Adm i ABVV - ACOD
Alr Lrb
Federale Sector
Brussel, 17 november 2010
STANDPUNT Problematiek met betrekking tot de richtlijnen betreffende bijstand van een advocaat bij het eerste politionele verhoor van een verdachte gelet op de recente rechtspraak van het EHRM. Met deze nota wil de ACOD haar standpunt schriftelijk kenbaar maken met betrekking tot het recht van de verdachte op bijstand van een advocaat vanaf het eerste politionele verhoor. De ACOD doet dit met het oog op de hoorzitting van de Senaatscommissie voor de Justitie van 17 november 2010. De ACOD heeft kennis genomen van het gegeven dat de Senaatscommissie voor de Justitie hoorzittingen organiseerde op 13 en 20 november 2010 waarbij werden gehoord: ■ Vertegenwoordigers van het Hof van Cassatie ■ vertegenwoordigers van het College van procureurs-generaal ■ vertegenwoordigers van de Vereniging van Onderzoeksrechters ■ vertegenwoordigers van de Ordre des barreaux francophones et germanophone ■ vertegenwoordigers van de Orde van Vlaamse balies ■ vertegenwoordigers van de Raad van procureurs des Konings ■ vertegenwoordigers van de federale politie ■ vertegenwoordigers van de lokale politie ■ vertegenwoordigers van de Hoge Raad voor de Justitie ■ de heer Henry Bosly, professor strafprocesrecht aan de UCL ■ de heer Dries Pattyn, liga voor de mensenrechten ■ de heer Damien Vandermeersch, professor strafrecht aan de UCL en UFSL ■ de heer Reginald de Beco, ligne des droits de l’Homme De ACOD is dan ook verheugd dat vertegenwoordigers van haar organisatie worden gehoord, en dit na tussenkomst van de heer Stefaan De Clerck, Minister van Justitie, door de Senaatscommissie voor de Justitie.
Sector Admi-Alr-Lrb – Fontainasplein, 9-11, 1000 Brussel 02/508 58 25 Mil LUYTEN
[email protected] ACOD-LRB, 17 november 2011
1
Verder hebben we kennis genomen van diverse wetgevende initiatieven die zowel in de Senaat als in de Kamer werden genomen. We sommen deze op, er ons van bewust dat wij niet volledig zijn: ■ Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis wat betreft de rechten van ondervraagden dd. 24 maart 2010 (stuk Kamer, nr. 52-2504/001) ■ Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 47bis van het Wetboek van strafvordering dd. 24 maart 2010 (stuk Senaat, nr. 4-1720/1) ■ Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis ertoe strekkende de rechten van de ondervraagde of verdachte persoon te verruimen dd. 1 april 2010 (stuk Senaat, nr. 4-1741/1) ■ Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 47bis van het Wetboek van strafvordering dd. 2 september 2010 (stuk Senaat, nr. 5-58/1) ■ Wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis dd. 14 oktober 2010 (stuk Senaat, nr. 5-341/1). Door de Minister van Justitie werd aan de Senaat eveneens een voorstel overgemaakt om advocaten voor aanvang van het eerste verhoor een consultatierecht van hun cliënt te geven. Gelet op dit alles hoeft het ons dan ook niet te verwonderen dat de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) met betrekking tot de tussenkomst van advocaten bij het eerste politionele verhoor van de verdachte voor de nodige commotie zorgt. Een eenduidige visie ontbreekt totaal. Politiemensen, die dagdagelijks worden geconfronteerd met dit gegeven, zijn dan ook gefrustreerd. I. INLEIDING Bij het bepalen van ons standpunt hebben wij ons laten leiden door een aantal bepalingen die politieambtenaren moeten respecteren bij het uitoefenen van