ACTIEPROGRAMMA ARMOEDE EN ARMOEDEBESTRIJDING PROVINCIE GRONINGEN 2008 - 2011
Provincie Groningen september 2007
2
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING ........................................................................................................................................ 5 1. 1.1 1.2
ARMOEDE EN ARMOEDEBESTRIJDING NADER BEKEKEN .................................................................. 7 Armoede is… ............................................................................................................................7 Armoede en de taken van het Rijk ..........................................................................................7
2. 2.1 2.2 2.3
ARMOEDE IN GRONINGER GEME(EN)TEN ...................................................................................11 Gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden................................................................. 11 Armoede en armoedebeleving in provincie Groningen ....................................................... 12 Gezamenlijk optrekken bij bestrijding van armoede........................................................... 13
3. 3.1 3.2
POSITIE EN ROL PROVINCIE BIJ ARMOEDEBESTRIJDING .................................................................15 Provincie Groningen en armoedebeleid............................................................................... 15 Rollen van de provincie ......................................................................................................... 16
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
ACTIEPLAN ............................................................................................................................17 Provinciaal Fonds Armoedebestrijding................................................................................. 17 Acties provincie en gemeenten............................................................................................. 21 Acties provincie en maatschappelijke instellingen ............................................................. 27 Acties provincie en doelgroep............................................................................................... 37 Financiële inzet ..................................................................................................................... 41 Planning ................................................................................................................................ 42
BIJLAGEN: I. Samenvatting van de aanbevelingen van de Rapportagecommissie Armoedebeleid 2007 ............................................................................................................ 45 II. Samenvatting van het onderzoeksrapport CMO Groningen ‘Armoede en armoedebestrijding in de provincie Groningen’ van november 2006 ............................... 49 III. Samenvatting van de ‘Evaluatie Armoedebeleid maart 2004 – november 2006’ van november 2006.............................................................................................................. 53 IV. Verslag van het bestuurlijk overleg Armoedebeleid 30 mei 2007..................................... 57
3
4
INLEIDING
‘Groningen, Sociaal en Slagvaardig’, zo luidt de titel van het collegeprogramma 2007–2011. Hierin wordt geconstateerd dat de economische bedrijvigheid en werkgelegenheid de afgelopen jaren weliswaar is toegenomen, maar dat er de komende jaren nog veel te doen is. Zo heeft bijvoorbeeld een deel van de Groninger bevolking moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. Met betrekking tot de zorg voor mensen die moeite hebben om financieel rond te komen, leveren de Groninger gemeenten (vanuit de eigen wettelijke taak) een grote inspanning, evenals diverse organisaties en instellingen. Als provinciale overheid willen wij deze inspanningen ondersteunen. Eén van de speerpunten in het collegeprogramma is daarom armoede en armoedebestrijding. Wij willen samen met gemeenten, organisaties en maatschappelijke instellingen gericht bijdragen aan de armoedebestrijding in onze provincie. Achtergrond: Rapportagecommissie Armoedebeleid Een tekort aan financiële middelen en de daaruit voortvloeiende problemen is voor een deel van de Groningers een groot probleem. De afgelopen jaren is op beperkte schaal -naast reeds lopende activiteiten binnen aanpalende beleidsterreinen- op verschillende manieren invulling gegeven aan provinciaal armoedebeleid. Hiervoor was in de periode 2004 t/m 2008 jaarlijks een bedrag van € 75.000,00 beschikbaar. Gezien de omvang van de problematiek was echter meer inzet gewenst. Op 28 juni 2006 hebben Provinciale Staten daarom een motie aangenomen om zo het armoedebeleid een extra impuls te geven. Er is een Rapportagecommissie Armoedebeleid ingesteld, samengesteld uit 11 leden van alle in Provinciale Staten vertegenwoordigde fracties. De commissie heeft in 2006 de aard, oorzaak en omvang van het armoedeprobleem in Groningen systematisch in kaart gebracht. Daarbij is aan de inwoners van Groningen gevraagd hoe zij armoede ervaren en zijn er gesprekken gevoerd met organisaties en personen die direct met de armoedeproblematiek te maken hebben. Ook is een statenbreed debat gevoerd. Dit heeft geleid tot een groot aantal aanbevelingen1 over de mogelijke provinciale rol in de aanpak van het armoedevraagstuk. De Rapportagecommissie heeft begin 2007 haar aanbevelingen en bevindingen gepresenteerd aan Provinciale Staten, middels het rapport "Armoede is…". Uitwerking aanbevelingen = Actieprogramma 2008-2011 Het verslag van bevindingen en de aanbevelingen van de Rapportagecommissie Armoedebeleid zijn positief ontvangen door zowel Provinciale Staten als het College. Inmiddels was armoedebestrijding ook al als speerpunt opgenomen in het collegeprogramma, direct na de verkiezingen in 2007. Op verzoek van de Staten zijn de aanbevelingen van de commissie nader uitgewerkt. Omdat er veel raakvlakken zijn met het gemeentelijk beleid, is allereerst met de Groninger gemeenten gesproken over armoede en armoedebestrijding. Hierbij heeft centraal gestaan in hoeverre en waar samenwerking en afstemming tussen gemeenten en provincie mogelijk is, om de armoedeproblematiek te verminderen. Vervolgens zijn de aanbevelingen vertaald in concrete en haalbare projecten. Het resultaat heeft zijn weerslag gekregen in deze notitie: het "Actieprogramma Armoede en Armoedebestrijding provincie Groningen 2008-2011". 1
In bijlage I is een samenvatting van de aanbevelingen opgenomen.
5
Focus Er bestaat geen eenduidige oplossing van en voor de –complexe– armoedeproblematiek. Wel zijn wij van mening dat het kiezen van een benadering vanuit meerdere invalshoeken en vanuit diverse beleidsterreinen betere resultaten levert. Daarom onderschrijven en onderstrepen wij hier dat het krachtig voortzetten van bestaand beleid2 van groot belang is voor het bestrijden van armoede. Daarnaast richten we onze focus, energie en beschikbare middelen in dit actieprogramma armoedebeleid op het verminderen van de problematiek in directe zin, door de aanbevelingen uit te werken en op te (laten) pakken, in samenwerking en afstemming met de Groninger gemeenten, organisaties en maatschappelijke instellingen. Een aantal van de aanbevelingen richt zich op de continuering van tot nu toe ingezet provinciaal beleid. Dit zijn vooral projecten waarmee tot op heden goede resultaten zijn geboekt. Voortbouwen op bestaande praktijken en van elkaar leren krijgen hiermee een prominente plaats in deze notitie. Leeswijzer In de eerste twee hoofdstukken is armoede en armoedebestrijding nader bekeken. In algemene zin, maar ook specifiek binnen de provincie Groningen. Hoe definiëren we armoede en welke taken ten aanzien van armoede kennen het Rijk en de gemeenten? Het belang om als provincie en gemeenten gezamenlijk op te trekken bij de bestrijding van armoede wordt aan het einde van hoofdstuk twee onderstreept. Omdat armoedebeleid primair een taak en verantwoordelijkheid van het Rijk en gemeenten is, komt in het derde hoofdstuk de positie en rol van de provincie aan de orde. Ons uitgangspunt is dat wij met een ondersteunende en initiërende rol positief kunnen bijdragen aan de armoedebestrijding in onze provincie, waarbij samenwerking wordt gezocht met gemeenten en (bovenlokale) organisaties. In het laatste hoofdstuk is een actiegericht programma armoedebestrijding uitgewerkt voor de beleidsperiode 2008–2011. De aanbevelingen van de Rapportagecommissie Armoedebeleid, de Groninger gemeenten (bestuurlijk overleg d.d. 30 mei 2007) en de Statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid zijn hier vertaald in 19 concrete projecten. Een van de belangrijkste aanbevelingen is het instellen van een provinciaal fonds armoedebestrijding van totaal € 2.000.000,- (€ 500.000,- per jaar). De projecten zoals genoemd in het actieprogramma worden (grotendeels) gefinancierd vanuit het fonds. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een financieel overzicht en de -globaletijdsplanning van de projecten.
Bijvoorbeeld het economisch beleid van de provincie, of het stimuleren van werkgelegenheid, of het onderwijsbeleid waarbij wordt ingezet op verbetering van de aansluiting onderwijs–arbeidsmarkt.
2
6
1.
ARMOEDE EN ARMOEDEBESTRIJDING NADER BEKEKEN
Armoede heeft verschillende gezichten en ziet er in elk land, binnen elk tijdperk, weer anders uit. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag wat onder armoede wordt verstaan. Omdat armoede primair een taak en verantwoordelijkheid van het Rijk en gemeenten is, worden vervolgens de rijksstaken beschreven.
1.1
Armoede is… In deze notitie is aangesloten bij de definitie van armoede zoals deze ook door de Rapportagecommissie Armoedebeleid is gehanteerd: Armoede is een complex begrip met meerdere dimensies. Armoede wordt in eerste instantie vooral beschouwd als een tekort aan financiële middelen. Mensen hebben te weinig inkomen om aan hun eerste levensbehoefte te voldoen en maken daardoor vaak schulden. Maar het gaat niet alleen om de financiële aspecten van armoede. Ook of mensen voldoende middelen en mogelijkheden hebben om deel te kunnen nemen aan de samenleving speelt een rol. De sociale en culturele aspecten van armoede zoals eenzaamheid, uitsluiting, fysieke en psychische handicaps zijn daarbij van belang. Deze aspecten van armoede worden samengevat als sociale uitsluiting. Bij sociale uitsluiting is sprake van een relatieve inperking van sociale participatie, sociale integratie en (politieke en maatschappelijke) rechten of invloed. Sociale uitsluiting kan op een bepaald moment tot uiting komen in een toestand van armoede. Maar omgekeerd kan de toestand van armoede tot een (verdergaande) sociale uitsluiting leiden. Opgroeien in armoede betekent ook dat kinderen vaak uitgesloten zijn van sportclubs en andere vrijetijdsbesteding, minder aanspraak maken op medische voorzieningen, ongezonder leven en vaker afzien van een vervolgopleiding, waardoor er een grote kans is dat armoede zo van generatie op generatie wordt overgedragen. Onder armoede verstaan we dan ook:: Het hebben van een laag inkomen, en langdurige afhankelijkheid daarvan en/of een tekort aan zaken die (sociaal, cultureel en materieel) nodig zijn om een aanvaardbaar levenspatroon te hebben en uitsluiting te voorkomen.3 In hoofdstuk 2 wordt een explicieter beeld geschetst van armoede en armoedebeleving in de provincie Groningen.
1.2
Armoede en de taken van het Rijk De taken en verantwoordelijkheden van het Rijk op het armoedeterrein liggen bij het scheppen van de kaders voor het door gemeenten te voeren armoedebeleid. Landelijk wordt de mogelijkheid tot het verstrekken van (bijzondere) bijstand en de zogenaamde langdurigheidstoeslag door gemeenten geregeld via de Wet Werk en Bijstand (WWB). Daarin is vastgelegd dat gemeenten geen algemeen, generiek inkomensbeleid mogen voeren. Dit is voorbehouden aan het Rijk. Definitie uit de onderzoeksrapportage CMO Groningen november 2006: ‘Armoede en armoedebestrijding in de provincie Groningen 2006’.
3
7
Het armoedebeleid is continu in beweging. Niet alleen vanwege politieke ontwikkelingen, zoals de invoering van WMO, de WIA en de Wet inburgering4, maar ook vanwege de realiteit van alledag: het aantal burgers met problematische schulden neemt steeds meer toe en ook het beroep op voedselbanken stijgt. Al deze ontwikkelingen hebben direct gevolgen voor het gemeentelijk armoedebeleid (hoofdstuk 2). De centrale vraag hierbij is steeds hoe kwetsbare inwoners ondersteund kunnen worden om te participeren in de samenleving. Het huidige kabinet is vol ambities voor de bestrijding van armoede en, zo wordt gesteld in het regeerakkoord van 2007, ook op lokaal niveau staat het onderwerp duidelijk op de (politieke) agenda. “Rijk en steden hebben elkaar gevonden in de doelstelling om de inzet van middelen te optimaliseren en waar nodig categoraal beleid te voeren”. In het regeerakkoord wordt ingezet op het verruimen van de mogelijkheden voor gemeenten voor het voeren van een gericht armoedebeleid, schuldhulpverlening en inkomensondersteuning, waar mogelijk in samenhang met het bevorderen van arbeidsparticipatie. Voor gerichte ondersteuning van kwetsbare groepen komen extra middelen beschikbaar. Door het vorige kabinet is in 2006 het Nationaal Actieplan ter bestrijding van armoede en bevordering van participatie (NAP) opgesteld, in navolging van het Nationaal Actieplan uit 2003. Het NAP is een invulling van gezamenlijke Europese doelstellingen, waarin aan de lidstaten is gevraagd een beslissende bijdrage te leveren aan het doen oplossen van armoede en sociale uitsluiting. Gezien het brede karakter van de Europese doelstellingen is tussen de lidstaten afgesproken duidelijke prioriteiten te kiezen. Het kabinet heeft gekozen voor onderstaande doelstellingen, welke gefundeerd zijn op doelstellingen als het ‘stimuleren van participatie’ en de ‘toegankelijkheid van voorzieningen’: bevorderen van participatie door werkaanvaarding, scholing en/of maatschappelijk zinvolle onbeloonde activiteiten; bestrijden van armoede en bevorderen van participatie onder kinderen en jongeren; tegengaan van niet-gebruik van inkomensvoorzieningen en; aanpak van problematische schulden. Ten opzichte van de doelstellingen die het kabinet in het NAP ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting in 2003 heeft neergelegd, betekenen deze doelstellingen een lichte accentverschuiving. De reden hiervoor ligt in het toegenomen gevoel van urgentie bij zowel kabinet als decentrale overheden om armoede in Nederland aan te pakken. Hoewel conjuncturele en structurele verbeteringen zichtbaar zijn, heeft de economische recessie in voorgaande jaren ertoe geleid dat meer mensen in hun persoonlijke levenssfeer geconfronteerd zijn met economische tegenslag. Het gevolg hiervan is dat sommige mensen moeilijker rond komen en er een groep is die om uiteenlopende redenen een beroep doet op particuliere hulpverlening, zoals voedselbanken.
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 ingevoerd. Gemeenten voeren de wet uit waarbij elke gemeente eigen accenten legt. Het doel van de Wmo is dat iedereen kan meedoen in de maatschappij.
4
8
“Er bestaat een brede politieke consensus over wat het beste medicijn is tegen armoede: werk. Betaalde arbeid die gefundeerd is op goed onderwijs en scholing. Betaalde arbeid kan voorzien in een inkomen boven het sociale minimum en verschaft daarnaast een vorm van maatschappelijke participatie (‘meedoen’). Juist met de aantrekkende economie neemt het perspectief op de arbeidsmarkt voor velen toe. De inzet van het kabinet is om met verschillende partijen de vaardigheden en leefsituatie van mensen met een risico op armoede te verbeteren, zodat zij in staat zijn om de komende jaren hun eigen verantwoordelijkheid op te pakken en de nieuwe kansen op de arbeidsmarkt te benutten”5. Welke taken en verantwoordelijkheden gemeenten hebben bij armoedebestrijding en hoe armoede zich in de provincie Groningen manifesteert, wordt in het volgende hoofdstuk beschreven.
Uit het ‘Nationaal Actieplan ter bestrijding van armoede en bevordering van participatie 2006: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid’.
