SAMENWERKINGSPROTOCOL
Academisch Medisch Centrum Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam/ Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Raad voor de Kinderbescherming William Schrikker Groep - Bij gebruik van dit protocol als voorbeeld graag hiervan melding maken in de tekst -
Inleiding Sinds 2004 heeft het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam een Team Kindermishandeling AMC. Hier wordt veel casuïstiek besproken. Artsen, verpleegkundigen, maatschappelijk werk, psychologen, studenten, en de ziekenhuisjurist maken deel uit van het Team, en ook zijn hierbij aanwezig de vertrouwensarts van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), een vertegenwoordiger van de Bascule en een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming. Steeds vaker kwamen in dit Team casussen langs waarbij de samenwerking met het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA: AMK, Crisisteam, Jeugdhulpverlening Jeugdbescherming, FIOM) of met de Raad voor de Kinderbescherming te wensen overlaat. Overdrachten lopen niet soepel en het is niet altijd duidelijk wie de contactpersonen zijn, of welke afspraken er zijn gemaakt met ouders. Het Team Kindermishandeling AMC heeft aangegeven dat er gewerkt moet worden aan een meer vloeiende samenwerking. Het gaat hierbij met name om situaties waarin een baby of ouder kind uit huis wordt geplaatst en dus niet met de ouders mee mag en om situaties waarin het ziekenhuis tijdelijk onderdak biedt aan een kind. Besloten werd om een protocol op te stellen voor de samenwerking tussen Raad, BJAA/ AMK, William Schrikker Groep (WSG) en het ziekenhuis. Betrokken partijen weten dan waar ze aan toe zijn en kunnen elkaar er ook op aanspreken wanneer afspraken niet worden nageleefd. Dit is nodig, niet in het minst vanwege de wisselende verantwoordelijkheden. Aanvankelijk heeft het AMC de regie, na de eerste melding het AMK, dan de Raad en uiteindelijk de gezinsvoogd van BJAA of WSG. Elke casus wordt besproken en zo nodig vervolgd in de vergaderingen van het Team Kindermishandeling AMC, elke derde maandag van de maand van 12:00 tot 14:00. Evaluatie van het beloop van de afspraken bij de tijdens ziekenhuisopname uithuis geplaatste kinderen of de kinderen die tijdelijk onderdak hebben gekregen in het ziekenhuis vanwege uithuisplaatsing vindt hier plaats.
1
INHOUD
A
Melden
3
B
Draaiboek op maat
3
C
Contactpersonen
4
D
(V)OTS - procedure kind in ziekenhuis
5
E
Procedure kind in ziekenhuis als tijdelijke opvang bij (V)OTS met een machtiging uithuisplaatsing (muhp)
7
F
Afstand
7
G
(V)OTS met MUHP ongeboren kinderen, ouders op de hoogte
9
H
VOTS met MUHP bij ongeboren kinderen, geheimhouding
10
I
Overige afspraken
12
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Lijst afkortingen Belangrijke telefoonnummers Afkruislijst jeugdbescherming na acute interventie Raad (VOTS), waarbij ziekenhuis als opvangplek fungeert Wie werkten mee aan totstandkoming van dit protocol?
13 14
Bijlage 4
16 18
2
A
Melden
A.1 Het AMC1 meldt vermoedens van kindermishandeling bij het AMK. A.2 Het AMC1 kan in bijzondere gevallen ook direct bij de Raad voor de Kinderbescherming melden. Dit kan als er sprake is van een acute en zeer ernstig bedreigende situatie voor de minderjarige, die onmiddellijk ingrijpen middels een maatregel van kinderbescherming noodzakelijk maakt. Hierbij gaat het om gevallen waarin: - een minderjarige dusdanig wordt bedreigd in zijn/haar ontwikkeling, dat ter bescherming onmiddellijk hulp of zorg moet worden geboden, én - de ouders of verzorgers deze hulp of zorg zelf niet of onvoldoende (kunnen) bieden, én - hulpverlening op vrijwillige basis niet mogelijk of toereikend is gebleken waardoor onmiddellijk ingrijpen, middels een maatregel van kinderbescherming, noodzakelijk is, ter afwending van de acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige. A.3 Kinderen waar in het bijzonder op gelet moet worden zijn kinderen van ouders met ernstige psychiatrische of verstandelijke problematiek, drugsverslaafden en kinderen afkomstig uit gezinnen waar het bij eerdere kinderen ook ‘mis’ is gegaan. Kinderen van deze groepen worden sowieso gemeld bij AMK of Raad, tenzij er aanwijzingen zijn dat dit echt niet nodig is. Ook een ongeboren kind kan worden gemeld. A.4 Voor verdere procedures omtrent het melden wordt verwezen naar het protocol Kindermishandeling AMC.
