Pensioenbeelden MAGAZINE Mei 2013 Jaargang 4 Nr. 6
12 visies op de verplichtstelling
‘Afschaffen is in niemands belang’ Erik Lutjens, hoogleraar pensioenrecht VU Pieter Omtzigt: ‘Fondsen moeten transparanter zijn’
Verplichtstelling: van Australië tot Chili
Peter Borgdorff: ‘Transparantie is nog onderontwikkeld‘
Peter in beeld Inhoud
Dit is een uitgave van PFZW Met deze uitgave willen we bijdragen aan de maatschappelijke discussie. Het pensioenstelsel ligt onder vuur. Waar vroeger tegenover elke gepensioneerde nog zes werkenden stonden, zijn dat er over een aantal jaren nog twee. Uiteraard buigt ook PFZW zich over deze brede maatschappelijke ontwikkeling. Magazine Pensioenbeelden verschijnt twee maal per jaar en wordt verstuurd aan stakeholders (beleidsmakers en -bepalers, toezichthouders, pensioenfondsen, uitvoeringsorganisaties, koepels, Sociale Partners en werkgevers).
2
W 06
08
12
Terugblik
Achtergrond
Stelling
Hoogleraren Fieke van der Lecq en Onno Steenbeek schreven in 2006 het boek De kosten en baten van collectieve pensioensystemen. Het blijkt actueler dan ooit.
De discussie over de verplichtstelling laait op. Hoe zit dat eigenlijk in andere landen? Een inventarisatie: van trotse Fransen tot super Australiërs.
De verplichtstelling moeten we niet overboord gooien. Dat vinden de deskundigen. Maar, anders kan het wel. ‘Ik denk dat wij klantgerichter zijn’.
13
16
20
Straatbeeld
Interview
Frisse blik
Wat vinden deelnemers zelf van verplicht pensioen opbouwen? We gingen de straat op en vroegen het.
Hoogleraar en jurist Erik Lutjens stelt het simpel: gewoon doorgaan met die verplichtstelling. ‘Solidariteit is in beginsel het beste.’
Tweede Kamerleden Roos Vermeij, Pieter Omtzigt en Steven van Weyenberg kijken vooruit.
Concept en realisatie: ZB Communicatie en Media, Janita Sassen Aan dit nummer werkten mee Backscratch, Speer Fotografie, Onno Kummer, David van Dam, Schaapachtig www.pfzw.nl Aan de inhoud van dit blad kunnen geen rechten ontleend worden. Bij de samenstelling van dit nummer is de redactie met de grootst mogelijke zorg te werk gegaan. Echter, cijfers en/of informatie kunnen in voorkomende gevallen reeds tijdens de productieperiode achterhaald zijn.
3
at is de meerwaarde van een collectieve pensioenregeling? Het antwoord is simpel: wie zijn pensioen samen regelt, krijgt fors meer voor dezelfde euro dan wie er alleen voor staat. Bovendien deel je in een collectief samen de risico’s van economisch slechte tijden en individuele pech. Het nadeel van een collectief is dat het vaak alleen goed werkt als iedereen meedoet. Dat nadeel lossen we op door de verplichtstelling. Niet per se leuk, maar wel nodig én nuttig. De discussie die momenteel over de verplichtstelling woedt, vind ik dan ook een beetje gek. Als de verplichtstelling wankelt, lopen we het risico dat we vrijheid kopen voor een hoge prijs: veel meer armoede onder ouderen en voor bijna iedereen minder pensioen voor hetzelfde geld. Als ik naar onze deelnemers luister, hoor ik vooral dit: “Regel het gewoon goed!” Mensen willen in toenemende mate keuzevrijheid en flexibiliteit, zodat ze hun pensioen kunnen aanpassen aan hun persoonlijke omstandigheden. Maar vooral willen ze er ook met enige zorgeloosheid vanuit kunnen gaan dat hun pensioen goed is geregeld. Ook als ze er niet dagelijks bij stilstaan. Lang geleden werkte ik bij een vakbeweging en ontwierpen we een CAO-cafetariamodel. Mensen konden zelf shoppen in de arbeidsvoorwaarden. Wat bleek: bijna iedereen koos voor het standaardpakket. De mogelijkheid om te kiezen is mooi, maar lang niet iedereen zit daarop te wachten. Los van de praktijk, gaat het natuurlijk ook om de principiële vraag of goedbedoeld paternalisme mag zegevieren boven individuele keuzevrijheid. Vrijheid is mij bijna alles waard, maar op sommige terreinen kies ik toch voor paternalisme. In dat woord zit pater, vader in goed Nederlands. Zolang dat een verstandige vader is, die alles doet voor de toekomst van zijn kinderen, lijkt me dat een belangrijke rol. Met goed paternalisme is niets mis, zolang het transparant is, controleerbaar en alle belangen zorgvuldig worden gewogen en gediend. En juist op het gebied van transparantie en controleerbaarheid, hebben we als pensioensector de afgelopen tientallen jaren steken laten vallen. De huidige discussie over de verplichtstelling hebben we dan ook voor een deel aan onszelf te wijten. We zijn bezig met een grote en belangrijke inhaalslag, maar we zijn er nog niet. Willen we het debat winnen, dan moeten we radicaal transparanter worden. Peter Borgdorff Directeur Pensioenfonds Zorg en Welzijn
Peter in beeld
Regel het gewoon goed!
Facts & Figures
De pensioenfondsen samen betalen ongeveer 1 miljard per jaar aan pensioenbeheer en daarbij nog eens 3 à 4 miljard (voorzichtige schatting) aan andere kosten, vooral vermogensbeheer. Bron: LCP
5
2.487.800 deelnemers heeft PFZW in totaal Bron: PFZW
EEn op de vijf Nederlanders is met pensioen. Bron: CBS
lager De totale kosten van vermogens- en pensioenbeheer bij Nederlandse pensioenfondsen liggen gemiddeld lager dan in de rest
van de wereld: in Nederland 0,43 procent van het vermogen, wereldwijd 0,52 procent. Bron: CEM
De pensioensector beheert circa 1 biljoen euro (1000 miljard!) aan pensioenvermogen. Bron: RTLZ
67
Bij de grootste 13 pensioenfondsen is 67 procent van de deelnemers aangesloten. De kleinste fondsen hebben gezamenlijk circa 3 procent van het aantal deelnemers. Bron: De Nederlandse pensioenfondsenmarkt tot 2020, Mercer 2012
Er zijn circa 350 ondernemingspensioenfondsen in Nederland, ruim 60 verplichte bedrijfstakpensioenfondsen, ruim 10 beroepspensioenfondsen waar werknemers verplicht pensioen opbouwen en 14 niet verplichte pensioenfondsen. Bron: DNB
133
Frankrijk heeft een pensioenpot ter grootte van 5 procent van het nationaal inkomen. Nederland is wereldkampioen met 133 procent. Het Verenigd Koninkrijk, Australië en Nederland sparen op dit moment het meest. Bron: Global Pensions Assets Study - Towers Watson 2012
21.500 Circa 21.500 werkgevers zijn verplicht aangesloten bij PFZW. Bron: PFZW
Meer dan 90 procent van de werknemers in Nederland heeft een pensioenregeling via zijn werkgever.
