FAQ statuut
ADMINISTRATIEF STATUUT BOEK 1. - Algemene bepalingen Q1 Zal de Koning, zoals in het verleden, een model van (organiek) reglement vaststellen voor de punten die door de zoneraad moeten bepaald worden (b.v. verlof van beroepspersoneel, vergoeding van de vrijwilligers, …)?
Q2 Moet er een soort organiek reglement voor de zone worden gemaakt? Nee. Het KB vormt zelf de basis. Telkens als in het KB betreffende het geldelijke statuut of het KB betreffende het administratieve statuut een vrijheid wordt gegeven aan de zone om bepalingen op te nemen in een reglement, kan de zone dit doen in aparte reglementen of in één reglement. De benaming van dit reglement is door de zone te bepalen. Bijvoorbeeld kan dit
zijn
“reglement
betreffende
de
aanvullende
(zonale)
bepalingen
van
het
administratief/geldelijk statuut van het operationeel personeel”. De bepalingen van het KB Statuut mogen niet gekopieerd worden in dit zonale reglement.
BOEK 2. – Rechten en plichten Titel 1. – Algemene rechten en plichten Titel 2. – Bijzondere plichten bij interventies BOEK 3. – Onverenigbaarheden en cumulatie van beroepsactiviteiten Titel 1. – Onverenigbaarheden [Q1 Je bent beroepsbrandweerman in een korps en daarnaast vrijwillig sergeant in een korps in dezelfde zone. Is dit een onverenigbaarheid en zijn er overgangsmaatregelen voorzien (uitdoofbeleid)? Welke graad krijgt de betrokkene? Er is inderdaad een onverenigbaarheid tussen de functie van beroeps en de functie van vrijwillig brandweerman in dezelfde zone (zie artikel 22 KB administratief statuut). Er zijn geen overgangsmaatregelen voorzien om deze functies te blijven cumuleren omdat dit juridisch niet mogelijk is. De betrokkene zal waarschijnlijk opteren om als beroeps aan de slag te blijven in de zone en krijgt de eraan verbonden graad (in dit voorbeeld: brandweerman). Men kan zijn eventueel hogere graad als vrijwilliger niet ‘meenemen’.
20/06/2014
1
FAQ statuut Er zijn wel een aantal maatregelen voorzien in de wet van 19 april 2014 tot vaststelling van bepaalde aspecten van de organisatie van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden. Kort samengevat komt het erop neer dat een beroeps bovenop zijn gemiddelde arbeidsduur van 38u/week nog 10 uur extra kan presteren (als beroeps) op zijn eigen verzoek (=opt-out). Wanneer hij meer dan gemiddeld 38u/week zou werken, kan hij het aantal uren extra presteren tot aan gemiddeld 48u/week (vb. gemiddeld werkt hij al 42u/week, dan kan hij nog max 6u extra per week werken bij wijze van opt-out). Er is een uitzonderlijke overgangsmaatregel die uitdovend is (in 7 welbepaalde zones): wanneer men beroeps en vrijwilliger was in een verschillend korps van dezelfde zone, kan men 4u extra presteren (als beroeps), ook als men hierdoor boven een gemiddelde arbeidsduur van 48u/week zou uitkomen. Deze regel wordt overzichtelijk uitgelegd in de handleiding, p 25 en 26, punt 4.1.3. ] - Update 20/06/2014 http://5043.fedimbo.belgium.be/sites/5043.fedimbo.belgium.be/files/explorer/Reforme_text es/Manuel_pompiers_14.4.2014_voor_website_NL.pdf
Titel 2. – Cumulatie van beroepsactiviteiten van het beroepspersoneelslid
BOEK 4. - De aanwerving, de aanwervingsstage en de benoeming Titel 1. – De aanwerving Hoofdstuk 1. – Het federaal geschiktheidsattest
Hoofdstuk 2. – Oproep tot kandidaten door de raad [Q1 In art 36 van het administratief statuut staat vermeld dat de raad een woonplaats- of beschikbaarheidsverplichting voor vrijwillige personeelsleden kan opleggen door middel van een beslissing gemotiveerd in functie van de operationele organisatie van de zone. Momenteel hebben sommige korpsen in onze zone deze verplichting ook voor beroepspersoneelsleden in hun statuut opgenomen. Kan/mag de raad dit ook opleggen voor (bepaalde) beroepspersoneelsleden in functie van de operationele organisatie van de zone (vb. voor de officieren van wacht) ?
