ADHD/ADD Attention Deficit Hyperactivity Disorder en Attention Deficit Disorder in het hoger onderwijs.
Reader samengesteld door: Jasper Bos Annelies Broere Robert Knight Fontys Hogescholen, 2014
Inhoudsopgave
Alternatieve behandelmethodes door Jasper Bos
1. AD(H)D en bijverschijnselen
pag.
3
2. Voeding en AD(H)D
pag.
4
3. Breinstimulerende therapieën
4. Homeopatische medicatie
pag. pag.
5 8
5. Mindfulness training
pag.
9
Studeren met ADHD door Annelies Broere 1. Hoe beïnvloedt ADHD de leerprestaties van een HBO student?
pag. 12
2. Wat kan een student met AD(H)D doen om zijn of haar studie zo goed mogelijk te laten verlopen?
pag. 13
3. Welke maatregelen kan de school treffen om de negatieve pag. 19 effecten van ADHD op de leerprestaties van studenten te verminderen? 4. Welke maatregelen kan de docent nemen om studenten met AD(H)D te begeleiden? 5. Groepsvorming en didactische onderbouwing
pag. 22
pag 25
Enquete en Pilot door Robert Knight
pag. 28
Bronnenlijst
pag. 30
2
Alternatieve behandelmethodes AD(H)D Inleiding In dit onderzoek probeer ik erachter te komen welke behandelingen, hulpmiddelen of handvatten kunnen dienen als alternatief/aanvulling voor AD(H)D medicatie zoals Ritalin, Equasym, Medikinet, Concerta e.a. Ik onderzoek hierbij de effectiviteit- en bekijk of er wetenschappelijke onderbouwing bestaat voor deze alternatieve methodes. 1. AD(H)D en bijverschijnselen. AD(H)D (attention deficit hyperactivity disorder) is een neurologische stoornis die in de afgelopen jaren zeer veel aandacht heeft gekregen. Kinderen die impulsief, overmatig rusteloos en ongecontroleerd gedrag vertonen vragen veel aandacht en energie binnen een school- en gezinssituatie. Ouders weten vaak geen raad met hun drukke kind en worden hierin ondersteund door verscheidene gezondheidsorganen zoals het GGZ. Vaak wordt er na constatering van een AD(H)D stoornis medicatie (psychostimulantia) voorgeschreven. Deze medicatie heeft als doel dat de persoon in kwestie rustiger wordt of activeert. De medicatie heeft zichzelf bewezen als een effectief hulpmiddel voor mensen met de stoornis, maar heeft als grootste bijverschijnselen inslaapproblemen en verminderde eetlust, maar ook het gevoel van matheid, lusteloosheid, buikpijn, hoofdpijn en huilerigheid. 1.1 Onderzoek en therapiëen De afgelopen jaren zijn er ook onderzoeken gedaan naar alternatieve behandel- en ondersteuningsmethodes ter vervanging of ondersteuning van ADHD medicatie. Hieronder vallen eliminatiedieten, voedingssupplementen, homeopatische middelen of breintrainingen. Er zijn tegenwoordig veel instanties waar ouders terecht kunnen voor informatie en ondersteuning. De therapeuten of instituten die therapieën leveren geven vaak aan dat hun behandelingen als ‘bewezen werken’. Volgens ‘SteunpuntADHD’1 kunnen deze therapieën in twijfel worden getrokken omdat de onderzochte groep vaak niet groot genoeg was, zodat het gevonden effect ook op toeval gebaseerd zou kunnen zijn. Soms was het zelfs niet duidelijk of de kinderen wel echt ADHD hadden en werd er door ouders heel graag verbetering gezien, omdat zij veel tijd, energie en geld in een behandeling hadden gestopt, maar was het onduidelijk of dit wel echt het geval was. Deze onderzoeken zijn vaak niet wetenschappelijk onderbouwt. ‘Steunpunt ADHD’ maakt daarom een onderscheidt in therapieën en behandelingen met een duidelijke visie: -
Therapiëen die zichzelf bewezen hebben en een duidelijk effect tonen: neurofeedback, Cogmed geheugentraining en bepaalde dieëten (RED dieet)
-
Alternatieve therapieën Balans: een open informatieve houding naar nieuwe behandelmethodes, maar met een afwachtende houding totdat er succes behaald wordt met wetenschappelijk onderzoek.
1 http://www.steunpuntadhd.nl/adhd-behandelen/nieuwe-ontwikkelingen/
3
2. Voeding en AD(H)D Er zijn veel mensen die beweren dat suikers en kleurstoffen een directe oorzaak zijn van een AD(H)D stoornis. Onderzoek uit 2011 van het ADHD Research Centrum in Eindhoven2 - in samenwerking met de Universiteit in Wageningen en St. Radbout in Nijmegen - heeft uitgewezen dat dit niet het geval hoeft te zijn. Gewone producten als tomaat, appel, kip of rundvlees kunnen oorzaak zijn van rusteloos en ongecontroleerd gedrag bij kinderen. Het onderzoek dat in 2011 gehouden is betreft een test met het RED dieet. In het volgende paragraaf ga ik in op het RED dieet, een hypoallergeen dieet dat bekijkt of bepaalde voeding van invloed is op het ADHD gedrag bij een persoon. 2.1 RED dieet Het RED Dieet is een op de persoon aangepast hypoallergeen dieet. Dit betekent dat de kans dat de voeding een allergische reactie bij de persoon oproept nihil is. Het doel van het dieet is om te achterhalen voor welke voedingsmiddelen een bepaald persoon allergisch is en of dit van invloed is op de ADHD stoornis.
RED staat voor Restricted Elimination Diet. In een periode van vijf weken worden alle voedingstoffen waar kinderen een allergische reactie op kunnen krijgen weggelaten. Wanneer blijkt dat het ADHD gedrag veranderd, worden deze voedingstoffen één voor één toegevoegd aan het dieet (provocatiedieet) en zo wordt bepaald op welke stof het kind een allergische reactie vertoond. Het wetenschappelijke onderzoek (artikel ‘Lancet’3 ) – dat onder meer door het ADHD Research Centrum Eindhoven, Karakter Kinder- en Jeugdpsychiatrie en het UMC St. Radbout is uitgevoerd – geeft te kennen dat voor veel gevallen het RED dieet een goede vervanger kan zijn voor medicijnen en verbeteringen geeft op lange termijn4 . Tussen 4 november en 29 september – 2009, werden 100 Nederlandse en Belgische kinderen uitgekozen voor een grootschalig onderzoek. De deelnemers uit het onderzoek werden allen gehaald uit medische gezondheidscentra’s in België en Nederland. De kinderen (4-8 jaar oud) werden door een ervaren kinderarts onderzocht voor een ADHD stoornis. De deelnemers werden in twee groepen verdeeld: de dieetgroep en de controlegroep. De controlegroep kreeg adviezen en instructies over gezonde voeding en de dieet groep volgde het RED dieet. Na de vijfde week van het onderzoek werd het gedrag van de kinderen door een kinderarts onderzocht. De arts wist voor zijn onderzoek niet welke kinderen uit de controle- of dieetgroep kwamen.
Wat bleek is dat 64 procent van de kinderen uit de dieetgroep geen gedrag meer vertoonde dat kenmerkend is voor ADHD. Ook door leerkrachten en ouders werd dit gedrag duidelijk opgemerkt. De controlegroep daarentegen vertoonde hetzelfde gedrag als voor het onderzoek. Uit de groep ADHD kinderen had de helft ook ODD (Oppositional Defiant Disorder). Deze stoornis kenmerkt zich door driftbuien, opstandig en brutaal gedrag. Het RED dieet had ook op deze groep kinderen een positief effect.
