Actieplan Beleidsonderzoek Natuur en Landschap Lijst van voorgestelde acties 1. In de zones rondom natuurgebieden is het zinvol om te streven naar een milieuvriendelijke landbouw. In de gebieden Westerwolde, Gorecht en Zuidelijke Westerkwartier zien wij kansrijke mogelijkheden voor de koppeling van biologische landbouw met (het beheer van) de EHS. Wij willen onderzoeken op welke manier begeleide inplaatsing nuttig en zinvol is t.b.v. inplaatsing van biologische melkveehouderijbedrijven. 2. Het natuur- en landschapsbeleid wordt in concrete beleidsdoelstellingen vastgelegd in het Provinciaal Uitvoeringsprogramma Gebiedsgerichte Inrichting Landelijk Gebied, dat jaarlijks aan de Staten wordt voorgelegd. 3 en 7. In het najaar van 2002 wordt u met betrekking tot intensivering van de realisering van de EHS een voorstel gedaan voor de inzet van middelen en instrumenten. Daarnaast wordt in een rapportage de stand van zaken en de voortgang realisering EHS geschetst. 4. De waterschappen kunnen met waterkansenkaarten aangeven waar vanuit hydrologisch oogpunt kansen liggen voor de ontwikkeling van de functie natuur. We onderzoeken met de waterschappen of prioriteit kan worden gegeven aan de ontwikkeling van een waterkansenkaart in de provincie Groningen. 5. In overleg met het Informatiepunt Landelijk Gebied wordt een programma opgesteld om alle mogelijkheden voor beheer van natuur en landschap door agrariërs te stimuleren. Er zal gerichte voorlichting plaatsvinden per gebied door middel van themaavonden om agrariërs op de mogelijkheden te wijzen. We zullen nagaan in hoeverre we aan de gerichte acquisitie opnieuw vorm kunnen geven. 6. De provincie zal er bij het rijk op blijven aandringen om een meer structurele, langjarige financiering door te voeren voor projecten op het gebied van natuur en landschap. Verder zullen we onze inzet ook meerjarig begroten, bij voorkeur gekoppeld aan een collegeperiode. 8. Het landschappelijk raamwerk wordt per regio in samenwerking met de gemeenten uitgewerkt. Deze komen in de loop van dit jaar gereed. Het landschappelijk raamwerk vervult een agenderende functie voor de door de gemeenten op te stellen structuur- en bestemmingsplannen. De mogelijkheden die het Structuurschema Groene Ruimte 2 in dat verband biedt zullen optimaal worden benut. 9. De provincie is niet in de positie om andere overheden bij haar verantwoording af te laten leggen. Wij zetten ons samen met natuur- en landschapsbeherende organisaties in om goede resultaten te boeken. Natuurbeherende organisaties maken gebruik van project- en budgetfinancieringen. In de project- en budgetfinancieringen worden zoveel mogelijk concreet verwachte resultaten opgenomen. Wij spreken de organisaties aan op de behaalde resultaten. Relevante rapportages zullen wij ter beschikking stellen aan Provinciale Staten. 10. De huidige samenwerking met betrokken diensten is goed. In de relatie van de provincie met haar partners wordt alert ingespeeld op de veranderingen in beleid, regelingen, subsidies, wetgeving etc. die van belang zijn voor de samenwerking. 11. De monitoringsystematieken voor diverse regelingen worden op dit moment op Rijksniveau nader uitgewerkt. Het monitoringprogramma moet voorzien in de behoefte aan kennis die nodig is om het beleid te kunnen evalueren en effectief aan te passen. De monitoringgegevens moeten op een overzichtelijke wijze beschikbaar komen voor de provincies.