20/06/2014
2
FAQ statuut Het
is
in
het
nieuwe
statuut
niet
meer
mogelijk
een
woonplaats-
of
beschikbaarheidsverplichting op te leggen aan de beroepspersoneelsleden.] – Update 20/06/2014
Hoofdstuk 3. – De aanwerving van het personeel van het basiskader
3
Hoofdstuk 4. – De aanwerving van het personeel van het hoger kader Titel 2. – De aanwervingsstage Hoofdstuk 1. – Algemene bepalingen Hoofdstuk 2. – Evaluatie tijdens de aanwervingsstage Titel 3. – De benoeming
BOEK 5. – De loopbaan Titel 1. – De bevordering door verhoging in graad Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen Hoofdstuk 2. - De bevorderingsvoorwaarden Hoofdstuk 3. - De bevorderingsstage Afdeling 1. – Algemene bepalingen Afdeling 2. – De evaluatie tijdens de bevorderingsstage Afdeling 3. - De evaluatie op het einde van de bevorderingsstage
Titel 2. – Mobiliteit Q1 Wil dit zeggen dat we van korps kunnen veranderen als we aan deze voorwaarden voldoen? Of wil dit zeggen dat de zone ons 'vrij' kan laten veranderen van korps, en we dus op een ander gebied in de zone terecht kunnen komen? Mobiliteit betekent dat men zelf kan vragen om overgeplaatst te worden naar een andere zone met behoud van zijn graad, of zelfs via bevordering. Er moet dan wel binnen die zoen een vacature vacant verklaard worden door de zoneraad (zie art. 67 e.v. KB 19/04/2014
20/06/2014
FAQ statuut administratief statuut). In het geval van vrijwilligers, spreekt het uiteraard voor zich dat steeds rekening wordt gehouden met de bereikbaarheid van de kazerne binnen een redelijke termijn. Overplaatsingen binnen de zone, van de ene post naar de andere, zijn ook mogelijk. Dit kan zowel op verzoek van de betrokkene als door de werkgever omwille van organisatorische redenen. Deze overplaatsingen zijn geen mobiliteit in de zin van het KB administratief statuut. 4
Uiteraard moet in het geval van vrijwilligers steeds rekening worden gehouden met de bereikbaarheid van de kazerne binnen een redelijke termijn. Q2 Wat wil de 'mobiliteitsproef' zeggen? Via deze proef wordt de motivatie, de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving getest. De zoneraad zal beslissen waaruit die proef precies zal bestaan.
Hoofdstuk 1. - Mobiliteit in dezelfde graad Hoofdstuk 2. -Bevordering door mobiliteit Titel 3 – De professionalisering Hoofdstuk 1. - Professionalisering in dezelfde graad en binnen dezelfde zone Hoofdstuk 2. - Professionalisering door mobiliteit in een andere zone Titel 4. – De wedertewerkstelling Hoofdstuk 1 – Algemeen Hoofdstuk 2 – Wedertewerkstelling omwille van medische redenen Hoofdstuk 3 – Wedertewerkstelling op eigen verzoek
Titel 5. – Eindeloopbaanregime Q1 Is er nog VVP in het nieuwe statuut? Ja, alhoewel het nieuwe statuut (KB 19.4.2014) niet voorziet in eenzelfde systeem van verlof voorafgaand aan het pensioen zoals het actueel bestaat in de steden en gemeenten die het ingevoerd hebben op basis van het KB van 3.6.1999.
20/06/2014
FAQ statuut In het nieuwe statuut is het alleen wanneer er geen lichtere aangepaste functie kan gevonden worden voor de persoon die in de voorwaarden verkeert en een aanvraag indient, dat een VVP toegekend wordt. Het betreft dus geen automatisch recht voor de persoon die in de voorwaarden is. (zie art 124 – 136 van het KB van 19.4.2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones) Q2 In het kader van VVP, wat moet begrepen worden onder “aanneembare dienstjaren voor opening van het recht op pensioen in de openbare sector”? Onder “aanneembare dienstjaren voor opening van het recht op pensioen in de openbare sector” moet worden begrepen de dienstjaren gepresteerd in de publieke sector; de jaren gepresteerd in de privésector of als vrijwillig brandweerman tellen hier niet mee. [Voor de volledigheid: deze jaren tellen wel mee voor de loopbaanvoorwaarde voor het recht op vervroegd pensioen zoals bepaald in art 125, §1, 3° van het KB van 19.4.2014 (toekomstig, voor de zones) en zoals bepaald in artikel art 3, §3, 3° KB 3.6.1999 (huidig stelsel). Men moet uiteraard aan alle voorwaarden tegelijk voldoen om recht op VVP/eindeloopbaanregime te hebben. ] – Update 20/06/2014
Titel 6. – Uitoefening van een hoger ambt [Q1 Kan er ook in de toekomst verder gewerkt worden met waarnemende functies? Kan de zoneraad bvb een waarnemende kapitein aanstellen (ook al voldoet hij, volgens de huidige overgangsbepalingen, niet om automatisch kapitein te worden). Ja, de uitoefening van hogere functies is geregeld in art. 137 e.v. van het KB van 19/4/2014. De zoneraad moet uiteraard die voorwaarden en regels respecteren en kan niet zomaar iemand aanduiden als waarnemende kapitein buiten de regels om. ] – Update 20/06/2014
BOEK 6 – De opleiding
BOEK 7. – De evaluatie Titel 1. – Algemene bepalingen Titel 2. – Het verloop van de evaluatie Titel 3. – De beroepsprocedure
20/06/2014
5
FAQ statuut Titel 4. – Gevolgen van de vermelding « onvoldoende » Titel 5. De beroepskamer
BOEK 8. – Organisatie van de diensttijd van de vrijwillige personeelsleden 6