90%
5
1
4
Bron: Pensioenfederatie
Terugblik
6
7
Van der Lecq en Steenbeek schreven in 2006 De kosten en baten van collectieve pensioensystemen
De spanning tussen openheid en solidariteit Fieke van der Lecq en Onno Steenbeek zijn de samenstellers van het boek ‘De kosten en baten van collectieve pensioensystemen’ uit 2006. De wereld is sindsdien sterk veranderd, maar hun boek is actueler dan ooit. Een beetje zenuwachtig beklommen Fieke van der Lecq en Onno Steenbeek acht jaar geleden in Scheveningen een podium in het Kurhaus. Op het jaarlijkse congres van de Vereniging Bedrijfstakpensioenfondsen (VB) presenteerden ze in april 2006 hun plannen voor een boek. Peter Borgdorff, destijds directeur van VB, had de twee daarvoor benaderd. Op zoek naar ongebonden wetenschappers die de kosten en baten van een collectief en solidair geregeld pensioen konden analyseren, vroeg hij Van der Lecq en Steenbeek of ze dat project wilden trekken. Dat wilden ze. Maar toen ze in het Kurhaus de schetsen van hun boek presenteerden, was nog lang niet alles rond en of het project door zou gaan was onzeker. Fake it until you make it, dachten Van der Lecq en Steenbeek en ze kregen een akkoord op hun plannen. Het boek kwam er, in een Nederlandse én internationale editie, en kreeg veel publiciteit. Nog steeds wordt het met grote regelmaat aangehaald in binnen- en buitenland. ‘Het heeft onze verdere wetenschappelijke carrière bepaald.’
ontstond de urgentie om de voordelen van collectiviteit en solidariteit uit te leggen. Deelnemers kregen het gevoel dat ze klant zijn bij hun pensioenfonds. En klanten denken als het slecht gaat: ik wil weg.’ Steenbeek: ‘In de conclusie van ons boek bespreken we een aantal dilemma’s. Eén daarvan is de spanning tussen transparantie en solidariteit. Bij volledige transparantie wordt duidelijk hoe de geldstromen lopen; bijvoorbeeld dat jong betaalt voor oud. Dat is niet voor iedereen een comfortabel inzicht.’ Van der Lecq: ‘Die spanning tussen openheid en solidariteit is nu bijzonder actueel. Het blijkt één van de meest heldere vooruitzichten uit ons boek. De pensioensector is soms nog wat huiverig, maar zo langzamerhand willen steeds meer mensen weten hoe die solidariteit waaraan ze verplicht meedoen, precies werkt. Ze willen weten welke deal ze met hun pensioenfonds hebben en of de solidariteit rechtvaardig is. Anders kiezen ze net zo lief een individueel systeem.’
Doorsnee Steenbeek: ‘Iedereen begrijpt hoe verzekeringen werken: je betaalt premie en als je de pech hebt dat je huis afbrandt, krijg je de schade vergoed; dat noemen we de ex-post solidariteit, die ook in ons pensioensysteem zit. Maar wanneer je van tevoren al weet dat geld van de ene naar de andere groep stroomt, ligt dat veel gevoeliger. De grote discussie op dit moment gaat over de geldstromen van jong naar oud. Mensen in Nederland betalen een gemiddelde premie. Iemand die halverwege de veertig is en uit een pensioenfonds vertrekt, heeft door dat systeem ongeveer een half jaarsalaris aan premie vooruitbetaald. Dat ziet ‘ie na vertrek niet meer terug als hij in een individuele pensioenregeling gaat meedoen
of zzp’er wordt. Dat is de doorsneepremieproblematiek. De huidige arbeidsmarkt, met zijn steeds grotere flexibiliteit, matcht niet meer goed met het systeem van de doorsneepremie en -opbouw.’
Degressieve opbouw Maar wat zijn de alternatieven? Van der Lecq: ‘Eén van die alternatieven die we in het boek bespreken is de zogenoemde degressieve opbouw, waarbij jongeren voor dezelfde euro premie meer pensioen opbouwen dan ouderen. We zien nu dat die degressieve opbouw als alternatief systeem centraal staat in het debat.’ Maar een ombouw van het huidige stelsel gaat niet zonder slag of stoot, zeker niet nu een groot deel van de pensioenfondsen in zwaar weer verkeert. ‘Wil je in één sprong naar een systeem van degressieve opbouw en de overgangsproblemen oplossen, dan kost dat veel geld. En dat is er nu eenvoudigweg niet’, zegt Steenbeek. Van der Lecq: ‘Als econoom zeg ik dat louter transitiekosten een transitie nooit in de weg moeten staan. Maar dit probleem rond de doorsneepremie nu oplossen, is lastig. Niets doen is echter ook gevaarlijk. Het maatschappelijk draagvlak onder het stelsel is in het geding.‘
Grand design De huidige discussie over de verplichtstelling kan Van der Lecq en Steenbeek maar matig boeien. ‘Er zijn grotere problemen op te lossen’, stelt Steenbeek. ‘Maar kijk naar een fonds als PNO Media. Dat is niet verplicht gesteld voor bedrijven in de media, maar blijft overeind. Er is blijkbaar draagvlak voor een collectief geregeld pensioen binnen bedrijfssectoren zonder dat het verplicht wordt gesteld.’ Van der Lecq: ‘We zijn wetenschappers, geen
Grote gevolgen Het boek van Van der Lecq en Steenbeek geeft een uitgebreid overzicht van de kosten en baten van een collectief geregeld pensioen. Maar de pensioensector nam er in 2006 geen notie van. Van der Lecq: ‘Pas bij het uitbreken van de kredietcrisis in 2008, die grote gevolgen had voor de Nederlandse pensioenfondsen,
‘Kosten en baten van collectiviteit is zeer actueel’
‘Wij zijn wetenschappers, geen politici’
politici. We spreken dus geen waardeoordeel uit over de verschillende systemen. Maar we wijzen wel graag op de kosten en baten ervan, zoals die uit de analyses van onze auteurs blijken. De afgelopen jaren zijn we af en toe benaderd door politici, met de vraag om hervormingsplannen door te redeneren. Die plannen hadden wel eens het karakter van een grand design, waarin alles anders moest. We hebben met onze adviezen wellicht kunnen bijdragen aan het voorkomen van al te rigoureuze hervormingen. Want het stelsel moet worden aangepast aan nieuwe omstandigheden, maar we moeten ervoor waken het kind met het badwater weg te gooien. De voordelen van slim georganiseerde collectiviteit en solidariteit zijn te groot om die uitgangspunten zomaar los te laten.’