hun ambt. Deze zijn: ■ Zij nemen de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in acht en verbinden zich ertoe die te doen naleven.1 ■ Bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke politie of gerechtelijke politie, waken de politiediensten over de naleving en dragen zij bij tot de bescherming van de individuele rechten en vrijheden, evenals tot de democratische ontwikkeling van de maatschappij.2 ■ De personeelsleden leven de procedureregels na die vervat zijn in het Wetboek van Strafvordering, in de andere wettelijke en reglementaire voorschriften en in de ministeriële omzendbrieven en richtlijnen van de parketten. Zodoende waarborgen zij de rechten van de rechtsonderhorigen, bieden zij de bevoegde magistraten de mogelijkheid hun ambt
1
Art. 123, tweede lid Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. 2 Art. 1, tweede lid Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. Sector Admi-Alr-Lrb – Fontainasplein, 9-11, 1000 Brussel 02/508 58 25 Mil LUYTEN
[email protected] ACOD-LRB, 17 november 2011
2
doeltreffend uit te oefenen en bevorderen ze het harmonieuze verloop van de eventuele vaststellingen, onderzoeken en strafrechtelijke vervolgingen.3 Deze stellingname betekent niet dat we als organisatie geen kritiek kunnen hebben op de huidige regelgeving of de toepassing ervan op de werkvloer. II. Het arrest SALDUZ en zijn gevolgen Op 27 november 2008 velde de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Salduz t. Turkije dat in justitiële middens een grote weerklank had. Zeventien rechters kwamen unaniem tot het besluit dat voor een verdachte de toegang tot een advocaat moet mogelijk zijn vanaf het eerste politieverhoor.4 In het motiverend gedeelte van het arrest werden een aantal algemene principes naar voor gebracht (§ 50 tot en met 55) die van toepassing zijn in alle strafprocedures. Gemakkelijkheidshalve geven we deze hieronder weer5 §50: Het Hof herhaalt dat, zelfs als het primaire doel van artikel 6, voor zover het strafrechtelijke procedures betreft, is een eerlijk proces te verzekeren door een “rechtbank” die bevoegd is “enige strafrechtelijke beschuldiging’” vast te stellen, hieruit niet volgt dat het Artikel niet van toepassing is op de procedures van het proces. Daarom kan artikel 6 – in het bijzonder paragraaf 3 – relevant zijn vooraleer een zaak naar de rechtbank verwezen wordt indien en voor zover het waarschijnlijk geacht wordt dat er aanzienlijk afbreuk wordt gedaan aan het eerlijk verloop van het proces door een initiële fout bij het nakomen van de bepalingen ervan (…). Zoals het Hof reeds besliste in zijn vorige vonnissen, is het recht bedoeld in paragraaf 3 c) van artikel 6 van het Verdrag, onder andere, een aspect van het concept van een eerlijk proces in strafrechtelijke stappen zoals bedoeld in paragraaf 1 (…). §51: Het Hof herhaalt verder dat het recht van iedereen die van een strafrechtelijk overtreding wordt beschuldigd zich effectief te laten verdedigen door een advocaat, indien nodig officieel aangesteld, hoewel het geen absoluut recht is, wel een van de fundamentele kenmerken is van een eerlijk proces (…). §52: De nationale wetgeving kan consequenties verbinden aan de houding van een beschuldigde tijdens de ieleiële stadia van ondervraging door de politie die beslissend zijn voor de vooruitzichten van de verdediging in eventueel daaropvolgende strafrechtelijke procedures. Artikel 6 zal normaal gezien vereisen