Werewere Liking
Afgesneden herinnering ro m a n Uit het Frans vertaald door Marianne Gossije
de geus – ox fa m nov ib
De vertaalster ontving voor deze vertaling een werkbeurs van de Stichting Fonds voor de Letteren Ouvrage publié avec le soutien du Centre national du livre – Ministère français chargé de la culture. Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt dankzij een bijdrage van het Franse ministerie van Cultuur – Centre national du livre Oorspronkelijke titel La mémoire amputée, verschenen bij Nouvelles Éditions Ivoiriennes Oorspronkelijke tekst © Nouvelles Éditions Ivoiriennes 2004 Published by arrangement with Pierre Astier & Associés Literary Agency all rights reserved Nederlandse vertaling © Marianne Gossije en De Geus bv, Breda 2009 Publicatie in samenwerking met oxfam novib Omslagontwerp Robert Nix i.s.m. Riesenkind Omslagillustratie © Stefano Amantini/Corbis isbn 978 90 445 1318 9 nur 302 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl.
Tijd 0
Ik ben Halla Njokè. In de familie noemen ze me liefdevol Fitini Halla, wat kleine Halla betekent, om me te onderscheiden van mijn grootmoeder van vaderskant van wie ik de naamgenote ben, en die Grote Halla, of Grote Madja werd genoemd. Ik ben nu over de tachtig. En ik ben definitief zangeres omdat ik geen zin meer had in al die andere baantjes. Op een gegeven moment werd ik schrijver en dat dacht ik ook te blijven, maar ik kreeg er genoeg van om vergeefs woorden en tekens te schrijven die geen van mijn familieleden kon lezen. Het is ontmoedigend om emoties te beschrijven die je blijkbaar als enige hebt wanneer er steeds tegen je gezegd wordt: ‘Waar heb je dat nou weer vandaan?’ terwijl je dag in dag uit met ze leeft. Dus heb ik het in andere dingen gezocht, heb ik het geprobeerd met simpeler dingen: met eten, kleding, sieraden en vooral met liedjes waarmee je de mensen gemakkelijker gelukkig maakt en voor een fundamenteel gevoel van levensgeluk zorgt dat blijvend is, zowel in voor- als in tegenspoed. Sindsdien is er tussen mij en de mensen om mij heen meer harmonie. Het was dus al even geleden dat ik geschreven had. En plotseling, op mijn vijfenzeventigste verjaardag, kreeg ik er weer zin in. Dat kwam door het serene gezicht van mijn Tante Roz, de derde met die naam, een verre nicht van mijn vader die ik terugzag in Laguna, de stad waar ik me terugtrok. Om haar te onderscheiden van de twee anderen (respectieve17
lijk Tante Roz en Tata Roz) rustte Tantie Roz, zoals iedereen haar hier noemde, op het terras op het Senoufobed dat we als bank gebruikten. Ze was zeker vijftien jaar ouder dan ik, maar haar blik had de onschuld van een gelukkige jeugd. Elke dag stond ze ’s ochtends tussen vier en vijf uur op en bezocht ze de gevangenen in het immense huis van bewaring van Laguna, dat zo groot was als een hele stadswijk. Ze bad voor hen en met hen, troostte hen, deed boodschappen voor de zwangere vrouwen in de gevangenis en hielp de kinderen in dit gevangenisleven, en dat allemaal vrijwillig. Ze liep tientallen kilometers ernaartoe en weer terug. ’s Middags bezocht ze de gevangenen in de ziekenhuizen. En nog vond ze de tijd om aan verjaardagen te denken, een taart te maken van pinda’s of komkommerzaad en ons te komen feliciteren, ook al waren we inmiddels al flink op leeftijd! En dat in alle rust. Ik wilde haar hulde brengen. Tantie Roz is ongehuwd en heeft geen kinderen. Maar over de hele wereld verspreid heeft ze wel duizend kinderen. Ze heeft er zoveel dat de zorg voor hen een volle baan is, een echte roeping … Ze komt nooit met lege handen bij iemand aan en gaat er altijd weg met haar handen vol voor anderen. Hier heeft ze gerookte vis gebracht