Adoptie 2011 Lezing door de heer Fred Gundlach (Stichting Adoptievoorzieningen) t.g.v. Familiedag Turner Contact Nederland, 26 maart 2011. Inleiding De heer Gundlach geeft aan dat hij met plezier gevolg geeft aan het verzoek van Turner Contact Nederland om tijdens de TCN Familiedag iets te vertellen over adoptie. De Stichting Adoptievoorzieningen geeft voorlichting aan aspirant-adoptieouders. Wanneer men in Nederland in aanmerking wil komen voor adoptie dan is het verplicht om te starten met de deelname aan de cyclus van zes voorlichtingsbijeenkomsten die door de stichting georganiseerd worden. Daarnaast biedt de stichting nazorg voor zowel geadopteerden, afstandsouders als adoptieouders. In zijn dagelijkse praktijk is de heer Gundlach nog niet vaak in contact gekomen met adoptieouders waarbij het syndroom van Turner speelt. Het toeval wil dat zich onlangs bij de stichting een echtpaar meldde met belangstelling voor adoptie en waarbij bleek dat de vrouw het syndroom van Turner heeft. De heer Gundlach ondersteunt zijn lezing met een PowerPointpresentatie en voor de daarin verwerkte cijfers en grafieken heeft hij zijn dia's ter beschikking gesteld van TCN. Presentatie & lezing In de jaren tot 2005 kwamen er jaarlijks ongeveer 1.200 à 1.300 adoptiekinderen naar Nederland. Vanaf 2005 is dat jaarlijkse aantal echter fors gedaald. Dat komt omdat China op dat moment het Haags Adoptieverdrag heeft ondertekend en er striktere voorwaarden werden gesteld met betrekking tot het adopteren van Chinese kinderen. Tegenwoordig onderzoekt de Chinese overheid dus eerst of adoptiekinderen in het eigen land geplaatst kunnen worden. Maar ook in andere landen blijven adoptiekinderen tegenwoordig veel meer in het land van herkomst. Vanwege het feit dat er steeds minder adoptiekinderen beschikbaar komen, valt ook waar te nemen dat de gemiddelde leeftijd stijgt van adoptiekinderen die uiteindelijk wel naar Nederland komen. Steeds meer adoptiekinderen zijn ouder dan 24 maanden. Een belangrijk aandachtspunt is het feit dat, zeker in deze tijd, adoptiekinderen vaak erg veel meegemaakt hebben. Denk aan adoptiekinderen als gevolg van de aardbeving in Haïti. Of het kan gaan om kinderen van verslaafde ouders. Dit stelt hoge eisen aan de adoptieouders en aan een goede begeleiding van adoptieouders en kind(eren). Een andere tendens die aandacht vereist is het feit dat steeds meer adoptiekinderen behoren tot de zogenoemde 'special needs' categorie. Special needs wil zeggen dat het gaat om kinderen met een verhoogd medisch risico, met blijvende dan wel operabele aandoeningen of om kinderen met een sociaal-maatschappelijk belaste achtergrond. Recent onderzoek toont aan dat, op een schaal van 100, 65% van de adoptiekinderen behoort tot de categorie 'special needs'. Ergo, 'slechts' 35% van de adoptiekinderen wordt als volledig 'gezond' beschouwd. Voor veel aspirant-adoptieouders zijn dit ontnuchterende gegevens. Zij moeten een gedachtesprong maken van 'wenselijkheid' naar 'realiteit'. Het aantal adoptieaanvragen is dan ook behoorlijk afgenomen en momenteel komt het zelfs voor dat er te weinig adoptieouders beschikbaar zijn. De stichting krijgt regelmatig de vraag waarom er niet meer adoptiekinderen naar Nederland (kunnen) komen. Daar zijn de volgende redenen voor:
1