dat de beschuldigde reeds tijdens de initiële stadia van ondervraging door de politie kan genieten van de bijstand van een advocaat. Echter, er werd tot nu toe gedacht dat dit recht kan onderworpen zijn aan beperkingen om gegronde redenen. De vraag was daarom in elk geval of de beperking gerechtvaardigd was en, indien ja, of deze in het licht van de volledige procedure, de beschuldigde niet heeft beroofd van een eerlijke behandeling, want zelfs een gerechtvaardigde beperking kan dit, in bepaalde gevallen, tot gevolg hebben (…). §54: In dit opzicht, onderstreept het Hof het belang van de onderzoeksfase voor de voorbereiding van de strafrechtelijke procedure, daar de bewijzen die tijdens deze fase worden bekomen het kader bepalen waarbinnen de ten laste gelegde overtreding zal worden beschouwd tijdens het proces (…). Tezelfdertijd bevindt een beschuldigde zich vaak in een erg kwetsbare positie tijdens de fase van het proces, en wordt het effect hiervan nog versterkt door het feit dat de wetgeving in strafrechtelijke procedures geneigd is steeds complexer te worden, met name met betrekking tot de regels betreffende het verzamelen en gebruiken van bewijzen. In de meeste gevallen kan deze welbepaalde kwetsbaarheid enkel terdege gecompenseerd worden door de bijstand van een advocaat wiens taak het onder andere is, het recht van een beschuldigde om zichzelf niet te incrimineren te helpen vrijwaren. Dit recht vereist inderdaad dat de openbare aanklager in een strafzaak probeert zijn zaak tegen
3
Art. 47 deontologische code gevoegd als bijlage bij het Koninklijk Besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten. 4
EHRM 27 november 2008, nr. 36391/2, Salduz t. Turkije. We maken hierbij gebruik van de vrije vertaling die terug te vinden is in het standpunt van de Orde van Vlaamse Balies van 21 april 2010 (www.advocaat.be/UserFiles/Positions/1OVB%20standpunt%20Salduz%20hoorzitting%20Senaat%2021april% 2010.pdf) 5
Sector Admi-Alr-Lrb – Fontainasplein, 9-11, 1000 Brussel 02/508 58 25 Mil LUYTEN
[email protected] ACOD-LRB, 17 november 2011
3
de beschuldigde te bewijzen zonder een beroep te doen op bewijs dat werd verkregen via dwang of druk tegen de wil van de beklaagde (…). Vroegtijdige toegang tot een advocaat maakt deel uit van de procedurele waarborgen waar et Hof in het bijzonder rekening mee zal houden wanneer het onderzoekt of een procedure schade heeft toegebracht aan het essentieel privilege zichzelf niet in verdenking te stellen (…). §55: Tegen deze achtergrond, oordeelt het Hof dat, om het recht op een eerlijk proces “praktisch en effectief” te houden (zie paragraaf 51 hierboven), artikel 6 § 1 vereist, dat in de regel toegang moet gegeven worden tot een advocaat vanaf de eerste ondervraging van een verdachte door de politie, tenzij het in het licht van de welbepaalde omstandigheden van elk geval bewezen is dat er dwingende redenen zijn om dit recht in te perken. Zelfs indien dwingende redenen uitzonderlijk het weigeren van toegang tot een advocaat zouden rechtvaardigen, mag een dergelijke beperking – wat ook de rechtvaardiging ervan is – geen onnodige schade toebrengen aan de rechten van de beschuldigde onder artikel 6 (…). In principe wordt onherstelbare schade toegebracht aan de rechten van de verdediging indien incriminerende verklaringen die werden afgelegd tijdens een politieverhoor zonder de aanwezigheid van een advocaat gebruikt worden voor een veroordeling.