Het boek De kosten en baten van collectieve pensioensystemen verscheen in 2006. Fieke van der Lecq en Onno Steenbeek waren verantwoordelijk voor de samenstelling en eindredactie van het boek. Het trekt, zo is op internet te lezen, “geen eenduidige conclusies, maar biedt feiten, argumenten en nieuwe inzichten waarmee u zelf conclusies kan trekken”. Onder anderen Pieter Omtzigt (CDA), Jaap Bikker (DNB) en Niels Kortleve (PGGM) droegen bij aan het boek. Van der Lecq en Steenbeek zijn beiden als hoogleraar verbonden aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit. Steenbeek is bovendien directeur bij APG.
Achtergrond
8
9
De verplichtstelling in internationaal perspectief
Zoek de verschillen In het buitenland kijken experts met bewondering naar ons pensioenstelsel, waarin werknemers verplicht pensioen opbouwen. Waarom eigenlijk? Is het over de grens zoveel slechter? Een inventarisatie in vijf landen.
De superieure Fransen De Fransen vinden hun solidaire systeem superieur: gepensioneerden delen in de welvaartsstijging, maar dragen in sobere tijden ook hun steentje bij, doordat er op de pensioenen gekort kan worden. Hoe zit dat precies? Twee grote pensioenstelsels domineren het pensioenlandschap in Frankrijk. AGIRC is opgericht voor hoger personeel, ARRC is er voor de overige werknemers. De twee stelsels zijn in de loop der tijd voor een deel met elkaar verweven geraakt en de sociale partners overleggen op centraal niveau over de inhoud van de pensioenregelingen. Deelname is door wetgeving verplicht gesteld. Kortom: in de republiek is nauwelijks sprake van zogenoemde ‘witte vlekken’, die staan voor de afwezigheid van een pensioenvoorziening voor groepen werknemers of sectoren. De uitvoering van de pensioenen ligt bij bedrijfstakgebonden kassen,
Super in Australië Ook Down Under bestaat verplichte deelname. Sinds 1993 moeten Australiërs deelnemen aan de zogenoemde Superannuation schemes (kortweg Super). De werkgever stort negen procent van het vaste salaris van de werknemer in het fonds, dat percentage stijgt in de periode tot 2020 naar twaalf procent. De Australische verplichtingstelling kent enkele uitzonderingen: de laagste inkomens vallen er niet onder (inkomens onder 450 dollar per maand) en werknemers jonger dan achttien of ouder dan zeventig jaar evenmin. Sinds 2005 kunnen werknemers kiezen bij welke Super ze aangesloten willen zijn, onafhankelijk van werkgever of sector. Wel
zijn er Supers die gericht zijn op een sector of onderneming en die niet vrij toegankelijk zijn. Wie van baan verandert, geeft aan de nieuwe werkgever zijn bank- en Superrekening door. De werknemer kan, naast de storting door de werkgever, zelf ook nog extra sparen. Bijsparen voor het pensioen is voor de meeste Australische werknemers aantrekkelijk, omdat de uiteindelijke uitkering onbelast is. Bovendien geldt tijdens de opbouwfase een gunstig belastingtarief van maximaal vijftien procent over het rendement op het spaarsaldo. Verder kan de werknemer een keuze maken voor een beleggingsfonds: zo heeft hij invloed op de beleggingsmix en de bijbehorende risico-
rendementsverwachting. Ook zelfstandige ondernemers kunnen meedoen aan een Super, maar zij hebben geen werkgeversbijdrage en ze profiteren mogelijk minder van het gunstige belastingregime. Een deel van de Australiërs is trouwens niet blij met het verplichte karakter van de regeling. Belangrijke nadelen in vergelijking met het Nederlandse stelsel zijn de sterke focus op vermogen in plaats van op pensioenresultaat, de onderlinge competitie tussen Supers en de hoge uitvoeringskosten die ze berekenen. Die bedragen op jaarbasis vaak 0,6 procent tot drie procent van het vermogen, terwijl één procent meer kosten leidt tot ongeveer dertig procent minder pensioen.
In Frankrijk deelt men in welvaart en draagt bij in sobere tijden
die de sociale partners óók besturen. Ongeacht de branche waarin de Fransen werkzaam zijn, vindt er uniforme pensioenopbouw plaats. Op basis van het salaris dat ze verdienen, worden tegen een landelijk vastgesteld tarief ‘pensioenpunten’ ingekocht: AGIRC en ARRCO stellen de kostprijs en de uitkeringswaarde daarvan vast. De financiering van de pensioenen vindt plaats via een omslagstelsel - net zoals de AOW in Nederland: de werkenden betalen de hoeveelheid premie die nodig is om de pensioenen te betalen.
Vanwege de vrijwel volledige dekking van de pensioenen die de sociale partners regelen, is het staatspensioen in Frankrijk van relatief geringe betekenis, het biedt niet veel meer dan een vangnet. Ook private aanvullende voorzieningen stellen weinig voor. Over de houdbaarheid van omslagfinanciering wordt, gezien de huidige demografische ontwikkelingen, verschillend gedacht. Maar de Fransen sluiten de rijen: een solidair geregeld pensioen wordt in Frankrijk breed gedragen en staat niet ter discussie.
Achtergrond
10
Karig pensioen in de UK
Garantie in Chili Het verschil mag er zijn: waar Nederland bijna vijfhonderd pensioenuitvoerders kent, heeft Chili er slechts zeven. Chili kent de verplichting voor werkgevers om minimaal tien procent van het salaris op een pensioenrekening te storten. Deze wettelijke verplichting geldt al sinds 1980, toen het land tijdens de Pinochetjaren overstapte van een omslagstelsel naar een kapitaalgedekt pensioensysteem. Dus niet langer betaalde de werkende Chileen het pensioen van de gepensioneerde, maar werd er gespaard. Bestaande deelnemers konden er ten tijde van de overgang naar het nieuwe stelsel voor kiezen te blijven deelnemen aan het oude systeem. Omdat het nieuwe stelsel gunstiger voorwaarden kende, werd van die mogelijkheid maar weinig gebruikgemaakt. Overigens neemt defensie- en politiepersoneel geen deel aan het nieuwe stelsel; zij bouwen nog pensioen op via een omslagstelsel, waarin pensioenen worden betaald uit de lopende premieontvangsten.
Met tussentijdse herzieningen van de nieuwe opzet, zoals invoering van meer concurrentie tussen uitvoerders, is geprobeerd de kosten te verlagen. Maar net als in Australië geldt in Chili nog steeds dat de uitvoeringskosten relatief hoog zijn. Een belangrijk verschil tussen het Chileense model en het stelsel in Australië betreft de Chileense overheidsgaranties. Zo is er een garantie voor een minimumpensioen na minimaal twintig jaar deelname. En als de pensioenuitvoerder failliet gaat of minder presteert, is er zekerstelling; de pensioenen zijn gewaarborgd door de overheid. Bovendien kunnen pensioenuitvoerders die het slechter doen dan gemiddeld, worden opgeheven. Door het aantal pensioenuitvoerders terug te brengen tot zeven heeft de Chileense overheid het zicht op de uitvoerders vergroot. Ook zijn de beleggingskeuzes die deelnemers kunnen maken, beperkt tot vijf risicoklassen.