2 http://wetenschap.infonu.nl/onderzoek/57297-adhd-voeding-onderzoek-adhd-dieet-of-reddieet.html 3 http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0140673610622271 4 http://wetenschap.infonu.nl/onderzoek/57297-adhd-voeding-onderzoek-adhd-dieet-of-reddieet.html
4
2.2 PVG Dieet (Pelsser Voeding Gedrag) Het PGV dieet is gebaseerd5 op het RED dieet en dit wil zeggen dat er in fases verdachte voedingsmiddelen uit het dieet worden gehaald en op een basisdieet leven van rijst, kalkoen en peer met soms nog enkele toevoegingen. In de fase erna worden er ook weer voedingsstoffen toegevoegd. In 2011 het ADHD Research Centrum (Eindhoven) en het UMC Radboud is er ook een onderzoek gedaan naar dit eliminatiedieet en de uitslagen toonden aan dat bij 78 procent van de vijftig jonge kinderen die deelnamen de gedragproblemen verdwenen. Zowel het volgen van een RED dieet als het PVG Dieet geven volgens SteunpuntADHD een grote belasting voor het gezin. Er wordt gesteld dat er kindvriendelijkere onderzoeken - die vaststellen welke voedingsmiddelen vermeden moeten worden – zouden moeten komen. 3. Breinstimulerende therapieën Er komt steeds meer wetenschap over hoe de hersenen werken en tegenwoordig is bekend dat de hersenactiviteit van iemand met ADHD stoornis er anders uitziet dan bij iemand zonder de stoornis en welke hersenfuncties goed en minder goed werken. ‘Steunpunt ADHD’ benoemd twee therapieën die gericht zijn de verschillen in ‘executieve functies’ 6 Hieronder worden de hogere controle functies van de hersenen verstaan. Executieve functies hebben een controlerende en aansturende functie. Voorbeelden van executieve functies
-
het vermogen het eigen gedrag, handelingen en gedachten op tijd te stoppen
(responsinhibitie) het vermogen om flexibel van de ene situatie naar de andere te gaan (flexibiliteit) de vaardigheid om informatie in het geheugen te houden om een taak te voltooien (werkgeheugen)
Twee voorbeelden van breinstimulerende therapieën die gericht zijn op executieve functies van het menselijk brein zijn ‘Neurofeedback’ en de ‘Cogmet werkgeheugentraining’. Steunpunt ADHD ziet de Neurofeedback therapie als een behandeling die sterk in de kinderschoenen staat. 3.1 Neurofeedback Deze behandeling is al sinds 1965 in ontwikkeling en werd tijdens een onderzoek met katten per toeval ontdekt. Tijdens het onderzoek kwam men erachter dat kattten – waarbij elektroden op de hoofdhuid de activiteit van de hersenen maten – konden leren door beloning. De katten moesten een bepaalde activiteit uitvoeren. De onderzoekers konden de hersenactiviteit meten en wanneer er een positieve activiteit gemeten werd, werden de katten beloond. Dit stimuleerde de katten om de activiteit langer vast te houden.In feite wordt deze methode ook bij Neurofeedback gebruikt, alleen in spelvorm. De hersenactiviteit van de behandelde persoon wordt weergegeven in golven in verschillende frequenties. Bij AD(H)D wordt er afwijkende golfpatroon gesignaleerd. Door het kind te belonen of te straffen wordt er een gewenst golfpatroon ontwikkeld. Er wordt gebruik gemaakt van een computerspel waarin het kind zelf de golffrequenties bestuurt. Wanneer hij de goede frequenties gebruikt wordt hij in het spel beloond, lukt het het kind niet om de juiste frequenties te bereiken verliest hij. Er wordt op de website van steunpunt ADHD gesproken over 5 http://www.adhdenvoeding.nl/kinderarts-schrijft-over-het-red-dieet-in-het-eindhovens-dagblad 6 www.steunpuntadhd.nl/is-het-adhd/kenmerken-van-adhd-en-add/problemen-met-executievefuncties/
5
onbewust leren7. Omdat de veranderingen tijdens het spel in de hersenen toegepast worden, hoeft het kind buiten de behandeling niet te werken. De hersenen hebben een bepaalde activiteit aangeleerd net als dat bij normale kinderen vanzelf gaat. Het onderzoek naar Neurofeedback is nog in volle gang en wordt nog niet gezien als wetenschappelijk bewezen. Volgens een nieuwsbericht uit de Volkskrant (05-08-2013) 8 wordt de behandeling bij het Nederlands Instituur voor Psychologen (NIP) aangeprijst al ‘gelijkwaardig alternatief voor medicamenteuze behandeling’. In een ingezonden brief van een groep neuropsychologen, wordt hier met zorg over gesproken. Er zijn onderzoeken die positieve resultaten weergeven, maar daar staan ook onderzoeken tegenover die andere bevindingen geven. Ook lees je in het stuk dat het sprekend is dat net de onderzoekers die zich positief uitlaten over de behandeling, deze zelf in praktijk brengen bij klanten. In Nederland wordt op dit moment op drie universiteiten onafhankelijk onderzoek gedaan naar de effectiviteit van Neurofeedback: in Nijmegen wordt de neurofeedback vergeleken met placebo-neurofeedback – hierbij wordt geen hersenactiviteit/ neurofeedback getoond, maar willekeurige feedback, wat het kind niet onderscheidt van legitieme neurofeedback. In Tilburg wordt gekeken naar de aanvullende waarde van neurofeedback. In Rotterdam wordt neurofeedback vergeleken met de behandeling met medicijnen en ook onderzoek gedaan naar sporttraining. De resultaten hiervan worden naar waarschijnlijkheid in 2014 openbaar gemaakt. 3.2 Cogmed werkgeheugentraining Het Cogmed programma is een werkgeheugentraining ontwikkeld door dr. Torkel Klingberg, een Zweedse professor in cognitieve neurowetenschappen. Hij ontwikkelde een methode om het werkgeheugen te trainen. Het programma heeft drie versies en is geschikt voor verschillende leefttijdsgroepen. De training is gespitst op het ontwikkelen van het werkgeheugen om zo beter te leren plannen, redeneren en reflecteren en heeft ook een positieve weerslag op het langetermijngeheugen. Het menselijk werkgeheugen is ook een onderdeel van de executieve functies en maakt het mogelijk om informatie tijdelijk vast te houden en te bewerken. Kinderen die een onontwikkeld werkgeheugen hebben of een AD(H)D stoornis hebben heel vaak moeite met leren.
7 www.steunpuntadhd.nl/adhd-behandelen/nieuwe-ontwikkelingen/breinstimulerende-therapie %C3%ABn/ 8 www.volkskrant.nl/vk/nl/3184/opinie/article/detail/3478278/2013/07/19/De-werkzaamheid-vanneurofeedback-bij-adhd-is-nog-lang-niet-bewezen.dhtml
6
3.3 Braingame Brian Net als bij Neurofeedback wordt bij Braingame Brain gebruik gemaakt van een therapeutisch computerspel 9. Dit spel speelt zich af in een virtuele wereld en is ook weer gericht op de executieve functies en op het werkgeheugen van de hersenen (organiseren, plannen en houden van overzicht). Het spel is opgedeeld in 25 sessies van elk drie kwartier. Er is ruimte voor één sessie per dag en vier sessies per week. De kinderen leren naast het ontwikkelen van hun werkgeheugen, het vermogen om impulsen te onderdrukken en leren om te schakelen tussen verschillende situaties en vormen van gedrag.
3.4 Jungle Memory Jungle Memory is een online training programma (application) waarmee kinderen op school of thuis in kunnen loggen op een computer. Een training met Jungle Memory duurt ongeveer 15-20 minuten. Er wordt vier keer per weer getraind gedurende een periode van acht weken.
9 www.youtube.com/watch?v=5f8wgUwbZoA
7
De makers van Jungle Memory10 beloven na de training de volgende resultaten: -
Werkgeheugen trainen een vaardigheid met taal, rekenen, geschiedenis te bevorderen. Stimuleren van de Prefontale Cortex en werkgeheugengebieden in het brein, waardoor leerlingen de aandacht goed richten en opdrachten aan kunnen. Leerlingen kunnen beter omgaan met examenstress en kunnen ingewikkeldere lessen aan. Leerlingen met een goed werkgeheugen behoren bij de betere leerlingen. Methode past zich voordurend aan aan de behoefte en mogelijkheden van de leerling waardoor nooit te zwaar of te slag getraind wordt, maar op het juiste niveau om succes te behalen. Positief effect op de focus, het zelfvertrouwen en resultaten in slechts 8 weken. Wetenschappelijk bewezen werkzaamheid De schoolresultaten worden beter bij leerlingen met uiteenlopende klachten, zoals lage cijfers, Dyslexie en Autisme.
Dr. Tracy Alloway11 is een professor die vele onderzoeken heeft gedaan naar de eigenschappen van ADHD en het menselijk werkgeheugen. Zij concludeerde, in een onderzoek dat in 2012 plaats vond12, dat de Jungle Memory training kinderen kan helpen bij het ontwikkelen van cognitieve vaardigheden. Er zijn verscheidene onderzoeken uitgevoerd naar de effectiviteit van Jungle Memory. In een onderzoek dat gepubliceerd is in Computers in Human Behavior (2013) werden drie groepen leerlingen met werkgeheugenproblemen onderzocht. Éen groep kreeg geen training, één groep oefende één keer in de week met Jungle Memory en één groep trainde vier keer in de week met Jungle Memory. De groep die vier keer trainde liet een duidelijk verbetering zien op onderdelen van een IQ-test (verbaal en performaal), spelling, verbaal en visueel-ruimtelijk werkgeheugen. 4. Homeopatische medicatie Hoewel homeopathische medicatie niet wetenschappelijk bewezen zijn, worden ze bij bepaalde kringen gezien als effectieve middelen tegen AD(H)D klachten. Het internet biedt veel chatsites/fora die discussies en gesprekken bevatten over homeopatische middelen. Daarin wordt door aanhangers medicatie gepromoot waarbij zij positieve ervaringen hebben. Er is maatschappelijke kritiek op het verspreiden en gebruiken van homeopatische middelen. De Wereldgezondheidsorganisatie waarschuwt wereldwijd voor homeopatische middelen, omdat onbewezen behandelingen als medicinaal werkzaam worden gezien. Twee voorbeelden van populaire homeopatische stoffen zijn: 4.1 LT03 LTO3 is hèt topproduct voor ADD en ADHD symptomen. Tevens zeer effectief bij angsten en slaapproblemen. Het is in 2004 ontwikkeld door het Canadese bedrijf Herb-e-Concept . Het is een 100% natuurlijk product van de hoogste kwaliteit. In Canada staat het geregistreerd als een natuurlijk geneesmiddel. In Europa als voedingssupplement.13
10 lb.junglememory.com/pages/how_it_works 11 tracyalloway.com/journal-articles/ 12 www.thejournal.co.uk/news/north-east-news/jungle-memory-training-sees-pupils-4472974 13 http://powertoadhd.com/lto3/
8
LT03 is een voedingssupplement dat in potjes (90 capsules) online of in reformzaken wordt aangeboden. Het verkoopargument voor dit middel is de bron van Omega 3vetzuren. De bekendste Omega 3-vetzuren zijn alfa-linoleenzuur(ALA), eicosapentaeenzuur (EPA) en docosahexaeenzuur (DHA). Deze laatste twee (EPA en DHA), zijn bekend als visvetzuren en komen voor in vis en ander zeevoedsel (schaap- en schelpdieren). Vooral in vette vissoorten zoals zalm, makreel, paling, haring, forel en sardines zitten veel van deze vetzuren.14 Het voedingscentrum geeft aan dat er sterke aanwijzingen zijn dat het innemen van EPA/DHA via voeding extra bescherming geeft tegen hart- en vaatziekten. Daarom ook wordt het door de Gezondheidsraad geadviseerd om twee keer in de week vis te eten, waarvan één keer vette vis. Omdat er ook mensen zijn die geen vis willen eten zijn er producten op de markt gekomen die Omega 3-vetzuren bevatten. Op de website van het voedingscentrum wordt ook verteld dat er een aantal studies zijn die wijzen op een mogelijk gunstig effect van het innemen van Omega-3 vetzuren met betrekking op slecht leergedrag, depressiviteit en ook op gedragstoornissen zoals hyperactiviteit (AD(H)D). Er wordt hierbij wel verteld dat de gerapporteerde effecten nog onvoldoende onderbouwd- en deels tegenstrijdig zijn. Dit door het ontbreken van gecontroleerde studies van voldoende omvang.