5
9
10
2.
ARMOEDE IN GRONINGER GEME(EN)TEN
Gemeenten vervullen een uitermate belangrijke rol in het bestrijden van armoede. Deze rol, de taken en de verantwoordelijkheden die daarmee gepaard gaan, komen in de eerste paragraaf aan de orde. Daarna is omschreven hoe armoede zich in de provincie Groningen manifesteert en wordt beleefd.
2.1
Gemeentelijke taken en verantwoordelijkheden Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het verstrekken van bijstand op grond van de WWB (Wet Werk en Bijstand). Hieronder valt ook de bijzondere bijstand. Aanvullend hierop ontwikkelen gemeenten zelf initiatieven op het gebied van inkomensondersteuning en participatiebevordering. De centrale vraag waar gemeenten voor staan is steeds hoe kwetsbare inwoners ondersteund kunnen worden om te participeren in de samenleving. De gemeentelijke overheid is door de korte afstand naar de burger het overheidsorgaan dat bij uitstek de individuele problemen van haar inwoners kan onderkennen. Het is dan ook de zorgplicht van gemeenten om zowel de leefsituatie als het toekomstperspectief van kwetsbare burgers te verbeteren. In het gemeentelijk armoedebeleid wordt deze zorgplicht vormgegeven. Dit biedt gemeenten de mogelijkheid om maatwerk te leveren. Dit vraagt wel om een sluitende keten van voorzieningen. In het brede speelveld van inzet van eigen gemeentelijke middelen, de inzet van particuliere (charitatieve) organisaties en andere semi-overheidsorganisaties van maatschappelijk werk en gezondheidszorg, is een sterke regiefunctie van gemeenten noodzakelijk. Activiteiten op het gebied van armoedebeleid en de daarbij behorende uitvoeringskosten financieren gemeenten uit de algemene (vrij besteedbare) middelen uit het gemeentefonds. Uit onderzoek van de G27 blijkt dat gemeenten veel meer aan armoedebestrijding uitgeven dan zij aan middelen van het Rijk ontvangen. Een aantal Groninger gemeenten geeft aan hun handen vol te hebben aan de uitvoering van de wettelijke taken op het gebied van armoede. Een aantal gemeenten probeert iets extra’s te doen voor de minima. Door het decentrale karakter van het armoedebeleid ligt de toezichthoudende en controlerende rol primair bij de gemeenteraad.
2.2
Armoede en armoedebeleving in provincie Groningen6 Uit het onderzoek van CMO Groningen (november 2006) komt naar voren dat veel huishoudens in de provincie Groningen moeite hebben om financieel rond te komen. In de provincie Groningen blijkt zo’n 10% van de huishoudens een laag inkomen te hebben. Daarmee scoort Groningen hoger dan het landelijk
Deze paragraag is voornamelijk gebaseerd op de samenvatting in het onderzoeksrapport van CMO Groningen van november 2006 ‘Armoede en armoedebestrijding in de provincie Groningen’. Een samenvatting van het onderzoek is te vinden in bijlage II
6
11
gemiddelde van 9%. De zes gemeenten waar relatief de meeste armoede voorkomt zijn de stad Groningen en de gemeenten Bellingwedde, Delfzijl, Hoogezand-Sappemeer, Reiderland en Eemsmond. Groningers komen relatief vaker in de schuldhulpverlening terecht dan landelijk. Ook het gemiddelde schuldbedrag in Noord-Nederland is significant hoger dan in de rest van Nederland. In 2006 geeft een derde van de Groninger bevolking aan moeite te hebben met rondkomen. Eenoudergezinnen ervaren hun financiële situatie als lastig. Het zijn vooral de mensen zonder werk (werklozen en bijstandsgerechtigden) en arbeidsongeschikten die bezorgd zijn over hun inkomen. Mensen met een nietwesterse achtergrond hebben vaker moeite met rondkomen dan mensen met een Nederlandse achtergrond. 65-Plussers hebben minder vaak moeite met rondkomen dan jongere mensen. De oorzaken voor het niet financieel rond kunnen komen, lijken veelal te maken te hebben met een tekort aan inkomen in combinatie met een disbalans tussen het inkomen en de uitgaven. Gevolg hiervan is dat betrokkenen minder besteden aan voedsel en kleding, maar vooral bezuinigen op mobiliteit en sociale uitgaven. Deze bezuinigen werken voor veel mensen een sociaal isolement in de hand. Het minst vaak wordt bezuinigd op diverse medische voorzieningen, thuiszorg en de tandarts. Daarnaast speelt mee, naast het tekort aan inkomen, dat de uitgaven de laatste jaren erg zijn gestegen. Dit kan een disbalans tussen de inkomsten en de uitgaven tot gevolg hebben. Stijging van de vaste lasten (woonlasten en energiekosten) en de bureaucratische rompslomp die bijvoorbeeld bij het aanvragen van een uitkering met zich meebrengt, zijn vaak genoemde redenen. De provincie Groningen kent een rijke infrastructuur bij de bestrijding van armoede of het voorkomen daarvan. Diensten van verschillende instellingen variëren van directe schuldhulpverlening en het verstrekken van voedselpakketten tot hulp bij het invullen van formulieren of een maatje om de eenzaamheid te lijf te gaan. Hulp concentreert zich meestal op het lage inkomen van mensen. Ook wordt er veel gedaan aan het tegengaan van het sociale isolement van mensen met weinig geld. Armoede is binnen de provincie Groningen een constante zorg. Met name in OostGroningen krijgt armoede extra aandacht. Hoewel organisaties van mening verschillen over de af- of toename van armoede, ze signaleren wel gezamenlijk een aantal ontwikkelingen: het grote gemak waarmee mensen tegenwoordig geld kunnen lenen; stille armoede. Knelpunten in de dienstverlening rond armoede hebben binnen de provincie Groningen veel met de schuldenproblematiek te maken. Door instellingen worden procedures voor hulp vaak als langdurig ervaren. Ook zijn er lange wachtlijsten en die tijd is er niet altijd. Over het niet-gebruik van allerlei regelingen en voorzieningen maken veel instellingen zich zorgen. Niet-gebruik ontstaat enerzijds door gebrek aan kennis, anderzijds breekt de bureaucratie rond het aanvragen veel mensen op. Ook de verwijsfunctie rond armoede is een knelpunt. De Rapportagecommissie stelt: Als mensen niet gemakkelijk uit zichzelf komen, wie verwijst er dan? Veel instellingen die zich primair richten op armoede, door bijvoorbeeld schulphulp en gratis voedsel, komen pas in beeld als de armoedeproblematiek al manifest is. Het zijn vooral de organisatie die zich richten op een breed aandachtsgebied voor
12
zorg en welzijn (zoals vrijwilligersorganisaties, maatschappelijk werk, scholen en (jeugd)artsen) die een belangrijke signalerende functie hebben en als het goed is cliënten doorverwijzen naar de juiste instantie. Maar ook daar ligt een knelpunt. Veel maatschappelijke instellingen weten wie er aan armoede lijdt, maar weten niet waarheen zij kunnen verwijzen.
2.3
Gezamenlijk optrekken bij bestrijding van armoede Op 30 mei 2007 vond een bestuurlijk overleg Armoedebeleid plaats op het provinciehuis waarvoor alle Groninger gemeenten zijn uitgenodigd7. Tien gemeenten hebben het overleg bijgewoond8. Bij het bestuurlijk overleg was, naast de gedeputeerde mevrouw Mulder, ook statenlid mevrouw Mansveld aanwezig als vertegenwoordiger van de Rapportagecommissie Armoedebeleid. Doel van het bestuurlijk overleg was het samen met de gemeenten zicht krijgen op de vraag wat provincie en gemeenten gezamenlijk meer kunnen doen op het terrein van de armoedeproblematiek. In het overleg zijn alle aanbevelingen van de Rapportagecommissie besproken, wat heeft geleid tot zeer bruikbare ideeën en invalshoeken voor het provinciaal armoedebeleid en voor de samenwerking hierin. De aanwezige gemeenten hebben te kennen gegeven het waardevol te vinden dat de provinciale overheid zowel gemeenten als maatschappelijke instellingen als de doelgroep, met haar beleid wil versterken. Belangrijk is dat de provincie haar eerder geformuleerde uitgangspunten in armoedebeleid duidelijk blijft neerzetten, namelijk: gemeenten en Rijk zijn primair verantwoordelijk voor armoedebeleid; provinciaal armoedebeleid kan en mag het gemeentelijk en landelijk (minima)beleid niet doorkruisen. De gemeenten hebben ons initiatief gewaardeerd: de mogelijkheden die provinciaal armoedebeleid kan bieden, wordt gezien als kans en een mogelijkheid tot verbreding. Er moet daarom ook juist sprake zijn van gezamenlijk optrekken zodat het armoedebeleid in onze provincie wordt ondersteund, aangejaagd en versterkt. In aanvulling hierop is een aantal suggesties meegegeven: De provincie kan een goede rol vervullen bij de voorlichting over armoede. Armoedebeleid moet verder gaan dan symptoombestrijding. De focus zou bij provinciaal armoedebeleid ook en misschien wel voornamelijk, op preventie gericht moeten zijn. Armoede is breed en dus moet armoedebeleid breed worden gezien: - Armoede gaat ook over participatie en daarmee ook over de Wmo. Nu gemeenten de Wmo uitvoeren is het aan te bevelen om na te gaan hoe de relatie tussen Wmo en armoede kan worden gelegd. - Niet alleen de portefeuillehouders Sociale Zaken moeten betrokken zijn en worden bij armoedevraagstukken. Ook portefeuillehouders Welzijn zijn voor gemeenten, en dus ook voor de provincie, belangrijke spelers op het terrein van armoede en armoedebestrijding.
Het verslag van het bestuurlijk overleg van 30 mei 2007 is opgenomen in bijlage IV. Op dezelfde dag vond een andere activiteit plaats waarbij ook een aantal bestuurders aanwezig waren.
7 8
13
Zet als provincie ook in op het goed in beeld krijgen van de doelgroep, op de vindplaatsen van armoede. Harmonisatie van gemeentelijk armoedebeleid is belangrijk bij armoedebestrijding. Mogelijk kan de provincie hierin ook ondersteunen? Zoek als provincie naar structurele verbeteringen in plaats van in te zetten op ‘versnipperde’ activiteiten en projecten. Ga als provincie op zoek naar best practices. Wat werkt wel en wat werkt niet? Welzijnsinstellingen hebben over het algemeen armoede goed in beeld, maak daar ook gebruik van. De middelen die de komende vier jaar kunnen worden ingezet vanuit de provincie voor provinciaal armoedebeleid zijn eindig (€ 500.000,- per jaar = totaal € 2.000.000,-). Dit betekent ook wat voor het ambitieniveau van het actieprogramma en de verwachtingen die dit naar de buitenwereld kan oproepen. Samenwerken en elkaar versterken is prima. Als kleine gemeente is armoedebeleid één van de terreinen waar men bij de invulling en uitvoering tegen (uitvoerings)problemen aanloopt. Alle ondersteuning is welkom. Hou het als provincie vooral praktisch in de uitwerking van de aanbevelingen. Kennis delen/uitwisselen over armoede(beleid) is voor gemeenten gewenst. Bovenstaande ideeën zijn betrokken bij hoofdstuk vier: het actieplan waarin de aanbevelingen van de Rapportagecommissie Armoedebeleid zijn uitgewerkt.
14
3.
POSITIE EN ROL PROVINCIE BIJ ARMOEDEBESTRIJDING
Zoals in het vorige hoofdstuk is omschreven: armoedebeleid is primair een taak en verantwoordelijkheid voor het Rijk en gemeenten. De provincie is zich hiervan bewust en wij willen deze taken en verantwoordelijkheden vooral niet zelf invullen. Onze bijdrage aan de armoedebestrijding is derhalve aanvullend en komt in de eerste paragraaf aan de orde. In de tweede paragraaf wordt hierin een verfijning aangebracht door een uitwerking van de provinciale rollen t.a.v. andere spelers en de doelgroep. Tot slot wordt beschreven, op basis van de uitkomsten van een bestuurlijk overleg met gemeenten, waar de provincie gemeenten kan versterken.
3.1
Provincie Groningen en armoedebeleid Het voeren van provinciaal armoedebeleid is niet nieuw. Voor de periode 2004 tot 2008 is (een beperkt) armoedebeleid opgesteld en uitgevoerd. Dit beleid is in 2006 geëvalueerd9. Destijds is gekozen voor een groeimodel, omdat het immers niet mogelijk is een éénduidige ‘oplossing’ te geven voor de armoedeproblematiek. Bij het vaststellen van de uitgangspunten zijn destijds kaders voor het beleid gegeven. Hierdoor werd ruimte gecreëerd voor eventuele aanpassingen, wijzigingen en aanvullingen mocht daar gedurende de looptijd aanleiding toe zijn. Het beleid kende drie peilers: informatie-uitwisseling/deskundigheidsbevordering ondersteuning belangenorganisaties projecten gericht op de doelgroep. Met bovenstaande uitgangspunten hebben wij gekozen voor een ondersteunende en initiërende rol, in samenwerking met gemeenten en (bovenlokale) organisaties. Uit de evaluatie blijkt dat het zinvol is om via meerdere gremia het armoedevraagstuk onder de aandacht te (laten) brengen. De ondersteuning aan belangenorganisaties levert echter niet automatisch resultaat op. Tevens is ons gebleken dat de gerichte projecten zeer succesvol zijn verlopen en dat daarmee veel bereikt kan worden. Op basis van de suggesties die door gemeenten zijn aangedragen (paragraaf 2.3) en de ervaringen uit de vorige beleidsperiode, hebben wij bij het opstellen van het armoedebeleid 2008-2011 gekozen voor een ondersteunende en initiërende rol. Het gaat hierbij om samenwerking met gemeenten en het maatschappelijk middenveld waar dit mogelijk en wenselijk is. De provincie jaagt aan en versterkt. Daarbij liggen onze taken vooral op het terrein van: voorlichting en deskundigheidsbevordering; activering van preventief beleid en projecten; het goed in beeld krijgen en brengen van de doelgroep; beschrijven en beschikbaar stellen van best practices; het zoeken naar projecten en activiteiten die gericht zijn op structurele verbeteringen; stimuleren en faciliteren van informatie- en kennisuitwisseling over armoede en armoedebestrijding tussen gemeenten.
9
In bijlage III is de evaluatie samengevat.
15
Het provinciale armoedebeleid treedt daarbij nadrukkelijk niet in de plaats van het gemeentelijk beleid, maar kan hierop aanvullend zijn. Het gaat erom dat wij gezamenlijk met gemeenten en organisaties iets willen betekenen voor de inwoners in de provincie Groningen.