De stellingen ontwikkeld in het arrest Salduz werden sindsdien in diverse arresten aangehouden zodat we hier wel degelijk kunnen spreken van een “vaste rechtspraak”. Momenteel staat de teller op meer dan 60 arresten.6 De rode draad in al deze arresten was dat deze verdachten geen rechtsbijstand hadden genoten bij hun verhoor en om die reden dient hun strafrechtelijke veroordeling als manifest oneerlijk beschouwd te worden volgens het EHRM.7 Binnen het bestek van ons betoog is het niet aangewezen om al deze arresten hier de revue te laten passeren. Dit neemt niet weg dat we op twee arresten de aandacht willen vestigen omdat deze van belang zijn voor de Belgische situatie. Een eerste arrest betreft het arrest Bouglame van 2 maart 2010.8 Zelf vonden we met betrekking tot dit arrest niets terug op de website van EHRM. We beperken ons hier tot het citeren wat Tom De Meester in deze stelde tijdens zijn rede uitgesproken op de plechtige openingszitting van de Vlaamse Conferentie bij de Balie te Antwerpen op 15 oktober 2010: “ In de zaak Bouglame tegen België stelde het Hof op 2 maart 2010 nog maar eens, nu in Belgische context, dat het systematisch op wettelijke basis uitstellen van de toegang tot de advocaat tot na het eerste verhoor, ipso facto een schending uitmaakt van artikel 6 E.V.R.M. Deze niet mis te verstane vingerwijzing naar de Belgische voorlopige hechteniswet mag worden beschouwd als een laatste waarschuwing aan het adres van de Belgische wetgever. De beslissing tot onontvankelijkheid in deze zaak was enkel te ‘danken’ aan het feit dat de klager vrijgesproken was en dus automatisch het beste rechtsherstel had genoten. Ze werd overigens mee onderschreven door de door België voorgedragen rechter, waarvan mag worden verondersteld dat ze de Belgische situatie en tradities goed kent.”9
Het tweede arrest waar we hier de aandacht willen op vestigen is van recente datum en werd reeds besproken door Tom Decaigny en Paul De Hert, respectievelijk als praktijkassistent en 6
Een opsomming van de voornaamste van deze arresten is terug te vinden in het standpunt van de Orde van Vlaamse Balies van 21 april 2010, waarvan hiervoor reeds sprake en het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 47bis van het Wetboek van starfvordering dd. 2 september 2010 (stuk Senaat, nr. 5-58/1). Uit een persbericht verspreid door de Orde van Vlaamse Balies van 18 oktober 2010 naar aanleiding van het arrest Brusco zijn er in totaal al 69 arresten geveld door het EHRM. 7 De Meester, Tom, Meester sta me bij. Een pleidooi voor rechtsbijstand bij het verhoor. Rede uitgesproken op de plechtige openingszitting van de Vlaamse Conferentie bij de Balie te Antwerpen op 15 oktober 2010. (balieantwerpen.be/ordeadvocaten/files/File//rede_rede.docx). 8 EHRM, 2 maart 2010, Bouglame t België 9 De Meester, Tom, Meester sta me bij. Een pleidooi voor rechtsbijstand bij het verhoor. Rede uitgesproken op de plechtige openingszitting van de Vlaamse Conferentie bij de Balie te Antwerpen op 15 oktober 2010. (balieantwerpen.be/ordeadvocaten/files/File//rede_rede.docx). Sector Admi-Alr-Lrb – Fontainasplein, 9-11, 1000 Brussel 02/508 58 25 Mil LUYTEN
[email protected] ACOD-LRB, 17 november 2011
4
professor verbonden aan de vakgroep criminologie van de VUB, onder de titel ‘EHRM doorkruist Salduzdiscussie Senaatscommissie Justitie.’.10 Het gaat hier om een arrest van 14 oktober 2010 van het EHRM, nl. het arrest Brusco t. Frankrijk. Dit arrest is voor België van belang omdat de regeling die in Frankrijk geldt vergelijkbaar is met onze regelgeving. De auteurs van het artikel stellen duidelijk dat uit dit arrest nog maar eens tot uiting komt dat een louter consultatierecht niet volstaat. De verdachte heeft wel degelijk recht op rechtsbijstand en dit vanaf het eerste verhoor door de politie. Als reactie op de heisa die ontstaan was door de rechtspraak van het EHRM vaardigde het College van Procureurs-generaal bij de hoven van beroep voorlopige richtlijnen uit inzake de