl/pageID_6218345.html 62
46
Stap 4 – Mixen/Op vochtigheidsniveau brengen De vochtigheid van de houtsnippers is belangrijk bij de vorming van de pellets. Er is namelijk een minimum en maximum vochtigheidspercentage voor een pelleteermachine. Wordt hier met de houtsnippers niet aan voldaan krijg je pellets van een slechte kwaliteit of in het ergste geval loopt de machine zelfs helemaal vast. Daarom zou door een andere stof toe te voegen aan de snippers, die droger of juist vochtiger is, het vochtigheidspercentage kunnen worden aangepast. Het gaat er om dat het aangeleverde hout van een constante kwaliteit is. In dit onderzoek gaan we ervan uit dat dit het geval is. Stap 5 – Pelletproductie De houtsnippers worden in deze fase omgevormd in pellets door ze in een machine te gooien die door een combinatie van druk en warmte de pellets vormt. Hiervoor is een pelleteermachine nodig. Door de grote druk en warmte die vrijkomt tijdens dit proces is onderhoud belangrijk voor de levensduur van deze machine dat is belangrijk. Stap 6 – Zeven Tijdens het vormen en persen van de pellets komt er ook stof mee door de pers en ook zijn er pellets die na productie uit elkaar vallen. Door de goede pellets zo veel mogelijk te scheiden van de slechte wordt het meeste rendement uit een zak pellets gehaald. Hiervoor zal een zeef moeten worden aangeschaft. Stap 7 – Koelen Omdat de pellets vaak erg warm uit de pelletspers komen is het goed om ze geleidelijk aan met een koelsysteem af te koelen tot de omgevingstemperatuur en ze niet gelijk op kamertemperatuur te bewaren. Hiervoor moeten de omstandigheden in de ruimte waar het proces plaatsvindt dus optimaal zijn. Stap 8 – Collectie en opslag pellets De pellets liggen nu allemaal bij elkaar op een hoop en ze zullen toch moeten worden verkocht in een meetbare hoeveelheid anders kan er voor de leden van de coöperatie onmogelijk een prijskaartje aan worden gehangen. Dit is een karwei dat zich goed leent voor jongeren die hiervoor kunnen worden aangenomen die zorgen dat ze 15kg pellets in elke zak stoppen. Het is hierbij dan van belang dat er geen vochtigheid in de buurt is die door de pellets kan worden opgenomen.
47
Bijlage 2 - Netwerktopologiën Bij de aanleg van een netwerk is het oogpunt van kostenbesparing goed om na te denken over de meest efficiënte manier om het netwerk aan te leggen. In de telecommunicatieliteratuur bestaat er een studie naar netwerktypologieën. Deze studie noemt men netwerktopologie. Hierin worden manieren beschreven waarop computers of telefooncentrales met elkaar verbonden zijn. Alhoewel er in de praktijk veel verschillende toepassingen bekend zijn, worden er in de literatuur globaal de volgende soorten onderscheiden:
Sternetwerk Busstructuur Ringnetwerk Boomstructuur
Sternetwerk
Als er wordt uitgegaan van een centraal punt van waaruit het netwerk wordt aangestuurd dan wordt er gesproken van een sternetwerk. In dit geval zouden alle leidingen dan aangesloten worden op een centrale installatie. Het nadeel is natuurlijk dat het hele netwerk stil ligt als er iets misgaat met de centrale installatie.
Busstructuur In deze topologie is er sprake van een hoofdleiding die langs alle huizen voert en deze zou bijvoorbeeld geschikt zijn in het geval van lintbebouwing. Deze verbinding wordt ‘’backbone’’ genoemd in de netwerktopologie. Het nadeel is hier dat je afhankelijk bent van één leiding. Ringnetwerk
Ringstructuren lopen zoals de naam al doet vermoeden in een ringvorm. Als de huizen in een dorp om een centrum heen gebouwd zijn zou het ringnetwerk een interessante optie kunnen zijn. Het water komt dan automatisch weer bij de centrale installatie terug.
48
Boomstructuur
Een boomstructuur is een structuur waarin steeds verdere aftakkingen ontstaan. Dit kan bijvoorbeeld doordat er verschillende sternetwerken aan elkaar worden gekoppeld. Er zijn in dat geval verschillende centrale installaties waarvan de leidingsystemen vanuit het centrale systeem op elkaar worden aangesloten.
49
Bijlage 3 - Beschrijving arbeidsproces Werkzaamheid 1 - Bosonderhoud Dit is intensief werk. Er moet met een kettingzaag gewerkt worden dus het is ook verantwoordelijk werk waar niet zo maar even iedereen zo maar mee aan de slag kan gaan. Daarnaast moeten de boomstronken zo goed mogelijk worden weggefreest in verband met herplanting van de bomen. Er zal daarom van worden uitgegaan dat er toezicht komt op deze werkzaamheid, dit moet iemand zijn met verstand van snoeien en kappen. Het werk zelf kan dan gedaan worden door jongeren vanaf 18 jaar. Werkzaamheid 2 – Bomen bijplanten Het bomen bijplanten is ook intensief werk. Er moet gesleept worden met bomen en dit kost kracht. De procedure moet hierbij worden uitgelegd en dan kan het werk voor de rest worden uitgevoerd door jongeren. De uitleg kan gebeuren door dezelfde persoon die ook toezicht houdt op werkzaamheid één. Werkzaamheid 3 – Hout sorteren en opslaan in droogschuur Het hout sorteren is erg belangrijk. Niet al het gekapte hout kan worden gebruikt voor de productie van pellets. De opslag kan hierbij door jongeren gebeuren, maar het sorteren zal moeten gebeuren door iemand met verstand van hout. Werkzaamheid 4 – Houtverwerkingsproces tot pellets Het bedienen van de machines is gemakkelijk. Dit staat beschreven in de vorige paragraaf. Het moet handmatig gebeuren, maar er is alleen spierkracht voor nodig. Dit kan dus worden overgelaten aan jongeren. Tijdens het productieproces moet er wel op de werkvloer een ervaren kracht aanwezig zijn om de boel aan te sturen en om op de voortgang toe te zien. Werkzaamheid 5 – Pellets verpakken en opslaan Dit is secuur werk. De pellets moeten goed verpakt en opgeslagen worden om bijvoorbeeld broei tegen te gaan. Ze moeten in zakken van 15 kg worden geschept, dit is ook secuur werk, omdat dit goed moet worden afgewogen, zodat overal ongeveer 15 kg in zit. Vervolgens moeten de zakken op een pallet worden opgeslagen in een silo. Werkzaamheid 6 – Administratieve zaken Dit is een belangrijke werkzaamheid bij uitvoering van beide varianten. Hoeveel pellets verbruikt ieder aangesloten lid namelijk? Het is namelijk voor beide varianten verschillend. De warmte wordt namelijk anders aangeboden. Het is echter een haalbaarheidstudie op het project als geheel en daarom zal de precieze facturering niet worden meegenomen in het onderzoek. Maar bij de verkoop van de pellets is dit gemakkelijk want de mensen betalen gewoon geld om een zak pellets mee te nemen naar huis, maar in variant twee waar warmte wordt onttrokken uit een leidingenstelsel zal dit met ‘’verbruiksmeters’’ moeten gebeuren en daarom is het proces ingewikkelder. 50
Bijlage 4 – Mogelijke inkomstenbronnen 4.1 Garanties Er kan een sterke financiële partner worden gezocht om garant te staan voor het project. Deze geeft dan een bankgarantie af waardoor de kosten waartegen eventueel vreemd vermogen kan worden aangetrokken goedkoper zal worden. 4.2 Leningen Een project kan ook met een lening worden gefinancierd. Over deze lening wordt rente betaald als vergoeding voor het beschikbaar stellen van het geld. Naarmate het waargenomen risico van het ter beschikking stellen van het geld groter is wordt de te betalen rente ook groter. Bijvoorbeeld met de hiervoor genoemde bankgarantie is het risico dat een geldverstrekker zijn geld niet terugkrijgt kleiner dus dat verlaagt de rente. 4.3 Eigen Vermogen Een project kan ook worden gefinancierd met Eigen Vermogen. Dat is geld uit de onderneming zelf. De leden of aandeelhouders brengen namelijk geld in om mede eigenaar te worden van de onderneming. Van dit geld kunnen investeringen worden gedaan. Er hoeft dan geen rente te worden betaald. 4.4 Subsidies Zoals in dit verslag al staat vermeld zijn subsidies ook een inkomstenbron voor duurzame energieprojecten. Ze zijn bedoeld om de onrendabele top af te romen van de projecten en zo mensen te stimuleren om toch in te stappen. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen cash subsidies voor investeringen in of exploitatie van duurzame energiemiddelen of fiscale subsidies. Fiscale subsidies bieden de mogelijkheid om zaken ten laste van het fiscale resultaat te brengen waardoor een kleiner deel van de fiscale winst wordt belast. Zo werden in dit verslag de MIA, VAMIL en EIA al benoemd.
