Hogeschool West – Vlaanderen Departement HIEPSO Studiegebied Gezondheidszorg OPLEIDING ERGOTHERAPIE R. De Rudderlaan 6 8500 Kortrijk
INDIVIDUEEL ACTIVITEITENAANBOD VOOR MATIG EN DIEP DEMENTERENDE OUDEREN IN EEN DAGVERZORGINGSCENTRUM VERTREKKEND VANUIT EEN BELEVINGSGERICHTE BENADERING
Scriptie aangeboden tot het behalen van de titel van Bachelor in de ergotherapie
Onder begeleiding van: Tine Platteeuw Ives Verlinde Sharon Coomans Juni 2006
3
Dankwoord: Het schrijven van dit eindwerk was niet mogelijk geweest als ik niet de onvoorwaardelijke steun van mijn ouders, vrienden en familieleden had gekregen. Hierbij bedank ik hen voor hun steun en toeverlaat gedurende het voorbije jaar. Daarnaast zou ik graag mijn promotoren Ives Verlinde en Tine Platteeuw willen bedanken voor hun inzet en steun gedurende het maken van dit eindwerk. Zonder hen was dit niet mogelijk geweest. Ook wil ik de andere medewerkers en gebruikers van het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed” bedanken voor hun bijdrage en steun gedurende het verloop van mijn stage. Ten laatste zou ik graag mevrouw Linda Nuyttens bedanken voor haar hulp en steun tijdens het schrijven van dit eindwerk. Graag zou ik het volgende gedicht nog willen toevoegen. Het sprak me erg aan omdat het heel precies weergeeft waar een oudere persoon die geconfronteerd wordt met dementie nood aan heeft:
Als ik zo oud geworden ben, dat ik geen mens herken. En niet eens jouw naam meer weet, pak dan mijn hand even beet. En zeg me gedag, laat me voelen dat je me mag. Wellicht dat ik het gevoel herken, dat ik voor iemand, Iemand ben. Anoniem
4
Inhoudsopgave: Dankwoord………………………………………………………………………………….. p 3 Verklarende woordenlijst………………………………………………………………….. p 6 Inleiding……………………………………………………………………………………... p 8 Hoofdstuk 1: Het dagverzorgingscentrum………………………………………………... p 10 1. 2. 3. 4. 5.
Situering van het dagverzorgingscentrum in het bestaande zorglandschap…………… p 10 Wat is een dagverzorgingscentrum nu precies?……………………………………..…. p 13 Wat is de doelgroep van het dagverzorgingscentrum?………………………………… p 13 Welke meerwaarde kan een ergotherapeut vormen in een dagverzorgingscentrum?….. p 14 Mijn persoonlijke visie omtrent het ontstaan van dagverzorgingscentra………….…....p 15
Hoofdstuk 2: Dementie……………………………………………………………………... p 16 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Inleiding……………………………………………………………………………….. p 16 Wat is dementie?………………………………………………………………………. p 16 Verschijnselen van dementie?…………………………………………………………. p 17 Belevingsfasen van dementie?………………………………………………………… p 23 Oorzaken en vormen van dementie?…………………………………………………... p 25 Rol van de mantelzorg?………………………………………………………………... p 27 6.1 Wat is de mantelzorg?……………………………………………………………... p 27 6.2 Welke taken heeft de mantelzorg?………………………………………………… p 28 6.3 Welke gevolgen heeft het dementeringsproces voor de mantelzorg?…………….... p 28 6.4 Waaraan heeft de mantelzorg van een dementerende oudere nood?………………. p 29 6.5 Welke rol kan de mantelzorg spelen tijdens het geven van activiteiten aan hun dementerende partner / ouder?…………………………………………………….. p 29 6.6 Besluit……………………………………………………………………………... p 30
Hoofdstuk 3: Belevingsgerichte zorg bij ouderen met dementie………………………... p 32 1. Wat is belevingsgerichte zorg?………………………………………………………... p 32 2. Belevingsgerichte benaderingen bij ouderen met dementie………………………….... p 33 2.1 Reminiscentie……………………………………………………………………… p 33 2.2 Snoezelen of zintuigactivering…………………………………………………….. p 35 2.3 Realiteitsoriëntatietraining (ROT – training)………………………………………. p 37 2.4 Aromatherapie……………………………………………………………………... p 40 2.5 Muziektherapie…………………………………………………………………….. p 40 2.6 Geheugentraining………………………………………………………………….. p 41 3. Waar kan rekening mee gehouden worden tijdens het aanbieden van activiteiten aan dementerende ouderen?………………………………………………………………... p 42 4. Waar kan rekening mee gehouden worden tijdens het communiceren met een dementerende persoon?………………………………………………………………... p 43 5. Welke activiteiten zijn bijgevolg mogelijk bij ouderen met dementie?……………….. p 45 6. Bestaande activiteitenaanbod in het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed”………….. p 45
5
Hoofdstuk 4: Voorstelling van het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed”……………. p 47 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Inleiding……………………………………………………………………………….. p 47 Werking van het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed”……………………………… p 47 Doelstellingen en basisideeën………………………………………………………….. p 48 Dagstructuur…………………………………………………………………………… p 49 Accommodatie………………………………………………………………………… p 49 Vervoer………………………………………………………………………………… p 50 Medewerkers…………………………………………………………………………... p 50
Hoofdstuk 5: Probleemstelling vanuit “DVC Zonnegloed”…………………………...
p 52
1. Probleemstelling vanuit het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed”………………….. p 52 2. Hoofddoelstellingen…………………………………………………………………… p 52 3. Mogelijke redenen waardoor matig en diep dementerende ouderen moeilijk tot niet meer betrokken kunnen worden tijdens enkele specifieke groepsactiviteiten in het dagverzorgingscentrum?………………………………………………………………. p 52 Hoofdstuk 6: Individueel aangeboden activiteitenaanbod volgcliënte 1………………... p 56 1. Probleemdefiniëring van volgcliënte 1………………………………………………… p 56 2. Individuele aanpassingen van de groepsactiviteiten…………………………………… p 59 3. Individueel aangeboden activiteitenaanbod……………………………………………. p 62 3.1 Woordspel………………………………………………………………………….. p 62 3.2 Reminiscentieactiviteit…………………………………………………………….. p 67 3.3 Individueel verwenmoment………………………………………………………... p 72 Hoofdstuk 7: Individueel aangeboden activiteitenaanbod volgcliënte 2………………… p 74 1. Probleemdefiniëring van volgcliënte 2………………………………………………… p 74 2. Individuele aanpassingen van de groepsactiviteiten…………………………………… p 76 3. Individueel aangeboden activiteitenaanbod……………………………………………. p 79 3.1 Huis met vragen……………………………………………………………………. p 79 3.2 Individuele geheugenactiviteit……………………………………………………... p 82 3.3 Huishoudelijke taken op maat……………………………………………………… p 85 Hoofdstuk 8: Individueel aangeboden activiteitenaanbod volgcliënt 3…………………. p 88 1. Probleemdefiniëring van volgcliënt 3………………………………………………….. p 88 2. Individuele aanpassingen van de groepsactiviteiten…………………………………… p 90 3. Individueel aangeboden activiteitenaanbod……………………………………………. p 92 3.1 Relaxatiesessie……………………………………………………………………... p 92 3.2 Voetmassage……………………………………………………………………….. p 96 Algemeen besluit……………………………………………………………………………. p 99 Bronvermelding…………………………………………………………………………….. p 101
6
Verklarende woordenlijst: Lijst met gebruikte afkortingen: ADL: Activiteiten van het Dagelijkse Leven. CVA: Cerebro Vasculair Accident DVC: Dagverzorgingscentrum. PDL: Passiviteiten van het Dagelijkse Leven. Verklarende woordenlijst1: Apathie: Apathie houdt in dat iemand ongevoelig is voor indrukken van buitenaf. Ze vertonen sterk lusteloos gedrag en sluiten zich af voor de buitenwereld. Contractuurvorming: Contractuurvorming houdt in dat er een permanente verkorting optreedt van de spieren of de gewrichtsbanden. Dit leidt tot het onvermogen om een gewricht volledig te strekken en tot blijvende vergroeiingen. Deficiëntiesyndroom: Dit is een syndroom die ontstaat als gevolg van een gebrek aan bepaalde stoffen zoals voedingsstoffen, enzymen, hormonen of een verminderde immuniteit. Gonartrose: Gewrichtsontsteking met als gevolg zwelling, roodheid, pijn en bewegingsbeperking in het kniegewricht. Haptonomie: Haptonomie is de leer van het gevoelsleven en het menselijke gevoel. Haptonomie houdt zich bezig met aanraken, voelen, direct lichamelijk contact en met de ontwikkeling van het menselijk gevoelsleven, van de tastzin, van houdingen, van bewegingen en gebaren. In haptonomie wordt voornamelijk aandacht geschonken aan de gevoelsmatige betekenis van aanraken en voelen. Hartdecompensatie: Als gevolg van een hartziekte is het hart niet langer in staat om genoeg bloed rond te pompen om het lichaam van voldoende voeding en zuurstof te voorzien. De bloedstroom naar de longen en de weefsels vermindert en loopt langzamer. Hyperlipidemie: Een groep aandoeningen die gekenmerkt wordt door een verhoging van het vet- of cholesterolgehalte in het bloed. 1
De verklaring van deze medische termen werd gehaald uit het boek: Medische gezinsencyclopedie (p 338 – 339, p393, p489, p517 – 518 en p652); Dr Robert Youngson; Veltman Uitgevers Utrecht. Daarnaast werd deze informatie gehaald uit het: Coëlho Zakwoordenboek der Geneeskunde (p 54 en p 191); 27ste druk herzien door A. A. S. Jochems en S. W. M. G. Joosten; Elsevier – Gezondheidszorg.
7
Hypertensie: Hypertensie is een abnormale en te hoge bloeddruk. Mictietraining: Mictietraining is blaastraining die erop gericht is om het tijdsinterval tussen de micties te vergroten. Door stapsgewijs het interval te vergroten bij aandrang wordt zo getracht de mictie langer uit te stellen. Polymyalgie reumatica: Polymyalgie reumatica is een hardnekkige aandoening met pijn en stijfheid in schouders, nek, rug en armen. Polyneuritis: Dit is een ontsteking van meerdere zenuwen in het lichaam. Meestal komt polyneuritis voor aan de beide lichaamshelften. Voornamelijk de benen worden aangetast. Schouderartritis: Gewrichtsontsteking met als gevolg zwelling, roodheid, pijn en bewegingsbeperking in het schoudergewricht. Totale knieprothese: Een totale knieprothese houdt in dat alle beschadigde delen van het kniegewricht weggenomen worden en volledig vervangen worden door een prothese.
8
Inleiding: Toen ik de kans kreeg om mijn eindwerk uit te werken in het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed” was ik heel tevreden. Het aangeboden onderwerp sprak me onmiddellijk aan. Uiteindelijk is het onderwerp van mijn eindwerk sterk geëvolueerd gedurende mijn stageperiode. Hierdoor kreeg mijn eindwerk alsmaar meer vorm. In eerste instantie was het de bedoeling om de bestaande groepsactiviteiten zodanig aan te passen dat alle ouderen uit het dagverzorgingscentrum betrokken zouden kunnen worden in het bestaande activiteitenaanbod. Gaandeweg bleek echter dat dit omwille van diverse redenen moeilijk realiseerbaar was. Hierdoor kwam ik tot het besluit dat ik mijn accenten op andere vlakken diende te leggen. Ik had namelijk opgemerkt dat voornamelijk matig en diep dementerende ouderen steeds moeilijker betrokken konden worden tijdens enkele specifieke groepsactiviteiten. Dit werd grotendeels veroorzaakt door de erg gedifferentieerde doelgroep die het dagverzorgingscentrum telt. Hierdoor werden dementerende ouderen tijdens sommige groepsactiviteiten teveel geconfronteerd met hun verminderde cognitieve vermogens. Daarom besloot ik om deze groepsactiviteiten individueel aan te passen door daarbij te vertrekken vanuit een belevingsgerichte benadering. Zo wil ik nagaan of matig en diep dementerende ouderen meer betrokken kunnen worden in het bestaande activiteitenaanbod wanneer ze volledig individueel benaderd worden en er vertrokken wordt vanuit een belevingsgerichte benadering. Door middel van dit eindwerk heb ik gepoogd om een individueel en op maat gemaakt activiteitenaanbod uit te werken naargelang de mogelijkheden, beperkingen en beleving van elke dementerende oudere op zich. Daarvoor ging ik eerst na tijdens welke groepsactiviteiten mijn drie uitgekozen volgcliënten niet of moeilijker betrokken konden worden. Vervolgens ging ik na hoe ik deze groepsactiviteiten individueel aan kon passen en met welke factoren ik rekening diende te houden. Hiervoor vertrok ik zoveel mogelijk vanuit de specifieke leefwereld van elke dementerende oudere op zich om hen via deze weg zo maximaal mogelijk in het bestaande activiteitaanbod te kunnen betrekken. Mijn eindwerk zelf is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken: In het eerste hoofdstuk zal ik het begrip dagverzorgingscentrum nader toelichten en uitleggen welke functie deze zorgvoorziening heeft in het bestaande zorglandschap. Dit is nodig om te kunnen begrijpen hoe de doelgroep opgebouwd is en waaraan belang gehecht wordt in de werking van een dagverzorgingscentrum. In het tweede hoofdstuk zal ik uitleggen wat dementie is en welke verschijnselen en belevingsfasen er voor kunnen komen in een dementeringsproces. Hierbij besteed ik ook voldoende aandacht aan de rol die de mantelzorg kan spelen tijdens het aanbieden van activiteiten aan dementerende ouderen. In het derde hoofdstuk sta ik kort stil bij het begrip belevingsgerichte zorg en het mogelijke activiteitenaanbod dat aan matig en diep dementerende ouderen aangeboden kan worden. Dit zal later nog duidelijk aan bod komen in mijn praktijkgedeelte. In het vierde hoofdstuk volgt een korte voorstelling van het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed” waar ik mijn eindwerk heb uitgewerkt.
9
In het vijfde hoofdstuk volgt een duidelijke omschrijving van de probleemstelling vanuit het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed”. Daarbij besteed ik ook voldoende aandacht aan de mogelijke redenen waarom matig en diep dementerende ouderen moeilijker of niet meer betrokken kunnen worden in het bestaande activiteitenaanbod. In hoofdstuk zes, zeven en acht volgt de uiteindelijke omzetting van mijn theorie in praktijk. Ik licht het individuele activiteitenaanbod toe dat ik voor mijn drie verschillende volgcliënten heb uitgewerkt. Deze bevinden zich alledrie in een verschillende belevingsfase van hun dementeringsproces. Op deze manier zal het mogelijk worden om te achterhalen of ik in staat ben geweest om mijn drie volgcliënten meer te betrekken in het bestaande activiteitenaanbod. Het antwoord hierop kunt u lezen in het vervolg van mijn eindwerk.
10
Hoofdstuk 1: Het dagverzorgingscentrum 1. Situering van het dagverzorgingscentrum in het bestaande zorglandschap: In het bestaande zorglandschap bestaan er momenteel verschillende zorgvoorzieningen voor ouderen. Deze worden onderverdeeld in extramurale, transmurale en intramurale zorgvoorzieningen. Ouderen kunnen in deze uiteenlopende zorgvoorzieningen terecht voor een aangepaste zorg- en dienstverlening en / of een gevarieerd activiteitenaanbod. Het dagverzorgingscentrum is een eerder recent ontstane zorgvoorziening voor ouderen dat behoort tot de transmurale zorg. De voorbije jaren is ze steeds meer op de voorgrond getreden. Ze vormt een tussenoplossing voor ouderen die graag nog thuis zouden willen blijven wonen, maar voor wie er overdag onvoldoende opvangmogelijkheden voorzien kunnen worden of die door andere redenen overdag niet meer zelfstandig thuis kunnen en / of willen verblijven. Vooraleer we de functie van het dagverzorgingscentrum kunnen omschrijven, is het noodzakelijk om deze voorziening eerst te situeren in het bestaande zorglandschap. Op deze manier zal het mogelijk worden om te begrijpen welke rol het dagverzorgingscentrum daarbij toebedeeld krijgt. De voornaamste zorgvoorzieningen2 voor ouderen zijn: Extramurale zorg:
Thuiszorg: Thuiszorg biedt hulp aan de oudere persoon die nog volledig zelfstandig of onder de hoede van zijn mantelzorg thuis verblijft. Ze signaleert belangrijke veranderingen in de zelfredzaamheid en staat voornamelijk in voor het begeleiden en ondersteunen van de oudere persoon tijdens de verschillende ADL – activiteiten. Als de (hulpbehoevende) oudere persoon lichamelijke problemen krijgt, staat ze in voor zijn verzorging en verpleging. Voorbeelden van bestaande diensten in de thuiszorg zijn: • • • • • •
Gezinszorg Maaltijdbegeleiding aan huis Poetshulp Thuisverpleging Oppashulp …
2
Deze informatie werd gehaald uit de cursus: Geriatrie, dagelijkse praktijk: algemene en klinische aspecten (p 113 tot p 120) uitgegeven door Pfizer en de site www.wvc.vlaanderen.be/thuiszorg/index.htm. Daarnaast werd ze gehaald uit het boek: Keuzewijzer: tussen thuiszorg en residentiële zorg (p 44 tot p 53); Bart Deltour; Uitgeverijg: Garant Leuven – Apeldoorn.
11
Transmurale zorg:
Het dagverzorgingscentrum: Een dagverzorgingscentrum is een voorziening waar (zorgbehoevende) ouderen dagelijks of enkele dagen per week overdag terecht kunnen voor een aangepaste zorg en / of activiteitenaanbod. Op deze manier kan de mantelzorg tijdelijk ontlast worden. Het biedt onder andere hygiënische / verpleegkundige hulp, psychosociale ondersteuning, activering, therapeutische activiteiten ter ondersteuning van het functioneren in het thuismilieu en er worden animatieve en ontspannende activiteiten georganiseerd.
Dienstencentrum: Dienstencentra zijn ontmoetingsplaatsen waar hoofdzakelijk jongere en valide ouderen overdag terecht kunnen voor een zinvolle dagbesteding en invulling van hun vrije tijd. Daarnaast ondersteunt ze de wijkwerking en organiseert ze ontspannende activiteiten en maaltijden tegen goedkope prijzen. Ook verschillende diensten worden ter beschikking gesteld van de oudere, zoals pedicure of het nemen van een bad. De oudere kan er ook terecht voor het verkrijgen van informatie over bijvoorbeeld voorzieningen of sociale tegemoetkomingen. Het voornaamste doel van een dienstencentrum is het stimuleren en ondersteunen van de zelfstandigheid van de oudere persoon. Daarnaast poogt ze op deze manier het sociale netwerk van de oudere persoon te verruimen. Hierdoor kan een dreigende vereenzaming van sommige ouderen tijdig vermeden worden.
Geriatrisch dagziekenhuis: Geriatrische dagziekenhuizen bestaan nog maar recent. Ze verlenen en coördineren diagnostiek en therapie aan geriatrische patiënten op een ambulante wijze. Zo kan vaak vermeden worden dat de oudere persoon volledig opgenomen dient te worden in een algemeen ziekenhuis.
Geriatrische dagrevalidatie: Opgenomen geriatrische patiënten krijgen in deze recent ontstane voorziening de kans om vlugger het ziekenhuis te verlaten en langer thuis te verblijven. Dit wordt verwezenlijkt door het opstellen van een actief revalidatieschema.
Intramurale zorg:
Rusthuis (ROB): Het rusthuis is een thuisvervangende woonvoorziening voor (valide) ouderen die omwille van diverse redenen niet meer zelfstandig thuis kunnen en / of willen blijven wonen. Dit kan bijvoorbeeld zijn uit angst om te vallen. Deze woonvorm is voornamelijk bestemd voor valide ouderen, maar tegenwoordig worden als gevolg van de toenemende vergrijzing ook steeds meer hulpbehoevende ouderen in een rusthuis opgenomen.
12
Rust- en verzorgingstehuis (RVT): Het rust- en verzorgingstehuis is een thuisvervangende woonvoorziening die bestemd is voor zwaar zorg- en hulpbehoevende ouderen. Gedurende de hele dag krijgen ze er continue de verzorging en verpleging aangeboden die ze nodig hebben. Hun graad van hulpbehoevendheid dient te voldoen aan bepaalde vastgelegde criteria vooraleer de oudere persoon opgenomen kan worden in een RVT.
Serviceflat: Deze woonvorm is steeds gekoppeld aan een rust- en verzorgingstehuis of een rusthuis. Serviceflats bieden een meer aangepaste en comfortabele woonomgeving aan oudere personen die nog vrij zelfstandig kunnen functioneren. Vaak kunnen en / of willen ze niet meer thuis wonen, omdat hun woonomgeving onaangepast is of omdat ze angst hebben om te vallen. Er wordt slechts voorzien in een beperkte en optionele dienstverlening. Dit betekent dat ouderen slechts hulp krijgen als ze hier expliciet om vragen. Eigenlijk wordt er dus continue beroep gedaan op de zelfredzaamheid van de oudere persoon. Er kan echter wel steeds beroep gedaan worden op de dienstverlening van het nabijgelegen rusthuis of het rusthuis waartoe de serviceflats behoren.
Centrum voor kortverblijf: Het centrum voor kortverblijf is een centrum waar ouderen tijdelijk terechtkunnen voor een aangepaste verzorging of onderdak wanneer hun mantelzorg tijdelijk niet voor hun zorg in kan staan. Dit kan zijn als gevolg van ziekte of verlof van één van de mantelzorgers. De oudere kan in dat geval gedurende korte tijd terecht in het centrum voor kortverblijf. Deze periode wordt meestal beperkt tot maximum negentig dagen. Dit houdt in dat de oudere persoon niet opgenomen kan worden in een centrum voor kortverblijf in afwachting van plaatsing in een rusthuis. Een centrum voor kortverblijf is steeds gekoppeld aan een rusthuis of een rust- en verzorgingstehuis.
G – Dienst (dienst geriatrie): In deze acute ziekenhuisdienst worden geriatrische patiënten opgevangen die omwille van diverse medische redenen in een algemeen ziekenhuis zijn opgenomen. Patiënten met een typisch geriatrisch profiel worden rechtstreeks door de huisarts naar deze dienst verwezen wanneer hun algemene toestand en / of hun zelfredzaamheid plots achteruitgaat of wanneer de patiënt niet onmiddellijk op een bepaalde behandeling reageert. Hun hoofddoel is daarbij om deze patiënten zo vlug mogelijk opnieuw zelfredzaam te maken, zodat ze zo vlug mogelijk opnieuw naar huis kunnen of naar een thuisvervangende woonvoorziening. Dit wordt verwezenlijkt door het aanbieden van een goede multidisciplinaire diagnostiek, behandeling en revalidatie. Overdag kunnen deze patiënten rondlopen in hun gewone kleren en wordt er in groepsverband kinesitherapie / ergotherapie aangeboden. Als deze patiënten niet meer thuis kunnen verblijven, wordt er steeds gezocht naar een oplossing of een thuisvervangend milieu.
13
Sociale woningen specifiek bestemd voor ouderen: Deze woningen zijn specifiek bestemd voor ouderen. Ze zijn gelegen tussen woningen van jonge gezinnen, waardoor intergenerationele contacten onderhouden kunnen worden. Deze woningen zijn op vlak van infrastructuur specifiek aangepast voor ouderen.
Het dagverzorgingscentrum heeft een belangrijke functie binnen dit zorglandschap doordat ze een belangrijke tussenschakel vormt. Ze werkt nauw samen met andere thuiszorgondersteunende diensten zoals gezinszorg, thuisverpleging,… en met het rusthuis waaraan het dagverzorgingscentrum gekoppeld is. Dankzij dit thuiszorgondersteunend centrum kunnen ouderen langer in hun thuissituatie verblijven. Hierdoor kan een opname in een rusthuis of RVT (tijdelijk) vermeden worden of kan de oudere in afwachting van plaatsing in een rusthuis overdag gebruik maken van de aangeboden dienstverlening en verzorging in dit centrum. Daarnaast kan de mantelzorg zo tijdelijk ontlast worden of kan er overdag opvang voorzien worden voor de (hulpbehoevende) oudere op momenten dat de mantelzorg niet beschikbaar is. 2. Wat is een dagverzorgingscentrum nu precies? Een dagverzorgingscentrum is een thuiszorgondersteunende voorziening dat steeds tot een woon- en zorgcentrum voor ouderen behoort. Ouderen met fysieke, sociale en / of psychische problematieken of ouderen met dementie kunnen er dagelijks of meerdere dagen per week overdag terecht voor een aangepaste zorg en activiteitenaanbod. Er wordt onder andere hygiënische / verpleegkundige hulp en psychosociale ondersteuning aangeboden. Daarnaast worden er animatieve en ontspannende activiteiten georganiseerd. Via deze dagopvang kan een zorg op maat aangeboden worden aan de oudere persoon. Daarnaast kan zo ook de nodige ondersteuning geboden worden aan de mantelzorg en familie bij de zorg voor de oudere. Zo kan hun draaglast sterk verminderd worden. Een dagverzorgingscentrum maakt het voor de oudere dus mogelijk om langer in zijn thuissituatie te verblijven mits er voldoende ondersteuning is van de mantelzorg. 3. Wat is de doelgroep van het dagverzorgingscentrum? Het dagverzorgingscentrum richt zich tot ouderen die nog volledig zelfstandig thuis wonen of inwonen bij familie / vrienden en eventueel al enige vorm van thuiszorg krijgen. Het zijn mensen die behoefte hebben aan (re)activering, verpleging, verzorging, toezicht en / of begeleiding bij de activiteiten van het dagelijkse leven. Er is ook specifieke aandacht voor sociaal geïsoleerde ouderen en ouderen met een sociale en / of psychische problematiek. Vaak gaat het in dit geval om ouderen met een psychiatrische achtergrond die hiervoor nog steeds nood hebben aan een aangepaste zorg en ondersteuning. De doelgroep is bijgevolg sterk gedifferentieerd doordat er ouderen terechtkunnen met zeer uiteenlopende problematieken: ouderen met dementie, vereenzaming, ziekte van Chorea – Huntington, syndroom van Korsakov, mentale retardatie, CVA, verminderde
14
algemene mobiliteit,… De zorg en benadering verschilt daardoor soms sterk van persoon tot persoon. Dit zal later van belang zijn in het praktijkgedeelte van mijn eindwerk. Personen die een intensieve medische behandeling en / of toezicht nodig hebben, kunnen meestal niet terecht in een dagverzorgingscentrum. In dat geval wordt er steeds samen met de familie naar een andere oplossing of een alternatief gezocht. 4. Welke meerwaarde kan een ergotherapeut vormen in een dagverzorgingscentrum? Een ergotherapeut kan een belangrijke en niet te onderschatten meerwaarde vormen wanneer hij tewerkgesteld wordt in een dagverzorgingscentrum. De ergotherapeut kan aangepaste groepsactiviteiten, maar ook individuele en op maat gemaakte activiteiten aan de verschillende cliënten aanbieden naargelang hun eigen en specifieke problematiek, hun mogelijkheden en beperkingen. Hij kan daarnaast ook op zoek gaan naar manieren om groepsactiviteiten zodanig aan te bieden dat de volledige groep erbij betrokken kan worden. Op vlak van het huisbezoek kan een ergotherapeut eveneens een belangrijke meerwaarde betekenen. Wanneer bijvoorbeeld alleenwonende ouderen met een beperkt valrisico aangemeld worden, kan de ergotherapeut meegaan tijdens het voorafgaande huisbezoek. Op die manier kan nagegaan worden op welke vlakken aanpassingen kunnen gebeuren of waar er op gelet kan worden om dit valrisico zoveel mogelijk te beperken. Zo kunnen er eventueel woningaanpassingen gebeuren of kan de ergotherapeut bepaalde hulpmiddelen aanreiken. Dit kan bijvoorbeeld zijn: een rollator, bredere deuren, helping hand, steunbaren in het toilet, een douchestoel, het vermijden van tapijten op de vloer,… Op deze manier kan de oudere nog zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen. De ergotherapeut kan hier ook handige tips of advies over geven naar de oudere of zijn mantelzorg toe. In het dagverzorgingscentrum zelf kan de ergotherapeut zoeken naar oplossingen voor bepaalde problemen of nagaan op welke manieren het valrisico van bepaalde ouderen beperkt kan worden. Dit kan bijvoorbeeld zijn door hen te leren stappen met een rollator of looprek. De ergotherapeut kan aan de mantelzorg informatie geven omtrent dementie en de verschillende mogelijke omgangsvormen. Vaak ervaren deze dat ze hier te weinig over geïnformeerd worden. De ergotherapeut kan op dit vlak een belangrijke adviserende en informerende rol hebben. Zo kan aangegeven worden op welke manieren er gecommuniceerd kan worden met de dementerende oudere, hoe omgegaan kan worden met agressief gedrag of hoe activiteiten eenvoudiger gemaakt kunnen worden voor de dementerende oudere. Daarnaast kan een ergotherapeut individueel werken aan eventuele restletsels die bepaalde cliënten kunnen ervaren als gevolg van bijvoorbeeld een CVA. Bijvoorbeeld kunnen er verder individuele en specifiek gerichte cognitieve, fijn of grof motorische oefeningen aangeboden worden. Ook kan er meer ondersteunend gewerkt worden bij personen die jarenlang te kampen hebben gehad met een alcohol- of medicatieverslaving of andere psychische problemen. Eventuele nieuwe problemen kunnen in dat geval mogelijk vlugger opgemerkt worden, zodat een behandeling in een vroeg stadium van het eventuele ziektebeeld of tijdens een herval mogelijk wordt.