B
Draaiboek op maat
B.1 Voor elk kind dat in het ziekenhuis ligt, waarbij vermoedens van kindermishandeling bestaan en waarbij AMK, BJAA (jeugdbescherming of jeugdhulpverlening), of de Raad voor de Kinderbescherming zijn of worden betrokken, wordt een draaiboek opgesteld. B.2 Het draaiboek wordt opgesteld door de supervisor van de afdeling waar het kind is opgenomen of het behandelteam onder verantwoordelijkheid van de supervisor en besproken met de betrokken instantie: jeugdgezondheidszorg, AMK, jeugdhulpverlening, jeugdbescherming, of de Raad. Het draaiboek moet in ieder geval de volgende informatie bevatten: - Welk gevaar er dreigt - Of ouders op de hoogte mogen zijn van de verblijfplaats van hun kind (evt. anoniemprocedure starten) - Bezoekregeling, hoe vaak ouders (mogen) komen, of het bezoek onder begeleiding moet plaatsvinden, zo ja van wie. De regie voor de bezoekregeling ligt bij BJAA/JHV, AMK, Raad, of gezinsvoogd (afhankelijk van fase).
3
-
Het ziekenhuis mag bezoek weigeren wanneer men de veiligheid van het kind onvoldoende denkt te kunnen waarborgen Bezoekregeling van evt. derden zoals familie, vertegenwoordigers van school Bijzonderheden ten aanzien van het kind of de ouders waar rekening mee moet worden gehouden Vastleggen overleggen die plaatsvinden met ouders en wie daarbij aanwezig zijn Vastleggen interne overleggen en wie daarbij aanwezig zijn (hoofdverpleegkundige, de supervisor en de maatschappelijk werker) Eventuele redenen om af te wijken van regels in het protocol
C Contactpersonen Zie bijlage 2 voor contactgegevens. C.1 De supervisor van de afdeling waar het kind is opgenomen is het centrale aanspreekpunt. Buiten kantoortijden wordt de supervisor vervangen door de dienstdoend kinderarts. Naast de supervisor zijn de hoofdverpleegkundige van de afdeling en de maatschappelijk werkende die betrokken is bij de patiënt ook steeds op de hoogte. Doordeweeks wordt altijd de maatschappelijk werkende van de afdeling ingeschakeld. C.2 De supervisor, de hoofdverpleegkundige en de maatschappelijk werkende zijn steeds betrokken, houden elkaar op de hoogte en nemen een gezamenlijk standpunt in. De supervisor is eindverantwoordelijk. C.3 De supervisor zorgt ervoor dat de afspraken die met de andere instellingen worden gemaakt duidelijk worden gedeeld met de betrokken afdeling, zodat men steeds - ook bij afwezigheid van de supervisor - op de hoogte is van de omstandigheden en de wijze waarop dient te worden gehandeld. C.4 Wat betreft de Raad verloopt het contact via de betrokken raadsonderzoeker. Deze overlegt zaken intern met een gedragsdeskundige en een teamleider. C.5 Wat betreft Bureau Jeugdzorg verloopt het contact via de betrokken jeugdhulpverlener of gezinsvoogd. Wat betreft het AMK loopt het contact via de vertrouwensartsen. C.6 Wat betreft de WSG verloopt het contact via de betrokken (voorlopige) gezinsvoogd die de (V)OTS uitvoert. C.7 Alle contactpersonen zorgen dat duidelijk is hoe en wanneer zij te bereiken zijn en wie kan worden benaderd bij afwezigheid. Contactgegevens worden opgenomen in het medisch dossier.