51
Bijlage 5 – Financiële- en omgevingsfactoren Kapitaalkosten Investeringsbedrag IRR WACC
Tijdshorizon Operationele zekerheid Afschrijvingstermijn Terugverdientijd
Besparing Rendementsverbetering Brandstof- en CO2 prijzen
Omgevingsfactoren Sociaal responsibility Duurzaamheid als differentiatie Wettelijke kaders
Tabel 1 ‘’Financiële- en omgevingsfactoren die meespelen bij investeringsbeslissingen 64’’
Kapitaalkosten Investeringsbedrag: het bedrag dat geïnvesteerd moet worden in machines en overige apparatuur om het project te kunnen realiseren. IRR: De interne rentabiliteit van het project. Dit is de rentevoet waarbij de netto contante waarde van de cashflows gelijk is aan investeringsbedrag. Dit percentage moet altijd hoger zijn dan de rente die men krijgt aan rente inkomsten als het investeringsbedrag gewoon op de bank blijft staan. WACC: Weighted Average Cost of Capital. De gemiddelde gewogen vermogenskostenvoet geeft het gemiddelde percentage aan waartegen vermogen kan worden aangetrokken. Tijdshorizon Operationele zekerheid: De mate waarin het project kan worden gecontinueerd om zo de gemaakte investeringen terug te kunnen betalen. Afschrijvingstermijn: De periode waarin de investeringen in het project kunnen worden afgeschreven. Terugverdientijd: De tijd die er voor nodig is om de investeringen terug te verdienen. Besparing Rendementsverbetering: De mate waarin er een rendement behaald kan worden. Een investering die naar verwachting slechts een relatief klein rendement behaald terwijl de operationele zekerheid laag is, is misschien de investering niet waard. Brandstof- en CO2: Een factor zijn zeker de brandstofprijzen. Als gas heel duur wordt, dan wordt duurzame energie aantrekkelijk. Hetzelfde geldt voor heffingen op CO2. 64
Ee van, M., Chatelin, M., (2011) Duurzame Energie het financiële inzicht ‘’De financiële markt beoordeelt het anders’’, DWD B.V., Roosendaal, blz. 60.
52
Omgevingsfactoren Social responsibility: De bereidheid om bij te dragen aan de maatschappij en de mensen in een duurzaam project moeten niet alleen meedoen om persoonlijk gewin. Duurzaamheid als differentiatie: De mate waarin duurzaamheid als differentiatie kan worden beschouwd. Wettelijke kaders: De wettelijke kaders van het project moeten goed worden bestudeerd. Veel en complexe regelgeving kan het project onmogelijk duur maken.
53
Bijlage 6 – Werking Boswet De boswet is opgebouwd uit 3 belangrijke elementen waarvan hieronder de meest relevante bepalingen per element zullen worden weergegeven. De 3 elementen zijn: Meldingsplicht Herplantplicht Kapverbod Meldingsplicht Wanneer in dit project het bos onder de Boswet valt zal er een kapmelding gedaan moeten worden. Deze melding zal minimaal één maand voordat er begonnen wordt met de kap gedaan moeten worden. In sommige gemeenten moet je hier overigens wel eerst een kapvergunning voor hebben, dit moet voor die tijd worden uitgezocht. Als dit het geval is moet deze vergunning apart worden aangevraagd65. Dit ligt vast in de bomenverordening van de gemeenten wanneer je zonder vergunning mag kappen en voor welke bomen een meldings- of vergunningplicht geldt. Na aan de meldingsplicht voldaan te hebben moet vervolgens de kap wel binnen één jaar na de melding ten uitvoer worden gebracht anders zal opnieuw een kapmelding gedaan moeten worden. De kapmelding kan worden gedaan bij het Omgevingsloket. Het formulier dat hierbij gebruikt wordt is: ‘’Kennisgeving van een voorgenomen velling’’. Het papier is te krijgen via de website van het omgevingsloket en kan online worden gedaan. Het is aan te raden om dit altijd te doen omdat er geen sanctie staat op het ten onrechte indienen van een kapmelding en het levert veel problemen op als ten onrechte wordt gekapt. Herplantplicht Bij een herplantplicht is het verplicht om binnen 3 jaar na de kap het bos te herplanten. Dit geldt onder alle omstandigheden. Dus wanneer het gewonnen hout verloren gaat door bijvoorbeeld brand dan kunnen er geen pellets van gemaakt worden die verkocht kunnen worden, maar dan moet er nog steeds worden voldaan aan de herplantplicht. Het niet naleven van de herplantplicht is strafbaar en wordt gezien als een economisch delict. Hier wordt op toe gezien door de provincie en door de rechter worden hiervoor hoge boetes opgelegd. In de jurisprudentie is te zien dat, afhankelijk van de omstandigheden, dit snel enkele duizenden euro’s kan bedragen66. Daarnaast is het belangrijk om te beseffen dat de herplantplicht grondgebonden is. Wanneer er daarom besloten wordt om grond te verkopen als het project toch niet blijkt te renderen, dan zal de verkopende partij wel moeten worden gemeld dat er een herplantplicht rust op het perceel en dat het niet bestemd is voor bebouwing. 65
Bron: Stichting Natuurbeheer, (23-03-2010), ‘’Boswet’’, http://www.natuurbeheer.nu/Wet_en_regelgeving/Nederland/Boswet/ 66 Bron: Jure Béta, (22-07-2010), ‘’Rechterlijke uitspraken online: uitspraak’’, http://jure.nl/bn2075
54
Op de herplantplicht kan vrijstelling worden gekregen als er bos wordt aangelegd op grond die niet onder de Boswet valt. De vrijstelling kan dan worden aangevraagd op de meldings- en herplantplicht. Dit gebeurt ook weer via het DRD door het formulier weer via het LNV loket in te vullen. Een vrijstelling wordt dan verleend onder twee voorwaarden67: Het gaat niet om beplanting in het kader van een herplantingplicht 40 jaar na aanleg van het bos moet de aangelegde beplanting worden geoogst. Er is ten slotte nog een mogelijkheid denkbaar waarin afgeweken wordt van de herplantingplicht, of waarin deze in ieder geval anders wordt ingevuld. De boswet kent namelijk de mogelijkheid om deze herplantingplicht op een ander perceel uit te voeren. Er wordt in die situatie bos gekapt dat ergens anders weer wordt aangeplant. Per provincie zijn hier verschillende regels over vastgelegd, maar vaak moet er in deze situatie meer worden aangeplant dan dat er gekapt wordt. Deze compensatiemogelijkheid zal wel voor de kap moeten worden geregeld via de DRD. Kapverbod68 Een laatste relevant element van de boswet is een kapverbod. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan namelijk in uitzonderingsgevallen een kapverbod opleggen wanneer de kap het natuur- en landschapsschoon te grote schade dreigt toe te brengen. Aangezien enkele delen van Wessinghuizen toebehoren aan de Ecologische Hoofdstructuur zou er sprake kunnen zijn van bomen van uitzonderlijke natuurwaarde of landschappelijke waarde, waardoor het kapverbod kan worden opgelegd.
