ADVIES VAN DE HOGE GEZONDHEIDSRAAD BETREFFENDE DE REDUCTIE VAN DE RISICO'S TE WIJTEN AAN VOEDSELALLERGIE. HGR 7574
Betreft : Adviesaanvraag van 09.05.01, ref. ADM 1583 van de Eetwareninspectie (Dhr Van Havere) – reductie van de risico’s te wijten aan voedselallergie.
De Hoge Gezondheidsraad (onderafdelingen IV/1&2) heeft tijdens zijn zittingen van 30 mei en van 7 juni 2001 het dossier bestudeerd. De Raad heeft tijdens zijn zitting van 26 september 2001, waarvan het verslag op 31 oktober 2001 werd goedgekeurd, het volgende advies uitgebracht : Voedselallergie of voedselovergevoeligheid stemt overeen met het geheel van de klinische tekens verbonden aan een immuno-allergisch respons gericht tegen een voedselallergeen. Voor deze patiënten is de eliminatie van het betrokken agens onontbeerlijk. De etikettering van allergene voedingsmiddelen is bijgevolg een bron van belangrijke informatie, tenminste voor wat betreft voorverpakte voedingsmiddelen. Algemeen gezien bestaat het « nul » risico echter niet. Op het vlak van de voedselovergevoeligheid komen de hierna vermelde elementen tot staving van deze waarneming : z
z
z z
de doses allergenen, die allergie kunnen induceren, kunnen zeer laag zijn. De detectiedrempel kan hoger zijn dan de reactogene dosis; de traceerbaarheid van allergene voedingsmiddelen kent onvermijdbare limieten : zelfs als ze verbeterd kan worden kan ze geen absolute zekerheid waarborgen; er bestaan kruisallergieën; er bestaat een risico op kruiscontaminaties.
Rekening gehouden met deze elementen stelt de Hoge Gezondheidsraad, hierna de Raad genoemd, voor dat de volgende voorstellen in de mate van het mogelijke nageleefd worden :
1. voor de voorverpakte voedingsmiddelen, de systematische etikettering van voedingsmiddelen en 2. 3. 4.
ingrediënten, die als oorzaak van een overgevoeligheid erkend zijn. De lijst van de Codex Alimentarius, uitgebreid tot sesam en derivaten, wordt aanbevolen; het verwerpen van een onduidelijke etikettering (met andere woorden het gebruik van termen zoals « eventuele aanwezigheid van ») die voor de consument zorgwekkend is; het ontwikkelen van een werkelijk informatieve en eenvoudige etikettering om de levenskwaliteit van de patiënten te verbeteren; het verbeteren van de traceerbaarheid van voedingsmiddelen door het HACCP principe uit te breiden tot voedselallergenen om de contaminatierisico's te vermijden.
Tegelijkertijd vraagt de Raad dat de volgende punten ontwikkeld worden :
1. het promoten van de opleiding van de patiënt. Om de behoeften aan informatie van deze patiënten
2.
zo goed mogelijk te kunnen bepalen stelt de Raad voor dat, bij het uitvoeren van de voedselconsumptiepeiling, een beperkt aantal precieze vragen betreffende voedselovergevoeligheid aan de vragenlijst toegevoegd worden; het informeren van de industriële, medische en paramedische wereld dankzij de ontwikkeling van
3. 4.
een begeleidingscentrum dat alle wetenschappelijke gegevens inzamelt op het vlak van voedselovergevoeligheid en praktische voeding; het uitwerken van referentietechnieken voor de verschillende stoffen, die verantwoordelijk zijn voor voedselovergevoeligheid; het uitvoeren van studies met het oog op de evaluatie van de allergene risico's op basis van de thans beschikbare wetenschappelijke gegevens.