4
C.8 Medewerkers van de Raad, BJAA/AMK en de WSG nemen zelf contact op met de supervisor van het AMC om hun gegevens door te geven. Dit doen zij zodra zij weten dat zij zich met de zaak bezig gaan houden, of in geval van vrijwillige jeugdhulpverlening: zodra zij weten dat het kind in het AMC is opgenomen. D
(V)OTS - Procedure kind in ziekenhuis
Fase raadsonderzoek D.1 Wanneer het AMK een melding doorgeleidt naar de Raad, wordt de supervisor van de afdeling waar het kind is opgenomen hiervan op de hoogte gesteld. D.2 Ook de ouders worden op de hoogte gesteld van de doorgeleiding. Dit gebeurt door een gesprek met een medewerker van het AMK en de raadsonderzoeker die het onderzoek zal gaan doen. De medewerker van het AMK legt uit waarom ervoor is gekozen om te melden bij de Raad. De raadsonderzoeker vertelt vervolgens wat een raadsonderzoek is en waar dit mogelijk toe kan leiden. D.3 Uit veiligheidsoverwegingen kan er ook voor worden gekozen om de ouders niet op de hoogte te stellen. De verantwoordelijkheid voor deze afweging ligt bij het AMK en de Raad, in overleg met de supervisor van de afdeling waar het kind is opgenomen. D.4 De raadsonderzoeker spreekt met de contactpersonen van het AMC af wat het AMC kan doen in de periode tot er een maatregel is. Hierbij gaat het onder andere om wat het AMC kan doen als ouders het kind plotseling komen opeisen. Hierbij wordt altijd de maatschappelijk werkende van de afdeling betrokken. D.5 Mochten er in bijzondere gevallen problemen ontstaan met de ouders, dan kan worden overwogen om met spoed een beschikking VOTS en machtiging uithuisplaatsing aan te vragen bij de kinderrechter. Dit kan dag en nacht telefonisch, via de Raad. Dit kan bijvoorbeeld als de ouders het kind dreigen mee te nemen. Fase VOTS D.6 Zodra er een maatregel VOTS en machtiging uithuisplaatsing is uitgesproken, is de gezinsvoogd verantwoordelijk voor het kind. Het VOTS team van BJAA regelt dat er binnen een werkdag een voorlopige gezinsvoogd wordt aangewezen. Bij de William Schrikker Groep wordt binnen een werkdag een (voorlopige) gezinsvoogd aangewezen door de teammanager in samenspraak met de inhoudelijk manager die piketdienst heeft. De naam en het telefoonnummer van de voorlopige gezinsvoogd worden doorgegeven aan de supervisor van de afdeling waar het kind is opgenomen, op de dag dat bekend is wie die rol zal vervullen.
5
D.7 Zodra een VOTS en machtiging uithuisplaatsing is uitgesproken, stelt de betrokken raadsonderzoeker direct de supervisor van het AMC op de hoogte. Mocht deze niet bereikbaar zijn, dan wordt een van de contactpersonen geïnformeerd over de uitspraak. Hierbij wordt ook doorgegeven of de ouders van de VOTS en machtiging uithuisplaatsing op de hoogte zijn, en zo niet, hoe en wanneer ze hiervan op de hoogte worden gebracht. D.8 Als er een VOTS en machtiging uithuisplaatsing is uitgesproken, vertelt de raadsonderzoeker dit in een veilige setting aan de ouders. De supervisor van de afdeling waar het kind is opgenomen wordt in een voorafgaand gezamenlijk overleg op de hoogte gesteld dat het gesprek plaatsvindt. Tijdens dit gesprek wordt vooral aandacht besteed aan het waarborgen van de veiligheid van het kind en de rust en veiligheid op de afdeling. Bij enig vermoeden van escalatie dient de bewaking van het AMC en/of de politie te worden gevraagd ondersteuning te bieden. Hierbij verdient de Jeugd- en Zedenpolitie de voorkeur. D.9 Het slecht nieuws gesprek wordt gevoerd door de raadsonderzoeker en door de (voorlopige) gezinsvoogd van BJAA/ WSG die de maatregel gaat uitvoeren: hij is de volgende regievoerder. Daarnaast kan de medewerker van het AMK die heeft doorgeleid aanwezig zijn, en bij uitzondering de medische supervisor. De supervisor of een van de twee andere contactpersonen van het AMC wordt op de hoogte gebracht van het verloop van het gesprek. Als nodig kan er een psychiater voor de ouders worden gevraagd aanwezig te zijn. D.10 Het gesprek wordt nooit op de afdeling gevoerd, maar vindt bij voorkeur niet in het ziekenhuis plaats, zonodig in een spreekkamer op de polikliniek, op afstand van het kind. D.11 Van tevoren beslissen de supervisor van het AMC en de raadsonderzoeker of er bewaking moet worden ingeschakeld. Eventueel kan worden besloten om het kind tijdens het gesprek in een andere kamer te plaatsen. D.12 Het AMC zorgt zonodig voor nazorg voor het ziekenhuispersoneel, wanneer er toch een ingrijpende situatie is ontstaan. D.13 Wanneer een kind ouder dan 12 jaar gehoord moet worden door de rechtbank, licht BJAA/WSG de supervisor van de afdeling waar het kind is opgenomen hierover in. De gezinsvoogd heeft de regie over het brengen en halen van het kind naar/van de rechtbank.