67
Bron: Stichting Natuurbeheer, (23-03-2010), ‘’Boswet’’, http://www.natuurbeheer.nu/Wet_en_regelgeving/Nederland/Boswet/ 68 Bron: Stichting Natuurbeheer, (23-03-2010), ‘’Boswet’’, http://www.natuurbeheer.nu/Wet_en_regelgeving/Nederland/Boswet/
55
Bijlage 7 – Algemene Plaatselijke Verordening Stadskanaal Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden Artikel 4.3.1 Begripsomschrijvingen
1. In deze afdeling wordt verstaan onder: a. houtopstand: hakhout, een houtwal of één of meer bomen; b. hakhout: één of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen; c. dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand; d. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet 113) . e. iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostima ulimi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau); f. iepespintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pymaeus.
2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Artikel 4.3.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden (kapvergunning)
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de volgende soorten bomen: o a. alle hagen; o b. alle soorten naaldbomen (waaronder coniferen, dennen en sparren); o c. alle soorten fruitbomen; o d. meidoornbomen; o e. berken. 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor: o a. wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot; o b. vruchtbomen en windschermen om boomgaarden; 56
o o o
c. kweekgoed; d. houtopstanden die bij wijze van dunning moeten worden geveld; e. houtopstanden die deel uitmaken van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen zijn buiten de bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die: - ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan tien are; - ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan twintig bomen, gerekend over het totale aantal rijen; o f. houtopstanden die moeten worden geveld krachtens de Plantenziektewet 114) of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders. 4. De vergunning kan worden geweigerd op grond van: o a. de natuurwaarde van de houtopstand; o b. de landschappelijke waarde van de houtopstand; o c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon; o d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand; o e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; o f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand. Artikel 4.3.3 Aanvraag vergunning
1. De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken. 2. Wanneer door het uitvoeringsorgaan van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet 115) , beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift tevens als een vergunningsaanvraag. Artikel 4.3.4 Vergunning ex lege [ vervallen ] Artikel 4.3.5 Bijzonder vergunningsvoorschriften [ vervallen ] Artikel 4.3.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn. 57
2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze de niet geslaagde beplanting moet worden vervangen. 3. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen. 4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen. Artikel 4.3.7 Schadevergoeding Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.3.2 of 4.3.6 schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het bevoegd gezag op verzoek van de belanghebbende een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding aan de belanghebbende toe. Artikel 4.3.8 Bestrijding iepziekte
1. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn: o a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen; o b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen; o c. of de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen. 2. o a. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren. o b. Het verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm. o c. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a van dit lid gestelde verbod.
58
Bijlage 8 – Typologieën projectorganisatie In een 5-tal succesvol gerealiseerde duurzame energieprojecten in Zuid-Holland hebben de participanten in dit project een reflectie gemaakt van de periode waarin het project werd gestart tot op het moment dat het project winstgevend begon te worden. Er blijken veel overeenkomsten te zijn tussen de projecten, onder andere op het gebied van de rolverdeling. Het blijkt dat er globaal in elk project 5 verschillende rollen te onderscheiden zijn: Initiator Dit zijn een paar individuen of soms slechts één persoon die dingen in gang zet, een proces start of de aandacht vraagt voor een bepaald onderwerp. In het geval van Wessinghuizen is dit Dhr. Jan Willem Kok. Deze persoon heeft een visie en inspireert andere mensen om erover na te denken en ook mee te denken zodat er in feite een sneeuwbaleffect ontstaat. Regisseur De regisseur neemt de verantwoordelijkheid over het geheel. Deze persoon zet de processen in gang waar de initiator de eerste aanzet toe geeft. Deze persoon brengt de partijen verder bij elkaar en stuurt bij , maar heeft ook zeker een initiërende rol. De verschillen tussen beide roltypes is minimaal en komt vooral neer op de verantwoordelijkheid om echt door te zetten. Procesbegeleider De procesbegeleider is iemand die coacht binnen een bepaald proces. Deze heeft in tegenstelling tot de regisseur geen verantwoordelijkheid over het geheel van de inhoud, maar beperkt zich op een proces binnen dit geheel. In Wessinghuizen zullen er zoals beschreven 4 processen ontstaan waar deze procesbegeleiders gewenst zullen zijn. Facilitator De facilitator maakt de wensen van anderen mogelijk en gaat aan de slag met vragen van anderen. Deze persoon is ondersteunend en maakt mogelijk. In de zojuist besproken processen is deze persoon iemand die zorgt dat de procesbegeleider de processen kan coachen door de juiste randvoorwaarden te scheppen. Uitvoerder De uitvoerder is iemand die vervolgens de uitvoering van de taken voor zijn rekening neemt. Deze zal bijvoorbeeld de pellets moeten gaan maken en de overige werkzaamheden in de processen moeten gaan uitvoeren. In een dergelijk project is deze groep mensen vaak het grootst.
59
Bijlage 9 – Uitwerking model procesaansturing In de tekst staat beschreven dat er verschillende rollen zijn te onderscheiden en dat als deze goed worden ingevuld dat het succes van het project een stapje dichterbij is. De vergroting van de sociale cohesie die als gevolg daarvan zal ontstaan is een logisch gevolg, maar ook een vereiste voor het succes en voor uitvoering van dit model. De samenwerking staat namelijk voorop. In deze bijlage staat de werking van dit model nader uitgelegd.
· · ·
· · ·
Campagne Informeren Enthousiasmeren Inventariseren
Workshop(s) Vorming van een visie Opstellen actieplan Doelstellingen maken
Acties/ processen
Monitoring & evaluatie
Figuur 2 ‘’Procesaansturing’’
Campagne Er moet campagne gevoerd worden. Dit is een interactief proces waarin iedereen input moet kunnen hebben als hij dit wil, dit bevordert de open innovatie en daarmee het eindresultaat van het project. Dit heeft namelijk als gevolg dat het project meer aanhang en draagvlag zal genieten. Dit kan door mensen te informeren over de plannen op een aantrekkelijke manier zodat ze enthousiast worden, maar niet zonder continu de mogelijkheid te hebben om feedback te kunnen ontvangen en toe te passen in het informatieproces. Workshops Workshops zijn noodzakelijk om de processen in het project bij te sturen zodat het draagvlak gegarandeerd blijft. Mensen kunnen hier leren van elkaar en ervaringen uitwisselen over de processen in het project. Fouten kunnen er op deze manier uit worden gehaald en de verschillende visies conformeren op deze manier. Er kan zo een actieplan worden opgesteld en van daaruit kunnen concrete doelstellingen worden opgesteld. Acties/ processen Met deze workshops en campagne samen worden uiteindelijk de processen uitgevoerd, in dit geval het arbeidsproces, pelletproductieproces etc., en de feedback uit de campagne en de doelstellingen kunnen hierin worden doorgevoerd zodat de bedrijfsvoering in het project wordt geoptimaliseerd. 60
Monitoring & evaluatie Uiteindelijk moeten de doelstellingen worden geëvalueerd. Er moet dan worden gekeken of er is voldaan aan de vooraf gestelde doelstellingen en waarom deze wel of niet gehaald zijn, dus ook de oorzaak voor het succes of de mislukking moet men proberen te achterhalen zodat de goede en zwakke punten weer mee kunnen worden genomen in vervolgcampagnes en workshops. Dit proces is continu en zo is de bedrijfsvoering een stuk flexibeler.
Evenwicht project In dit besturingsmodel moet eveneens goed worden toegezien op het evenwicht tussen economie, ecologie en de samenleving. De drie doelstellingen in het project zijn verlaging van de stookkosten(economie), vermindering van de Co2 uitstoot(ecologie) en vergroting van de sociale cohesie(samenleving). Om dit op een duurzame manier te doen moet goed het evenwicht bewaard blijven tussen deze 3 doelstellingen.