Q1 Art 176 §1 Kb administratief statuut Mag een vrijwilliger een diensttijd hebben van bv 48u in week 1, 12u in week 2, 36u in week 3 en 0 u in week 4? (=gemiddeld 24u per week gezien over één maand) Dat is inderdaad mogelijk. Q2 Art 176 §2 Kb administratief statuut Betekent dit dat men de 24 u mag overschrijden indien men voldoet aan één van de twee voorwaarden? M.a.w. voldoen aan of "een dringende interventie om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval" of "dringende interventie die door onvoorzien noodzakelijkheid worden vereist"? Of moet in dit geval voldaan worden aan de beide voorwaarden? Voldoen aan één van de twee voorwaarden is voldoende. De bedoeling is dat een interventie die aan het einde van een 24u-shift binnenkomt toch nog wordt afgewerkt. Q3 Art 176 §3 Kb administratief statuut Is de rustperiode van minimum 12u na een shift met een duur tussen 12 en 24u een verplichting of een recht? Volgens Art 174 is een rustperiode niet gelijk aan de oproepbaarheidsdienst, m.a.w. na een dienstprestatie van 12u mag een vrijwilliger zich oproepbaar "zetten" om eventueel gevolg te geven aan een dringende interventie? De bepalingen over de diensttijd zijn in de eerste plaats ter bescherming van de vrijwilliger zelf. Het gaat dus om een recht van de vrijwilliger. Anderzijds dient de werkgever er voor te zorgen dat hij over uitgeruste vrijwilligers beschikt en dus kan hij ook bepalen dat iemand de eerste 12u na een lange shift (tussen 12 en 24u) niet opgeroepen wordt. Dit dient precies te worden geregeld in het huishoudelijk reglement, waarvan sprake in art. 177 §1. Q4 Is de rustperiode van 36 u per periode van 7 dagen een verplichting of een recht? Kan/mag de vrijwilliger deze periode van 36u vrij kiezen in de 14 volgende dagen? Het gaat ook hier om een recht van de vrijwilliger. Anderzijds dient de werkgever er voor te zorgen dat hij over uitgeruste vrijwilligers beschikt. De afspraken over het nemen van 36u rust per week moeten ook precies worden geregeld in het huishoudelijk reglement, waarvan sprake in art. 177 §1.
20/06/2014
FAQ statuut Titel 1. – Algemeen Titel 2. – Dienst- en rusttijden
BOEK 9. – De administratieve standen, de afwezigheden en de verloven 7
Titel 1. – Bepalingen voor de leden van het beroepspersoneel Hoofdstuk 1. – Administratieve standen Afdeling 1. Algemene bepalingen Afdeling 2. Dienstactiviteit Afdeling 3. Non-activiteit Afdeling 4. Disponibiliteit Hoofdstuk 2. – Afwezigheden Hoofdstuk 3. – Verloven en dienstvrijstellingen Afdeling 1. – Algemene bepalingen
Afdeling 2. – Specifieke bepalingen voor de commandant en de personeelsleden van het hoger kader belast met het leiden van een dienst Q1 Wie heeft recht op loopbaanonderbreking en ouderschapsverlof? Artikel 194 van het KB statuut moet als volgt begrepen worden: de zonecommandant en de majoors en kolonels hebben geen recht op gewone loopbaanonderbreking (zoals geregeld door de herstelwet van 22.1.1985), maar wel op de 3 thematische vormen van loopbaanonderbreking, nl LBO voor palliatieve zorgen, LBO voor verzorging ziek familielid en LBO voor ouderschapsverlof. Artikel 218 moet als volgt begrepen worden: iedereen heeft recht op gewone loopbaanonderbreking (zoals geregeld door de herstelwet van 22.1.1985), behalve de zonecommandant en de majoors en kolonels (uitzondering voorzien in artikel 194). Volgens artikel 217 moet de gewone loopbaanonderbreking voltijds genomen worden, de drie thematische loopbaanonderbrekingen daarentegen niet. Deze bepalingen inzake de wijze van opnemen gelden voor iedereen die recht heeft op de betreffende vorm van loopbaanonderbreking. 20/06/2014
FAQ statuut
Afdeling 3. - Dagen jaarlijks vakantieverlof Afdeling 4. Omstandigheidsverlof Afdeling 5. Verlof wegens dwingende redenen van familiaal belang 8
Afdeling 6. Dienstvrijstellingen en uitzonderlijk verlof Onderafdeling 1. – Dienstvrijstellingen Onderafdeling 2. – Uitzonderlijk verlof Afdeling 7. Verlof om een ambt uit te oefenen bij een secretariaat, een beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie, een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een federaal, gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek mandataris of bij het kabinet van een politiek mandataris van de wetgevende macht, verlof voor stage en verlof voor opdracht van algemeen belang Onderafdeling 1. Verlof om een ambt uit te oefenen bij een secretariaat, een beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie, een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een federaal, gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek mandataris of bij het kabinet van een politiek mandataris van de wetgevende macht Onderafdeling 2. Verlof voor stage Onderafdeling 3. Verlof voor opdracht van algemeen belang Afdeling 8. – Verloven toegekend aan de reservisten van het leger Afdeling 9. – Moederschapsbescherming Afdeling 10. – Verlof voor Loopbaanonderbreking Afdeling 11. - Adoptie- en opvangverlof Afdeling 12. Afwezigheden wegens ziekte Onderafdeling 1. Afwezigheidsdagen wegens ziekte Onderafdeling 2. Disponibiliteit wegens ziekte Onderafdeling 3. Controle van de afwezigheden ingevolge ziekte of ongeval Onderafdeling 4. - Controle van de afwezigheden ten gevolge van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk en een beroepsziekte
20/06/2014
FAQ statuut Afdeling 13. – Afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden Titel 2. – Bepalingen voor de leden van het vrijwillig personeel
BOEK 10. – Tuchtregeling 9
Titel 1. – Tuchtstraffen Titel 2. – Bevoegde overheden om de tuchtstraffen uit te spreken Titel 3. – Rechten van de verdediging Titel 4. – Procedure
BOEK 11. – Uitvoeren van een alcohol- of drugstest
BOEK 12. – Schorsing in het belang van de dienst
BOEK 13. – Verzekering van het vrijwilligerspersoneel
BOEK 14. – De beëindiging van een ambt
BOEK 15 - Bepalingen tot vastelling van de algemene beginselen van toepassing op de operationele personeelsleden van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp
BOEK 16. – Overgangsbepalingen Q1 Gelden de regels voor de integratie van de graden zowel voor beroeps- als voor vrijwillige brandweerlieden? Bij de overgang naar de zone gelden de regels over de integratie van de graden (artikel 308 en bijlage 3 van het KB van 19/04/2014) inderdaad zowel voor beroepspersoneel als voor vrijwillig personeel.