4.2 L-theanine Dit is een aminozuur dat in theebladeren zit (vooral groene en witte thee). De stof heeft bij een onderzoek uitgewezen dat het op muizen een kalmerende en opwekkende werking heeft. Het is ook een antioxidant en zou het immuunsysteem moeten stimuleren. L-theanine is in twee vormen te verkrijgen als supplement: natuurlijke theanine en synthetische theanine. Natuurlijke theanine wordt geïsoleerd uit theebladeren via een fermentatieproces en filtratie. Synthetische Theanine komt voort uit organische synthese (suntheanine), waar een Japans bedrijf een patent op heeft. Totzover reikt mijn onderzoek naar homeopatische medicatie. De belangrijkste reden hiervoor is dat deze vorm van medicatie niet wetenschappelijk onderwezen is vooral werkzaam is bij mensen die er sterk in geloven. Of de werking daadwerkelijk positief is wordt in mijn onderzoek lastig te achterhalen. 5. Mindfulness training Deze alternatieve methode voor het behandelen van AD(H)D is gericht op het trainen van aandacht en gedragscontrole, doormiddel van meditatieoefeningen. Mindfulness heeft zijn wortels liggen in het Boedhisme.
Een onderzoekstak van de Universiteit van Amsterdam (UvA) - het Academisch Behandelcentrum voor Ouder en Kind (UvA Minds) - heeft een programma lopen dat ouders en kind helpt bij een AD(H)D stoornis.15 Deze behandeling is gebaseerd op een combinatie van Westerse kennis over aandacht en Oosterse meditatietechnieken. Bij deze behandeling wordt de aandacht en gedragscontrole van kinderen en jongeren getraind door spelenderwijs meditatieoefeningen te doen. De informatie die op de website van UvA Minds gegeven wordt verteld dat Mymind een training is voor ouder en kind. Het doel van dit programma is gericht op het verbeteren van de concentratie en impulsiviteit, hyperactiviteit en agressie moet verminderen. De jongeren die voor deze behandeling geschikt zijn hebben een leeftijd tussen de 9-18 jaar en moeten een officiële AD(H)D diagnose hebben. Ouders volgen de training tegelijkertijd met de kinderen (Mindful Parenting training). Het doel hiervan is dat ouders leren op een kalme, niet reactieve wijze met de aandachts- en gedragsproblemen van hun kind 14 www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/omega-3.aspx 15 www.uvamindsyou.nl/site/english-training/mindfulness-training-for-professionals
9
om te gaan. Daarbij zou het hen helpen met eventuele eigen symptomen van AD(H)D. De twee groepen (kinderen en ouders) hebben afzonderlijk een eigen therapeut die hen door de therapie heen begeleidt. De organisatie van Mymind geeft zelf aan dat er een onderzoekskant aan de therapie zit, waarbij een discussie plaats vind over de effectiviteit van het MYmind programma voor kinderen met ADHD (en ASD) en hun ouders. MYmind werkt met trainers die werkzaam zijn op de Universiteit van Amsterdam. Professor Susan Bögels 16 is een psychopataloog die onderzoek doet naar het cognitieve gedrag van kinderen en hun directe omgeving. Haar expertise is de intergenerationele overdracht van een angststroornis van ouder naar kind. Dokter Joke Hellemans is een clinisch psycholoog/psychotherapeut en mindfulness docent ( Centrum voor Mindfulness – Universiteit van Massachusetts) Zij heeft veel ervaring als mindfulness docent docent aan professionals en verscheidene. Conclusie In mijn onderzoek naar alternatieve behandelmethodes voor AD(H)D ben ik erachter gekomen hoe veel- en tegelijkertijd hoe weinig er bekend is over deze stoornis. We weten dat er veel kinderen zijn die druk, ongecontroleerd gedrag vertonen en zich moeilijk kunnen concentreren waardoor zij leerachterstanden opbouwen. Maar wanneer spreek je van een AD(H)D stoornis en hoe weet je wat de oorzaken zijn. AD(H)D wordt gezien als een neurologische stoornis die erfelijk kan zijn, maar onderzoek (RED dieet) heeft duidelijk aangetoond dat in veel gevallen voeding een direct verband heeft. In een artikel 17 van een gepensioneerd kinderarts (J. Toorman), die in het RED onderzoek deel nam en in het Catharina ziekenhuis in Eindhoven kinderen onderzocht heeft naar AD(H)D, is te lezen dat een vervolgonderzoek tegen wordt gehouden door ongefundeerde kritiek en een gebrek aan financiëring. Ik heb mij op het internet verbaasd hoeveel informatieve, commerciële instanties er bestaan die ouders hulp en ‘redding’ bieden aan hun AD(H)D leidende kind. Ik heb op de website van SteunpuntADHD begrepen dat veel onderzoek nog lang niet voltooid is, waardoor veel methodes nog niet wetenschappelijk bewezen zijn. Toch wordt dit door vele instellingen, instanties met volle overtuiging beweert, waardoor veel bezorgde ouders hun hoop vestigen op deze redmiddelen en veel tijd, energie en vooral geld stoppen in de onderzoeken en ook uit misplaatste voldoening gaan roepen dat zijn/haar kind geholpen is bij de methode. Alternatieve behandelaars zijn hierbij ook schuldig aan misleidende informatie. Zo wordt in praktijk genezing beloofd, iets wat nooit te garanderen valt. Deze behandelaars vertellen klanten dat hun behandelingen wel ‘natuurlijk’ zijn, alsof medicatie per definitie ‘niet-natuurlijk’ zou zijn. In de natuur komen veel giftige stoffen voor en medicatie komt ook niet altijd voort uit een chemisch proces en daarbij zijn chemische stoffen niet altijd giftig18 Deze behandelaars spelen in op de emoties van ouders die het beste willen voor hun kind en daarbij niet altijd objectieve overwegingen maken. Zij willen het beste resultaat zien. Wat blijkt is dat de behandelingen in de eerste fase succes hebben, maar dat het gedrag van de behandelde kinderen vaak snel herhaalt. Behandelaars van alternatieve therapiën blijken veel te klagen dat er geen belangstelling is voor hun therapie. De ervaring van Steunpunt ADHD is dat kennis en betere behandelmethodes goed ontvangen worden door de medische wetenschap en dat er geen reden is om een veelbelovende nieuwe behandeling dood te zwijgen of op oneerlijke wijze aan te vallen. Meldpunt ADHD juicht zelfonderzoek door ouders toe, maar wijst op de volgende punten: 16 www.uva.nl/over-de-uva/organisatie/medewerkers/content/b/o/s.m.bogels/s.m.bogels.html 17 http://www.adhdenvoeding.nl/kinderarts-schrijft-over-het-red-dieet-in-het-eindhovens-dagblad/ 18 http://www.steunpuntadhd.nl/adhd-behandelen/alternatieve-therapie%C3%ABn/
10
‘Overdrijven is een teken aan de wand. Wees wantrouwig ten opzichte van producten of behandelingen die worden omschreven als 'verbazingwekkend', 'wonderbaarlijk' of 'een fantastische doorbraak'. Betrouwbare artsen/behandelaars gebruiken dergelijke termen niet. Evenmin beroemen zij zich op successen bij de behandeling van grote aantallen patiënten.’ ‘Wees eveneens wantrouwig bij elke behandeling die wordt aangeprezen als behandeling van een brede variëteit aan kwalen. Gezond verstand vertelt ons dat hoe grandiozer de claim, hoe minder waarschijnlijk het is dat er enige echte verdienste achter verscholen zit.’ ‘Ga niet af op ervaringsverhalen van mensen die beweren dat ze zijn geholpen door een bepaald product of een bepaalde behandeling. Enthousiasme is geen bewijs; echte gezondheidsprofessionals pronken niet met verklaringen van hun patiënten.’ 19
19 http://www.steunpuntadhd.nl/adhd-behandelen/alternatieve-therapie%C3%ABn/
11
Studeren met AD(H)D In dit hoofdstuk zal ik nader onderzoek doen naar ‘Studeren met ADHD of ADD’. In Nederland heeft ongeveer vier procent van de studenten in het Hoger Onderwijs ADHD20 . Allereerst zet ik de symptomen op een rij die de studie kunnen beïnvloeden. Vervolgens kijk ik naar waar de student moeite mee heeft in het hoger onderwijs en wat de student zelf kan doen om de studie zo goed mogelijk te laten verlopen. Daarnaast zal ik ook kijken naar de rol van de school en de docent: Op welke manier kunnen zij ondersteuning bieden aan studenten met ADHD? Ik ga dit onderzoek onderverdelen in de volgende onderzoeksvragen:
1. Hoe beïnvloedt ADHD de leerprestaties? 2. Wat kan een student met AD(H)D doen om de studie zo goed mogelijk te laten verlopen? 3. Welke maatregelen kan de school treffen om de student met AD(H)D te helpen en/of begeleiden?