Op het eerste gezicht zijn van alle Europese pensioenstelsels de Nederlandse pensioenfondsen en de trusts van het Verenigd Koninkrijk het meest ontwikkeld en het best vergelijkbaar. Toch zijn er fundamentele verschillen. Het meest in het oog springende verschil is het aantal fondsen. Het Verenigd Koninkrijk kent er zo’n 70.000, die dan ook veel kleiner zijn dan de meeste Nederlandse pensioenfondsen. Het staatspensioen is zeer karig en niet meer dan een klein vangnet. Tegelijkertijd heeft slechts de helft van de Britten een aanvullend pensioen. Dit is wel omvangrijk: het beheerd vermogen van de gezamenlijke fondsen bedraagt circa 1.200 miljard euro. Om het aantal Britten dat een pensioen in de tweede pijler opbouwt te vergroten, worden in de jaren 2012 tot 2017 geleidelijk alle werkgevers verplicht een pensioenvoorziening voor hun werknemers te treffen. De regeling die moet worden aangeboden, is bij wet vastgelegd en bestaat uit een eenvoudig systeem genaamd ‘Nest trust’. Dit is een Defined Contributionsystem (DC): de hoogte van het pensioen is daarbij afhankelijk van hoeveel premie de werknemer heeft ingelegd en het rendement dat daarop is behaald. Werknemers krijgen binnen dit systeem dus een eigen, persoonlijke pensioenrekening. Het nieuwe Britse pensioen is geschoeid op een DC-regeling, en dat is bittere noodzaak. Alle oude Britse Defined Benefit-regelingen (DB) kennen namelijk een bij wet verplichte indexatie om de koopkracht van de gepensioneerden op peil te houden. Nu de economische crisis, de lage rente en de vergrijzing ook de Britse fondsen onder druk zetten, is het huidige systeem onbetaalbaar geworden. Verreweg het grootste deel van de bestaande DB-regelingen is inmiddels gesloten voor nieuwe deelnemers. Het enige aspect dat een volledige overgang naar DC in de hele Britse markt tegenhoudt, is de verplichting tot bijstorten bij het sluiten van een fonds. Een trust moet volledig afgefinancierd zijn alvorens opgeheven te worden. Aangezien de meeste fondsen in onderdekking verkeren, is dit een kostbare zaak.
11
De Denen: net even anders Ook Denemarken kent een verplicht gesteld pensioen. Anders dan in Nederland zijn de fondsen niet per onderneming of bedrijfstak georganiseerd, maar per beroep. Daardoor hebben de meeste bedrijven te maken met meerdere en soms zelfs vele pensioenfondsen. De vijf grootste fondsen beheren een vermogen van ruim tien tot ruim dertig miljard euro. Alle bedrijfspensioenfondsen samen beheren ruim tweehonderd miljard euro, dat is 87 procent van wat er jaarlijks in het land wordt geproduceerd. Daarmee is het pensioenkapitaal wat kleiner dan in Nederland, maar redelijk vergelijkbaar en
Pensioenfondsen in Denemarken mogen zelf een uitvoeringsorganisatie kiezen
veel hoger dan in de meeste andere landen van de Europese Unie. Het Deense pensioenbeleid is vrij ingewikkeld: een samenspel van ministeries, toezichthouder, sociale partners en de nationale vereniging voor de belangenbehartiging van pensioenfondsen. Pensioenfondsen in Denemarken mogen zelf een uitvoeringsorganisatie kiezen. Hoewel sommige fondsen solidariteit tussen generaties kennen, gaan de meeste Deense fondsen uit van individueel pensioensparen. Het basispensioen - de eerste pijler - wordt betaald uit de premies die de Deense werknemers betalen: de omslagfinanciering. Deze uitkering is voor iedereen gelijk. Het Deense pensioensysteem lijkt daarmee op het Nederlandse, totdat je het van dichtbij bekijkt. Het eerstepijler pensioenfonds ATP (vermogen ruim 53 miljard euro) werkt nationaal, is gekapitaliseerd en deelname is verplicht voor de hele bevolking. Een ander verschil is de verhouding tussen de uitbetalingen in de eerste (AOW) en de tweede pijler. De pensioengerechtigde leeftijd in Denemarken is 65 jaar voor mensen die voor 1 januari 1959 zijn geboren. Is men na 1 januari 1959 geboren, dan wordt de pensioengerechtigde leeftijd verhoogd. Vervroegd pensioen is mogelijk, maar alleen om medische (bij tenminste vijftig procent arbeidsongeschiktheid) en sociale redenen.
Van Australië tot Nederland en van Chili tot Denemarken, verplichtstelling lijkt breed omarmd te worden als een systeem dat deugt. Maar: als de solidariteit binnen pensioenregelingen door veranderingen in het stelsel te veel afkalft, komt de houdbaarheid van de verplichtstelling opnieuw ter discussie te staan. Wordt vervolgd dus...
Stelling
‘De verplichtstelling mogen we nooit zomaar overboord zetten’ Verplicht pensioen kunnen we in de moderne tijd niet meer handhaven en is aan herziening toe. Of toch niet? Vier deskundigen reageren op de stelling: ‘De verplichtstelling mogen we nooit zomaar overboord zetten’.
12
13
Mark Minkman
Kick van der Pol
Klaartje de Boer
David van As
‘PNO Media is de pensioen-regelaar voor de mediabranche. Anders dan in de meeste sectoren zijn werkgevers in de media niet allemaal verplicht zich bij ons aan te sluiten. Dat is zo gegroeid. Ik denk dat het bestuur van een niet-verplicht fonds meer aandacht besteedt aan zijn klanten. Ik zie dat we heel alert zijn, veel voorlichting geven, goed naar onze klanten luisteren. Ik kan het niet goed vergelijken, maar ik denk wel dat wij klantgerichter zijn. Je houdt toch in je achterhoofd dat de klant kan opstappen. Overigens is het overgrote deel van de werkgevers wel bij ons aangesloten, dus ik ga er maar van uit dat we het goed doen. Ik ben pragmatisch: als je de verplichtstelling afschaft, gooi je veel te veel overhoop. Er is op dit moment al enorme beroering; iedereen heeft behoefte aan rust en vertrouwen. We maken ons zorgen over de stabiliteit van het stelsel en voeren een heftige discussie over de solidariteit. Laten we ons daar druk over maken, en niet over de verplichtstelling. Die is volgens mij goed verdedigbaar, zeker omdat je daarmee de solidariteit behoudt.’