die ze had gekregen van een broeder dominee. Met het geld dat men haar gaf om in elk geval haar kaartje voor de terugweg te betalen koopt ze medicijnen voor de dochter van een aan huis gebonden zuster, die geen tijd had om ze te halen. De kleren die ze als dank van een andere zuster kreeg gaan rechtstreeks naar een vrouwelijke gevangene die in het ziekenhuis ligt, enzovoort. Tantie Roz is in haar eentje de belichaming van de hervonden Afrikaanse solidariteit. Ze bidt voor dezen, werpt zich op voor genen en brengt overal hoop, troost en levenslust. En wanneer ze ’s avonds uitgeput alleen thuiszit, verbindt haar kleine televisie haar nog weer met andere kinderen met wie ze zich overdag niet heeft kunnen bezighouden. De gewetenloze holle frasen van politici herinneren 18
haar aan de politieke gevangenen die het slachtoffer zijn van willekeur, en aan hele volksstammen die in lastdieren zijn veranderd. De perverse en gewelddadige films doen haar denken aan degenen die er de kwalijke gevolgen van ondervinden, en in haar nachtelijke gebeden spreekt ze een hartig woordje met God over die ontaarding, dat geweld en de vele prostituees en misdadigers die daar het slachtoffer van zijn, evenals haar andere kinderen die de straat op geschopt zijn en voor wie haar hart bloedt … Zelfs haar late, lichte slaap kan Tantie Roz niet losmaken van haar duizenden kinderen: in haar dromen vecht ze tegen de malafide politieagenten die openlijk en straffeloos op alle hoeken van de straat het leven van haar arme kleine vrachtrijdertjes en de clandestiene handelaartjes zuur maken. Ze vecht en vecht maar door, omgeven door engelen met lichtend zwaard, waarbij ze de slechten vernietigt en de goeden bevrijdt, dezen geneest en genen voedt, tot ze als altijd met een schok ontwaakt. En meteen na het opstaan is haar eerste, vurige gebed voor haar duizenden kinderen. Tantie Roz verzint voor hen een betere wereld die in de kleine dingen in evenwicht is, een wereld die net leefbaar is voor ieder van hen, terwijl ze wachten op het paradijs, dat veel te lang uitblijft en dat niet door rechtschapenheid verworven kan worden, midden in een wereld die erger is dan de hel, maar die ten onrechte die naam niet draagt. Met elke nieuwe dag bedenkt Tantie Roz nieuwe raadgevingen voor elk van haar zonen en dochters. Ze raadt opstandigheid aan aan degene die te lang gezwegen heeft. ‘Vraag het luid en duidelijk aan God, protesteer met heel je hart, dan hoort hij je wel. Soms is God afgeleid omdat hij het zo druk heeft met die ontzaglijke hoeveelheid schepselen van hem die in de problemen zitten op de aarde, in de zeeën en in de lucht, en soms moet je dan aandringen om zijn aandacht te krijgen, en niet met je laten sollen en ook eisen stellen aan de anderen en nog meer aan jezelf, totdat God in actie komt.’ Tegen degene die te ongeduldig wordt zegt ze: ‘Hé, denk je soms dat jouw probleem het belangrijkste van de hele wereld is? 19
Dat komt omdat je geen voorstellingsvermogen en geen creativiteit hebt, en omdat je te lui en te zelfzuchtig bent. En als jij nou in die overstroming zat, of onder die lavastroom of midden in een cycloon? Kun je geen alternatieve oplossingen bedenken terwijl je wacht tot God zich ermee bemoeit?’ Ze vraagt beurtelings aan God en aan de mensen vergeving en wraak, gulheid en spaarzaamheid, onstuimigheid en geduld. Zij is er heilig van overtuigd dat je je harmonieus aan elke situatie kunt aanpassen, zolang je je maar openstelt voor God. Kortom, Tantie Roz staat elk moment van haar leven in dienst van God en van haar kinderen. Toen mijn besluit eenmaal vaststond om als eerbetoon over haar te schrijven, vertelde ik haar dat en probeerde ik haar over te halen haar levensverhaal te vertellen … ‘Hoe komt het dat u zo’n boeiend leven leidt?’ ‘Door alles wat me overkomen is, of wat ik er dan nog van weet’, antwoordde ze glimlachend. En in plaats van me over haar raadselachtige leven te vertellen verwees ze me naar mijzelf … ‘Kijk nou eens naar jezelf. Wat is er met jou gebeurd waardoor je geworden bent zoals je bent? Probeer eens terug te gaan in je herinnering, en door wat je daar vindt zul je me goed leren kennen zodat je het over mij kunt hebben en dan zul je begrijpen waarom ik ben geworden wie ik ben.’ ‘Maar we lijken helemaal niet op elkaar, Tantie Roz, we hebben niet hetzelfde leven geleid …’ ‘Wat weet jij daarvan? Soms besef je niet echt wat er met je gebeurt. Onze enige waarheid is dat wat we ons herinneren. Maar het gebeurt vaak genoeg dat we een gebeurtenis volkomen anders beleven dan zoals die in werkelijkheid is. Een belangrijke les wordt dan een kwelling of een grap. Dan wordt een uitweg een deur met tralies, een doodlopende weg of een opgehemeld succes. We worden getekend door wat er in ons geheugen gegrift blijft. Zoek dus in je herinnering …’ ‘Ik ben het met je eens dat het geheugen een warboel is, Tan20
tie Roz, maar ik begrijp nog steeds niet waar je naartoe wilt. Mag ik nou wel of niet over je leven schrijven?’ ‘Ja, mijn kleine Halla. Maar als je me echt eer wilt bewijzen, graaf dan eerst in je eigen geheugen. Zoek naar de transformaties en de metamorfosen, naar het dubbelspel van tevoorschijn komen en in zichzelf terugtrekken. Ontfutsel het een aantal flarden van onze Geschiedenis-zonder-archieven. Je weet dat we in een situatie hebben geleefd waarbij we de vergetelheid moesten gebruiken als overlevingsstrategie, als levensgeheim, als levenskunst. En je weet wat voor een klucht, wat voor een giller de geschiedenis van Afrika is, zeker wanneer je het hebt over de “geschriften”. De akten van de burgerlijke stand laten niet zien wie wie is, wie waar en wanneer geboren is, wie broer en zus zijn of man en vrouw, wie dood is en wie leeft, wie de zoon of dochter van wie is, en ga zo maar door. Meer dan tachtig procent van de gegevens is vervalst, is één gigantische, schurkachtige warboel.’ ‘Ja, maar wie of wat moeten we daar de schuld van geven, tante?’ Ze antwoordde dat onze identificatiesystemen waren bezweken onder de wereldwijde aanval van de overheersende culturen op de Afrikaanse spiritualiteit en beschaving. Dat het er niet meer om ging wie of wat dan ook te kunnen identificeren, maar om te overleven en de muren te doorbreken, om te proberen te ontsnappen uit de getto’s. ‘En dus vergeten mensen willens en wetens om een geboorte of een sterfgeval aan te geven, geven ze de levenden zonder papieren de papieren van de doden, zeggen ze dat ze de echtgenote zijn van hun ongehuwde broer, of de zuster of zelfs de dochter van hun man.’ En omdat de regeringen de alleenheerschappij hadden over de archieven en elk spoor uitwisten van dingen die hen stoorden, en omdat sinds de opkomst van de zogenaamde democratie de journalisten ook meededen en geen feiten maar meningen verkondigden, werd het stilzwijgen zo beschamend dat het van een bijna tastbare stroperigheid was en men geen idee meer had 21