4. Welke maatregelen kan de docent treffen om de student met AD(H)D te helpen en/of begeleiden?
5. Groepsvorming en didactische onderbouwing 1. Hoe beïnvloedt ADHD de leerprestaties? ADHD kan studieprestaties op verschillende manieren beïnvloeden. Wat voor uitwerking AD(H)D heeft op de leerprestaties verschilt van persoon tot persoon. Hieronder volgen een aantal voorbeelden hiervan (Hofman, E., Korevaar, L., 2004):
- De student vindt het moeilijk om lang stil te zitten - De student is snel afgeleid van dingen om zich heen of door zijn of haar eigen gedachten - de student draait, wiebelt en friemelt veel - De student vind het lastig om op zijn beurt te wachten - De student geeft vaak antwoord voordat er een vraag helemaal gesteld is - De student kan het lastig vinden om instructies op te volgen - De student kan niet lang bezig zijn met één ding (vooral niet als het hem of haar niet interesseert)
- Schoolwerk en karweitjes worden door de student niet afgemaakt - De student praat overdreven veel - De student kan moeilijk luisteren naar wat anderen zeggen - De student valt anderen vaak in de rede - De student raakt dingen kwijt - De student gaat vaak van de ene activiteit over naar de andere Als de studieprestaties erg beïnvloed worden door de ADHD, kan dat leiden tot veel frustraties, boosheid of verdriet. Hoger onderwijs De student zal de hoeveelheid lees-/leerstof niet altijd op tijd afkrijgen, doordat hij/zij moeite heeft met grote hoeveelheden, overzicht krijgen, plannen en focussen. In het Hoger onderwijs wordt de leerstof vaak overgebracht door het geven van colleges. Colleges volgen kan moeilijk zijn voor een student met AD(H)D doordat de student niet lang kan stilzitten en snel afgeleid is. Opdrachten worden veelal gemaakt in werk- of projectgroepen. Werkgroepen kunnen lastig zijn voor een student met AD(H)D, omdat de student niet goed kan stilzitten en het moeilijk vindt zijn of haar beurt af te wachten. Het hyperactieve gedrag van de student met ADHD kan bij medestudenten voor irritaties zorgen tijdens het samenwerken. Studenten met AD(H)D hebben soms moeite met communicatie doordat zij niet goed luisteren of te veel (voor hun beurt) praten. In practica of bij opdrachten kan het moeilijk zijn om instructies goed op te volgen. Studietaken uitvoeren kan moeizaam omdat studenten niet goed een langere tijd met iets bezig kunnen zijn, maar van de ene activiteit overgaan in een andere activiteit en soms dingen kwijtraken.
20
gebruikerstoets ‘studeren met een handicap 2010’, CHOI 2010 (onderdeel van NSE)
12
2. Wat kan een student met AD(H)D doen om zijn of haar studie zo goed mogelijk te laten verlopen? ADHD verdwijnt niet zomaar, maar als student met ADHD kun je je gedrag wel beïnvloeden. 2.1 Studiekeuze Het begint al bij de studie- en beroepskeuze. Studenten met AD(H)D hebben extra baat bij een studiekeuzegesprek. Belangrijk bij het voeren van een studiekeuzegesprek is (Expertisecentrum handicap+studie, 2012): - veilige sfeer - open en realistische houding - kennis over beschikbare extra voorzieningen Bij studenten met AD(H)D bestaat de mogelijkheid dat ze kiezen voor een studie vanuit impulsiviteit. Studenten die vroeg en weloverwogen een studie kiezen vallen minder vaak uit. Daarom is een studiekeuzegesprek dan ook van groot belang voor studenten met AD(H)D, omdat dit de kans verkleint dat de opleiding toch niet passend blijkt te zijn. 2.2 Lezen en verwerken van teksten Voor een student met AD(H)D is het vaak lastig om hoofd- en bijzaken te scheiden. Daarom is het belangrijk de studiestof actief te benaderen: - Bekijk eerst de titels van de hoofdstukken en eventueel paragrafen. - Probeer grote stukken tekst om te zetten in een andere vorm, zoals een schema bijvoorbeeld of een opsomming. - De student moet goed naar de afbeeldingen, grafieken en tabellen kijken indien deze zijn opgenomen in de leesstof. Hierin kan hij of zij verbanden zoeken tussen deze zaken of in de tekst. - De student kan proberen om eerst een samenvatting te lezen van de tekst. - Het maken van een begrippenlijst kan een student met AD(H)D erg goed helpen. - Verbanden leggen met de eigen kennis. 2.3 College volgen Het volgen van college is erg belangrijk. Hieronder staan een aantal tips waar een student met AD(H)D baat bij zou kunnen hebben voor, tijdens of na het volgen van een college: - Voorbereiden voorafgaand aan een college. - Vooraan zitten kan de student helpen: er is minder afleiding. - Sleutelwoorden opschrijven tijdens het volgen van een college. - Vragen om de sheets (vooraf), zodat de student zich al kan voorbereiden op wat komen gaat. - Geluidsopnames maken kan handig zijn, omdat de student na het college nog iets terug kan luisteren wanneer hij of zij iets gemist heeft door het ontbreken van concentratie. - Laptop gebruiken voor het maken van aantekeningen kan voor een student met AD(H)D erg handig zijn. De student kan dan veel beter het overzicht houden in zijn aantekeningen. - De student kan de aantekeningen na een college nog eens doorlezen en overzichtelijk maken. - Na het doornemen van de aantekeningen is het ook belangrijk om even rust te nemen om bij te komen en te verwerken. 2.4 Werk- of projectgroepjes In het HBO is samenwerken een belangrijke competentie. Het werken in werk- of projectgroepjes is dan ook onvermijdelijk wanneer je een HBO studie gaat volgen. - Een werkgroepje met één of meerdere studenten met AD(H)D kan het beste een rustige ruimte opzoeken om in te gaan werken. - De student met AD(H)D kan tijdens besprekingen zijn vragen of commentaar op een kladblok schrijven, voordat hij of zij meteen reageert. Op die manier praat de student niet voor zijn beurt en kan hij of zij nog eens nadenken of de vraag of het commentaar klopt en goed geformuleerd is. - De student kan vragen of een groepsgenoot telkens een seintje wil geven (aanstoten, iets zeggen) wanneer de student zijn aandacht verliest.
13
2.5 Maken van tentamens - De student kan zelf vragen maken waar hij of zij zichzelf mee kan overhoren. - De student zou zich door anderen kunnen laten overhoren om te pijlen of hij/zij de lesstof begrepen heeft en om op een meer actieve manier te worden uitgedaagd tot het bezig zijn met de stof. - Tijdens het tentamen is het slim om als student met AD(H)D op een rustige plek te zitten: niet in de buurt van een raam of wandelgang bijvoorbeeld. - De student zou de instructies een keer extra kunnen doorlezen. - Het kan gebeuren dat de student tijdens het maken van een tentamen even blokkeert. Het beste is dan even rust nemen en vervolgens weer de draad oppakken. - Het is goed voor een student met AD(H)D om het tentamen nog eens door te nemen wanneer hij of zij klaar is (controleren of elke vraag is beantwoord, of het te lezen is). - Bij structureel tijdtekort kan de student aan school vragen om meer tijd voor tentamens. 2.6 Algemene handelingen elimineren externe prikkels: Een student met AD(H)D kan snel afgeleid zijn door externe prikkels. Het elimineren van die externe prikkels kan dan ook de studieprestaties bevorderen, door de volgende maatregels toe te passen:
- De student kan het beste een werkplek of werkruimte zoeken met zo min mogelijk afleiding. - Het elimineren van externe prikkels kan door het uitschakelen van de telefoon, maar ook door zo min mogelijk browsers en schermen open te hebben staan op de computer bijvoorbeeld. - Sommige studenten met AD(H)D hebben baat bij het luisteren naar rustgevende muziek tijdens het studeren. Anderen hebben meer baat bij oordopjes, zodat geluiden van buiten af niet voor afleiding zorgen. - De student kan de omgeving vragen om hem of haar niet te storen tijdens het studeren, door bijvoorbeeld een briefje of bordje aan de deur van de studentenkamer of studieruimte op school te hangen. - Een student met AD(H)D kan beter niet bij het raam zitten, want buiten is altijd veel afleiding te vinden. - De student kan rustmomenten inlassen waardoor hij of zij de aandachtsboog niet overspant. - De student kan gebruik maken van een ‘Piekerblok’. Afleidende gedachten kunnen worden genoteerd. De student kan er vervolgens een streep onder zetten en zijn gedachte terug brengen naar de opdracht of leerstof. Op deze manier kan hij of zij zijn gedachte even parkeren. plannen en organiseren Een student met AD(H)D vindt plannen en organiseren vaak erg moeilijk. Juist deze studenten moeten aan een planning extra aandacht besteden, zodat ze niet overweldigd worden door de hoeveelheid studiestof. - Agenda of notitieblok: De student kan het beste zo min mogelijk losse vellen of briefjes gebruiken, die raken makkelijk kwijt. Notitieblokken kunnen worden gebruikt om alles te onthouden, van nummers tot taken. De student moet volle notitieblokken bewaren zodat hij of zij alles nog terug kan vinden. Afspraken kan de student het beste in zijn agenda schrijven zodat hij of zij het niet kwijt kan raken of vergeten. - De student kan een haalbare takenlijst maken. Deze kan hij of zij dan vervolgens in haalbare stappen delen. De student kan de takenlijst elke dag bijwerken, en indien nodig netjes overschrijven wanneer het een rommeltje wordt. - De student kan aan het einde van de dag evalueren of hij of zij op schema loopt en hoe het gaat. - Tijdens de meeste HBO-opleidingen ontvangt de student een hoop papieren. Dit kan overweldigend zijn voor een student met AD(H)D. Belangrijk is daarom voor de student om een systeem te bedenken waardoor hij of zij het papierwerk kan organiseren in bijvoorbeeld een overzichtelijke map met tabbladen.