‘Honderd procent mee eens. Ik zie geen wezenlijk probleem met de verplichtstelling. Het is net als rijden op een rotonde. Daar rijd je allemaal dezelfde kant uit. En niemand vraagt zich af waarom dat verplicht is. Het is een kwestie van veiligheid. Het grote voordeel is dat mensen er op tijd bij zijn het pensioen op te bouwen. Zonder verplichtstelling krijgt het te laat de aandacht. Je ziet ook dat mensen die voor hun eigen pensioen sparen, aan het einde van de streep veel minder geld hebben dan mensen die aan een collectief pensioen meedoen. We moeten natuurlijk wel nadenken over de toekomst. Is de basis van de CAO stevig genoeg en hoe moet het met werknemers die geen CAO hebben? Zoals de groeiende groep zzp’ers? Op deze vragen moeten we de komende jaren een antwoord geven. Een antwoord kan zijn: een wettelijke pensioenverplichting voor iedereen die werkt, dus ook voor zzp’ers. De verplichtstelling heeft Nederland tot dusver heel veel gebracht: namelijk één van de beste pensioenstelsels ter wereld. Mensen die stoppen met werken, behouden een inkomen dat behoort tot de hoogste ter wereld. Het is in ieders belang daaraan vast te houden, ook bij verdere vernieuwing van het stelsel.’
‘Ik ben het volmondig met de stelling eens. Er zijn zoveel redenen om de verplichtstelling te handhaven, die passen niet in dit stukje. Laat ik er een paar noemen: in Nederland heeft negentig procent van alle werkenden een pensioenregeling dankzij de verplichtstelling. Veel mensen zijn zich onvoldoende bewust van de noodzaak pensioen op te bouwen en zijn hiertoe individueel ook niet in staat. En omdat we collectief pensioen opbouwen, kunnen we risico’s delen. De verplichtstelling zorgt voor rust, bestrijdt armoede en voorkomt concurrentie op het pensioen als arbeidsvoorwaarde - en dit alles in het belang van de werknemer. In het nieuwe pensioencontract moeten wel een aantal zaken veranderen. Om ervoor te zorgen dat de jongeren na hun pensionering voldoende te besteden hebben, denken we na over degressieve opbouw met behoud van de doorsneepremie: in het begin bouw je meer pensioen op, later minder. Dan krijg je een meer evenwichtige opbrengst. En we moeten aan de slag voor de tien procent die nog geen pensioen opbouwt. Mede op basis van ons advies is besloten dat bijvoorbeeld zzp’ers tot tien jaar kunnen doorsparen bij het fonds van de laatste werkgever. Dan bouwen ze in ieder geval in die tijd nog vermogen op.’
‘De term verplichtstelling heeft een negatieve bijklank, zeker tegenover het positief geladen woord keuzevrijheid. Niemand wil immers in een keurslijf worden geduwd. Verplichtstelling klinkt paternalistisch, je legt iets op waar niet om gevraagd is. De goed geïnformeerde en calculerende burger maakt zelf wel uit wat goed voor hem is. Dat geldt ook voor pensioenvorming en risicodeling. Maar de pensioenfeiten leren iets anders. Groepen zonder verplichte pensioenfondsdeelname, zoals zzp’ers, doen in de praktijk weinig aan pensioenvorming. Aan pensioen denken ze vaak pas als de resterende periode waarin ze nog werkzaam zijn, te kort is. Pensioen is uitgesteld loon. Deelnemers aan een pensioenfonds moeten kunnen rekenen op een fatsoenlijk pensioen. Dankzij de verplichtstelling zijn werkgevers en werknemers betrokken en staan pensioenfondsbestuurders voor het integer beheren van het pensioengeld. Tot slot, de wet van de grote getallen: collectief beheer van vermogen kost aanzienlijk minder dan individueel beheer. En denk aan deze vuistregel: één procent minder kosten zoals vermogensbeheer en administratie over de gehele looptijd, levert liefst dertig procent meer pensioen op.’
bestuurslid PNO Media
bestuursvoorzitter Pensioenfederatie
beleidsadviseur Vakcentrale MHP
directeur bestuursbureau bpfBOUW
Straatbeeld
14
Verplicht pensioen opbouwen; wel of niet goed?
Wat vinden de deelnemers zelf eigenlijk? Is de verplichtstelling een goede zaak? En zouden ze veel pensioen hebben opgebouwd zonder? Pensioenbeelden ging de straat op en vroeg het.
Matthijs (21), student: ‘Al ben ik nu nog helemaal niet bezig met mijn pensioen, toch denk ik dat het goed is dat er een verplichtstelling is. Ik kan me goed voorstellen dat je ook in je eerste werkjaren simpelweg niet denkt aan je pensioen. Dat is nog zo ver weg. Maar het is wel onwijs belangrijk dat je het opbouwt. Door het verplicht te stellen, hoef je er zelf niet te veel over na te denken, maar weet je wel dat je iets opzij legt voor de toekomst.’ Sijja (64), bijna dertig jaar werkzaam in zorg en welzijn: ‘Als je jong bent, is pensioen een ver-van-mijn-bed-show. Waarschijnlijk had ik zelf tot mijn veertigste ofzo niks opgebouwd. Er was ook geen voorlichting, je wist amper dat je pensioen opbouwde. Verplicht pensioen opbouwen blijft hartstikke belangrijk. In deze crisis zullen mensen met een klein inkomen hun spaargeld sneller aanspreken: spaart het fonds voor je, dan kun je er niet bij. Zelf sparen voor je pensioen vergt ontzettend veel zelfdiscipline.’ Bert (64), zelfstandig ondernemer, fotograaf: ‘De vraag is: wat is het alternatief? Een constructie zoals bij verzekeringen, waarbij mensen kunnen kiezen en er concurrentie ontstaat? Dat lijkt mij prima. Ik moest al vroeg nadenken over ”later”, omdat ik op mijn 21ste voor mezelf begon. Ik bouwde niet automatisch pensioen op, dus wat dan? Verzekeringsmaatschappijen hadden mij te grote gebouwen, die vertrouwde ik niet... Dus ik heb in panden geïnvesteerd. De hypotheken zijn inmiddels allemaal afgelost. Mijn pensioen is dus opgebouwd uit stenen.’
Machteld (40), werkzaam in een hospice: ‘Wat mij betreft wordt de verplichtstelling afgeschaft. Althans, dat je niet zelf kunt kiezen bij welk fonds je wilt. Dat je verplicht en ongemerkt vanaf de start van je werkzame leven pensioen opbouwt, dat is prima. Want heel eerlijk: op mijn twintigste dacht ik daar echt niet over na en volgens mij weinigen met mij. Misschien zou ik nu pas wakker zijn geschrokken... En dan is het wel laat om te starten met pensioen opbouwen.’ Coby (91), gepensioneerd: ‘Nou, ik zal je zeggen: ik woon in een seniorenflat en ik hoor dagelijks de gesprekken die de ouderen hier voeren. Wat ik heel duidelijk zie: wie geen verplicht pensioen heeft opgebouwd, heeft het nu gewoon zwaar. Daarom ben ik voor de verplichting, anders zit je later in de armoede. Zelf heb ik nog een klein aanvullend pensioen van mijn man: tweehonderd euro. Dat is toch een mooi bedrag!’ Romy (23), producer: ‘Verplichtingen vind ik normaliter heel vervelend, maar in dit geval is het wat mij betreft juist goed dat mensen door een verplichtstelling pensioen opbouwen. Op die manier hoef je er zelf niet teveel over na te denken. Veel mensen schuiven pensioenzaken op de lange baan, het is iets waar ze zich later pas zorgen over willen maken. Zelf ben ik er ook totaal niet mee bezig, terwijl het juist zo belangrijk is om dit soort zaken snel op orde te hebben. Want wat is er nu fijner dan later zonder zorgen van je oude dag te kunnen genieten?’