bijstand van een advocaat bij het eerste politionele verhoor van een verdachte op 4 mei 2010. Het betreft hier de omzendbrief nr. COL 7/2010. Op 14 juli 2010 verscheen een addendum aan deze omzendbrief met de omzendbrief nr. COL 15/2010. In beide omzendbrieven verdedigt het College van Procureurs-generaal de stelling dat wettelijk initiatief noodzakelijk is om het door het EHRM ingenomen standpunt in te voeren in het Belgische strafprocesrecht. Hierbij stellen zich drie problemen11: ▪ een wijziging van artikel 12 van de Grondwet is noodzakelijk om de 24-uren regeling te kunnen wijzigen; bij arrestatie heeft men doorgaans weinig tijd om een gedegen overleg of bijstand van een advocaat te organiseren. ▪ een tekort aan infrastructuur om videoverhoren te doen ▪ bijstand van een advocaat zou organisatorische problemen geven voor de balies die daar niet op voorzien zijn. In afwachting van wetgeving worden volgende richtlijnen opgelegd aan de politiediensten: ▪ mededeling van het zwijgrecht aan elke ondervraagde persoon ▪ belang van de vaststellingen ter plaatse en de beveiliging van sporen en de beveiliging van sporen en materiële bewijzen ▪ opname van het eerste verhoor van een verdachte die van zijn vrijheid is beroofd. In COL 15/2010 wordt nadere uitleg gegeven met betrekking tot de misdrijven die in aanmerking komen om naar de richtlijnen te handelen. Door de Minister van Justitie werd een “proeve tot wetswijziging” ingediend zodat de senaat kan overgaan tot goedkeuring van een voorlopige dringende wet. Het voorstel van de minister zou volgende punten bevatten: ■ tegen alle personen die verdacht worden een misdrijf te hebben gepleegd moet bij aanvang van het verhoor worden meegedeeld dat zij het recht hebben om te zwijgen ■ krijgen het recht om te weten over welk soort feiten ze worden verhoord ■ ze mogen op voorhand overleggen met hun advocaat. Indien zij van hun vrijheid beroofd zijn moet dit overleg binnen de twee uur plaatsvinden en het mag maximum30 minuten duren ■ advocaat mag niet aanwezig zijn bij het verhoor ■ de termijn van 24 uur kan één keer verlengd worden met 24 uur.
10
Decaigny, Tom en De Hert, Paul, EHRM doorkruist Salduzdiscussie Senaatscommissie Justie (www.legalord.be)
11
Bockstaele Marc, “Opname eerste verhoor – Bijstand advocaat”, Infolegis, nr. 15, 1 juni 2010.
Sector Admi-Alr-Lrb – Fontainasplein, 9-11, 1000 Brussel 02/508 58 25 Mil LUYTEN
[email protected] ACOD-LRB, 17 november 2011
5
De Minister van Justitie heeft zijn voorstel gedeeltelijk gebaseerd op het advies dat de Hoge Raad voor Justitie op 24 juni 2009 gegeven heeft met betrekking tot het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, teneinde op het moment van de aanhouding nieuwe rechten toe te kennen aan de persoon die van zijn vrijheid is benomen.12 Te noteren valt dat de vertegenwoordigers van de advocatuur het voorstel van de Minister van Justitie onmiddellijk hebben afgewezen. In dit verband dienen we er hier op te wijzen dat op de website van de Orde van Vlaamse Balies een ontwerp van ‘conclusie betreffende de schending van de Salduz-leer’ te vinden is dat vermoedelijk al in tal van zaken werd gebruikt. In deze conclusie wordt het volgende ondermeer gesteld: “De verbalisanten hebben, niettegenstaande hun bekendheid met de Salduz-rechtspraak, kennelijk in navolging van richtlijnen die contra legem door het Openbaar Ministerie werden verstrekt, bewust nagelaten de fundamentele grondrechten van concluant na te leven nl. door hem de bijstand van een raadsman te ontzeggen, minstens hem niet de kans te hebben geboden zich van de daadwerkelijke bijstand van een raadsman te verzekeren, niettegenstaande het feit dat die rechten aan concluant hem in onze rechtsorde van rechtswege worden erkend door de directe werking van het EVRM, aldus geïnterpreteerd volgens de rechtspraak van het EHRM, zelfs indien het nationale wettenarsenaal op het vlak van de supranationaal erkende rechtsbescherming nog geen uitdrukkelijk spoor heeft getrokken.