14
Een systeem De student met AD(H)D moet beseffen dat een perfect systeem voor het plannen van de studie niet bestaat: juist door het zoeken naar een perfect systeem haakt hij of zij al snel af. Bovendien kost nieuw gedrag aanwennen tijd: de student zal minimaal drie maanden nodig hebben om te wennen aan een systeem. Het zal dus eerst even extra energie kosten om een systeem voor zichzelf te bedenken en toe te passen, maar op langere termijn lijken studenten met AD(H)D er veel baat bij te hebben. De student zal dan bijvoorbeeld minder het gevoel van ‘verlamming’ tegenkomen. Gevolgen van het ontbreken van een goed werkend systeem of planning zijn het niet kunnen maken van tentamens omdat de student vergeten is zich in te schrijven, het kwijtraken van spullen en het missen van deadlines. Tegenwoordig zijn er ook handige apps die kunnen helpen bij het plannen. Ook het zetten van een alarm of het koppelen van een alarm aan je digitale agenda kan erg goed helpen. Hieronder volgen nog een aantal maatregelen die de student zou kunnen nemen om een goed werkend systeem te vinden21:
- De student kan iemand in de omgeving vragen om hulp bij het opstarten van zo’n systeem, bij voorkeur iemand die zelf heel goed georganiseerd is natuurlijk.
- Een vaste plek voor studiepapieren vinden. - Een postbakje maken voor ‘inkomende’ studiepapieren. De student weet dan dat deze nog behandeld moeten worden.
- De student kan het beste zijn computer, rooster en andere schoolspullen er bij houden wanneer hij de studiepapieren doorneemt.
- De student kan drie vaste tijdstippen in een week inplannen om de studiepapieren door te nemen. - Spullen op een vaste plek bewaren, bijvoorbeeld een map per schoolvak waar ook de aantekeningen inzitten, zodat alles bij elkaar staat. - Aantekeningen overzichtelijk maken na colleges of besprekingen van werk- of projectgroepjes. - De student kan regelmatig dingen weggooien die hij of zij niet kan gebruiken. - De student moet een manier vinden om met negatieve gedachten om te gaan, zodat hij of zij niet meteen opgeeft. Prioriteiten Voor een student met AD(H)D kan het moeilijk zijn om prioriteiten te stellen. Op het HBO wordt vaak verwacht dat de student meerdere taken tegelijkertijd doet. Bij het maken van een takenlijst en/of planning is het dus belangrijk dat de student bedenkt welke taken hij eerst doet. Vaak wordt er gekozen om de makkelijkste taken als eerste te maken. Het nadeel hiervan is dat op langere termijn moeilijke taken blijven liggen en ‘ophopen’. Een oplossing zou kunnen zijn om de prioriteit te vermelden in de takenlijst22:
A. Korte termijn: wat vandaag of morgen moet worden afgemaakt. B. Langere termijn, maar wel nodig: tentamenstof doornemen voor over twee/drie weken bijvoorbeeld.
C.Lange termijn, makkelijk: Kleine klusjes die je gemakkelijk en snel kunt doen, zoals het checken van e-mails of iets dergelijks.
Gebaseerd op ‘Behandelgids ADHD bij Volwassenen. Cliëntenwerkboek’ van Safren, Sprich, Perlman en Otto. 21
22
Gebaseerd op ‘Behandelgids ADHD bij Volwassenen.’van Safren, Sprich, Perlman en Otto.
15
Structuur Studenten met AD(H)D hebben vaak geen goed besef van tijd: ze kunnen tijd niet makkelijk indelen. Het slechte tijdsbesef, de afleidbaarheid en onrust maken het een student met AD(H)D niet makkelijk om aan een planning te houden. Om voor meer structuur te zorgen, kan de student werken met dag- en weekpatronen: - Dagpatroon: de student plant een dagstructuur - Weekpatroon: de student voegt wekelijkse gebeurtenissen toe (werk- en projectgroepen, colleges, sport en andere afspraken). - Als derde en laatste voegt de student onregelmatige afspraken toe. Door in de dagplanning ruimte te houden voor flexibiliteit, kan de student zich af en toe door zijn of haar stemming laten leiden zonder dat de hele planning daarbij verloren gaat. (Kolberg & Nadeau, 2002) Plan van aanpak bij problemen De student kan tijdens zijn studie tegen een aantal problemen aanlopen. Voor een student met AD(H)D is het soms lastig om door alle prikkels een juiste oplossing te vinden. Het makkelijkste is om ook voor het oplossen van problemen een eigen systeem te bedenken. Een voorbeeld kan zijn (Safren, Sprich, Perlman &Otto, 2006): 1. Zet het probleem in één of twee zinnen op papier 2. Maak een lijst van alle mogelijke oplossingen (geef jezelf de ruimte vrij te brainstormen, zonder innerlijke kritiek. 3. Som de voor- en nadelen van iedere oplossing op 4. Geef dan iedere oplossing een cijfer van 1-10 5. Kies de beste oplossing uit en voer deze uit. Gevoelens van overvoering leiden vaak tot vermijdingsgedrag (Kolberg & Nadeau, 2007). Dit uit zich bij studenten met AD(H)D vaak in uitstelgedrag. Voor je het weet ontstaat er dan een vicieuze cirkel van overweldigende rommel of deadlines, vermijding en uitstel, wat dan de overvoering weer versterkt.
De student kan deze overvoering proberen te voorkomen door wat hierboven al is besproken: een goede planning, systeem waarbij je gebruik maakt van takenlijst, dingen een vaste plek kan geven enzovoorts. Toch zal het bijna iedere student met AD(H)D gebeuren dat het even te veel wordt. Het beste wat een student dan kan doen is toegeven aan zijn stemming en er gebruik van maken. (De student kan bijvoorbeeld eerst zijn kamer opruimen als hij in een meer actieve bui is). Om in de stemming te komen, helpt het vaak te beginnen bij een klus die het gevoel geeft dat je veel vooruitgang boekt. Dit werkt bemoedigend en dat smaakt meestal naar meer.23
23
Gebaseerd op ‘Opgeruimd leven met ADHD’ van Kolberg en Nadeau
16
Concentratie Concentreren is moeilijk voor studenten met AD(H)D, zeker bij organisatieklussen. Er worden drie soorten concentratie genoemd (Kolberg & Nadeau, 2007):
- Macroconcentratie boekt het meeste succes op korte termijn, omdat de student het geheel overziet. Een voorbeeld: De student organiseert de studie door alle boeken en papieren te ordenen en per vak weg te bergen. Er ontstaat wat rust en overzicht. - Detailconcentratie focust zich op een onderdeel, een detail van het grotere geheel. Voorbeeld hiervan is dat de student zich op één vak concentreert. - Microconcentratie kan ingezet worden door de student om zich af te sluiten van overvoering: De student richt zich op één klein ding omdat kijken naar het grote geheel overweldigend kan zijn. Het nadeel hiervan is dat de student zich verliest in details en daardoor niet toekomt aan andere dingen die hij of zij moet doen. Het is bijzonder detailgericht. Voorbeeld: Lay-out of grafiek van een werkstuk zo gedetailleerd mogelijk maken. De kunst voor de student is om te onderzoeken welke soort concentratie op welk moment moet worden toegepast. Zo is voor het organiseren en maken van een planning voor een studie allereerst de macroconcentratie belangrijk, zodat de student overzicht krijgt. Wanneer het overzicht er is kan de student overstappen op detailconcentratie: verder gaan met één vak bijvoorbeeld. De microconcentratie kan helpen om dingen secuur af te maken. Helpende gedachten Studenten met AD(H)D hebben wel eens last van negatieve gedachten, doordat ze moeite hebben met organiseren, het uitvoeren van bepaalde taken, achterstanden en dergelijke. Dit kan leiden tot stress en stemmingsproblemen. Door anders te leren denken kan de student nare stemmingen voorkomen die er voor zorgen dat de taken moeilijker worden om uit te voeren, dat de student zich rot voelt en dat de afleidbaarheid toeneemt.