3.2
Rollen van de provincie De Rapportagecommissie Armoedebeleid heeft haar verslag en aanbevelingen onderverdeeld in de rol van de provincie ten aanzien van (1) de gemeenten, (2) de maatschappelijke instellingen die op het armoedeterrein actief zijn en (3) de doelgroep. De provinciale rol verschilt per ‘cluster’. Provincie en gemeenten Onze rol ten aanzien van gemeenten is ondersteunend en initiërend. Het gaat om de samenwerking waar dit mogelijk en gewenst is. Provinciaal armoedebeleid treedt niet in de plaats van gemeentelijk armoedebeleid, maar is hierop aanvullend. Wij zoeken de mogelijkheden dan ook veelal op bovengemeentelijke schaal. Provincie en maatschappelijke instellingen Instellingen in het maatschappelijk middenveld vervullen een belangrijke functie bij het verminderen van de armoedeproblematiek. Het gaat om instellingen op het terrein van welzijn, zorg, hulpverlening, vrijwilligersondersteuning, onderwijs en dienstverlening, (nood)hulp e.d. Sommige instellingen werken op bovengemeentelijke schaal. Deze instellingen kunnen vanuit het provinciale niveau gesteund worden om hun dienstverlening te verdiepen en/of uit te breiden. De provinciale ondersteuning zal meestal aanvullend zijn op steun van gemeenten of derden. Wij kunnen vernieuwende activiteiten van maatschappelijke instellingen stimuleren door deze tijdelijk (mede) te financieren. Provincie en doelgroep Er is een (beperkte) provinciale rol in relatie tot de doelgroep. Het gaat hierbij vooral om het ondersteunen van (zelf)organisaties voor belangenbehartiging, voorlichting en (onderlinge) dienstverlening. In het volgende hoofdstuk zijn de aanbevelingen van de Rapportagecommissie armoede uitgewerkt in een actieplan. Naast bovenstaande rollen zijn drie niveaus te onderscheiden ten aanzien van de uitvoering van het actieplan. 1. Acties gericht op een stimulerende en flankerende rol ten aanzien van gemeenten (zie §4.2). 2. Acties gericht op de coproductie samen met gemeenten en organisaties (zie §4.3). 3. Acties waarin de provincie een zelfstandige rol vervult in samenwerking met derden (zie §4.4).
Stimuleren / flankeren
coproductie
zelfstandig
16
4.
ACTIEPLAN ARMOEDEBESTRIJDING PROVINCIE GRONINGEN
In dit hoofdstuk is het actiegericht programma uitgewerkt voor de beleidsperiode 2008-2011. Aan de aanbevelingen van de Rapportagecommissie is een actiepunt toegevoegd, namelijk: ‘onderzoek de mogelijkheden om, gedigitaliseerd, het gebruik van voorzieningen in het kader van gemeentelijke regelingen op het terrein van armoede te stimuleren’ 10. Omdat hier een directe relatie met gemeentelijke taken ligt, is deze aanbeveling in paragraaf 4.2 uitgewerkt. Op verzoek van gemeenten is daarnaast het actiepunt 'vindplaatsonderzoek' toegevoegd. Twee aanbevelingen die beide waren toegespitst op het ondersteunen en versterken van vrijwilligers- en zelforganisaties zijn ondergebracht in één project. Als eerste actiepunt is het provinciaal Fonds Armoedebestrijding beschreven (§4.1). Bijna alle projecten uit het actieprogramma worden vanuit dit fonds gefinancierd. Bij de vertaling van de aanbevelingen in concrete projecten (§4.2 t/m §4.4) is per project/actiepunt steeds kort de achtergrond en het doel geschetst, evenals het gewenste resultaat, gevolgd door de provinciale inzet en de planning. In paragraaf 4.6 zijn alle projecten in een meerjarenplanning opgenomen. Het hoofdstuk is afgesloten met een financiële paragraaf (§4.7).
4.1.
Provinciaal Fonds Armoedebestrijding In het Collegeprogramma 2007-2011 "Groningen, Sociaal en Slagvaardig!" hebben wij voor de bestrijding van armoede in de beleidsperiode 2008-2011 een fonds van € 2.000.000,- beschikbaar gesteld (= per jaar € 500.000,- ). “Met betrekking tot de zorg voor mensen die moeite hebben om financieel rond te komen leveren gemeenten een grote inspanning. Door lage inkomens, werkloosheid en de schuldenproblematiek komen veel gezinnen in de problemen. Instellingen, maatschappelijke organisaties en gemeenten kunnen een beroep doen op dit fonds voor projectmatige activiteiten die gericht zijn op preventie, sociale activering, (schuld)hulpverlening, veiligheid en arbeidsreïntegratie in wijken en buurten11”. Onder projectmatige activiteiten worden projecten c.q. activiteiten verstaan met een tijdelijk karakter en een afgebakende looptijd. Het Fonds levert als regel cofinanciering, maar kan ook pilotprojecten geheel of grotendeels voor haar rekening nemen. Cofinanciering hoeft niet persé uitgedrukt te worden in termen van geld. Het Fonds is uitdrukkelijk niet bedoeld om individuen met een laag inkomen financieel te ondersteunen. De voorstellen uit het actieplan worden bijna allemaal gefinancierd uit het Fonds Armoedebestrijding. Resterende middelen worden de komende jaren flexibel ingezet om te kunnen inspelen op actualiteiten en nieuwe ontwikkelingen. 10 11
Deze aanbeveling is aangedragen door de Commissie Welzijn (14 maart 2007). Uit het collegeprogramma ‘Groningen, Sociaal en Slagvaardig 2007 - 2011’.
17
(1) Provinciaal Fonds Armoedebestrijding
Voor de uitvoering van het Actieprogramma Armoede en Armoedebestrijding 2008-2011 is een fonds beschikbaar van maximaal € 2.000.000,- (per jaar € 500.000,- ). De projecten en activiteiten die in dit actieprogramma zijn opgenomen, worden uit het fonds gefinancierd. Het flexibele deel van het fonds (de resterende middelen) kan op basis van onderstaande criteria worden aangewend voor vernieuwende en projectmatige activiteiten op het gebied van armoedebestrijding. In 2008 is daarvoor € 100.000,- beschikbaar. De hoogte van het fonds in de jaren 2009, 2010 en 2011 wordt tijdig gecommuniceerd (publicatie).
Criteria Provinciaal Fonds Armoedebestrijding Doelgroep Gemeenten en organisaties/instellingen die kunnen bijdragen aan de armoedebestrijding in de provincie Groningen. Criteria 1. Het doel van de activiteit sluit aan bij het provinciaal armoedebeleid. 2. De activiteit is vernieuwend en overlapt geen andere activiteiten en projecten binnen het armoedebeleid en/of is daarop afgestemd. 3. Bij voorkeur overstijgt het project de gemeentegrens (bovenlokaal niveau). 4. In de aanvraag is een duidelijke omschrijving opgenomen van: • het doel • verwacht resultaat • de doelgroep en bereik (hoeveel mensen uit de doelgroep worden bereikt) • start en duur van de activiteit (uiterlijk tot 31 december 2011) • begroting • dekking van de totale kosten (inclusief cofinanciering) • het van de provincie gevraagde bedrag. 5. Cofinanciering: in principe bedraagt de provinciale subsidie maximaal 50% van de totale kosten van de activiteit, tot een maximum van € 50.000,-. Bijdragen/subsidies van derden dienen in de begroting opgenomen te worden. 6. In bijzondere gevallen kan van de cofinancieringsregeling afgeweken worden, bijvoorbeeld bij provinciebrede pilotprojecten. 7. Voor provinciale ondersteuning aan kleinschalige initiatieven gericht op vrijwillige hulp- en dienstverlening (zie § 4.3, project 8) geldt een maximum van € 2.000,- per activiteit. Hierbij is cofinanciering gewenst, maar niet noodzakelijk om voor de subsidie in aanmerking te komen. 8. Per activiteit wordt slechts éénmalig een subsidie verstrekt. 9. Het project dient overdraagbaar te zijn. Bij uitvoering van de activiteit worden project-/methodiekbeschrijvingen en resultaten ter beschikking gesteld aan de provincie en opgenomen in de openbare database ''voorbeeldprojecten armoedebeleid''.
18
Weigeringsgronden • Er wordt geen subsidie verstrekt voor exploitatiekosten van instellingen/organisaties of voor eenmalige kosten die naar ons oordeel voor rekening komen van reguliere organisaties, instellingen of overheden. • Er wordt geen subsidie verstrekt voor de bekostiging van levensonderhoud van individuen: het fonds is nadrukkelijk niet bedoeld voor individuele steun. • Subsidies zullen slechts worden verleend zolang er middelen beschikbaar zijn. Procedure Voor alle subsidieaanvragen is de Algemene wet bestuursrecht en de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998 van toepassing. Subsidieaanvragen kunnen ingediend worden bij het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, afdeling Cultuur & Welzijn, Postbus 610, 9700 AP Groningen. Sluitingsdatum De subsidie kan het hele jaar door worden aangevraagd. Budget De hoogte van het flexibele deel van het fonds verschilt jaarlijks. Omdat ook de projecten uit het actieprogramma uit het fonds gefinancierd worden, is het flexibele deel hiervan afhankelijk. In 2008 is er € 100.000,- beschikbaar in het fonds. De hoogte van het fonds in de jaren 2009, 2010 en 2011 wordt tijdig gecommuniceerd (publicatie).
19
20
4.2
Acties provincie en gemeenten Naast de afstemming van ons beleid met gemeenten, willen wij inzetten op het breed agenderen van het armoedevraagstuk, het beschrijven van best practices (database voorbeeldprojecten), een tweejaarlijkse armoedemonitor en het nietgebruik van voorzieningen en regelingen. Ook is in deze paragraaf de wens van gemeenten opgenomen om meer te doen aan vindplaatsonderzoek. Het gaat hier om het beter in beeld brengen van de doelgroep: wie behoort daartoe en waar bevindt de doelgroep zich nog meer naast de al bekende vindplaatsen?
(2) Afstemming beleid met gemeenten Achtergrond: Met het provinciaal armoedebeleid willen wij aanvullend en ondersteunend zijn richting gemeenten. Logischerwijs dient daarom afstemming plaats te vinden met gemeenten. De Rapportagecommissie stelt in haar aanbevelingen dat hiertoe een bijeenkomst georganiseerd kan worden waarin de vraag centraal staat wat provincie en gemeenten gezamenlijk kunnen doen. Hieraan is uitvoering gegeven middels een bestuurlijk overleg op 30 mei 2007, waar veel suggesties zijn gedaan door gemeenten. Een deel van deze ideeën is beschreven in paragraaf 3.3, de overige suggesties zijn bij de uitwerking in dit hoofdstuk betrokken. Doel: Optimale afstemming tussen provincie en gemeenten. Het is van belang om de gezamenlijke inzet op armoede en armoedebestrijding scherp te houden en te krijgen. Resultaat: Wij zien de afstemming met gemeenten rondom armoedebeleid als een doorlopend punt van aandacht. Armoedebeleid wordt eens per jaar geagendeerd in een apart bestuurlijk overleg met portefeuillehouders Sociale Zaken en Welzijn. Bij dit jaarlijks overleg wordt waar mogelijk aansluiting gezocht bij de oplevering van producten als het Sociaal Rapport of bij de tussentijdse beleidsevaluatie (zie verderop in deze paragraaf). Een jaarlijks overleg draagt eveneens bij aan de wens van gemeenten om kennis en ervaringen op het armoedeterrein met elkaar uit te wisselen. Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: n.v.t. (aan het jaarlijks te organiseren bestuurlijk overleg zijn -naast personele inzet- geen kosten verbonden). Tijd: 2008 - 2009 - 2010 - 2011.
21
(3) Armoede op de beleidsagenda Achtergrond: Tussen de Wmo en armoede is een duidelijk verband aanwezig. De Wmo is een brede participatiewet waarin het ‘meedoen mogelijk maken voor iedereen’ centraal staat. Armoede gaat vaak gepaard met sociale uitsluiting. Terwijl sociale activiteiten het ‘armoede’-gevoel kunnen voorkomen. Inzetten op participatie werkt mee aan de kant van (het voorkómen van) sociale uitsluiting en het voorkómen van het ‘armoede’-gevoel. Zowel gemeenten als de provinciale overheid zetten zich in voor het bevorderen en realiseren van sociale samenhang waardoor de provincie leefbaar blijft voor de inwoners. De gemeenten voeren dit beleid uit op lokaal niveau, wij organiseren projecten op bovenlokaal niveau. Omdat het van belang is goed op de hoogte te zijn van elkaars inspanningen, is afstemming en informatie-uitwisseling noodzakelijk. Hiervoor bestaan reeds meerdere overleg- en samenwerkingsstructuren. Onderwerpen die vallen onder 'armoedebeleid' komen in meerdere gremia aan de orde. Want zoals ook door meerdere gemeenten is opgemerkt: armoede is een breed beleidsterrein, dat zich niet beperkt tot alléén welzijn of alléén sociale zaken. Doel: Bestaande overleg-, samenwerkingsstructuren benutten, bijvoorbeeld via de Vereniging Groninger Gemeenten (VGG), voor afstemming en terugkoppeling. Dit in aansluiting op het structurele overleg met gemeenten over de uitvoering van het actieprogramma armoedebeleid (zie project 2). Resultaat: Armoedeproblematiek op regionaal en lokaal bespreken en, indien gewenst, te komen tot regionaal en lokaal maatwerk. Op deze wijze wordt mede invulling gegeven aan een deel van de aanbeveling om bovengemeentelijke initiatieven te stimuleren en waar nodig te faciliteren. Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: n.v.t. • In 2008 wordt bepaald hoe de armoedeproblematiek c.q. het armoedebeleid een plek krijgt in de bestaande overlegstructuren. • Eén keer per jaar terugkoppeling aan gemeenten (zie ook project 2: afstemming beleid met gemeenten). Tijd: 2008: voorbereiding, uitwerking en uitvoering. 2009 - 2010 - 2011: uitvoering.
22
(4) Database voorbeeldprojecten Achtergrond: Er zijn al vele succesvolle voorbeelden van activiteiten en projecten bij gemeenten en provincies in Nederland voorhanden. Deze zogenaamde best practices worden door ons geïnventariseerd. Het is de bedoeling een praktische database op te zetten, met projectbeschrijvingen. Deze omvatten dan ook een handreiking voor derden om het project zelfstandig te kunnen opzetten en uitvoeren (bijvoorbeeld beschrijving werkwijze, samenwerkingsmodel, ervaringen van het project, een stappenplan of invoeringsplan). Deze werkwijze levert praktische en overdraagbare beschrijvingen op en stelt gemeenten en maatschappelijke instellingen in staat om zelf aan de slag te gaan. Aan de opstellers en uitvoerders, de zogenaamde inhoudsdeskundigen van de betreffende activiteit of project, wordt gevraagd een beschrijving te leveren. Soms betekent dit dat aan het beschrijven van een activiteit/project kosten verbonden zijn. Soms zullen beschrijvingen ook al voorhanden zijn. Ook hebben wij aan het toekennen van subsidie uit het Fonds Armoedebestrijding de voorwaarde verbonden dat projecten dusdanig omschreven moeten worden dat zij opgenomen kunnen worden in de database. Tot slot stellen wij de beschrijvingen ter beschikking aan derden. Hierbij wordt gedacht aan internet/provinciale website als instrument. Doel: Succesvolle projecten en activiteiten zijn voor Groninger gemeenten en maatschappelijke instellingen toegankelijk en direct bruikbaar. Resultaat; Een systeem waarin best practices in het kader van armoede en armoedebestrijding voor (Groninger) gemeenten en maatschappelijke instellingen beschikbaar zijn gesteld. Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: 2008: maximaal € 25.000,- (inventarisatie, ontwerp systeem, beschrijvingen) 2009: maximaal € 20.000,- (beschrijvingen, beheer/onderhoud) 2010: maximaal € 15.000,- (beschrijvingen, beheer/onderhoud) 2011: maximaal € 10.000,- (beschrijvingen, beheer/onderhoud) • Inventariseren best practices die in aanmerking komen voor een beschrijving. Geschikt projecten worden beschreven en er wordt een systeem opgezet om de beschrijvingen ter beschikking te kunnen stellen aan derden. Uiteraard wordt de database onderhouden, aangevuld en geactualiseerd Tijd: 2008 - 2009 - 2010 - 2011. Start in het vierde kwartaal 2007: inventarisatie van best practices en derden benaderen voor het leveren van beschrijvingen. Medio 2008 zijn de beschrijvingen digitaal beschikbaar.