20/06/2014
FAQ statuut Q2 Kan ik wachten met in het nieuwe statuut te stappen, tot ik voldoende anciënniteit heb om over te gaan naar een hogere graad? Nee, de voorwaarden die gesteld worden in artikel 308 en bijlage 3 van het KB van 19/04/2014 moeten voldaan zijn op het moment van de inwerkingtreding van de zone (in principe 1/1/2015 – zie art. 336). 10
De mogelijkheid om te kiezen tussen het oude en nieuwe statuut betreft enkel het geldelijke statuut. U kan dus niet kiezen om te wachten en over te stappen naar het nieuwe statuut tot op het op moment dat u over X jaar dienstanciënniteit zou beschikken. Eenmaal u de overstap gemaakt heeft naar het nieuwe statuut gelden de nieuwe bevorderingsvoorwaarden (zie art. 56 van het KB van 9/04/2014). Q3 Telt de periode waarin de betrokkene waarnemend dienstchef was mee als nuttige ervaring als dienstchef voor de toepassing van art. 308 en bijlage 3? De periode waarin de betrokkene waarnemend dienstchef was, telt mee als nuttige ervaring als dienstchef. Er moet een officiële aanduiding tot waarnemend dienstchef gebeurd zijn door een beslissing van de gemeenteraad. [Q4 Kunnen de dienstjaren als stagiair onderluitenant (1à2 jaar) mee in rekening gebracht worden in de berekening voor het bepalen van het aantal jaren dienst in de graad van (onder)luitenant? Ja, de dienstjaren als stagiair mogen mee in rekening gebracht worden voor de jaren anciënniteit als officier. ] – Update 20/06/2014 [Q5 Enkele kapiteins die alle noodzakelijke diploma’s, met uitzondering van het brevet Dienstchef hebben, zullen deze cursus in het najaar van 2014 volgen. Momenteel is er echter nog geen garantie dat de opleiding reeds afgelopen zal zijn in 2014. Zal de nieuwe graad ofwel net wel majoor worden ofwel kapitein blijven? De
integratieregels worden toegepast op het moment van overgang naar
de
hulpverleningszones (in principe op 1/1/2015). Enkel de brevetten waarover men op dat moment beschikt, kunnen in aanmerking komen voor de bepaling van de toepasselijke integratieregels. Het louter volgen van een opleiding is immers geen garantie dat het brevet zal worden behaald. ] – Update 20/06/2014 [Q6 Krijgen de personen die het brevet van dienstchef verworven hebben vóór dat de opleiding crisissituatiebeheer werd georganiseerd automatisch een gelijkschakeling voor het brevet crisissituatiebeheer?
20/06/2014
FAQ statuut Nee, het betreft een apart brevet en er is geen gelijkstelling voorzien tussen beide brevetten.] – Update 20/06/2014 [Q7 Zal de officier die aangesteld werd op 1/01/2008 op 01/01/2015 net wel of net niet 7 jaar anciënniteit hebben? Op 31/12/2014, 24u00 heeft een officier die aangesteld werd op 1/1/2008 net 7 jaar anciënniteit. De zone treedt in werking op 1/1/2015, 0u00 en dus voldoet hij aan de voorwaarde van 7 jaar anciënniteit.] – Update 20/06/2014 Q8 Wat gebeurt er met de officier-geneesheren? Na de hervorming zullen de huidige officier-geneesheren deel uitmaken van het administratief personeel van de zone. De principes inzake de bevoegdheden van de geneesheer, bepaald door de ministeriële omzendbrief van 22/09/2009, blijven voorlopig van toepassing. In tegendeel tot wat in de omzendbrief staat, verdwijnt de verplichting om een officiergeneesheer te hebben. De bevoegdheden van de officier-geneesheer zullen beperkt blijven tot de in de omzendbrief opgesomde taken: Hij kan: -
instaan voor de opleiding van de leden van de brandweerdienst inzake eerste zorgen en reanimatie en periodiek herscholingscursussen organiseren;
-
de personeelsleden, die in dienst gekwetst worden verplegen, zelfs op de plaats van het ongeval.