Column
15
Natte zoen van tante Ant Mijn moeder, geboren in 1930, had een vrijgezelle tante in Zandvoort. Ik meen dat ze dienstmeisje was. Ze had het niet breed en dus ging ze slechts eenmaal per jaar te voet naar haar familie in Amsterdam. Om ‘s avonds met de Blauwe Tram de terugtocht te aanvaarden. Het is begrijpelijk dat tante Ant geen cadeaus voor de negen kinderen kon meebrengen. Wel kregen ze allemaal een stuiver, die ze van tevoren had opgepoetst waarbij ze er steevast in onvervalst Mokums bij: ‘Ik kaup me soene’. Ze wilde er dus wél een kusje voor terug. En dat was geen lolletje, want ze kuste nogal nattig en ze had een snor. Niettemin zag ik mijn moeder altijd genieten bij de gedachte aan die magisch glimmende stuivers. Ze waren niet te vergelijken met waardevollere munten en vroegen om een zorgvuldiger besteding. Gewoon door het verhaal eromheen. En is dat niet heel vaak zo? Met geld waarvan je de schenker en de omstandigheden kent, ga je bewuster om. Net als omgekeerd: pas als je weet hoeveel tijd, kracht, fantasie, onderzoek en nauwkeurigheid er bij de totstandkoming van bepaalde producten of diensten nodig was, ben je bereid er een eerlijke en realistische prijs voor te betalen. Makers die buiten beeld blijven, zijn moeiteloos weg te denken uit het productieproces. Nog net niet: ‘Onbekend maakt onbemind’.
‘Ik mis de dankbaarheid om wat er allemaal kan’
Désanne van Brederode is schrijfster. Ze publiceert veel over levensbeschouwelijke thema’s, onder meer in De Groene Amsterdammer.
Het moeten meebetalen aan pensioenen van anonieme burgers is daarom al niet erg aangenaam: burgers die niet perse onsympathiek zijn, maar die misschien toch wel een stuk minder nuttig of bijzonder werk verrichten dan jij. Als zulke solidariteit dan ook nog eens verplicht wordt gesteld, voelt dat als diefstal en bedrog. Want wie zegt dat jijzelf later net zo goed wordt onderhouden als de verpleegster die vandaag van haar oude dag kan genieten dankzij jouw verplichte inleg? Voordat we het hebben over de natte zoen die bij het schamele stuivertje hoort, kunnen we ook eens kijken naar al die bedragen in ons leven die er al voor ons zijn betaald. Of waaraan heel indirect wordt meebetaald door anderen. Al is het maar omdat ze geen eerlijke prijs krijgen voor wat ze leveren. In het publieke debat mis ik vaak de dankbaarheid om wat er allemaal kon en nog steeds wel kan. Ook als je de wintersportvakantie de komende tien jaar moet schrappen. Vanuit dankbaarheid kan een besef ontstaan van schatplichtigheid. Niet van verplichting. Dan betaal je niet pas nadat je de zekerheid hebt gekregen dat je in de verre toekomst exact hetzelfde terugkrijgt - dan wil je betalen omdat je ervan doordrongen bent hoeveel je je leven lang al hebt mogen ontvangen. En daarbij hoopt dat dezelfde kansen voor generaties na jou blijven bestaan. Op dat gekregen stuivertje zijn de vingerafdrukken keurig weggepoetst: zonder sporen van de gevers voelen mensen zich vrij om ermee te doen wat ze willen. Precies zoals dit eerder voor al die onbekende gevers gold die investeerden in de mensen van vandaag.
Interview
16
Inhoud
17
Hoogleraar pensioenrecht Erik Lutjens
Voorkom
chaos Negen van de tien Nederlandse werknemers moeten zich verplicht aansluiten bij een pensioenfonds. Maar het rommelt. Steeds vaker stellen experts de vraag: hoe moet het verder met die verplichtstelling? Simpel, gewoon mee doorgaan, zegt hoogleraar Pensioenrecht Erik Lutjens. ‘Anders ontstaat er chaos.’
Interview
18
19
Erik Lutjens: ‘er ontstaat chaos als mensen zelf mogen kiezen’ De verplichtstelling werd in Nederland in 1949 ingevoerd, toen wederopbouw en soberheid centraal stonden en loonstijgingen (nog) niet aan de orde waren. Om werkend Nederland zicht op een betere financiële toekomst te bieden, kon men via een verplichte pensioenregeling sparen voor zijn oude dag. Een kleine 64 jaar na het invoeren van de verplichtstelling is die absoluut nog niet aan zijn pensioen toe, aldus Lutjens (1958), hoogleraar aan de Vrije Universiteit (VU). Hij schrijft als wetenschapper, onderzoeker en jurist al jarenlang over de verplichtstelling en is tevens pensioenrechtadvocaat en redacteur van diverse pensioentijdschriften.
Hoe kijkt u aan tegen de verplichtstelling? ‘Het is een bijzonder waardevol instrument. Het geeft werknemers gemakkelijk en zonder voorwaarden op uniforme wijze toegang tot het pensioenstelsel. Omdat er niet wordt gekeken naar de omvang van het bedrijf, is de deelname ook voor het MKB van grote waarde. Zelfs voor bedrijven met maar één medewerker. We doen op de VU al jaren onderzoek naar de verplichtstelling, het is een ontzettend belangrijk fenomeen.’
Toch is er discussie over. Wat vindt u daarvan? ‘Mijn gevoel zegt dat een groot deel van de be-
volking de verplichte deelneming waardeert. En dan heb ik het zowel over de sociale partners en de politiek, als over de werkgevers. Sommige economen vinden dat de verplichtstelling ten koste gaat van de kansen voor jongeren, omdat ze de ouderen zouden sponsoren. Jongeren zouden vooral benadeeld worden als zij niet tot aan hun pensionering in de verplichte pensioenregeling blijven deelnemen. Maar ik vind dat op de lange termijn ook de jongeren zo het beste af zijn.’
wijze in te richten. Dat betekent omgekeerd dat Europa Nederland niet moet dwingen het stelsel koste wat kost overeind te houden. Als er ontwikkelingen zijn die maken dat we de regels moet veranderen, dan moet dat ook kunnen. Niet dat ik dat de komende jaren zie gebeuren, maar we moeten onze vrijheid houden, daarover mag geen discussie bestaan.’
Hoe plaatst u de verplichtstelling in internationaal verband?
‘Dit is een zeer interessante vraag. Ik ben behalve hoogleraar ook advocaat en kijk dus op twee manieren naar het vraagstuk. Strikt juridisch gezien is de verplichtstelling niet aanvechtbaar: het is een kwestie van wetgeving. Omdat het in de Nederlandse wet is vastgelegd, is de verplichtstelling bindend. Maar in Europees verband is er meer aan de hand. Want Europese wetgeving verbiedt inbreuk op de vrije mededinging. Er moet in beginsel dus ook op de pensioenmarkt concurrentie mogelijk zijn.’