15
Uiteraard staat de ergotherapeut daarnaast in voor het verzorgen van een uitgebreid en gevarieerd activiteitenaanbod in het dagverzorgingscentrum zelf, waarbij allerhande activiteiten en / of uitstappen georganiseerd kunnen worden. 5. Mijn persoonlijke visie omtrent het ontstaan van dagverzorgingscentra: Persoonlijk denk ik dat een dagverzorgingscentrum een zeer goede oplossing vormt voor mensen die hun (zorgbehoevende) partner / vader / moeder/ tante/… thuis willen blijven verzorgen, maar ook af en toe nood hebben aan tijd voor zichzelf. Wanneer ze hun (zorgbehoevende) familielid dagelijks of enkele dagen per week naar het dagverzorgingscentrum kunnen brengen, krijgen ze die tijd voor zichzelf. Op deze manier worden ze overdag zelf even ontlast, maar ’s avonds kunnen ze dan terug zelf de zorg voor de oudere op zich nemen en voelen ze zich terug waardevol. Daarnaast vormt dit ook een zeer goede oplossing voor alleenwonende ouderen die dreigen sociaal geïsoleerd te raken. Door naar een dagverzorgingscentrum te komen, worden ze als het ware uit dat sociale isolement gehaald en dat komt hen alleen maar ten goede. Het valt me op dat sommige ouderen hierdoor soms echt herleven. Ze leggen er nieuwe sociale contacten en tegelijkertijd kunnen ze het verloop van hun dag op een zinvolle manier invullen. Wanneer het daarbij ook nog eens gaat om mensen die al jarenlang kampen met bijvoorbeeld een alcohol- of medicatieverslaving, dan kan het komen naar een dagverzorgingscentrum een zeer positieve invloed op hen hebben. Doordat hun dag op een zinvolle manier ingevuld wordt, hebben ze bij persoonlijke problemen of verveling minder de neiging om over te schakelen op alcohol en / of medicatie. Ook hun zelfzorg kan zo verder gestimuleerd worden. Mensen die nood hebben aan activering en een duidelijke dagstructuur – zoals mensen met het syndroom van Korsakov of dementie - kunnen op deze manier ook goed geholpen worden. Ook voor dementerende ouderen vind ik dit een goede oplossing mits het haalbaar is. Persoonlijk vind ik het zeer belangrijk dat dementerende ouderen zolang mogelijk in hun eigen huis en thuis kunnen verblijven. Dit is immers de plaats die ze het beste kennen, de plaats waar ze hun hele leven lang gewoond en geleefd hebben. Als ze uit deze vertrouwde plaats weggehaald worden, dan verliezen ze een stuk eigenheid. Door naar het dagverzorgingscentrum te komen, blijven ze die eigenheid echter langer behouden. De overgang is ook veel minder bruusk, omdat ze er terechtkomen in een huiselijke sfeer waar zelfs plaats is voor huishoudelijke taken. Daardoor zullen ze zichzelf veel minder vlug gedesoriënteerd voelen. Dit moet echter wel haalbaar blijven. Het is geen goede oplossing voor dementerende ouderen die veel zorg nodig hebben of die de rust van andere medecliënten verstoren. Ik vind het ontstaan van dagverzorgingscentra dus zeker een goed initiatief en een goede oplossing voor heel wat ouderen. Zelf zou ik ook het liefst zolang mogelijk in mijn thuissituatie verblijven. Als dat zou inhouden dat ik daarvoor beter ook gebruik maak van een dagverzorgingscentrum, dan zou ik dat zeker overwegen. En eerlijk gezegd denk ik dat dit idee geldt voor heel wat ouderen.
16
Hoofdstuk 2: Dementie 1. Inleiding: Op mijn stageplaats – het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed” – heb ik in het kader van mijn eindwerk hoofdzakelijk met matig en diep dementerende ouderen gewerkt. Daarom besteed ik in mijn eindwerk een hoofdstuk aan dementie. Het is pas mogelijk om te begrijpen wat er in een dementerende persoon omgaat als je weet wat dementie inhoudt en je begrijpt met welke problemen een dementerende persoon te kampen kan krijgen. Doordat mijn eindwerk handelt rond het individueel aanpassen van groepsactiviteiten voor matig en diep dementerende ouderen zal het daarom noodzakelijk zijn om eerst kort het begrip dementie en de mogelijke verschijnselen en belevingsfasen in een dementeringsproces toe te lichten. Op basis hiervan zal ik in staat zijn om te weten met welke factoren ik rekening zal moeten houden tijdens het individueel aanpassen van de verschillende groepsactiviteiten. Dit zal later in mijn praktijkgedeelte nog verder aan bod komen. 2. Wat is dementie3? Dementie stamt af uit het Latijn. Het betekent letterlijk “ontgeesting”. Het woord dementie kan in twee delen opgesplitst worden. Daarbij staat “de” voor “weg” en “mens” voor “geest”. Het houdt dus kortweg in dat de geest geleidelijk aan verdwijnt. Maar deze betekenis volstaat echter niet om een duidelijk beeld te schetsen van wat dementie nu precies inhoudt. Dementie is niet één bepaalde ziekte op zich, maar een geheel van verschijnselen die zich tegelijkertijd voordoen en waarvoor er verschillende oorzaken kunnen bestaan. Het is dus een syndroom. Het is een geleidelijk, maar steeds progressief verlopend proces waarbij zowat alle cognitieve functies steeds meer en in ernstige mate achteruitgaan. Eerst valt het korte - termijngeheugen uit. Na verloop van tijd wordt ook het lange termijngeheugen aangetast. De geheugenstoornissen staan dus steeds voorop bij dementie. Daarnaast ondervindt de dementerende persoon problemen op vlak van taal, oriëntatie, herkenning, persoonlijkheid en gedrag, oordeels- en beslissingsvermogen,… Als gevolg van deze globale cognitieve achteruitgang functioneert de dementerende oudere steeds moeilijker in zijn dagelijks en sociaal leven. Op het moment dat de dementerende oudere niet meer functioneert in de samenleving zoals hij / zij dat vroeger deed, kan er van dementie gesproken worden. Uiteindelijk is de dementerende persoon lichamelijk en geestelijk zodanig verzwakt dat hij / zij overlijdt aan de gevolgen die de dementie bij hem / haar heeft achtergelaten. 3
Deze informatie werd gehaald uit het boek: De heldere eenvoud van dementie: een gids voor de familie (p 15 - p 48 ); Huub Buijssen; Tred Uitgeverij Tilburg en Antwoorden op al uw vragen over dementie (p 23 – p 188); Dr. L. De Cock; Uitgever: Davidsfonds Leuven. Ze werd ook gehaald van de sites: www.dementie.be; www.dementia.nl; www.psychiatrie.beamsolid.com/psychiatrie/dementie/dementie-pa.shtml en www.omgangsvormen.nl/omgangsvormendementerenden.htm#Adviezen%20en%20tips.
17
3. Verschijnselen van dementie? Geheugenstoornissen vormen dus het belangrijkste kenmerk bij dementie. Daarnaast komen nog andere verschijnselen voor die de dementie kunnen kenmerken. Toch kunnen deze sterk verschillen van persoon tot persoon. Geen enkele dementie is hetzelfde. Wat bij de ene persoon in ernstige mate voorkomt, kan evengoed bij een andere persoon slechts in lichte mate tot uiting komen. Het is dus niet zo dat deze verschijnselen bij elke dementerende persoon in even erge mate voor zullen komen. Welke verschijnselen kunnen we nu precies opmerken bij een dementerende persoon? Cognitieve stoornissen: 1. Geheugenstoornissen:
Stoornissen in het korte - termijngeheugen: De dementerende persoon krijgt eerst problemen om zich zaken te herinneren die nog maar pas zijn gebeurd. Ze weten niet meer wie er het laatst op bezoek is geweest, waar ze de sleutels gelegd hebben of ze vergeten waar ze mee bezig waren. Ze stellen continu dezelfde vragen of vertellen dezelfde verhalen, omdat ze niet meer weten dat ze hetzelfde al eens eerder gevraagd of verteld hebben. Door de stoornissen in hun korte - termijngeheugen ondervinden dementerende personen problemen om nieuwe informatie of vaardigheden aan te leren. Ze zijn niet meer in staat om deze informatie in zich op te nemen en over te zetten naar hun lange - termijngeheugen.
Stoornissen in het lange - termijngeheugen: Het lange - termijngeheugen blijft het langst aanwezig, maar na verloop van tijd krijgt de dementerende persoon steeds meer moeite om zich informatie van lang geleden of gebeurtenissen uit zijn jeugd en / of kindertijd te herinneren. Uiteindelijk blijven meestal enkel nog herinneringen uit zijn zeer verre verleden over. Ze hebben steeds meer moeite om informatie uit hun lange - termijngeheugen op te roepen. Soms vermengen ze gebeurtenissen uit hun verleden met elkaar, waardoor verwarde of moeilijk te volgen verhalen kunnen ontstaan.
2. Desoriëntatie in tijd, ruimte en persoon:
Desoriëntatie in tijd: Dementerende ouderen hebben vaak geen besef meer van de tijd. Ze weten niet meer hoe laat of welke dag het is en of het nacht / dag is. Het lukt hen steeds minder goed om de klok te lezen en de tijd juist in te prenten. Zo kunnen ze er bijvoorbeeld van overtuigd zijn dat er al uren verstreken zijn, terwijl het in werkelijkheid gaat om minuten. Hun interne klok is soms zodanig verstoord dat ze zelfs niet meer weten wanneer ze moeten eten of slapen. Soms beleven ze de tijd andersom, waardoor ze opnieuw in het verleden lijken te leven.
18
Desoriëntatie in ruimte: Dementerende ouderen herkennen vaak de plaats niet meer waar ze verblijven of wonen. Soms kan dit ervoor zorgen dat ze beginnen te dwalen of verloren lopen in de omgeving waarin ze nochtans jarenlang geleefd en gewoond hebben. Ze verdwalen ook hopeloos in een voor hen nieuwe en onbekende omgeving, omdat ze zich niet meer kunnen herinneren welke winkels of straten ze al gepasseerd zijn.
Desoriëntatie in persoon: Na verloop van tijd krijgen dementerende ouderen steeds meer moeite om mensen te herkennen die ze vroeger wel kenden of recent leerden kennen. Het is moeilijk voor hen om uit te maken wie er wie is. Naarmate de dementie vordert, herkennen ze mogelijk ook hun eigen familie niet meer. In een zeer vergevorderd stadium herkennen ze soms zichzelf niet meer als ze in de spiegel kijken.
3. Aandacht- en concentratiestoornissen: Dementerende ouderen hebben vaak moeite om aandachtig en geconcentreerd te blijven. Dit is echter nodig om alle prikkels die op hen afkomen te kunnen filteren en te verwerken. Hierdoor hebben ze het steeds moeilijker om verhalen te volgen, films te begrijpen of boeken te lezen. Ze hebben steeds meer moeite om de draad van iets te begrijpen en bij te houden. Meestal verliezen ze hun interesse in boeken en films, omdat ze al na een paar bladzijden niet meer weten wat er vooraf gebeurd is. 4. Afasie: Het vermogen om te praten, de taal te begrijpen en op die manier te communiceren gaat steeds verder achteruit. Eerst krijgen ze problemen om op bepaalde woorden te komen, maar geleidelijk aan wordt hun volledige woordenschat kleiner en worden zinnen steeds meer onsamenhangend. De taal begrijpen ze steeds moeilijker, waardoor het uiteindelijk vaak onmogelijk wordt om met iemand een gesprek aan te knopen en op die manier te communiceren. Ook het aantal gespreksonderwerpen vermindert alsmaar, waardoor het nog moeilijker wordt om met een dementerende oudere te praten. Soms herhalen ze continu de woorden of zinnen die ze van anderen horen. Dit heet perseveratie. Anderen praten onverstaanbaar of zelfs helemaal niet meer uit angst fouten te maken. De taal van de dementerende persoon wordt dus eigenlijk steeds armer en beperkter. 5. Agnosie: Agnosie houdt in dat dementerende ouderen heel wat problemen krijgen om voorwerpen, geluiden, beelden of mensen te herkennen hoewel hun zintuiglijke waarneming volledig intact is. Er is weliswaar niks mis met hun vermogen om te
19
ruiken, te horen, te zien, te voelen of te smaken, maar toch herkennen ze datgene wat ze waarnemen niet meer. Bijvoorbeeld herkennen ze een lepel niet meer als een lepel en zullen ze dus bijgevolg ook niet goed weten hoe ze dit moeten gebruiken. 6. Apraxie: Apraxie betekent kortweg dat dementerende ouderen een verminderd vermogen hebben om motorische activiteiten uit te voeren, hoewel hun motoriek nog volledig intact is. Dagelijkse handelingen worden steeds moeilijker of zelfs volledig verkeerd uitgevoerd. Vaak gaat het daarbij om zaken die ze vroeger wel konden. Zo zullen ze bijvoorbeeld hun hemd over hun trui heen aantrekken, omdat ze niet meer weten hoe ze zich op de juiste manier aan moeten kleden. Ook eten, knoopjes dichtmaken of zichzelf wassen gaan steeds moeilijker. De planning en aanpak van de activiteit raakt nu ernstig verstoord. 7. Problemen met organiseren en plannen: De dementerende persoon heeft heel wat problemen met het juist inschatten en overzien van complexe situaties. Ook het maken van plannen is hierdoor niet meer zo evident. Het is voor hen moeilijk om afspraken te maken, deze te onthouden en na te komen. Ze weten niet meer met wie ze een afspraak over wat gemaakt hebben en wanneer ze dat gedaan hebben. Ze kunnen eigenlijk niet meer zo goed vooruitdenken in vergelijking met vroeger. 8. Moeite met het uitvoeren van opeenvolgende handelingen: De dementerende oudere krijgt meer en meer moeite om activiteiten met opeenvolgende handelingen goed uit te voeren. De deelhandeling op zich kunnen ze meestal wel nog, maar het lukt hen niet meer om alle deelhandelingen op de juiste manier en na elkaar uit te voeren. Dit valt het meest op tijdens het aankleden of wassen. 9. Problemen met abstract denken: De dementerende persoon heeft moeite om abstract te denken en zich bepaalde zaken voor te stellen. Humor en gezegden worden vaak niet meer zo goed of zelfs helemaal niet meer begrepen. Non – cognitieve stoornissen: 1. Maskeren van geheugenverlies: Dementerende ouderen zijn zich in het begin van hun dementeringsproces vaak nog bewust van het feit dat ze zich bepaalde dingen niet meer zo goed kunnen herinneren. Vaak ontstaan er hierdoor gevoelens van angst, schuld of schaamte. Velen onder hen doen daarom een poging om dit “falen” verborgen te houden voor hun omgeving. Ze willen niet aan de buitenwereld toegeven dat er iets ernstig fout loopt met hun geheugen.
20
Dementerende ouderen kunnen hun geheugenverlies op verschillende manieren verbloemen:
Confabulatie: Ze vullen de gaten in hun geheugen op met verzinsels. Sommigen beginnen na verloop van tijd hun eigen verzinsels te geloven. Vaak blijven ze dan volhouden dat er helemaal niks aan de hand is met hun geheugen.
Gebruiken smoesjes of maken vreemde opmerkingen: De dementerende oudere maakt opmerkingen in de aard van “Natuurlijk weet ik nog waar ik mijn sleutels gelegd heb.” of “Natuurlijk weet ik nog dat ik je dat verteld heb.” of net het omgekeerde “Ik heb je dat nooit gezegd, dat was waarschijnlijk iemand anders!”. Soms gebruiken ze ook smoesjes.
Iemand anders beschuldigen: De dementerende oudere beschuldigt anderen ervan iets opzettelijk weggelegd of verborgen te hebben.
Vermijden van bepaalde situaties: Doordat de dementerende oudere vaak zelf aanvoelt dat ze nieuwe en onbekende plaatsen en / of gebeurtenissen minder goed de baas kunnen, proberen ze die situaties bijgevolg zoveel mogelijk te vermijden. Hierdoor blijven ze steeds meer thuis en leggen ze steeds minder nieuwe sociale contacten, omdat ze bang zijn fouten te maken of in verlegenheid gebracht te worden in het gezelschap van anderen.
2. Gedragsveranderingen: Het gedrag van dementerende ouderen kan soms veranderen. De manier waarop ze zich gedragen, kan plots vreemd of ongewoon overkomen. Zo kan het gebeuren dat ze nu plots dingen doen die ze vroeger nooit deden. Dit kan erg storend inwerken op familie of vrienden, omdat deze niet altijd weten hoe ze met dit gedrag om moeten gaan. De voornaamste gedragsveranderingen zijn:
Zelfverwaarlozing of zichzelf erg vreemd kleden Zichzelf terugtrekken of in extreme mate apathie Depressieve gevoelens Bemoeizucht Prikkelbaarheid of in extreme mate agressie ten opzichte van anderen Negatieve ingesteldheid ten opzichte van wat de omgeving van hen vraagt of verlangt Liegen of verzinsels vertellen
21
Dwalen Vreemd gedrag zoals spelen met poppen of knuffels Gevaar voor zichzelf of anderen vormen door plots de straat over te steken, onveilig met de auto te rijden of gevaarlijk met vuur om te springen. Dwangmatig gedrag: ijsberen, verzamelwoede, alles aan willen raken,…
3. Persoonlijkheidsveranderingen: Wanneer iemand begint te dementeren, verandert meestal ook zijn persoonlijkheid. Vaak zijn ze niet meer dezelfde persoon zoals ze vroeger waren. Sommige karaktereigenschappen die al aanwezig waren, kunnen nu uitvergroot worden of sterker tot uiting komen. Soms treden ook echte veranderingen op. Zo kan een persoon die vroeger erg rustig en teruggetrokken was nu heel erg open of agressief worden. 4. Decorum- of fatsoenverlies: Dit betekent dat het besef voor fatsoen wegvalt. Ze weten niet meer hoe het juist hoort, wat wel en niet kan. Ze hebben geen gevoel voor schaamte meer:
Zelfverwaarlozing Zichzelf ontkleden in gezelschap Seksuele ontremming Vloeken Winden of boeren laten Openlijk neuspeuteren Morsen of knoeien met het eten Smakkend of slurpend eten / drinken Naar wildvreemde mensen zwaaien Alles in de mond willen steken Duimzuigen
5. Stemmingsstoornissen: Sommige dementerende ouderen krijgen in het begin van hun dementeringsproces te kampen met depressieve gevoelens. Voornamelijk wanneer ze nog beseffen dat hun geheugen hen meer en meer in de steek laat. Dit is voor hen vaak erg moeilijk om te accepteren en te verwerken. Anderen leggen dan weer de fout bij zichzelf als er iets misloopt. Ook zeer plotse stemmingsveranderingen kunnen voorkomen. Zo kan het gebeuren dat iemand het ene moment huilt en het andere moment plots terug lacht. Dit komt omdat ze de reden van hun boosheid, verdriet, schaamte of vrolijkheid als het ware vergeten zijn. Ofwel wordt iemand plots erg boos of agressief zonder dat er hiervoor een duidelijk aanwijsbare oorzaak is. Angstgevoelens komen ook frequent voor. Meestal komt dit voort uit een gevoel van onmacht. Ze beseffen dat ze hun geheugen stilaan verliezen en voelen in het begin zelf nog aan dat hun lichamelijke en cognitieve vermogens steeds verder
22
afbrokkelen. Ze worden in verschillende situaties met hun achteruitgang geconfronteerd wat heel vaak een gevoel van onmacht en aldus ook angst oproept. Op deze angst reageren ze onaangepast, omdat ze niet meer weten hoe ze deze angst terug zelf kunnen verminderen. 6. Wanen en / of hallucinaties: Het hebben van wanen houdt in dat sommige dementerende ouderen continu het gevoel hebben dat ze op verschillende manieren benadeeld worden. Voorbeelden kunnen zijn dat ze denken dat hun partner of kinderen hen zullen verlaten, ze het gevoel krijgen dat iemand iets van hen gestolen heeft of iemand anders allerlei dingen achter hun rug om zegt. Ze zijn achterdochtig en zoeken achter alles iets. In werkelijkheid is er echter niks gaande. Vooral ouderen met een beginnende dementie krijgen met wanen te maken. Sommige dementerende ouderen krijgen psychotische episodes of hallucinaties. Dit houdt in dat ze dingen waarnemen die er in werkelijkheid eigenlijk helemaal niet zijn. Zo kan het gebeuren dat iemand plots een stel vogels ziet vliegen in de ruimte of iemand vraagt de hele tijd om haar “stenen”, hoewel deze stenen er eigenlijk niet zijn. Dementerende ouderen leven vaak in een soort van eigen wereldje. Van hieruit komen ook heel wat van hun andere gevoelens voort. Deze verschijnselen komen echter eerder zelden voor. Neurologische en lichamelijke veranderingen: Naast het cognitief functioneren gaat ook het lichamelijk functioneren na verloop van tijd in ernstige mate achteruit:
Loopproblemen: zichzelf vaker stoten, vallen, trager bewegen,… Motorische onrust Vervlakken van reuk, gehoor en smaak Slaapproblemen Minder spierkracht of stijve spieren en / of gewrichten Incontinentie Vermagering Slikproblemen wat op termijn tot uitdroging of ondervoeding kan leiden Speekselvloed Contracties in de ledematen Decubitus of doorligwonden wanneer de dementerende oudere continu in zijn bed of rolstoel verblijft Aannemen van een foetushouding
Na verloop van tijd worden dementerende ouderen als gevolg van deze lichamelijke problemen vaak bedlegerig of belanden ze in een rolwagen. Beperkter functioneren: Door zowel de cognitieve als de non - cognitieve problemen ondervinden dementerende ouderen al gauw dat ze meer en meer beperkt worden in hun dagelijkse functioneren. Hun
23
sociale leven gaat steeds verder achteruit, omdat ze minder interesses / hobby’s hebben en ze minder vlug nieuwe sociale contacten leggen. Ze kunnen minder goed instaan voor hun zelfzorg, kunnen taken met opeenvolgende handelingen minder goed aan, verliezen hun overzicht, raken de draad vlugger kwijt en kunnen zich niet meer zo goed oriënteren of hun aandacht richten. Het lukt hen daardoor alsmaar minder om zelfstandig te blijven functioneren in de maatschappij. Al deze problemen hebben een zeer belangrijke invloed op hun dagelijkse functioneren. Wanneer iemand niet meer functioneert in de samenleving zoals hij of zij dat vroeger deed, kan er van dementie gesproken worden. 4. Belevingsfasen van dementie: Het dementeringsproces kan in vier belevingsfasen4 ingedeeld worden: de fase van het bedreigde ik, het verdwaalde ik, het verborgen ik en het verzonken ik. Ik zal deze fasen nu duidelijk bespreken. Daarbij zal ik de belangrijkste kenmerken aanhalen. Hiervoor zal ik de leidraad gebruiken die gehanteerd wordt door Rien Verdult. Dit zal later van belang zijn in het praktijkgedeelte van mijn eindwerk. Mijn drie uitgekozen volgcliënten bevinden zich namelijk in een verschillende belevingsfase. Dit vraagt daarom telkens een verschillende benadering. 1. Fase van het bedreigde ik: In het beginstadium van de dementie verliezen dementerende ouderen steeds meer de greep op zichzelf en hun omgeving doordat ze steeds meer problemen krijgen om te onthouden en zichzelf te oriënteren. Bekenden of bekende ruimten komen vreemd over, ze vergeten de inhoud van gesprekken of vinden hun weg niet meer terug. Na verloop van tijd kunnen ze zichzelf niet meer vertrouwen. Ze ervaren daarbij gevoelens van spanning, twijfel, onmacht, paniek en angst. Hierdoor voelen ze zichzelf meer en meer bedreigd. Meestal doen ze pogingen om hun gevoelens te verbergen voor de buitenwereld, maar toch wordt dit duidelijk door hun gedrag en lichaamstaal. De dementerende oudere heeft nog veel energie en handelt nog doelgericht, maar heeft steeds meer moeite om overzicht te houden. De dementie heeft nog geen grote invloed op de manier waarop hij zichzelf ziet. Er is nog voldoende samenhang in zijn geheugen om zichzelf te kunnen beleven als de persoon die hij is. Eigenlijk willen ze vooral volhouden en betrokken blijven bij de wereld om hen heen. Ze willen een zo normaal en betekenisvol mogelijk leven leiden en gebruiken daarvoor allerlei manieren waarmee ze zichzelf kunnen handhaven. Op vlak van tijdsbesteding en hun dagindeling hebben ze nood aan een duidelijke structuur, omdat dit hen een gevoel van veiligheid en geborgenheid schenkt. Daarnaast kunnen ze ook hun energie kwijt in (huiselijke) bezigheden die ze als zinvol ervaren. In dit stadium is het belangrijk om handelingen ongemerkt over te nemen van de dementerende oudere. 4
Deze informatie is afkomstig uit het volgende boek: Gewoon lief zijn? Het maieutisch zorgconcept en het verzorgen van mensen met dementie (p 94 tot p 100); Cora Van Der Kooij; Uitgeverij Lemma BV.
24
2. Fase van het verdwaalde ik: De dementerende oudere heeft niet alleen moeite om te onthouden en na te denken, maar verliest nu ook het vermogen om datgene wat hij waarneemt te ordenen en te benoemen. Het verschil tussen heden, verleden en toekomst vervaagt steeds meer. De tijd lijkt als het ware weg te vallen. Ze ervaren steeds minder het verschil tussen hun eigen werkelijkheid en de werkelijkheid buiten zichzelf. Alles wat ze ooit meegemaakt hebben in hun leven beleven ze nu opnieuw. Gebeurtenissen en de gevoelens die erbij horen worden met elkaar verbonden, maar de feiten en de logische ordening ervan zijn vervormd of ontbreken. Hun levensgeschiedenis vermengt zich als het ware met het heden. Datgene wat de dementerende oudere waarneemt, krijgt daardoor betekenis in zijn eigen belevingswereld. Hun waarnemingen leiden daardoor vaak tot foute conclusies. Meestal komen hun emoties voort vanuit hun eigen belevingswereld waarin heden en verleden ongeordend door elkaar lopen. Wanneer deze door negatieve emoties ingegeven zijn, kunnen ze leiden tot achterdocht of boosheid. Ze hebben nog energie en zoeken nog naar bezigheden. Ze reageren nog op wat er om hen heen gebeurt en zijn bereid mee te doen met groepsactiviteiten. Ze zijn graag bezig en staan er nog voor open wanneer er beroep gedaan wordt op hun kwaliteiten en persoonlijkheid. Ze verbergen hun achteruitgang niet meer voor hun omgeving en proberen de werkelijkheid om hen heen niet meer te beheersen. Ze zijn meer ontspannen, maar dit is enkel mogelijk als ze zich in een omgeving bevinden die vertrouwd overkomt. Wanneer dit niet zo is, vertonen ze vaak gedrag vanuit de bedreigde ik – beleving. Tijdens deze fase is het belangrijk om voldoende structuur te bieden en mee te gaan in hun beleving. Ook is het belangrijk om de dementerende oudere niet te wijzen op zijn fouten. Bekende ruimten en vertrouwde gezichten zijn belangrijk om hen een gevoel van veiligheid en geborgenheid te geven. 3. Fase van het verborgen ik: Deze fase wordt gekenmerkt door een schijnbare afgeslotenheid en ontoegankelijkheid. Ze leven in een soort van eigen, tijdloze wereld waarin ze niemand nodig hebben en niemand toelaten. Het is echter wel nog mogelijk om contact te maken met de dementerende oudere. Meestal herhalen ze in dit stadium dezelfde bewegingen of stoten ze dezelfde klanken uit. Hun bewegingen zijn vaak doelloos, maar ze hebben wel nog betekenis. Ze zijn zich minder sterk of zelfs niet meer bewust van mensen / dingen uit hun omgeving, hun cognitieve vermogens en hun hulpbehoevendheid. Soms beleven ze gevoelens van schaamte wat ze kunnen uiten met afwerende gebaren en / of woorden. De gevoelens op zich kunnen ze zelf niet meer verwoorden. De dementie is in deze fase veelvormig. Bepaalde dementerende ouderen kunnen soms moeilijk hanteerbaar gedrag vertonen zoals schreeuwen of vloeken. Anderen worden als het ware apathisch, nog anderen zijn zeer levendig. Ze vertonen teruggetrokken en in zichzelf gekeerd gedrag als gevolg van hun steeds erger
25
wordende dementeringsproces. Ze staan wel nog open voor contact wat bij hen vaak tot wederkerigheid en een wisselwerking van gevoelens leidt. Tijdens deze fase kan men op de volgende manieren in contact komen met de dementerende oudere: muziek, oogcontact maken, bewegingen spiegelen, aanrakingen,… 4. Fase van het verzonken ik: De dementerende oudere is de vanzelfsprekende band tussen zichzelf en zijn levensloop, zijn sociale en fysieke omgeving en zijn lichaam volledig verloren. Hij reageert niet meer op zijn omgeving en er is geen wisselwerking meer tussen zijn gevoelens. Vaak heeft hij contractuurvorming in zijn spieren en heeft hij stijve spieren en / of gewrichten. Toch is het niet zo dat ze hun omgeving helemaal niet meer ervaren. Ze lijken ver weg, maar zijn er wel nog en reageren vaak nog op zintuiglijke prikkels. Tijdens deze fase kunnen de volgende activiteiten aan bod komen: PDL, snoezelen, haptonomie, aromatherapie, massages,… 5. Oorzaken en vormen van dementie: Voorlopig blijft de juiste oorzaak van dementie nog steeds onbekend. Na verschillende onderzoeken is totnogtoe enkel maar met zekerheid geweten dat er een erfelijke factor mee kan spelen bij het ontstaan van dementie. Een voorbeeld uit de praktijk: In het dagverzorgingscentrum verblijft momenteel iemand die jarenlang voor haar dementerende moeder heeft gezorgd. Haar zus heeft een ernstige dementie en is opgenomen in het rusthuis zelf. Zelf heeft ze intussen ook een gevorderde dementie. Het is dus duidelijk dat er hier een erfelijke factor meespeelt. Daarnaast zou ook veroudering een belangrijke rol spelen in het ontstaan van dementie. Het wordt namelijk meestal op oudere leeftijd gezien. Als het bij jongere personen voorkomt, dan speelt er meestal opnieuw een erfelijke factor mee. Andere belangrijke risicofactoren zijn:
Jarenlange verhoogde bloeddruk Ernstig hersenletsel Langdurige alcoholverslaving
26
Het is belangrijk om te weten dat er verschillende vormen5 van dementie kunnen bestaan. Ik zal deze kort toelichten en benoemen, maar ga hier niet dieper op in. De volgende vormen van dementie kunnen voorkomen: 1. De ziekte van Alzheimer: Dit is de meest bekende vorm van dementie. Ze begint meestal sluipend. In de hersencellen treden nog steeds onbekende veranderingen op. Deze werken hierdoor niet meer zoals het hoort, waardoor uiteindelijk steeds meer hersencellen afsterven. Als gevolg daarvan gaan de cognitieve hersenfuncties steeds verder achteruit en zelfs volledig verloren. Voornamelijk de hersendelen die voor het denken en het geheugen instaan worden zwaar aangetast. Daardoor treden er ernstige en onomkeerbare geheugenstoornissen op. Daarnaast treedt vaak ook een ernstige agnosie, apraxie en afasie op. De ziekte van Alzheimer is een progressieve ziekte die altijd fataal afloopt. 2. Vasculaire dementie: Dit dementiebeeld wordt veroorzaakt door een aandoening van de bloedvaten in de hersenen. Dit kan bijvoorbeeld een afsluiting of vernauwing van een bloedvat zijn. Naast de gemeenschappelijke kenmerken van dementie, kunnen er ook nog andere plaatselijke neurologische symptomen voorkomen. Deze vorm van dementie begint meestal abrupt gevolgd door een trapsgewijs progressief verloop. 3. Dementie door andere aandoeningen:
Dementie door HIV – ziekte Dementie door een schedeltrauma Dementie door de ziekte van Parkinson Dementie door de ziekte van Chorea - Huntington Dementie door de ziekte van Pyck Dementie door de ziekte van Creutzfeld – Jakob Dementie door een andere somatische ziekte
4. Persisterende dementie door middelengebruik: Een dementiebeeld kan ontstaan als gevolg van het jarenlange misbruik van bepaalde middelen, zoals alcohol of drugs. De bekendste vorm hieronder is alcoholdementie of het syndroom van Korsakov6. Door het veelvuldige drinken en een bijbehorend tekort aan vitamine B1 worden de hersenen langzaamaan aangetast. Als gevolg daarvan kan er een ernstige en blijvende geheugenstoornis ontstaan. Het syndroom wordt gekenmerkt door een desoriëntatie in tijd, stoornissen in het korte - termijngeheugen en confabulaties. Wanneer het gaat om iemand die het syndroom van Korsakov ontwikkeld heeft als gevolg van chronisch alcoholisme, komen vaak ook polyneuritis en / of het 5
Deze informatie werd gehaald uit het boek: Psychopathologie (p 127 tot p 129); Guido Cuyvers; Uitgeverij: Wolters Plantyn. 6 Deze informatie werd gehaald van de site www.stoppen.be/wiki_Korsakov.htm en www.hersenletsel.net/overzicht/artikelen/korsakov.html.