Figuur 2 laat zien hoe gedachten, gedrag en gevoelens samenhangen. Als er iets gebeurt, gaan we er van uit dat daar een emotie op volgt. Maar wat er eigenlijk vanuit een gebeurtenis ontstaat, is een gedachte. Dit kan een automatische gedachte zijn: deze is heel vluchtig. Als deze automatische gedachten negatief zijn, bemoeilijken ze ons functioneren. Figuur 3 laat hier een voorbeeld van zien:
17
Figuur 3: Voorbeeld negatieve (automatische) gedachten In het schema is goed te zien dat negatieve gedachten het gedrag erg kunnen beïnvloeden. Voor studenten met AD(H)D verergeren op deze manier de symptomen: slechte concentratie, uitstelgedrag, frustratie of zelfs depressie kan het gevolg zijn (Safren et al 2006). Negatieve gedachtes aanpakken - Voor de student de negatieve gedachtes aanpakt, moet hij of zij ze eerst leren herkennen. - De student moet onderzoeken of hij bepaalde denkfouten maakt. De student kan zijn gedachten uitdagen door feitelijke argumenten voor en tegen zijn gedachte te zoeken. - Door de gedachten uit te dagen kan de student deze vervangen door passende en helpende gedachten. Dit vraagt om oefening, dat op verschillende manieren bewerkstelligd kan worden: - Zelfhulp (boeken) - Behandeling GGZ - Training: voorbeeld is de RET groep, die de student anders leren denken binnen universiteiten. Conclusie Er zijn behoorlijk wat mogelijkheden voor een student om de invloeden van AD(H)D op de studie in te perken. Allereerst is het natuurlijk belangrijk dat de student zich bewust is van zijn of haar eigen gedrag: wanneer de student zijn of haar eigen gedrag kan herkennen, is het probleem vaak al voor de helft opgelost. Planning en organisatie is één van de meest concrete maatregel die de student kan nemen: takenlijsten, dag- en weekpatronen uitschrijven, kiezen welke taak welke prioriteit krijgt enzovoorts. Op die manier wordt de chaos uit het hoofd gehaald en schematisch geordend op papier. Daarnaast zijn er ook de minder concrete manieren om tijdens de studie om te gaan met AD(H)D, zoals voorbereid zijn op overvoering of door het omzetten van negatieve gedachtes. Bij al de maatregelen die de student kan nemen, is het belangrijkste dat het bij hem- of haarzelf past. De effecten van AD(H)D op de studieprestaties kan verschillen van persoon tot persoon. Logisch dus dat elke student ook een eigen schema moet maken die bij zijn of haar eigen levenswijze past. Nu duidelijk is wat de rol van de student zelf is, ga ik verder onderzoeken wat de school en de docent daar nog aan kan toevoegen.
18
3. Welke maatregelen kan de school treffen om de negatieve effecten van ADHD op de leerprestaties van studenten te verminderen? 3.1 Huidige situatie Hogescholen Hieronder volgt een overzicht van de structuur van hogescholen, gebaseerd op het beleid voor studenten met functiebeperking van aantal grote hogescholen in Nederland. In het overzicht is opgenomen wanneer studenten met een functiebeperking welke begeleiding kunnen krijgen en door welke partijen binnen de hogeschool dit in werking wordt gezet. Aanmeldingsprocedure Alle hogescholen in Nederland hebben wel een bepaald beleid voor studenten met een functiebeperking. Daarbij gaat het om studenten met een fysieke beperking, dyslexie, autisme en ook AD(H)D. Inschrijving bij een hogeschool wordt via studielink gedaan. Op studielink wordt al gevraagd aan de student of hij of zij verwacht een aanpassing door functiebeperking nodig te hebben. Na deze aanmelding wordt vaak ook nog door de hogeschool gevraagd in te vullen of de student wel of geen functiebeperking heeft. Intakegesprekken Als de student denkt studievertraging op te lopen is het vrijwel altijd zijn of haar taak zelf initiatief te nemen, door een gesprek aan te vragen met een decaan. In deze gesprekken wordt de beperking met bijbehorende belemmeringen besproken en vervolgens gekeken naar mogelijke oplossingen of maatregelen tijdens de studie. De meeste hogescholen bekijken afzonderlijk per student welke vorm van begeleiding zou kunnen worden ingezet. Dit kan zijn dan de student extra tijd krijgt tijdens het maken van tentamens, materiële of financiële ondersteuning, studiebegeleiding enzovoorts. Deze mogelijkheden worden besproken met de decaan indien de student zelf aangeeft daar behoefte aan te hebben, voorafgaand of in het begin van de studie. In het intakegesprek komen de decaan en student tot een helder beeld van de haalbaarheid van de studie en de gevolgen van de functiebeperking voor het behalen van de kwalificaties en competenties van de opleiding. Daarbij komen alle onderdelen van de opleiding, zoals stage en projecten, aan bod. De decaan De decaan is de persoon binnen de hogeschool die als eerste wordt benaderd door de student met een functiebeperking zoals AD(H)D in de vorm van een intake- of adviesgesprek. Vaak is er binnen een team van decanen iemand gespecialiseerd in het ondersteunen van studenten met een functiebeperking24. Een gesprek met de decaan heeft als doel dat de functiebeperking van een student bekend is op school, maar dat er vanuit daar ook gekeken wordt naar hulpmiddelen indien nodig.De studentendecaan heeft de deskundigheid om de voorzitter van de examencommissie te adviseren op het gebied van functiebeperking, in relatie tot de onderwijsuitvoering, curriculum en de stages. Als dit advies niet wordt opgevolgd dient de examencommissie dat te motiveren. Examencommissie De examencommissie is verantwoordelijk voor het goedkeuren van de aanpassingen die voor de student met een functiebeperking worden gedaan. De examencommissie kan instemmen met de aanpassing(en) door het schriftelijk verzoek van de student goed te keuren en het advies van de studentendecaan aan te nemen. De aanpassingen zijn zoveel mogelijk afgestemd op de individuele functiebeperking van de student. Hierbij geldt dat de kwaliteit- en niveaueisen voor iedere student het zelfde zijn, en dat de student gepaste ondersteuning krijgt om daaraan te voldoen.
24
https://www.hva.nl/wp-content/uploads/2013/03/ Beleidskader_Studeren_met_een_Functiebeperking_2013.pdf
19
Digitale toegankelijkheid Het beleid van de Hogeschool van Amsterdam formuleert dit doel als volgt: ‘De digitale toegankelijkheid betreft de toegankelijkheid van websites, intranet, de digitale leer- en werkomgeving (DLWO) en software alsmede voorlichting, informatie en lesmateriaal. In 2014 is voorlichting en informatie, bedoeld voor (aankomende) studenten met een functiebeperking, digitaal toegankelijk via de HvA website of DLWO’25. Er zijn hogescholen die naast de powerpointsheets van colleges, colleges in de vorm van filmmateriaal op de website aanbieden (niet alleen voor studenten met een functiebeperking, maar voor elke student). Opgeknipte stages Scholen kunnen soms stages regelen waarin studenten kortere dagen stage lopen, over een langere tijd verspreid. 3.2 Advies aan hogescholen Wat kan de school naast bovengenoemde punten nog meer doen om studenten specifiek met AD(H)D te begeleiden? Lokalen en stilteruimtes Sommige hogescholen hebben het al: kleine ruimtes waar de student in alle rust kan werken. Dit is ideaal voor studenten met ADHD of ADD, omdat externe prikkels worden beperkt. Daarnaast kan de hogeschool zorgen voor lokalen waar zo min mogelijk prikkels aanwezig zijn: opgeruimd, met zo min mogelijk afleiding aan de muur in de vorm van afbeeldingen, posters en dergelijke (vooral bij creatieve opleidingen zijn de lokalen vaak aangekleed met wat voor de ‘gewone’ student als inspiratie dient, maar voor studenten met AD(H)D voor veel afleiding zorgt). Voorlichting en informatie Niet elke student komt openlijk uit voor zijn functiebeperking of gaat zelf achter begeleiding aan. Een goede voorlichting en informatievoorziening van de studiemogelijkheden van de studenten met een functiebeperking, dragen bij aan de meldingsbereidheid bij de studentendecaan. Degene die het studiekeuze gesprek heeft met de student, maar ook docenten bijvoorbeeld zullen een student met een functiebeperking doorverwijzen naar de decaan, maar het blijft de taak van de student om daadwerkelijk het initiatief te nemen om in gesprek te gaan met de decaan. Spullen bewaren Bekend is dat sommige studenten met ADHD of ADD vaak schoolspullen vergeten of kwijt zijn. De school zou een kluis of kast kunnen neerzetten waarin studenten met ADHD of ADD extra spullen hebben liggen. Boeken, pennen, schriften enzovoorts zouden een vaste plek op school kunnen krijgen waardoor de student wel altijd een ‘backup’ heeft wanneer hij of zij zijn spullen is vergeten of is kwijtgeraakt. Dit lijkt misschien wat kinderachtig voor studenten in het hoger onderwijs, maar het zorgt er wel voor dat de student altijd de les kan volgen en kan meedoen. Roosteraanpassingen De school kan de roosters voor studenten met AD(H)D zo indelen dat ze niet één dag superveel les hebben en een andere dag niets, maar dat het meer verspreid is over de week. Op die manier kan een student met AD(H)D het beter volhouden om zich te concentreren in de lessen.