23
(5) Monitoren armoede en -beleid Achtergrond: Het monitoren van armoede is landelijk opgepakt door het invoeren van zogenaamde benchmarken op het armoedeterrein. Zo is er voor gemeenten een benchmark Schuldhulpverlening en een benchmark Armoede beschikbaar. Ook in onze provincie worden veel gegevens geregistreerd, bijvoorbeeld voor het vierjaarlijks Sociaal Rapport. Het ligt voor de hand om bij de uitvoering van deze aanbeveling zo praktisch mogelijk te werk te gaan en dubbelingen in registratie van armoede te voorkomen. Eens in de vier jaar wordt het provinciaal Sociaal Rapport opgesteld, waarvan armoede onderdeel is. Voorgesteld wordt om in het Sociaal Rapport armoede uitgebreider op te nemen, zodat trends duidelijker zichtbaar worden. Eén jaar na en één jaar na het Sociaal Rapport wordt de voortgang van het actieprogramma, op procesniveau bekeken. De acties uit het programma worden dan kritisch tegen het licht gehouden ten aanzien van resultaten, rollen en verantwoordelijkheden. 2006 Sociaal Rapport
2007
2008 4e kwartaal: monitoren proces tussentijds
2009
2010 Sociaal Rapport
2011
2012 monitoren proces 2008-2011
Doel: Armoede uitgebreider onderdeel laten uitmaken van het Sociaal Rapport. Het ingezette proces in het kader van het actieprogramma armoedebeleid volgen op rollen, verantwoordelijkheden en resultaten. Resultaat: Over armoede wordt uitgebreider gerapporteerd in het Sociaal Rapport: trends zijn zichtbaar. Bij de procesmonitor is zicht op de resultaten en het proces met betrekking tot het actieprogramma armoedebeleid. Publicaties: Sociaal Rapport, monitor tussentijds en eindmonitor. Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: € 10.000,- (uitbreiding onderdeel 'armoede' in Sociaal Rapport, monitor tussentijds en eindmonitor). Reservering ten laste van 2008, besteding in 2008, 2010 en 2012. • Ontwikkelen van een stramien voor monitoren dat recht doet aan bestaand onderzoek en vastlegging van gegevens. Dit dient tevens een meerwaarde op te leveren voor de uitbreiding van het onderdeel armoede in het Sociaal Rapport. Tijd: 2008: uitwerken stramien, 4e kwartaal tussentijdse monitor. 2010: Sociaal Rapport. 2012: eindmonitor.
24
(6) Stimuleren gebruik van bestaande voorzieningen/regelingen Achtergrond: Uit onderzoek is gebleken dat veel mensen die moeten rondkomen van een minimaal inkomen, niet of onvoldoende gebruikmaken van voorzieningen en regelingen waarop ze recht hebben: het zogeheten ‘niet-gebruik’. Overheidsgeld blijft hierdoor te vaak liggen. De Rapportagecommissie concludeert dat dit meerdere oorzaken heeft: men gebruikt de voorzieningen en regelingen niet door bijvoorbeeld onwetendheid, uit schaamte om een aanvraag te doen of omdat men opziet tegen 'papieren rompslomp'. In aansluiting op de wens van meerdere gemeenten, willen wij investeren in bijvoorbeeld een computerprogramma waarmee snel bepaald kan worden of iemand recht heeft op een voorziening. Dit computerprogramma kan tevens als service dienen voor spreekuurhouders en andere hulp- en dienstverleners. FNV Bondgenoten kent een dergelijk computerprogramma, het KisSV (Kennis en informatievoorzieningensysteem Sociale Voorzieningen). Via dit computersysteem en deskundige vrijwilligers tracht de FNV burgers, intermediairs en uitvoerders, wegwijs te maken in het woud van regels en voorzieningen. Alle regelingen, extra potjes, aanvullingen en bijzondere voorzieningen van vrijwel alle gemeenten in Nederland zijn in het computerprogramma opgeslagen. Binnen de eigen provincie zijn ook voorbeelden van deze programma’s (bv. bij de gemeente Groningen). Besluitvorming over welk programma uiteindelijk het meest praktisch en gewenst is, vindt uiteraard plaats samen met geïnteresseerde gemeenten. Doel: Het ‘niet-gebruik’ van bestaande voorzieningen en regelingen terugdringen voor mensen met een minimum inkomen die niet ten volle gebruik maken van deze voorzieningen en regelingen. Resultaat: In samenspraak met geïnteresseerde gemeenten dragen wij bij aan het inkopen van een geschikt systeem om het ‘niet-gebruik’ van voorzieningen terug te dringen. Er zijn geen gegevens die als 0-meting kunnen dienen, zodat het resultaat zichtbaar zal zijn in de toename van het gebruik van de voorzieningen. Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: 2008: maximaal € 50.000,2009: maximaal € 30.000,• De middelen zijn gereserveerd voor een computerprogramma waarbij het nietgebruik van regelingen en voorzieningen wordt teruggedrongen. Dit programma komt ten gunste van gemeenten, waarbij wordt uitgegaan van 50/50 cofinanciering. • In het aanbod wordt KisSV nadrukkelijk meegewogen, ook vanwege de mogelijkheden die daaraan verbonden zijn voor het opleiden van vrijwilligers in de provincie. Tijd: 2008: uitwerking en uitvoering. 2009 - 2010 - 2011: uitvoering.
25
(7) Vindplaatsonderzoek Achtergrond: Uit het bestuurlijk overleg met gemeenten (30 mei 2007) bleek een gezamenlijke vraag over de vindplaats(en) van de doelgroep. Want armoede komt niet alleen voor onder de groep mensen die bekend zijn bij de sociale diensten. En ook bij sociale diensten, zo stelt een aantal gemeenten, is niet iedereen in beeld. Armoede is niet altijd zichtbaar, gaat vaak gepaard met schaamte en is soms zeer schrijnend. De gemeenten hebben aangegeven behoefte te hebben aan een onderzoek c.q. handreiking hoe mensen te bereiken zijn (welke vindplaatsen zijn er?) en hoe mensen overtuigd kunnen worden van het feit dat ze aanspraak kunnen maken op bepaalde hulp- en dienstverlening. Tenslotte zou ook geïnvesteerd moeten worden in een systeem (van doorverwijzen) om mensen te begeleiden en door te verwijzen naar het juiste loket. Doel: De doelgroep (en daarmee de vindplaatsen) beter in beeld krijgen zodat meer mensen bereikt en begeleid worden naar het juiste loket en/of voorziening om zo bij te dragen aan vermindering van de armoedeproblematiek. Resultaat: Onderzoek naar: (1) het bereik/vindplaatsen van de doelgroep, (2) mogelijkheden om het gebruik te stimuleren van bepaalde hulp- en dienstverlening en (3) beter organiseren van doorverwijzingen. In het verlengde van het onderzoek wordt een praktisch implementatieplan opgesteld. Wij bieden gemeenten ondersteuning bij de implementatie, o.a. door het organiseren van een bijeenkomst over de uitkomsten van het onderzoek. Tevens faciliteren wij hiermee de gemeenten om gegevens en ervaringen op dit terrein met elkaar uit te wisselen. Eindresultaat: de doelgroep en vindplaatsen zijn beter in beeld. De doorverwijzing naar het juiste loket verloopt beter. Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: 2008: maximaal € 35.000,• Organiseren bijeenkomst voor gemeenten. Tijd: 2008: uitvoering onderzoek in tweede kwartaal. In het derde kwartaal worden de resultaten van het onderzoek uitgewerkt in een implementatieplan en daarna vindt een bijeenkomst met gemeenten plaats.
26
4.3
Acties provincie en maatschappelijke instellingen In deze paragraaf worden de aanbevelingen uitgewerkt die gericht zijn op maatschappelijke instellingen en/of de provincie zelf. Vervolgens worden de aanbevelingen van de Rapportagecommissie uitgewerkt die te maken hebben met de reeds lopende projecten (TELI-project, Thuisadministratie en Educatieve Televisie).
(8) Kleinschalige initiatieven vrijwillige hulp- en dienstverlening Achtergrond: De afgelopen jaren zijn er diverse (vrijwilligers)initiatieven ontplooit in de directe hulp- en dienstverlening aan de doelgroep. Vaak gaat het hierbij om particulier en kleinschalig initiatief, zoals oppashulp of een ruilbeurs voor kinderkleding. Dergelijke kleinschalige activiteiten willen wij stimuleren door gerichte ondersteuning te bieden. In geval van bijvoorbeeld voedselbanken, heeft het kleinschalig particulier initiatief echter (semi)professionele vormen aangenomen en is het aantal voedselbanken in korte tijd fors toegenomen. In 2004 en 2005 zijn (eerst één, later drie) voedselbanken ondersteund met een beperkte financiële bijdrage voor praktische zaken als inpaktafels e.d. Inmiddels zijn er meerdere stichtingen actief met een groot aantal uitgiftepunten. Deze stichtingen zijn aangesloten bij een koepel: de stichting Noordelijke Voedselbanken. Met de 'professionalisering' is ook een uitbreiding van activiteiten gaande, m.n. in de (schuld)hulpverlenende, doorverwijzende en adviserende sfeer. Groei van de verschillende stichtingen betekent verder een toename van structurele kosten als exploitatielasten, maar ook van personeels- en huisvestingsvraagstukken. In aansluiting op het advies van de gemeenten (bestuurlijk overleg 30 mei 2007), richten wij ons niet op de directe ondersteuning van lokale voedselbanken. De mogelijkheden liggen meer bij de overkoepelende, provinciaal werkende stichting. Regulering rond de voedselbanken kan hierbij één van de onderwerpen zijn. Voor de uitwerking hiervan wordt overleg gevoerd met het koepel en de provincies Drenthe en Friesland. De vorm en inhoud van onze ondersteuning wordt derhalve nader bepaald. Overige kleinschalige initiatieven vrijwillige hulp- en dienstverlening aan de doelgroep kunnen een beroep doen op het Fonds Armoedebestrijding, binnen de daarvoor opgestelde criteria (zie §4.1 project 1). Het gaat dan vooral om het (mede) ondersteunen van activiteiten en projecten. Exploitatie, personeel, huisvesting e.d. vallen zijn hierbij niet subsidiabel. Doel: Ondersteunen van kleinschalige initiatieven vrijwillige hulp- en dienstverlening. Voedselbanken: nader te bepalen. Resultaat: Jaarlijks worden minimaal 5 initiatieven vrijwillige hulp- en dienstverlening ondersteund. Voedselbanken: nader te bepalen.
27
Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: 2008 t/m 2011: reservering van € 10.000,- per jaar voor kleinschalige initiatieven vrijwillige hulp- en dienstverlening (maximaal € 2.000,- per activiteit). • Voedselbanken: in 2008 reservering van € 10.000,- (voor activiteiten gericht op het koepel/regulering). Afhankelijk van de verdere mogelijkheden tot ondersteuning, wordt onze bijdrage in volgende jaren bepaald. Tijd: 2008 – 2009 – 2010 – 2011 Kleinschalige initiatieven vrijwillige hulp- en dienstverlening: subsidies uit het Fonds armoedebestrijding kunnen vanaf 1 januari 2008 worden verleend. De gesubsidieerde activiteiten zijn afgerond vóór 31 december 2011. Voedselbanken: 2008 oriëntatie, verder nader te bepalen.
28
(9) Lespakket budgetbeheer Achtergrond Een lespakket voor leerlingen in het basisonderwijs (groep 8) en het voortgezet onderwijs over budgetbeheer en lenen e.d. kan bijdragen aan een evenwichtig budgetteringsgedrag op latere leeftijd. De provincie kan dergelijke pakketten ter beschikking stellen aan scholen, zo is het advies van de Rapportagecommissie. Er zijn echter al vele lespakketten op dit terrein voorhanden en de verschillende onderwijsinstellingen in de provincie Groningen maken van dergelijke lespakketten gebruik. Uit het bestuurlijk overleg met gemeenten bleek tevens dat sommige gemeenten die onderwijsinstellingen hierbij, in meer of mindere mate, (financieel) ondersteunen. Allereerst wordt beoordeeld of er behoefte is aan een centraal aanbod voor een lespakket. Dit in aanvulling op wat gemeenten al doen en de mate waarin binnen onderwijsinstellingen vergelijkbare lespakketten worden gebuikt. Als deze behoefte duidelijk is, worden vervolgstappen ondernomen. Doel: Scholen voor leerlingen in het basisonderwijs (in het bijzonder groep 8) en het voortgezet onderwijs in de provincie, beschikken over een lespakket dat gericht is op voorlichting en gedragsbeïnvloeding op het terrein van budgetbeheer, lenen e.d. Resultaat: Voorlichting en gedragsbeïnvloeding vindt structureel plaats bij leerlingen in het basisonderwijs (in het bijzonder groep 8) en het voortgezet onderwijs in de provincie op het terrein van budgetbeheer, lenen e.d. Inzet provincie: • Inventarisatie van de behoefte aan een (centraal aangeboden) lespakket budgetbeheer, lenen e.d. bij gemeenten en scholen in het basis- en voortgezet onderwijs. • Reservering Fonds Armoedebestrijding: € 10.000,Tijd: 2008: inventarisatie. 2009 – 2010 – 2011: nader te bepalen.
29
(10) Pilotproject vroegsignalering Achtergrond: Het vroegtijdig signaleren van problemen kan erger voorkomen. Dat is de gedachte achter een project 'vroegsignalering' van de armoedeproblematiek bij huishoudens met een laag inkomen. Er zijn meerdere initiatieven bekend van succesvolle projecten. Deze richten zich op de meervoudige problematiek van schulden, dreigende huisuitzettingen, psychische problemen en opvoedingsproblemen. Door bijvoorbeeld een dreigende huisuitzetting eerder op het spoor te zijn, kan ook eerder ingegrepen worden, de armoedeval kan wellicht voorkomen of geremd worden. Wij willen een dergelijk project faciliteren in samenwerking met gemeenten en lokale teams. Aandachtspunt bij een dergelijk project is, op welke wijze informatie over gezinnen op één punt verzameld kan worden (en hoe daarbij van bestaande netwerken gebruik kan worden gemaakt). Nadat de voorbeeldprojecten in kaart zijn gebracht, worden gemeenten en lokale teams benaderd voor deelname aan het project. Doel: Faciliteren van één project vroegsignalering van armoedeproblematiek, gericht op de meervoudige problematiek van schulden, dreigende huisuitzettingen, psychische problemen en opvoedingsproblemen. Resultaat: Eén project vroegsignalering met armoedeproblematiek is uitgevoerd en heeft bijgedragen aan het vinden van oplossingen voor de complexe en meervoudige problematiek. De ervaringen en resultaten van dit project worden vervolgens, via het digitale systeem waarin best practices zijn opgenomen (zie §4.2 project 4), ter beschikking gesteld aan andere gemeenten en maatschappelijke instellingen. Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: 2008: maximaal € 50.000,Gemeenten, lokale teams en andere uitvoerende organisaties worden verzocht een plan in te dienen voor een pilotproject vroegsignalering. Het beste en meest vernieuwende project wordt toegekend. De ervaringen en resultaten worden beschikbaar gesteld aan derden, via de database voorbeeldprojecten armoedebeleid. Tijd: Eerste en tweede kwartaal 2008 werving van een pilotproject vroegsignalering. Beoordeling aanvragen: eind tweede kwartaal, start project in het derde kwartaal 2008.