Figuur 3 ‘’Evenwicht 3 doelstellingen’’
61
Bijlage 10 - Besparingsdriehoek Deze besparingsdriehoek is in opdracht van Agentschap NL uitgevoerd door de TU Delft. Het geeft weer hoe er het beste met energie omgegaan kan worden. De eerste stap hierin is het beperken van de energievraag door gedragsverandering en energiebesparende maatregelen te treffen. De goedkoopste energie is natuurlijk de energie die je niet gebruikt. De 2e stap is het gebruik van duurzame energie en voor de energievraag die dan nog bestaat moeten fossiele brandstoffen zo zuinig mogelijk worden ingezet. Dit leidt tot de volgende afbeelding:
Figuur 4 ‘’Trias Energetica’’
62
Bijlage 11 - Beschrijving Subsidieregelingen De Europese richtlijnen en het maatschappelijk belang maken duurzame energie tot een belangrijk onderwerp voor de overheid. Zij hebben daarom een stimuleringsbeleid dat bestaat uit subsidieregelingen. Er zijn cash subsidies en fiscale subsidies te onderscheiden. De SDE+ regeling is een voorbeeld van een cash subsidie en de EIA, MIA en VAMIL zijn voorbeelden van fiscale subsidies. 11.1 Subsidie Duurzame Energie(SDE+) De SDE+ regeling is de opvolger van de SDE-regeling en is beschikbaar vanaf juli 2011. Het richt zich op bedrijven en deze subsidieregeling kan daarom interessant zijn mocht er een gat in de financiering blijken te zitten. De SDE wordt betaald vanuit een opslag op de energierekening bij de burgers, dus ook de mensen in Wessinghuizen die op gas stoken. Vanuit deze gelden wordt de onrendabele top van de investeringen in duurzame energie afgeroomd. Mogelijke nadelen SDE Als er in het project gekozen wordt voor het zelf produceren van de pellets zou er voor deze productie een min of meer vaste prijs voor pellets ontstaan(aannemend dat er geen grote verliezen tijdens de productie plaats zullen vinden door onvoorziene gebeurtenissen). Deze vaste prijs zal altijd betaald moeten worden, terwijl de variabele subsidie afhankelijk is van de gasprijs op dat moment. Als de gasprijs dus flink zal dalen, dan dalen de ontvangsten uit de subsidie ook mee, terwijl de kosten voor het hout gelijk kunnen blijven of stijgen. Op deze manier draagt deze subsidie een risico met zich mee in dit project. Vanuit dit oogpunt zal de gasprijs, in dit geval het substituut voor biomassa daarom nader worden bekeken en er zal een voorspelling worden gemaakt over de richting in welke de gasprijzen zich tot 2020 zullen begeven. 10.2 Energie Investerings Aftrek(EIA) Naast subsidiemogelijkheden zijn er ook fiscale mogelijkheden die de overheid beschikbaar stelt om de gestelde doelen te kunnen behalen. Een van deze mogelijkheden is de Energie Investerings Aftrek. Hierbij kan 41,5% van de investeringskosten in duurzame productiemiddelen van de fiscale winst worden afgetrokken. In onderstaand rekenvoorbeeld van het Agentschap staat beschreven hoe de regeling in de praktijk werkt69:
69
Bron: Agentschap NL, (2011), ‘’Energielijst 2011’’, http://regelingen.agentschapnl.nl/sites/default/files/bijlagen/Brochure%20Energie%20en%20bedrijven %202011.pdf
63
Figuur 5 ‘’Voorbeeld Energie Investerings Aftrek’’
Mogelijke nadelen EIA Voor gebruik moet er een fiscale winst zijn en de investering moet op de milieulijst staan. Bij de opstart van het bedrijf worden er kosten gemaakt om de processen operationeel te krijgen die nodig zijn voor de levering van bijvoorbeeld de houtpellets. Als deze kosten allemaal in hetzelfde fiscale boekjaar gemaakt worden dan kan er dus geen gebruik gemaakt worden van de EIA, omdat er geen winst te rapporteren valt. Dus zonder winst kun je de EIA ook nergens van aftrekken. Het is dan dus van belang om te kijken naar de te verwachten operationele resultaten van het project. 10.3 VAMIL/MIA70 Dit zijn beiden fiscale subsidies. De MIA(milieu investerings aftrek) werkt daarin eigenlijk gelijk aan de EIA. Het toepassingsgebied is alleen breder. Het gaat om milieu-investeringen in het algemeen. Bij deze investeringen kan dan vervolgens 36% van de fiscale winst worden afgetrokken. In dat opzicht is het dus voordeliger om als dat mogelijk is de EIA voorrang te geven aangezien hiermee 41,5% van de fiscale winst kan worden afgetrokken. De VAMIL is een regel waarbij men zelf mag bepalen wanneer de afschrijvingen plaatsvinden. Er mag in deze regel éénmalig 75% worden afgeschreven en ten laste worden gelegd van de fiscale winst. Dit kan in de beginfase van een project een steuntje in de rug betekenen. De opstartfase is namelijk een periode waarin veel kosten gemaakt moeten worden. De voorfinanciering van duurzame energieprojecten ligt vaak erg hoog. Mogelijke nadelen Ook hier geldt hetzelfde als voor de EIA, namelijk dat er eerst winst gemaakt moet worden in het project. Er moet een activiteit gevonden worden waarmee winst wordt gemaakt en als een groep dorpsbewoner bij elkaar een idee ontwikkelt waarmee zij voor zichzelf warmte willen gaan produceren doen zij dit uit het oogpunt om de kosten te verlagen en niet om winst te maken. Daardoor zouden zij de fiscale subsidies mislopen.
70
Bron: Agentschap NL, (06-12-2010), ‘’Over de regeling, MIA/VAMIL’’, http://www.agentschapnl.nl/programmas-regelingen/over-de-regeling-miavamil
64
Bijlage 12 – Conceptueel model Dit conceptuele model probeert de verbanden weer te geven die in dit verslag zijn onderzocht. De winstgevendheid is hierin de grote afhankelijke variabele samen met de sociale cohesie. CO2-reductie is een doel in het onderzoek maar zal niet worden gemeten en zal stof vormen voor vervolgonderzoek. De gedachte is door met een winstgevend model de mensen enthousiast te krijgen voor het project om zo ook de doelstellingen CO2-reductie en vergroting van de sociale cohesie te behalen. Overheidsbeleid/ Juridisch kader
Huishoudens/ Bewonerscoöperatie
Gasprijs/ Houtpelletprijs (extern)
Houtpelletproductie(Eigen Beheer)
Winstgevendheid
Kosten/ opbrengsten
CO2-reductie
Sociale cohesie Variant 1
Variant 2
Figuur 6 ‘’Conceptueel model van de te onderzoeken verbanden’’
65
Bijlage 13 – Gedetailleerde uitwerking kostenoverzichten Inkoopproces variant 1 Er zijn 75 verschillende huishoudens in Wessinghuizen en ook minstens net zo veel kachels op de markt verkrijgbaar. Voor het overzicht in dit verslag heb ik daarom gekozen voor een gemiddelde kachel qua verbruik en kosten71. Om deze reden zal iedereen in Wessinghuizen daarom de volgende CV-houtpelletkachel krijgen: de Biostar Flex. Deze heeft de volgende specificaties:
Naam Hoogte (in cm) Breedte (in cm) Diepte (in cm) Oppervlakte M3 Prestatie kW Uitstoot mg/Nm3 Kosten(in €)
Biostar flex 195 156 91,4 1,88 15 11 €8000,-
Naast de aanschaf van een kachel zullen de mensen ook installatiekosten moeten betalen en een opslagvat voor het water dat moet worden geïnstalleerd en betaald. De kosten hiervoor bedragen:
Opslagvat(á €1000,-)72 €1000,- × 75 = €75.000,Installatiekosten(á €500,-)73 €500,- × 75 = €37.500,Aanschaf pelletkachel(á €8000,-)
€8000,- × 75 = €600.000,Figuur 7 ‘’specificaties kachel’’
Inkoopproces variant 2 In variant 2 is het de bedoeling dat er een centrale kachel komt in Wessinghuizen die de 75 huishoudens gaat voorzien in hun warmtevraag. In dit hoofdstuk zullen eerst de investeringen besproken worden die gedaan worden. Vervolgens zullen de kosten in een tabel worden opgenomen en worden weergegeven. Kachel In Duitsland zijn er veel dorpen die bio-energie, en ook houtpellets, gebruiken om bewoners via een netwerk te voorzien van warmte. Juhnde is één van de eerste en meest bekende voorbeelden van een dorp dat een houtpelletsysteem heeft om een blok huizen te verwarmen. Het bedrijf Viessmann maakt deze kachelsystemen en een kachel met het vermogen dat nodig is om de 75 huishoudens in Wessinghuizen te voorzien kost rond de €100.000,-. Leidingennetwerk De warmte die geproduceerd wordt moet via een leidingennetwerk naar de radiatoren worden geleid in de huishoudens. Dit gebeurt in een boomstructuur. Hier is in Wessinghuizen naar schatting 7 kilometer aan leidingen voor nodig. Uit een consult van Biomassa Engineering B.V. blijkt dat de kosten voor de aanleg van een netwerk 71
Dit type kachel is een gemiddeld model volgens vooronderzoek van Patrick Son, qua vermogen en kosten 72 Bron: HeWiCOM, (geraadpleegd op 15-05-2011), http://www.verwarmingskosten.be/houtpellets.htm 73 Bron: HeWiCOM, (geraadpleegd op 15-05-2011), http://www.verwarmingskosten.be/houtpellets.htm
66
ongeveer €100,- bedragen per meter. Dat betekent dat de totale kosten op €700.000,komen te liggen.