25 25
https://www.hva.nl/wp-content/uploads/2013/03/ Beleidskader_Studeren_met_een_Functiebeperking_2013.pdf
20
ICT voorzieningen/digitale toegankelijkheid Al eerder in het onderzoek bleek dat studenten met AD(H)D er baat bij hebben om de sheets van een college te gebruiken en om gebruik te maken van een laptop om de aantekeningen overzichtelijk te maken. De school kan hierin ondersteuning bieden: Door de lesstof zoveel mogelijk digitaal toegankelijk te maken bijvoorbeeld. Zo bieden een aantal opleidingen al digitaal de colleges aan: colleges zijn op videomateriaal terug te vinden op de website. Een student met AD(H)D kan het college zo nog eens terug zien en zelfs op pauze zetten wanneer hij of zij tijd nodig heeft voor het maken van aantekeningen. Communicatie Korte en duidelijke communicatielijnen zorgen er voor dat de student makkelijker om ondersteuning zal en kan vragen. Bovendien zal er door goede communicatie ook makkelijker tot werkende oplossingen worden gekomen. Een ander punt waar de school studenten met AD(H)D kan ondersteunen omtrent communicatie is door een goed contact met verschillende belangenorganisaties zoals handicap+studie expertisecentrum bijvoorbeeld. Deze bieden ook workshops aan voor decanen, docenten en/of studenten met een functiebeperking zelf. Gespreksgroep De universiteit Leiden organiseert samen met GGZ Leiden een gespreksgroep voor studenten met AD(H)D. 26 Deze groep wordt geleid door een studiedecaan en een coach vanuit GGZ Leiden. Niet alleen contact met lotgenoten is van grote waarde, de student kan ook aan individuele doelen werken. Er worden thema’s behandeld als planning, financiën, communicatie en studievaardigheden. Hogescholen zouden ook dit soort samenwerkingsverbanden kunnen aangaan om de studenten met AD(H)D te ondersteunen. Conclusie In het hoger onderwijs is er voldoende begeleiding, maar de student dient wel zelf het initiatief te nemen om deze begeleiding aan te vragen. De decaan is hierbij erg belangrijk, want deze zal bepalen welke aanpassingen er worden gedaan voor de desbetreffende student. Elke student kan aanpassingen ‘op maat’ krijgen: Er wordt naar eigen zeggen naar elke student individueel gekeken wat de behoeftes zijn in verband met de studie. Dit is in mijn ogen positief: niet elke student met AD(H)D heeft dezelfde symptomen, dus is er ook niet één concrete oplossing.
26
http://media.leidenuniv.nl/legacy/studeren-met-adhd.pdf
21
4. Welke maatregelen kan de docent nemen om studenten met AD(H)D te begeleiden? Elke docent geeft op een andere manier les. Een docent in het hoger onderwijs moet daarbij rekening houden met grote klassen (soms volle collegezalen) bestaande uit allerlei verschillende karakters. Daarnaast zijn er dus ook studenten in de klas die een functiebeperking hebben. In dit onderdeel zal ik onderzoek doen naar de manier waarop de docent zijn manier van lesgeven kan aanpassen zodat studenten met AD(H)D daar baat bij hebben. Structuur Structuur is voor studenten met AD(H)D ontzettend belangrijk. Daarbij is de rol van de docent om duidelijk grenzen en regels aan te geven en voor regelmaat te zorgen. Het is belangrijk dat de student weet wat hij of zij kan verwachten. Meer concreet: - Een steeds dezelfde opbouw van de les. Bijvoorbeeld door kort te beginnen met evalueren op de vorige les (geheugen wordt opgefrist). - Aan het begin van de les vertellen wat de klas gaat doen - Werken met handouts: de student kan de instructie zelfstandig nog eens extra doornemen - Werken met tijd: de opdracht geven met een bepaalde tijdsduur zodat de student weet hoelang hij/zij er aan kan werken. ‘Zorg voor structuur op het bord en structuur in tijd door bijvoorbeeld een klok, zandloper of timer’ (Baard & Van der Elst, 2006; Ghesquière & Grietens, 2006; Jong, z.j.). ‘Het werken in kleine groepjes vereenvoudigt de structuur doordat het overzichtelijk wordt’ (Bruininks, 2002).
Instructies geven De docent kan de instructies zo concreet mogelijk uitleggen, waardoor de student met ADHD of ADD het ook kan volgen. De docent zou na een instructie even kunnen checken of de student(en) met ADHD/ADD het ook begrepen heeft en eventueel een individuele instructie kunnen geven wanneer de rest van de klas individueel aan de slag gaat. ‘Geef als docent duidelijke, concrete, korte en enkelvoudige uitleg. Pas als het nodig is de lesinstructie aan via variatie of aansluitend op het niveau van de leerling. Praat tijdens de uitleg in korte en duidelijk zinnen. Laat het kind ter controle de taak herhalen om te kijken of deze het begrepen heeft. Herhaal als het nodig is de lesstof of instructie’ (Baard & Van der Elst, 2006; Bruininks, 2002; Jong, z.j.). ‘Werk met keywords of ezelsbruggetjes bij de uitleg. Ondersteun de uitleg zoveel mogelijk door praktische voorbeelden, schema’s, plaatjes, foto’s en videomateriaal’ (Jong,z.j.).
Actieve les De docent zou de les zo kunnen indelen dat de student niet al te lang moet luisteren, maar ook daadwerkelijk iets kan doen. Een student met AD(H)D heeft nu eenmaal een korte spanningsboog en de docent kan deze beter niet overspannen, want dan is daarna de concentratie helemaal verdwenen. De docent kan het beste korte instructies geven, met tussendoor opdrachten waarbij de student zelf aan de slag kan. ‘Zorg ervoor dat de taken die een leerling moet uitvoeren kortdurend zijn. Door een lang uit te voeren taak, kan de aandacht verslappen. Biedt daarom ook een afwisselend programma aan, zodat verveling voorkomen wordt’ (Jong, z.j.; Paternotte & Buitelaar, 2005).
Vragen stellen De docent kan vragen stellen over de stof. Als hij deze vragen als eerste richt aan de student(en) met ADHD of ADD, is de student niet of minder geneigd voor zijn of haar beurt antwoord te geven. Daarnaast wordt de student(en) met ADHD of ADD uitgedaagd om zijn of haar gedachte bij de lesstof te houden.
22
AD(H)D (h)erkennen De student kan overwegen om AD(H)D over zijn eigen functiebeperking te laten vertellen in de klas. De docent kan dan open handelen. Dit is echter aan de student om te beslissen, niet aan de docent. De docent kan echter wel AD(H)D erkennen en er rekening mee houden. De docent kan een student met AD(H)D wat vaker belonen bij het tonen van positief gedrag en ook apart nemen wanneer hij/zij ziet dat de student of/en het projectgroepje gefrustreerd raakt. Studenten vinden het fijn als de docent hem of haar erkent en respecteert. ‘Leer leerlingen hardop na te denken en om te gaan met gemaakte fouten’ (Jong, z.j.). ‘Beloon het positief gedrag van een kind met ADHD, die het kind ongevraagd laat zien. Door positieve aandacht wordt positief gedrag gestimuleerd’ (Bruininks, 2002; Paternotte & Buitelaar 2005). ‘Wordt niet boos, maar vertel als docent wat er mis is gegaan, praat met het kind na over wat er is gebeurd, wat er mis ging en hoe het kind de volgende keer het beste kan handelen om herhaling te voorkomen ‘(Bruininks, 2002; Jong, z.j.). De quotes zijn gebaseerd op kinderen, maar kunnen evengoed gelden voor studenten in het hoger onderwijs. De docent kan samen met de student reflecteren op wat er mis is gegaan, zodat de student zich bewust is van de fout en herhaling kan voorkomen. Ook voor studenten kan het goed zijn om af en toe beloond te worden. Projectgroepjes De docent kan ondersteuning bieden in het vormen van project- en werkgroepjes. Door goed te onderzoeken welke studenten wel of niet kunnen samenwerken, kan de docent goed werkende groepjes maken. Een student met AD(H)D kan het beste samenwerken met een student die goed kan plannen en organiseren.
23
Conclusie In deze conclusie som ik de tips op die docenten kunnen hanteren wanneer ze een les voorbereiden, die is toegepast op studenten met AD(H)D. Deze punten zullen wij ook gebruiken voor ons lesontwerp: 1. Structuur brengen door: - Een vaste structuur kiezen voor indeling van de les - De les beginnen met ‘Wat gaan we doen deze les?’ - Werken met hand-outs - Werken met een tijdsplanning en deze communiceren naar de klas 2. Instructies: - werken met hand-outs - kort en duidelijke zinnen gebruiken - Evt. extra instructie individueel geven - Ondersteunen met zoveel mogelijk verschillende disciplines: tekst, afbeeldingen, film, schema’s, enz. 3. Actieve les: - Korte instructies - Opdrachten waarbij student zelfstandig of in kleine groepjes werkt (dingen doet!) - Rekening houden met korte spanningsboog 4. Vragen stellen: - Om leerling uit te dagen actief te denken - Mogelijkheid geven tot spreken - Voorkomen dat leerling voor zijn of haar beurt praat 5. AD(H)D (h)erkennen - Open naar de klas toe over AD(H)D - Helpen reflecteren op fouten/problemen van de student, maar ook belonen voor wat goed gaat. 6. Projectgroepjes - Docent kan de leiding nemen in het samenstellen van project- en werkgroepjes. (Goede samenstelling qua karakters en gedrag).