27
deficiëntiesyndroom voor. Mensen die dit dementiebeeld ontwikkelen, hebben voornamelijk nood aan een duidelijke dagindeling en structuur. Bij deze vorm van dementie blijft de intelligentie en het lange - termijngeheugen duidelijk langer intact. Genezing is echter niet meer mogelijk. 5. Lewy Body Disease7: De Lewy Body Disease behoort tot de corticale vormen van dementie. Het ontleent zijn naam aan de zogenaamde Lewy Bodies. Dit zijn typische neuronale insluitsels die zich bevinden in de hersenstam en cortex. De Lewy Body Disease wordt gekenmerkt door voornamelijk visuele hallucinaties, waanvoorstellingen, paranoia en extrapyramidale kenmerken. Daarnaast kunnen ook traagheid in bewegingen en tremor optreden. Deze gaan vaak samen met dezelfde cognitieve stoornissen die voorkomen bij de ziekte van Alzheimer. De ziekte kent een sterk wisselend verloop. 6. Frontotemporale dementie7: Deze vorm van dementie komt voornamelijk voor op jongere leeftijd. Ze wordt veroorzaakt door een ernstige disfunctie van de frontale hersenkwabben. Typische kenmerken voor deze vorm van dementie zijn: euforie, afgestompte emotionele en sociale omgangsvormen, rusteloosheid of apathie en problemen in de uitvoerende functie zoals het maken van plannen. Vaak gaan de gedragsmatige symptomen vooraf aan de geheugenproblemen. 6. Rol van de mantelzorg8: 6.1 Wat is de mantelzorg? Tot de mantelzorg behoren partners, kinderen, familieleden en / of bekenden die langdurig voor hun dementerende familielid zorgen. Ze spelen een belangrijke rol bij de zorg voor de dementerende oudere in de thuissituatie doordat ze dagelijks een groot deel van de zorg op zich nemen. Er kunnen twee soorten mantelzorg bestaan: 1. Centrale mantelzorger: Deze persoon heeft de rol van zorgcoördinator. Hij neemt de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse zorg voor de dementerende oudere volledig of gedeeltelijk op zich wanneer deze zorg- of hulpbehoevend wordt. Daarnaast neemt hij nog verschillende taken over die de dementerende persoon vroeger zelf deed.
7
Deze informatie werd gehaald uit de cursus: Geriatrie, dagelijkse praktijk: Algemene en klinische aspecten uitgegeven door Pfizer (p 249 – p 250)
8
Deze informatie werd gehaald uit de volgende sites: www.dementieketen.nl/mantelzorg.html; www.eiz.nl/eiz/docs/pdf/Fact%20Mantelzrg%20en%20dem.pdf en www.seniorennet.be.
28
2. Secundaire mantelzorg (ruimere mantel): Dit zijn de familieleden, buren en vrienden die naast de centrale mantelzorger een belangrijke rol spelen bij het zorgdragen voor de dementerende oudere. Ze doen aanvullende zorgtaken zoals de boodschappen of het regelen van de financiële administratie. 6.2 Welke taken heeft de mantelzorg? De mantelzorg neemt meestal verschillende taken volledig of gedeeltelijk op zich:
Ondersteuning bij dagelijkse activiteiten: eten, boodschappen doen, het huishouden regelen, het aankleden en het wassen. Medisch - verpleegkundige taken zoals hygiënische verzorging. Het regelen van de financiële administratie. Emotionele ondersteuning bieden aan de dementerende oudere. Functioneren als oppas wanneer de dementerende oudere niet meer alleen thuis kan blijven.
Vaak wordt de belasting van de mantelzorg steeds groter doordat ze steeds meer taken op zich nemen. De mate waarin de mantelzorg belast wordt, hangt voornamelijk af van de aanwezigheid / toegankelijkheid van de professionele zorgverlening of van thuiszorgondersteunende diensten / centra. Hieronder horen onder andere het dagverzorgingscentrum, gezinshulp, thuisverpleging,… 6.3 Welke gevolgen heeft het dementeringsproces voor de mantelzorg? Negatieve gevolgen:
Ze moeten altijd beschikbaar zijn, toezicht houden, hulp bieden bij ADL, beslissingen nemen in de plaats van de dementerende oudere,… Al deze zaken kunnen ze niet meer delen met hun dementerende familielid wat een extra belasting voor hen vormt.
Ze moeten leren omgaan met de ziekte, de vele veranderingen en het langzame verlies van hun partner, vader, moeder,…
Ze vergeten zichzelf en zetten hun eigen behoeften steeds meer op de tweede plaats. Dit kan op termijn leiden tot sociale isolatie of zelfs tot een depressie.
Ze krijgen meer en meer negatieve gevoelens vanuit een gebrek aan privacy en frustratie doordat ze de controle over wat er gebeurt en de veranderingen die ze doormaken meer en meer lijken te verliezen.
Deze gevoelens hebben uiteindelijk meer en meer impact op het psychisch, fysiek en sociaal welzijn van de mantelzorg. Vaak gaat dit uiteindelijk gepaard met depressies, burn – out, stress, sociale isolatie,…
29
Positieve gevolgen:
De mantelzorg ervaart positieve gevoelens over de zorgsituatie. Ze halen voldoening, bevestiging en zelfvertrouwen uit het kunnen zorgdragen voor de dementerende oudere.
Ze voelen nog steeds liefde en loyaliteit voor de dementerende persoon en halen daardoor vaak nog voldoening uit het zorgdragen.
6.4 Waaraan heeft de mantelzorg van een dementerende oudere nood?
Emotionele steun doordat de dementerende oudere dit alsmaar minder zelf kan geven.
Praktische steun bij lichamelijke zorg, kleine klussen, vervoer, financiële administratie of hulp bij taken die de dementerende oudere vroeger zelf deed zoals koken of het regelen van het huishouden.
Tijd en rust voor zichzelf: winkelen, eens naar de kapper gaan of alleen zijn zonder de zorg voor de dementerende oudere. Dit kan opgelost worden door de dementerende oudere dagelijks of enkele dagen per week naar een dagverzorgingscentrum te brengen. Hun voornaamste doel is om op dat moment de mantelzorg te ontlasten.
Nood aan informatie omtrent dementie en hoe ze met de dementerende oudere om kunnen gaan.
6.5 Welke rol kan de mantelzorg spelen tijdens het geven van activiteiten aan hun dementerende partner / ouder? De mantelzorg kan een zeer belangrijke meerwaarde vormen tijdens het omgaan met en het geven van activiteiten aan dementerende ouderen. Het is immers de mantelzorg die het beste weet hoe hun partner of ouder vroeger was, wat hen bezighield en waar ze wel of niet van hielden. Het is belangrijk om de mantelzorg in de mate van het mogelijke te betrekken bij alles wat met de dementerende oudere ondernomen wordt. Zo krijgt de mantelzorg het gevoel dat ze nog steeds waardevol en betrokken zijn bij de leefwereld van hun dementerende familielid. Niet enkel de dementerende oudere krijgt zo de nodige aandacht, maar er is ook oog voor de noden van de mantelzorg. En dat kan de dementerende oudere enkel maar ten goede komen, aangezien het contact met de mantelzorg diepgaander en intenser kan worden. Het lijkt me erg belangrijk om als hulpverlener een zeer goed contact te ontwikkelen met de familie van de dementerende oudere. Zeker in een dagverzorgingscentrum is dit contact mogelijk en blijkt dit ook nodig te zijn. In het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed” wordt hier nu al zoveel mogelijk belang aan gehecht. Bijvoorbeeld wordt er gebruik gemaakt van een weg - en weerschriftje waarin dagelijks neergeschreven wordt hoe de dag van de dementerende oudere
30
verlopen is. Hierin wordt vermeld wat hen beziggehouden heeft of wat ze gedaan hebben gedurende de dag, maar er worden ook minder positieve gebeurtenissen zoals agressief of onrustig gedrag in vermeld. Als de mantelzorg bijvoorbeeld hoort dat iemand de hele tijd gepraat heeft over zijn moeder, dan kan dit bij hen een belletje doen rinkelen. Zo kan het gebeuren dat de moeder altijd een zeer belangrijke rol heeft gespeeld in het leven van die persoon. De ergotherapeut kan zo bepaalde reacties en gevoelens van de dementerende oudere veel beter begrijpen en plaatsen, waardoor een diepgaander contact mogelijk wordt. Of als iemand bijvoorbeeld bij het horen van een bepaald liedje plots agressief gedrag vertoonde, dan kan later blijken dat dit lied negatieve herinneringen bij hem of haar oproept. De ergotherapeut kan er dan voor zorgen dat dit lied niet meer gedraaid wordt wanneer de dementerende oudere in de buurt is. De mantelzorg kan aangeven waar de dementerende oudere (niet) van hield, welke geuren hij (niet) graag rook, welke muziek hij (niet) graag hoorde, of hij al of niet van lichaamscontact hield, wat hij meegemaakt heeft gedurende zijn leven, wat hij (niet) graag eet,…. Dit kan zeer belangrijke informatie opleveren voor de ergotherapeut. De reden hiervoor is eenvoudig. Zo kan tijdens het geven van activiteiten met deze zaken rekening gehouden worden. Als iemand bijvoorbeeld niet hield van mandarijnen, dan zal de ergotherapeut hem ook geen mandarijn aanbieden. Zo krijgt de dementerende oudere het gevoel dat hij nog steeds een zekere vorm van eigenwaarde heeft en dat er nog steeds rekening gehouden wordt met zijn gevoelens en behoeften. De familie kan eveneens betrokken worden tijdens het geven van snoezelactiviteiten aan diep dementerende ouderen. Laat hen de hand van de dementerende oudere vasthouden of laat hen zacht tegen de dementerende oudere praten. Zo geef je hen het gevoel dat ze nog steeds iets voor hun dementerende partner of ouder kunnen betekenen. De familie zal zich veel beter en gelukkiger voelen en dit ook zo overbrengen in het contact naar de dementerende persoon toe. De dementerende oudere zelf zal de stem van zijn partner of kind herkennen en zich bijgevolg nog meer geborgen en veilig voelen. Op deze manier kunnen ook de negatieve gevoelens die bij de mantelzorg vaak uit het zorgdragen voor de dementerende persoon ontstaan voor een stuk opgevangen worden. Het mag duidelijk zijn dat de familie een belangrijke rol kan spelen tijdens het geven van activiteiten aan dementerende personen. Door voldoende aandacht te hebben voor de mantelzorg, kan mogelijk voor een stuk vermeden worden dat hun draaglast te groot wordt of kan een te groot geworden draaglast tijdig opgemerkt worden. Daaruit besluit ik dat het zeer belangrijk is om oog te hebben voor de gevoelens en de noden / behoeften van de familie van de dementerende oudere. Geef hen steeds het gevoel betrokken te zijn en het gevoel dat ze een meerwaarde kunnen betekenen in het contact met de dementerende oudere. Dit zal hen uiteindelijk enkel maar ten goede komen. Beiden zullen zich meer gewaardeerd en geborgen voelen. 6.6 Besluit: Het mag dus duidelijk zijn dat de mantelzorg een belangrijke rol kan spelen tijdens het werken met ouderen met dementie in een dagverzorgingscentrum. Ze kunnen een belangrijke meerwaarde toevoegen aan de werking.
31
Persoonlijk vind ik dat dit nog te weinig belicht wordt. Daarom heb ik er ook voor gekozen om dit luik kort toe te lichten in mijn eindwerk. Zelf heb ik het voorgaande in het kader van mijn eindwerk niet genoeg kunnen toepassen tijdens het verloop van mijn stage. Toch heb ik een poging ondernomen om meerdere malen te laten weten aan de familie van de dementerende oudere welke activiteiten ik gegeven had en hoe deze verlopen waren. Sommigen bleken deze informatie als waardevol te ervaren. Het betrekken van de mantelzorg tijdens het aanbieden van activiteiten aan dementerende ouderen is dus zeker een initiatief waar in de toekomst nog verder aandacht aan besteed kan worden.
32
Hoofdstuk 3: Belevingsgerichte zorg bij ouderen met dementie 1. Wat is belevingsgerichte zorg? Belevingsgerichte zorg9 is een aanpak waarbij rekening gehouden wordt met het individu en de omstandigheden van het moment zelf. De beleving van de dementerende oudere staat hier steeds centraal. Door middel van deze aanpak wordt geprobeerd om ouderen met dementie het gevoel te geven dat ze gesteund worden in het aanvaarden en aanpassen aan de gevolgen van hun dementeringsproces. De dementerende oudere voelt zich zo gesteund, waardoor zijn gevoel van eigenwaarde behouden kan worden. Daarnaast houdt belevingsgerichte zorg rekening met zijn gevoelens, behoeftes en de verschillende beperkingen die hij ervaart. Door middel van verschillende belevingsgerichte benaderingen wordt geprobeerd om de dementerende oudere te ontmoeten in zijn eigen innerlijke leefwereld en hierin mee te gaan. De zorgverlener verplaatst zich als het ware in de dementerende oudere. Hun rol is daarbij erg belangrijk. Ze stemmen onder andere hun tempo af op de dementerende oudere en zijn sterk gericht op de persoon zelf. Zo maken ze gebruik van oogcontact, troosten en bemoedigen ze hen. Ze vervullen als het ware een moederrol, waarbij ze een gevoel van veiligheid en geborgenheid bieden aan de dementerende oudere. Deze voelen zich namelijk vaak angstig en zijn daarom steeds op zoek naar een gevoel van veiligheid en geborgenheid. De belevingsgerichte zorgverlener tracht hen dit gevoel te bezorgen. Om dit te bekomen worden elementen gebruikt uit verschillende belevingsgerichte benaderingen waaronder validation, reminiscentie, zintuigactivering, aromatherapie, muziektherapie, warme zorg, PDL,… Deze benaderingen werken echter niet voor iedereen even goed. Elke persoon heeft namelijk een eigen individuele beleving. Dit verandert ook steeds weer naarmate hun dementeringsproces vordert. Daarnaast dient met verschillende factoren rekening te worden gehouden. Dit zijn onder andere de persoonlijkheid en levensloop van de dementerende oudere, zijn ervaring en het stadium van zijn dementeringsproces, de omkering van zijn levensloop en zijn fysieke toestand. In het praktijkgedeelte van mijn eindwerk zal ik een aantal van deze belevingsgerichte benaderingen aanwenden. Onder andere reminiscentie en zintuigactivering komen uitgebreid aan bod. Daarom kies ik er ook voor om deze benaderingen kort toe te lichten, zodat u op voorhand weet wat ze precies inhouden. Ik beperk me daarbij voornamelijk tot die benaderingen die aan bod zullen komen in mijn praktijkgedeelte of die momenteel gehanteerd worden in het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed”.
9
Deze informatie werd gehaald uit het boek: Gewoon lief zijn? Het maieutisch zorgconcept en het verzorgen van mensen met dementie (p24); Cora Van Der Kooij; Uitgeverij Lemma BV. Daarnaast werd ze gehaald uit het volgende artikel: Werken met een belevingsdiagnose: belevingsgerichte zorg op maat; Miny Veldhuis; Denkbeeld februari 2006.
33
2. Belevingsgerichte benaderingen bij ouderen met dementie: 2.1 Reminiscentie10: Wat is reminiscentie? Reminiscentie is een manier om bewust en gestructureerd herinneringen van vroeger op te halen aan de hand van oude muziek, foto’s, voorwerpen of gerichte vragen die verband houden met het leven van vroeger. De dementerende oudere kan zo opnieuw aangenaam in het verleden vertoeven door op een gevoelsmatige wijze stil te staan bij zijn verleden. Het biedt de mogelijkheid aan de oudere om te voldoen aan zijn / haar natuurlijke behoefte om over vroeger te praten. Ik citeer de definitie die Marcoen geeft aan het begrip reminiscentie: “Reminisceren is terugdenken, het is op een min of meer levendige en gevoelsgeladen wijze ophalen van en / of het verwijlen bij herinneringen aan gebeurtenissen uit zijn verleden.” Ik citeer de definitie die Dirk Doucet geeft aan het begrip reminiscentie: “Reminiscentie, het oproepen van vroegere levensgebeurtenissen bij een dementerende oudere, is meer dan een activiteit maar het is geen therapie. Reminiscentie is een methode om op een weldoordachte manier te handelen en in contact te treden met personen met dementie. Men staat stil bij de gevoels- en ervaringswereld van de persoon met dementie. Het uiteindelijke doel van reminiscentie is het optimaliseren van de zorg...” Wat is het doel van reminiscentie? Reminisceren is een methode om (on)verwerkte herinneringen op te halen met als belangrijkste doelstellingen:
Stimuleren van het lange - termijngeheugen. Opnieuw communiceren en in contact komen met de dementerende oudere. Aansluiting vinden op en op de hoogte blijven van de belevingswereld van de dementerende oudere. Gevoel van eigenwaarde bij de dementerende oudere vergroten. Kans geven om mogelijk onopgeloste problemen en / of conflicten uit het verleden te verwerken. Een gevoel van welzijn creëren bij de dementerende persoon. Aanbieden van een zinvolle, ontspannende activiteit. De oudere stimuleren tot het nemen van sociaal contact. Beeld krijgen over hoe de oudere vroeger was en hoe zijn verleden nu doorwerkt in het heden.
10
Deze informatie werd gehaald uit het boek: Terug naar toen…Reminisceren met ouderen (p 9, p 146 – p 147); Ingrid Barendsen en Wil Boonstra; HB Uitgevers. Ze werd ook gehaald van de volgende sites: www.dementia.nl, www.reminisceren.nl en www.reminiscentie.nl. Verder werd ze ook gehaald uit mijn cursus geriatrie.
34
Waarom is het geven van reminiscentieactiviteiten aan beginnende en matig dementerende ouderen zinvol? Reminiscentie doet steeds beroep op het lange – termijngeheugen wat het langst intact blijft bij beginnende en matig dementerende ouderen. Daardoor wordt deze vorm van activiteit door veel dementerende ouderen als zinvol en aangenaam ervaren. Naarmate de dementie vordert, leeft de dementerende oudere steeds meer opnieuw in zijn eigen verleden. Hierdoor beleeft hij alles opnieuw, maar dan binnen een ander tijdsperspectief. Ze worden als het ware weer de persoon die ze vroeger waren, hoewel ze bepaalde feiten niet meer juist kunnen plaatsen. Toch ervaren ze nog steeds de gevoelens die aan deze feiten gekoppeld waren. Door reminiscentie krijgt de dementerende oudere de kans om te praten over zijn eigen levensgeschiedenis. Daarbij krijgt hij de ondersteuning van foto’s, video’s, muziek of andere voorwerpen die herinneringen aan vroeger op kunnen roepen. De dementerende oudere krijgt op deze manier de kans om op zijn leven terug te kijken en zo een levensbalans op te maken. Hierdoor verhoogt vaak hun gevoel van eigenwaarde, waardoor ze de activiteit automatisch als aangenaam en zinvol zullen ervaren. Het is een zeer belangrijke manier om opnieuw met de dementerende oudere te communiceren aangezien de beleving van de herinnering hier centraal staat. Zo kan opnieuw een waardig gesprek met de dementerende oudere ontstaan. Door het aanbieden van reminiscentieactiviteiten wordt steeds beroep gedaan op de vaardigheden die de dementerende wel nog bezit en niet op wat hij niet meer bezit. Zo worden ze minder geconfronteerd met hun afnemende cognitieve vermogens. Wanneer ze hun houvast in het heden kwijt zijn, dan kan het verleden ervoor zorgen dat ze terug meer grip op hun leven krijgen. Hierdoor kan reminiscentie gezien worden als een nuttige en zinvolle activiteit voor beginnende en matig dementerende ouderen. Welke methodieken kunnen gebruikt worden tijdens het aanbieden van reminiscentieactiviteiten?
Is zowel individueel als groepsgericht mogelijk. Themagericht: doop, huwelijk, school, werk, oorlog,… Mogelijk op gelijk welk moment tijdens activiteiten. Naar aanleiding van een krantenartikel, een tijdschrift, een gebeurtenis,… Naar aanleiding van een ingrijpende gebeurtenis bij de oudere: overlijden, huwelijk van een (klein)kind, feest, doop,…
Welke activiteiten zijn mogelijk?
Oude doos. Fotoalbum doorbladeren. Praten rond een specifiek onderwerp van vroeger door hier gerichte vragen over te stellen: doop, plechtige communie, huwelijk, oorlog,… Liedjes of liedjesteksten van vroeger laten beluisteren en deze mee laten zingen.
35
Foto’s of voorwerpen tonen die herinneringen aan vroeger kunnen oproepen en van daaruit een groepsgesprek starten. Huis met vragen. …
2.2 Snoezelen of zintuigactivering11: Wat is snoezelen of zintuigactivering? Snoezelen is een samentrekking van de woorden snuffelen, snoezen en doezen. Het is een methode waarbij de zintuigen (selectief) geprikkeld kunnen worden door gebruik te maken van verschillende materialen in een rustige en geluidsarme omgeving. Een synoniem voor snoezelen is primaire activering of zintuigactivering. Dit betekent letterlijk: het in gang zetten of activeren van de eerst ontstane en voornaamste zintuigen zoals het ruiken, het gehoor, het zicht, de smaak en de tast. Het houdt in dat er ingespeeld wordt op de zintuiglijke gewaarwordingen, waarnemingen en ervaringen van de dementerende oudere op het moment zelf. Door de zintuigen gestructureerd te prikkelen wordt het mogelijk om in contact te komen met dementerende ouderen die zich in het laatste stadium van hun dementie bevinden. Hun verbaal en cognitief functioneren is vaak zodanig sterk verminderd dat het onmogelijk is geworden om nog andere activiteiten aan te bieden. Vaak hebben ze enkel nog baat bij lichamelijk contact. Snoezelen zorgt ervoor dat er een band kan ontstaan tussen de hulpverlener / omgeving en de dementerende oudere. Door deze benaderingsvorm kan de sfeer van veiligheid en geborgenheid gecreëerd worden waar dementerende ouderen zoveel nood aan hebben. Ik citeer de definitie die Bloemendal geeft aan het begrip snoezelen: “Snoezelen is een primaire activering van diep gestoorde geestelijk gehandicapten vooral gericht op zintuiglijke waarneming en ervaring door middel van licht, geluid, tast, voelen, aaien, reuk en smaak." Wat is het doel van snoezelen? Het hoofddoel van snoezelen is het in contact komen met ernstig dementerende ouderen door middel van het (selectief) prikkelen van de zintuigen. Door een beroep te doen op de zintuiglijke waarnemingen van de dementerende persoon, krijgt deze de kans om zijn emoties en gevoelens te uiten. Dankzij deze benaderingsvorm kan het algemeen welzijn van elke individuele ernstig dementerende oudere verbeterd worden.
11
Deze informatie werd gehaald van de sites: www.dementia.nl en www.worldwidesnoezelen.be. Daarnaast werd ze gehaald uit de volgende boeken: Contact in nabijheid: snoezelen met ernstig demente mensen (p 73 – p 91); Rien Verdult; Acco Leuven / Amersfoort en Snoezelen: een nieuwe dimensie in de dementie (p 57 – p 62); Walter Jacob; Kluwer Diegem.
36
Andere belangrijke doelstellingen zijn:
Gevoel van geborgenheid en veiligheid creëren bij diep dementerende ouderen. Gevoel van eigenwaarde verhogen. Onrustig en probleemgedrag bij de dementerende oudere voorkomen door hen te ontspannen en tot rust te laten komen. Wisselwerking tussen de dementerende oudere en de omgeving herstellen. Prettig moment aanbieden en de leefwereld verruimen waarin de dementerende oudere zich prettig (kan) voelen. Prikkels die aangeboden worden beter leren plaatsen en verwerken.
De innerlijke leefwereld van de dementerende persoon staat hier opnieuw centraal. De dementerende oudere mag zichzelf zijn en wordt op die manier in zijn eigenwaarde gelaten, omdat hij zichzelf niet langer aan hoeft te passen aan de “normale wereld”. Voor wie is snoezelen bedoeld? Snoezelen is voornamelijk bedoeld voor personen met een ernstige tot diepe dementie. Bij beginnende of matig dementerende ouderen kan het negatieve reacties uitlokken, omdat ze dit als kinderachtig of bedreigend kunnen ervaren. Therapeutische waarde van snoezelen?
Afname van het onrustige en geagiteerde gedrag dat bepaalde diep dementerende ouderen kunnen vertonen. Door snoezelen staat de dementerende oudere terug meer open voor zijn omgeving. Minder agressie tegenover de hulpverlening en / of omgeving. Geeft een zinvolle daginvulling aan de diep dementerende oudere, waardoor zijn leven opnieuw zinvol kan worden. Meer zinvolle relatie tussen de dementerende oudere en de hulpverlener. De hulpverlener kan een intenser contact opbouwen met de dementerende oudere, waardoor hun gevoel van onmacht verminderd kan worden.
Hoe kan snoezelen toegepast worden? Snoezelen kan zowel individueel als groepsgewijs aangeboden worden. Door mee te gaan in de beleving van de dementerende oudere kan er een band ontstaan met de hulpverlener / omgeving waarin wederzijds vertrouwen aanwezig is. Op deze manier kan een gevoel van geborgenheid en veiligheid gecreëerd worden bij de diep dementerende oudere. Daarnaast kan een snoezelruimte ingericht worden die gekenmerkt wordt door een rustige en gedempte atmosfeer. Deze wordt bereikt met lichteffecten, kleuren en rustgevende muziek. Verder zijn er ook materialen aanwezig die het prikkelen van de zintuigen kunnen stimuleren:
Reuk: parfums, bloemen, wierook, fruit,… Smaak: koekjes, verschillende soorten drankjes, snoepgoed,…
37
Zicht: lampen met verschillende lichteffecten, spiegels, glinsterende of gekleurde voorwerpen,… Tast: voelkussens, knuffels, poppen, zand,… Gehoor: rustgevende of natuurmuziek, de stem van een vertrouwd iemand,…
Welke activiteiten zijn mogelijk?
Inrichten van een snoezelruimte. Massages van de voet, de hand of het aangezicht. Snoezelbaden. Aan specifieke stoffen of andere materialen ruiken, voelen of deze bekijken. Naar rustgevende muziek luisteren. Lichaamscontact maken met de diep dementerende oudere. Kookactiviteiten organiseren waarbij de reuk en de smaak gestimuleerd kunnen worden. …
2.3 Realiteitsoriëntatietraining (ROT –training)12: Wat is realiteitsoriëntatietraining? Realiteitsoriëntatietraining (ROT) richt zich op het verminderen en vertragen van de desoriëntatie in tijd, plaats of persoon die vaak bij dementerende ouderen voorkomt. Dit wordt gedaan door voortdurend en herhaaldelijk juiste informatie aan te bieden, verkeerde uitspraken en / of handelingen systematisch te verbeteren en de dementerende oudere te stimuleren tot zelfstandig gedrag en zelforiëntatie. Dezelfde basisinformatie wordt regelmatig aangeboden, waarna er herhaaldelijk beroep op gedaan wordt. De dementerende oudere wordt dus eigenlijk zoveel mogelijk met de realiteit geconfronteerd. Welke doelstellingen heeft realiteitsoriëntatietraining?
Reïntegratie in de dagelijkse realiteit. Zelfredzaamheid van de dementerende oudere stimuleren. Angst verminderen. Vergroten van het zelfvertrouwen. De dementerende persoon stimuleren en activeren om zijn verloren contact met de werkelijkheid terug te vinden. De cliënt zoveel mogelijk stimuleren om de mogelijkheden die hij nog heeft zoveel mogelijk te blijven gebruiken. Verdere sociale achteruitgang beperken door een groepsgerichte benadering aan te wenden.
Voor wie is realiteitsoriëntatietraining bedoeld? Realiteitsoriëntatietraining kan nuttig zijn bij personen die zich nog in het 12
Deze informatie werd gehaald uit de cursus geriatrie: Realiteitsoriëntatietraining; M. Jansen op de Haar en E. Van Woerkom; De Tijdstroom (cursus). Daarnaast werd ze gehaald uit verschillende sites, namelijk: www.dementia.nl, www.animators.be en home.planet.nl/~otten407/rot.htm.
38
beginstadium van hun dementie bevinden. Enkel dan kan hun achteruitgang nog vertraagd worden. Het kan echter enkel toegepast worden bij dementerende ouderen die niet in paniek raken wanneer er beroep gedaan wordt op hun vermogen om zich bepaalde informatie te herinneren. Wat zijn de voorwaarden voor realiteitsoriëntatietraining?
Iedereen dient het consequent toe te passen op elk moment van de dag, omdat het anders geen nut heeft.
Er mag nooit uitgegaan worden boven datgene wat de cliënt nog kan, omdat ze anders teveel bewust worden gemaakt van hun verminderde cognitieve functioneren. In dat geval kan de dementerende oudere minder zelfvertrouwen krijgen of zelfs depressief worden.
De beleving van de dementerende persoon dient continue in het oog te worden gehouden: o Is de beleving positief: ROT verder toepassen. o Is de beleving negatief: Stoppen met ROT en naar een andere benaderingswijze zoeken.
Wat zijn de bestaande vormen van realiteitsoriëntatietraining? 1. Realiteitsoriëntatietraining in groepsverband: De deelnemers worden in kleine groepen van vijf tot zeven groepsleden getraind in het verbeteren van hun oriëntatie en het heraanleren van hun verloren vaardigheden. Op deze manier kunnen de cognitieve vaardigheden van de dementerende oudere op peil gehouden worden. Dit wordt gedaan door middel van opdrachten die gericht zijn op het waarnemen, het geheugen, de aandacht en de concentratie. Door de groepsgerichte benadering kunnen ook de sociale contacten tussen de deelnemers onderling getraind worden. Deze vorm van realiteitsoriëntatietraining bestaat uit een vaste structuur, hoewel er in het programma zelf voldoende variatie zit. 2. Individuele of 24 – uurs - realiteitsoriëntatietraining: De ROT wordt in deze vorm uitgebreid tot de volledige 24 uur binnen een dag, omdat het anders geen blijvend effect heeft. De cliënt krijgt gedurende de hele dag informatie in verband met tijd, persoon en plaats. Bij elke gebeurtenis wordt er verbale informatie gegeven en de omgeving wordt zoveel mogelijk gestructureerd. Zo kan de herkenbaarheid van de omgeving en de oriëntatie van de oudere persoon vergroot worden en worden ze regelmatig met de dagelijkse realiteit geconfronteerd. Bijvoorbeeld:
Een foto tonen van de persoon waarover tegelijkertijd gesproken wordt.