-
de personeelsleden informeren omtrent de mogelijkheid zich lastens de dienstnemende overheid preventief te laten inenten tegen het hepatitis B virus;
-
de ambulancedienst van het brandweerkorps organiseren en coördineren.
Hij kan in geen geval: -
De kandidaten voor een betrekking in de dienst onderwerpen aan arbeidsgeneeskundige onderzoeken; De gegrondheid van afwezigheid wegens ziekte nagaan.
Art. 332 van het KB administratief statuut bepaalt dat de officier-geneesheer, in dienst op het moment van de overgang naar de zone, de eretitel van zijn graad zal kunnen behouden. De nieuw aangeworven geneesheren, na de overgang naar de zone, zullen geen operationele graad meer hebben. Q9 Contract vrijwilliger : dienstnemingscontract wordt overgenomen , met bestaande resttijd . Wat indien vrijwilliger oude statuut wenst te behouden , omwille van betere voorwaarden , 20/06/2014
11
FAQ statuut en dan na 3 jaar einde dienstneming is , kan hij dan een nieuw dienstnemingscontract tekenen aan de oude voorwaarden ? Officieren vrijwilliger : krijgen bij invoering contract voor 6 jaar , indien zij dit weigeren loopt hun contract van onbepaalde duur gewoon verder , tot eervol ontslag op 60 ? De mogelijkheid om te kiezen tussen het oude en nieuwe statuut betreft enkel het geldelijke statuut. In het nieuwe administratieve statuut zijn alle vrijwilligers (officieren en niet-officieren) benoemd voor een duur van 6 jaar (zie art. 51 van het KB van 19/04/2014). De huidige dienstnemingsovereenkomst van iedere niet-officier eindigt van rechtswege op het moment van de overdracht naar de zone. Op dat moment start zijn benoeming voor de resterende duur van zijn huidige overeenkomst. Nadien kan hij telkens een benoeming van zes jaar krijgen. (art. 331, tweede lid, KB 19/04/2014) De huidige dienstnemingsovereenkomst van iedere officier eindigt van rechtswege op het moment van de overdracht naar de zone. Op dat moment start zijn benoeming voor een duur van zes jaar. (art. 331, eerste lid, KB 19/04/2014) Q10 Ziektedagen beroeps : ik veronderstel dat de opgebouwde ziektedagen worden meegenomen ? De opgebouwde ziektedagen kunnen worden overgedragen overeenkomstig artikel 325 KB 19/04/2014. Dit aantal mag niet meer bedragen dan 21 dagen per jaar, verminderd met het aantal reeds genomen ziektedagen. [Q11 Wat gebeurt er bij de oprichting van de zones met de bestaande wervingsreserve voor onderluitenant waarin geslaagde kandidaten opgenomen zijn met een bachelordiploma, rekening houdend met het feit dat diploma niveau A vermeld wordt als aanwervingsvereiste voor officieren in het nieuwe statuut van het KB 19.4.2014 (artikel 38, §1, 6°)? Artikel 312, tweede lid van het KB administratief statuut van 19.4.2014 bepaalt dat de geslaagde kandidaten opgenomen in een wervingsreserve voor onderluitenant, geacht worden houder te zijn van het federaal geschiktheidsattest. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de kandidaten die voldoen aan de nieuwe aanwervingsvereisten en zij die er niet aan voldoen, dus ook zij met een bachelordiploma vallen onder deze bepaling. De kandidaten moeten daarna wel nog slagen in het vergelijkend examen georganiseerd door de zone (interview en eventueel bijkomende proef) en een eliminerend medisch onderzoek ondergaan, zoals bepaald in artikel 38, §2.] – Update 20/06/2014
20/06/2014
12
FAQ statuut
BOEK 17. - Slotbepalingen Bijlage 1… lichamelijke geschiktheid van de kandidaten 1. Fysieke testbatterij 13
2. Laddertest 3. Uithoudingstest 4. Houder zijn van een zwembrevet van minstens 100 meter
Bijlage 2 medisch getuigschrift
Bijlage 3 tabel vergelijking actuele en nieuwe graden diploma A of niet
20/06/2014
FAQ statuut
Ambulanciers niet-brandweerman
Q1 Wat gebeurt er met de ambulanciers niet-brandweerman? Er is een ontwerp van administratief en geldelijk statuut voor de (vrijwillige en beroeps) ambulanciers niet-brandweerman opgesteld in samenwerking met de FOD Volksgezondheid. Dit statuut wil de situatie van deze personeelsleden in de toekomstige zones op uniforme wijze regelen. Het ontwerp is grotendeels gelijklopend met het nieuwe statuut voor de brandweer en werd goedgekeurd in de Ministerraad. Er moeten nog verschillende stappen in de administratieve procedure genomen worden. Nieuw element: de ambulanciers- niet brandweerman maken deel uit van het operationeel personeel van de zone. De in dienst zijnde ambulanciers niet-brandweerman zullen overgedragen worden naar het operationeel personeel van de zone. Men moet de ambulanciers-niet-brandweerman en de ambulanciers-brandweerman onderscheiden. De ambulanciers-brandweerman (beroeps en vrijwilliger die aangeworven zijn als ambulancier-brandweerman) vallen onder het nieuwe statuut van de brandweerlieden.