24
5 Groepsvorming & Didactische onderbouwing Wij willen een lesontwerp maken waarbij samenwerking en rolverdeling centraal staat. In dit onderdeel gaan we dieper in op het proces van groepsvorming. Daarbij kijken we ook naar de positie van een student met ADHD of ADD: Welke positie nemen deze studenten over het algemeen in binnen het groepsproces? Op welke manier kunnen deze studenten het groepsproces positief beïnvloeden? Definitie van een groep Een groep wordt gekenmerkt door het feit dat een aantal mensen bepaalde dingen gemeenschappelijk heeft. Mensen in een groep voldoen aan de volgende criteria: - Ze gaan regelmatig en op een directe manier, dus zonder tussenkomst van anderen, met elkaar om. - ze hebben het gevoel een groep te zijn(gezamenlijke identiteit). - ze laten hun gedrag bepalen door de normen die binnen een groep gelden. - ze hebben elkaar nodig om bepaalde doelen te bereiken. Een grote verzameling mensen is al gauw geen groep: het is dan niet te verwachten dat iedereen met iedereen regelmatig direct contact heeft. In veel gevallen ontstaan er in grote groepen verzameling groepjes. Deze kunnen vanuit noodzaak gevormd zijn, maar ook door wederzijdse attractie, meestal op basis van gelijkheid in interesse en voorkeuren. Rollen In een groep zijn verschillende rollen te onderscheiden: - Taakgerichte rollen: bijdragen die het samenwerken van gemeenschappelijke activiteit bevorderen, zoals het aangeven wie welke bijdragen moet leveren, wat er nodig is aan materialen, waar men het beste ietskan doen en hoe de bijdragen van de groepsleden met elkaar moeten worden gecombineerd. Deze rol zal door een student met ADHD/ADD minder snel worden ingenomen, omdat deze studenten moeite hebben met planning en organisatie hebben. - Groepsgerichte rollen: Dit zijn bijdragen die voor een goede onderlinge sfeer moeten zorgen. Deze rol is geschikt voor een student met ADHD/ADD: deze studenten zijn vaak gevoelig voor de sfeer, maar worden vaak ook als ‘gezellige’ mensen binnen een groep beschouwd doordat ze veel praten en een actieve houding hebben. Studenten met ADHD/ ADD kunnen onbewust of bewust erg goed de groepsgerichte rol innemen. - Zelfgerichte rollen: groepsleden die alleen maar profiteren van de groep, nooit iets bijdragen, of die zelfs regelmatig dwarsliggen, vervullen een zelfgerichte rol. Deze groepsleden worden meestal niet getolereerd en lopen dus het risico om buiten de groep te worden gezet. Dit is een rol die de student beter niet kan innemen, omdat het niet bijdraagt aan het groepsproces. Deze rol is een valkuil voor de student met ADHD/ADD: wanneer de student niet lekker in een groepje richt is het makkelijk om deze rol aan te nemen. Student en met ADHD/ADD hebben vaak moeite met organiseren. Als de structuur ontbreekt binnen een groep zal de student met ADHD/ADD moeilijk een bijdrage kunnen leveren. Normen De groep zal pas kunnen functioneren als er gelijkheid is ontstaan over opvattingen, gedragingen en wensen: Als dit bereikt is zijn er groepsnormen gevormd. Expliciete normen zijn meestal vastgelegd en regels en voorschriften. Impliciete normen worden niet uitgesproken en soms is men er zich niet eens van bewust. Pas wanneer er afwijkend gedrag wordt vertoond van die norm wordt, blijkt uit reacties van de groep dat de norm is overtreden. Conformiteit: aanpassing aan de in de groep geldende gedragen, normen en opvattingen. Opvattingen mogen verschillen, maar wanneer het te afwijkend is, wordt er druk uitgeoefend om de afwijker weer binnen de geaccepteerde grenzen te krijgen. Groepsleden die zich niet aanpassen worden deviant genoemd. Zij nemen een randpositie in en vallen als het ware buiten de groep. De conformiteit hoeft meestal niet afgedwongen te worden. Nieuwe leden passen zich vaak door eigen wensen en behoeften aan.
25
Dit bijna natuurlijk ontstaan van conformiteit is onderzocht door Asch (1951, 1952). Uit dit onderzoek bleek dat groepsleden soms een goed antwoord wijzigen in de richting van een foutief groepsantwoord. De belangrijkste reden om je te conformeren is vaak de behoefte aan acceptatie door de groep, de wens er bij te horen en de angst als afwijken groepslid te worden afgewezen. Een groep kan dus belangrijke functies hebben voor een individu: 1. informele ondersteuning: Studenten hebben elkaar nodig om te weten te komen wie ze zijn en welk gedrag ze moeten vertonen. De juistheid van de eigen opvatting wordt vastgesteld door er met klasgenoten over te praten. Dit geldt des te meer wanneer de eigen mening over van alles nog niet echt gevormd is: de informatieafhankelijkheid is groot. 2. instrumentele ondersteuning: Mensen hebben elkaar nodig om doelen te verwezenlijken die je alleen niet kunt bereiken, zoals een spelletje waar je medespelers voor nodig hebt bijvoorbeeld, of hulp bij je huiswerk. De mogelijkheid om elkaar aantrekkelijke opbrengsten te verschaffen, noemt men ook wel effectafhankelijkheid. 3. waarderingsondersteuning: Mensen hebben behoefte aan een positief zelfbeeld. In individuele vriendschappen en groepen kan men waardering ontvangen of zorgen voor een hogere status. Een groepslid ontleent daardoor een positieve sociale identiteit aan de groep. 4. emotionele ondersteuning: Betreft het ontvangen van gevoelens van acceptatie, warmte en vertrouwen. Sociogram Een hulpmiddel is de sociometrische methode, van Moreno (1934). Het kan helpen bij het meten en in kaart brengen van relaties tussen klasgenoten. Leerlingen moeten 1, de namen van twee klasgenoten met wie ze het beste kunnen opschieten opschrijven en 2, twee namen op schrijven met wie ze het liefst samen een opdracht maken. Soms wordt er ook gevraagd met wie een leerling het minste kan opschieten, maar hiervan kan de uitslag bedreigend zijn.
Voorbeeld sociogram De docent verwerkt de antwoorden in een tabel. Het kan niet alleen de positie van een leerling bepalen, maar ook achterhalen welke subgroepen er zijn. Dat kan met behulp van een sociogram: met behulp van een verbindingslijn wordt aangegeven wie wie kiest en of de keuze al of niet wederzijds is. Een docent kan een sociometrische methode gebruiken voor verschillende doeleinden: - Vaststellen welke leerlingen een randpositie innemen en gericht pogingen doen die leerlingen te betrekken bij activiteiten door te laten samenwerken met wie ze leuk vinden; - vaststellen uit welke groepjes de klas bestaat en hoe groot of gering de samenhang in de klas als geheel is.
26
Het model is een momentopname en kan veranderen. Een docent kan rekening houden met deze gegevens bij het maken van taakgroepjes. Op deze manier heeft de docent enige invloed in de samenstelling van de klas. conclusie In een groep of samenwerking zijn er altijd verschillende taken te onderscheiden. Een student met ADHD of ADD is bijvoorbeeld heel goed in het vervullen van groepsgerichte rollen: rollen en taken die bijdragen aan de (werk)sfeer in de groep. Minder goed zullen ze zijn in bepaalde taakgerichte rollen, zoals het maken van een planning of taakverdeling, of andere taken omtrent planning en/of organisatie.
27
ADHD/ADD
Attention Deficit Hyperactivity Disorder en Attention Deficit Disorder in het hoger onderwijs.
Vraag 1. Vraag 2. Vraag 3. Vraag 4. Vraag 5. Vraag 6. Vraag 7. Vraag 8. Vraag 9.
Zoals het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ADHD en ADD als een functiebeperking omschrijft wordt ook in deze enquête aangenomen dat de stoornis een beperking kan opleveren bij de student.
Heeft de beperking ADHD/ADD een negatieve uitwerking gehad op je studie?
Zo ja, kun je beschrijven hoe dit tot uiting kwam?
Heeft de beperking ADHD/ADD een positieve uitwerking gehad op je studie?
Zo ja, kun je beschrijven hoe dit tot uiting kwam?
-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ Op wat voor manier heeft je onderwijs instelling je geholpen bij de studie en het omgaan met je beperking?
Was dit in jou geval voldoende of had je dit graag anders willen zien?
Heb je naast het onderwijs ook hulp of ondersteuning gekregen bij een andere instelling?
Heb je hier ondersteuning gekregen die je binnen de opleiding niet tot je beschikking had?
Hoe vind jij dat een onderwijs instelling zou moeten omgaan met het ondersteunen van studenten die moeite hebben met hun studie door de effecten van ADHD en ADD.
-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐
Vraag 10. Vraag 11. Vraag 12. Vraag 13. Vraag 14. Naam: Leeftijd: Studie: Geslacht:
Gebruik je medicatie of heb je dit gedaan tijdens je studie?
Had dit gevolgen of eventuele bijwerkingen met betrekking tot je studie?
Heb je ook ervaring met andere vormen van medicatie of alternatieven behandelmethode?
Wat betekende dit voor je dagelijksleven met betrekking tot je studie?
-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐ Heb je hiernaast nog ideeën, opmerkingen of ervaringen met betrekking tot ADHD en ADD die waardevol kunnen zijn voor een beter functioneren van zowel de student als de onderwijs instelling.