Figuur 8 ‘’Kaart van Wessinghuizen(links) en rechts de aanleg van het warmtenet’’
Installatie De kachel moet vervolgens worden aangesloten op het leidingnetwerk en deze leidingen moeten vervolgens ook bij de huizen worden aangesloten op de radiatoren. Dit moet gebeuren door experts die verstand hebben van deze houtpelletsystemen en dit mensenwerk is duur. De precieze kosten zijn lastig te schatten omdat het maatwerk is, maar kunnen al snel oplopen tot €1000,- per huishouden. Meetapparatuur Om een factuur op te kunnen maken voor de verschillende huishoudens moet per huishouden het verbruik kunnen worden vastgesteld. Hiervoor is meetapparatuur noodzakelijk. Op de website van Siemens is deze meetapparatuur te vinden74. Het kost €380,- per huishouden. Geheugenkaart De metingen die worden gedaan met de meetapparatuur worden opgeslagen op een geheugenkaart die voor ieder huishouden apart de gegevens zal opslaan. De persoon die de administratieve werkzaamheden uitvoert kan dan gemakkelijk zien wie hoeveel warmte heeft afgenomen en kan hier een bedrag voor in rekening brengen zodat de kosten van het proces worden gedekt. Kosten gehele Kosten per project(€) huishouden(€) € 100.000,00 € 1333,35 Kachel € 700.000,00 € 9.333,33 Leidingennetwerk € 90.000,00 € 1.200,00 Installatie € 28.526,25 € 380,35 Meetapparatuur € 594,95 € 7,93 Geheugenkaart Totale kosten
€ 869.121,20
€ 11.588,28
Figuur 9 ‘’Investeringskosten variant 2’’
74
Bron: Siemens, (geraadpleegd op 28-05-2011), ‘’Catalogus Siemens’’, https://www.swe.siemens.com/belux/portal/nl/aanbod/buildingtechnologies/producten/hvac/portfolio/D ocuments/Energiemeting.pdf
67
Het project moet binnen een periode van 10 jaar zijn afgeschreven. De kosten zullen ook evenredig willen afgeschreven over deze 10 jaar. Dit komt neer op een jaarlijkse afschrijving van €1158,828 per huishouden. Exploitatiekosten Er zijn in deze fase vooral onderhoudskosten. Het inhuren van experts om problemen aan de meetapparatuur te verhelpen is bijvoorbeeld iets wat regelmatig kan gebeuren en zeker ook de kachel zelf moet vaker worden gecontroleerd dan in variant 1. In variant 1 zit er één huishouden zonder warmte als de kachel het niet doet, maar in variant 2 zitten er gelijk 75 huishoudens zonder warmte. De onderhoudskosten worden veronderstelt daarom drie keer zo hoog te zijn per huishouden(€300,-). De totale jaarlijkse kosten, exclusief brandstof, komen daarmee op €1458,828.
Kosten pelletproductieproces Investeringskosten Investeringskosten Activiteit Boomstammen kappen 2 kettingzagen modeltype: GK2240T Black & Decker
Stap Stap 1
Stap 2
Kosten € 300,00
Versnippering hout Houtversnipperaar(Hammermill)
Stap 3
€ 2.000,00
Drogen hout Droogmachine(UK)
Stap 4
€ 5.000,00
Pelletproductie Ring Die pelletmachine (capaciteit 400kg pellets per uur)
Stap 5
€ 7.500,00
Zeven Zeefmachine(MDF Wood)
Stap 6
€ 3.000,00
Collectie en opslag pellets Inrichten opslagplaats Materialen voor het opslagproces
Totale kosten
€ 1.000,00 €200,€ 19.000,00
Figuur 10 ‘’Investeringskosten pelletproductieproces’’
68
Exploitatiekosten In dit hoofdstuk zullen de exploitatiekosten nader worden bekeken. Onder de exploitatiekosten worden hier verstaan de kosten die gemaakt worden bij het maken van de pellets – de arbeidskosten. De arbeidskosten worden apart berekend. De Investeringskosten Stap Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Activiteit Boomstammen kappen Stobbefrees huren(3 dagen per jaar á €100,-) Herplantingskosten bomen(100 á €300,- per boom)
Kosten € 300,00 € 30.000,00
Versnippering hout Geschatte onderhoudskosten per jaar Elektriciteitskosten versnippermachine
€ 40,00 € 2.000,00
Drogen hout Elektriciteitskosten droogmachine Geschatte onderhoudskosten per jaar
€ 4.000,00 € 83,33
Pelletproductie Elektriciteitskosten pelletproductiemachine Geschatte onderhoudskosten per jaar
€ 8.000,00 € 214,28
Zeven Elektriciteitskosten zeven Geschatte onderhoudskosten per jaar Collectie en opslag pellets Materiaalkosten(58.000 luchtdichte zakken 15kg á 1,-) Geschatte onderhoudskosten opslagruimte per jaar Huur voormalige varkensschuur voor productie en opslag
€ 600,00 € 50,00
€ 58.000,00 € 20,00 € 12.000,00 € 115.307,61
Totale kosten Figuur 11 ‘’exploitatiekosten pelletproductieproces’’
De elektriciteitskosten zijn bepaald op basis van het vermogen van de machine. De groene stroomprijs van Essent is gebruikt om het verbruik te bepalen door er van uit te gaan dat de machine gedurende 250 dagen per jaar, 8 uur per dag aan staat. Er wordt dan vanuit gegaan dat gedurende deze periode continu het maximale vermogen wordt geleverd van de installatie. De jaarlijkse onderhoudskosten zijn geschat door een percentage van 20% van de aanschafprijs van de machine af te schrijven over de levensduur van het apparaat.
69
Bijlage 14 – Vraag naar houtpellets In Wessinghuizen zijn er 75 huishoudens geïnteresseerd in het idee en zij kunnen gemiddeld in 2 categorieën worden geplaatst: 50 huishoudens 8000 m3 (per jaar) 25 huishoudens 6000 m3 (per jaar) Deze energiewaarden kunnen niet worden omgezet in een geschatte gevraagde hoeveelheid houtpellets zonder ook te kijken naar de opbouw van dit verbruik. In het project Duurzaamswoude75 is de verdeling voor een gemiddeld huishouden als volgt opgebouwd: Koken 3% Warm water 18% Verwarming 79% Het gasverbruik dat vervangen zal gaan worden door houtpellets bestaat uit alleen de verwarming en dit zal voor de beide categorieën huishoudens gaan om een gasverbruik van: 50 huishoudens 8000 m3 × 0,79 = 6320 m3 gas per jaar 25 huishoudens 6000 m3 × 0,79 = 4740 m3 gas per jaar De vuistregel die gebruikt zal worden voor het bepalen van de benodigde hoeveelheid pellets is dat 1 m3 gas gelijk staat aan 2 kg houtpellets76. 50 huishoudens 6320 m3 × 2 = 12640 kg houtpellets 25 huishoudens 4740 m3 × 2 = 9480 kg houtpellets Ten slotte moet de vraag naar pellets voor Wessinghuizen als geheel gebundeld worden, zodat de jaarlijkse productievraag naar pellets kan worden weergegeven: 50 huishoudens 12640 kg × 50 = 632.000 kg houtpellets 25 huishoudens 9480 kg × 25 = 237.000 kg houtpellets De totale gevraagde hoeveelheid houtpellets op jaarbasis zal dan(632.000 + 237.000) = 869.000 kg houtpellets bedragen voor de 75 huishoudens gezamenlijk in Wessinghuizen.