6
E Procedure kind in ziekenhuis als tijdelijke opvang bij (V)OTS met machtiging uithuisplaatsing Een paar keer per jaar komt het voor dat kind dat uithuis is geplaatst naar het ziekenhuis wordt gebracht als opvangplek. E.1 De gezinsvoogd vult het afkruisformulier in, zie bijlage 2. De gezinsvoogd zorgt dat dit formulier uiterlijk een dag voor de plaatsing in het bezit is van de contactpersonen van het AMC. E.2 Wanneer het formulier niet tijdig kon worden ingevuld, verstrekken de medewerkers van BJAA/ WSG die het kind komen brengen de nodige informatie. E.3 De gezinsvoogd is verantwoordelijk voor het meenemen van kleding voor het kind. E.4 De gezinsvoogd zorgt voor de uitleg van de situatie aan het kind. De contactpersonen van het AMC worden op de hoogte gebracht van wat het kind weet. Zij lichten het verplegend personeel in. E.5 De contactpersonen van het AMC (zie C.1) bereiden de plaatsing van het kind voor. E.6 Het ziekenhuis mag informatie over het kind achterhouden voor ouders of anderen, wanneer dit in het belang is van het kind. Hierover is overleg met BJAA/WSG. E.7 Wanneer een kind opeens wegloopt of wordt weggehaald, dan belt de supervisor van de afdeling waar het kind is opgenomen de politie en de gezinsvoogd. E.8 Wanneer bezoek is toegestaan, kan dit alleen onder begeleiding van de gezinsvoogd. F
Afstand ter adoptie
F.1 Het FIOM (onderdeel Bureau Jeugdzorg) begeleidt afstandsmoeders. Wanneer er sprake is van een wens tot afstand, neemt het AMC1 contact op met het FIOM. Als Bureau Jeugdzorg al betrokken is, neemt Bureau Jeugdzorg contact op met het FIOM. F.2 Wanneer er afstand wordt gedaan van een kind moet helder zijn voor de supervisor op de afdeling waar het kind is opgenomen: - wanneer het kind wordt opgehaald; - door wie het wordt opgehaald; - wat er met de natuurlijke moeder is afgesproken; - of de moeder aanwezig zal zijn bij het moment van afstand;
7
-
of eventuele andere kinderen aanwezig zullen zijn bij het moment van afstand; hoe te handelen als de moeder verschijnt terwijl dit niet was afgesproken.
F.3 Het plaatsen van het kind is de verantwoordelijkheid van de gezinsvoogd. F.4 Wanneer een kind moet worden vervoerd, wordt gesproken over eventuele speciale medische omstandigheden. F.5 Voor een volledige beschrijving van de afstemming tussen FIOM/ BJZ en de Raad wordt verwezen naar het protocol 'Afstand ter adoptie'. ONGEBOREN BABY’S Toelichting: Bij zorgen over ongeborenen is het van belang om zo vroeg mogelijk in de zwangerschap te handelen. Als er aanleiding is voor een verzoek tot onderzoek bij de Raad wordt ernaar gestreefd om de eventuele maatregel te bespreken met de aanstaande moeder/ouders. Bij voorkeur kan dan een gezinsvoogd van BJAA in het gezin komen voordat het kind er is. De gezinsvoogd zal dan bezien of de aanstaande moeder/ouders voor het kind kunnen zorgen: onder welke voorwaarden dit mogelijk is en of hieraan kan worden voldaan. Er zijn ook gevallen waarin al vroeg in/gedurende de zwangerschap duidelijk is dat de aanstaande moeder/ouders niet voor het kind kunnen zorgen: het kind zal na de geboorte uit huis worden geplaatst, dit wordt met de moeder/ouders besproken. Deze twee situaties vallen onder hoofdstuk E van dit protocol. Hoofdstuk F betreft gevallen waarin geheimhouding geboden is. G.O1 Wanneer het AMC1 bij melding bij AMK/BJAA een vermoeden heeft van (ernstige) psychiatrische problematiek van de aanstaande moeder, dan legt het AMC1 contact met de psychiater van AMC/De Meren. Deze kan een IBS of RM overwegen. G.O2 Op het moment dat AMK/BJAA de zaak beoordeelt en er lijkt sprake te zijn van (ernstige) psychiatrische problematiek, maar er is geen IBS of RM, dan heeft AMK/BJAA overleg met het AMC1 over de wenselijkheid van een IBS of RM. Het AMC1 legt zonodig contact met de psychiater van AMC/De Meren. G.03 Iedere melding wordt besproken met de eindverantwoordelijke kinderarts van de afdeling Neonatologie. G. 04 Onder het behandelteam in het AMC wordt verstaan: verloskundige/ arts assistent verloskunde, eindverantwoordelijke stafarts verloskunde, medisch maatschappelijk werk verloskunde, hoofdverpleegkundige kraamafdeling, eindverantwoordelijke neonatoloog, hoofdverpleegkundige afdeling neonatologie en eventueel alle overig betrokken disciplines.