30
(11) “Sociale samenhang op wijk-, dorps- en buurtniveau” als speerpunt provinciaal welzijnsbeleid. Achtergrond: Zoals eerder is beschreven, is armoede meer dan alleen een tekort aan financiële middelen. De sociale gevolgen voor betrokkenen zijn veelal groot: het gevoel niet mee te kunnen doen, toename van sociaal isolement, etc. In eerdere projecten (Heel de Buurt, de Buurt de Baas) zijn goede ervaringen opgedaan met het bevorderen van de sociale cohesie in buurten/wijken. Vanuit deze ervaringen -en met gebruik van de inmiddels opgezette netwerken- wordt voorgesteld een integrale aanpak op buurt-/wijk-/dorpsniveau als speerpunt op te nemen in het beleidsplan welzijn (2009-2012). Doel: Een integrale aanpak van welzijn, onderwijs, arbeidsreïntegratie, sociale activering, hulpverlening en bewonersorganisaties, op buurt-/wijk- of dorpsniveau, uitwerken en opnemen in de nieuwe provinciale welzijnsnota 2009-2012. Resultaat: Sociale samenhang op wijk- dorps- en buurtniveau is speerpunt in het provinciaal welzijnsplan 2009-2012. Inzet provincie: • Uitwerking t.b.v. speerpunt in het welzijnsplan 2009-2012. • Reservering Fonds Armoedebestrijding voor uitvoering speerpunt: 2009: maximaal € 100.000,2010: maximaal € 100.000,2011: maximaal € 100.000,Tijd: 2008: opstellen provinciaal welzijnsplan 2009-2012, speerpunt hierbij uitwerken. 2009 – 2010 – 2011: uitvoering.
31
(12) TELI-project Achtergrond: Het TELI-project is een veelbelovend initiatief om energiebesparende maatregelen in de sociale huursector te realiseren. Onder de naam 'Energie Beter' wordt in oktober gestart met het terugdringen van de energielasten van mensen met een laag inkomen. Daarnaast is ook arbeidsreïntegratie onderdeel van het project: werkzoekenden worden opgeleid en ingezet als energieadviseur. Het project is een samenwerking tussen de provincie, het ministerie van VROM, alle Groninger gemeenten, het Energieconvenant Groningen, acht woningcorporaties, Essent, de Milieufederatie Groningen en de GGD Groningen. Doel: Energiebesparing door middel van advies en directe hulp ('energiebespaarbox') aan huishoudens met een laag inkomen, waardoor de energielasten afnemen en het besteedbaar inkomen –evenals het wooncomfort- kan toenemen. Resultaat: Bij circa 15.000 huishoudens met een laag inkomen zijn energiebesparende maatregelen aangebracht en deze huishoudens zijn gestimuleerd tot energiebesparend gedrag. De werkgelegenheidsdoelstelling is gehaald: inzet van 80 tot 100 werkzoekenden als energieadviseur. Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: n.v.t. Voor de uitvoering dit project hoeft geen extra beroep gedaan te worden op het Fonds Armoedebestrijding. Het project is in uitvoering en reeds gedekt vanuit diverse provinciale kredieten (waaronder armoedebeleid 2005-2008) tot een maximum van € 312.320,-. • De projectcoördinatie berust bij de provincie. Tijd: 2006 (voorbereiding), 2007 en 2008.
32
(13) Project Thuisadministratie (Humanitas) Achtergrond: Als onderdeel van het provinciaal armoedebeleid 2004-2008 is het project Thuisadministratie op steeds grotere schaal en met uitstekende resultaten uitgevoerd door Humanitas. In dit project wordt tijdelijk hulp geboden aan mensen die het zicht op de eigen financiën kwijt zijn. Speciaal opgeleide vrijwilligers ondersteunen de deelnemers bij het voeren van de financiële administratie en leren hen hoe zij zelfstandig de administratie op orde kunnen houden. In 2006 was Humanitas met 65 vrijwilligers actief in ruim 13 gemeenten en hebben 137 mensen deelgenomen aan het project. Het project is inmiddels bekend bij gemeenten en (hulpverlenings)organisaties en vanuit diverse instellingen worden mensen doorverwezen naar het project. Het succes van het project ligt in de preventieve werking (zicht op de eigen financiën verkleint de kans op problemen) en de laagdrempeligheid. In het project wordt samengewerkt met diverse partners, zoals: gemeenten (sociale zaken en gemeentelijke kredietbanken) en lokale instellingen (Thuiszorg, bureaus schuldhulpverlening, woningbouwverenigingen, maatschappelijk werk, stichtingen welzijn ouderen, ANBO en vrijwillige thuishulporganisaties). Met Humanitas zijn de mogelijkheden besproken om in de periode 2008 t/m 2011 tot een provinciaal dekkend netwerk te komen van Thuisadministratie. Aandachtspunten hierbij zijn een optimale afstemming op lokaal en provinciaal niveau en de implementatie van het project (na afloop van de projectperiode dient de werkwijze/het project te zijn ingebed in een regulier aanbod). Samenvattend worden de volgende activiteiten uitgevoerd: • realiseren provinciaal dekkend netwerk Thuisadministratie; • onderzoek naar het bereik van de doelgroep (mede in relatie tot het vindplaatsenonderzoek §4.2 project 7); • scholing/training vrijwilligers; • provinciaal coördinatie-overleg en afstemming instellingen/netwerkopbouw in klankbordgroep; • PR / doorlopend onder de aandacht brengen van onderwerp en project; • medeorganisatie van voorlichting op scholen (in relatie tot project 9, §4.2); • projectbeschrijving ten behoeve van derden (in aansluiting op project 4, §4.2, database voorbeeldprojecten). Doel: Tijdelijke hulp en ondersteuning bieden aan mensen die het zicht op de eigen financiën kwijt zijn door het op orde brengen van de administratie en door hen te leren hoe zij de eigen administratie op orde kunnen houden. Implementatie van het project in een regulier aanbod. Resultaat: • In de periode 2008 t/m 2011 is een provinciedekkend netwerk van het project Thuisadministratie gerealiseerd. • Onderzoek naar bereik / vindplaats is gerealiseerd. • Een overdraagbare projectbeschrijving is beschikbaar. • Het project is ge mplementeerd in een regulier aanbod.
33
Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: 2008: maximaal € 50.000,2009: maximaal € 45.333,2010: maximaal € 42.000,2011: maximaal € 40.000,Bovenstaande reservering is gebaseerd op de begroting van kosten en baten van Humanitas. In totaal stellen wij maximaal € 177.333,- ter beschikking. Vanuit de reguliere middelen draagt Humanitas zelf € 88.666,- bij aan de uitvoering van het project. Gemeenten dragen bij aan de lokale projecten. •
Beschikbaar stellen projectbeschrijving in database voorbeeld projecten.
Tijd: 2008: uitvoering en onderzoek naar bereik / vindplaatsen. 2009: uitvoering 2010: uitvoering 2011: uitvoering en implementatie
34
(14) Educatieve Televisie (ETV) Achtergrond: Educatieve Televisie (ETV) is een project van het Noorderpoortcollege en RTV Noord. Door dagelijkse televisieprogramma's en een ondersteunende website worden mensen bereikt die (door een achterstand) niet of onvoldoende participeren in de maatschappij. Naast de televisieprogramma's is er een website (www.etv.nl) waarop men kan oefenen of meer informatie kan halen over de onderwerpen die op de TV te zien zijn geweest. Vanuit het provinciaal armoedebeleid hebben wij in 2006 subsidie verleend voor zes programma's over armoede en (het omgaan met) geld: "Mijn portemonnee". De programma's waren toegespitst op de Groninger situatie en gingen over: de voedselbank, kortingen voor minima, lenen en kopen op krediet, klussen en ruilen, alles tweedehands, tips en trends (bezuinigen). Doel: Op basis van de evaluatie van ETV bepalen op welke wijze de educatie en voorlichting rond budgettering via ETV voortgezet kan worden en hoe meer bekendheid gegeven kan worden aan deze vorm van educatie. Resultaat: Meer inwoners in de provincie Groningen bereiken met educatie en voorlichting met betrekking tot budgettering. Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: in 2009 maximaal € 50.000,-. Tijd: 2008: oriëntatie en uitzetten vervolgtraject.
35
(15) Stimuleren implementatie ‘Woonkansproject’ Achtergrond: In de stad Groningen worden goede resultaten bereikt met het project ‘Woonkans’ dat fysiek is ondergebracht bij de MJD (Stichting Maatschappelijke en Juridische Dienstverlening). Het project richt zich op (dwingende) huisuitzettingen wegens huurschuld12. Wij willen de implementatie van ‘Woonkansprojecten’ stimuleren door een beschrijving te laten maken van de werkwijze, het samenwerkingsmodel en ervaringen van het project, en deze ter beschikking te stellen aan gemeenten en maatschappelijke instellingen. Uit het bestuurlijk overleg met gemeenten (30 mei 2007) is gebleken dat gemeenten geïnteresseerd zijn in het project. Met de MJD is besproken wat de mogelijkheden zijn om het woonkans-concept breder uit te dragen en te stimuleren. Het MJD heeft hiertoe een projectvoorstel ingediend dat bestaat uit de volgende onderdelen: • quick scan naar de stand van zaken m.b.t. herhuisvesting en preventie; • inventarisatie van de behoefte aan het woonkans-project; • uitgebreide methodiekomschrijving (ook in relatie tot de database voorbeeldprojecten, § 4.2 project 4); • trainings- en implementatietraject + helpdeskfunctie; • kennisoverdracht door middel van een conferentie. Doel: Stimuleren van de implementatie van ‘Woonkansprojecten’ in de provincie Groningen. Resultaat: Op meerdere plekken in de provincie Groningen is het ‘Woonkansproject’ overgenomen, zodat meer mensen een tweede kans krijgen bij (dreigende) huisuitzettingen. Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: 2008: maximaal € 40.000,- (op basis van de offerte van het MJD) • Beschikbaar stellen van de projectomschrijving in de database voorbeeldprojecten, zie ook § 4.2 project 4). Tijd: 2008: eerste en tweede kwartaal opstellen projectbeschrijving. Medio 2008 beschikbaar, gevolgd door conferentie. Bureau WoonKans biedt uitgezette huishoudens in de gemeente Groningen een laatste kans op herhuisvesting. Door verschillende oorzaken kan het voorkomen dat mensen uit hun huurwoning worden gezet en op straat dreigen te belanden. Om deze groep nog een tweede kans te geven beslist de werkgroep bijzondere doelgroepen van de gezamenlijke corporaties in Groningen of de uitgezette huishoudens in aanmerking komen voor een begeleidingstraject via bureau WoonKans. Aanmelding bij bureau WoonKans vindt plaats in geval van uitzetting op grond van overlast of van huurschuld in combinatie met overlast. Is er sprake van een huisuitzetting op grond van huurschuld dan zal bekeken worden of inzet van bureau WoonKans gewenst is. De achterliggende redenen voor de huurschuldproblematiek spelen hierin een bepalende rol.
12
36
4.4
Acties provincie en doelgroep
Naast een gezamenlijke inspanning met gemeenten (paragraaf 4.2) en met maatschappelijke instellingen (paragraaf 4.3) bevat het actieprogramma ook activiteiten die voorzien in directe steun aan de doelgroep. De Rapportagecommissie heeft hiertoe aanbevelingen gedaan gericht op het versterken van (zelf)organisaties voor belangenbehartiging, voorlichting en (onderlinge) dienstverlening. Daarnaast wordt voorgesteld een tweetal fondsen te ondersteunen. (16) Versterken/faciliteren vrijwilligers- en zelforganisaties Deze activiteit komt voort uit twee aanbevelingen van de Rapportagecommissie: (1) "versterken en begeleiden van vrijwilligersorganisaties (waaronder cliëntenraden en belangenbehartigers) op het terrein van armoedeproblematiek" en (2) "stimuleren, faciliteren en subsidiëren van het provinciaal platform voor cliënten van CWI, sociale diensten, UWV e.d."
Achtergrond: De afgelopen jaren is vanuit het provinciaal armoedebeleid ondersteuning geboden aan belangenorganisaties. Uit de evaluatie is gebleken dat de resultaten hiervan zijn achtergebleven bij de verwachtingen. In aansluiting op de evaluatie heeft ook de Rapportagecommissie geconcludeerd dat belangenorganisaties en cliëntenraden niet of nauwelijks georganiseerd lijken te zijn. Initiatieven dreigen te verwateren als er geen ondersteuning is. Zelforganisaties en belangenorganisaties kunnen echter een waardevolle bijdrage leveren aan het overheidsbeleid op het gebied van armoede en een rol spelen bij de uitvoering van het beleid. Ten tijde van het opstellen van dit actieprogramma, worden gesprekken gevoerd met diverse (zelf)organisaties. Doel is om gezamenlijk duidelijk te krijgen waaraan bij de organisaties behoefte bestaat, in relatie tot de verwachtingen die wij hebben ten aanzien van de organisaties. Vooralsnog lijkt ondersteuning op projectniveau een realistische optie. Bijvoorbeeld door het faciliteren van bijeenkomsten. Daarnaast kan professionele ondersteuning via bijvoorbeeld Zorgbelang aangeboden worden om de organisaties te versterken. Ook het inzetten op deskundigheidsbevordering binnen de organisaties zelf is één van de ondersteuningsmogelijkheden. Met de organisaties is afgesproken dat zij de eigen ondersteuningsbehoefte in kaart brengen. Op basis hiervan wordt bekeken of er een passend aanbod gedaan kan worden vanuit de provincie. Naar verwachting worden de gesprekken in het najaar van 2007 afgerond, waarna op basis van concrete werkplannen aan de slag gegaan kan worden. De definitieve uitwerking hiervan kan -gezien de tijd- niet opgenomen worden in het actieprogramma. Doel: nader te bepalen Resultaat: nader te bepalen, op basis van concrete werkplannen. Inzet provincie: in het provinciaal armoedebeleid 2005-2008 is reeds € 30.000,gereserveerd voor dergelijke ondersteuning. Deze middelen worden hiertoe aangewend, op basis van concrete werkplannen. Tijd: 2008 – 2009 – 2010 - 2011
37
(17) Onderzoek naar mogelijkheden voor gereduceerde openbaar vervoerstarieven / tegemoetkoming in vervoerskosten Uit het onderzoek naar de aard en omvang van de armoedeproblematiek (CMO 2006) is gebleken dat men bij een laag besteedbaar inkomen niet alleen bezuinigt op voedsel en kleding, maar ook op de vervoerskosten. Een specifiek probleem doet zich voor bij thuiswonende kinderen die vanwege hun leeftijd nog geen recht hebben op een OV-kaart en toch aangewezen zijn op het openbaar vervoer voor het volgen van een opleiding. Volgens de gemeenten (bestuurlijk overleg 30 mei 2007) voorzien de huidige regelingen niet in alle gevallen in een vergoeding van deze kosten. In meerdere (Nederlandse) gemeenten is ervaring opgedaan met gereduceerde vervoerstarieven dan wel een tegemoetkoming in de vervoerskosten voor specifieke groepen. Deze ervaringen worden uiteraard betrokken bij de uitwerking van dit onderwerp. Ten tijde van het opstellen van dit actieprogramma, worden de verschillende opties uitgewerkt. Vooralsnog richten wij ons daarbij niet op ‘gratis’ openbaar vervoer voor alle Groningers. Als onderdeel van het provinciaal armoedebeleid zal de voorziening in eerste instantie gericht zijn op het ondersteunen van mensen met een laag inkomen, die door hun financiële situatie beperkt worden in hun mobiliteit. Uitgangspunt hierbij is dat het gebrek aan financiële middelen niet bijvoorbeeld de studiekeuze of het doen van (vrijwilligers)werk in de weg kan staan omdat men simpelweg de reiskosten niet kan betalen. Bij de uitwerking worden daarom ook de gemeenten betrokken, de voorliggende voorzieningen (zoals het Provinciaal Studiefonds) en de –eventuelemogelijkheden die de invoering van de OV-chipkaart kan bieden. Doel: Onderzoek naar de mogelijkheden van gereduceerde OV-tarieven dan wel een tegemoetkoming in de vervoerskosten binnen de provincie Groningen voor specifieke doelgroepen en voor specifiek gebruik. Onder 'doelgroepen' wordt in dit verband verstaan: mensen die door een tekort aan financiële middelen beperkt worden in de nodige mobiliteit en daardoor weer worden beperkt in bijvoorbeeld de schoolkeuze of het doen van (vrijwilligers)werk, of waarvoor sociaal isolement dreigt (= specifiek gebruik). Resultaat: Nader te bepalen (afhankelijk van uitkomsten onderzoek). Inzet provincie: Nader te bepalen (afhankelijk van uitkomsten onderzoek). Tijd: 2008 – 2009 – 2010 – 2011. 1e kwartaal 2008: opties en mogelijkheden in kaart gebracht.