We dienen ons hier dan ook de vraag te stellen of gelet op de formulering van dergelijke conclusie de politie – zijnde politieman of politievrouw – op het terrein nog kan overgaan tot het afnemen van verhoren van verdachten. Wat moeten we denken van de argumentatie die door de voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies werd aangehaald in zijn schrijven van 12 juni 2010 aan de voorzitter van het College van Procureurs-generaal met betrekking tot de COL 7/2010.13 We citeren: “ ‘L’autorité de la chose interprétée’ toegekend aan de arresten van het EHRM, verplicht elk Belgische rechter ermee strijdige wetten niet toe te passen en verbiedt hem zelfs te wachten op een wetswijziging vooraleer die principes in zijn rechtspraak toe te passen (Cass. 10 mei 1989, arrest Lamy; Cass. 16 maart 1999; Cass. 9 maart 1999; EHRM 29 november 1991, Vermeire t. België).” Dat deze stelling opgaat, werd recent aangetoond in verband met de toepassing van een ander arrest van het EHRM, nl. het arrest Taxquet van 13 januari 2009 waarbij gesteld werd dat een jury zijn uitspraak dient te motiveren. Nog voor de Belgische wetgeving werd aangepast hielden de Hoven van Assisen hiermee rekening. Ook het Hof van Cassatie vernietigde in het voorjaar van 2009 twee uitspraken omdat zij niet gemotiveerd waren ofschoon de wetgeving toen nog niet was aangepast. Gelet op de deontologische principes die wij aanhaalden in de inleiding kan de politie geen handelingen op het terrein stellen die in strijd zijn met artikel 6 van het EVRM. In zijn advies van 24 juni 2009 was één van de besluiten van de Hoge Raad voor Justitie: “ Onmiddellijk nadat een persoon van zijn vrijheid benomen is, zal een voorafgaand verhoor plaatsvinden dat enkel tot doel heeft de betrokkene te vragen naar zijn taalkeuze en hem te informeren over zijn recht op bijstand
12
Het advies is terug te vinden op de website www.hrj.be. Het wetsvoorstel maakt het voorwerp uit van document 4-1079/1 van 17 december 2008. Het wetsvoorstel werd niet gestemd door de ontbinding van de beide kamers. 13 Schrijven is terug te vinden op website www.advocaat.be.
Sector Admi-Alr-Lrb – Fontainasplein, 9-11, 1000 Brussel 02/508 58 25 Mil LUYTEN
[email protected] ACOD-LRB, 17 november 2011
6
van een advocaat. Tevens zullen bij deze gelegenheid de betrokkene ook zijn rechten worden voorgelezen. Dit verhoor handelt echter niet over de grond van de zaak.”14
In een voetnoot stelt de Hoge Raad voor Justitie verder dat de Wet betreffende de voorlopige hechtenis tevens voorziet in artikel 1, 4°, dat ook de procureur des Konings onmiddellijk op de hoogte wordt gebracht. Het lijkt ons dat in de gegeven omstandigheden zijn tussenkomsten tot deze moet beperken. Men kan moeilijk verwachten dat het operationeel personeel verhoren afneemt die indruisen tegen regelgeving die ze juist dient te verdedigen. Wat dient de politie te doen op het terrein wanneer een verdachte te kennen geeft bij aanvang van het verhoor dat hij de bijstand van een advocaat wil zich beroepende op de rechtspraak van het EHRM en artikel 6 van het EVRM? Wat indien de politieman of politievrouw hieraan gevolg geeft? Stelt hij of zij zich op dat moment bloot aan strafrechtelijke en tuchtrechtelijke vervolging? Uiteindelijk moeten we hier vaststellen dat hij of zij enkel gevolg geeft aan een Europees verdrag en de rechtsspraak die hiervan het gevolg is. Het mag duidelijk zijn dat de politie met betrekking tot haar interventies in een