8
G (V)OTS met MUHP bij ongeboren kinderen – ouders worden voor de geboorte op de hoogte gesteld Voor de geboorte G.1 De Raad deelt de aanstaande moeder/ouders binnen een week (zonodig sneller, afhankelijk van duur zwangerschap) na haar besluitvorming mee dat zij voornemens is een (voorlopige) OTS en eventueel een MUHP aan te vragen. De Raad nodigt de ouders zelf uit voor een gesprek op haar kantoor. G.2 Er wordt een multidisciplinair overleg belegd in het AMC om het standaard draaiboek door te nemen en hierin eventuele noodzakelijke veranderingen aan te brengen. Aanwezig zijn: Raad/gezinsvoogd (als in beeld) en het behandelteam van de aanstaande moeder/ouders/kind binnen het AMC. Het draaiboek wordt opgenomen in het dossier van de aanstaande moeder en kind en via email verspreid aan het behandelteam in het AMC, naar de Raad en eventueel BJAA. G.3 In het draaiboek worden de verloskundige/ arts assistent, de eindverantwoordelijke stafarts verloskunde en de eindverantwoordelijke neonatoloog vermeld. Deze zijn op de hoogte en betrokken bij alle beslissingen aangaande de betreffende casus. G.4 In het draaiboek wordt vastgelegd hoe het contact tussen moeder/ouders en kind (o.a. borstvoeding) post-partum in het AMC plaatsvindt en onder welke omstandigheden. Ook over overig bezoek aan het kind worden afspraken gemaakt en deze worden in het draaiboek vermeld. G.5 De melding aan het AMK en het draaiboek worden opgenomen in de medische status van moeder en kind. G.6 De medische directie van het ziekenhuis wordt op de hoogte gesteld van de melding bij de Raad, (het voornemen van de Raad tot) de maatregel en de inhoud van het draaiboek.
Na de geboorte G.7 De Raad en/of de gezinsvoogd komen zo snel mogelijk na de geboorte naar het AMC, na overleg met de contactpersoon binnen het AMC. (Opmerking: als er geen sprake is van geheimhouding, hoeft de Raad/ gezinsvoogd niet per se in het weekend naar het ziekenhuis te komen, maar wel zo snel mogelijk.) G.8 Het draaiboek (zie G.2) wordt gevolgd.
9
G.9 Als er een machtiging uithuisplaatsing is wordt het kind geplaatst op de wijze die is vastgelegd in het draaiboek. De gezinsvoogdij-instelling (BJAA/ WSG) is verantwoordelijk voor de plaatsing van gezonde zuigelingen. Het AMC is verantwoordelijk voor plaatsingen indien medische opname in een ander ziekenhuis noodzakelijk is.