Argumentering van de adviesaanvraag betreffende het beperken van de risico's te wijten aan voedselallergie Voedselallergie stemt overeen met het geheel van de klinische tekens verbonden aan een immunoallergisch respons gericht tegen een voedselallergeen (1). Voedselallergie neemt volop toe (2) voornamelijk omwille van de voedseldiversificatie (3,4). De voedingsindustrie heeft haar gamma voedingsproducten uitgebreid (15). Voorverpakte voedingsmiddelen zijn steeds complexer. Volgens de WGO vormt allergie het zesde probleem inzake Volksgezondheid en geeft aanleiding tot klinische tekens bij 35% van de totale bevolking van geïndustrialiseerde landen(8). In het bijzonder geval van voedselallergie, werd de prevalentie, op basis van het SCOOP-rapport van de EU (5), geschat op 3-5% van de algemene bevolking en 7 tot 8% in de pediatrische bevolking (6,7). Voedselallergie, afhankelijk van haar graad van ernst, stoort de levenskwaliteit van de individuen die eraan lijden. Het risico op tekort aan essentiële nutriënten naar aanleiding van een dikwijls zeer restrictieve voeding, het algemene ongemak van de symptomatologie (of ze van digestieve, respiratoire en/of cutane aard is), het school- of werkverzuim dat daaruit kan voortvloeien en de financiële kost voor de maatschappij vormen voldoende motivaties om normen vast te leggen inzake afwezigheid van bepaalde « risico » stoffen of inzake niet te overschrijden gehalten aan bepaalde elementen in voedingsmiddelen. Volgens Ilsi Europe, zijn de vaakst bij allergene reacties betrokken voedingsmiddelen tarwemeel en derivaten, schaaldieren, eieren en derivaten, vis en derivaten, pinda, soja en derivaten, dopvruchten en sesamzaden(9). Bij het kind zijn de voornaamste allergenen eieren, pinda, melk, mosterd, vis en soja (5). De vaakst betrokken voedingsmiddelen bij ernstige reacties blijken pinda's, bepaalde groenten (in het bijzonder selder), koemelk, eieren, schaaldieren en vis te zijn(5,6). Voor een persoon, die lijdt aan een voedselallergie, is de eliminatie van het betrokken agens onontbeerlijk. De betrokken voedingsmiddelen of -producten zijn nu steeds moeilijker « op te sporen » want onze voeding is steeds meer gevarieerd en geïndustrialiseerd. De voedingsindustrie maakt steeds vaker gebruik van preventieve etikettering (d.i. het gebruik van uitdrukkingen zoals « eventuele aanwezigheid van ») die de consumenten verontrust. De Commissie van de Codex Alimentarius en andere organismen stellen voor voedingsmiddelen en ingrediënten, die als oorzaak van een overgevoeligheid erkend zijn, systematisch te etiketteren (10,14). Deze lijsten variëren spijtig genoeg van land tot land in functie van de voedingsgewoonten (zie bijlage I). De weerhouden stoffen dekken de meeste huidige voedselallergieën. Bepaalde risicovoedingsmiddelen en ingrediënten , die bij de consument verwarring scheppen omwille van de vermenigvuldiging van hun benamingen, zouden duidelijk gedefinieerd moeten worden. Zo dient een streng onderscheid te worden gemaakt tussen dopvruchten en droge vruchten alsook tussen graangewassen en graangewassen met gluten. Op dit ogenblik wordt, in het kader van de Europese Unie, de wijziging van de Richtlijn 2000/13/EG, betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame, bestudeerd, om een meer informatieve etikettering voor allergische patiënten op te stellen. Wat de voedselallergieën betreft, is een correcte informatie van de medische, paramedische, economische wereld en van het grote publiek essentieel om uitleg te verstrekken over de nieuwe reglementering, de
onmogelijkheid om tot een allergisch nulrisico te komen en de preventie van voedselallergie. De opleiding en de informatie van de patiënten zijn essentieel. Een begeleidingscentrum moet ontwikkeld worden als interface tussen de medische, paramedische, economische wereld en het grote publiek. Zijn opdracht zal erin bestaan wetenschappelijke gegevens over voedselallergieën en praktische voeding in te zamelen. Deze concentratie aan gegevens inzake voedselallergieën en voeding zal het mogelijk maken informatiebrochures over de problematiek van voedselallergieën op te stellen. Deze vaststellingen leiden de Hoge Gezondheidsraad ertoe het Advies betreffende het beperken van de risico's te wijten aan voedselallergie voor te stellen. Bibliographie : 1. Ortolani C. & al. " Study of nutritionnal factors in food allergies and food intolerances. DirectorateGeneral XII, Science Research and Development, 1997, pages 11-25 2. Duchateau J., Brasseur D. Les pseudo-allergies. L’allergie et l’intolérance alimentaire de l’enfant. Note de synthèse réalisée à la demande du Conseil Supérieur d’Hygiène (1994). 