• Nederland voert geen proactief beleid op het gebied van adoptie. De vraag naar adoptiemogelijkheden moet komen uit het land van herkomst en niet van aspirantadoptieouders in Nederland. Inter-landelijke adoptie is niet bedoeld om buitenlandse ouders met een kinderwens te plezieren. Het belang van het kind staat centraal. • Voor veel kinderen die in tehuizen zitten wordt door de ouders geen afstandsverklaring (ook wel verlatenverklaring genoemd) afgegeven. • Nederland vindt het erg belangrijk om samen te werken met landen die een goede adoptiewetgeving hebben. Onder meer om te voorkomen dat er sprake is van kinderhandel. • Er kan sprake zijn van religieuze redenen. Bijvoorbeeld: kinderen uit Islamitische landen kunnen alleen door Islamitische adoptieouders opgenomen worden. • Het in een land meewerken aan het opzetten van inter-landelijke adoptie vraagt veel menskracht en geld. In tal van situaties zijn deze voorwaarden niet haalbaar. • Landen die in het verleden (veel) armoede kende, zijn de afgelopen decennia verder ontwikkeld en welvarender geworden. Er komen dus meer adoptiemogelijkheden in het land zelf en de behoefte aan buitenlandse adoptieouders neemt af. • De landen van 'herkomst' kijken in toenemende mate of men adoptiekinderen in eigen land kan plaatsen. Alle opties worden ter plaatse veel beter onderzocht dan in het verleden. Voor de aspirant-adoptieouders spelen de volgende mogelijkheden en beperkingen een rol. • De landen van herkomst willen het liefst zo jong en zo gezond mogelijke ouders hebben. Afgezien van een maas in de Nederlandse wetgeving, ligt de maximale leeftijdsgrens voor de adoptieouders in de range van 42 tot 46 jaar; afhankelijk van de leeftijd van het adoptiekind. • De gezinssamenstelling bij de adoptieouders is van belang. Er zijn landen van herkomst die niet meewerken aan adoptie door ouders die al kinderen in hun gezin hebben. • Aan aspirant-adoptieouders kunnen – door het land van herkomst – ook voorwaarden gesteld worden met betrekking tot de burgerlijke staat (gehuwd), de geloofsovertuiging (christelijk), het opleidingsniveau en het inkomen. • Aspirant-adoptieouders met een medisch 'dossier' worden in steeds meer landen van herkomst als 'onbemiddelbaar' bestempeld. Het land van herkomst wil volledig gezonde adoptieouders voor de adoptiekinderen. • Kortom, in toenemende mate verlangen de landen van herkomst dat aspirant-adoptieouders jonge, gehuwde stellen zijn, beiden met een goede gezondheid en een goede maatschappelijke positie. Volgens de heer Gundlach is er sprake van grote wijzigingen met betrekking tot het profiel van de adoptiekinderen. De vergunninghoudende adoptieorganisaties verwachten dat binnen nu en tien jaar tijd er niet of nauwelijks nog gezonde adoptiekinderen aangeboden zullen worden. Er zal gewaakt moeten worden voor een situatie waarbij aspirant-adoptieouders hun grenzen gaan verleggen ten aanzien van het accepteren van een al dan niet gezond kind. Uiteindelijk is niemand er bij gebaat wanneer adoptieouders koste wat het kost een niet-gezond kind aannemen. Hoe groot de kinderwens ook is, zoiets gaat op een zeker moment leiden tot spijt of tot problemen. In Nederland zijn er vijf vergunninghoudende organisaties die zich bezighouden met de feitelijke adoptie van buitenlandse kinderen: Wereldkinderen, Meiling, Stichting Kind & Toekomst, NAS en Stichting Afrika. Ook in Nederland zijn er (beperkte) adoptiemogelijkheden van buitenlandse kinderen. Bijvoorbeeld kinderen van uitgeprocedeerde asielzoekers, verslaafde ouders en kinderen van Turkse of Marokkaanse ouders. Het aantal kinderen is niet groot, circa 30 à 50 per jaar.