20/06/2014
14
FAQ statuut
GELDELIJK STATUUT BOEK 1 - Algemene bepalingen
15
BOEK 2 – Bepalingen voor het beroepspersoneelslid Titel 1 – Algemene bepalingen Titel 2 – Wedde. Titel 3 – Toekenning van de weddenschaal ingeval van bevordering door verhoging in graad Titel 4 – Bevordering in weddeschaal Titel 5 – Geldelijke anciënniteit
Titel 6 – Premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties [Q1 Een brandweerman die shiften doet of nachtwerk zal evenveel verdienen als een brandweerman die enkel weekdagen werkt? Het is inderdaad zo dat voor het beroepspersoneel, een premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties toegekend wordt voor elke gepresteerde periode, ongeacht of deze in het weekend of ’s nachts valt. Voor de graden van het basis- en middenkader wordt deze vastgesteld op 38%. Dit systeem vermijdt een teveel aan capaciteit tijdens nachten en weekends en beoogt het in evenwicht brengen van het beschikbare personeel met het aantal interventies.] – Update 20/06/2014 [Q2 Wordt deze premie belast? De premie voor operationaliteit en onregelmatige prestaties (enkel beroepsbrandweerlieden) wordt aan de gewone fiscale regels onderworpen. Er is immers geen fiscale vrijstelling voor het beroepspersoneel. De bestaande fiscale vrijstelling voor de vrijwillige brandweerlieden blijft behouden. Omdat dit een bevoegdheid is van de Minister van Financiën, staat deze niet in het KB geldelijk statuut, maar is deze nog steeds te vinden in het Wetboek Inkomstenbelastingen.] – Update 20/06/2014
20/06/2014
FAQ statuut [Q3 Waarom is het beroep van brandweerman geen risicoberoep? De term ‘risicoberoep’ bestaat in feite niet in de wetgeving. Geen enkel ander beroep werd erkend als risicoberoep. Men zou wel kunnen beschouwen als een impliciete erkenning als risicoberoep, het feit dat de beroepsbrandweerlieden een gunstige berekening van hun pensioen genieten. Waar voor andere ambtenaren elk gepresteerd jaar slechts voor 1/60ste in aanmerking wordt genomen voor de berekening van hun pensioen, is dit voor de brandweerlieden 1/50ste en dit voor alle jaren waar men “rechtstreeks heeft deelgenomen aan de brandbestrijding” (artikel 156 Nieuwe Gemeentewet dat ongewijzigd hernomen wordt in artikel 51 van de wet van 5 mei 2014 houdende diverse aangelegenheden inzake de pensioenen van de overheidssector). Het bedrag van het pensioen is zodoende hoger. Anderzijds is het ook zo dat de brandweerlieden volgens het KB van 28.5.2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers moeten begrepen worden als werknemers met een veiligheidsfunctie/functie met verhoogde waakzaamheid/activiteit met een welbepaald risico, waardoor zij aan een jaarlijks medisch toezicht onderworpen worden.] – Update 20/06/2014 [Q4 Momenteel beschikken de vrijwillige officieren evenals de beroepsofficieren die wachtdiensten ‘officier van wacht/week’ over een wachtvergoeding (M0 3/03/1995) wat neerkomt op 3402€/jr. Voor de beroepsofficieren zitten deze waarschijnlijk vervat in de premie voor onregelmatige prestaties. Waar komen deze voor de officier-vrijwilliger die mee wachtdiensten (van thuis uit) draait in terug? Of zullen deze wachtdiensten aan huis vergoed worden conform de prestatievergoedingsschaal? In behandeling.] – Update 20/06/2014
Titel 7 – Toelage voor de uitoefening van een hogere functie Titel 8 – Diplomatoelage
BOEK 3 – Bepalingen voor het vrijwillig personeelslid Titel 1 – Prestatievergoeding [Q1 Hoe moet de prestatievergoedingsschaal gelezen worden? Begint iedere vrijwilliger aan niveau “0” en wordt en na het behalen van een ‘voldoende’ evaluatie en het presteren van
20/06/2014
16
FAQ statuut 180 uren (excl wachturen) deze opgeschaald met 1, of wordt gekeken naar de graadanciënniteit en moeten we ons daarin inpassen ? In behandeling] – Update 20/06/2014
17
Titel 2 – Diplomatoelage [Q1 Er wordt gesproken over een diplomatoelage voor de vrijwilligers. Is de lijst met de diploma's die in aanmerking komen voor deze toelage up to date ? De diplomatoelage verwijst naar de bestaande reglementering inzake diploma's en brevetten die actueel in aanmerking komen voor de diplomatoelage. Deze lijst zal up-to-date gebracht worden.] – Update 20/06/2014