39
Kledingstuk per kledingstuk aanbieden, zodat de dementerende oudere het overzicht niet verliest.
Wat zijn de mogelijke werkwijzen in realiteitsoriëntatietraining?
Aanpassingen in de omgeving: o Grote klok. o Duidelijk en zichtbare kalender. o Etiketten op deuren of op kasten waarin bepaalde spullen opgeborgen zijn. o Foto’s van bepaalde personen waaronder hun naam staat. o Zorgen voor een herkenbare omgeving waarin zo weinig mogelijk veranderd wordt. o ROT – borden waarop de dag, de datum, het jaargetijde of andere bijzonderheden vermeld staan. o Spiegels. o Vast dag- en weekprogramma.
Gerichte activiteiten aanbieden: o Thema’s zoeken in activiteiten rond het seizoen van dat moment of rond bepaalde feestdagen. o Geheugenspelen: memory.
Gesprekken: cliënt zo onopvallend mogelijk verbeteren wanneer hij iets fout zegt.
Welke richtlijnen kunnen gevolgd worden in realiteitsoriëntatietraining? Omgeving?
Een rustige, herkenbare omgeving aanbieden waarin zo weinig mogelijk veranderd wordt.
Weg aanwijzen door duidelijke aanwijzingen te geven of de oudere te vergezellen.
Omgeving zodanig organiseren dat de oudere zichzelf voldoende kan oriënteren zoals door het plaatsen van wegwijzers.
De oudere regelmatig wijzen op de wegwijzers, zodat deze na verloop van tijd herkenbaar worden.
Het leven in de instelling zoveel mogelijk laten lijken op het leven buiten de instelling.
Zorgen voor een vast dag- en weekprogramma en een vaste structuur.
40
Communicatie?
Op een duidelijke en natuurlijke manier met de oudere spreken.
De oudere zo onopvallend mogelijk verbeteren wanneer deze verward praat of fouten maakt bij wat hij / zij doet.
Duidelijke en eenvoudige vragen stellen en duidelijk en eenvoudig antwoord geven op hun vragen.
Hen voldoende tijd geven om te antwoorden op vragen.
Elke nieuwe handeling rustig uitleggen vooraleer te vragen aan de cliënt om deze uit te voeren.
Regelmatig informatie geven over gebeurtenissen in verband met de tijd, plaats of persoon op het moment zelf.
De oudere steeds met het nodige respect behandelen.
Belangstelling tonen voor en eerlijk zijn tegenover de cliënt.
2.4 Aromatherapie13: Wat is aromatherapie? Dit is een holistische therapievorm waarbij gebruik gemaakt wordt van etherische of essentiële geuroliën. Deze oliën kunnen een versterkend effect hebben op de geest en het lichaam. Hierdoor kan de dementerende persoon zich lichamelijk en geestelijk rustiger voelen. Door het ruiken van een bepaalde geur is het soms ook mogelijk dat ze associaties leggen met gebeurtenissen of voorwerpen uit hun verleden. Hoe kan aromatherapie toegepast worden?
Massages Lichaamsverzorging Baden In een geurige snoezelruimte
2.5 Muziektherapie14: Wat is muziektherapie? Muziektherapie is een positieve en prettige manier om aan de hand van muzikale middelen de nog aanwezige vaardigheden van een dementerende oudere in stand te 13
Deze informatie werd gehaald van de site: www.dementia.nl en het boek Contact in nabijheid: snoezelen met ernstig demente mensen (p 135 – p 149); Rien Verdult; Uitgeverij Acco Leuven / Amersfoort. 14 Deze informatie werd gehaald van de site www.dementia.nl en www.stichtingmuziektherapie.nl. Ze werd ook gehaald uit het boek: Contact in nabijheid: snoezelen met ernstig demente mensen (p 123 – p 134); Rien Verdult; Uitgeverij Acco Leuven / Amersfoort.
41
houden. Door het structurerende aspect van muziek, kunnen dementerende ouderen opnieuw hun aandacht leren richten en hun concentratie beter vasthouden. Ze kunnen op deze manier als het ware hun beleving vormgeven op muzikaal vlak. Muziek kan ervoor zorgen dat er herinneringen en emoties van vroeger ontstaan. Zo kan opnieuw een therapeutische relatie opgebouwd worden tussen de hulpverlener en / of omgeving en de dementerende oudere. Welke muzikale middelen kunnen er gebruikt worden? Er kunnen muzikale elementen gebruikt worden zoals de maat, ritme, melodie, harmonie en klank. Verder kunnen muziekinstrumenten en de menselijke stem ook gebruikt worden in muziektherapie. Welke muziekactiviteiten zijn mogelijk?
Muziek van nu en vroeger beluisteren en / of meezingen Percussiesessies Dansen op muziek Muziekinstrumenten gebruiken en bespelen tijdens liederen …
2.6 Geheugentraining15: Wat is geheugentraining? Geheugentraining doet beroep op de nog aanwezige geheugen- en inprentingsvaardigheden van de dementerende oudere. Meestal wordt daarom eerder gesproken van een functie – of strategietraining. Het geheugen van de dementerende oudere kan namelijk niet verbeterd worden en het dementeringsproces kan niet afgeremd worden. Voorbeelden van functie – en strategietraining zijn:
Stimuleren van één specifieke cognitieve functie: concentratie, aandacht, korte – termijngeheugen,… Strategieën aanleren waardoor de oudere beter om leert gaan met zijn geheugen: geheugensteuntjes, maken van boodschappenlijstjes,…
Door middel van een individuele geheugentraining is het echter wel mogelijk om het geheugen van de dementerende oudere te blijven stimuleren en gericht te werken aan de problemen die hij zelf ervaart. Geheugentraining verschilt sterk van reminiscentie. Tijdens reminiscentie wordt specifiek gewerkt aan het stimuleren van het lange – termijngeheugen om dit nog zolang mogelijk in stand te houden. In geheugentraining is het echter niet de bedoeling om het korte – termijngeheugen te verbeteren, maar wel om hen om te leren gaan met hun geheugenproblemen en hen aangepaste activiteiten op maat aan te bieden. Op deze manier ervaren ze het gevoel dat ze wel degelijk nog iets kunnen. 15
Deze informatie werd gehaald van de volgende site: home.planet.nl/~otten407/geheug.htm en het boek: Groepswerk met ouderen (p 102 – 108); Zjef Helsen en Arlette van Assel; Acco Leuven / Amersfoort.
42
Mogelijke eenvoudige oefeningen kunnen zijn:
De dagen van de week opnoemen. Belangrijke feestdagen opnoemen. Aantal dieren / planten / steden opnoemen. Herkennen van voorwerpen / gezichten /… Memory Aangepaste quiz Puzzels maken …
Nut van geheugentraining? Geheugentraining kan een stimulerend effect hebben op de beleving van de dementerende oudere wanneer vertrokken wordt vanuit zijn mogelijkheden en beleving. Op dat moment ervaart hij dat hij nog iets kan, waardoor zijn gevoel van eigenwaarde vergroot kan worden. Daarnaast heeft het een structurerend effect als het dagelijks of regelmatig herhaald kan worden. Net hieraan hebben dementerende ouderen zoveel nood. De dementerende oudere blijft zich zo ook sociaal betrokken voelen. Ze laten minder vlug de moed zakken, waardoor ze zichzelf langer zelfstandig en menswaardig kunnen handhaven. Deze vorm van activiteit verbetert het geheugen op zich niet, maar leert de oudere persoon wel strategieën of technieken aan die hen beter om leren gaan met hun geheugen. Op deze manier kan het opnemen en / of oproepen van informatie uit hun geheugen gemakkelijker gemaakt worden en kunnen eventuele tekorten gecompenseerd worden. 3. Waar kan rekening mee gehouden worden tijdens het aanbieden van activiteiten aan dementerende ouderen? Verschillende factoren kunnen een belangrijke rol spelen bij het al of niet welslagen van een activiteit die gegeven wordt aan een dementerende oudere. Ik zal deze nu kort aan u toelichten. Ik heb met verschillende van deze factoren rekening gehouden tijdens het individueel aanpassen van de groepsactiviteiten. Dit komt later nog aan bod in mijn praktijkgedeelte. Er kan rekening gehouden worden met de volgende tips16:
Het is belangrijk dat de therapeut zelf het initiatief neemt om een activiteit te organiseren. Vaak kan de dementerende oudere dit zelf niet meer of is het te moeilijk geworden.
Activiteiten worden het best gepland op dat moment van de dag waarop de dementerende oudere het meeste energie heeft en er zelf ook voor openstaat.
Concentreer je enkel op datgene wat de dementerende oudere ook nog zelf kan. Anders bestaat het risico dat hij teveel geconfronteerd zal worden met zijn
16
Deze informatie werd gehaald uit het volgende boek: De heldere eenvoud van dementie: een gids voor de familie(p 125 - p 126); Huub Buijssen; Tred Uitgeverij; Tilburg.
43
verminderde cognitieve vermogens. Bezig zijn met iets is belangrijker dan het resultaat op zich.
Verminder het aantal geluiden rondom de dementerende oudere of zorg ervoor dat er zich geen andere afleidende factoren bevinden in de leefruimte. De dementerende heeft vaak aandachts – en concentratiestoornissen. Dit kan op deze manier ook verminderd worden.
Kies activiteiten die geschikt zijn voor volwassenen, omdat de dementerende oudere zich anders beledigd of beschaamd kan voelen.
Wanneer een activiteit onrust veroorzaakt bij de dementerende oudere is het belangrijk om de activiteit direct te staken.
Werk voornamelijk activiteiten uit die de dementerende oudere vroeger al graag deed.
Bied hulp aan bij een activiteit, maar neem deze niet over. Anders krijgen ze het gevoel dat ze het zelf niet meer kunnen en worden ze opnieuw met hun verminderde cognitieve vermogens geconfronteerd.
Deel activiteiten op in kleinere deelstappen. De dementerende oudere heeft namelijk moeite met complexe handelingen, maar kan wel vaak nog 1 bepaalde deelstap uit de gehele handeling op zich uitvoeren.
Hou altijd toezicht wanneer de dementerende oudere werkt met scharen, naalden, verf,… Sommigen herkennen deze voorwerpen niet altijd juist en kunnen deze bijvoorbeeld in hun mond steken.
Onderneem verschillende activiteiten. De dementerende oudere kan zijn / haar aandacht vaak niet lang vasthouden.
Vermijd activiteiten waarbij beslissingen genomen moeten worden. Deze veroorzaken vaak stress bij de dementerende oudere.
4. Waar kan rekening mee gehouden worden tijdens het communiceren met een dementerende persoon? Het is vaak niet evident om met dementerende ouderen te communiceren. Hiervoor kunnen verschillende oorzaken bestaan. Deze heb ik grondig besproken in het vorige hoofdstuk. Toch kan met een aantal factoren rekening gehouden worden. Zo kan het communiceren met een dementerende oudere gemakkelijker gemaakt worden. Er kan rekening gehouden worden met de volgende tips17:
Zorg dat het gesprek niet hoeft te concurreren met achtergrondgeluiden zoals een radio of TV. Het kost de dementerende oudere extra moeite om zich te concentreren op het gesprek.
17
Deze informatie werd gehaald uit het volgende boek: De heldere eenvoud van dementie: een gids voor de familie; Huub Buijssen; Tred Uitgeverij; Tilburg (p 72 - p 79)
44
Sta zelf niet onder tijdsdruk of spanning. Zorg ervoor dat je de dementerende persoon alle aandacht kan geven.
Vermijd om te fluisteren tegen de dementerende persoon.
Hou het eenvoudig in de communicatie. Gebruik geen lange of complexe mededelingen en gebruik geen dubbele keuzemogelijkheden in een vraag.
Hou verzoeken vlak voor het tijdstip dat iets gedaan moet worden.
Geef verzoeken in de omgeving of situatie waarin het gewenste gedrag plaats dient te vinden.
Ga na of de dementerende oudere de boodschap, de vraag of het verzoek begrepen heeft.
Toon steeds voor wat je bedoelt of wat de dementerende persoon dient te doen.
Vermijd ja / neen – discussies zoveel mogelijk en maak je niet druk om zaken die er niet echt toe doen.
Corrigeer de dementerende persoon zo onopvallend mogelijk wanneer dit nodig blijkt en doe dit met het nodige respect / tact.
Vermijd vragen over zaken die pas gebeurd zijn. Wil je toch een gesprek hierover beginnen, zeg dan zelf de belangrijkste informatie voor.
Vertel wat je zelf hebt meegemaakt. Ook al zullen ze niet alles begrijpen, dementerende ouderen kunnen genieten van de lichaamstaal en intonatie die gebruikt wordt.
Spreek op een rustige en vriendelijke toon.
Hou zoveel mogelijk oogcontact en zit met het lichaam naar de dementerende oudere gericht.
Blijf binnen hun gezichtsveld wanneer je hen toespreekt.
Leg steeds uit wat er gebeurt.
Praat over zaken die de dementerende oudere tegelijkertijd kan horen, ruiken, zien, voelen of smaken.
Sluit in gesprekken aan bij vroegere gewoontes, interesses, voorkeuren en ervaringen van de dementerende oudere.
45
5. Welke activiteiten zijn bijgevolg mogelijk bij ouderen met dementie? Afhankelijk van de mate van de dementie zijn de volgende activiteiten18 mogelijk bij ouderen met dementie:
Reminiscentie: fotoalbums inkijken, oude doos, huis met vragen,…
Eenvoudige geheugenactiviteiten: foto’s beschrijven, puzzels met grote stukken maken, spreekwoorden aanvullen,…
Muziekactiviteiten: favoriete liedjes van de dementerende oudere opleggen, oude liedjes zingen / beluisteren, dansen, spelen op muziekinstrumenten,…
Handenarbeid: naaien, borduren, stempelen met sponzen, kralen rijgen,…
Kookactiviteiten: eieren kloppen, groenten wassen,…
Huishoudelijke activiteiten: was vouwen, tafel dekken, planten water geven, vegen, iets poetsen, vissen eten geven,…
Buiten werken in de tuin: bloemen of planten water geven, harken, onkruid wieden,…
Snoezelen of andere activiteiten waarbij de zintuigen gestimuleerd kunnen worden: lichaamsmassage, relaxatiebaden, kookactiviteiten,…
Groepsgymnastiek of andere oefeningen waarbij de grove / fijne motoriek verbeterd kunnen worden.
6. Bestaande activiteitenaanbod in het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed”: In het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed” worden momenteel al de volgende groepsactiviteiten georganiseerd:
Creatieve activiteiten: schilderen, plakken, knippen, bloemschikken,… met behulp van verschillende (natuur)materialen.
(Doe)memotiek: geheugenoefeningen zoals memory, verschillen zoeken tussen twee foto’s, foto’s beschrijven, puzzels maken, woordspelen…
Muziekactiviteiten: luisteren naar muziek van vroeger, in groep liedjes zingen, dansen of bewegingsoefeningen doen op muziek, muziekquiz,…
Kookactiviteiten: soep, wafels, pannenkoeken, taart,… maken.
Kaarten zoals manillen of Uno.
18
Deze informatie werd gehaald uit het volgende boek: De heldere eenvoud van dementie: een gids voor de familie; Huub Buijssen; Tred Uitgeverij Tilburg (p 127)
46
Hobby – activiteiten waarbij de cliënten zelf mogen kiezen wat ze graag zouden willen doen: naaien, breien, lezen,…
Gezelschapsspelen: pictionary, volksspelen,…
Oefeningen voor het stimuleren van de fijne motoriek.
Uitstappen / wandelingen: elke maand wordt er een uitstap gepland en bij goed weer wordt er wekelijks een wandeling gemaakt.
Activiteiten in samenwerking met woon- en zorgcentrum Huize Zonnelied: feest van de jarigen, volksspelen, eetfestijnen, biljart,…
Groepsgymnastiek.
Tweewekelijks gaan enkele cliënten onder begeleiding van de kinesitherapeute zwemmen.
47
Hoofdstuk 4: Voorstelling van het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed” 1. Inleiding:
Ik heb mijn eindwerk uitgewerkt in het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed”19 dat gelegen is in Ieper. Dit dagverzorgingscentrum bestaat nog maar recent, namelijk vijf jaar. Ze vormt een onderdeel van het woon- en zorgcentrum Huize Zonnelied. Onder Huize Zonnelied horen ook nog serviceflats “Du parc” en “Thuyneheem”, een centrum voor kortverblijf en het rust- en verzorgingstehuis zelf. Doordat het aantal gebruikers bleef stijgen in het dagverzorgingscentrum en er te grote verschillen ontstonden op vlak van zorg, werd er besloten om de werking op te splitsen in een groep met voornamelijk zorgbehoevende en / of dementerende ouderen (DVC 1) en een groep met minder zorgafhankelijke, valide ouderen (DVC 2). Mijn eindwerk heb ik volledig uitgewerkt in DVC 1, omdat mijn eindwerk handelt rond het individueel activiteitenaanbod bij matig en diep dementerende ouderen. Doordat matig en diep dementerende ouderen praktisch alleen terecht kunnen in DVC 1 heb ik dus voornamelijk daar stage gelopen. 2. Werking van het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed”: Recent is er in dit dagverzorgingscentrum een opsplitsing gebeurd in twee groepen. Dit houdt een duidelijke meerwaarde in voor de gebruikers van het DVC, omdat hun zorg nu nog meer aangepast kan worden naargelang hun noden en behoeften. Terwijl vroeger alle gebruikers samen in één groep zaten ongeacht hun problematiek, zijn er nu twee groepen waarin ouderen onderverdeeld kunnen worden naargelang hun graad van zorgbehoevendheid. Hierdoor zijn de groepen veel homogener en minder gedifferentieerd. De categorie van zorgbehoevendheid wordt bepaald op basis van de Katzschaal. Tegenwoordig bestaat het DVC dus uit twee delen, namelijk DVC 1 en DVC 2. In DVC 1 kunnen ouderen terecht die zorgbehoevend of matig en diep dementerend zijn. Zij kunnen terecht in een huisje dat speciaal ingericht is volgens hun noden en behoeften. Door het opvangen en groeperen van de meest zorgbehoevende ouderen op één plaats is het meer mogelijk om een zorg op maat aan te bieden. 19
Deze informatie werd gehaald uit de infobrochure van het woon – en zorgcentrum Huize Zonnelied en de website www.huizezonnelied.be.
48
In DVC 2 kunnen ouderen terecht die minder zorgbehoevend zijn en die aldus minder aangepaste zorg en toezicht nodig hebben. Zij kunnen terecht in een polyvalente zaal die deel uitmaakt van het woon- en zorgcentrum Huize Zonnelied. Wanneer de algemene toestand van één van de gebruikers wijzigt, zijn er interne verschuivingen mogelijk naar de andere groep. Hiertoe wordt echter enkel maar beslist na een tijdige communicatie met de familie en op basis van een gegronde en uitgebreide motivering en observatie. Het DVC richt zich in de eerste plaats tot ouderen, maar het mag duidelijk zijn dat ook personen die op jongere leeftijd zorg nodig hebben hier terecht kunnen. De leeftijd kan dus sterk variëren. Momenteel maken er in totaal dagelijks twintig tot vijfentwintig gebruikers van het dagverzorgingscentrum gebruik. 3. Doelstellingen en basisideeën: In het dagverzorgingscentrum staat huiselijkheid en gezelligheid centraal. Het is de bedoeling dat mensen er toekomen en het gevoel krijgen thuis te komen. In de werking wordt er dus zoveel mogelijk gestreefd naar een thuisbenaderende levenssfeer. Zo wordt er veel aandacht besteed aan het behouden van de zelfstandigheid. Dit is immers nodig om zo lang mogelijk te kunnen blijven functioneren in de thuissituatie. Er wordt eigenlijk een aangepaste totaalzorg uitgebouwd op basis van respect voor de eigenheid en privacy van elke mens. Daarom wordt er in het dagverzorgingscentrum ook zeer veel belang gehecht aan de autonomie en inspraak van de oudere samen met zijn / haar familie. Zo wordt er steeds in onderling overleg besproken wanneer ze gebruik zullen maken van het DVC en hoe ze naar het dagverzorgingscentrum zullen komen. In het dagverzorgingscentrum worden er gevarieerde en doelgerichte activiteiten aangeboden waarbij er aandacht is voor persoonsgebonden noden zoals sociaal contact, beweging, het heraanleren van vaardigheden en geloofsbeleving. Door de gebruiker op deze manier te benaderen, geven we hen de kans om deze vaardigheden opnieuw toe te passen. Ook worden er lichaamsverzorging en medisch - verpleegkundige zorgen aangeboden. Samengevat kunnen we dus stellen dat het volgende wordt nagestreefd in het dagverzorgingscentrum:
(Re)activering van de gebruiker. Ondersteuning en ontlasting van de mantelzorg. Aangepaste en zinvolle dagbesteding aanbieden. Aangepaste verzorging en toezicht aanbieden. Begeleiding aanbieden bij de activiteiten van het dagelijkse leven. Voorkomen dat alleenstaande ouderen sociaal geïsoleerd raken door hen de mogelijkheid te geven om gebruik te maken van de dienstverlening van het dagverzorgingscentrum. Respect voor de eigenheid van elke gebruiker en een zekere graad van autonomie en inspraak toestaan. Het blijven functioneren in het thuismilieu stimuleren en ondersteunen door aangepaste therapeutische activiteiten aan te bieden.
49
Door middel van een aangepaste opvang wordt dus geprobeerd om een zorg op maat te geven aan de oudere vertrekkend vanuit zijn zelfstandigheid en zijn eigen inspraak. 4. Dagstructuur: In het dagverzorgingscentrum wordt er zeer veel belang gehecht aan de dagstructuur. De dag in DVC 1 verloopt als volgt: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8u30 – 10u: 10u – 11u30: 11u30 – 13u: 13u – 14u: 14u – 14u30: 14u30 – 16u: 16u – 17u:
Ontvangst van de gebruikers en koffietafel. Activiteit. Maaltijdbegeleiding en mictietraining. Rustperiode voor de gebruikers. Koffietafel. Activiteit. Klaarmaken en vertrek naar huis van de gebruikers.
Het is zeer belangrijk dat deze dagindeling zoveel mogelijk gevolgd wordt, voornamelijk in het belang van ouderen met dementie. In DVC 2 verloopt de dag op dezelfde manier, maar de invulling van de activiteiten is anders en de activiteiten op zich worden vlugger opgestart. 5. Accommodatie: Hoe ziet het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed” er nu precies uit en wat is er voor de oudere voorzien? DVC 1 bestaat uit een gezellige, aangepaste en huiselijk ingerichte woning met keuken, zithoek, woonkamer en een rustruimte. Er is een aparte en donkere rustruimte voorzien waarin enkele relaxzetels en een bed staan. Naast de woonkamer zijn er twee aangepaste toiletten. In één van de toiletten is een douche voorzien waarin onder andere een douchestoel staat. Bij de toiletten is er een tillift aanwezig voor zwaar zorgbehoevende ouderen. Er is een zithoek waar de gebruikers rustig kunnen kaarten of in enkele relaxzetels kunnen rusten. Naast de zithoek is er een keuken, waar kookactiviteiten of huishoudelijke taken gegeven kunnen worden. In het woonkamergedeelte is er een oriëntatiebord voorzien waarop onder andere de dag, datum en het seizoen van dat moment aangegeven staan. Daarnaast zijn er ook meerdere klokken in het huis aanwezig. Het huis is volledig aangepast aan de noden van zorgbehoevende of rolstoelgebruikers. Op de eerste verdieping is er een atelier voorzien voor de gebruikers van DVC 2 waar onder andere relaxatiesessies gegeven kunnen worden. DVC 2 is ondergebracht in een polyvalente zaal die behoort tot het woon- en zorgcentrum. Hier is ook een ruime zithoek voorzien met relaxzetels, maar het geheel is iets minder huiselijk ingericht dan in DVC 1. In de zaal zijn er verschillende oriëntatiepunten aangebracht. Zo hangt er een klok en een kalender. Naast de zaal is er een grote keuken aanwezig. Er zijn twee toiletten beschikbaar, waarvan er één aangepast is voor rolstoelgebruikers. Hier kunnen minder zorgbehoevende en valide ouderen overdag terecht.
50
6. Vervoer: In samenspraak met de familie of de gebruiker zelf wordt beslist of de gebruiker zelfstandig naar het dagverzorgingscentrum komt of gebracht kan worden door zijn familie of vrienden. Ze kunnen ook gebruik maken van het openbaar vervoer om naar het dagverzorgingscentrum te komen en terug huiswaarts te keren. Wanneer dit niet mogelijk is, kan er gebruik gemaakt worden van het vervoer dat geregeld wordt door het dagverzorgingscentrum zelf. Hiertoe staan er twee busjes ter beschikking. Daarvan is één bus volledig aangepast om het vervoer van rolstoelgebruikers mogelijk te maken. Het andere busje is niet aangepast voor rolstoelgebruikers. Het komen naar en het terug naar huis keren vanuit het dagverzorgingscentrum met de busjes verloopt op dezelfde manier. 7. Medewerkers: In het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed” zijn er verschillende medewerkers tewerkgesteld die elk instaan voor een goede en aangepaste werking in het DVC. De coördinator staat in voor de organisatie en administratie in het dagverzorgingscentrum. Daarnaast waakt hij over het vlot verlopen van de werking. Het team wordt vervolledigd door een:
Sociaal – psychiatrisch verpleegkundige: Deze persoon staat in voor de verzorging van de gebruikers, het bijhouden en opvolgen van het medicatieschema, het oplossen van problemen in de thuissituatie, het opvolgen van gebruikers en het bijhouden van de katzschalen, het toedienen van de douches,…
Verzorgster / animatrice: Deze persoon staat in voor de verzorging van de gebruikers, het organiseren en plannen van activiteiten, het helpen plannen van uitstappen,...
Kinesitherapeute: Deze persoon komt halftijds naar het dagverzorgingscentrum voor het geven van aangepaste bewegingsoefeningen en groepsgymnastiek, gangrevalidatie, individuele bewegingsoefeningen, relaxatiesessies, fijne motoriek, steunoefeningen,… Daarnaast gaat ze ook om de twee weken zwemmen met bepaalde gebruikers. Ze detecteert eventuele mobiliteitsproblemen in de thuissituatie en speelt daarop in. Ze geeft afwisselend activiteiten in DVC 1 en 2.
Chauffeur: De chauffeur staat in voor het vervoer van de gebruikers naar het dagverzorgingscentrum en het terug naar huis brengen. Ze staat daarnaast ook in voor het toedienen van de douches aan de gebruikers.
51
Vrijwilligers: Zij staan in voor het vervoer van de gebruikers, het ondersteunen en begeleiden bij het in- en uitstappen uit het busje, het begeleiden op uitstappen, het begeleiden in de creawerking,…
Sociale dienst van het woon- en zorgcentrum
Daarnaast staan de pedicure, manicure en het kapsalon uit het woon- en zorgcentrum “Huize Zonnelied” ook ter beschikking van de gebruikers van het dagverzorgingscentrum.
52
Hoofdstuk vijf: Probleemstelling vanuit het “DVC Zonnegloed” 1. Probleemstelling vanuit het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed”: De verschillende therapeuten uit het dagverzorgingscentrum “Zonnegloed” hadden opgemerkt dat matig en diep dementerende ouderen soms moeilijk betrokken konden worden in het bestaande activiteitenaanbod. Meestal vielen ze tijdens enkele specifieke groepsactiviteiten uit de boot door de verschillende problemen die ze ervaren als gevolg van hun dementiebeeld. Daarnaast is de doelgroep in het dagverzorgingscentrum zeer verscheiden, waardoor het nog moeilijker is om deze groepsactiviteiten zodanig aan te bieden dat elke individuele cliënt erbij betrokken kan worden. Vanuit het dagverzorgingscentrum kwam daardoor de vraag om de groepsactiviteiten waarbij matig en diep dementerende ouderen niet of moeilijker betrokken konden worden individueel aan te passen naargelang de specifieke mogelijkheden en beperkingen van elke dementerende oudere op zich. Op deze manier kunnen matig en diep dementerende ouderen opnieuw ten volle in het bestaande activiteitenaanbod betrokken worden. Tijdens het uitwerken van dit individueel activiteitenaanbod heb ik besloten om daarbij zoveel mogelijk vanuit hun leefwereld te vertrekken om hen zo maximaal mogelijk te kunnen betrekken in het activiteitenaanbod. Hiervoor heb ik drie volgcliënten uitgekozen die zich in een verschillende belevingsfase van hun dementeringsproces bevinden. Van mijn drie volgcliënten volgt later in mijn eindwerk nog een duidelijke probleemdefiniëring. 2. Hoofddoelstellingen:
Groepsactiviteiten individueel aanpassen zodat matig en diep dementerende ouderen opnieuw in het bestaande activiteitenaanbod betrokken kunnen worden.
Individueel activiteitenaanbod creëren per volgcliënt waarbij zoveel mogelijk vertrokken wordt vanuit zijn eigen specifieke mogelijkheden.
Optimale betrokkenheid creëren tijdens de verschillende aangeboden activiteiten door mee terug te keren in de leefwereld van de cliënt en mee te gaan in zijn beleving.
Individuele activiteiten aanbieden waardoor matig en diep dementerende ouderen minder geconfronteerd kunnen worden met hun verminderde cognitieve vermogens.
3. Mogelijke redenen waardoor matig en diep dementerende ouderen moeilijk tot niet meer betrokken kunnen worden tijdens enkele specifieke groepsactiviteiten in het dagverzorgingscentrum? Ik zal nu kort schetsen waarom mijn drie uitgekozen volgcliënten steeds moeilijker betrokken kunnen worden tijdens enkele specifieke groepsactiviteiten. Dit is onder andere het geval tijdens woordspelen, geheugenactiviteiten en reminiscentie. Op basis van deze achterliggende redenen heb ik besloten om deze groepsactiviteiten individueel aan te passen per volgcliënt.
53
Ouderen met een matige dementie: Ouderen met een matige dementie bleken voornamelijk moeilijk betrokken te kunnen worden tijdens de volgende groepsactiviteiten: groepsreminiscentie, geheugenactiviteiten en woordspelen in groep. Hiervoor bleken er verschillende redenen te bestaan: 1. Groepsreminiscentie:
Matig dementerende ouderen hebben steeds meer moeite om zichzelf uit te drukken en hebben vaak te kampen met lichte tot relatief ernstige woordvindingsmoeilijkheden. Hierdoor hebben ze tijdens groepsreminiscentie vaak meer tijd nodig dan de andere groepsleden om naar hun woorden te zoeken. Doordat de andere groepsleden sneller kunnen antwoorden, verliezen ze uiteindelijk vaak hun interesse om deel te nemen en laten ze zichzelf na verloop van tijd steeds meer voorbijlopen.