juridisch vacuüm is beland. Richtlijnen en wetgeving die niet in strijd zijn met de algemene rechtsprincipes zijn meer dan nodig. De ingediende wetsvoorstellen die thans in behandeling zijn in de Senaat om onze wetgeving in overeenstemming te brengen met de heersende rechtspraak van het EHRM streeft volgende doelstellingen na: ▪ het recht op stilzwijgen; ▪ het recht zich te laten bijstaan door een advocaat ▪ het recht op onderhoud met een advocaat ▪ van elk verhoor wordt een beeld- en geluidsopname gemaakt15 De ACOD heeft zeker geen bezwaren dat onze wetgeving in die zin wordt aangepast. Een aantal verfijningen dringen zich echter wel op. ▪ De ingediende voorstellen gaan voorbij aan het gegeven van de 24-urenregel die van toepassing is bij aanhouding van een persoon zoals voorgeschreven in artikel 2 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis. Terecht werd door de vertegenwoordigers van het Parket aan de Commissie Justitie van de Senaat te kennen gegeven dat een verlenging van deze termijn mogelijk moet zijn. Het lijkt ons billijk dat de termijn op zijn minst wordt verlengd met de tijd die nodig is voor de melding van het verhoor, de komst van de advocaat en het voorafgaand onderhoud met de verdachte. ▪ In geen van de voorstellen is bepaald over hoeveel tijd de advocaat beschikt om ter plaatse te komen. Stellen dat dit binnen een redelijke termijn moet is te vaag en zal ongetwijfeld tot juridische haarkloverij aanleiding geven. Het lijkt ons aangewezen om dit duidelijk in de wetgeving te omschrijven. Het lijkt ons ook logisch dat wanneer die termijn verstreken is het verhoor kan aanvangen. 14 Hoge Raad voor de Justitie, Advies over het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, teneinde op het moment van aanhouding nieuwe rechten toe te kennen aan de persoon die van zijn vrijheid is benomen, 24 juni 2009, p. 12 15 Komt enkel voor in het Wetsvoorstel ingediend door Zakia Khattabi en Freya Piryns (stuk Senaat, nr. 5-341/1 van 14 oktober 2010) Sector Admi-Alr-Lrb – Fontainasplein, 9-11, 1000 Brussel 02/508 58 25 Mil LUYTEN
[email protected] ACOD-LRB, 17 november 2011
7
▪ De wetsvoorstellen voorzien dat voorafgaand aan het verhoor er een onderhoud moet mogelijk zijn met de advocaat. Ook hier lijkt het ons nuttig dat bepaald wordt hoelang dit onderhoud mag duren. Tevens zal men moeten bepalen of het verhoor kan onderbroken worden teneinde de verdachte toe te laten te overleggen met zijn advocaat. ▪ Het spreekt voor zichzelf dat de verdachte afstand kan doen van zijn recht tot bijstand van een advocaat. Uit de voorstellen blijkt niet of de verdachte tijdens het verhoor toch nog kan beslissen om beroep te doen op een raadsman. ▪ Artikel 1 van het strafwetboek deelt de misdrijven in drie categorieën, nl. misdaden, wanbedrijven en overtredingen. Dient het recht voor onderhoud met een advocaat en bijstand van een advocaat voor alle misdrijven te gelden? We vragen ons af of het gelijkheidsbeginsel niet geschonden wordt wanneer men bepaalde misdrijven zou uitsluiten. Dat de advocaten voorstander zullen zijn van een beperking kunnen we ons goed voorstellen. Immers, zij hebben nog andere taken dan aanwezig te zijn bij verhoren. ▪ Directeur-generaal Van Thielen van de federale politie gaf in de Commissie Justitie van de Senaat te kennen dat om dit alles te organiseren minimum 192 extra politiemensen zullen nodig zijn. We vragen ons af of de overheid bereid zal zijn om dergelijke inspanning te leveren