75
Bron: Dollison, E., et al., (23-12-2009), ‘’Duurzaamswoude’’, http://www.duurzamedorpen.nl/upload/files/gasterra_transitie_jaarprijs_duursaamswoude.pdf 76 Bron: DWA, (03-10-2010), ‘’Is een houtpelletkachel interessant?’’, http://www.energiegids.nl/details.tiles?doc=/content/energie/vraagantwoord/houtgestookteketel.xml&selectedDossier=0000007&page=87
70
Bijlage 15 – Kosten arbeidsproces Arbeidskosten houtpellets Voor de verwarming van de 75 huishoudens in Wessinghuizen is 869.000 kg houtpellets nodig. Om dit proces te begeleiden is de inzet van mensen noodzakelijk. Dit is ook een doel in het project. Het moet de sociale cohesie bevorderen. Op basis van het rapport ‘’Duurzaamswoude’’77 is een aanname gemaakt voor de benodigde hoeveelheid mensen tijdens het productieproces. Deze aanname heb ik bewerkt en toegespitst op Wessinghuizen en staat hieronder in de tabel: Werkzaamheden per maand Bosonderhoud; snoeien en kappen Bomen bijplanten Hout sorteren en opslaan in droogschuur Houtverwerkingsproces tot snippers Pellets verpakken en opslaan Administratie bijhouden Totaal
Uren(jaar) 720 360 1200 2000 4000 1200 9480
Uren(maand) 60 30 100 167 334 100 790
Figuur 12 ‘’Verdeling arbeidsuren over de processen’’
De kosten zijn berekend op jaarbasis. Er is uitgegaan van 250 werkdagen van 8 uur waarin de bovenstaande werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. De uren zullen voor 50% worden ingevuld door mensen van ten hoogste 20 jaar oud, 20% door mensen van maximaal 23 jaar oud en 30% door oudere en meer ervaren mensen. Voor de eerste twee categorieën geldt daarbij het minimumjeugdloon en voor de ouderen het minimumloon. Er wordt daarbij vanuit gegaan dat niemand meer werkt dan 36 uur per week, zodat er werk kan worden verschaft voor meer mensen. Als de werkzaamheden vervolgens worden opgedeeld in de drie bovengenoemde categorieën krijg je de het volgende kostenplaatje:
Categorie 1 Categorie 2 Categorie 3
Leeftijd
Werkuren beschikbaar
>21 jaar
4740
€ 5,62
€ 26.638,80
>23 jaar
2844
€ 7,76
€ 22.069,44
1896
€ 9,13
€ 17.310,48
<23 jaar
Minimumloon
78
Jaarlijkse kosten
Figuur 13 ‘’arbeidskosten per categorie’’
De loonkosten komen daarmee op €66.018,72 op jaarbasis om het proces van de productie van houtpellets te begeleiden. Overige werkzaamheden, zoals transport komen voor de rekening van de dorpsbewoners zelf. 77
Bron: Dollison, E., et al., (23-12-2009), ‘’Duurzaamswoude’’, http://www.duurzamedorpen.nl/upload/files/gasterra_transitie_jaarprijs_duursaamswoude.pdf 78 Tot een maximum van een 36-urige werkweek
71
Bijlage 16 – Uitwerking interview Richard Kooloos Op dinsdag 22 maart 2011 had ik om 11 uur een afspraak aan de Gustav Maherlaan in Amsterdam waar het hoofdkantoor van ABN Amro zich bevindt. Ik had gelezen over groenfinanciering in een boek over duurzaamheid. Hierin stond een stuk van dhr. Kooloos en het leek een interessante optie voor dit project. De insteek van het interview was achterhalen of groenfinanciering misschien interessant is voor dit project. Hieronder volgt een samenvatting van het gesprek: -
De conclusie is dat de groenlening eigenlijk failliet is sinds de vermogensheffingkorting is afgeschaft. Groenleningen worden nu ook niet meer verstrekt. Wat je nu ziet is dat er particuliere leningen worden verstrekt voor het investeren in projecten. Het idee was als volgt: als je 120.000 euro betaald om je huis te verbouwen tegen 5% of 100.000 euro leent tegen 10% procent rente op de gewone markt maakt dat in weze geen verschil in het uiteindelijke resultaat. De strenge verstrekkingseisen van deze leningen verantwoorden de lagere rente.
-
Trend die zichtbaar is in dit kader is dat mensen steeds vaker investeren in duurzaamheid om niet afhankelijk te zijn daar waar zij het vroeger vanuit morele overwegingen deden. Een afhankelijkheid is de gasprijs. In de businesscase gaat het om het zoeken van een evenwicht waar de pelletkachel evenveel kost als het alternatief.
-
Daarom is het zoeken naar de vraag: wat kosten houtpellets? En vervolgens moeten de prijzen voor gas worden vastgesteld(scenario’s). Bijvoorbeeld door historische prijzen te extrapoleren of door te kijken naar de opbouw van de gasprijzen en aan de hand daarvan scenario’s te maken voor deze componenten. Een ander scenario kan er gemaakt worden door te kijken naar de koppeling met de olieprijs en kijken of er een soort correlatie is. Elke mogelijke investeerder kan dan zelf bepalen of het scenario realistisch genoeg is voor hem/haar.
-
Bij de investeringsbeslissing is vervolgens de terugverdientijd in relatie tot de levensduur van belang, de installatie moet wel terugverdient worden natuurlijk. In dat verband is de ‘’NUTS-curve’’ misschien interessant dus de verhouding tussen hoeveel je betaald en wat je bespaard. Wat kan helpen bij het besparen is om een common ground te vinden met de leveranciers van de kachel of om bijvoorbeeld gelijk in te kopen bij de producent.
-
Om de rentabiliteit nog verder te verhogen zou ook de optie overwogen kunnen worden om voor andere dorpen in te kopen. De inkoopvoordelen die daarmee behaald worden kunnen de lasten verder verlagen voor de leden van de coöperatie. Het levert potentieel schaalvoordeel op terwijl het jezelf alleen wat extra administratiekosten oplevert. (een beetje het zelfde idee als het 72
project wij willen zon) Het formuleren van een doelstelling in het project is daarbij erg belangrijk. -
Bij het verlagen van de kosten van de pellets zou je kunnen denken aan de mogelijkheid om het hout in te leveren bij een pelletproducent in ruil voor goedkopere pellets. Hout afleveren, iets bijbetalen en houtpellets weer meenemen. Het positieve imago van het project in de regio kan een domino effect betekenen voor andere dorpen en daarmee heb je een goede onderhandelingspositie in de richting van een pelletproducent, zij kunnen hun naam er aan verbinden en er reclame mee maken.
-
Voor de financiering zijn subsidies in de aanschaf ‘’safe’’, maar in de exploitatie niet. De gemeente aan boord voor financiering kan voordelig zijn(gemeentelijke kredietinstelling/garantstelling), maar ook nadelig want door de financiële vinger in de pap kunnen zij de boel ook laten ‘’ploffen’’.
73
Bijlage 17 – Uitwerking interview Hans Overdiep Op dinsdag 3 Mei om 10.00 in de ochtend had ik een afspraak in Groningen met energie transitie-manager Hans Overdiep van GasTerra. Nadat ik met dhr. Kooloos had gesproken wilde ik graag wat meer weten over gasprijzen en ik zocht bij hem naar hulp om mijn scenario’s wat beter te kunnen onderbouwen. We hebben het deze ochtend gehad over een computerprogramma van GasTerra dat deze scenario’s berekend en daarnaast over mijn businesscase in het algemeen. -
Allereerst is de rol van de overheid wat betreft belastingen moeilijk te voorspellen. Er zijn zoveel invloeden die een rol spelen dat het moeilijk inschatten blijft. Bij GasTerra weten we alleen redelijk wat af van de commodityprijzen van aardgas.