3. Young E. & al. A population study of food intolerance. Lancet 1994 ; 343 : 1127-1130 4. Taylor S.L. & al. Food science perspective on food allergy. Allergy 1998 ; 53 (suppl.46) : 5-7. 5. Reports on tasks for scientific cooperation. Report of experts participing in Tasks 7.2. on the occurrence of severe food allergies in the European Union. April 1998. 6. Rancé F., Kanny G., Dutau G., Moneret-Vautrin DA. Allergènes alimentaires de l’enfant. Arch de Pédiatrie 1999 ; suppl. 1, vol 6 : 61-66. 7. Host A, Halken S. A prospective study of cow milk allergy in Danish Infants during the first 3 years of live. Allergy 1990; 45: 587-596. 8. UCB Institute of allergy: European allergy white paper. Aviso (ed.), 1997, 118 pages. 9. Bousquet J. et coll., « Scientific criteria and the selection of allergenic foods for product labelling », prepared under the guidance of the ILSI Europe Food Allergy Task Force, Allergy, 1998, n° 47, volume 53, pp 3-21. 10. Commission des Communautés Européennes. Livre blanc sur la sécurité alimentaire. COM (1999) 719 final. Bruxelles, janvier 2000, § 100. 11. Programme mixte FAO/OMS sur les normes alimentaires, Commission du codex alimentarius, 23ème session, Rome, 28 juin-3 juillet 1999, ALINORM 99/22, Annexe III, Projet de recommandations pour l’étiquetage des aliments qui peuvent causer une hypersensibilité (Projet d’amendements à la norme générale codex pour l’étiquetage des denrées alimentaires préemballées – à l’étape 8 de la Procédure), section 4.2.1.4. 12. Direction générale de la santé, Bureau JS 3, Avis du 9 mars 1999 du Conseil supérieur d’hygiène publique de France relatif à la réduction des risques potentiellement sévères dus à l’allergie alimentaire (section de l’alimentation et de la nutrition), Bulletin Officiel n° 99/52. 13. The Food Standards Agency, « Better Food Labelling – Written Responses », United Kingdom, 2000, 25 pages. http://www.foodstandards.gov.uk/pdf_files/betlabel.pdf 14. Food Labelling, Standards and Consumer Protection Division, Food Labelling Review, Paper FSA 00/04/07, Agenda Item 8, 21 september 2000, 31 pages. http://foodstandards.gov.uk/pdf_files/papers/fsa_00_04_07.pdf 15. Commission Européenne, Direction Générale Industrie. Sciences et Techniques de l’Alimentation Humaine. Rapports du comité scientifique de l’alimentation humaine (37ème série) : Rapport du comité scientifique de l’alimentation humaine : Les réactions contraires aux denrées alimentaires et aux ingrédients des denrées alimentaires. 1997, pp 1-32. BIJLAGE I Lijst van voedingsmiddelen en ingrediënten, die als oorzaak van adverse reacties erkend zijn en die altijd als dusdanig zouden moeten geëtiketteerd worden : Allergeen
Codex (11)
ILSI (13)*
CSHPF (12)**
Pinda
x
X
x
dopvruchten
x (niet gespecificeerd)
dopvruchten (noot) gespecificeerd
of noten :
cashewnoot
x
x
(okker)noot
x
x
hazelnoot
x
x
kokelekonoot
x
x
pistache
x
x
amandelen
x
x
pecannoot
x
macadamianoot
x
Droge vruchten
-
-
gespecificeerd zie hierboven
Schaaldieren
x
X
x
Eieren
x
X
x
Vis
x
X
-
Soja
x
X
x
melk
melkproducten
X
x
/lactose Sesam (zaden)
-
X
x
graangewassen :
met gluten
Tarwe
x
tarwe
x
rogge
x
gerst
x
haver
x
spelt
x
Hybriden en derivaten
x
Mosterd
-
-
x
Selder
-
-
x
Sulfieten
³ 10 ppm
-
-
* International Life Sciences Institute ** Conseil Supérieur d’Hygiène Publique de France
Deze tabel illustreert duidelijk de verschillen in de lijsten van voedingsmiddelen en ingrediënten, die als oorzaak van adverse reacties erkend zijn en die, als dusdanig, altijd zouden moeten aangegeven worden. Deze verschillen inderdaad van land tot land in functie van de voedingsgewoonten. De door deze organismen opgenomen stoffen dekken het merendeel van de huidige voedselallergieën. Bovendien zou het nuttig zijn een duidelijk onderscheid te maken tussen dopvruchten en droge vruchten alsook tussen graangewassen en graangewassen met gluten.
Correspondentieadres : Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu Hoge Gezondheidsraad Adres: Esplanadegebouw 718 – R.A.C. Pachecolaan 19 Bus 5 B-1010 BRUSSEL Fax: 02/214.42.36 E-mail:
[email protected]