H VOTS met MUHP bij ongeboren kinderen – geheimhouding Voor de geboorte Toelichting: Geheimhouding kan nodig zijn in gevallen waarin er een risico bestaat op vluchtgedrag en/of mijden van (medische) zorg waardoor de aanstaande moeder en het ongeboren kind gevaar lopen. H.1 Bij hoge uitzondering wordt ingegaan op het verzoek van AMK of Raad voor geheimhouding van de maatregel op basis van hun risicotaxatie. De redenen voor geheimhouding worden helder uitgelegd aan het ziekenhuis. Achteraf zal evaluatie plaatsvinden met AMK en/of Raad. Bij geheimhouding: • In de medische status wordt alleen vermeld wat er aan de moeder/ouders is meegedeeld door evt. betrokken instanties. • De melding en het draaiboek komen in een dossier, dat separaat van de status wordt bewaard. Dit dossier zal later bij ontslag van de patiënt ingevoegd worden bij de medische status. • De melding en het dossier (waaronder het draaiboek) komen te liggen in een nog nader aan te merken plaats op de afdeling Verloskunde. • Indien de moeder/ouders niet op de hoogte zijn van de melding, dient er in een medische status een nader af te spreken code (teken) te komen. Deze code laat zien dat er een melding is gedaan waarbij geheimhouding geldt. De noodzakelijke informatie kan dan worden gevonden op een nader aan te merken plaats op de afdeling Verloskunde. H.2 Er wordt een multidisciplinair overleg belegd in het AMC om het standaard draaiboek door te nemen en hierin eventuele noodzakelijke veranderingen aan te brengen. Aanwezig zijn: Raad, gezinsvoogd (als in beeld) en het behandelteam van de aanstaande moeder/ouders/kind binnen het AMC. Het draaiboek wordt opgenomen in het dossier van de aanstaande moeder en kind en via email verspreid aan het behandelteam in het AMC, naar de Raad en eventueel BJAA. H.3 In het draaiboek worden de verloskundige/ arts assistent, de eindverantwoordelijke stafarts verloskunde en de eindverantwoordelijke neonatoloog vermeld. Deze zijn op de hoogte en betrokken bij alle beslissingen aangaande de betreffende casus. H.4 In het draaiboek wordt vastgelegd hoe het contact tussen moeder/ouders en kind (o.a. borstvoeding) en overig bezoek post-partum in het AMC plaatsvindt en onder welke omstandigheden.
10
H.5 De medische directie van het ziekenhuis wordt op de hoogte gesteld van de melding bij de Raad, (het voornemen van de Raad tot) de maatregel en de inhoud van het draaiboek. Na de geboorte H.6 Als het kind geboren is, stelt een lid van het behandelteam van het ziekenhuis binnen 24 uur na de bevalling de contactpersoon van de Raad op de hoogte. Ook in het weekend. H.7 In geval van geheimhouding wordt niet eerder een kopie van de beschikking aan het ziekenhuis aangeboden dan het moment waarop de Raad overgaat tot uitvoering ervan. H.8 Wanneer moeder en kind om medische redenen in het AMC blijven, komt de Raad binnen 48 uur naar het AMC om de ouders van de maatregel op de hoogte te stellen. Dit gebeurt als dit in verband met de veiligheid van het kind onmiddellijk noodzakelijk is en niet uitgesteld mag worden tot na het ontslag van moeder. H.9 Het gesprek dient plaats te vinden in een ruimte waar andere patiënten niet het risico lopen geconfronteerd te worden met de gevolgen van de mededeling van de Raad aan moeder/ouders dat er een VOTS en een MUHP is verzocht. De AMC-beveiliging wordt verzocht in de nabijheid van de gesprekslocatie te verblijven. Zij hebben echter geen bevoegdheden tot aanhouding (fysiek of anders) van betrokkenen. Opdracht aan beveiliging is om onmiddellijk de politie in te schakelen voor zover niet aanwezig en vertrek betrokkenen zoveel mogelijk te ‘(ver)hinderen’. Mocht het kind in onmiddellijk gevaar verkeren, dan heeft de beveiliging dezelfde bevoegdheden als iedere andere burger om direct gevaar te voorkomen. H.10 Wanneer er rekening mee moet worden gehouden dat het gesprek kan escaleren, kan de Raad zich laten bijstaan door zedenpolitie in burger. De politie dient haar aanwezigheid in het AMC bij de medische directie aan te kondigen. Ook de beveiliging wordt door de medische directie geïnformeerd over de aanwezigheid van de politie in het AMC. H.11 Wanneer de moeder eerder dan het kind uit het ziekenhuis wordt ontslagen, worden de moeder/ouders door de Raad uitgenodigd voor een gesprek bij de Raad. De Raad zet de redenen en gevolgen van de VOTS met MUHP uiteen. Het ziekenhuis wordt van de afspraak op de hoogte gebracht. H.12 Wanneer een MUHP aan ouders wordt meegedeeld, dient het kind tijdens het gesprek naar een pleeggezin of een ander ziekenhuis te worden overgeplaatst. Wanneer de gezinsvoogd het kind ophaalt, dient deze zich te legitimeren. De plek van deze overplaatsing wordt aan zo min mogelijk personen binnen het AMC bekend gemaakt.