-
Het voordeel van aardgas moet je ook goed onderkennen. Het is opvraagbaar wanneer je dat wilt. De ruime ervaring met aardgas zorgt voor een groot gebruiksgemak. Het is nog maar de vraag of houtpellets daar ook in kunnen voorzien. Door de back-up functie naar gas in het project betaal je bij gebruik wel piekprijzen. Doordat in een piekwinter iedereen de gaskraan opendoet zal de prijs stijgen.
-
Om dit te voorkomen zijn opslagsystemen erg belangrijk. Er kan dan een voorraad aan worden gelegd, maar om broei en verliezen tegen te gaan moeten deze opslagsystemen wel aan technische vereisten voldoen. Dit is ook de uitdaging waar windenergie bijvoorbeeld voor staat: hoe sla je elektriciteit bijvoorbeeld op? Dat zal het succes van duurzame energie ook grotendeels bepalen in de toekomst.
-
Wat betreft het scenario heeft dhr. Overdiep het model op de GasTerra website voor mij ingevuld van de periode nu tot en met 2020 en daaruit kwam naar voren dat de commodityprijs van aardgas 66% zal stijgen. Het is daarom in het onderzoek nog de vraag in hoeverre ik de overige 2 variabelen laat zakken of dalen om tot een goed scenario’s te komen.
74
Bijlage 18 – Berekening stookkosten tot en met 2020 Minimale kostprijs zak 15kg pellets Met alle kosten in beeld kan vervolgens de kostprijs worden bepaald voor een zak pellets van 15kg. De totale kosten per jaar voor de productie van de benodigde hoeveelheid pellets staat hieronder in de tabel weergegeven: Totale bedrag per Soorten kosten jaar Investeringskosten €2053,81 Exploitatiekosten €115.307,61 Arbeidskosten € 66.018,72 Totaal
€ 183.380,14
Figuur 14 ‘’Totale kosten pellets(p/j)’’
Hier staat de verkoop van 869.000kg pellets tegenover. Om ‘’break-even’’ te draaien met de pelletfabriek zal de prijs per kg daarom(€183.380,14/869.000kg)=€0,2110 moeten zijn. Per zak van 15kg wordt er verkocht en daarom zal de prijs voor een zak van 15kg minimaal €3,17 moeten zijn. Hierbij is er dan wel vanuit gegaan dat er precies genoeg pellets worden geproduceerd en dat er geen verliezen tijdens het proces optreden. Er is dan nog geen rekening gehouden met bijvoorbeeld inflatie. Dit zal verderop in dit hoofdstuk worden meegewogen.
Jaarlijkse stookkosten huishoudens(houtpellets vs. gas) Bij de bepaling van de jaarlijkse stookkosten is in dit onderzoek uitgegaan van de twee verschillende categorieën huishoudens in het verbruik. De jaarlijkse stookkosten met houtpellets voor de geïnteresseerde mensen in Wessinghuizen komen daarmee uit op een bedrag van: Categorie huishouden 1 2
Verbruikscategorie kg79 12640 9480
Aantal huishoudens 50 25
Stookkosten per jaar € 2.671,25 € 2.003,44
Figuur 15 ’’Stookkosten op eigen houtpellets voor 2 verbruikscategorieën’’
Investeringsfinanciering Variant 1 De pelletkachels + installatie(€9500,-) zullen moeten worden betaald en daarnaast moeten er investeringen worden gedaan in de pelletproductiefabriek(€253,33). De investeringsfinanciering voor variant 1 komt daarmee op €9.753,33.
79
Per jaar
75
Variant 2 Het leidingennetwerk, de dorpsverwarminginstallatie en de pelletfabriek zullen in deze variant vooraf moeten worden betaald. De voorfinanciering in dit project komt daarmee per huishouden op €11.588,62. Stoken op gas Bij het stoken op gas is slechts een nieuwe CV-ketel(€3500,-) nodig(inclusief installatie). De totale kosten komen daarmee op €3.500,00. € 14.000,00 € 12.000,00 € 10.000,00 € 8.000,00 € 6.000,00 € 4.000,00 € 2.000,00 € 0,00 Stoken op gas
Variant 1
Variant 2
Figuur 16 ‘’Investeringsfinanciering voor de diverse varianten’’
Exploitatiekosten Gasterra stelt dat de prijs van gas 60% hoger ligt over 10 jaar. De gevolgen voor de energielasten worden vervolgens in beeld gebracht door te kijken naar de stookkosten voor een installatie op gas voor de beide categorien huishoudens en ook voor het houtpelletsysteem, waarbij geen onderscheid gemaakt wordt tussen variant 1 en 2 omdat er vanuit is gegaan dat de vraag naar houtpellets gelijk blijft. Gasgestookte CV-Ketel Met deze nieuwe prijzen staan hieronder voor beide categorieën huishoudens de jaarlijkse stookkosten. Hier is echter nog geen rekening gehouden met een jaarlijkse looncorrectie van +2,2% en inflatie van +2%.
Jaar 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Gasprijs Gasterra € 0,60 € 0,64 € 0,69 € 0,73 € 0,78 € 0,82 € 0,87 € 0,92 € 0,96 € 1,00
Jaarlijkse stookkosten € 4.800,00 € 5.120,00 € 5.520,00 € 5.840,00 € 6.240,00 € 6.560,00 € 6.960,00 € 7.360,00 € 7.680,00 € 8.000,00
Figuur 17 ‘’Categorie 1 stookkosten bij gas CV’’
76
In bovenstaande tabel staat het verbruik voor de huishoudens in categorie 1 qua verbruik(8000M3 per jaar) en in onderstaande tabel staan de kosten voor verbruikers uit categorie 2 in dit onderzoek vermeld(6000M3 per jaar).