38
(18) Ondersteuning Provinciaal Jeugdsportfonds Sporten is natuurlijk gezond en leuk. Voor kinderen/jeugdigen is sport ook belangrijk voor de sociale en mentale ontwikkeling: het samenwerken in een team brengt spelenderwijs discipline bij, sport creëert zelfvertrouwen en eigenwaarde, leert kinderen doelen stellen, doorbreekt isolement, stimuleert de sociale integratie en tenslotte kan sporten positief bijdragen aan het voorkómen van overgewicht. Kortom: sporten is belangrijk. Maar het kost ook geld, voor de contributie van de sportclub en/of voor sportbenodigdheden als kleding. Voor gezinnen met een laag inkomen is het niet altijd mogelijk om de kinderen te laten sporten, omdat de financiële situatie dusdanig is dat het geld daarvoor ontbreekt. Wij willen daarom bijdragen aan de oprichting van een jeugdsportfonds in de provincie Groningen. In navolging van het landelijke Jeugdsportfonds wordt één Provinciaal Jeugdsportfonds opgericht. Hiertoe zijn gesprekken gevoerd met het Huis voor de Sport Groningen, het landelijke Jeugdsportfonds en het Jeugdsportfonds voor de stad Groningen (i.o.). Het Provinciaal Jeugdsportfonds voorziet in een bijdrage voor de contributie van sportverenigingen en in de aanschaf van sportattributen en –kleding, voor jeugdigen in de leeftijdsgroep 6 tot 18 jaar waarvan de ouders/verzorgers onvoldoende draagkrachtig zijn om de kosten hiervoor te dragen. De aanvraagprocedure wordt hierbij zo eenvoudig mogelijk gehouden, zodat de administratieve kosten beperkt zijn en er snel over de aanvraag beslist kan worden. Het jeugdsportfonds wordt opgezet naar een bestaand en landelijk beproeft model. Daarnaast wordt zoveel mogelijk afstemming en samenwerking gezocht met de stichtingen Leergeld (zie project 19). Doel: Een Provinciaal Jeugdsportfonds voor directe ondersteuning aan jeugdigen (6 tot 18 jaar) die willen sporten maar van wie de ouders/verzorgers dit niet kunnen betalen. Resultaat: Een functionerend Provinciaal Jeugdsportfonds. Bijdragen aan het laten sporten van jeugdigen in de leeftijd van 6 tot 18 jaar. Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: 2008: maximaal € 30.000,- (startsubsidie) 2009: maximaal € 10.000,- (garantie*) 2010: maximaal € 10.000,- (garantie*) 2011: maximaal € 10.000,- (garantie*) *garantie: wij geven het Provinciaal Jeugdsportfonds een garantie van maximaal € 10.000,- per jaar voor de periode 2009 t/m 2011. Het fonds wordt daarnaast gevuld met bijdragen van deelnemende gemeenten, giften en sponsoren. Indien blijkt dat het fonds voldoende middelen heeft gegenereerd, wordt de provinciale bijdrage niet uitgekeerd. Deze vloeit geheel of gedeeltelijk terug naar het provinciale Fonds Armoedebestrijding zodat de gelden ingezet kunnen worden voor andere projecten.
Tijd: 2008 – 2009 – 2010 – 2011.
39
(19) Ondersteuning Leergeld Stichting Leergeld stelt: "[…] dat kinderen zich alleen optimaal kunnen ontwikkelen door het opdoen van kennis en het ontwikkelen van sociale vaardigheden. Indien een kind door gebrek aan middelen zich niet kan ontwikkelen kan het een beroep doen op het vangnet van Leergeld." (uit: werkplan Leergeld). Concreet gaat het om allerlei schoolse en buitenschoolse activiteiten die in hoge mate kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het kind, maar waarvoor de ouders/verzorgers onvoldoende middelen hebben (zoals: een schoolreisje, sporten, kunstzinnige vorming en hobby’s). In de uitvoering streeft Leergeld het één-loket principe na. Dit omvat: • huisbezoek, verificatie van gegevens en analyse van de behoeftes; • onderzoeken van mogelijkheden bij voorliggende voorzieningen; • voorlichting geven over de voorliggende voorzieningen; • bieden van hulp bij het verkrijgen van voorliggende voorzieningen; • als laatste vangnet: het verstrekken van aanvullende hulp van Stichting Leergeld, in natura of financieel. De formule van Stichting Leergeld wordt in meerdere steden/regio's toegepast en de ervaringen zijn positief. Vooral de intermediaire functie (voorliggende voorzieningen eerst) en het directe contact met de aanvragers (huisbezoeken) en de samenwerking met doorverwijzers, zijn debet aan het succes. In 2007 zijn in onze provincie vier stichtingen Leergeld opgericht: (1) VeendamWinschoten-Stadskanaal; (2) Delfzijl-Appingedam-Loppersum; (3) HoogezandSappemeer en (4) Stad Groningen e.o. De stichtingen werken in de eigen regio volgens beproeft landelijk concept. Het streven van de stichtingen is om provinciedekkend te werken. Wij hebben met de vier stichtingen Leergeld overleg gevoerd, wat heeft geleid tot een gezamenlijk verzoek tot een provinciale subsidie in de organisatiekosten en de (opleidings)kosten voor vrijwilligers en coördinatoren. Het fonds van de stichtingen Leergeld wordt gevuld door sponsoren en giften. Ook wordt een beroep gedaan op gemeenten. Overigens maakt Leergeld in eerste instantie gebruik van de bestaande voorliggende voorzieningen en is het ‘eigen’ fonds het laatste vangnet. Met de stichtingen is afgesproken dat zij voldoende afstemmen met het Provinciaal Jeugdsportfonds (project 19) en het Provinciaal Studiefonds. Doel: Ondersteunen van de vier stichtingen Leergeld in de provincie Groningen. Resultaat: De stichtingen Leergeld functioneren zelfstandig in de provincie Groningen. Inzet provincie: • Reservering Fonds Armoedebestrijding: 2008: maximaal € 73.120,2009: maximaal € 73.120,2010: maximaal € 73.120,2011: maximaal € 73.120,Tijd: 2008 – 2009 – 2010 – 2011.
40
4.5
Financiële inzet
Voor de uitvoering van het provinciaal armoedebeleid in de periode 2008 tot 2011, is een fonds beschikbaar van totaal € 2.000.000,- ( = € 500.000,- per jaar). De projecten die zijn opgenomen in het actieprogramma (zie hoofdstuk 4) worden grotendeels uit dit fonds gefinancierd. nr
projectnaam
2008
1
Provinciaal Fonds Armoedebestrijding
100.000,-
nog niet bekend
nog niet bekend
nog niet bekend
2 3 4 5 6
afstemming beleid met gemeenten armoede op de beleidsagenda database voorbeeldprojecten monitoren armoede en -beleid stimuleren gebruik van bestaande voorzieningen / regelingen
25.000,10.000,-
20.000,-
15.000,-
10.000,-
50.000,-
30.000,-
-
-
vindplaatsonderzoek kleinschalige initiatieven vrijw. hulp/dienstverlening
35.000,10.000,-
10.000,-
10.000,-
10.000,-
voedselbanken (koepel) lespakket budgetbeheer pilotproject vroegsignalering sociale samenhang op wijk-, dorpsen buurtniveau als speerpunt provinciaal welzijnsbeleid TELI-project project Thuisadministratie (Humanitas) Educatieve Televisie (ETV) stimuleren implementatie Woonkansproject versterken / faciliteren vrijwilligersen zelforganisaties
10.000,10.000,50.000,-
p.m. p.m. -
p.m. p.m. -
p.m. p.m. -
-
100.000,-
100.000,-
100.000,-
50.000,-
45.333,-
42.000,-
40.000,-
40.000,-
50.000,-
-
-
*
p.m.
p.m.
p.m.
-
p.m.
p.m.
p.m.
30.000,-
10.000,-
10.000,-
10.000,-
73.120,-
73.120,-
73.120,-
73.120,-
493.120,6.880,0
338.453,-
250.120,-
243.120,-
161.547,-
249.880,-
256.880,-
500.000,-
500.000,-
500.000,-
500.000,-
(*er wordt 50% cofinanciering gevraagd van gemeenten)
7 8
9 10 11 12 13 14 15 16
(* in 2008 maximaal € 30.000,- uit armoedebeleid 2005 -2008)
17 18 19
onderzoek naar mogelijkheden gereduceerde openbaar vervoerstarieven / tegemoetkoming in kosten Ondersteuning Provinciaal Jeugdsportfonds Ondersteuning Leergeld totaal reserveringen onvoorzien rest (nader in te vullen en fondsvorming) totaal
2009
2010
2011
Provinciaal Fonds Armoedebestrijding In 2008 is het vrij besteedbare deel van het Provinciaal Fonds Armoedebestrijding maximaal € 100.000,- (zie voor criteria §4.1). De hoogte van het fonds in de jaren
41
2009, 2010 en 2011 is nog niet bekend, omdat een aantal p.m. posten wordt ingevuld op basis van ofwel behoefte-onderzoek, ofwel werkplannen die in 2008 worden opgesteld. De hoogte van het fonds wordt dan gepubliceerd. Financiering projecten in 2008 Voor de eerste 3 projecten geldt dat deze budgetneutraal uitgevoerd kunnen worden. Het TELI-project (12) is reeds gedekt. De gereserveerde middelen voor de projecten 8 (voedselbanken/koepel) en 14 (ETV) worden op basis van nog op te stellen werkplannen vastgesteld. Het betreft hier maximale en indicatieve bedragen. Voor project 16 (vrijwilligers- en zelforganisaties) worden de definitieve bestedingen ook op basis van werkplannen vastgesteld. Hiervoor was reeds € 30.000,- gereserveerd in het budget provinciaal armoedebeleid 2005-2008. Bij project 9 (lespakket budgetbeheer) wordt het gereserveerde bedrag besteed wanneer uit de inventarisatie blijkt dat er behoefte bestaat aan dit project.
4.6
Planning
Het Actieprogramma Armoedebeleid wordt uitgevoerd in de periode 2008 tot en met 2011. In onderstaand overzicht is de (globale) planning weergegeven van de projecten en activiteiten die zijn opgenomen in het actieprogramma.
nr
projectnaam
2008
2009
2010
2011
1
Provinciaal Fonds Armoedebestrijding
financiering actieprogramma
financiering actieprogramma
financiering actieprogramma
financiering actieprogramma
2
afstemming beleid met gemeenten armoede op de beleidsagenda
subsidies continu + bijeenkomst voorbereiding + uitwerking + uitvoering 1e + 2e kwartaal inventarisatie / beschrijvingen
subsidies continu + bijeenkomst
subsidies continu + bijeenkomst
subsidies continu + bijeenkomst
uitvoering
uitvoering
uitvoering
onderhoud + aanvullen
onderhoud + aanvullen
onderhoud + aanvullen
3
4
database voorbeeldprojecten (start in 4e kwartaal 2007)
5 6
7
monitoren armoede en -beleid stimuleren gebruik van bestaande regelingen / voorzieningen vindplaatsonderzoek
database beschikbaar 4e kwartaal: procesmonitor uitvoering en implementatie
Sociaal Rapport implementatie
1e kwartaal opdracht 2e + 3e kwartaal uitvoering + implementatie
8
kleinschalige initiatieven vrijwillige hulp-/dienstverlening voedselbanken (koepel)
subsidie
subsidie
subsidie
subsidie
oriëntatie + uitzetten vervolgtraject
nader bepalen
nader bepalen
nader bepalen
42
nr
projectnaam
2008
9
lespakket budgetbeheer pilotproject vroegsignalering
behoefteonderzoek 1e + 2e kwartaal beoordelen aanvragen
10
(werving 4e kwartaal 2007) 11
12 13
14 15
16
17
18
19
sociale samenhang op wijk-, dorps- en buurtniveau als speerpunt provinciaal welzijnsbeleid TELI-project project Thuisadministratie (Humanitas) Educatieve Televisie (ETV) stimuleren implementatie Woonkansproject
versterken / faciliteren vrijwilligers- en zelforganisaties onderzoek naar mogelijkheden voor gereduceerde openbaar vervoerstarieven / tegemoetkoming in vervoerskosten Ondersteuning Provinciaal Jeugdsportfonds Ondersteuning Leergeld
3e kwartaal start inbedden in nieuw beleidsplan welzijn 20092012 uitvoering uitvoering oriëntatie + uitzetten vervolg 1e + 2e kwartaal beschrijving medio 2008 beschikbaar + conferentie op basis van werkplannen nader bepalen 1e kwartaal onderzoek gereed vervolg op basis van uitkomsten onderzoek nader bepalen startsubsidie subsidie
2009
2010
2011
nader bepalen
nader bepalen
nader bepalen
uitvoering
uitvoering
uitvoering + implementatie
nader bepalen
nader bepalen
nader bepalen
nader bepalen
nader bepalen
nader bepalen
nader bepalen
nader bepalen
nader bepalen
garantie / subsidie
garantie / subsidie
garantie / subsidie
subsidie
subsidie
subsidie
43
44
Bijlage I Samenvatting van de aanbevelingen van de Rapportagecommissie Armoedebeleid 2007 (uit: "Armoede is…")
45
46
Samenvatting van de aanbevelingen van de Rapportagecommissie Armoedebeleid 2007 (uit: "Armoede is…")
1
Provincie + gemeenten
a)
Afstemmen van provinciale beleidsvoornemens over de armoedeproblematiek met gemeenten. Organiseren bijeenkomst, centrale vraag: wat kunnen provincie en gemeenten gezamenlijk meer doen.
b)
Aansluiten bij het gebiedsgericht (welzijns)beleid: agenderen van de armoedeproblematiek in de gebiedsgerichte samenwerking, stimuleren en faciliteren van bovengemeentelijke initiatieven.
c)
Inventariseren en beschrijven van succesvolle activiteiten/projecten en dit ter beschikking stellen aan gemeenten en maatschappelijke instellingen (via internet).
d)
GS stelt een tweejaarlijkse "provinciale armoedemonitor" in. Daarin: actuele stand van zaken, cijfermateriaal en ervaringen met gevoerd beleid. Deze monitor is daarmee tevens een benchmark van gemeentelijk armoedebeleid.