Vaak worden onderwerpen aangehaald waarover sommige dementerende ouderen weinig of niet mee kunnen spreken. Hierdoor hebben ze vaak moeite om hun aandacht te richten en het gesprek te blijven volgen, waardoor ze na verloop van tijd zelfs geen moeite meer doen om nog deel te nemen. Hierdoor vertonen ze soms in zichzelf gekeerd gedrag. Toch hebben veel matig dementerende ouderen wel degelijk nog de interesse en de behoefte om over vroeger te praten.
Matig dementerende ouderen hebben vaak moeite om zich langdurig te concentreren op gesprekken. Dit is net nodig tijdens groepsreminiscentie. Doordat ze hier echter veel moeite mee krijgen en door hun stoornissen in hun korte - termijngeheugen, verliezen ze veel vlugger de rode draad. Hierdoor verslapt hun aandacht nog vlugger, waardoor ze na verloop van tijd nog slechts delen van het gesprek in zich opnemen. Dit zorgt ervoor dat ze steeds minder betrokken kunnen worden tijdens groepsreminiscentie.
2. Geheugenactiviteiten in groep:
Matig dementerende ouderen hebben tijdens geheugenactiviteiten in groep vaak nood aan een intensieve en individuele begeleiding. Dit is echt niet altijd mogelijk in groep waardoor ze vaak de opdracht al vergeten zijn op het moment dat de therapeut terugkeert.
Veel geheugenoefeningen zijn te moeilijk of te hoog gegrepen voor matig dementerende ouderen, waardoor ze in groep teveel met hun verminderde cognitieve vermogens geconfronteerd worden. Hierdoor verslapt hun aandacht vaak en zetten ze zich na verloop van tijd niet meer in. Vaak raken ze dan gefrustreerd of verliezen ze hun motivatie.
Door hun aandachts- en concentratiestoornissen kunnen matig dementerende ouderen ook steeds moeilijker hun aandacht richten en vasthouden op de geheugenoefeningen. Ze raken bijgevolg vlugger afgeleid en weten al vlug niet
54
meer wat ze juist moeten doen. Doordat ze een minder intensieve begeleiding krijgen, verslapt hun aandacht nog meer en verliezen ze hun motivatie nog vlugger.
Matig dementerende ouderen hebben door hun cognitieve problemen meer tijd nodig om opdrachten door te laten dringen en te begrijpen. Hierdoor kunnen ze vaak echter het tempo van de groep niet volgen. Hierdoor worden ze opnieuw met hun verminderde cognitieve vermogens geconfronteerd.
3. Woordspelen in groep:
Matig dementerende ouderen hebben vaak wel degelijk interesse om deel te nemen aan woordspelen in groep, maar krijgen zelden de kans om zichzelf door te drukken door de snelle reacties van andere groepsleden. Hierdoor verdwijnt hun interesse vlug en laten ze zichzelf meer en meer voorbijlopen door de andere groepsleden.
De aangehaalde onderwerpen of oefeningen zijn vaak te hoog gegrepen of te moeilijk, waardoor ze teveel geconfronteerd worden met hun taalmoeilijkheden en geheugenproblemen. Vaak worden ook langere en moeilijke woorden gebruikt om het geheel boeiend te blijven houden voor de groepsleden die op cognitief vlak sterker staan.
Ouderen met een diepe dementie: Ouderen die zich in de laatste fase van hun dementeringsproces bevinden, kunnen vaak zeer weinig tot niet meer betrokken worden in het bestaande activiteitenaanbod van het dagverzorgingscentrum. Hiervoor kunnen er verschillende redenen bestaan:
Diep dementerende ouderen zijn vaak niet meer in staat om nog zelfstandig te communiceren als gevolg van een (bijna) volledige uitval van hun woordenschat of taalbegrip. Hierdoor wordt het vaak zeer moeilijk om hen nog te betrekken tijdens groepsactiviteiten waarvoor de taal noodzakelijk is, zoals geheugenoefeningen of groepsreminiscentie.
De algemene mobiliteit van een diep dementerende oudere kan zodanig sterk verminderd zijn dat hij het grootste deel van de dag doorbrengt in een relaxzetel of in een rolstoel. Als gevolg hiervan kan hij niet meer deelnemen aan groepsgymnastiek of andere activiteiten waarvoor zijn fijne en / of grove motoriek noodzakelijk zijn.
Meestal hebben diep dementerende ouderen een ernstige agnosie of apraxie. Hierdoor herkennen ze bepaalde voorwerpen niet meer of weten ze niet meer hoe ze deze dienen te gebruiken. Daardoor kunnen ze steeds moeilijker betrokken worden tijdens bijvoorbeeld kookactiviteiten, knutselactiviteiten of andere groepsactiviteiten waarvoor deze vaardigheden noodzakelijk zijn.
55
Bepaalde diep dementerende ouderen vertonen soms regressief gedrag en willen bijvoorbeeld continue alles vastgrijpen. Hierdoor dienen ze vaak iets verder van de tafel gepositioneerd te worden, omdat ze anders de rust van andere groepsleden kunnen verstoren. Dit zorgt er echter vaak voor dat ze minder betrokken zijn bij het gebeuren aan de tafel. Slechts tijdens kookactiviteiten kan dit nog deels opgevangen worden, omdat ze dan de geur van het voedsel kunnen waarnemen.
De meeste diep dementerende ouderen zijn in deze fase van hun dementeringsproces zodanig in zichzelf verzonken dat het vaak zeer moeilijk is geworden om nog op een gewone manier met hen in contact te komen. Dit zorgt ervoor dat ze steeds moeilijker betrokken kunnen worden tijdens de gewone groepsactiviteiten. Vaak is contact enkel nog mogelijk door het prikkelen van de zintuigen of door continue tegen de cliënt te blijven praten. Dit vraagt echter een intensieve en individuele begeleiding van de therapeut wat niet altijd evident is tijdens groepsactiviteiten.
56
Hoofdstuk zes: Individueel aangeboden activiteitenaanbod volgcliënte 1 1. Probleemdefiniëring van volgcliënte 1: Initialen: S. L. Geslacht: Vrouw Burgerlijke staat: Ongehuwd en kinderloos. Leeftijd: 82 jaar Opnamedatum: 13 mei 2003 Frequentie: S. komt dagelijks naar het dagverzorgingscentrum. Aanmeldingsreden:Ontlasting van de mantelzorg en haar stimuleren tot het nemen van sociaal contact. Voorgeschiedenis20:
Hypertensie en bloeddrukschommelingen Hartdecompensatie Hyperlipidemie Gonartrose aan de linkerknie Schouderartritis rechts Wisselende nervositas
Diagnose: S. heeft naast de bestaande problemen uit haar voorgeschiedenis een matige dementie. Ze bevindt zich in de belevingsfase van het verdwaalde ik. Handelingsvaardigheden: 1. Sensomotorisch: S. verplaatst zich nog volledig zelfstandig. Het nemen van trappen en het maken van lange wandelingen vormen de laatste tijd soms een probleem wegens haar cardiovasculaire problemen. Zo is ze vlugger vermoeid, krijgt ze last van haar ademhaling en krijgt ze pijn ter hoogte van haar knie of heup als gevolg van haar artrose. Ze klaagt soms over hevige hoofdpijn. Ze eet nog volledig zelfstandig en heeft geen nood aan hulpmiddelen. Ze is nog volledig continent en geeft zelf aan wanneer ze naar het toilet moet. Ze heeft hiervoor nog geen begeleiding nodig. S. heeft nood aan een leesbril om te lezen en te haken, maar heeft verder geen specifieke functionele beperkingen op sensorisch vlak.
20
Een verklaring van deze medische termen kan teruggevonden worden in de verklarende woordenlijst die bijgevoegd zit in het begin van mijn eindwerk.
57
2. Cognitief: S. behaalde op de laatst afgenomen Mini Mentale State een score van 13/30. Ze heeft ernstige stoornissen in haar korte – termijngeheugen. Haar lange -termijngeheugen is nog relatief intact, hoewel ze soms ophalingsproblemen heeft. Informatie uit haar verleden haalt ze soms door elkaar. Ze heeft lichte woordvindingsmoeilijkheden. Soms heeft ze moeite om zichzelf uit te drukken of gesprekken te starten en te onderhouden. Ze heeft een beginnende apraxie. Soms weet ze van bepaalde voorwerpen niet meer hoe ze deze juist dient te gebruiken, maar ze herkent de meeste voorwerpen globaal gezien wel nog. Ze heeft begeleiding en toezicht nodig tijdens activiteiten. Ze is sterk gedesoriënteerd in tijd en ruimte. Ze kan zich zeer moeilijk oriënteren in het DVC en vraagt frequent waar het toilet is. Ze is zichzelf minder goed bewust van de tijd, maar is wel nog in staat om de klok te lezen. Ze leeft sterk terug in de tijd toen ze nog boerin was. Verder heeft ze een beginnende desoriëntatie in persoon. Haar nicht aanziet ze soms als haar zus. Ze heeft duidelijke aandachts – en concentratiestoornissen en is relatief vlug afgeleid. Ze vertoont voornamelijk naar het einde van de dag toe duidelijk onrustig gedrag. Ze vraagt dan frequent wanneer ze naar huis mag gaan. Ze vertoont wegloopgedrag en dient hierdoor continue in het oog te worden gehouden. Soms reageert ze achterdochtig. Ze is nog in staat om te lezen en begrijpt dit ook nog. Ze kan behoorlijk goed tellen. 3. Psychosociaal: S. is een lieve en zorgzame vrouw. Als iemand hulp nodig heeft, probeert ze steeds te helpen. Meestal is ze opgewekt en vrolijk, maar soms kan ze geagiteerd gedrag vertonen. Daardoor reageert ze soms tegendraads tijdens activiteiten. Ze is dan te sterk bezig met naar huis gaan en haar boerderij. Dit valt vooral op naar het einde van de dag toe en tijdens de rustpauze. Ze vertoont maskeergedrag en lacht vergeten zaken weg. Ze neemt nog sociaal contact, maar dit verloopt in mindere mate verstoord. Haar communicatiemogelijkheden zijn voornamelijk beperkt in tijd en ze heeft moeite om zelfstandig gesprekken te onderhouden met andere cliënten. Ze heeft wel een goede band ontwikkeld met een andere matig dementerende vrouw. S. bloeit open als je haar vragen stelt over haar vroegere leven als boerin. Ze vertelt hier graag over en (glim)lacht dan vaak. Handelingsgebieden: 1. Zelfredzaamheid: S. wordt dagelijks door haar nicht naar het dagverzorgingscentrum gebracht. Omwille van haar dementiebeeld was het niet meer mogelijk om nog langer zelfstandig thuis te blijven wonen. Ze woont tegenwoordig in bij haar nicht die alle zorgen voor haar tante op zich neemt. Voorlopig krijgt ze nog geen kinesitherapie, gezinszorg of thuisverpleging in de thuissituatie. Ze kan zich nog zelfstandig verplaatsen en heeft hiervoor geen hulpmiddelen nodig. Het nemen van trappen en het maken van lange wandelingen vormen de laatste tijd soms een probleem wegens haar cardiovasculaire problemen. Ze heeft geen hulpmiddelen nodig tijdens de maaltijd. Ze gaat zelfstandig naar het toilet en heeft hiervoor nog geen begeleiding nodig.
58
Als gevolg van een beginnende apraxie heeft ze nood aan een continue toezicht en begeleiding tijdens activiteiten. Ze heeft enkel nood aan een leesbril wanneer ze haakt of leest. 2. Productiviteit: S. heeft vroeger altijd een landbouwbedrijf uitgebaat samen met haar oudere broer. Nu heeft ze geen boerderij meer, maar ze leeft wel sterk terug in de tijd dat ze nog boerin was. Ze geeft vaak aan dat ze naar huis wil gaan om haar koeien te melken. 3.Ontspanning: S. is het altijd gewoon geweest om te werken op haar boerderij en haar huishouden te regelen. Veel hobby’s heeft ze dus niet. Ze haakt en leest wel graag, maar heeft hiervoor een leesbril nodig. Ze luistert graag naar muziek en zingt vaak mee. Ze doet graag huishoudelijke activiteiten, tenzij ze een onrustige dag heeft. Dan dient ze veel gestimuleerd te worden. Ze houdt van kookactiviteiten en ervaart dit als plezierig. Omgevingsfactoren: 1. Fysiek: S. woont in bij haar nicht die alle zorgen voor haar tante op zich neemt en haar dagelijks naar het dagverzorgingscentrum brengt. 2. Sociaal – cultureel: S. is christelijk en hecht hier belang aan. Ze heeft een lichte vorm van decorumverlies en weet niet altijd goed hoe ze zich gepast moet gedragen in bepaalde situaties of in contact met anderen. Zo durft ze soms lachen met andere cliënten op momenten dat dit eigenlijk niet kan.Ze neemt nog contact met anderen, maar dit verloopt in mindere mate verstoord. 3. Bio - psychosociaal: S. leeft sterk terug in de tijd dat ze nog boerin was. Ze vraagt frequent wanneer ze naar huis mag gaan, waarbij ze aangeeft dat ze nog veel werk te doen heeft of haar koeien nog moet melken. Haar onrustige gedrag wordt soms als storend ervaren door andere cliënten, omdat ze dan frequent hetzelfde vraagt en weg en weer loopt. Ze kan gerustgesteld worden door haar bezig te houden of met haar te blijven praten. Ze heeft weinig vertrouwen in haar eigen kunnen, maar reageert zeer enthousiast wanneer ze een activiteit tot een goed einde kan brengen. Ze vraagt frequent om haar broer en moeder. Overdag is ze hier sterk mee bezig en ze hecht duidelijk veel belang aan haar familie. Ergotherapeutische doelstellingen:
Stimuleren tot het nemen van sociaal contact door groepsgerichte activiteiten aan te blijven bieden en haar te blijven prikkelen tot gesprek en activiteit. Haar korte - en lange – termijngeheugen verder blijven stimuleren door geheugenoefeningen en reminiscentieactiviteiten aan te bieden.
59
Onrustig gedrag voorkomen door haar continue zinvolle activiteiten aan te bieden en met haar te blijven praten. Zorgen dat ze haar fysieke mogelijkheden zo goed mogelijk blijft behouden door haar fijn en grof motorische oefeningen en groepsgymnastiek aan te bieden.
2. Individuele aanpassingen van de groepsactiviteiten: Ten eerste ging ik na tijdens welke groepsactiviteiten S. niet of moeilijker betrokken kon worden. Daarbij had ik ook voldoende aandacht voor de achterliggende redenen hiervoor. Deze heb ik uitgebreid beschreven in het vorige hoofdstuk. Hieruit kwam naar voor dat ze voornamelijk moeilijk betrokken kon worden tijdens groepsreminiscentie, woordspelen in groep en andere groepsactiviteiten waarin ze soms belemmerd werd door haar pijnlijke vingers en / of hoofdpijn. Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om de volgende activiteiten individueel aan te bieden:
Individuele reminiscentieactiviteit: een fotoalbum doorbladeren met foto’s over het boerderijleven van vroeger. Zo kan een gesprek over vroeger gestart worden. Aangepast en individueel aangeboden woordspel. Individueel verwenmoment: een handmassage.
Daarvoor heb ik zoveel mogelijk rekening gehouden met haar beleving, haar mogelijkheden en beperkingen die naar voor zijn gekomen in haar probleemdefiniëring. Tijdens het individueel aanpassen van deze groepsactiviteiten heb ik met de volgende factoren rekening gehouden: Op vlak van haar beleving: S. leeft sterk terug in de tijd dat ze nog zelf een boerderij had. Ze weet nog veel over het werken op een boerderij en bloeit open als ze de kans krijgt om hierover te praten. Daarom kies ik er ook voor om een individuele reminiscentieactiviteit en een woordspel aan te bieden dat specifiek uitgewerkt is rond het leven op een boerderij.
Woordspel: o Korte, eenvoudige en herkenbare woorden gebruiken die gemakkelijk gerelateerd kunnen worden aan het boerderijleven: koe, varken, paard, melk, boer, eg, aardappel, wortel,… o Ruimte laten om herinneringen naar boven te laten komen tijdens het woordspel. Zo kan haar lange – termijngeheugen indirect gestimuleerd worden.
Reminiscentie: o Fotoalbum laten doorbladeren waarin allerlei foto’s gekleefd zijn die betrekking hebben op het boerderijleven van vroeger: oude landbouwwerktuigen, typische boerderijdieren of boerderijtaferelen.
60
o Zorgen dat het foto’s van werktuigen, dieren of taferelen zijn die ze nog vlot kan herkennen en benoemen. Het is de bedoeling dat ze hier uitgebreid over kan vertellen, zodat haar lange – termijngeheugen gestimuleerd kan worden. o Vooraf door middel van bevraging nagaan welke dieren of werktuigen ze vroeger zelf nog gehad heeft op haar boerderij of welke gewassen ze zelf teelde. Hieraan heb ik speciale aandacht besteed tijdens het zoeken naar de foto’s. o Familiefoto’s van vroeger opzoeken doordat ze heel graag over haar broer en moeder vertelt. Het zien van enkele gezinsfoto’s kan herinneringen naar boven laten komen over haar eigen familie. Op cognitief en gedragsmatig vlak: 1. Woordspel:
Lichte woordvindingsmoeilijkheden: o Beperken tot korte, eenvoudige en alledaagse woorden van voorwerpen, dieren en groenten die ze nog vlot kan benoemen. o Beperken tot woorden van maximum zes letters, omdat de moeilijkheidsgraad anders te hoog ligt. o Beperken tot woorden die rechtstreeks gekoppeld kunnen worden aan het boerderijleven om de herkenbaarheid van de woorden op zich groter te maken. o Ervoor zorgen dat de beginletter van het woord tijdens bepaalde oefeningen steeds vooraan ligt. o Ervoor zorgen dat enkel de letters die ze nodig heeft voor haar liggen. o Moeilijkheidsgraad van de oefeningen rustig opbouwen.
Concentratiestoornissen en verhoogde afleidbaarheid: o Prikkel- en geluidsarme omgeving zoeken waarin ze niet tot weinig afgeleid kan worden door geluiden van buitenaf of andere cliënten. o Zorgen dat ze volledig alleen is in de leefruimte, zodat ze haar aandacht volledig op mij en de oefeningen kan richten. o Zorgen dat ze met het gezicht afgewend zit van het venster.
Trager begripsvermogen en stoornissen in het korte - termijngeheugen: o Voldoende tijd geven om de opdracht door te laten dringen en telkens duidelijk voortonen wat ik bedoel aan de hand van een voorbeeld. o Opdracht regelmatig opnieuw uitleggen, zodat dit duidelijk blijft voor haar. o Beperken tot eenvoudige en gemakkelijk te begrijpen oefeningen. o Continue verbale begeleiding geven zodat ze de draad van het geheel vast blijft houden.
Ze leest nog vlot en begrijpt ook nog wat ze leest. Er is nog woord – en letterherkenning aanwezig. Een woordspel is aldus mogelijk.
61
Het woordspel voeden met humor en de nodige hulp bieden wanneer dit nodig blijkt. Op die manier blijft het woordspel aangenaam en wordt ze niet tot weinig met haar verminderde cognitieve vermogens geconfronteerd. Blijkt dit toch het geval te zijn, dan staak ik telkens tijdig de oefening.
2. Reminiscentie:
Relatief intact lange - termijngeheugen: o Foto’s aanbieden die associaties / herinneringen aan vroeger op kunnen roepen om haar lange - termijngeheugen verder te blijven stimuleren. o Meegaan in haar beleving en regelmatig herhalen wat ze net gezegd heeft om haar het gevoel te geven dat er naar haar verhaal geluisterd wordt. o Oud uitziend fotoalbum gebruiken om herinneringen aan vroeger op te roepen en haar het gevoel te geven dat ze in haar eigen fotoalbum bladert.
Beperkte communicatiemogelijkheden bij het starten en onderhouden van gesprekken: o Gesprek zelf beginnen en onderhouden. o Structuur blijven houden in het gesprek door regelmatig kleine vragen te stellen of te herhalen wat ze net gezegd heeft, zodat ze de draad van het geheel niet kwijtraakt en een houvast heeft.
Verminderd zicht als gevolg van het verlies van haar leesbril: o Duidelijk zichtbare foto’s zoeken. o Gemakkelijk herkenbare foto’s opzoeken waar werktuigen / dieren duidelijk op staan.
3. Handmassage:
Wordt tijdens veel groepsactiviteiten belemmerd door een pijnlijke artrose in haar vingers: o Pijn in vingers verzachten door een handmassage aan te bieden. o Handen en vingers zacht masseren en niet te hard doordrukken om haar geen extra pijn te bezorgen.
Vertoont soms sterk onrustig en storend gedrag in groep: o Ervaart lichaamscontact als rustgevend, waardoor een handmassage ideaal is om die rust te bekomen. o Gevoel van geborgenheid en veiligheid teweegbrengen door haar handen rustig in te wrijven en te masseren. o Geur van de massageolie heeft een rustgevend effect op haar. o Aandacht richten op haar noden en behoeftes van dat moment door haar individueel te benaderen, waardoor ze uit zichzelf rustiger wordt en minder bezig is met het naar huis willen gaan. Hierdoor verhoogt ook haar gevoel van eigenwaarde.
62
o Haar in groep tot rust laten komen zodat ze minder storend gedrag stelt ten opzichte van andere cliënten. 3. Individueel aangeboden activiteitenaanbod: 3.1.Woordspel: Wat? Ik geef een individueel woordspel bestaande uit verschillende oefeningen, waarbij ik voornamelijk woorden gebruik die rechtstreeks gekoppeld kunnen worden aan het leven op een boerderij. Ik heb dit volledig aangepast aan haar beleving en haar mogelijkheden. Het woordspel op zich heb ik opgebouwd uit twee deelactiviteiten: 1. Nagaan aan de hand van voorbereidende oefeningen of ze nog in staat is om zelfstandig woorden te vormen en nog over het nodige inzicht hiervoor beschikt. 2. Het aangepaste woordspel op zich dat uit verschillende spelletjes bestaat. Doelstellingen?
Taalgevoeligheid behouden en eventueel tegengaan en / of reduceren van taalmoeilijkheden. Stimuleren van het korte - termijngeheugen en dit nog zolang mogelijk verder blijven ondersteunen. Gevoel van eigenwaarde verhogen door haar kleine succeservaringen aan te bieden. Aandacht en concentratie verder blijven stimuleren en eventueel verbeteren.
Middelen? Aangepaste en grote zelfgemaakte blokjes waar elke letter van het alfabet duidelijk op geschreven staat. Verloop? Voorbereidende oefeningen: 1. Oefening 1: Wat? S. leest de letters af van de verschillende blokjes in de juiste alfabetische volgorde. Daarna leest ze de letters in willekeurige volgorde af om uit te sluiten dat het herkennen van de letters berust op een automatisme.
63
Verloop? S. heeft geen problemen om de letters juist te benoemen wanneer deze in alfabetische volgorde gegeven worden. Bij twee letters twijfelt ze, maar na bevraging blijkt dit door de schrijfwijze te komen. Als de letters in willekeurige volgorde gegeven worden, aarzelt ze even en twijfelt ze aan zichzelf. Daardoor leest ze de eerste letter fout voor. Ze herpakt zich echter en kan de rest van de letters juist benoemen. Ze reageert hier enthousiast op. 2. Oefening 2: Wat? Ik leg de letters van een bepaald woord voor haar. Vervolgens vormt ze het woord dat ik haar voorzeg. Verloop? Het lukt haar vlot om de woorden “kat” en “koe” te vormen. Er is nog een duidelijk denkproces aanwezig. Als ze het woord hoort, denkt ze zichtbaar na. Vervolgens noemt ze de letters op die ze nodig heeft, waarna ze deze zoekt en het woord vormt. Ze geeft in aansluiting op het juist leggen van de woorden een korte, maar verwarde uitleg. Het lukt haar om het woord “kalf” te vormen, maar ze heeft zichtbaar problemen met de woorden “ezel” en “hond”. Ze kent de juiste spelling niet goed en heeft hiervoor hulp nodig. Wellicht spelt ze het woord teveel volgens de dialectische uitspraak. Het lukt haar om het woord “paard” zelf te vormen, maar ze twijfelt wel aan zichzelf. Ze zoekt spontaan de letters en noemt deze op. Ze zoekt even naar de letter “D”, hoewel deze vlak voor haar ligt. Ze weet niet goed waar de letter hoort. Het lukt haar niet om de woorden “schaap” en “kuiken” te vormen. Deze woorden zijn te lang en te moeilijk. Hierdoor raakt ze licht gefrustreerd en geeft ze het vlug op. Daarom staak ik de oefening op dit punt. 3. Oefening 3: Wat? Ik geef haar een aantal letters. Vervolgens probeert ze met deze letters een woord te vormen. Deze keer zeg ik het woord niet voor. Als dit nodig blijkt, geef ik haar telkens een tip. Verloop? Woorden bestaande uit drie letters - zoals koe en lat - vindt ze direct. Ze vormt de woorden wel verkeerd, maar merkt dit zelf op. Bij woorden van vier letters - zoals kast en boer - vindt ze vrij direct woorden die uit drie letters bestaan. Ze ziet echter zelf in dat dit niet kan, omdat ze dan een letter tekort komt. Na een tip en hulp van mijn kant kan ze de woorden vormen. Ze denkt wel teveel aan de dialectische uitspraak van het woord “kast”, waardoor ze het fout spelt. Bij het woord “paard” is ze duidelijk meer betrokken. Ze zoekt zelfstandig naar het woord. Ze denkt na en twijfelt, waarbij ze de letters voor haar benoemt. Ze weet vrij vlug wat het gezochte woord is.
64
Bij woorden van zes letters is ze in staat om het woord “varken” volledig zelf te vinden, maar heeft ze moeite met het woord “boerin”. Ze wijst de letters aan en benoemt ze. Ze zoekt volledig zelfstandig het eerste woord. Als het lukt, is ze tevreden en geeft ze hier een uitleg voor. Het laatste woord vindt ze niet. Ze probeert het wel en ziet zelf in wanneer ze fout bezig is. Ze heeft mijn hulp nodig. 4. Oefening 4: Wat? Ik geef de eerste letter van een bepaald voorwerp / dier. Ernaast leg ik een aantal letters – zowel nodige als onnodige – en vraag haar om een dier of voorwerp te vormen met enkele van deze letters. Verloop? Alledaagse woorden met drie letters kan ze volledig zelfstandig vinden. Het minder vanzelfsprekende woord “bal” vindt ze echter niet. Ze doet wel een poging en kan een ander woord vormen. Bij woorden van vier letters benoemt ze deze en zoekt ze het woord. Ze twijfelt iets meer aan zichzelf, maar ziet zelf in wanneer ze mist. Als ze het woord “klok” vindt, reageert ze erg tevreden en enthousiast. De woorden “stoel” en “tafel” vindt ze direct. 5. Oefening 5: Wat? Ik toon haar een foto van een gebruiksvoorwerp. Vervolgens vraag ik haar of ze het voorwerp op de foto kan benoemen en het woord kan vormen met de letters die voor haar liggen. Verloop? Ze herkent telkens het voorwerp op de foto juist, maar is door haar verminderde concentratie niet meer in staat om het woord zelfstandig te vormen. Ze legt de letters op verschillende manieren aaneen, maar weet duidelijk niet goed hoe het woord juist geschreven wordt. Ze heeft hiervoor veel hulp nodig en raakt gefrustreerd. Daarom staak ik de oefening. Houding gedurende de verschillende oefeningen? S. reageert enthousiast en tevreden wanneer ze een woord direct vindt of juist kan vormen. Ze zet zich goed in en zoekt de woorden telkens zelf. Wanneer woorden te lang of te moeilijk voor haar zijn, heeft ze de neiging het vlug op te geven en verliest ze haar motivatie. Dan voelt ze zich onzeker en twijfelt ze meer aan zichzelf. Daarom is het in dat geval noodzakelijk om de oefening tijdig te staken. Meestal ziet ze zelf in wanneer ze fout bezig is. Vanaf de vierde oefening is haar concentratie verlaagd door de aanwezigheid van de kinesiste die intussen in dezelfde ruimte een andere cliënt behandelt.
65
Woordspelletjes: 1. Spel 1: Wat? S. somt zoveel mogelijk dieren op die voor kunnen komen op een boerderij. Verloop? Tijdens het begin van het spel geeft ze aan dat ze begrijpt wat de bedoeling is. Ze reageert hier op door aan te geven dat het er veel zijn. In het begin kan ze een vijftal dieren spontaan en volledig zelfstandig opnoemen. Daarna heeft ze nood aan tips. Ze denkt goed na, maar herhaalt regelmatig dieren die ze al eens opgenoemd heeft. Met behulp van mijn tips kan ze nog zelfstandig enkele dieren opnoemen. Ze kan voornamelijk de dieren goed benoemen die ze op haar eigen boerderij heeft gehad. 2. Spel 2: Wat? De eerste letter van een bepaald woord wordt voor haar gelegd. Vervolgens zoekt ze een dier of groente die met deze letter begint. Daarna vraag ik haar om het woord te vormen door de nodige letters hiervoor bijeen te zoeken. Verloop? Ze zoekt en denkt even na wanneer haar gevraagd wordt om een dier te geven dat begint met de letter K. Ze geeft aan het niet te weten en lijkt de opdracht niet goed te begrijpen. Als ik het opnieuw uitleg aan de hand van een voorbeeld begrijpt ze het beter en geeft ze een juist antwoord. Ze denkt luidop na en kan het woord juist vormen. Als ik haar vraag of ze nog een dier kan vormen met de letter “K”, geeft ze aan dat ze het niet weet. Ik geef haar tips, waarna ze goed nadenkt. Ze geeft aan dat ze het te moeilijk vindt en lijkt niet meer goed te weten wat van haar verwacht wordt. Wanneer ik het opnieuw uitleg, kan ze nog het woord “konijn” bedenken. Ze heeft echter moeite met de “ij - klank” en is niet in staat om dit woord correct te vormen. Nadien kan ze nog zelfstandig en zonder mijn hulp het woord “kalf” bedenken en juist vormen. 3. Spel 3: Wat? Ze vult de weggelaten klinkers van een bepaald woord in. Dit zijn allemaal woorden die refereren naar de boerderij. Verloop? Ze is in staat om korte woorden te herkennen, maar heeft duidelijk moeite met langere woorden. Ze doet haar best, maar begrijpt de bedoeling niet altijd ten volle. Meestal lukt het haar slechts met mijn hulp om tot het gezochte woord te komen. Ze reageert tevreden en enthousiast wanneer ze zelf het woord sla kan vinden. Ze vormt wel het woord “salade”, maar lijkt dit niet erg te vinden. Ze reageert boos
66
wanneer ik per ongeluk de letters van het woord door elkaar meng en zegt dat ik haar werk niet mag vernielen. 4. Spel 4: Wat? S. vult bepaalde weggelaten woorden in bekende spreekwoorden of gezegden aan. Verloop? Ze kan het eerste spreekwoord nog vinden, maar de rest van de spreekwoorden lukken haar niet meer. Meestal kan ze wel op het eerste of het laatste woord komen. Ze geeft steeds zelf aan dat ze het andere woord wel weet, maar er op dat moment niet op kan komen. Ze is te sterk afgeleid en heeft geen zin meer. Daarom besluit ik de oefeningen te staken. 5. Spel 5: Wat? Ik leg een aantal eenvoudige raadseltjes aan haar voor. Vervolgens raadt ze welk dier of groente ik bedoel. Verloop? Ze is in staat om alle raadseltjes juist op te lossen. Ze denkt goed na en zet zich beter in dan tijdens het vorige spel. Doordat ze alles juist heeft, reageert ze erg enthousiast en kan ik haar aandacht opnieuw goed vasthouden. Houding gedurende de verschillende spelletjes? Ze leek vooral het eerste, derde en vijfde spel graag te doen. Ze is tevreden en enthousiast wanneer ze een woord juist heeft en glimlacht vaak. Ze zet zich goed in. De tweede en vierde oefening leek ze minder graag te doen. Het was te moeilijk voor haar en ze leek de oefeningen – zelfs na herhaaldelijke uitleg - niet goed te begrijpen. Wanneer het haar niet lukt om op een bepaald woord te komen, heeft ze de neiging om het vlug op te geven en licht gefrustreerd te raken. Ze had al tijdens het begin van de woordspelletjes een verhoogde afleidbaarheid en verminderde concentratie. Dit had een duidelijke invloed op haar inzet, aangezien ze frequent afgeleid werd door geluiden van buitenaf en een losse knoop aan haar trui. Besluit? S. kon goed betrokken worden tijdens bepaalde oefeningen, maar werd tijdens andere oefeningen soms toch nog geconfronteerd met haar geheugenproblemen. Tijdens deze oefeningen gaf ze er bijgevolg vlug de brui aan. Ze is voornamelijk nog in staat om korte woorden te vormen en te benoemen, maar heeft vooral moeite met woorden die uit meer dan vijf letters bestaan. Daarom lijkt het me aangewezen om in de toekomst woordspelletjes aan te bieden met korte en eenvoudige woorden van maximum vijf letters.