Jaar 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Gasprijs Gasterra € 0,60 € 0,64 € 0,69 € 0,73 € 0,78 € 0,82 € 0,87 € 0,92 € 0,96 € 1,00
Jaarlijkse stookkosten € 3.600,00 € 3.840,00 € 4.140,00 € 4.380,00 € 4.680,00 € 4.920,00 € 5.220,00 € 5.520,00 € 5.760,00 € 6.000,00
Figuur 18 ‘’Categorie 2 stookkosten bij gas CV’’
Houtpellets Naast het scenario van GasTerra is ook de ontwikkeling van de houtprijs van belang. In het hoofdstuk over de houtpelletmarkt staat beschreven dat hout in Nederland schaars is door het gebrek aan ruimte. De kosten om een nieuwe boom te plaatsen wanneer er één gekapt is zullen (naar verwachting) als gevolg daarvan stijgen. Het percentage waarmee rekening is gehouden in dit onderzoek is 2,2% op jaarbasis. Dit heeft het volgende effect voor beide categorieën:
Jaar Houtprijs 2011 +2,20% 2012 +2,20% 2013 +2,20% 2014 +2,20% 2015 +2,20% 2016 +2,20% 2017 +2,20% 2018 +2,20% 2019 +2,20% 2020 +2,20%
Kosten houtpellets € 2.671,25 € 2.730,02 € 2.790,08 € 2.851,46 € 2.914,19 € 2.978,30 € 3.043,83 € 3.110,79 € 3.179,23 € 3.249,17
Gasprijs € 0,60 € 0,64 € 0,69 € 0,73 € 0,78 € 0,82 € 0,87 € 0,92 € 0,96 € 1,00
Overige energielasten € 1.008,00 € 1.075,20 € 1.159,20 € 1.226,40 € 1.310,40 € 1.377,60 € 1.461,60 € 1.545,60 € 1.612,80 € 1.680,00
Totaal €3.679,25 €3.805,22 €3.949,28 €4.077,86 €4.224,59 €4.355,90 €4.505,43 €4.656,39 €4.792,03 €4.929,17
Figuur 19 ‘’Categorie 1, kosten houtpellets en blijvende aansluiting gas’’
In bovenstaande figuur is te zien dat de stijging in de totale kosten hoger jaarlijks hoger ligt dan 2,2%, omdat de mensen in Wessinghuizen er voor kiezen om wel aangesloten te blijven op het gasnet voor hun warmwatervoorziening en ook om te kunnen koken. De stijgende gasprijzen zorgen er dus voor dat deze ‘’overige energielasten’’ een opwaartse druk op de totale kosten veroorzaken. Voor de huishoudens in categorie 2 in dit onderzoek geldt hetzelfde zoals uit onderstaande figuur af te lezen valt. 77
Jaar Houtprijs Kosten houtpellets Gasprijs 2011 +2,20% € 2003,44 € 0,60 2012 +2,20% € 2047,52 € 0,64 2013 +2,20% € 2092,56 € 0,69 2014 +2,20% € 2138,60 € 0,73 2015 +2,20% € 2185,65 € 0,78 2016 +2,20% € 2233,73 € 0,82 2017 +2,20% € 2282,87 € 0,87 2018 +2,20% € 2333,10 € 0,92 2019 +2,20% € 2384,42 € 0,96 2020 +2,20% € 2436,88 € 1,00
Overige energielasten € 756,00 € 806,40 € 869,40 € 919,80 € 982,80 € 1.033,20 € 1.096,20 € 1.159,20 € 1.209,60 € 1.260,00
Totaal €2.759,44 €2.853,92 €2.961,96 €3.058,40 €3.168,45 €3.266,93 €3.379,07 €3.492,30 €3.594,02 €3.696,88
Figuur 20 ‘’Categorie 2, kosten houtpellets en blijvende aansluiting gas’’
Correctie loonstijging De bedragen die genoemd worden geven voor de mensen een vertekend beeld. De houtprijs en de gasprijs stijgen niet alleen, maar ook de inkomens van de mensen zullen in de periode tot 2020 stijgen. In dit onderzoek wordt uitgegaan van een gemiddelde jaarlijkse stijging van 2,0%. De gecorrigeerde energielasten uit bovenstaande berekeningen zijn op de volgende manier berekend:
De investeringskosten moeten hierbij dan ook nog worden opgeteld en in onderstaande figuren is dan rekening gehouden met: De investeringskosten( Gas: €3.500, V1: €9.753,33, V2: €11.841,62) Stijging gasprijs van 66% in periode tot 2020 Jaarlijkse stijging houtprijs 2,2% in periode tot 2020 Gemiddelde jaarlijkse loonstijging van 2,0% in periode tot 2020 Deze gegevens zijn verwerkt en staan op de volgende pagina in een tabel weergegeven. De vier grafieken uit hoofdstuk vijf zijn hier ook uit afgeleid. De groen gemarkeerde velden zijn de punten in tijd waarop de houtpelletkachel voordelig wordt ten opzichte van het stoken op gas. Het gaat om een cumulatieve tabel waarin het gaat over de totale kosten in het project.
78
Jaar
Gas C1
2011
€ 8.351,00
Gas C2
Jaar2
HoutpelletsV1C1
HoutpelletsV1C2
Jaar3
€ 7.151,00 2011
€ 13.534,58
€ 12.614,77
2011
€ 15.826,87
€ 14.907,06
2012
€ 13.422,63 € 10.967,73 2012
€ 17.369,23
€ 15.516,77
2012
€ 19.869,60
€ 18.017,14
2013
€ 18.781,34 € 15.000,03 2013
€ 21.271,27
€ 18.469,84
2013
€ 23.983,88
€ 21.182,45
2014
€ 24.338,62 € 19.181,52 2014
€ 25.222,18
€ 21.460,08
2014
€ 28.151,27
€ 24.389,17
2015
€ 30.158,62 € 23.560,32 2015
€ 29.235,45
€ 24.497,64
2015
€ 32.385,37
€ 27.647,56
2016
€ 36.156,53 € 28.072,82 2016
€ 33.293,34
€ 27.569,22
2016
€ 36.668,49
€ 30.944,37
2017
€ 42.394,24 € 32.765,47 2017
€ 37.408,90
€ 30.684,60
2017
€ 41.013,79
€ 34.289,49
2018
€ 48.860,15 € 37.629,54 2018
€ 41.579,74
€ 33.842,03
2018
€ 45.418,95
€ 37.681,24
2019
€ 55.474,71 € 42.605,40 2019
€ 45.789,20
€ 37.029,00
2019
€ 49.867,43
€ 41.107,23
2020
€ 62.229,70 € 47.686,88 2020
€ 54.357,64
€ 44.566,31
€ 50.035,60 € 40.244,28 2020 Figuur 21 ‘’Totale kostenvergelijking alle varianten’’
HoutpelletsV2C1
HoutpelletsV2C2
Een gasprijs die in de periode tot en met 2020 met +60% zal stijgen en een houtprijs die jaarlijks met +2,2% zal stijgen80. Een onderscheid in 2 verbruikscategorieën wat betreft huishoudens, categorie 1 die 8000M3 verbruikt en categorie 2 die 6000M3 verbruikt. De jaarlijkse onderhoudskosten voor een Gas CV zijn €50,-, voor variant 1 €100,- en voor variant 2 €300,-. Deze zijn aan de stookkosten toegevoegd en groeien daarin jaarlijks +2% in de periode tot en met 2020.(
)
De stookkosten zijn gecorrigeerd voor loonstijgingen door uit te gaan van een jaarlijkse loonstijging van +2,2%. De tabel laat een overzicht zien van de totale kosten, d.w.z. dat de kosten van het nieuwe jaar bij de voorgaande jaren worden opgeteld
80
Aannames komen voort uit een interview bij GasTerra met dhr. Hans Overdiep
79
Bijlage 19 - Lijst van afkortingen en symbolen BW
=
Burgelijk Wetboek
C1
=
Categorie 1
C2
=
Categorie 2
CBS
=
Centraal Bureau voor de Statistiek
DEVO
=
Duurzame Energie Veenendaal Oost
EIA
=
Energie Investerings Aftrek
ESCO
=
Energy Service Company
LDEB
=
Lokaal Duurzaam Energie Bedrijf
MIA
=
Milieu Investerings Aftrek
NOM
=
Investerings- en ontwikkelingsmaatschappij voor NoordNederland
SCP
=
Sociaal Cultureel Planbureau
SDE+
=
Subsidieregeling Duurzame Energie +
Stab
=
Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening
V1
=
Variant 1
V2
=
Variant 2
VAMIL
=
Willekeurige afschrijvingen milieu-investeringen
Wabo
=
Wet algemene bepaling omgevingsrecht
Wm
=
Wet milieubeheer
80
Bijlage 20 - Lijst van gebruikte figuren en tabellen Figuren Hoofdstuk 2 Figuur 2.1 ‘’variant 1, kleine pelletkachels per woning’’………… Figuur 2.2 ‘’variant 2, pellet dorpsverwarming’’………………… Figuur 2.3 ‘’Inkoopproces variant 1’’……………………… Figuur 2.4 ‘’Inkoopproces variant 2’’………………………… Hoofdstuk 3 Figuur 3.1 ‘’ATAG Q38S’’……………………………………… Figuur 3.2 ‘’Biostar flex’’…………………………………………… Figuur 3.3 ‘’Mogelijke inkomstenbronnen duurzaam energieproject’’ Figuur 3.4 ‘’Toegevoegde waarde ESCO’’……………………… Figuur 3.5 ‘’Financiering EPC’’……………………………… Figuur 3.6 ‘’procesaansturing’’………………………… Hoofdstuk 5 Figuur 5.1 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 1, categorie 1, 5 jaar’’… Figuur 5.2 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 2, categorie 1, 7 jaar’’… Figuur 5.3 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 1, categorie 2, 6 jaar’’… Figuur 5.4 ‘’Gas vs. houtpellets, variant 2, categorie 2, 9 jaar’’…
Tabellen Hoofdstuk 3 Tabel 3.1 ‘’Minimumjeugdloon’’(2011)………………………… Tabel 3.2 ‘’Factoren die meespelen bij investeringsbeslissingen’’… Hoofdstuk 5 Tabel 5.1 ‘’Aanschafkosten project beide varianten’’……………… Tabel 5.2 ‘’Jaarlijkse arbeidskosten’’………………………………
81