2
Provincie + maatschappelijke instellingen
a)
Instellen van een "Fonds Armoedebestrijding" waarop instellingen een beroep kunnen doen voor projectmatige activiteiten die bijdragen aan de vermindering van de armoedeproblematiek. Als regel cofinanciering, maar ook geheel of grotendeels financieren van pilot-projecten is mogelijk.
b)
GS krijgt opdracht de criteria voor dit fonds uit te werken en aan PS voor te leggen. Voorstel is om € 500.000,- per jaar gedurende vier jaar uit te trekken; totaal € 2 miljoen.
c)
Extra aandacht besteden aan initiatieven gericht op vrijwillige hulp- en dienstverleningsorganisaties aan doelgroep (voedsel- en kledingbanken, oppashulp, etc.).
d)
Voor leerlingen in het basis- (groep 8) en voortgezet onderwijs een lespakket samenstellen, gericht op voorlichting en gedragsbeïnvloeding op het terrein van budgetbeheer, lenen e.d.
e)
Een project, m.b.t. vroegsignalering van armoedeproblematiek bij huishoudens met een laag inkomen, faciliteren in samenwerking met gemeenten en lokale teams.
f)
Het provinciale welzijnbeleid krijgt het speerpunt "sociale samenhang op wijk-, dorps- en buurtniveau.
g)
Het TELI-project is een veelbelovend initiatief om energiebesparende maatregelen in de sociale huursector te realiseren.
47
h)
Nadrukkelijk aandacht voor project Thuisadministratie (Humanitas) en onderzoeken mogelijkheid van structurele ondersteuning.
i)
Via Educatieve Televisie de educatie/voorlichting van volwassenen m.b.t. budgettering voortzetten. Vergroten van de bekendheid van deze vorm van educatie.
j)
Stimuleren van de implementatie van 'Woonkansprojecten', door een beschrijving van de werkwijze, het samenwerkingsmodel en ervaringen van het project te laten maken en deze ter beschikking te stellen aan gemeenten en maatschappelijke instellingen.
3
Provincie + doelgroep
a)
Versterken en professioneel begeleiden van vrijwilligersorganisaties (waaronder cliëntenraden en belangenbehartigers) op het terrein van de armoedeproblematiek.
b)
Stimuleren, faciliteren en subsidiëren van het provinciale platform voor cliënten van CWI, sociale diensten, UWV e.d.
c)
Kortingspas provinciaal openbaar vervoer voor personen met een inkomen op of onder de armoedegrens.
d)
Instellen Provinciaal Jeugdsportfonds, samen met gemeenten. PS draagt GS op om met een uitgewerkt voorstel te komen (met een eenvoudige aanvraagprocedure en beperkte administratieve kosten).
e)
Ondersteunen van het initiatief van de landelijke Stichting Leergeld om tot een lokale/regionale stichting in onze provincie te komen.
48
Bijlage II Samenvatting van het onderzoeksrapport CMO Groningen 'Armoede en armoedebestrijding in de provincie Groningen', november 2006.
49
50
Samenvatting van het onderzoeksrapport CMO Groningen 'Armoede en armoedebestrijding in de provincie Groningen', november 2006. De samenvatting is overgenomen uit het onderzoeksrapport van CMO. Wanneer gesproken wordt over armoede gaat het in eerste instantie om een gebrek aan geld. Een vaak gebruikte indicator is de lage-inkomensgrens die voor alle huishoudens dezelfde koopkracht vertegenwoordigt, waarbij de hoogte van de bijstandsuitkering voor alleenstaanden in 1979 het uitgangspunt vormt. In de provincie Groningen blijkt zo’n 10% van de huishoudens een laag inkomen te hebben. Daarmee scoort Groningen hoger dan het landelijk gemiddelde van 9%. De zes gemeenten waar relatief de meeste armoede voorkomt zijn de stad Groningen, Bellingwedde, Delfzijl, Hoogezand-Sappemeer, Reiderland en Eemsmond. De verwachting is dat de armoede binnen de provincie na een lichte stijging de komende tijd weer zal dalen naar het niveau van 2003. Groningers komen vaker in de schuldhulpverlening terecht dan landelijk. Ook is het gemiddelde schuldbedrag in Noord-Nederland hoger dan in de rest van Nederland. Hoe ervaren mensen zelf hun financiële situatie? Bijna een derde van de Groninger bevolking geeft in 2006 aan (grote) moeite te hebben met rondkomen. Het zijn vaak éénoudergezinnen die hun financiële situatie als lastig ervaren. Daarnaast zijn vooral de mensen zonder werk (werklozen en bijstandsgerechtigden) en arbeidsongeschikten bezorgd over hun inkomen. Ook hebben mensen met een niet-westerse achtergrond vaker moeite met rondkomen dan mensen met een Nederlandse achtergrond. Opvallend is dat 65-plussers minder vaak moeite hebben met rondkomen dan jongere mensen. Om de eindjes zo goed mogelijk aan elkaar te knopen bezuinigen veel mensen vooral op uitgaan en vrijetijdsbesteding, kleding, vakantie en kranten en tijdschriften. Het minst vaak wordt bezuinigd op diverse medische voorzieningen, thuiszorg en de tandarts. Opmerkelijk is dat mensen minder moeite hebben met rondkomen dan in 2002 en dat zij ook minder vaak bezuinigen. Verschillende instellingen zijn betrokken bij armoede binnen de provincie Groningen. Zij richten zich op de bestrijding van armoede of het voorkomen daarvan. Hun diensten variëren van directe schuldhulpverlening en het verstrekken van voedselpakketten tot hulp bij het invullen van formulieren of een maatje om de eenzaamheid te lijf te gaan. De hulp van veel instellingen concentreert zich op het lage inkomen van mensen. Hulp bij schulden, giften, subsidies en hulp bij het vinden van betaald werk zijn bij veel instellingen belangrijke activiteiten. Maar er wordt (zijdelings) ook veel gedaan aan het tegengaan van het sociale isolement van mensen met weinig geld. Een rondgang langs een aantal instellingen leert dat armoede in Groningen een constante zorg is die met name in Oost-Groningen extra aandacht krijgt. Organisaties verschillen van mening over de af- of toename van armoede. Wel signaleren zij gezamenlijk een aantal ontwikkelingen. Veel organisaties worden geconfronteerd met het grote gemak waarmee mensen tegenwoordig kunnen geld kunnen lenen bij bijvoorbeeld postorderbedrijven tegen hoge rentes (van soms 20%). Mensen ontwikkelen torenhoge schulden en zijn daardoor niet in alle gevallen goed te helpen. Er ontstaat een groep mensen die vrijwel nergens meer terecht kan voor schuldhulp (kredietbank) en waarbij een beroep moet worden gedaan op allerlei noodvoorzieningen (noodpakketten van de voedselbank) om
51
mensen tenminste van eten te kunnen voorzien. Dit vraagt veel creativiteit en de inzet van instellingen als de thuiszorg, het maatschappelijk werk en charitatieve instellingen als Humanitas en het Leger des Heils. In het ergste geval worden deze mensen uit huis gezet als gevolg van hun schulden en raken uit beeld. Ook wordt regelmatig de stille armoede genoemd. Mensen schamen zich voor het beroep dat zij moeten doen op allerlei hulpverlenende instanties en regelingen. In sommige gevallen besluiten mensen zelfs dan maar geen gebruik te maken van de mogelijkheden, met als gevolg grotere krapte en schulden. Knelpunten in de dienstverlening rond armoede hebben veel met de schuldenproblematiek te maken. Instellingen geven aan dat de procedures voor hulp vaak lang duren, er zijn lange wachtlijsten en die tijd is er niet altijd. Maar eigenlijk zou de overheid ook zijn verantwoordelijkheid moeten nemen en kredietverstrekkers strengere regels opleggen vindt onder meer de voedselbank. Daarnaast maken veel instellingen zich zorgen over het niet-gebruik van allerlei regelingen en voorzieningen voor mensen met lage inkomens. Vaak is het gebrek aan kennis, maar ook de bureaucratie rond het aanvragen breekt veel mensen op. Als mensen niet gemakkelijk uit zichzelf komen, wie verwijst er dan? Veel instellingen die zich primair richten op armoede door bijvoorbeeld schuldhulp en gratis voedsel komen pas in beeld als de armoedeproblematiek al manifest aanwezig is. Het zijn vooral de organisaties die zich richten op een breed aandachtsgebied voor zorg en welzijn (zoals vrijwilligersorganisaties, maatschappelijk werk, scholen en (jeugd)artsen) die een belangrijke signalerende functie hebben en als het goed is cliënten doorverwijzen naar de juiste instantie. Maar ook daar ligt een knelpunt. Veel maatschappelijke instellingen weten wie er armoede lijdt, maar weten niet waarheen zij kunnen doorverwijzen. Ook de gemeente zou armoede hoger op de agenda kunnen plaatsen vindt een aantal instanties. Gemeenten zijn vaak van mening dat zij met de uitvoering van de wettelijke taken als kredietverstrekking, bijzondere bijstand en kwijtscheldingen voldoende doen. Maar ook al zeggen sommige gemeenten armoede een belangrijk thema te vinden, in de besteding van hun budget is daar niet altijd iets van terug te vinden (kredietbank en Arme Kant). De gemeentelijke vrijheid bij de besteding van geld is groot. Op het gebied van schuldhulpverlening ontbreekt het aan een duidelijke visie of beleid. De gemeenten zelf vinden dat zij hun handen vol hebben aan de uitvoering van hun wettelijke taken op het gebied van armoede. Daarnaast probeert een aantal gemeenten iets extra’s te doen voor de minima (zie §2.3). De verwachtingen van Groninger gemeenten van de provincie zijn beperkt. Terwijl sommige gemeenten liever geen provinciale inbreng zien, zien andere gemeenten een afstemmingtaak weggelegd. Te denken valt aan het afstemmen van het beleid, informatie rond projecten of onderzoek naar armoede op provinciaal niveau. Als voorbeeld kunnen verschillende andere provincies dienen. De meeste provincies waken ervoor de rol van de gemeente over te nemen, maar spelen graag een eigen rol als het om armoedebestrijding gaat. Naast de financiële ondersteuning van organisaties en gemeentelijke projecten, vervult een aantal provincies een duidelijke afstemmingsrol.
52
Bijlage III Samenvatting van de 'Evaluatie Armoedebeleid maart 2004 - november 2006', provincie Groningen, 2006.
53
54
Samenvatting van de 'Evaluatie Armoedebeleid maart 2004 - november 2006', provincie Groningen, 2006.
De conclusies uit de evaluatie zijn onderverdeeld in drie blokken: 1. Informatie-uitwisseling/deskundigheidsbevordering 2. Ondersteuning belangenorganisaties 3. Projecten gericht op de doelgroep 1. Informatie-uitwisseling/deskundigheidsbevordering Eén van de doelstellingen is om het armoedevraagstuk op de agenda’s te plaatsen c.q. te houden. De provincie heeft drie conferenties, die door externen zijn georganiseerd, financieel ondersteund. Alle drie hebben ze aan bovenstaande doelstelling voldaan. De provincie heeft één conferentie georganiseerd om met gemeenten van gedachten te wisselen over armoede. “Deze conferentie is als nuttig ervaren en er is een begin gemaakt met een (gemeentelijk) netwerk voor diegenen die beleidsmatig en uitvoerend bezig ij met het onderwerp”, aldus de evaluatie. Geconcludeerd wordt dat het zinvol is om het armoedevraagstuk via meerdere gremia onder de aandacht te (brengen) brengen. Als vervolgacties worden meegegeven om meer uitwisseling van good-practices te laten plaatsvinden en om in samenwerking met de Groninger gemeenten een tweede conferentie te organiseren om informatie uit te wisselen. De gemeente Groningen heeft eind november 2006 haar armoedebeleid vastgesteld. 2. Ondersteuning belangenorganisaties Om op een resultaatgerichte wijze belangenorganisaties te ondersteunen is in de afgelopen periode lastig gebleken. Hierin speelt de (relatief) nieuwe rol van zowel provincie als organisaties een rol. Voor het Groningen Netwerk Cliëntenraden Sociale Zekerheid geldt, dat sprake is geweest van een lange aanloopperiode. Het ondersteuningsaanbod van de provincie oor de Arme Kant Groningen/Drenthe is nauwelijks ingevuld. In 2005 en 2006 werd geen gebruik gemaakt van de ondersteuningsmogelijkheden. Redenen hiervoor liggen (volgens de koepel) bij de (meerdere) wisselingen in bestuur en organisatie. In de evaluatie wordt geconcludeerd dat de ondersteuning aan belangenorganisaties niet automatisch resultaten opgeleverd. Mogelijke vervolgacties richten zich onder andere op: de financiering op basis van output/resultaat en op basis van duidelijke afspraken; hernieuwde kennismaking met De Arme Kant… welke tot een intensievere samenwerking zou kunnen leiden. Deze samenwerking zou op basis van omschreven doelstellingen en output moeten worden vormgegeven. Regulering rond de voedselbanken. 3. Projecten gericht op de doelgroep Alle projecten die zijn ingezet, gericht op de doelgroep, zijn een succes gebleken. Het Thuisadministratieproject van Humanitas voorziet in een duidelijke behoefte. De resultaten zijn bovendoen boven verwachting goed. Educatieve Televisie wordt in de evaluatie aangehaald als “een goed voorbeeld van mediagebruik om de doelgroep te bereiken.
55
Uit de conferentie met gemeenten bleek immers ook dat het bereik soms lastig is. De serie programma’s is dermate geslaagd te noemen dat breder ingezet kan worden (scholen, organisaties, etc)”. In de uitgangspuntennotitie armoedebeleid van de provincie over 2004 – 2008 werd op ‘projecten gericht op de doelgroep’ smal ingezet, namelijk € 20.000,- per jaar. Uit de evaluatie blijkt dat juist met projecten veel bereikt kan worden. Vervolgacties richten zich dan ook op voortzetting en verbreding van projecten, zoals het Thuisadministratieproject. Maar ook moet worden bezien welke projecten nog meer geschikt zijn om uit te voeren in de provincie Groningen.
56
Bijlage IV Verslag bestuurlijk overleg Armoedebeleid, 30 mei 2007.
57
58
Verslag bestuurlijk overleg Armoedebeleid, 30 mei 2007.