67
Ze kon voornamelijk goed woorden benoemen die ofwel zeer alledaags en frequent voorkomen ofwel rechtstreeks aan de boerderij gerelateerd kunnen worden. Bepaalde woorden riepen soms kleine herinneringen bij haar op, waardoor ze soms spontaan verhalen of anekdotes vertelde. Ze is zeer goed geconcentreerd en betrokken wanneer ze volledig alleen is in de ruimte en ze minder gemakkelijk afgeleid kan worden. Wanneer er zich andere therapeuten en / of cliënten in dezelfde ruimte bevinden, wordt ze vlugger afgeleid en geeft ze het bijgevolg ook vlugger op. Ik ben dus gedeeltelijk in staat geweest om mijn vooropgestelde doelstellingen te bereiken. Ze was nu duidelijk beter betrokken dan tijdens het woordspel in groep. Ze kon voornamelijk goed betrokken worden tijdens de voorbereidende oefeningen, de raadseltjes, het opnoemen van typische boerderijdieren en het vormen van korte woorden uit letters. Tijdens deze oefeningen was ik in staat om haar aandacht voor langere tijd vast te houden. Toch werd ze tijdens sommige oefeningen toch nog in mindere mate geconfronteerd met haar cognitieve problemen. Het lijkt me in de toekomst aangewezen om zich te beperken tot het individueel geven van die oefeningen waarbij ze goed betrokken kon worden en ze slechts zeer weinig met haar cognitieve problemen geconfronteerd werd. Ook het regelmatig geven van kleine oefeningen lijkt me aangewezen om haar cognitie verder te blijven stimuleren. Zo kan ze bijvoorbeeld dagelijks een kwartiertje apart genomen worden om haar één bepaalde oefening te geven die ze graag doet en nog aankan. 3.2 Reminiscentieactiviteit: Wat? Samen met S. kleef ik in een oud fotoalbum foto’s van oude landbouwwerktuigen en typische boerderijdieren. Daarna doorbladeren we samen het album en worden er vragen gesteld over de verschillende foto’s. Op die manier kan ik mee terugkeren in haar leefwereld om zo tot een gesprek te komen waarin er voldoende ruimte is om lang vervlogen herinneringen en anekdotes op te halen. De activiteit geef ik opbouwend, zodat ze het gevoel krijgt dat het haar “eigen” album is en zich zo beter in kan leven: 1. Overlopen van de gevonden foto’s op twee verschillende dagen, waardoor invloeden van buitenaf een minder belangrijke rol kunnen spelen. Daarbij ga ik na wat ze wel en niet herkent. 2. Foto’s samen in het fotoalbum kleven en kort stilstaan bij bepaalde foto’s. 3. Fotoalbum samen doorbladeren en op die manier tot een gesprek komen over het boerderijleven van vroeger.
68
Doelstellingen?
Reminiscentie: het lange - termijngeheugen stimuleren door aangenaam in het verleden te vertoeven en herinneringen op te halen. Gevoel van eigenwaarde verhogen. Taalgevoeligheid behouden en eventueel tegengaan en / of reduceren van taalmoeilijkheden. Aandacht en concentratie stimuleren en eventueel verbeteren.
Middelen?
Foto’s van oude landbouwwerktuigen en voorwerpen, typische boerderijdieren en boerderijtaferelen. Oud uitziend fotoalbum. Fotoklevers.
Verloop? Overlopen van de gevonden foto’s: Tijdens mijn eerste poging vertoont ze in het begin sterk onrustig gedrag. Als ik haar over de foto’s vertel, (glim)lacht ze en gaat ze in op mijn aanbod om ze samen te bekijken. Ze doet dit grondig en uitgebreid. Sommige voorwerpen herkent ze onmiddellijk, waarna ze spontaan verhalen en / of anekdotes vertelt. Ze bekijkt deze regelmatig opnieuw. Andere foto’s herkent ze pas na enkele tips. Dit komt vaak doordat de foto’s toch nog te klein of te onduidelijk zijn. Als ik vertel wat er op de foto’s staat, weigert ze me soms te geloven. Slechts een aantal voorwerpen herkent ze – zelfs na aanwijzingen van mijn kant - totaal niet. Naar het einde van de activiteit toe is ze duidelijk rustiger. Tijdens mijn tweede poging was ze merkbaar rustiger en minder verward. Haar gemoedstoestand had echter een minieme invloed op het wel of niet herkennen van de foto’s. De foto’s die ze tijdens de eerste poging niet herkende, herkent ze nu nog steeds niet. Degene die ze pas herkende na aanwijzingen van mijn kant, herkent ze nu vlotter doordat ze deze duidelijker bekijkt. Bepaalde foto’s blijft ze herbekijken. Tijdens het begin van de sessie geeft ze aan dat ze zich de foto’s nog vaag kan herinneren. Kleven van de foto’s in het fotoalbum: Bij het zien van de foto’s geeft ze aan dat ze deze al eens eerder heeft bekeken. Ze reageert verwonderd over de kaft als ik het fotoalbum uithaal. Ze slaat het fotoalbum open en bekijkt enkele oude foto’s die nog in het album gekleefd zijn. Ze vertelt spontaan verhalen over de taferelen op de foto’s en geeft aan graag te bladeren in een fotoalbum. Bij het zien van een bepaalde foto vertelt ze spontaan over haar zussen en zichzelf. Wanneer ze merkt dat ze een aantal lege pagina’s gepasseerd is, geeft ze lachend aan dat we er nog andere foto’s in zullen moeten kleven. Ze is bereid me hierbij te helpen. Ze slaat het album dicht en reageert opnieuw erg verwonderd over de mooie kaft.
69
Meestal geeft ze uit zichzelf aan waar ze de foto’s wil kleven. Regelmatig (glim)lacht ze hierbij of vertelt ze al korte verhalen / anekdotes. Wanneer ze aangeeft dat ze de fotoklevers niet zo goed kan zien, besluit ik haar te helpen. Ik kleef de hoeken erop, waarna ze zelf telkens de foto’s vastmaakt. Daarna drukt ze uit zichzelf nog eens goed op de hoeken. Ze springt voorzichtig om met de foto’s en het album. Regelmatig bladert ze een eind terug in het album, waarbij ze zichzelf blijft verwonderen over de aanwezigheid van sommige foto’s. Soms vertelt ze een korte anekdote of maakt ze lachend een opmerking over een foto. Bij andere foto’s relateert ze de voorwerpen spontaan naar haar vroegere thuissituatie. Ze reageert verwonderd en tevreden als ze in staat is om op een foto een bult op te merken op een gieter. Ze geeft aan een paard op een bepaalde foto al eens in het echt te hebben gezien. Ze blijft er lange tijd naar kijken en vertelt er een lovend verhaal bij over haar broer. Ze glimlacht hierbij frequent en neemt uit zichzelf mijn hand vast. Ze geeft aan tevreden te zijn dat ze nog eens kan lachen en hecht hier duidelijk waarde aan. Op het einde van de sessie geeft ze aan dat het een mooi album is geworden en dat ze hier tevreden over is. Ze neemt gedurende het verloop van de activiteit een open en tevreden houding aan, waarbij ze voortdurend (glim)lacht en soms grapjes vertelt. Reminiscentieactiviteit: Ze geeft aan dat ze zich het fotoalbum nog kan herinneren en slaat het spontaan en enthousiast open. Ik laat haar het album eerst zelf doorbladeren. Dit doet ze uitgebreid, waarbij ze regelmatig benoemt wat er op de foto’s staat of hier korte verhalen over vertelt. Als ze iemand hoort afwassen, slaat ze het album dicht. Ze bekijkt glimlachend de kaft en is erg verwonderd over de verschillende kleurschakeringen. Ze vertelt er een grapje over. Ze gaat akkoord om me uit te leggen wat er op de verschillende foto’s staat en neemt het album vastberaden terug vast. Ze reageert op de volgende manieren bij het zien van de foto’s: - Foto van een eetservies: Ze bekijkt de foto grondig en wijst aan wat er allemaal op staat. Als ik haar vraag of ze dit vroeger ook nog gehad heeft, vertelt ze een vrij verward verhaal over haar koeien. Ik vraag haar daarom of ze dit nog van haar moeder heeft gekregen. Vervolgens komt ze los en vertelt ze een lang en goed te volgen verhaal over haar moeder en broer. Ze spreekt liefdevol over haar moeder en krijgt op een gegeven moment tranen in haar ogen. Ze wordt weemoedig, waarna ik haar hand vastpak om haar gerust te stellen. Ze lijkt dit als aangenaam te ervaren. Ze herpakt zich vlug en vertelt vervolgens vol trots en lof over haar oudere broer. Over haar vader vertelt ze enkel dat hij vroeg gestorven is. Ook over haar zussen praat ze slechts weinig. Ze geeft verder nog aan dat het een mooi servies is, waarna ze voorzichtig en glimlachend met haar vinger over de contouren van de foto glijdt. - Foto van een sikkel: Ze vertelt glimlachend wat er op de foto staat en hoe dit voorwerp gebruikt wordt.
70
- Foto van een oude vrouw en een waterpomp: In eerste instantie geeft ze aan dat er een aalpomp op de foto staat, waarna ze vertelt waarvoor het gebruikt wordt. Pas nadien merkt ze op dat het een waterpomp is. Ik vraag haar hoe je dit gebruikt en ze moet even lachen omwille van het feit dat ik dat niet weet. Ze legt het me duidelijk uit. - Foto van een vrouw met een oud zakhorloge: Ze herkent aanvankelijk niet dat ik degene ben die op de foto staat. Pas als ik dit vertel, merkt ze het op. Ze lacht hier hartelijk om en neemt spontaan mijn arm vast. - Foto van een boer die melk aan het overgieten is in een melkkan: Ze ziet direct wat er op de foto staat. Ik vertel haar dat je koeien kunt zien op de achtergrond. Ze gelooft me eerst niet, maar merkt het zelf op als ze de foto van dichterbij bekijkt. Ze is hier verwonderd over en lacht erom. Ze geeft antwoord op een vraag die ik haar stel. - Foto van een varken: Ze lacht bij het zien van de foto en bekijkt deze grondig. Ik vraag haar hoeveel varkens ze vroeger had en wat ze ermee deed. Ze geeft hier een lang en duidelijk antwoord op en lijkt zich goed te voelen om het feit dat ze meer weet dan ik. Regelmatig maakt ze zelf lichaamscontact door mijn hand vast te nemen. - Foto van schapen: Ze herkent dit direct en telt hoeveel schapen er op de foto staan. Ze is tevreden dat ze dit juist geteld heeft. Ik vraag haar of ze zelf schapen gehad heeft, waarop ze me een lang en goed te volgen verhaal vertelt. - Foto van koeien: Ze vertelt uit zichzelf over haar eigen koeien en vertelt (glim)lachend wat ze vroeger met de melk en wol deed. - Foto van koeien die een kar voortrekken: Ze herkent de dieren aanvankelijk niet als koeien. Pas als ze de foto grondiger bekijkt, herkent ze dit. Ze legt glimlachend uit waarom ze weet dat het koeien zijn. - Foto van mannen die op een land aan het werken zijn: Ze vertelt hier een verhaal rond en geeft aan hoe je kunt zien dat het mannen zijn die werken op een land. Ze glijdt daarbij voorzichtig langs de contouren van de foto.
71
- Foto van een graanzeefder: Dit voorwerp herkent ze pas als ik haar zeg wat er op de foto staat. Ik vraag haar hier iets over, waarna ze me er een kort verhaal over vertelt. Ze geeft aan dat ze het leuk vond en heeft op het einde van de activiteit een tevreden gelaatsuitdrukking. Ze beleefde duidelijk plezier doordat ze voortdurend (glim)lachte en regelmatig een grapje vertelde. Tijdens het gesprek neemt ze meer en meer lichaamscontact door zelf mijn handen vast te nemen. Ze springt erg voorzichtig om met het fotoalbum en verbaast zich vaak over de mooie kaft. Als ze terugdenkt aan haar moeder en broer, wordt ze soms weemoedig en krijgt ze tranen in haar ogen. Dit zijn duidelijk twee zeer belangrijke personen in haar leven geweest en het leek haar plezier te doen dat ze over hen kon vertellen. Besluit? Ze beleefde duidelijk plezier aan de activiteit en kon zeer goed betrokken worden. Tijdens alle deelactiviteiten (glim)lachte ze voortdurend en bleef ze zich verwonderen over de foto’s en het album. Bij de meeste foto’s vertelde ze goed te volgen en lange verhalen of korte anekdotes. Ze bladert ook uit zichzelf door het album of keert terug om bepaalde foto’s opnieuw te bekijken. Naarmate de activiteit vordert, neemt ze ook meer en meer uit zichzelf lichaamscontact. Het feit dat ze bepaalde foto’s niet altijd herkende, werd wellicht veroorzaakt door het verlies van haar leesbril. Hierdoor kon ze mogelijk minder goed zien. Ik ben in staat geweest om tegemoet te komen aan mijn vooropgestelde doelstellingen. Ik kon samen met haar mee terugkeren in haar leefwereld, waardoor ik een goed contact met haar kon opbouwen. Hierdoor voelde ze zichzelf duidelijk meer betrokken en gewaardeerd. Ze sprak met veel enthousiasme en plezier over haar leven. Doordat ik structuur bleef houden in het gesprek, was ik in staat om ervoor te zorgen dat er niet te ver afgedwaald werd. Hierdoor kon ik haar aandacht ook langer vasthouden. Het lijkt me aangewezen om haar verder individuele reminiscentieactiviteiten aan te bieden. Het is belangrijk dat er gezocht wordt naar onderwerpen die haar interesseren en waar ze vlot over kan praten. Dit kan het boerderijleven zijn, maar evengoed ook de school, het huishouden of haar kindertijd. Zo zal ze zich gewaardeerd blijven voelen en kan er voldaan worden aan haar natuurlijke behoefte om te praten over vroeger. Het fotoalbum kan bijgehouden worden en telkens aan haar gegeven worden wanneer ze onrustig gedrag stelt in groep of tijdens de rustpauze. Doordat ze door het album zal kunnen bladeren, zal ze mogelijk uit zichzelf rustiger worden en minder storend gedrag vertonen ten opzichte van andere cliënten.
72
3.3Individueel verwenmoment: Wat? Ik bied haar een individueel verwenmoment aan waarbij ze sensorisch en hoofdzakelijk tactiel benaderd kan worden. Ik geef haar een handmassage aan haar beide handen tijdens de verwennamiddag. Hiervoor maak ik gebruik van een goed ruikende massageolie wat een rustgevend effect op haar kan hebben. De activiteit geef ik individueel in groep. Zo kan ik nagaan of ze tot ontspanning gebracht kan worden in een omgeving waarin zich nog andere cliënten of therapeuten bevinden wanneer ze onrustig gedrag vertoont of zich lichamelijk niet goed voelt. Doelstellingen?
Individueel verwenmoment aanbieden waarbij ze in groep tot een zekere mate van ontspanning gebracht kan worden. Sensorische stimulatie: het tactiele en reukzintuig prikkelen door een handmassage te geven met een goed ruikende massageolie. Gevoel van eigenwaarde verhogen door uitsluitend aandacht te hebben voor haar eigen noden en behoeften. De pijn in haar vingers verzachten en / of verminderen.
Middelen?
Goed ruikende massageolie Handdoek Stoel
Verloop? Ze voelt zich tijdens het begin van de verwennamiddag lichamelijk niet goed en klaagt over hoofdpijn en pijnlijke vingers. Ze zit ineengedoken op haar stoel en geeft aanvankelijk aan dat ze geen zin heeft in een handmassage. Ik probeer haar toch nog te overhalen door haar duidelijk te maken dat het haar deugd zal doen. Ze twijfelt even, maar stemt uiteindelijk toch toe. Hiertoe neemt ze zelf het initiatief door haar mouw op te rollen. Tijdens het begin van de handmassage geeft ze regelmatig aan dat ze zich niet zo goed voelt. Ze wordt sterk afgeleid door de aanwezigheid van één bepaalde cliënt die storend gedrag stelt. Ik stel haar gerust en trek haar aandacht naar mij toe door op een rustige manier met haar te praten en haar hand rustig te blijven masseren. Geleidelijk aan geeft ze meer en meer toe dat het deugd doet en glimlacht ze vaker. Halverwege de activiteit dien ik de massage kortdurend te onderbreken om de cliënt die storend gedrag stelt naar een andere ruimte te brengen. Als ik terugkeer, heeft ze haar mouw terug naar beneden gerold. Ze gaat onmiddellijk in op mijn voorstel om haar andere hand ook nog te masseren en rolt haar mouw met mijn hulp op. De rust is intussen teruggekeerd in de ruimte, waardoor ik beter in staat ben om haar tot een zekere mate van ontspanning te brengen. Ze wordt merkbaar rustiger. Ze geeft
73
meerdere keren aan dat het deugd doet en dat ze zich lichamelijk beter begint te voelen. Haar hoofdpijn is fel verminderd naar het einde van de activiteit toe. Ze neemt een meer ontspannen houding aan en haar spieren zijn duidelijk minder gespannen. Op het einde van de massage is ze opgewekter, vertelt ze meer en glimlacht ze vlugger. Besluit? Tijdens het begin van de activiteit was ze nog sterk onrustig en afgeleid door de aanwezigheid van een andere cliënt die storend gedrag stelde. Daarnaast voelde ze zich lichamelijk niet goed. Hierdoor kon ze moeilijker tot ontspanning gebracht worden. Toen de andere cliënt naar een andere ruimte werd gebracht, keerde ook de rust terug. Hierdoor was ik beter in staat om haar tot een zekere mate van ontspanning te brengen. Ze geeft naar het einde van de activiteit toe dat ze zich lichamelijk veel beter voelt en is duidelijk opgewekter. Dit was duidelijk aan haar lichaamstaal en gelaatsuitdrukking. Ik ben in staat geweest om mijn vooropgestelde doelstellingen te bereiken. Ze was duidelijk rustiger en was minder sterk bezig met naar huis gaan. Daarnaast voelde ze zichzelf ook lichamelijk beter. Het lijkt me in de toekomst aangewezen om haar regelmatig een hand- of voetmassage te geven om haar zo tot ontspanning te brengen. Het beste effect zal bereikt kunnen worden wanneer ze volledig alleen is in de leefruimte of tijdens de rustpauze. Wanneer ze onrustig gedrag vertoont op een moment dat er zich nog andere cliënten in dezelfde ruimte bevinden, kan het geven van een handmassage helpen om haar bezig te houden en rustiger te maken. Op die manier kan ze gedeeltelijk tot ontspanning gebracht worden en zal ze minder sterk bezig zijn met het naar huis willen gaan. Haar volledig tot ontspanning brengen in groep is niet mogelijk doordat ze steeds in lichte mate gestoord zal worden door de aanwezigheid van andere cliënten en / of therapeuten.
74
Hoofdstuk zeven: Individueel aangeboden activiteitenaanbod volgcliënte 2 1. Probleemdefiniëring van volgcliënte 2: Initialen: P. G. Geslacht: Vrouw Burgerlijke staat:Gehuwd en samenwonend met echtgenoot. Heeft een dochter en zoon. Leeftijd: 73 jaar Opnamedatum: 28 april 2005 Frequentie: P. komt elke donderdag naar het dagverzorgingscentrum. Aanmeldingsreden: Ontlasting van de mantelzorg en haar stimuleren tot het nemen van sociaal contact. Voorgeschiedenis21 :
Polymyalgie reumatica Totale knieprothese rechts
Diagnose: P. heeft sinds zeven jaar een gevorderde alzheimerdementie. Ze bevindt zich momenteel in de overgangsfase tussen het verdwaalde ik en het verborgen ik. Handelingsvaardigheden: 1. Sensomotorisch: P. verplaatst zich nog zelfstandig, maar doet dit op een traag tempo. Ze stapt in een licht gebogen en stramme houding. Tweemaal per week krijgt ze kinesitherapie om haar algemene mobiliteit in stand te houden. Dit is nodig als gevolg van haar knieprothese. Op deze manier kan haar functioneren in haar thuissituatie op peil gehouden worden, zodat haar echtgenoot zoveel mogelijk ontlast kan worden. Zowel s’ochtends als s’avonds komt er een thuisverpleegster langs voor haar dagelijkse toilet. Ze is continent en eet nog zelfstandig. Door haar apraxie heeft ze hiervoor wel nood aan begeleiding en toezicht. Ze heeft moeite om zich correct aan te kleden. Ze heeft moeite met dieptezicht wat soms een probleem vormt tijdens het stappen of bij het nemen van trapjes of borduren. Hierdoor is er een vergroot valrisico. Ze heeft een dunne en kwetsbare huid als gevolg van een behandeling met cortisone. Daarnaast draagt ze een bril. 2. Cognitief: P. behaalde een score van 11/30 op de laatst afgenomen Mini Mental State. Ze heeft duidelijke stoornissen in haar korte – en lange – termijngeheugen. Haar verhalen over vroeger zijn verward en lopen vaak door elkaar heen. 21
Een verklaring van deze medische termen kan teruggevonden worden in de verklarende woordenlijst die bijgevoegd zit in het begin van mijn eindwerk.
75
Ze heeft duidelijke woordvindingsmoeilijkheden. Tijdens gesprekken zoekt ze vaak om haar woorden en ze drukt zich tegenwoordig ook steeds moeilijker uit. Ze heeft moeite om zelf gesprekken te starten of om iets te vragen. Ze heeft een ernstige apraxie en agnosie. De aanpak en planning van haar activiteiten zijn duidelijk verstoord. Ze weet bijvoorbeeld niet altijd goed hoe ze haar mes of vork moet gebruiken of hoe ze zich juist aan moet kleden. Ze heeft hiervoor begeleiding en toezicht nodig. Bepaalde voorwerpen herkent ze steeds moeilijker. Ze heeft een duidelijke desoriëntatie in tijd en ruimte. Ze kan zich niet oriënteren in het dagverzorgingscentrum. Ze heeft geen goed besef meer van de tijd. Er is wel nog een vrij goede oriëntatie naar personen toe die ze al lang kent, zoals haar echtgenoot en dochter. Soms vertoont ze zowel s’nachts als overdag sterk onrustig gedrag. Ze is continue op zoek naar haar moeder en huis. Haar gedrag is meestal niet storend voor andere cliënten tenzij ze frequent rechtstaat om haar moeder te zoeken. Dan kan ze moeilijk gerustgesteld worden door therapeuten en ze reageert hier soms achterdochtig op. 3. Psychosociaal: P. is een vrij rustige en emotionele vrouw die zeer dankbaar is voor de zorgen die ze krijgt in het dagverzorgingscentrum. Ze is zeer vriendelijk en erg beleefd.Ze herhaalt regelmatig hoe dankbaar ze is dat haar echtgenoot zo goed voor haar zorgt. Soms reageert ze rond het avonduur ongerust omdat ze vreest dat hij haar niet zal komen ophalen. Ze zoekt bijna constant naar haar moeder en vroegere huis. Ze is minder sociaal geëngageerd en zoekt uit zichzelf niet veel contact met anderen. Ze dient hiertoe gestimuleerd te worden. Ze komt zeer goed overeen met een andere matig dementerende vrouw die ze al jaren lijkt te kennen. Handelingsgebieden: 1. Zelfredzaamheid: P. is niet langer in staat om voor haar eigen zelfredzaamheid in te staan. Ze woont in bij haar echtgenoot die alle zorgen voor zijn vrouw op zich neemt. Ze dient begeleid te worden tijdens de verschillende ADL - activiteiten als gevolg van haar ernstige apraxie. Hij krijgt daarbij de ondersteuning van thuisverpleging en gezinszorg. Twee keer per week krijgt ze kinesitherapie. Verder heeft ze geen hulpmiddelen nodig naar mobiliteit toe. Ze is continent, maar dient wel verbaal begeleid te worden tijdens het toiletbezoek. Ze eet nog zelfstandig, maar haar vlees en / of groenten dienen voorgesneden te worden. Ze draagt een bril. Daarnaast krijgt ze medicatie voor haar onrustige gedrag. 2. Productiviteit: Ze was vroeger poetsvrouw en regelde haar eigen huishouden. Ze heeft lange tijd voor haar ernstig dementerende moeder gezorgd. 3. Ontspanning: Er is weinig geweten over haar vroegere vrije tijdsbesteding. Vroeger heeft ze altijd haar huishouden geregeld. Ze stemt altijd toe wanneer haar gevraagd wordt of ze mee wil
76
helpen afwassen. Ze kijkt graag naar de televisie. Tijdens activiteiten heeft ze veel stimulatie en begeleiding nodig. Omgevingsfactoren: 1. Fysiek: P. woont samen met haar man in een rijhuis. Hij neemt alle zorgen voor zijn vrouw op zich. Hij krijgt daarbij de ondersteuning van enkele thuiszorgondersteunende diensten, zoals thuisverpleging en gezinszorg. Hij brengt haar zelf naar het dagverzorgingscentrum. 2. Sociaal – cultureel: Ze legt zelf zeer weinig tot geen sociale contacten meer. De contacten die ze met anderen heeft, verlopen meestal verstoord. Ze begint zelf geen gesprekken meer. Haar communicatiemogelijkheden zijn beperkt in tijd. 3. Bio – psychosociaal: Ze is vriendelijk en beleefd. Ze is zeer dankbaar voor de zorgen die ze krijgt in het dagverzorgingscentrum en van haar echtgenoot. Daarnaast leeft ze sterk terug in de tijd dat ze nog voor haar moeder zorgde. Ze zoekt frequent naar haar huis en moeder. Er is een familiale voorgeschiedenis. Haar moeder is gestorven aan dementie en ook haar zus is in een rusthuis opgenomen met een dementiebeeld. Ergotherapeutische doelstellingen:
Stimuleren tot het nemen van sociaal contact door groepsgerichte activiteiten aan te bieden en haar te blijven prikkelen tot gesprek en activiteit. Haar korte - en lange - termijngeheugen op een aangepast niveau blijven stimuleren om dit nog zo lang mogelijk in stand te houden en verdere achteruitgang zoveel mogelijk tegen te gaan. Onrustig gedrag voorkomen door activiteiten aan te bieden en met haar te blijven praten. Continue zinvolle dagbesteding aanbieden door haar de groepsactiviteiten mee te laten volgen in het dagverzorgingscentrum. Haar fysieke mogelijkheden en algemene mobiliteit zolang mogelijk in stand blijven houden door zowel groepsgymnastiek als fijn en grof motorische oefeningen aan te bieden.
2. Individuele aanpassingen van de groepsactiviteiten: Ten eerste ging ik na tijdens welke groepsactiviteiten P. moeilijk betrokken kon worden. Daarbij had ik ook voldoende aandacht voor de achterliggende redenen hiervoor. Deze heb ik uitgebreid besproken in hoofdstuk vijf. Daarbij kwam ik tot de conclusie dat ze voornamelijk moeilijk betrokken kon worden tijdens groepsreminiscentie en geheugenactiviteiten in groep.
77
Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om de volgende activiteiten individueel aan te bieden:
Aangepast geheugen – en reminiscentiespel: huis met vragen. Aangepaste geheugenactiviteit Huishoudelijke taken op maat
Daarbij heb ik zoveel mogelijk rekening gehouden met haar beleving, haar mogelijkheden en haar beperkingen die ik daarnet besproken heb in haar probleemdefiniëring. Tijdens het individueel aanpassen van deze groepsactiviteiten heb ik met de volgende factoren rekening gehouden: Op vlak van haar beleving: P. leeft sterk terug in de tijd dat ze nog een huisvrouw was en voor haar zieke moeder zorgde. Hierdoor gaat ze vaak op zoek naar haar huis en moeder. Ze praat ook graag over vroeger en haar echtgenoot. Daarom heb ik er voor gekozen om een individueel activiteitenaanbod uit te werken waarbij er zoveel mogelijk vanuit deze beleving vertrokken kan worden. Daarvoor bied ik haar een reminiscentiespel en een geheugenactiviteit aan dat telkens als thema het huiselijke leven heeft. Tijdens de geheugenactiviteit betrek ik allerhande voorwerpen die gerelateerd kunnen worden aan het huishoudelijke leven van vroeger en nu. Dit zijn voorwerpen zoals: bad, stoel, tafel, strijkijzer, televisie,… Daarnaast stel ik tijdens het reminiscentiespel voornamelijk vragen die handelen over het huishoudelijke leven van vroeger. Op die manier wordt het mogelijk om met haar mee terug te keren in haar leefwereld en kan haar gevoel van eigenwaarde vergroot worden. Op cognitief en gedragsmatig vlak: 1. Reminiscentie:
Beginnende stoornissen in het lange - termijngeheugen: o Duidelijke vragen stellen die herinneringen aan vroeger kunnen oproepen om haar lange – termijngeheugen verder te blijven stimuleren. o Zorgen dat ze kan voldoen aan de nood om over haar moeder en echtgenoot te praten door vragen te stellen die hier verband mee houden.