11
I
Overige afspraken
I.1 De Raad, BJAA en de WSG voorzien het AMC van foldermateriaal, zodat er steeds informatie over de organisaties en hun werkwijze aanwezig is. I.2 De betrokken organisaties zullen het samenwerkingsprotocol na een jaar evalueren. Het AMC neemt hiertoe het initiatief. Zonodig zal het protocol in de jaren daarna ook jaarlijks worden geëvalueerd.
Noot 1
‘Het AMC’ kan bij opnemen op een verpleegafdeling Kindergeneeskunde worden gelezen als de behandelend arts, of ander lid van het behandelteam. Onder ‘behandelteam’ wordt verstaan de supervisor van de afdeling, eventueel andere kinderarts-hoofdbehandelaar, eventueel andere medebehandelend specialist, de artsassistent, de verantwoordelijke verpleegkundigen, eventueel medisch maatschappelijk werkende. Behandelteam bij een nog ongeboren kind of bij opname op de Kraamafdeling dan wel afdeling Neonatologie: zie artikel G.04
12
Bijlage 1 Lijst van afkortingen
AMC
Academisch Medisch Centrum
AMK
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
BJAA
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam
BJZ
Bureau Jeugdzorg
FIOM
Federaal Instituut Ongehuwde Moeders
IBS
Inbewaringstelling
MUHP
Maatregel uithuisplaatsing
OTS
Ondertoezichtstelling
RM
Rechterlijke maatregel
VOTS
Voorlopige ondertoezichtstelling
WSG
William Schrikker Groep
13
Bijlage 2 Belangrijke telefoonnummers AMC Hoofdcontactpersoon: supervisor betrokken afdeling. De kinderarts die supervisor van een afdeling is wisselt per periode. Op elke afdeling is een totaaloverzicht aanwezig, waarop supervisoren per afdeling vermeld staan. De supervisor is via de balie van elke verpleegafdeling van het EKZ/AMC te bereiken. Telefoonnummers verpleegafdeling: • Neonatologie H3NO tel: 020• Zuigelingen F8ZU tel: 020• Kinderoncologie F8NO tel: 020• Kinderchirurgie G8ZW tel: 020• Kinderintensivecare G8ZO tel: 020• Grote kinderen H8NZ tel: 020• Tieners H8ZW tel: 020• Kraamafdeling H4ZU tel: 020• Verlosafdeling H3ZU tel: 020Buiten kantoortijd: dienstdoend kinderarts via alg. nummer AMC 020-5669111 sein x Contactpersoon 2: hoofdverpleegkundige betrokken afdeling: • Neonatologie Namen telefoonnummers • Zuigelingen • Kinderoncologie • Kinderchirurgie • Kinderintensivecare • Grote kinderen • Tieners • Kraamafdeling • Verlosafdeling Contactpersoon 3: maatschappelijk werkende betrokken bij de patiënt. Elke afdeling heeft een eigen maatschappelijk werker, maar deze nemen bij afwezigheid voor elkaar waar. Maatschappelijk werkers zijn oproepbaar middels het secretariaat of via het algemene telefoonnummer van het AMC: 020-5669111. Algemeen nummer psychosociale afdeling: secretariaat: tel: 020-5665674; maatschappelijk werk verloskunde tel: 020-5669111 sein 58223 / 58294, 020-5662591. • Neonatologie Namen • Zuigelingen • Kinderoncologie • Kinderchirurgie • Kinderintensivecare • Grote kinderen • Tieners • Verloskunde Inhoudelijke contactpersoon AMC met betrekking tot het protocol: Rian Teeuw, voorzitter Team Kindermishandeling AMC..