wie hiervan de schuld had. Een eerbetoon aan iemand in die omstandigheden, waarbij de wreedheden die haar overkomen waren werden verzwegen door gebrek aan sporen en archieven, dat zou een lachertje zijn. Hoe moest je vertellen over het stilzwijgen van Afrika? En Tantie Roz zweeg en weigerde categorisch haar levensverhaal te vertellen. Vergeefs tijd gestoken in vergeefs aandringen. Ik moest me dus wel in mijn eigen geheugen wagen, waaruit langzaam maar zeker beelden van langgeleden bovenkwamen. Flarden van gebeurtenissen met emoties die met de dag sterker werden. Uiteindelijk moest ik mijn Tantie Roz gelijk geven: als ik me mijn deel van het individuele en collectieve geheugen weer toe-eigende, zou ik haar via mijzelf ontdekken. Dan kon ik haar een welverdiend eerbetoon geven, en via haar al die vrouwen van mijn clan die zich, ondanks alle schandelijke gedragingen, nog steeds volkomen onmisbaar maken zonder hun kalmte te verliezen. Maar om dit eerbetoon werkelijk in overeenstemming te laten zijn met de offers, de strijd en de zelfopoffering die zij zich hadden getroost, moest ik de stilte doorbreken en een aantal feiten uit mijn eigen leven aan de vergetelheid ontrukken. Ik moest de stilte van me afschudden over gebeurtenissen die men had moeten vertellen en had moeten beschouwen als ervaringsfeit of zelfs als precedent en waarvan mijn familie in elk geval had moeten zeggen: ‘Dat nooit meer!’ Ik werd overvallen door talloze herinneringen. Ja, ik moest koste wat kost al die ingeslikte en vergeten woorden begrijpelijk maken. Ik zou willen dat ze de geheugens konden brandmerken, een onuitwisbare herinnering zouden achterlaten in de geest, zodat altijd en overal op het moment van sterven – die reuzensprong naar grotere volmaaktheid – het geheugen frank en vrij en gereed zou zijn. Ik wilde dat mijn stem zich zou verheffen als een nieuwe weg, even vastberaden en scherp als die van Ghandi of King, maar ook net zo geweldloos, voordat we doof geworden de ware extase 22
van het juiste woord aan de poort van de volmaaktheid voorgoed uit ons geheugen wissen. Er verdringen zich drie beelden in mijn geheugen, of drie soorten vrouwbeelden: Het beeld van mijn naamgenote, mijn grootmoeder van vaderskant, Grote Madja, Dat van mijn moeder Naja, En dat van mijn Tante Roz. Vanaf het prilste begin en gedurende heel mijn jeugd zijn er beelden van vrouwen die geliefd of afgewezen, geminacht of getart werden, maar die altijd onlosmakelijk langs de kant van mijn bestaan stonden, als verkeersborden, als lichtende bakens die geen enkele bestuurder ongestraft kan negeren zonder zijn leven ernstig in gevaar te brengen. Dus besloot ik te schrijven zoals mijn geheugen mij ingaf, zonder een duidelijke ordening en zonder prioriteiten, en natuurlijk zonder opgelegd tempo.
23
Tijd 1 1
Voor de eerste woorden moet je terug naar de kindertijd … De kinderjaren, de onschuld, het geluk, dat wonderlijke geluk dat de eerste stappen van de beginneling beschermt. Die onschuld die een geduchte afweer tegen boosaardigheid is. We spreken van een ongelukkige jeugd bij degene die dat geluk niet heeft gehad en die, te vroeg met inzicht begiftigd, ontdekt hoe bekrompen de volwassenen zijn, degene die vol afschuw en angst weigert groot te worden, het kind dat is aangetast door minachting. Ja, ik heb geluk gehad, ik, Halla Njo kè. Mijn geluk was des te verwonderlijker omdat ik met vol bewustzijn geboren was, met ogen die als vergrootglazen naar de leugens van de volwassenen, hun zwendelarij en hun geweld daden keken. Maar ik hield mezelf voortdurend voor dat het door de angst kwam. Ik heb nooit gedacht dat het uit boosaardigheid was. Boosaardigheid is weerzinwekkend en als ik dát gezien zou hebben was ik ermee besmet geraakt. Dan was ik haatdragend en ongetwijfeld moorddadig geworden. Dan had ik mijn vader en alle mannen zoals hij vermoord. Dan had ik mijn stiefmoeder en alle vrouwen zoals zij vermoord. Want zelfs zeventig jaar nadien kan ik boosaardigheid nog steeds niet begrijpen en verdragen. Dat ik niemand vermoord heb, hoewel ik op volwassen leeftijd genoeg boosaardigheid ontmoette, komt doordat het geluk 24