Beperkte communicatiemogelijkheden en woordvindingsproblemen: o Haar steeds voldoende tijd geven om haar woorden te zoeken. o Onopvallend aanwijzingen geven die haar op weg kunnen helpen wanneer ze moeite heeft met het uitspreken of vinden van bepaalde woorden. o Eenvoudige en duidelijke vragen stellen die ze goed kan begrijpen. o Structuur blijven houden in het gesprek door regelmatig kleine vragen te stellen of te herhalen wat ze net gezegd heeft.
78
Duidelijke apraxie en agnosie: o Praktische vragen stellen zoals “Wat hebt u nodig om uzelf te kunnen wassen?” om haar apraxie in mindere mate tegen te gaan en haar geheugen te stimuleren. o Herkenbaar huis maken zodat ze dit tijdens het spel als houvast heeft.
Vertoont onrustig en storend gedrag wanneer ze haar moeder en huis zoekt: o Haar voldoende de kans geven om over haar moeder en haar leven te praten door haar gerichte vragen hierover te stellen. o Aandacht verleggen van het actief zoeken naar de moeder naar het praten erover. Zo kan haar onrust verminderd worden.
2. Geheugenactiviteit:
Duidelijke woordvindingsmoeilijkheden: o Sterk visueel werken door gebruik te maken van foto’s van voorwerpen in combinatie met het bijbehorende woord. o Leest en begrijpt nog goed wat ze leest, maar heeft moeite met het zelf benoemen. Daarom bied ik het bijbehorende woord aan bij de foto zelf. o Legt het verband makkelijker tussen het voorwerp op de foto en het woord zelf als dit samen aangeboden wordt. o Foto’s bieden een extra geheugensteun tijdens de oefening. o Beperken tot eenvoudige, typische en alledaagse voorwerpen uit het huishouden. Dit zijn voorwerpen als stoel, tafel of bed. o Beperken tot voorwerpen die ze nog relatief vlot zelf kan benoemen.
Sterke desoriëntatie in ruimte: o Foto’s van de voorwerpen linken aan de kamer waarin het thuishoort om haar oriëntatievermogen in de ruimte te stimuleren.
Moeite om zich langdurig te concentreren: o Zorgen voor een prikkel- en geluidsarme omgeving. o Zorgen dat ze zich alleen bevindt in de leefruimte zodat haar aandacht volledig op mij en de oefening gericht kan worden. o Zorgen dat ze met het gezicht afgewend zit van het raam.
Sterke nood aan een individuele, verbale begeleiding: o Continue verbaal begeleiden gedurende de oefening zodat ze de draad van het geheel vast blijft houden. o Regelmatig de bedoeling van de oefening opnieuw uitleggen, zodat ze de opdracht blijft begrijpen. o Oefening voortonen aan de hand van een voorbeeld.
79
3. Huishoudelijke taken op maat:
Moeite met complexe situaties en duidelijke apraxie / agnosie: o Huishoudelijke activiteiten opsplitsen in verschillende deelactiviteiten: beperken tot het uitvoeren van één bepaalde deelactiviteit. o Sterke verbale begeleiding geven gedurende de huishoudelijke taken om haar gevoel van onzekerheid te beperken. o Duidelijk aangeven wat ze dient te doen en dit telkens voortonen.
Verminderde algemene mobiliteit: o Onderdelen van huishoudelijke taken aanbieden waarbij ze zichzelf kan verplaatsen om haar mobiliteit verder te stimuleren en te verbeteren. o Zorgen dat ze zich niet hoeft te verplaatsen over te lange afstanden. o Zelfredzaamheid in de thuissituatie wordt in stand gehouden wanneer in het dagverzorgingscentrum verder kleine huishoudelijke taken op maat aangeboden worden.
Uit frequent haar dankbaarheid voor de zorgen die ze krijgt: o Gevoel geven dat haar hulp nog steeds op prijs gesteld wordt door haar de kans te geven iets terug te doen. Op die manier vergroot haar gevoel van eigenwaarde. o Kans geven om opnieuw kleine huishoudelijke taken op maat uit te voeren, aangezien ze dit nog steeds graag doet. o Kans geven om verhalen over vroeger en haar eigen huishouden naar boven te laten komen, waardoor haar lange – termijngeheugen indirect gestimuleerd kan worden.
3. Individueel aangeboden activiteitenaanbod: 3.1 Huis met vragen: Wat? Ik geef een aangepast geheugen- en reminiscentiespel, namelijk een huis met vragen. Het huis op zich heb ik uit een groot stuk karton gemaakt. In het huis heb ik zes kamers met elk een verschillende kleur ondergebracht: de keuken, woonkamer, slaapkamer, badkamer, zolder en tuin. In elke kamer staan er telkens gebruiksvoorwerpen en meubilair die behoren tot die specifieke kamer. Daarnaast heb ik een dobbelsteen gemaakt met dezelfde kleuren als de kamers van het huis. Per kamer heb ik enkele vragen voorzien die handelen over vroeger, het heden of eerder praktisch gericht zijn. Voor het bed heb ik stof gebruikt. Het huis komt zo echter over, waardoor ze zich beter in kan leven. Het is de bedoeling dat ze gooit met de dobbelsteen. Naargelang het kleur dat ze gooit, krijgt ze een vraag over de kamer met hetzelfde kleur. Vanuit deze vragen is het
80
mogelijk om tot een gesprek te komen, waarbij er zowel ruimte is om te praten over het verleden als het heden. Deze activiteit heb ik opgebouwd uit twee deelactiviteiten: 1. Nagaan of ze nog in staat is om de kamers van een huis te benoemen / herkennen en te benoemen welke voorwerpen er in welke kamer horen. 2. Geheugen- en reminiscentiespel: het huis met vragen. Doelstellingen?
Reminiscentie: stimuleren van het lange – termijngeheugen. Taalgevoeligheid behouden en eventueel versterken. Agnosie en desoriëntatie in ruimte tegengaan: het herkennen van de kamers en de oriëntatie in het eigen huis stimuleren. Gevoel van eigenwaarde verhogen. Tactiele stimulatie: het reliëf en de stof bevoelen. Concentratie en aandacht stimuleren en eventueel verbeteren.
Middelen?
Groot zelfgemaakt huis. Zelfgemaakte dobbelsteen. Stroken gekleurd papier waarop vragen staan met betrekking tot de keuken, woonkamer, slaapkamer, badkamer, zolder en tuin..
Verloop? Benoemen van de kamers van haar eigen huis: P. kijkt me verwonderd aan als ik uitleg dat ik een huis voor haar aan het maken ben. Ze vraagt zich af of ik dan al in haar eigen huis ben geweest. Ik leg mijn bedoeling opnieuw uit, waardoor ze me beter begrijpt. Ze reageert hier tevreden op en glimlacht. Ze uit spontaan haar dankbaarheid voor de zorgen die ze van haar man en in het dagverzorgingscentrum krijgt. Ik stel haar duidelijke en eenvoudige vragen over haar eigen huis en overloop samen met haar in gedachten de kamers van haar huis. Zo kan ik nagaan of ze de verschillende kamers in een huis nog kan benoemen. Ze denkt steeds goed na en kan de meeste kamers zonder mijn hulp opnoemen. Ze heeft tips nodig voor de keuken, kelder en zolder. Haar eigen huis en de bijbehorende kamers kan ze behoorlijk goed omschrijven. Soms geeft ze wel een hele omschrijving voor een bepaalde kamer of benoemt ze de kamers met dialectische termen. Zo spreekt ze van de “voorplek” en “achterplek”. Over de zolder en haar tuin vertelt ze spontaan verwarde en lange verhalen. Hieruit wordt duidelijk dat ze veel belang hecht aan een net huis. Haar man en moeder komen heel frequent ter sprake. Dit zijn voor haar twee zeer belangrijke personen. Ze lijkt tevreden te zijn dat ze de kans krijgt om over hen te vertellen, hoewel haar verhalen soms verward en moeilijk te volgen zijn.
81
Ze was erg gemotiveerd om mijn vragen te beantwoorden en geeft op het einde van de activiteit aan dat ze haar man zou vertellen dat ze zich zo goed geamuseerd had. Ze nam een open houding aan en (glim)lacht vaak terwijl ze over haar huis en man vertelt. Het huis met vragen: Ze gaat direct in op mijn voorstel om samen met mij een spel te spelen. Als ik het huis bovenhaal, reageert ze verwonderd en tevreden. Ze glimlacht spontaan naar me en bekijkt het huis en de dobbelsteen grondig. Ze geeft aan het resultaat mooi te vinden. Ze lijkt de bedoeling van het spel niet onmiddellijk te begrijpen. Ik stuur daarom mijn uitleg bij door samen met haar kamer per kamer te overlopen en de kleuren te benoemen. Wanneer ze aangeeft dat ze het niet zo goed kan zien, zet ik het huis dichter bij haar. Dit maakt duidelijk een verschil voor haar uit. Nadien overloop ik nog eens duidelijk welke kamers er zijn en hoe ze deze kan herkennen. Ze geeft aan het spel nu te begrijpen. Tijdens het verloop van het spel heeft ze moeite om het verband te leggen tussen de kleur op de dobbelsteen en de kleur op het huis. Hierdoor pas ik de oefening aan door de dobbelsteen naast het huis te houden en haar te vragen om hetzelfde kleur op het bord aan te wijzen. Dit lukt haar beter. Het spel verloopt als volgt: 1. Hoe waste u zichzelf vroeger? Wat hebt u nodig om uzelf te kunnen wassen? Ze geeft een lang antwoord op de vraag. Tijdens dit gesprek komen haar moeder en echtgenoot vaak ter sprake. Daarnaast komt ook naar voor dat ze veel belang hecht aan netheid en hygiëne. Ze kan relatief vlot benoemen wat ze nodig heeft om zichzelf te kunnen wassen, hoewel ik soms een tip dien te geven. Ze (glim)lacht vaak terwijl ze vertelt en is duidelijk betrokken. 2. Wat stond / staat er allemaal op uw zolder? Als ze hoort dat ze een vraag heeft over de zolder, vertelt ze spontaan een verhaal over haar eigen zolder en de jeugd van haar echtgenoot. Doordat ze te ver afdwaalt, trek ik haar aandacht terug door de eigenlijke vraag nog eens te herhalen. Ze geeft hier een grondig antwoord op en kan goed benoemen wat er op haar zolder staat. Ze herhaalt regelmatig hetzelfde en heeft tijdens het gesprek soms moeite met het uitspreken van bepaalde woorden. Af en toe heeft ze hiervoor mijn hulp nodig. 3. Wie deed er vroeger de afwas bij u? Deed u dit graag? Ze geeft duidelijk antwoord op de vraag en geeft aan waar ze vroeger waarde aan hechtte. Hierdoor wordt duidelijk dat ze hield van orde en netheid. Ook haar moeder, echtgenoot en dochter komen veelvuldig ter sprake. Als een andere therapeute binnenkomt en vraagt hoe het gaat, antwoordt ze dat ze het leuk vindt. Ze nodigt haar spontaan uit om erbij te komen zitten.
82
4. Had u als kind veel speelgoed op uw kamer? Wat bijvoorbeeld? Ze geeft vlot antwoord op de vraag en vertelt uit zichzelf welk speelgoed ze vroeger had. Ze vergelijkt haar eigen speelgoed met het speelgoed van haar eigen dochter. Ze geeft aan het jammer te vinden dat kinderen tegenwoordig minder met elkaar spelen. Ze vond het belangrijk dat haar eigen dochter niet verwend werd en zegt dat ze niet tolereerde dat haar dochter kwaad werd als ze iets niet kreeg. 5. Had u vroeger een huis met een tuin? Was deze groot? Ze reageert verwonderd als ze merkt dat ze terug een andere kleur gegooid heeft. De vraag op zich beantwoordt ze vlot en uitgebreid. Ze vertelt verward en uit zichzelf in welk soort huis ze woont en hoe ze hun huis gekocht hebben. Haar verhaal is moeilijk te volgen, maar toch glimlacht ze vaak. Ze geeft aan het spel leuk te vinden en blijft tijdens het afronden van de activiteit verhalen vertellen. Ze werd slechts weinig afgeleid. Hoewel ze in het begin een gereserveerde en schuchtere houding aannam, bloeide ze meer en meer open naarmate de activiteit vorderde. Besluit? Ze kon goed betrokken worden tijdens de activiteit. Ze bloeide meer en meer open naarmate de activiteit vorderde en bleef de hele tijd spontaan verhalen vertellen. Ze neemt een zeer open houding aan en (glim)lacht vaak terwijl ze vertelt. Ze leek plezier te beleven aan de activiteit en benoemt dit ook zo. De activiteit op zich begreep ze minder goed en haar verhalen waren vaak verward, maar dit deerde haar niet. Uit het spel kwam naar voor dat ze veel belang hecht aan (familie)waarden, orde en netheid, haar echtgenoot en haar moeder. Ik ben in staat geweest om mijn vooropgestelde doelstellingen te bereiken. Ze kon nu duidelijk beter betrokken worden dan tijdens de groepsactiviteit. Van een stille, schuchtere vrouw veranderde ze in een eerder spontane en ronduit vertellende vrouw. Door op een individuele manier met haar te werken was er een duidelijke omkering in haar gedrag merkbaar. Ze voelde zich duidelijk gewaardeerd doordat er naar haar verhaal werd geluisterd. Het lijkt me daarom aangewezen dat dergelijke individuele reminiscentieactiviteiten verder aan haar worden aangeboden. Zo krijgt ze de aandacht die ze verdient en kan ze ronduit vertellen over datgene wat haar bezighoudt. Zo krijgt ze het gevoel waardevol te zijn en is ze minder sterk bezig met het actief zoeken naar haar moeder en huis. 3.2 Individuele geheugenactiviteit: Wat? Ik geef een aangepaste en individuele geheugenactiviteit dat vertrekt vanuit haar beleving. Daarvoor maak ik gebruik van kleine kaartjes waarop de namen van allerlei huishoudelijke voorwerpen en meubilair staan. Daarnaast maak ik ook gebruik van
83
foto’s van deze gebruiksvoorwerpen. Op enkele andere kaartjes staan de namen van de verschillende kamers die in een huis voorkomen. Aan de hand hiervan heb ik twee oefeningen bedacht: Oefening 1: P. neemt een kaartje van een voorwerp en leest voor wat er op staat. Vervolgens krijgt ze een foto van dit voorwerp. Daarna dient ze te benoemen in welke kamer dit voorwerp thuishoort. Oefening 2: Er wordt een foto van een bepaald gebruiksvoorwerp voor haar gelegd. Vervolgens krijgt ze de keuze uit twee mogelijke namen. Het is de bedoeling dat ze de juiste naam bij de juiste foto legt. Doelstellingen?
Het korte - termijngeheugen stimuleren en nog zolang mogelijk in stand houden. Taalgevoeligheid behouden en eventueel versterken. Desoriëntatie in ruimte zoveel mogelijk tegengaan. Gevoel van eigenwaarde verhogen door kleine succeservaringen aan te bieden. Concentratie en aandacht stimuleren en eventueel verbeteren.
Middelen?
Zelfgemaakte plaatjes met de namen van allerlei typische huishoudelijke voorwerpen of meubilair. Zelfgemaakte plaatjes met de namen van de verschillende huiskamers. Prenten van de verschillende gebruiksvoorwerpen.
Verloop? 1. Oefening 1: Als voorbereidende oefening laat ik haar eerst de namen voorlezen van de verschillende kamers. Daarbij vraag ik haar of ze kan beschrijven wat er in deze kamers gedaan wordt. Tijdens het voorlezen van de eerste twee kamers voelt ze zich nog onzeker. Dit gevoel van onzekerheid vermindert echter wanneer ze vlot de functie van deze kamers kan verwoorden. De overige kamers leest ze hierdoor met meer vastberadenheid voor. Haar antwoorden zijn steeds correct, maar soms onvolledig of verward. Als ze hoort dat ze alles juist heeft, reageert ze tevreden. Ik leg de bedoeling uit van de eerste oefening. Daarbij beperk ik de keuze tot de woonkamer, slaapkamer, badkamer en keuken. Doordat ze de bedoeling in eerste instantie niet begrijpt, leg ik dit nog eens uit aan de hand van een voorbeeld. Ze volgt daarbij aandachtig mijn bewegingen en geeft nadien aan het te begrijpen.
84
De eigenlijke oefening verloopt als volgt:
Tandenborstel: Ze geeft aan waarin dit zit, maar zegt niet in welke kamer het precies thuishoort. Pas na bevraging geeft ze een juist antwoord.
Nachtkastje: Ze geeft een hele omschrijving van de kamer, maar heeft mijn hulp nodig om te zeggen in welke kamer het precies thuishoort.
Koelkast: Ze denkt goed na, maar weet niet direct waar het thuishoort. Daarom overloop ik samen met haar de mogelijkheden. Vervolgens kan ze de kamer juist benoemen.
Vervolgens kan ze direct na elkaar de voorwerpen drinkglas, salontafel, keukenkast, bad en afwasmiddel juist plaatsen. Ze reageert hier tevreden en blij op, maar neemt een gereserveerde houding aan.
Vork: Ze elimineert de foute mogelijkheden en kan zo tot het juiste antwoord komen. Ze glimlacht hierom en geeft de indruk tevreden te zijn.
Op deze manier kan ze nog volledig zelfstandig de voorwerpen zeep, zetel, bed en strijkijzer juist plaatsen. P. zet zich goed in. Ze voelt zich in eerste instantie nog onzeker. Naarmate ze meer juist heeft en de oefening steeds beter begrijpt, voelt ze zich meer zeker over zichzelf. Globaal gezien neemt ze een gereserveerde en verlegen houding aan. 2. Oefening 2: Ze kijkt aandachtig toe wanneer ik de oefening uitleg en geeft aan dit te begrijpen. De oefening verloopt als volgt:
Foto van een pot waarbij ze de keuze heeft uit pot of pan: Ze bekijkt de foto aandachtig, maar geeft eerst een fout antwoord. Pas als ik een foto toon van een pan, ziet ze haar fout in. Ze glimlacht en lijkt dit niet erg te vinden.
Vervolgens kan ze de foto van een klok, zetel, lepel en een vork juist benoemen. Soms geeft ze hier een uitleg voor. Ze is tevreden dat ze het juist heeft.
Drie foto’s van een strijkijzer, televisie en een bed: Ze kan de foto van de televisie juist aanwijzen, maar heeft hulp nodig voor de twee overgebleven foto’s.
85
Ze is tevreden over zichzelf wanneer ze de foto’s juist kan benoemen. Wanneer dit niet direct lukt, voelt ze zich soms onzeker. Nadien geeft ze echter wel aan dat ze het een leuke activiteit vond. Besluit? Ik heb mijn vooropgestelde doelstellingen kunnen bereiken en ik ben in staat geweest om haar meer te betrekken in het bestaande activiteitenaanbod. Ze begreep het merendeel van de opgaven goed doordat ik deze regelmatig herhaalde en haar voldoende tijd gaf om over het antwoord na te denken. Af en toe had ze hulp en tips nodig. Ze kan voornamelijk typische en grotere alledaagse voorwerpen goed plaatsen. Soms had ze moeite met kleinere of minder alledaagse voorwerpen, omdat ze dan bijvoorbeeld aangaf dat ze in een doos of kast zaten. Door haar individueel te begeleiden, kon ik haar beter bereiken. Hierdoor kon ze meer betrokken worden dan tijdens de groepsactiviteit en werd ze duidelijk minder geconfronteerd met haar verminderde cognitieve vermogens. Doordat ik mijn aandacht volledig op haar noden kon richten, was ik in staat om haar aandacht langer vast te houden. Het lijkt me dus in de toekomst aangewezen om dergelijke oefeningen verder individueel aan te blijven bieden. Het lijkt me belangrijk dat er hierbij zeer sterk visueel gewerkt wordt, omdat dit voor haar een extra geheugensteun betekent en ze zich zo beter kan voorstellen over welk voorwerp het gaat. Het lijkt me beter om geen oefeningen aan te bieden waarbij ze zelf voorwerpen dient te benoemen. Dan wordt ze te sterk geconfronteerd met haar woordvindingsmoeilijkheden en geheugenproblemen. 3.3 Huishoudelijke taken op maat: Wat? Gedurende mijn stage heb ik haar regelmatig kleine en eenvoudige huishoudelijke taken op maat aangeboden. Ik vroeg haar steeds vooraf of ze zin had om me te helpen, zodat het steeds haar eigen keuze bleef. Ik heb de volgende twee taken uitgekozen voor het beschrijven van het verloop:
Het helpen klaarzetten van de kar om de koffietafel te kunnen dekken. Het helpen klaarzetten van de koffietafel.
Doelstellingen?
Zelfredzaamheid en het handelen stimuleren, waardoor haar apraxie in mindere mate tegengegaan kan worden. Gevoel van eigenwaarde verhogen door haar het gevoel te geven dat ze nog steeds nuttig is en haar hulp nog steeds gewaardeerd wordt. Sequentieel geheugen stimuleren.
86
Welke taken zijn bijgevolg mogelijk?
Afwassen / afdrogen eventueel samen met een andere cliënte. Tafel helpen klaarzetten voor het middagmaal of de koffiepauze. Vissen eten geven. Koffiekar helpen klaarzetten. …
Verloop? 1. Klaarzetten van de koffiekar: P. is steeds bereid om me te helpen met het klaarzetten van de koffiekar, maar voelt zich in eerste instantie eerder onzeker en onwennig. Ze komt vaak verlegen over. Dit wordt duidelijk doordat ze geen blijf weet met haar handen. Ik stel haar telkens gerust door de hele tijd rustig met haar te praten en te zeggen dat het mee zal vallen. Ze wacht telkens geduldig tot ik haar voorzeg wat ze kan doen om te helpen. Ze voelt zich duidelijk meer zeker over zichzelf naar het einde van de activiteit toe. Ik leg steeds duidelijk uit wat ze kan doen om me te helpen. Ik beperk me tot eenvoudige activiteiten. De kopjes en bordjes haal ik zelf uit de kast en zet deze op het aanrecht. Zij zet deze vervolgens op de kar. Ik toon dit steeds voor en leg het goed uit. Als ik merk dat ze vergeten is wat ze aan het doen was, leg ik het rustig opnieuw uit. Ze vraagt me regelmatig waar de kopjes juist moeten staan op de kar zelf. Het is duidelijk dat ze nood heeft aan een sterke verbale begeleiding. De kopjes en bordjes zelf neemt ze eerder aarzelend, maar zeer voorzichtig vast. Ze gebruikt hiervoor steeds haar beide handen. De kopjes zelf schuift ze eerder onzeker en voorzichtig naar het midden van de kar toe. Ik blijf de hele tijd lang op een rustige toon met haar praten om haar gerust te stellen en geef haar positieve feedback als ze iets goed gedaan heeft. Hier reageert ze frequent op door over haar echtgenoot te vertellen en haar dankbaarheid voor zijn goede zorgen uit te drukken. Daarbij neem ik regelmatig haar hand vast. Dit ervaart ze duidelijk als aangenaam. 2. Klaarzetten van de koffietafel: Ze is onmiddellijk bereid om mee te helpen. Ze voelt zich duidelijk al minder onwennig, hoewel dit nog in lichte mate aanwezig is. Ze vraagt uit zichzelf wat ze kan doen om me te helpen. Ik geef haar bordje per bordje aan en vraag haar om deze op de tafel te zetten. Terwijl ze dit doet, blijf ik haar op een rustige toon aanwijzingen geven en met haar praten. Ze lijkt dit als geruststellend te ervaren en voelt zich hierdoor duidelijk meer zeker over zichzelf. Ze zet de bordjes op een voorzichtige, aarzelende manier op de tafel. Ze heeft hierbij sterk nood aan een continue verbale begeleiding. Vervolgens laat ik haar de kopjes op de bordjes zetten. Ze begrijpt eerst niet wat ik juist bedoel, waarna ik
87
het nog eens voortoon. Ze kijkt aandachtig toe en geeft aan te begrijpen wat ik bedoel. De kopjes zelf zet ze eerder aarzelend op de bordjes, waarbij ze deze soms verkeerd of er maar half op zet. Ze weet op een gegeven moment ook niet hoe ze aan de andere kant van de tafel dient te raken. Het kannetje melk schuift ze eerder voorzichtig naar het midden van de tafel, waarbij ze me vooraf nog eens duidelijk vraagt waar dit precies dient te staan. Na de activiteit geeft ze aan dat ze liever eerst vraagt wat ze juist kan doen. Ze uit nogmaals haar dankbaarheid voor de zorgen die ze krijgt en krijgt zelfs even tranen in haar ogen. Besluit? Ik ben in staat geweest om mijn vooropgestelde doelstellingen grotendeels te bereiken. Globaal gezien kon ze goed betrokken worden tijdens de kleine huishoudelijke taken, hoewel ze zich in eerste instantie nog onzeker en onwennig voelde. Ze nam meestal een gereserveerde houding aan. Naarmate ze beter wist wat er van haar verwacht werd, kon ze ook steeds beter betrokken worden. Hierdoor verdween haar gevoel van onwennigheid en onzekerheid langzaamaan. Tijdens de activiteiten had ze wel sterk nood aan verbale begeleiding, maar ze leek dit als geruststellend te ervaren. Ze leek tevreden te zijn dat ze me kon helpen en kreeg op een gegeven moment zelfs tranen in haar ogen. Het lijkt me aangewezen om in de toekomst verder kleine huishoudelijke taken op maat aan te bieden. De voorwaarde hiervoor is wel dat ze op zo’n moment volledig individueel begeleid kan worden, omdat ze nood heeft aan een sterke verbale begeleiding. Het lijkt me aangewezen om voornamelijk kleine, eenvoudige deeltaken aan te bieden waarbij ze tegelijkertijd geholpen en ondersteund kan worden door de therapeut(e). Dit geeft bij haar het meeste resultaat, omdat ze zich zo minder onzeker voelt. Intussen doet ze wekelijks samen de afwas met volgcliënte 1. Dit verloopt heel goed.
88
Hoofdstuk acht: Individueel aangeboden activiteitenaanbod volgcliënt 3 1. Probleemdefiniëring van volgcliënt 3: Initialen: D. V. Geslacht: Man Burgerlijke staat: Gehuwd en kinderloos. Leeftijd: 77 jaar Opnamedatum: 24 januari 2002 Frequentie: D. maakt dagelijks gebruik van het dagverzorgingscentrum. Aanmeldingsreden:Ontlasting van de mantelzorg. Diagnose: Hij heeft een diepe Alzheimerdementie. Hij bevindt zich in het stadium van het verzonken ik. Handelingsvaardigheden: 1. Sensomotorisch: D. kan nog slechts zeer korte afstanden stappen, maar dit moet steeds gebeuren onder begeleiding. Zelfstandig stappen is zeer moeilijk geworden en niet meer betrouwbaar. Als gevolg daarvan zit hij bijna continue in een rolstoel. Doordat hij steeds minder goed stapt en veel in dezelfde houding zit, neigt hij tot contractuurvorming in zijn handen en benen. Hij heeft een verminderde rompstabiliteit en neigt naar rechts of links door te zakken. Hij is niet meer in staat om nog langer zelfstandig te eten, waardoor zijn maaltijd ingegeven dient te worden. Zijn vlees is bij voorkeur gemalen, omdat hij anders blijft kauwen op stukjes voedsel. Hij is volledig incontinent. Voor het toiletbezoek dient hij begeleid te worden door twee begeleiders. Er is steeds één iemand die zijn handen vasthoudt, terwijl iemand anders het incontinentiemateriaal ververst. Hij heeft geen gekende sensorische problemen. 2. Cognitief: D. is zodanig ver in zijn dementiebeeld gevorderd dat zijn cognitieve mogelijkheden niet meer nagegaan kunnen worden aan de hand van de Mini Mental State. Hij heeft zeer ernstige en onmeetbare geheugenstoornissen. Hij heeft zeer ernstige woordvindingsmoeilijkheden. Hij kan zichzelf niet meer uitdrukken en mompelt enkel nog onverstaanbare woorden of zinnen. Hij heeft praktisch geen woordbegrip meer en herhaalt meestal enkel nog datgene wat anderen hem voorzeggen. Hij heeft een duidelijke agnosie en apraxie. Hij herkent geen voorwerpen meer en weet niet meer hoe hij deze moet gebruiken. Hij is niet meer in staat om zich nog zelfstandig aan te kleden of te wassen.
89
Hij is ernstig gedesoriënteerd in tijd, ruimte en persoon. Hij heeft totaal geen besef meer van de tijd of de plaats waar hij is. Personen herkent hij praktisch niet meer, maar hij reageert wel nog op bepaalde stemmen. Hij is niet meer in staat om gesprekken op te starten of om te communiceren met anderen. Soms wil hij wel nog iets zeggen, maar dit lukt hem niet meer. Hij vertoont regressief gedrag en decorumverlies. Hij wil continue alles vastgrijpen wat in zijn bereik komt en probeert dit meestal in zijn mond te steken. Hij kent geen fatsoennormen meer. 3. Psychosociaal: Het is zeer moeilijk geworden om met D. in contact te treden. Mensen herkent hij bijna niet meer, maar er is wel nog reactie op bepaalde stemmen. Hij is niet meer in staat om nog zelf sociale contacten te leggen wegens zijn zeer ernstige taalmoeilijkheden. Hij reageert wel nog op verbale of fysische prikkels. Hij is regressief en grijpt alles vast wat in zijn bereik komt of steekt alles in zijn mond. Hij kan zeer angstig reageren in bepaalde situaties. Wanneer iemand hem plots of onverwacht aanraakt, schrikt hij soms op. Wanneer zijn rolwagen gekanteld wordt, grijpt hij krampachtig de armsteunen van zijn rolstoel vast. Handelingsgebieden: 1. Zelfredzaamheid: Als gevolg van zijn vergevorderde ziektebeeld is hij niet meer in staat om voor zijn eigen zelfredzaamheid in te staan. Er komt dagelijks thuisverpleging langs die zorgt voor zijn dagelijks toilet. Hij is niet meer in staat om zelfstandig te eten, waardoor zijn maaltijd ingegeven dient te worden. Er wordt ook een beschermservet aangedaan om zijn kledij te beschermen tegen morsen. Zijn vlees is bij voorkeur gemalen, omdat hij steeds meer problemen krijgt om te kauwen en te slikken. Aan tafel wordt hij bij voorkeur gepositioneerd in een relaxzetel met voorzettafel om hem meer steun te geven. Thuis krijgt hij tweemaal per week kinesitherapie. Hij wordt dan gemobiliseerd en gemasseerd om de contractuurvorming in zijn handen en benen te verminderen. Hij is volledig incontinent en gebruikt incontinentiemateriaal. Dit wordt vlak voordat hij naar huis gaat ververst door twee begeleiders. 2. Productiviteit: Hij was vroeger knecht bij een landbouwer. Later is hij een tijdlang arbeider geweest bij een betonbedrijf. Intussen is hij op pensioen gesteld. 3. Ontspanning: Er zijn weinig gegevens bekend over zijn vroegere vrije tijdsbesteding. Vroeger was hij gekend als een echte snoeper.