Titel 3 – Toelage voor onregelmatige prestaties Q1 Moet één zelfde percentage worden toegepast voor de wachtprestaties en de interventies? Kan men b.v. bepalen om ’s zondags de wachten te vergoeden aan 0% en de interventies aan 100%? Er kunnen twee verschillende percentages worden toegepast voor interventies en voor wachten in de kazerne. Dit verschil moet natuurlijk gemotiveerd worden. Het is wel belangrijk steeds een percentage van toelage te voorzien voor beide types opdrachten. 0% voor wachten in de kazernes kan niet. Art. 39 van het KB geldelijke statuut is immers niet facultatief en bepaalt dat een vrijwilliger een premie krijgt. [Q2 De toelages voor onregelmatige prestaties voor vrijwilligers (max +25% voor nacht, max +100% voor zat-zon-feestdag) zullen door de zoneraad gedefinieerd worden, wat indien deze toelages lager zullen liggen dan de toelages die de gemeentebesturen momenteel hanteren? Mocht de zone een toelage bepalen die voor sommige personeelsleden lager ligt dan wat actueel toegekend wordt, kan het personeelslid altijd nog gebruik maken van de mogelijkheid om te kiezen voor zijn (volledige) oude geldelijk statuut (ingeval dat in zijn geheel meer voordelig zou zijn dan het nieuwe geldelijk statuut) zoals voorzien in artikel 207 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid. Dus ofwel opteert hij voor het behoud van zijn volledige gemeentelijk geldelijk statuut, ofwel, als hij niet kiest voor het behoud ervan, ontvangt hij de vergoedingen voorzien door het nieuwe statuut.] – Update 20/06/2014
20/06/2014
FAQ statuut Titel 4 – Toelage voor de uitoefening van een hogere functie
BOEK 4 – Bepalingen waarvan de uitvoering facultatief is
18
BOEK 5 – Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen [Q1 Wie geniet welke verworven rechten en wat houdt de keuze voor het oude (geldelijke) statuut in? Artikel 48, §1 KB geldelijk statuut heeft betrekking op de overgedragen personeelsleden die kiezen voor hun oude statuut, dit wil zeggen hun oude geldelijke statuut, m.n. de geldelijke bepalingen en de sociale voordelen. Hieronder kan bijvoorbeeld begrepen worden de weddeschaal en het premiestelsel, de maaltijdcheques, een fietsvergoeding of een hospitalisatieverzekering. Paragraaf 2 van dit artikel heeft betrekking op de overgedragen personeelsleden die niet kiezen
voor
hun
oude
hospitalisatieverzekering,
(geldelijke)
maaltijdcheques,
statuut.
Indien
fietsvergoeding,
zij
voor
1.1.2015
erkentelijkheidstoelage
een of
gunstiger berekening van eindejaarstoelage genoten, kunnen ze ten persoonlijke titel deze voordelen blijven genieten. Deze lijst van ‘verworven rechten’ is limitatief. Artikel
322
van
het
administratief
statuut
voorziet
dat
de
overgedragen
beroepspersoneelsleden hun huidig verlofstelsel kunnen behouden (indien dit voor hen voordeliger is). Dit verworven recht geldt zowel voor zij die kiezen voor het behoud van hun oude geldelijk statuut (art 207 wet) als zij die onder het nieuwe geldelijke statuut komen. Uiteraard hebben deze drie bepalingen enkel betrekking op de overgedragen personeelsleden die dus al in dienst waren voor 1.1.2015 bij de brandweer, niet voor het personeel dat door de zone zal aangeworven worden.] – Update 20/06/2014 [Q2 Wat met de erkentelijkheidspremie? De erkentelijkheidspremie voor de vrijwillige brandweerlieden op het einde van hun dienstneming is actueel niet in alle brandweerdiensten voorzien. Het nieuwe statuut voorziet geen verplichte erkentelijkheidspremie. De zoneraad krijgt wel de mogelijkheid om dergelijke premie te voorzien (art 46 Kb geldelijk statuut). De vrijwillige brandweerlieden (die al in dienst zijn) die in hun gemeentelijk statuut een erkentelijkheidspremie konden krijgen, zullen dit voordeel behouden in hun nieuwe statuut (art 48 §2 Kb geldelijk statuut).] – Update 20/06/2014
20/06/2014
FAQ statuut [Q3 Sommige vrijwilligers ontvangen momenteel obv het organiek reglement van hun huidige brandweerkorps een gunstiger berekening van de vergoeding dan deze opgenomen in art. 39 van het nieuw geldelijk statuut. Zo zijn er momenteel hogere vergoedingen voor onregelmatige prestaties : vb. minimum 2 uur vergoed voor prestaties 's nachts en in het weekend, 220% van de uurvergoeding in het weekend, 200% van de uurvergoeding voor prestaties 's nachts,.wil dit zeggen dat vrijwilligers die gebruik maken van art. 207 van de wet 15/05/2007 van deze hogere vergoedingen kunnen blijven genieten ? Inderdaad, vrijwilligers die gebruik maken van art. 207 van de wet 15/05/2007 kunnen blijven genieten van deze voordelen, zij behouden immers het oude geldelijk statuut (dus ook voor het tarief per gepresteerd uur blijft het gemeentelijk statuut van toepassing).] – Update 20/06/2014 [Q4 Kunnen de vrijwilligers ook van deze voordelen blijven genieten nadat ze, na de resterende duur van hun dienstnemingscontract, opnieuw tijdelijk worden benoemd voor de duur van 6 jaar of nadat ze worden bevorderd ? De stilzwijgende verlenging van de tijdelijke benoeming van een vrijwillig brandweerman maakt geen einde aan zijn keuze voor zijn oude (geldelijk) statuut in toepassing van artikel 207 van de wet van 15.5.2007. Artikel 207, §2 bepaalt wel dat het nieuwe statuut van rechtswege van toepassing is bij een benoeming (van nieuw aangeworven personeel), bevordering of een aanwijzing voor mobiliteit of een mandaatsfunctie (zowel voor beroeps als vrijwilligers). Dus een bevordering stelt wel een einde aan de keuze voor het oude (geldelijk) statuut.] – Update 20/06/2014