‘Het internationale aspect is dat werknemers die bij een buiten Nederland gevestigd bedrijf werken, zich ook verplicht bij het pensioenfonds moeten aansluiten. Dat is belangrijk, omdat er anders oneerlijke concurrentie ontstaat. Buitenlandse werkgevers die geen premie betalen, zouden dan goedkoper af zijn. Dat zou een bom zijn onder het systeem. We hebben eerder dit jaar gezien dat Nederlandse truckers hun werk in Nederland en Europa deden via een uitzendbureau op Cyprus. Zij claimden dat zij buiten het Nederlandse pensioenstelsel vielen. Dat is in alle opzichten absoluut onwenselijk.’
Moeten we Europa bewegen ons stelsel met rust te laten? ‘Dat lijkt me het beste. Nederland moet de vrijheid houden zijn pensioenstelsel op zijn eigen
Is er een groot verschil tussen de wetenschappelijke en praktische kijk op de verplichtstelling?
Maar vanwege de verplichtstelling zijn Nederlandse pensioenfondsen monopolisten... ‘In feite wel. Immers: als je als werknemer of werkgever verplicht aangesloten bent bij PFZW, dan kun je niet naar een ander fonds of een verzekeraar. Dat maakt het ingewikkeld. De rechtvaardiging - juridisch gezien - van de verplichtstelling is de solidariteit. Binnen de verplichtstelling is een hoge mate van solidariteit aanwezig. Dat blijkt onder meer uit de doorsneepremie. Daarom is er vanuit het Europees recht een rechtvaardiging voor de verplichtstelling. Solidariteit is noodzakelijk om die overeind te houden. Als deelnemers andere bedragen voor de premie gaan betalen, is dat een groot gevaar voor de verplichtstelling. Hoe meer discussie over de doorsneepremie, hoe groter de kans dat Europa bezwaar gaat maken.’
Is het einde van de verplichtstelling een oplossing? ‘Een oplossing waarvoor? Ik denk dat er grote
chaos ontstaat als mensen zelf mogen kiezen, los van de vraag of ze dat willen of kunnen. Ik zie het nog niet gebeuren dat de verplichtstelling wordt afgeschaft. De politiek wil het niet, de sociale partners willen het niet, de werkgevers willen het niet en van Europa hoeft het niet. Ik ben er zeker van dat het alleen maar zal leiden tot onrust in de maatschappij. Wat gebeurt er met de opgebouwde rechten? Wat gebeurt er als mensen helemaal geen pensioen meer willen opbouwen? Of als werkgevers geen pensioenregeling meer tot stand brengen? Dat maakt het stelsel op korte termijn goedkoper, maar men snijdt zich op lange termijn in de vingers.’
Zitten er ook juridische haken en ogen aan eventueel afschaffen? ‘Dat is een lastige. Kijk, wetgeving is natuurlijk nooit voor de eeuwigheid en zal ook zeker veranderen. De verplichtstelling kan gewoon worden afgeschaft als we de wetgeving veranderen. Een belangrijke juridische kwestie is in dat geval: heeft een werknemer eigendomsrechten op zijn toekomstige pensioen? En maken we daarop inbreuk als we de verplichtstelling afschaffen? Dat blijkt mee te vallen. Toekomstige pensioenopbouw wordt gezien als iets dat je mag verwachten, maar waar je geen afdwingbare rechten aan kunt ontlenen. Dus juridisch gezien, maakt afschaffing geen inbreuk op een eigendomsrecht.’
Solidariteit boven alles? ‘Dat klinkt dan wel weer heel strikt. Maar ik vind solidariteit in beginsel wel de beste vorm voor het organiseren van het pensioenstelsel. Bijvoorbeeld omdat als gevolg van die solidariteit ook werknemers van het MKB kunnen profiteren van het pensioenstelsel. En dat iedereen dezelfde doorsneepremie betaalt? Dat het niet eerlijk is dat jongeren net zoveel betalen als ouderen? Ach, jongeren worden ook oud en hebben er dan ook profijt van.’
De frisse blik
20
Groot onderhoud
Behouden of hervormen, de verplichtstelling ligt onder vuur. Althans, er ‘mag’ over gediscussieerd worden. Dat doen we dus ook. Hoe moet de pensioenwereld er met of zonder de huidige verplichtstelling in de toekomst uitzien?
Pieter Omtzigt, woordvoerder fiscale zaken, pensioenen en buitenlandse zaken voor het CDA
‘W
e moeten de verplichtstelling handhaven en wel om twee redenen. Als eerste omdat de transactiekosten veel lager zijn; het is veel duurder als iedereen een individuele polis moet afsluiten. Ten tweede omdat mensen geneigd zijn zich op de korte termijn te richten. Het is buitengewoon ingewikkeld een 25-jarige te interesseren voor pensioenen. Dus enige vorm van paternalisme is wat mij betreft nodig. Waarover we het nog wél zouden kunnen hebben, is de hoogte van de premie. Op dit moment wordt de maximum opbouw fors naar beneden gebracht. Ook het feit dat we op dit moment niet indexeren, hakt er in. Wat mij betreft gaan pensioenfondsen zich moderner gedragen. Fondsen zouden transparanter moeten zijn, zoals PFZW. Transparanter over de kosten die ze maken. En over terugstortingen, zoals in het verleden gebeurde bij ondernemingspensioenfondsen. Die hebben veel geld naar de werkgevers teruggestort en nu gaan ze korten! Daarmee wordt het vertrouwen van deelnemers sterk op de proef gesteld. Ook kunnen fondsen deelnemers veel beter informeren dan nu vaak gedaan wordt. Deelnemers dragen per maand vele euro’s af aan pensioenpremie en dan weten ze soms niet eens wat er met het geld gebeurt. Tot slot: het pensioen en dus ook de verplichtstelling moeten onderdeel blijven van ónze sociale zekerheid en niet een marktproduct worden. Dan blijft het ons eigen terrein en mag Brussel er zich niet mee bemoeien zoals wel met marktproducten.’