90
Omgevingsfactoren: 1. Fysiek: Hij woont samen met zijn echtgenote in een appartement. Dit appartement is toegankelijk voor hem doordat het gebouw voorzien is van een lift. Zijn vrouw neemt met de ondersteuning van enkele thuiszorgondersteunde diensten de zorg voor haar man volledig op zich. Hij wordt door middel van de liftbus van en naar het dagverzorgingscentrum gebracht. 2. Sociaal – cultureel: Door de volledige uitval van zijn communicatiemogelijkheden is hij niet meer in staat om nog zelf sociale contacten te leggen. Er is een duidelijke vorm van decorumverlies aanwezig. Hij weet niet meer hoe hij zich gepast dient te gedragen. Hij vertoont regressief gedrag en steekt alles in zijn mond of grijpt alles vast wat binnen zijn bereik komt. Andere cliënten ervaren zijn gedrag niet als storend, tenzij hij te dicht in hun buurt wordt geplaatst. Dan heeft hij de neiging om aan hun kleding te voelen. Bepaalde andere dementerende ouderen voelen zich soms ongemakkelijk wanneer hij hen langdurig aanstaart. Ze begrijpen niet dat dit een gevolg is van zijn dementiebeeld. 3. Bio – psychosociaal: Hij is bijna volledig in zichzelf verzonken. Het is niet meer mogelijk om te achterhalen waar hij belang aan hecht of wat zijn beleving is. Ergotherapeutische doelstellingen:
Sensorische stimulatie: zijn zintuigen continue blijven prikkelen tijdens de verschillende groepsactiviteiten. De cliënt tot rust brengen aan de hand van relaxatietechnieken. In contact komen met hem door tegen hem te blijven praten en daarbij zoveel mogelijk lichaamscontact te gebruiken. Passieve beleving aanbieden door bijvoorbeeld kookactiviteiten te organiseren in zijn omgeving. Aandacht hebben voor zijn zitcomfort om verdere contractuurvorming te vermijden.
2. Individuele aanpassingen van de groepsactiviteiten: D. kan bij zeer weinig tot geen groepsactiviteiten meer betrokken worden. De redenen hiervoor heb ik uitgebreid besproken in hoofdstuk vijf. Daarom heb ik ervoor gekozen om een volledig nieuw en sensorisch activiteitenaanbod voor hem uit te werken. Doordat het zeer moeilijk is om nog op een gewone manier met hem in contact te komen, probeer ik hem te bereiken door zijn zintuigen zoveel mogelijk te stimuleren en te prikkelen. Daarom heb ik een individuele relaxatiesessie en een voetmassage uitgewerkt voor hem.
91
Tijdens het uitwerken van dit sensorisch activiteitenaanbod heb ik met de volgende factoren rekening gehouden: 1. Het tactiele:
Regelmatig met hem lichaamscontact maken doordat hij dit als rustgevend ervaart. Hij reageert zeer goed op fysische prikkels en lichaamscontact. Zorgen dat hij de kans krijgt om voorwerpen of gezichten te bevoelen. Hij grijpt alles vast wat binnen zijn bereik komt en wordt hier rustiger van. Hem de kans geven om mijn eigen gezicht of handen / armen te bevoelen, zodat hij zich ten volle bewust wordt van mijn aanwezigheid. Geven van een hand- en / of voetmassage om hem tot rust te brengen.
2. Het gehoor:
Regelmatig op zachte toon tegen hem praten. Hij reageert nog zeer goed op verbale prikkels en geeft regelmatig kleine reacties op stemmen van bepaalde cliënten / therapeuten. Frequent zijn naam noemen tijdens de aangeboden verwenmomenten. Hij reageert nog goed op het horen van zijn naam. Rustgevende muziek opleggen zodat hij rustiger kan worden.
3. De smaak:
Koeken / fruit aanbieden gedurende de relaxatiesessie om hem op dit vlak te stimuleren. Hij eet graag en was vroeger gekend als een snoeper. Voeding aanbieden die hij gemakkelijk op kan eten en waar hij mogelijk minder langdurig op zal kauwen.
4. De reuk:
Gemakkelijk herkenbare geur gebruiken die gerelateerd kan worden aan de kerstsfeer van dat moment, namelijk een cipresgeur. Zorgen dat hij de oliebrander niet aan kan raken om zo ervoor te zorgen dat hij zichzelf niet kan verbranden of kwetsen.
5. Het zicht:
Oliebrander in zijn gezichtsveld plaatsen om hem bewust te maken van de vlam. Zorgen dat hij zit in een donkere, rustige ruimte. Zorgen dat hij met het gezicht naar de kerstboom gericht zit zodat hij de lichtjes waar kan nemen.
6. Relaxatie:
Vertoont soms onrustig gedrag waarbij hij zijn voorzetbord frequent opheft of met zijn handen friemelt. Daarom probeer ik hem tot rust te brengen aan de hand van de voorgaande elementen via een uitgebreide relaxatiesessie.
92
Angstig gedrag voorkomen door geen plotse bewegingen en geluiden te maken en hem op een rustige manier te benaderen. Daarnaast geef ik hem telkens op voorhand op een rustige toon aan wat er gedaan zal worden en bouw ik de activiteit rustig op door hem vooraf bewust te maken van mijn aanwezigheid. Zorgen dat hij in een relaxhouding zit in zijn relaxzetel: zetel naar beneden kantelen met een bankje waar zijn voeten op kunnen rusten. Zo worden extra spanningen in zijn benen vermeden. Voor hem gaan zitten om zo een optimaal oogcontact met hem mogelijk te maken. Zorgen dat hij zich volledig alleen bevindt tijdens de relaxatiesessie. Wanneer dit niet mogelijk is, is het belangrijk om ervoor te zorgen dat hij met zijn gezicht van de groep afgewend zit. Zo kan hij zijn aandacht volledig op mij richten.
3. Individueel aangeboden activiteitenaanbod: 3.1 Relaxatiesessie: Wat? Ik geef een relaxatiesessie dat ik rond het seizoen van dat moment heb uitgewerkt. Het is mijn bedoeling om elk zintuig te prikkelen door geuren, smaken en geluiden aan te bieden die relateren naar de herfst / winter. Daarbij hou ik ook rekening met het zicht en het tactiele door voldoende lichaamscontact met hem te maken en een handmassage aan te bieden. Op deze manier ben ik mogelijk in staat om een herfst – of wintergevoel bij hem op te wekken. Daarnaast hoop ik dat er mogelijk herinneringen zullen ontstaan die verband houden met deze seizoenen. Dit zal ik niet met zekerheid kunnen bepalen wegens de bijna volledige uitval van zijn woordenschat, maar ik hoop dit op te merken aan de hand van zijn reacties. Als de activiteit telkens herhaald kan worden aan het begin van een nieuw seizoen, dan bestaat de mogelijkheid dat hij de verschillen in seizoen in mindere mate op zal merken. Doelstellingen?
Sensorische stimulatie: geur, smaak, tast, zicht en gehoor zoveel mogelijk prikkelen om reacties bij hem uit te lokken. Associaties / herinneringen aan vroeger oproepen door prikkels aan te bieden die dit in de hand kunnen werken. Met hem in contact komen door middel van sensorische stimulatie. Gevoel van eigenwaarde vergroten.
Middelen?
Geur: o Oliebrander met kaars. o Geuren die gerelateerd zijn aan de herfst / winter: aromatische olie met een cipresgeur.
93
o Typische herfstmaterialen: tak van een spar, mandarijn,…
Smaak: o Mandarijn. o Picknick.
Zicht: o Vlam van het kaarsje en lichtjes in de kerstboom kunnen werken op het zicht. o Donkere, rustige ruimte.
Gehoor: o Rustgevende muziek waarin natuurgeluiden of herfstgeluiden verwerkt zijn. o CD – speler.
Tactiele: o Herfstmaterialen: tak van een spar om bijvoorbeeld over zijn arm te strijken. o Relaxzetel. o Lichaamscontact.
Verloop? 1. Het tactiele: D. reageert op het vasthouden van zijn handen door regelmatig in mijn hand te nijpen of ze stevig vast te blijven houden. Hij kijkt me daarbij regelmatig langdurig aan. Telkens ik zijn handen loslaat, zoekt hij ze door ernaar te tasten. Vervolgens legt hij ze terug dichter bij zich. Hij ervaart dit als geruststellend wat duidelijk merkbaar wordt aan zijn lichaamstaal. Het lukt niet om hem een handmassage te geven, omdat hij continue mijn vingers probeert vast te grijpen. Daarom besluit ik om dit te staken en me te beperken tot het maken van eenvoudig lichaamscontact. Regelmatig neemt hij mijn arm vast om deze dichter bij zich te leggen. Daarna bevoelt hij steeds uitgebreid mijn arm, hand of trui. Hij wordt hier opmerkelijk rustiger door. Hij wordt duidelijk rustiger wanneer ik zacht met de tak van een spar langs zijn arm / hand strijk. Er zijn kleine veranderingen merkbaar in zijn lichaamstaal en gelaatsuitdrukking. Hij wordt zeer rustig wanneer ik hem een tintelend gevoel geef door zeer zacht en bijna niet voelbaar over zijn arm en hand te strijken. Dit is duidelijk merkbaar aan zijn ademhaling en gelaatsuitdrukking. Wanneer ik hem zacht met de rug van mijn hand strijk ter hoogte van zijn wang, reageert hij door met zijn ogen te knipperen en zijn hoofd naar me toe te draaien. Ik sluit de activiteit af door rustig over zijn buik en gezicht te strijken. Dit lokt een kleine reactie uit, waarbij hij enkele onverstaanbare woorden uitspreekt. 2. Het gehoor: D. reageert op een gegeven moment op het ritme van de muziek door met zijn vingers op zijn voorzetbord mee te tikken. Hij knippert daarbij frequent met zijn
94
ogen. Hij draait steeds meer zijn hoofd in de richting van de muziek naarmate de activiteit vordert en wordt hier duidelijk rustiger van. Gedurende de hele activiteit praat ik op een zachte en rustige toon tegen hem, waarbij ik telkens vooraf aangeef wat ik zal doen. Hij reageert hier regelmatig op door zijn hoofd in mijn richting te draaien en me langdurig aan te kijken. Soms knikt of mompelt hij iets onverstaanbaars. Hij reageert slechts zelden niet op mijn stem. Op het horen van zijn naam reageert hij meestal direct door me aan te kijken. Op een bepaald moment glimlacht hij kortdurend. Hij mompelt iets onverstaanbaars in reactie op iets wat ik vertel. 3. De smaak: Hij opent steeds spontaan zijn mond wanneer ik een picknick aanbied en wacht telkens tot dit ingegeven zal worden. Hij eet dit telkens smakelijk op. Hij opent meestal spontaan zijn mond als ik een stuk mandarijn aanbied, omdat hij de verwachting heeft dat hij iets te eten zal krijgen. Op een gegeven moment lijkt hij in eerste instantie het stukje te weigeren, waarna ik hem eraan laat ruiken. Vervolgens eet hij het stukje wel op. Hij beweegt zijn handen meer en kijkt meer rond wanneer ik hem iets te eten aanbied. 4. De reuk: Het is moeilijk te achterhalen of hij reageerde op de cipresgeur. Hij zat echter wel meer rechtop in zijn relaxzetel toen de geur nog het sterkst aanwezig was. Hij was zich hier dus mogelijk vaag bewust van. Op de sterke geur van de mandarijn reageerde hij duidelijk door zijn mond te openen. Dit toont aan dat hij in de verwachting was dat hij iets te eten zou krijgen. Toch kan niet met zekerheid bepaald worden dat dit enkel door de geur kwam. 5. Het zicht: D. kon moeilijker bereikt worden op vlak van het zicht. Hij kijkt tijdens het begin nog frequent rond in de ruimte. Geleidelijk aan wordt hij rustiger en staart hij meer voor zich uit. Regelmatig sluit hij kortdurend zijn ogen en geeft hij een eerder slaperige indruk. Hij lijkt zich bewust te zijn van mijn aanwezigheid wanneer ik tegen hem praat. Op deze momenten kijkt hij me langdurig aan of mompelt / knikt hij iets. Soms kijkt hij in de richting van de vlam, maar het is moeilijk om te achterhalen of hij zich bewust was van wat hij zag. 6. Lichaamshouding / gelaatsuitdrukking: D. is tijdens het begin van de activiteit nog relatief onrustig maar alert. Hij zit vrij gespannen en rechtop in zijn relaxzetel. Daarbij slaat hij regelmatig zijn voorzetbord omhoog.Naarmate de activiteit vordert wordt hij duidelijk rustiger en kijkt hij minder frequent rond in de ruimte. Hij sluit zijn ogen meer en geeft een slaperige indruk. Zijn ademhaling wordt dieper en rustiger. Hij beweegt zijn handen minder.
95
Tijdens het begin van de activiteit had hij een serieuze en ernstige gelaatsuitdrukking, maar hij glimlacht steeds meer en kijkt me duidelijk langer aan. Regelmatig mompelt hij iets of knikt hij. Hij knippert met zijn ogen als hij de muziek hoort of als ik met de rug van mijn hand over zijn kin strijk. Besluit? Ik ben tijdens het geven van deze activiteit erin geslaagd om aan mijn vooropgestelde doelstellingen tegemoet te komen. Hij kon dus goed benaderd worden via de relaxatiesessie en leek dit als aangenaam te ervaren. Kleine veranderingen waren merkbaar in zijn gezichtsmimiek en reacties. D. was duidelijk meer ontspannen na de relaxatiesessie en bleef daarbij zijn alertheid behouden. Daarnaast ben ik er in geslaagd om hem bewust te maken van mijn aanwezigheid en kon ik zo met hem in contact komen. Het lijkt me aangewezen om hem in de toekomst verder individuele relaxatiesessies aan te bieden. Op deze manier zal het mogelijk worden om hem opnieuw in het bestaande activiteitenaanbod te betrekken. Hij kan het best benaderd worden door middel van zeer eenvoudige zintuiglijke activiteiten op vlak van het tactiele, het gehoor, de smaak en mogelijk ook de geur: 1. Het tactiele:
Hij reageert zeer goed op eenvoudig lichaamscontact zoals het vasthouden van zijn handen of het zacht strijken over zijn armen of handen. Hij kan niet bereikt worden door middel van een handmassage. Het lijkt me aangewezen om dit in de toekomst niet verder uit te breiden. Een voet- of aangezichtsmassage zijn wel mogelijk. Aangezien hij graag en frequent materialen of personen bevoelt, lijkt het me aangewezen om hem in de toekomst allerhande zachte materialen aan te bieden die hij uitgebreid kan bevoelen.
2. Het gehoor:
Hij reageert goed op het horen van welbepaalde stemmen. Het lijkt me belangrijk om dit in de toekomst verder te blijven stimuleren door regelmatig op een rustige toon tegen hem te praten. Hij reageert nog goed op het horen van muziek en is zich hier nog bewust van. Het lijkt me in de toekomst aangewezen om hem op dit vlak verder te stimuleren door bijvoorbeeld rustgevende muziek op te leggen tijdens de rustpauze. Hij reageert sterk op het horen van zijn naam. Dit kan in de toekomst verder gestimuleerd worden door regelmatig zijn naam te noemen tijdens groepsactiviteiten.
3. De smaak: Hij herkent bepaalde bekende geuren nog, wat meestal gepaard gaat met het openen van zijn mond. Meestal is hij dus in de verwachting voedsel te zullen
96
krijgen. Het lijkt me dus aangewezen om in de toekomst verder stukjes voedsel aan te bieden tijdens bijvoorbeeld kookactiviteiten. 4. De geur: Hij opent bij bepaalde etensgeuren spontaan zijn mond. Het is echter minder duidelijk of dit effectief door de geur op zich veroorzaakt wordt. Toch lijkt het me aangewezen om hem verder op dit vlak te stimuleren tijdens kookactiviteiten of door gebruik te maken van aromatherapie. 5. Het zicht: Hij kan minder goed benaderd worden op vlak van het zicht. Hij lijkt zich minder bewust te zijn van de vlam van de oliebrander. Hij staart soms voor zich uit of kijkt naar mij, maar het is niet duidelijk of hij zich nog bewust is van datgene wat hij rondom zich ziet. 3.2 Voetmassage: Wat? Uit de voorgaande activiteit is naar voor gekomen dat D. voornamelijk op tactiel vlak goed benaderd kan worden. Aangezien de handmassage minder vlot verliep, geef ik nu een voetmassage. Hiervoor maak ik gebruik van een goed ruikende massageolie. Ik zorg ervoor dat ik in zijn gezichtsveld zit om een optimaal oogcontact mogelijk te maken. Daarnaast maak ik voldoende lichaamscontact door regelmatig even zijn handen vast te houden. De activiteit op zich geef ik individueel in groep. Op deze manier wil ik nagaan of het haalbaar is om deze man tot een vorm van ontspanning te brengen in een ruimte waarin zich ook nog andere cliënten en / of therapeuten bevinden. Doelstellingen?
Hem stimuleren op tactiel vlak. Verwenmoment aanbieden, waarbij hij tot een zekere mate van ontspanning gebracht kan worden. In contact komen met hem door middel van tactiele stimulatie. Gevoel van eigenwaarde verhogen.
Middelen?
Goed ruikende massageolie Handdoek Relaxzetel
97
Verloop? 1. Op tactiel vlak: Eenvoudig lichaamscontact? Hij ervaart het vasthouden van zijn handen en het horen van mijn stem duidelijk als geruststellend. Hij reageert hier regelmatig op door me langdurig aan te kijken of te knikken / mompelen. Tijdens de voetmassage zelf reikt hij regelmatig zijn hand naar me toe. Daarbij probeert hij soms mijn gezicht te bevoelen. Voetmassage? Hij trekt in eerste instantie zijn voet terug als ik deze aanraak, waardoor ik zijn handen kortdurend vastpak en rustig tegen hem praat. Hij ervaart dit als geruststellend en trekt zijn voet tijdens mijn tweede poging niet meer terug. Gedurende het begin van de massage voelen zijn spieren nog duidelijk gespannen en krampachtig aan. Hij blijft in het begin zijn spieren opspannen, doordat hij door de geluiden om zich heen afgeleid wordt. Hierdoor trekt hij zijn voet soms terug. Toch voelen zijn spieren steeds minder gespannen aan en wordt hij merkbaar rustiger. Op het einde van de massage is nog slechts een lichte spanning voelbaar. 2. Gelaatsuitdrukking: Hij kijkt me in het begin kortdurend aan, maar wendt vrij vlug zijn blik af. Als ik op een rustige toon uitleg wat er zal gebeuren, kijkt hij me met een eerder ernstige en verschrikte blik aan. Ik blijf daarom op een geruststellende toon tegen hem praten en hou daarbij zijn handen vast. Hierdoor wordt hij duidelijk rustiger en krijgt hij een minder ernstige gelaatsuitdrukking. In het begin van de massage kijkt hij nog frequent rond in de ruimte. Naarmate de massage vordert, wordt hij langzamerhand rustiger en concentreert zijn blik zich steeds meer op mij. Hij wordt zich meer van mijn aanwezigheid bewust. Vaak reageert hij op het horen van mijn stem door me langdurig aan te kijken of mompelt / knikt hij in aansluiting op zaken die ik vertel. Als ik op een bepaald moment glimlach, imiteert hij mijn glimlach en mompelt hij iets onverstaanbaars. 3. Lichaamshouding: Tijdens het begin van de activiteit was hij relatief onrustig door het rumoer om zich heen. Hij klapt regelmatig zijn voorzetbord omhoog. Naarmate de massage vordert, wordt hij echter duidelijk rustiger en neemt hij langzamerhand een meer ontspannen houding aan. Zijn voorzetbord slaat hij niet meer omhoog, hoewel hij soms nog onrustig friemelt met zijn handen of deze naar me toe reikt. Hij blijft dus in lichte mate onrustig overkomen, maar er is toch een duidelijk verschil merkbaar tussen het begin en het einde van de activiteit.
98
Besluit? Gedurende de activiteit ben ik grotendeels in staat geweest om mijn vooropgestelde doelstellingen te bereiken. Ik ben door middel van de voetmassage in staat geweest om met hem in contact te treden. Hij was zich voornamelijk op het einde van de activiteit sterk bewust van mijn aanwezigheid. Dit werd duidelijk door zijn lichaamstaal en gelaatsuitdrukking. Hij kijkt me onder andere langduriger aan en reikt zijn handen steeds meer naar me toe. Hij imiteert ook mijn glimlach en onderneemt meerdere pogingen om me iets te vertellen. Ik ben er tijdens deze massage slechts gedeeltelijk in geslaagd om hem tot ontspanning te brengen. Hoewel hij duidelijk rustiger werd naar het einde van de sessie toe en zijn spieren meer ontspannen aanvoelden, bleef hij toch een licht gespannen houding aannemen. Meestal werd dit veroorzaakt door het rumoer in de leefruimte. Het lijkt me aangewezen om hem in de toekomst op regelmatige basis een voet- of aangezichtsmassage te geven op voorwaarde dat dit volledig individueel gebeurt. Het is immers niet mogelijk om hem ten volle tot ontspanning te brengen in een ruimte waarin zich nog andere cliënten en / of therapeuten bevinden. Uiteindelijk wordt hij dan teveel afgeleid door hun aanwezigheid.
99
Algemeen besluit: In de inleiding van mijn eindwerk stelde ik mezelf de vraag of ik in staat zou zijn om matig en diep dementerende ouderen meer te betrekken in het bestaande activiteitenaanbod wanneer ik hen volledig individueel benaderde. Daarvoor wou ik zoveel mogelijk vertrekken vanuit hun eigen beleving. Ik koos er toen voor om enkel die groepsactiviteiten individueel aan te passen waarbij ze moeilijk of niet betrokken konden worden of waarbij ze te sterk met hun verminderde cognitieve vermogens geconfronteerd werden. Uiteindelijk heb ik bij drie volgcliënten die zich in een verschillend stadium van hun dementeringsproces bevinden verschillende groepsactiviteiten individueel aangepast volgens hun eigen beleving en mogelijkheden. Zoals u zelf hebt kunnen lezen kwam daaruit naar voor dat ik in staat ben geweest om mijn vooropgestelde doelstellingen grotendeels te bereiken. Mijn drie verschillende volgcliënten konden individueel duidelijk meer betrokken worden dan tijdens de respectievelijke groepsactiviteiten. Ze waren duidelijk enthousiaster en minder afwezig. Daarnaast werden ze gevoelig minder geconfronteerd met hun afnemende cognitieve capaciteiten. Het was opvallend dat matig en diep dementerende ouderen duidelijk nood hadden aan de individuele en intensieve begeleiding die ik hen nu kon geven. Ze kregen het gevoel dat ze nog steeds iets konden en dat hun hulp nog steeds op prijs werd gesteld. Zo kon hun gevoel van eigenwaarde vergroot worden. Het bleek een succes te zijn om mijn drie volgcliënten activiteiten aan te bieden die zich afspeelden in hun eigen en specifieke leefwereld. Ze waren nu duidelijk meer betrokken en konden hun aandacht nu beter richten. Hierdoor kon ik duidelijk een diepgaand contact met hen opbouwen. Doordat ze daarnaast de kans kregen om te praten over vroeger en hun eigen levensgeschiedenis konden ze voldoen aan hun natuurlijke behoefte om over vroeger te praten. Ook ben ik in staat geweest om het onrustige gedrag dat mijn drie volgcliënten soms stelden gevoelig te verminderen. Ze kregen de kans om te praten over hun eigen levensgeschiedenis of datgene wat er in hen omging. Hierdoor kon hun aandacht van het actief zoeken naar datgene wat hen bezighield verlegd worden naar het praten erover. Dit zorgde ervoor dat ze veel rustiger werden. Gedurende mijn stage is het contact tussen mijn drie volgcliënten en mezelf duidelijk intensiever en diepgaander geworden. Dit kwam doordat ik hen zo vaak individueel kon begeleiden. Dit kwam hen enkel maar ten goede, omdat hun gevoel van eigenwaarde zo vergroot kon worden en ze hierdoor meer en meer terug uit zichzelf contact zochten. Hierdoor was ik in staat om hen het gevoel van veiligheid en geborgenheid te schenken waar ze zo’n sterke nood aan hebben. Tijdens het uitwerken van mijn eindwerk heb ik echter ook ontdekt dat het belangrijk is om met veel factoren rekening te houden tijdens het individueel benaderen en aanbieden van activiteiten aan matig en diep dementerende ouderen. Zo speelt de ruimte waarin de activiteit gegeven wordt steeds een belangrijke rol. Bij voorkeur wordt er een prikkelarme ruimte voorzien waarin zich zo weinig mogelijk of zelfs
100
geen andere cliënten en therapeuten bevinden. Op deze manier zal de dementerende oudere in staat zijn om zijn aandacht volledig op de therapeut en de oefening te richten. Hierdoor wordt een diepgaander en intenser contact met de dementerende oudere mogelijk en kunnen zijn resterende mogelijkheden veel meer tot hun recht komen. Ook de gemoedstoestand van de dementerende oudere kan een belangrijke rol spelen bij het al of niet welslagen van een individueel aangeboden activiteit. Wanneer de dementerende oudere al ’s ochtends vroeg sterk afgeleid of onrustig gedrag vertoont, dan is de kans reëel dat de individueel aangeboden activiteit minder goed lukt. Het is dus belangrijk om hier steeds rekening mee te houden. Dit vormt echter slechts een opsomming van enkele factoren die een rol kunnen spelen bij het al of niet slagen van individueel aangeboden activiteiten aan dementerende ouderen in een dagverzorgingscentrum. In de toekomst lijkt het me aangewezen om een evenwicht te zoeken tussen het aanbieden van enerzijds groepsactiviteiten en anderzijds individueel en op maat gemaakte activiteiten. Op deze manier kunnen hun sociale contacten verder gestimuleerd worden, maar krijgen ze anderzijds de kans om opnieuw zichzelf te zijn en zichzelf te beleven als de persoon die ze vroeger waren. Als hulpverlener wordt het zo mogelijk om opnieuw met de dementerende oudere in contact te komen en hen hierin te blijven stimuleren. De band met de dementerende oudere kan zo hechter worden, waardoor een gevoel van veiligheid en geborgenheid gecreëerd kan worden bij de dementerende oudere. Het scheppen van een individueel en op maat gemaakt activiteitenaanbod bij matig en diep dementerende ouderen kan dus een belangrijke meerwaarde vormen in een dagverzorgingscentrum.
101
Bronvermelding: Boeken:
BARENDSEN I. en BOONSTRA W.; Terug naar toen…Reminisceren met ouderen; HB Uitgevers; 2005; p 9 en p 146 – 147.
BUIJSSEN H.; De heldere eenvoud van dementie: een gids voor de familie; Uitgeverij: Tred Uitgeverij Tilburg; vierde druk; 2000; p 15 – p 48, p 72 – p 79 en p 125 – p 127.
CUYVERS G.; Psychopathologie; Wolters Plantyn; tweede druk; 2001; p 127 – p 129.
DE COCK L.; Antwoorden op al uw vragen over dementie; Uitgeverij Davidsfonds Leuven; 1997; p 23 – p 188.
DELTOUR B.; Keuzewijzer: tussen thuiszorg en residentiële zorg; Uitgeverij Garant Leuven – Apeldoorn; 1999; p 44 – p 53.
DOUCET D.; Reminiscentie voor personen met een dementie; Uitgeverij Kluwer; 2000; p 27 – p40.
HELSEN Z. en VAN ASSEL A.; Groepswerk met ouderen; Acco Leuven / Amersfoort; 1994; p 102 – p 108 en p 115 – p 124.
JACOB W.; Snoezelen: een nieuwe dimensie in de dementie; Kluwer Diegem; 2000; p 57 – p 62.
JANSEN OP DE HAAR M. en VAN WOERKOM E.; Realiteitsoriëntatietraining; 1985; De Tijdstroom (informatie werd gehaald uit de cursus geriatrie).
ROMMEL W. e. a. ; Tussen autonomie en geborgenheid: dementerende ouderen en hun omgeving; Uitgeverij: Garant Leuven / Apeldoorn; 1998; p 13 – p 16 en p 25 – p 89.
VAN AUDENHOVE C. en LAMMERTYN F.; De zorg voor dementerende ouderen in Vlaanderen: realisaties, knelpunten en voorstellen; Acco Leuven / Amersfoort; 1995; p 11 – p 38.
VAN DER KOOIJ C.; Gewoon lief zijn? Het maieutisch zorgconcept en het verzorgen van mensen met dementie; Uitgeverij Lemma BV; 2002; p 24 en p 94 – p 100.
Artikel: VELDHUIS M.; Werken met een belevingsdiagnose: belevingsgerichte zorg op maat; Denkbeeld februari 2006.
VERDULT R.; Contact in nabijheid: snoezelen met ernstig demente mensen; Acco Leuven / Amersfoort; eerste druk; 1997; p 73 – p 91, p 123 – p 134 en p 135 – p 149.
YOUNGSON R.; Medische gezinsencyclopedie; Veltman Uitgevers Utrecht; 2001; p 338 – p 339, p 393, p 489, p 517 – p 518 en p 652.
102
Redactiecomité: AFSCHRIFT M. e. a.; Cursus: Geriatrie, dagelijkse praktijk: algemene en klinische aspecten; uitgegeven door Pfizer; 2002; p 113 – p 120 en p 249 – p 250.
Coëlho Zakwoordenboek der Geneeskunde; 27ste druk herzien door A. A. S. Jochems en S. W. M. G. Joosten; 2003; Elsevier – Gezondheidszorg; p 54 en p 191.
Cursus geriatrie: belevingsgerichte zorg
Infobrochure Huize Zonnelied
Internet:
www.dementie.be
www.dementia.nl
users.pandora.be/fimac/fimac/thuiszorgdecreet.htm
www.janssencilag.nl/disease/detail.jhtml?itemname=dementie&product=none
www.psychiatrie.beamsolid.com/psychiatrie/dementie/dementie-pa.shtml
www.hersenletsel.net/overzicht/artikelen/korsakov.html
www.stoppen.be/wiki_Korsakov.htm
www.omgangsvormen.nl/omgangsvormendementerenden.htm#Adviezen%20en%20tips
www.eiz.nl/eiz/docs/pdf/Fact%20Mantelzrg%20en%20dem.pdf
www.dementieketen.nl/mantelzorg.html
www.reminiscentie.nl/
www.reminisceren.nl
www.worldwidesnoezelen.be
home.planet.nl/~otten407/rot.htm
www.huizezonnelied.be
home.planet.nl/~otten407/geheug.htm
www.animators.be
www.wvc.vlaanderen.be/thuiszorg/index.htm
www.seniorennet.be
103