Aanwezig: Mevrouw C.A.M. Mulder (gedeputeerde), Mevrouw W. Mansveld (statenlid), Mevrouw C. Jansen (weth. gemeente Loppersum), De heer P. Manning (weth. gemeente Appingedam), De heer H. te Velde (weth. gemeente Bedum), De heer M. Joostens (weth. gemeente Delfzijl), De heer F. Muurman (ambt. gemeente Menterwolde), De heer J. Velthuis (weth. gemeente Menterwolde), De heer K. van Leeuwen (weth. gemeente Scheemda) De heer H. Hemmes (weth. gemeente Pekela), De heer P. Verschuren (weth. gemeente Groningen), De heer H. Zeevalking (weth. gemeente Winsum), Mevrouw S. Mulder (dir. CMO Groningen), Mevrouw I. Ebels (CMO Groningen), Mevrouw A. de Smidt (provincie Groningen), De heer R. van Biessum (voorzitter), Mevrouw A. Visser (provincie Groningen, notuliste). Roelf van Biessum opent de vergadering om 13.40 en heet alle aanwezigen welkom. Hij geeft het woord aan mevrouw Mulder die een inleiding geeft over wat het doel van deze bijeenkomst is en armoede in de provincie Groningen Opbrengsten van deze bijeenkomst worden door Ilona Ebels van het CMO en Anuschka de Smidt verwerkt in het door hun op te stellen actieprogramma armoedebeleid 2008 – 2011 . Het doel van deze bijeenkomst is dat de provincie van de verschillende gemeenten wil horen wat hun visie is op de aanbevelingen van de Rapportagecommissie Armoedebeleid (2006) en op de provinciale rol t.a.v. armoedebeleid. Tevens wordt er gekeken of en hoe er meer ingezet kan gaan worden op samenwerking tussen de provincie en de gemeenten op het terrein van armoede. Het is niet de bedoeling dat de provincie de rol en het beleid van de gemeente gaat overnemen. De provincie wil aanvullend zijn op het beleid , waar mogelijk en nodig samenwerken met gemeenten en maatschappelijke instellingen, vooral bovenlokaal en gericht op versterking van beleid en projecten. De provincie heeft armoedebeleid als speerpunt benoemd. In voorgaande beleidsperiode was een beperkt budget beschikbaar ,te weten €75.000,00 per jaar. Uit evaluatie van het provinciaal armoedebeleid blijkt dat met name projecten succesvol zijn, bijvoorbeeld het Thuisadministratieproject van Humanitas. De provincie heeft nu, vanuit de algemene middelen, voor de komende vier jaar 2 miljoen euro gereserveerd (€ 500.000,00 per jaar). • • • • • • •
Mevrouw Mulder schetst armoede in de provincie Groningen: Is het inkomen het laagst van Nederland, te weten €19.000,-. 1 op de 4 inwoners in de provincie kan niet rondkomen. Er wordt vooral bespaard op vereniging, sport, hobby, vakantie en kleren. In Oost Groningen is de participatie en het inkomen het laagst 1 op de 3 inwoners heeft een te kort aan sociale contacten. Er zijn veel éénoudergezinnen. 1 op de 5 van de jongeren gebruikt cannabis.
59
De knop moet om van kansarm naar kansrijk. Hoe kan de provincie daarin ondersteunen? Het beleid dat gevoerd gaat worden is in samenspraak met de gemeenten. Mevrouw Wilma Mansveld geeft een toelichting op de uitkomsten van de Rapportagecommissie armoedebeleid. De Rapportagecommissie heeft in kaart gebracht wat armoede is, hoe armoede in de provincie Groningen beleefd wordt en hoe armoede zich manifesteert. Vervolgens zijn door de Rapportagecommissie 19 aanbevelingen opgesteld die gericht zijn op de provinciale rol bij armoede en armoedebestrijding. De Rapportagecommissie is als onderdeel van haar onderzoek de provincie ingegaan en kwam tot onder andere de volgende conclusies: • • •
In armoede raken kan snel. Het gemak van het lenen en hoe snel mensen daardoor in de armoedeval kunnen terechtkomen. Sociale uitsluiting die met armoede gepaard kan gaan. Het is de Rapportagecommissie opgevallen dat de gemeenten en provincie in het noorden veel dichter bij elkaar staan dan in de rest van Nederland. De statenleden zijn statenbreed bezig met armoede. Graag willen zij weten hoe de gemeenten tegen de 19 aanbevelingen kijken. Blok 1
Provincie en gemeenten.
Inleidend: Het armoedebeleid is primair een taak van het rijk en de gemeenten. Provinciaal armoedebeleid kan en mag het gemeentelijk en landelijk (minima)beleid niet doorkruisen. De centrale vraag die bij de aanbevelingen onder dit blok wordt gesteld is: “Wat kunnen provincie en gemeenten gezamenlijk meer doen op het terrein van de armoedeproblematiek.” De antwoorden van gemeenten op deze centrale vraag samengevat: • Armoedebeleid als gezamenlijke activiteit tussen provincie en gemeente is prima, er is vraag/ behoefte aan voorlichtende activiteiten, daarin kan de provincie een rol vervullen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld voorlichting aan basisscholen (bij uitstek in groep 8) • Armoedebeleid is nu veelal gericht op symptoombestrijding, de inzet vanuit de provincie zou zich daarom moeten richten op voornamelijk preventiegerichte projecten en activiteiten. • Er ligt een duidelijke relatie met prestatievelden binnen de WMO. Dit betekent dat ook de portefeuillehouders Welzijn betrokken moeten worden bij armoedebeleid. • Belangrijk is om de doelgroep helder te definiëren en om de doelgroep beter in beeld te krijgen, ook in relatie met de WMO. • Het gaat dus ook om de vindplaatsen van de doelgroep, van armoede. • Afstemming en harmonisatie tussen de verschillende gemeentelijke projecten en gemeentelijk beleid is gewenst. De provincie kan op zoek gaan naar structurele verbeteringen: wat werkt wel en wat werkt niet? Dus inzet op best practices is een goede aanbeveling. • Er is behoefte om als gemeenten informatie met elkaar uit te wisselen. • Armoedebeleid moet breed worden gezien. Er liggen relaties met bijvoorbeeld onderwijs, werkgelegenheid, participatie en WMO. De provincie kan de taken
60
• • • 1. 2. 3.
van de gemeenten aanvullen. De gebiedsgerichte aanpak biedt hierbij belangrijke aanknopingspunten. Als suggestie wordt meegegeven dat er over de gemeentegrenzen heen gekeken moet worden en projectmatig gedacht. Schep als provincie geen verwachtingen die je niet waar kunt maken. Hou het als provincie zo praktisch mogelijk. Over een drietal aanbevelingen wordt doorgesproken, te weten: Aansluiten bij de gebiedsgerichte samenwerking. Dit wordt door gemeenten van harte onderschreven. Inventariseren en beschrijven van succesvolle projecten en deze ter beschikking stellen van gemeenten en maatschappelijke instellingen. Gemeenten sluiten zich bij de strekking van deze aanbeveling aan. Inzetten van een tweejaarlijkse armoedemonitor. Gemeenten achten een dergelijke monitor zinvol, waarbij wel een aantal suggesties worden meegegeven, te weten: veel gegevens zijn al voorhanden zijn; de vraag die nog beantwoord moet worden is of gegevens uit het sociaal rapport voldoen aan de monitoringsvraag of; dat er nog extra moet worden ingezet op monitoring. Er moet een wisselwerking ontstaan tussen de gemeenten. Zij voeren immers het armoedebeleid. De heer Van Biessum vat samen: De bereidheid tot samenwerking is groot, de teneur is dat men blij is met het initiatief van de provincie. De mogelijkheden die provinciaal armoedebeleid kan bieden wordt gezien als kans en mogelijkheid tot verbreding. Inzet op preventieve activiteiten wordt als belangrijk aandachtspunt meegegeven, dit geldt ook voor de relatie tussen armoede en de WMO, het gebruik maken van de gezamenlijke kennis en de inzet op en gebruik maken van de gebiedsgerichte samenwerking.
Blok 2
Provincie en maatschappelijke instellingen.
Inleidend: Het maatschappelijk middenveld vervult een belangrijke functie bij het verminderen van de armoedeproblematiek. Vanuit provinciaal niveau kunnen deze instellingen gesteund worden om hun dienstverlening te verdiepen en/of uit te breiden. Ook kan de provincie vernieuwende activiteiten stimuleren door deze tijdelijk voor haar rekening te nemen (pilotprojecten). •
•
De visie van gemeenten op de aanbevelingen onder dit blok samengevat: Het instellen van een Fonds Armoedebestrijding wordt als kans ervaren. De vragen die opgeworpen worden zijn: Hoe ga je je geld inzetten? Kan onderscheidt worden aangebracht tussen curatieve en preventieve activiteiten en projecten? Werk waar mogelijk zo veel mogelijk samen met verschillende instanties.. Zorg als provincie dat middelen uit het Fonds niet te veel versnipperd wordt ingezet. Focus op een aantal speerpunten. Het Fonds kan bij uitstek worden ingezet op de versterking van best practices maar ook op het vinden van nieuwe activiteiten. Over de aanbeveling “het samenstellen van lespakketten die gericht zijn op voorlichting en gedragsbeïnvloeding op het terrein van o.a. budgetbeheer voor leerlingen in het basis (in het bijzonder groep 8) en voortgezet onderwijs” wordt
61
•
•
•
• •
opgemerkt dat veel onderwijsinstellingen deze pakketten al gebruiken en dat gemeenten daarin veelal ook bijdragen. De rol voor de provincie kan gelegen zijn in het onderzoeken waar nog hiaten in de provincie zijn en in voorkomende gevallen ondersteunen bieden door het beschikbaar stellen van deze pakketten. Door de gemeenten wordt de inzet van de provincie op “een integrale aanpak op buurt- of dorpsniveau van welzijn, onderwijs, arbeidsreïntegratie, sociale activering, hulpverlening en bewonersorganisaties ondersteunt die zijn gericht op de “sociale herovering” van de buurt” onderschreven. De provincie doet dit door in de nieuwe provinciale welzijnsnota (2009 – 2012) de inzet van de provincie op dit punt uiteen te zetten. Over de aanbeveling: “het extra aandacht besteden aan initiatieven die gericht zijn op vrijwillige hulp- en dienstverlening aan de doelgroep” geven gemeenten aan dat het geen voorkeur verdient om direct voedselbanken e.d. te ondersteunen. Gemeenten zijn het eens met het standpunt van de provincie dat ingezet kan worden op de koepel van de Stichting Noordelijke Voedselbanken. Mogelijke provinciale inzet op een project vroegsignalering van armoedeproblematiek wordt door gemeenten ondersteunt, evenals extra aandacht of ondersteuning van al lopende projecten zoals het Thuisadministratieproject van Humanitas en Educatieve Televisie. Inzet van de provincie op het beschrijven van het succesvolle ‘Woonkansproject’ van de gemeente Groningen en deze ter beschikking stellen van gemeenten en maatschappelijke instellingen wordt door gemeenten gedragen. Door gemeenten wordt bij dit blok nogmaals benadrukt dat een preventieve inzet bij projecten de voorkeur verdient. De focus moet bij projecten ook liggen op participatie en het goed in beeld krijgen van de doelgroep en de vindplaats. Blok 3
Provincie en doelgroep.
Inleidend: Naast de rol die de provincie kan vervullen in (aanvullende) ondersteuning van gemeenten en maatschappelijke instellingen, is er volgens de Rapportagecommissie ook een (beperkte) rol in relatie tot de doelgroep mogelijk. Hierbij gaat het vooral om het ondersteunen van (zelf)organisaties voor belangenbehartiging, voorlichting en (onderlinge) dienstverlening. Maar de Rapportagecommissie ziet ook mogelijkheden om directe steun te verlenen. •
•
De visie van gemeenten op de aanbevelingen onder dit blok samengevat: Over de eerste twee aanbevelingen in dit blok, het versterken en begeleiden van vrijwilligersorganisaties en het stimuleren, faciliteren en ondersteunen van het provinciaal platform van cliënten van CWI e.d., zijn gemeenten van mening dat dit voornamelijk een gemeentelijke aangelegenheid is. Ook hierin kan de WMO ondersteuning bieden. Immers, in het kader van de Wmo worden per gemeenten ook weer de structuur met betrekking tot participatie, advies en behartiging opnieuw bekeken. De provinciale rol, zo stellen de gemeenten, richting deze twee aanbevelingen richt zich op het ondersteunen van deskundigheidsbevordering, informatie en voorlichting aan voornoemde groepen. Dit sluit goed aan bij de huidige inzet van de provincie, namelijk de ondersteuning van Zorgbelang (krijgt subsidie). Over het voorstel om een provinciale kortingspas voor het openbaar vervoer in te stellen wordt vanuit de provincie gemeld dat mogelijkheden momenteel onderzocht worden (door economische zaken/mobiliteit). Gemeenten plaatsen vraagtekens bij de effectiviteit van een dergelijke pas. Als suggesties worden aan de provincie meegegeven dat:
62
uitsplitsing en inzet op doelgroepen wellicht raadzaam is. Uit onderzoek blijkt namelijk dat met name in de categorie 16- en 17-jarigen die een MBOopleiding volgen knelpunten met betrekking tot vervoer aanwezig zijn; aanvullend hierop stellen gemeenten dat de provincie zich bij de uitwerking van alle aanbevelingen zoveel kan richten op de jongeren (participatie, activering, boeken, vervoer etc.); gekeken zou kunnen worden naar uitbreiding van de CJP. • •
Op de aanbeveling om een provinciaal sportfonds in te stellen wordt positief door gemeenten gereageerd. Overleg met het Huis voor de Sport over een dergelijk sportfonds worden momenteel door de provincie al gevoerd. Ook de laatste aanbeveling, het initiatief van de landelijke Stichting Leergeld ondersteunen om tot een lokale/regionale stichting in onze provincie te komen, wordt door gemeenten als positief beoordeeld. Ondertussen hebben zich een aantal regionale/lokale stichtingen bij de provincie gemeld. Het is de bedoeling dat er uiteindelijk één gezamenlijke aanvaag voor de provincie wordt opgesteld door de stichtingen. Gemeenten geven aan het op prijs te stellen als de provincie aan gemeenten terugkoppelt met welke stichtingen wordt gesproken en wat de koers met betrekking tot deze aanbeveling zal zijn. Tot slot wordt de vraag gesteld door de provincie over inzet op het niet-gebruik van bestaande voorzieningen. De provincie denkt aan het opzetten van een systeem waarin burgers zelf kunnen berekenen of men wel of niet voor bepaalde regeling/voorziening in aanmerking komt. Provinciale inzet op het ‘niet-gebruik’ wordt door gemeenten zeer op prijs gesteld. Gewezen wordt op: www.inzicht.nl; combinatie met zorgloketten (INVIS); de mogelijkheden van de FNV. Die bieden een (vooralsnog) gratig programma. De heer van Biessum beëindigt het overleg om 16.00 uur met de constatering dat deze middag een goed beeld heeft opgeleverd op de centrale vraag wat provincie en gemeenten gezamenlijk meer kunnen doen op het terrein van de armoedeproblematiek. Ook zijn alle aanbevelingen van de Rapportagecommissie armoedebeleid deze middag doorgesproken. Er liggen kansen en mogelijkheden om armoedebeleid te verbreden. Afgesproken wordt dat terugkoppeling in eerste instantie plaatsvindt via dit verslag. Reacties van de afwezige gemeenten worden gevraagd naar aanleiding van dit verslag. Eind augustus gaat een provinciaal actieprogramma armoede naar de staten Het overleg wordt afgesloten met de afspraak dat armoedebeleid een terugkerend agendapunt van overleg zal zijn, onder andere in de gebiedsgerichte samenwerking.
63