21
Roos Vermeij, woordvoerder pensioenen PvdA
‘A
fschaffen van de verplichtstelling is wat mij betreft niet bespreekbaar. Als dat gebeurt, zie ik het somber in. Een voorbeeld zijn de zzp’ers. Zij zijn niet verplicht pensioen op te bouwen en doen dat dan ook niet. Hetzelfde geldt voor vrouwen die voor het gezin kiezen en niet werken. Daar wil ik wat aan doen. Ik ben dus heel erg vóór de verplichtstelling. Zelfs de grootste liberaal heb ik nooit horen zeggen: loslaten die verplichtstelling. Wij worden in Europa juist geroemd om ons stelsel. Op dit moment groeien sectoren naar elkaar toe. Zo is het pensioen van medewerkers uit de cultuursector nu ook bij PFZW ondergebracht. Het aantal fondsen daalt flink. Ik durf geen voorspelling te doen, maar ik ben wel voor bundelen. Als solidariteit en collectiviteit maar behouden blijven. Het mooie is: ik spreek veel met jongeren en je merkt dat zij ook voor de verplichtstelling zijn. Zij zien het als verplicht sparen en snappen dat ze dat nodig hebben. Ik ben er van overtuigd dat het pensioenstelsel flexibeler moet, afgestemd op de huidige werknemers die van baan naar baan hoppen. En die lang niet allemaal op hetzelfde moment stoppen met werken. We moeten ons afvragen wat pensioenfondsen nodig hebben om aan de vraag van die moderne werknemer te voldoen. Daar moeten werknemers en werkgevers het over hebben. En daarbij hoeven we niet aan de verplichtstelling te komen, die past heel goed bij hervormen.’
Steven van Weyenberg, woordvoerder sociale zaken en werkgelegenheid D66
‘O
ns pensioen is toe aan groot onderhoud. Het draagvlak onder jongeren neemt af en de pensioenfondsen hebben op dit moment onvoldoende middelen om te kunnen indexeren. Met verplicht pensioen opbouwen is niks mis,
maar we moeten wel moderniseren. Zodat het vertrouwen wordt hersteld én het pensioenstelsel weer jaren meekan. Er zijn diverse kwesties essentieel rondom dat moderniseren. De eerste is de verplichting om bij een specifiek fonds je pensioen op te bouwen. Mensen veranderen tegenwoordig sneller van baan en sector dan vroeger. Zou je mensen dan niet zelf de keuze moeten geven bij welk fonds ze pensioen opbouwen? De tweede kwestie heeft met de vorige te maken: we zijn geen baas van ons eigen pensioen. Nu zit een huisarts verplicht bij een pensioenfonds dat belegt in de tabaksindustrie. Ik ben voor meer keuzevrijheid. Als derde: het eigendomsrecht moet beter worden vastgelegd en de doorsneepremie moet worden aangepast. Immers, jongeren betalen meer premie dan ouderen. En als iemand tot zijn veertigste bij een baas werkt en verplicht pensioen opbouwt, en daarna zzp’er wordt is hij financieel slecht af. Nog een vraag die we moeten stellen: tot welk bedrag moeten mensen verplicht sparen voor pensioen? Ik vind dat we daarover echt het debat moeten aangaan.’
Toekomstbeeld
22
23
Pensioencontract vertrouwen paternalisme kritiek transparant
collectiviteitdilemma
paradox kloof babyboomers
onderontwikkeld solidariteit zelf kiezen hervormen dat verhaal moet verteld uitleggen moderniseren zelf kiezen spijkerhard
Interview met Peter Borgdorff en Wouter Thalen over de toekomst van de verplichtstelling
Een verhaal W dat deugt Paternalisme, collectiviteit, solidariteit, hervormen, moderniseren. Het zijn grote woorden, maar het onderwerp is er dan ook naar: willen we het Nederlandse verplichtgestelde pensioen behouden? Directeur Peter Borgdorff en manager Public Affairs Wouter Thalen van PFZW spreken over die vraag.
at je wil en wat je verwacht, strijden soms met elkaar. Peter Borgdorff houdt het liefst vast aan de verplichtstelling, maar hoe realistisch is dat? En hoe leg je beter uit dan in het verleden dat de verplichtstelling zoveel voordelen biedt? ‘We moeten deelnemers sowieso veel meer informeren over wat we aan het doen zijn en waarom. Als een deelnemer vraagt: ”Mag ik jullie beleggingsplan inzien?”, dan zeggen we nu nee. Waarom vertellen we niet gewoon hoe het zit en wat we doen? Transparantie is in de pensioensector nog onderontwikkeld.’ De roep om hervorming groeit en er lijkt een kloof te ontstaan tussen de babyboomers die volop geprofiteerd hebben van het collectieve stelsel en de jongere generatie die zich afvraagt of ook zij er straks nog wel de vruchten van plukken. De grootste twijfelaars zeggen: “Laat mij maar zelf kiezen, want ik vertrouw er niet meer op dat het huidige systeem ook mijn belangen dient”. Borgdorff: ‘Ook hier wreekt zich het gebrek aan transparantie. Veel mensen hebben geen idee wat het betekent als zij
individueel pensioen zouden opbouwen. We moeten dat veel beter duidelijk maken. En we moeten ook aan ouderen laten zien dat het systeem onhoudbaar wordt als jongeren niet meer mee willen doen. Dan wordt het onbetaalbaar. Dat betekent dat ook ouderen bereid moeten zijn de lasten van de huidige crisis samen te dragen en die niet eenzijdig neer te leggen bij jongere generaties. Dat is zeker ook in hun eigen belang.‘
Nieuw pensioencontract Voor PFZW geldt niet dat de verplichtstelling het hoogste goed is, stelt Wouter Thalen. Het belangrijkste is dat je als fonds een goed en betaalbaar pensioen biedt. ‘Wij zijn ervan overtuigd dat je dat het beste kan doen in een collectief en solidair stelsel. Wij willen met de verplichtstelling als basis nu zo snel mogelijk doorgroeien naar een nieuw pensioencontract, waarbij we niet meer uitgaan van het idee dat we spijkerharde toezeggingen kunnen doen over de hoogte van het pensioen. Maar de paradox is dat juist doordat we die toezeggingen niet
meer doen, de kans op een waardevast pensioen toeneemt. Dat is van groot belang, want het betekent dat de boodschappenwagen over veertig jaar nog net zo vol kan zijn als vandaag.‘
Het verhaal Een nieuw pensioencontract, hervormen of vernieuwen, het zijn allemaal abstracte begrippen, die deelnemers niet werkelijk raken. Thalen: ‘Uiteindelijk gaat het erom of je verhaal deugt. Ons verhaal gaat over het samen delen van kosten en risico’s. Dat doe je graag met mensen die je vertrouwt, waar je het collectief mee deelt, mensen waarmee je dagelijks werkt. Dát verhaal moet worden verteld.’ Borgdorff: ‘Als de behoefte aan gezamenlijkheid afneemt en de wens zelf producten te kiezen toeneemt, zoals we nu zien gebeuren, dan past ons eenvormige product misschien niet meer. Dat is een dilemma. Maar ik blijf van mening dat we moeten blijven aantonen hoe letterlijk waardevol het is samen je pensioen te regelen. En verder is het heel simpel: we moeten zo goed zijn, dat er geen aanleiding is om weg te lopen. Punt.’
Borgdorff: ‘Transparantie is in pensioensector onderontwikkeld.’
Hervormen? ‘We moeten ons afvragen wat pensioenfondsen nodig hebben om aan de vraag van de moderne werknemer te voldoen. En daarbij hoeven we niet aan de verplichtstelling te komen, die past heel goed bij hervormen.’
Roos Vermeij is woordvoerder pensioenen PvdA (zie pagina 20)