Bijlage 1 (Opper-) Adjudant Luitenant (uitdovend) Luitenant Kapitein Majoor Kolonel
Bijlage 2 - Prestaties vergoedingsschaal 20/06/2014
19
FAQ statuut [Q1 Moeten de bedragen van de prestatievergoedingschalen en de weddenschalen nog vermenigvuldigd worden met de index? De prestatievergoedingen voor de vrijwillige brandweerlieden en de weddeschalen zijn gekoppeld aan de spilindex 138, 01 (art 4 KB geldelijk statuut). De bedragen in de bijlagen 1 en 2 zijn niet-geïndexeerd dus moeten nog vermenigvuldigd worden met 1,6084.] – Update 20
20/06/2014
Bijlage 3 - Integratieregels in de nieuwe weddenschalen
20/06/2014
FAQ statuut
ARBEIDSTIJD
Q1 Wij behoren tot één van de zones i.v.m. de uitzondering van de arbeidstijd. Hoe is de verloning geregeld betreffende de uren tussen 38 en 48 uur? (Vast werkregime, niet opt-out) Worden deze uren ook aan 1/1850ste betaald, of is er hier een andere regel van toepassing? In de wet van 19 april 2014 en de bijhorende memorie van toelichting is duidelijk gesteld dat er onderhandeld of overlegd moet worden met de vakbonden in die zones waar afgeweken wordt van het 38u-systeem. Zowel de gemiddelde arbeidstijd per week als de vergoeding maken deel uit van het syndicaal overleg/onderhandeling. In de wet wordt nergens een minimum of maximum vermeld. Zie de memorie van toelichting bij art. 5: “Enkel in die zones kan met de vakbonden onderhandeld of overlegd worden over enerzijds een arbeidsregime van meer dan 38 uren gemiddeld, maar niet meer dan 48 uren gemiddeld en anderzijds over de vergoeding ervan. Dit is de gewone toepassing van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.” Het vertrekpunt van de onderhandelingen over de vergoeding van de bijkomende uren zal het geldelijk statuut zijn. De weddeschalen die hierin zijn uitgewerkt zijn op basis van een 38urenregime. Er moet dus onderhandeld worden over de vergoeding aangezien er niet werd voor geopteerd om aparte weddeschalen uit te werken voor alle mogelijke regimes tussen 38u en 48u. Q2 Kan een 24-uurs shift eigenlijk nog blijven voortbestaan? In de memorie van toelichting wordt gesteld dat enkel in uitzonderlijke situaties de maximale dagelijkse of wekelijkse arbeidsduur mag overschreden worden. Daarbij wordt gesteld dat een schouwbrand eigenlijk valt onder een gebruikelijke activiteit van een hulpdienst en dus geen uitzonderlijke situatie is die toelaat om af te wijken van de dagelijkse of wekelijkse arbeidsduur. Hoe kan dit nu effectief geïnterpreteerd worden? Shiften van 24u zijn zeker nog mogelijk in het kader van de nieuwe wet over de arbeidstijd. Art. 5, § 3 stelt duidelijk dat men tot 24u kan werken. (Uit art. 5, § 4 kan ook afgeleid worden dat interventies van 24u perfect mogelijk zijn.) Het voorbeeld in de memorie van toelichting was vooral bedoeld voor de overschrijdingen van de wekelijkse arbeidsduur. Het kan niet zijn dat iemand meer dan 60u per week werkt omwille van “gebruikelijke activiteiten”. Om meer dan 60u per week te werken moet er effectief al een grootschalige interventie geweest zijn.
20/06/2014
21
FAQ statuut Het gaat ook in tegen de redelijkheid om te interpreteren dat iemand na 23,5 u shift niet meer zou mogen uitrukken voor een dringende oproep voor een ambulance of een schouwbrand, omdat hij dan meer dan 24u zou werken. Men kan ook niet in het midden van een interventie stoppen omdat zijn shift er zou opzitten. Na het afwerken van de laatste interventie moet er dan wel compensatie zijn binnen de 14 dagen. Bovendien moeten deze bepalingen ook samen gelezen worden met artikel 19 en 20 van het administratief
statuut
(bijzondere
plichten
bij
interventies)
waarin
staat
dat
beroepspersoneelsleden kunnen verplicht worden om tijdens interventies de duur van hun prestaties te verlengen. Q3 Beroeps : kiezen om niet voor opt-out te gaan kan de organisatie ernstig in het gedrang brengen , het betekent immers dat een beroeps na zijn 38 uur niets meer doet voor de brandweer . In grote korpsen is dit misschien wel mogelijk , maar in middelmatige organisaties wordt het heel moeilijk indien men zijn manschappen niet extra kan oproepen of speciale oefeningen of opleidingen kan laten volgen omdat deze niet in de normale werkuren zitten . Kan je opt-out opleggen in kader van de beschikbaarheid, en op basis van de werking van de organisatie ? De instemming van de werknemer is fundamenteel om van een opt-out te kunnen spreken. Een werknemer kan dus nooit verplicht worden om een opt-out aan te gaan om stelselmatig meer uren dan voorzien in het uurrooster te werken.
20/06/2014
22