2
Adoptieouders waarbij sprake is van een medisch dossier wordt wel aangeraden om bij de vergunninghouder(s) goed door te vragen naar de kansen op feitelijke bemiddeling. Men mag niet uit het oog verliezen dat vergunninghouders andere belangen hebben dan alleen die van de aspirant-adoptieouders. Vergunninghouders moeten vooral het belang van het kind voor ogen houden, wat kan botsen met het belang van aspirant-adoptieouders. Tot slot geeft de heer Gundlach een toelichting ten aanzien van de procedure bij adoptie. Daarbij gaat het om de volgende fases en stappen. • Gestart dient te worden met de aanmelding bij de Stichting Adoptievoorzieningen; momenteel is de wachttijd minder dan een jaar voordat de aspirant-ouders kunnen beginnen met de voorlichtingsbijeenkomsten. • De voorlichtingsbijeenkomsten vinden op 3 locaties in het land plaats en omvatten een cyclus van 6 bijeenkomsten. Bij deze bijeenkomsten staat de levensweg van het adoptiekind centraal en er wordt in detail ingegaan op alle aspecten die bij adoptie aan de orde komen. • Vervolgens komt de Raad voor de Kinderbescherming in beeld en wordt er vooral gekeken of en zo ja van welke risico's er sprake is aan de kant van de aspirant adoptieouders. Voorkomen moet worden dat het adoptiekind in een slechtere situatie terecht komt dan in het land van herkomst. • Wanneer het voorgaande proces goed is doorlopen wordt er overgegaan tot de afgifte van de zogenoemde 'Beginseltoestemming' en kan de aanmelding plaatsvinden bij een van de vijf Nederlandse vergunninghouders. Op dat moment start feitelijk het bemiddelingsproces. • De start van het bemiddelingsproces en de uiteindelijke toewijzing van een adoptiekind beslaat een periode van minimaal 3 à 4 maanden, maar die kan uitlopen tot vele jaren. De toewijzing van een 'special needs' kind kan (veel) sneller plaatsvinden dan wanneer het gaat om een (gezond) adoptiekind uit een land van herkomst waar vanuit jaarlijks maar enkele kinderen toegewezen worden voor adoptie. • Veel adoptiekinderen worden tegenwoordig na de toewijzing door de adoptieouders opgehaald in het land van herkomst. Vervolgens vinden de landen van herkomst het erg belangrijk om (regelmatig) op de hoogte te worden gehouden omtrent de gang van zaken en de ontwikkeling van het adoptiekind. Adoptieouders dienen hieraan zeker de nodige energie te besteden.
3
Vragenronde Adoptielezing TCN Familiedag 26 maart 2011 Vraag: Valt de navraag naar medische gegevens van aspirant-adoptieouders niet onder het medisch beroepsgeheim? Antwoord: Ja. Maar de medische keuring maakt onderdeel uit van het gezinsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. In principe wordt er geen inzage gedaan in het medisch dossier tenzij de onderzoekend arts hier toestemming voor vraagt (bv bij onbekendheid met bepaalde aandoening). Wanneer de aspirant-adoptieouders geen toestemming verlenen tot inzage van de arts in het medisch dossier dan stopt de aanvraagprocedure. Vraag: Zijn er vergunninghouders die, ondanks dat er aan de zijde van de aspirantadoptieouders sprake is van een medisch dossier, toch overgaan tot bemiddeling? Antwoord: Bij de heer Gundlach is bekend dat vergunninghouder Wereldkinderen (soms) wel mogelijkheden ziet om dergelijke aanvragen tot adoptieverlening voor te leggen aan het land van herkomst. Het heeft alles te maken met de vorm en heftigheid van de aandoening. Vraag: Zijn er vergunninghouders die een voorbehoud maken ten aanzien van het syndroom van Turner? Antwoord: Uit navraag bij de vergunninghouders is gebleken dat men voorzichtig is. Er is een vergunninghouder die kinderen geplaatst heeft in een gezin waar Turner speelt. Het zal er om gaan wat de ernst is van de beperkingen of aandoeningen. Gaat het bijvoorbeeld om hartafwijkingen dan zal men snel terughoudend zijn. Vraag: Worden adoptieouders nog begeleid nadat het kind in Nederland is aangekomen? Antwoord: Dat is niet verplicht. Maar indien de adoptieouders daar prijs op stellen kan er in begeleiding worden voorzien; bijvoorbeeld door de vergunninghouder, particuliere adoptiehulpverleners of via de Stichting Adoptievoorzieningen. Vraag: Hoe herken je de problematiek van de tekortschietende 'hechting'? Antwoord: Die herkenning kan vaak lastig zijn. Natuurlijk gaat het