14
AMK (onderdeel BJAA) Algemeen nummer: 020-3141714 Doktersdienst (weekend en avond) 020-5923823. Vertrouwensartsen: namen BJAA (onderdelen vrijwillige jeugdhulpverlening en jeugdbescherming): Algemeen nummer 0900-2003004. Buiten kantoortijden zijn er vervangende gezinsvoogden bereikbaar. Inhoudelijke contactpersoon: naam en nummer (=tel. Crisis/ VOTS team) FIOM (onderdeel BJAA) 020-5694570 WSG (William Schrikker Jeugdbescherming komt in actie als de kinderrechter een kinderbeschermingsmaatregel uitspreekt over een gehandicapt kind.) Algemeen nummer: 020-3989777 Ook buitenkantoortijd, bellen en inspreken via algemeen nummer. De bereikbaarheidsdienst belt dan terug. Overdag: vragen naar inhoudelijk manager piketdienst m.b.t. intake van Regio West Midden. Inhoudelijk contactpersonen voor Stadsregio Amsterdam: namen en nummers. NIDOS (Stichting Nidos is een landelijk werkende voogdij-instelling specifiek voor alleenstaande, minderjarige vluchtelingen en asielzoekers) Regio Noord Holland, praktijkleider: naam en nummer. Raad voor de Kinderbescherming Algemeen nummer: 020-8893400 Buiten kantoortijden kan via dit nummer worden doorgeschakeld naar het mobiele crisisteam. Deze dienst kan overleggen met een teamleider van de Raad die piketdienst heeft. Het crisisteam kan ook rechtstreeks worden benaderd: 020-3058866. Inhoudelijke contactpersonen: namen en nummers
15
Bijlage 3 Afkruislijst jeugdbescherming na acute interventie Raad (VOTS), waarbij ziekenhuis als opvangplek fungeert Naam kind: Geboortedatum kind: Datum uitspraak (V)OTS of VOVO en uithuisplaatsing: Reden VOTS en uithuisplaatsing: Naam gezinsvoogd: Telefoonnummer gezinsvoogd: Bereikbaarheid gezinsvoogd: Vervanging gezinsvoogd buiten kantoortijd bij spoedeisende zaken: Contactpersoon 1 AMC: supervisor afdeling : Contactpersoon ziekenhuis buiten kantoortijden: dienstdoend kinderarts sein x Contactpersoon 2 AMC: hoofdverpleegkundige afdeling: Contactpersoon 3 AMC: maatschappelijk werkende afdeling: Periode opvang door ziekenhuis: Kleding en andere persoonlijke bezittingen verstrekt door: Uitleg/informatie aan kind door (persoon + instantie): Als niet gezinsvoogd, reden vermelden Psychische begeleiding kind door welke persoon/instantie: Naam ouder/verzorger I: Naam ouder/ verzorger II: Wie heeft ouderlijk gezag? (van belang i.v.m. toestemming medische handelingen): Mag er informatie worden verstrekt aan ouders/verzorgers? Mag de ouder op de hoogte zijn van de verblijfplaats? Zo nee: start anoniem procedure. Mag er telefonisch contact plaatsvinden tussen kind en ouders/verzorgers? Mag er bezoek van derden plaatsvinden? (Degene die met de voogdij is belast houdt hierover de regie) Wat te doen als kind en/of ouders zonder toestemming het ziekenhuis verlaten? Gezinsvoogd en politie bellen.
16
Medische directie op de hoogte en akkoord: Is zorgvuldig overwogen of plaatsing in het ziekenhuis niet te zeer interfereert met de vertrouwensband tussen ziekenhuis en patiënt/ouders, waardoor toekomstige behandeling in gevaar komt? Indien het gevaar te groot wordt geacht overwegen uit te wijken naar een ziekenhuis elders.
17
Bijlage 4 Wie werkten mee aan de totstandkoming van dit protocol? (NB namen verwijderd)
Functie: Kinderarts/ voorzitter team kindermishandeling Hoofdverpleegkundige Maatschappelijk werk Zuigelingen Hoofdverpleegkundige Werkbegeleider VOTS crisisteam Vertrouwensarts Staffunctionaris Teamleider Beleidsadviseur
Instelling: EKZ/AMC EKZ/AMC EKZ/AMC EKZ/AMC BJAA BJAA/AMK Raad Raad Raad
Onderdeel G en H (ongeboren kind) Functie: Hoofd onderafdeling Verloskunde Kinderarts Neonatologie Hoofdverpleegkundige H4-zuid Hoofd verloskundigen Maatschappelijk werk Verloskunde Maatschappelijk werk Verloskunde Senior kwaliteit Werkbegeleider VOTS crisisteam Vertrouwensarts Staffunctionaris Teamleider Beleidsadviseur
Instelling: AMC EKZ/AMC AMC AMC AMC AMC EKZ/AMC BJAA BJAA/AMK Raad Raad Raad
Bij vragen over dit protocol of de totstandkoming ervan kunt u zich wenden tot: Rian Teeuw - Kinderarts/ voorzitter team kindermishandeling
[email protected] 020-5668174 Vanessa Penn - Beleidsadviseur Raad voor de Kinderbescherming (penvoerder protocol)
[email protected] 020-8893542
18