in deze tijden van besparing. ▪ In de opleiding van een politieman of politievrouw is niets voorzien met betrekking tot het afnemen van verhoren in aanwezigheid van een advocaat. Dergelijke drastische wijziging zorgt dan ook voor weerstanden op de werkvloer. Bijscholing van alle politiemensen zal dan ook nodig zijn. We vragen dan ook dat opleidingssessies en trainingen nu reeds zouden gestart worden. ▪ Ruimte zal dienen vrijgemaakt te worden om op een veilige manier het onderhoud tussen verdachte en advocaat mogelijk te maken. Het is een gegeven dat heel wat politiezones en diensten van de federale politie krap behuisd zijn. Ook hier zullen dus door de overheid gelden moeten geïnvesteerd worden. ▪ Met betrekking tot de rechten van de verdediging zal moeten bepaald worden of de advocaat en de verdachte vooraf kennis kunnen nemen van de inhoud van het dossier. Het principe van strijden met gelijke wapens is hier niet vreemd aan. ▪ In de COL 7/2010 wordt benadrukt dat in de toekomst het sporenonderzoek nog belangrijker zal worden. Dit betekent dat men meer zal moeten investeren in wetenschappelijke politie. Nu reeds hebben de laboratoria voor wetenschappelijke politie af te rekenen met een enorm personeelstekort. We denken dat een verdubbeling van dit personeel op zijn minst nodig zal zijn. ▪ Met betrekking tot de audiovisuele opname en de auditieve opname van het verhoor kunnen we stellen dat we hiervan geen tegenstanders zijn. Hoewel dit momenteel op de werkvloer voor heel wat deining zorgt, zijn we er van overtuigd dat alle betrokken partijen hier belang bij hebben. We zijn het eens met Tom De Meester waar hij stelt dat eventuele onduidelijkheden onmiddellijk en achteraf objectief kunnen gecontroleerd worden door de
Sector Admi-Alr-Lrb – Fontainasplein, 9-11, 1000 Brussel 02/508 58 25 Mil LUYTEN
[email protected] ACOD-LRB, 17 november 2011
8
verbalisanten, door de advocaat en de rechter ten gronde.16 Ook hier zal opleiding en training moeten voorzien worden voor alle politiemensen. Expertise is binnen de politie reeds beschikbaar gelet op de artikelen 91 bis tot en met 101 van het wetboek van strafvordering en artikel 112ter van datzelfde wetboek van strafvordering. III. Besluit Het Salduz-arrest van het EHRM en de navolgende arresten die de doctrine van dit arrest bevestigen zorgen al geruime tijd voor heel wat deining in de gerechtelijke en politionele wereld. Dit alles neemt niet weg dat de Salduz-leer in de Belgische wetgeving zal moeten worden geïmplementeerd. Deze implementatie zal rekening moeten houden met volgende principes: ▪ het recht op stilzwijgen; ▪ het recht zich te laten bijstaan door een advocaat ▪ het recht op onderhoud met een advocaat ▪ van elk verhoor wordt een beeld- en geluidsopname gemaakt Een duidelijke wetgeving zal er moeten voor zorgen dat alle partijen die hierbij betrokken zijn de spelregels op een eenduidige wijze kunnen toepassen. De politiediensten zullen zich qua infrastructuur en personeel dienen aan te passen. De overheid zal hiervoor de nodige gelden dienen vrij te maken.
16
De Meester, Tom, Meester sta me bij. Een pleidooi voor rechtsbijstand bij het verhoor. Rede uitgesproken op de plechtige openingszitting van de Vlaamse Conferentie bij de Balie te Antwerpen op 15 oktober 2010. (balieantwerpen.be/ordeadvocaten/files/File//rede_rede.docx).
Sector Admi-Alr-Lrb – Fontainasplein, 9-11, 1000 Brussel 02/508 58 25 Mil LUYTEN
[email protected] ACOD-LRB, 17 november 2011
9