om het vastlopen van de relatie tussen het adoptiekind en de adoptieouders. Maar de wijze waarop zich zoiets manifesteert kan verschillen. Gelukkig schakelen de meeste adoptieouders deskundige hulp in zodra zij merken dat hun relatie met het adoptiekind zich niet goed ontwikkelt. Vraag: Op welke leeftijd kan er gestart worden met de adoptieprocedure? Antwoord: Er is geen sprake van een keiharde ondergrens. Meestal zijn de aspirantadoptieouders ouder dan 21 jaar. Vraag: Kun je alleen inschrijven voor een adoptieprocedure? Antwoord: Ja, maar zodra er een partner in beeld komt dat moet hij/zij alsnog de hele procedure doorlopen. Vraag: Kun je al aanmelden in een periode (bv. bij studie) waarin je nog niet kunt voldoen aan de inkomenseis? Antwoord: Het is tot nu toe niet voorgekomen, maar onder de aangegeven omstandigheden is aanmelding bij de Stichting Adoptievoorzieningen wel mogelijk. Tot en met het stadium van de Beginseltoestemming kan de procedure worden doorlopen en die toestemming blijft vier
4
jaar geldig. Tevens wijst de heer Gundlach erop dat aanvragen door ongehuwden beperkte mogelijkheden hebben in de landen van herkomst. Vraag: Zijn er aspirant-adoptieouders die vanwege de lange duur van de procedure of om andere redenen, uitwijken naar het alternatief van de pleegzorg? Antwoord: Adoptie en pleegzorg zijn wezenlijk anders. Maar de Stichting Adoptievoorzieningen heeft al voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd in samenwerking met pleegzorginstanties. Het alternatief van pleegzorg is zeker het overwegen waard en de belangstelling ervoor neemt toe. In aanvulling op de heer Gundlach geeft mevrouw Bosscher (Pleegzorg Zandbergen, Amersfoort) een korte toelichting. De behoefte aan pleegouders is erg groot en de toelatingsprocedure staat open voor nieuwe aanmeldingen. Na het doorlopen van de procedure wordt er steeds sneller een beroep gedaan op nieuwe pleegouders; voor korte of lange duur, voor weekend of crisisopvang of gedurende vakantieperiodes. Tevens kunnen pleegzorgouders voorkeuren kenbaar maken bij de pleegzorginstantie. Vraag: Kan de adoptieprocedure plaatsvinden gedurende de periode waarin de aspirantadoptiemoeder bezig is met een Ivf-behandeling of eiceldonatie? Antwoord: Nee, want de Raad voor de Kinderbescherming wil dat de adoptieouders een duidelijke keuze maken voor het ene traject of voor het andere. Wel kan de aanmelding bij de Stichting Adoptievoorzieningen plaatsvinden en kunnen de aspirant-adoptieouders de voorlichtingsbijeenkomsten bijwonen. Vraag: Waarom doet de Raad voor de Kinderbescherming zo moeilijk in gevallen waarin er sprake is van IVF of eiceldonatie? Antwoord: Het is een discutabel onderwerp, maar de Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat aspirant-adoptieouders de mogelijkheden en onmogelijkheden inzake hun biologische kinderwens eerst volledig moeten hebben afgerond voordat zij de bemiddelingsfase voor adoptie ingaan. Vraag: Wat is de 'geldigheidstermijn' van de voorlichtingsbijeenkomsten? Antwoord: Na het voltooien van de voorlichtingscyclus moet binnen twee jaar gestart worden met het gezinsonderzoek. Na het gezinsonderzoek wordt de beginseltoestemming gegeven en die kan, steeds met herzieningen van het gezinsrapport, met vier jaar verlengd worden. Vraag: Kun je na een periode van buitenlands verblijf een weeskind mee terugnemen naar Nederland? Antwoord: Voorwaarde is dat de adoptieprocedure wordt doorlopen in het land waar de adoptieouders wonen. Woont men dus voor langere duur in het buitenland, dan dient de procedure in het betreffende land te worden doorlopen. Deze gang van zaken is voor de Nederlandse autoriteiten alleen aanvaardbaar wanneer er bij de adoptieouders sprake is van langdurig buitenlands verblijf. Vraag: Hoe staat het met de adoptiemogelijkheden voor paren van gelijk geslacht? Antwoord: In Nederland is dat geen probleem. In veel potentiële 'adoptielanden' wel; dus de kans op succes is kleiner. Vraag: Hoe staat het met de mogelijkheden op pleegzorggebied voor paren van gelijk geslacht?
5
Antwoord: Paren van gelijk geslacht kunnen zich gewoon aanmelden als pleegzorgouders. Ook alleenstaanden komen in aanmerking voor pleegzorg. Belangrijk criterium voor pleegzorg is een stabiele leefsituatie.
6