1
Reactie op de aanbevelingen uit het beleidsonderzoek Natuur en Landschap onder de loep 1. "Aanbevolen wordt om samen met andere organisaties en overheden de belangrijkste oorzaken van kwalitatieve achteruitgang van natuur en landschap namelijk verzuring, vermesting en verdroging met grote voortvarendheid aan te pakken. Ten aanzien van de eerste twee aspecten is met name het Rijksen Europees beleid bepalend, doch de effecten daarvan zullen - zo is de verwachting- nog jaren op zich laten wachten. Omdat de ecologisering van de landbouw daarbij het grootste speerpunt dient te zijn, zou de provincie voor de gebieden grenzend aan de EHS langdurige experimenten op moeten zetten ter stimulering daarvan." De kwalitatieve achteruitgang van natuur- en landschapswaarden is inderdaad een proces wat al in het begin van de 20e eeuw is ingezet en nog steeds niet ten goede is gekeerd. Dit is eveneens geconstateerd in het rapport Toestand van de Natuur in de provincie Groningen. De oorzaken zijn zeer divers. De belangrijkste zijn: een veel intensievere agrarische bedrijfsvoering (o.m. mechanisatie, schaalvergroting, gebruik kunstmest en bestrijdingsmiddelen), areaalvermindering door bebouwing, bebossing en infrastructuur en wijziging van de waterhuishouding. De positieve effecten van met name het gewijzigde natuur- en waterbeleid dat in de jaren 90 is ingezet, zijn nu helaas nog niet zichtbaar. Dat is geen excuus om af te wachten, integendeel, verzuring, vermesting, verdroging en versnippering (rapport milieudoelen op de vensterbank) zijn nog steeds belangrijke oorzaken van achteruitgang van de natuur. In het RIVM rapport uit 2001 "Knelpuntenanalyse van milieudruk in relatie tot de provinciale natuurdoelen" worden onder meer de volgende conclusies getrokken: • Voor de realisatie van natuurdoeltypen zijn -indien deze overal onverkort nagestreefd wordenveelal generieke milieumaatregelen nodig die gericht zijn op de landelijke vermindering van de milieudruk door grondwaterstand, stikstofdepositie en potentieel zuurdepositie in een groot deel van Nederland. • De reductie van de ammoniak emissie binnen de EHS en zonering rond natuurgebieden zijn effectieve gebiedsgerichte maatregelen gericht op vermindering van de milieudruk door stikstofdepositie. De effectiviteit neemt toe naarmate zonering op grotere schaal wordt ingezet en de landelijke milieudruk generiek verminderd wordt. Hieruit blijkt dat rondom natuurgebieden zeker wat valt te bereiken, maar dat met name generieke maatregelen bepalend zijn voor de kwaliteit. Het stimuleringsbeleid in milieubeschermingsgebieden, zoals wij dat de afgelopen jaren hebben ingezet, is een van de maatregelen om de effecten van verzuring, verdroging en vermesting in natuurgebieden te beperken. De milieubeschermingsgebieden omvatten in veel gevallen de directe beinvloedingsgebieden van natuurgebieden. In de milieubeschermingsgebieden worden maatregelen gestimuleerd die gericht zijn op het bereiken van een bijzondere milieukwaliteit. Deze bijzondere milieukwaliteit is afgestemd op de eisen die natuurwaarden in het natuurgebied stellen aan de milieukwaliteit. Het stimuleringsbeleid is vastgelegd in een jaarlijks door het College vast te stellen Uitvoeringsprogramma Gebiedsgericht Milieubeleid. De statencommissie adviseert over dit programma. Hierin zijn maatregelen opgenomen voor landbouwbedrijven onder meer gericht op het terugdringen van mineralenoverschotten, vermindering van het bestrijdingsmiddelengebruik, zuinig omgaan met water en de aanleg van helofytenfilters. Het gaat hierbij om maatregelen waarmee de waarden en het gebruik verder worden teruggebracht dan de landelijke norm. De oorzaken van vermesting, verdroging en verzuring hebben voor een deel te maken met de uitoefening van de gangbare landbouw. Er wordt u binnenkort een beleidsnotitie landbouw voorgelegd. Hierin vormt duurzame landbouw een speerpunt. Wij vermoeden dat met 'de ecologisering van de landbouw' een meer duurzame en wellicht ook biologische landbouw wordt bedoeld. Wij hebben dit in de beleidsnotitie landbouw als volgt verwoord: "Wij zien een ontwikkeling waarbij de landbouw deel uitmaakt van een groene ruimte die voor iedereen is. Een goede afstemming tussen de diverse beleidsvelden die te maken hebben met het
2
landelijk gebied is daarom van groot belang. Voor de ontwikkeling van dat platteland is een duurzame landbouw van groot belang. Die duurzame landbouw zal zich, in het algemeen, echter niet meer uitsluitend kunnen richten op de productie van goed en veilig voedsel, maar zal meer en meer aandacht voor het landschap in al zijn facetten moeten hebben. Een verbreding van het agrarisch ondernemerschap is daarom van belang. De landbouwsector moet, evenals andere sectoren, een verdergaande slag maken naar een meer duurzame sector. Er is al veel bereikt in de afgelopen jaren, maar op onderdelen kan het beter. Duurzaamheid heeft daarom in de afgelopen jaren een belangrijke rol gespeeld in ons landbouwbeleid. Duurzaamheid is daarmee niet een apart thema, maar maakt integraal onderdeel uit van ons beleid." In de notitie wordt onderscheid gemaakt in ecologische, sociale en economische duurzaamheid. Met ecologische duurzaamheid wordt bedoeld het terugdringen van emissies tot een aanvaardbaar niveau voor het ecosysteem en extensivering van het grondgebruik. In de veehouderij gaat het ook om normen op het terrein van dierenwelzijn en diergezondheid. Wat betreft de biologische melkrundveehouderij zien wij kansen in de regio's West en Centraal met name in het Zuidelijk Westerkwartier en Gorecht. Koppeling van de biologische landbouw met (het beheer van) de EHS zien wij hier, evenals in Westerwolde, als een kansrijke mogelijkheid. In Westerwolde zien wij met vertrouwen de ontwikkeling van een tak biologische melkgeiten, gekoppeld aan de EHS, tegemoet. Ook voor de gangbare sector is een koppeling met de EHS trouwens van belang. Voorstel actie: In de zones rondom natuurgebieden is het zinvol om te streven naar een milieuvriendelijke landbouw. In de gebieden Westerwolde, Gorecht en Zuidelijke Westerkwartier zien wij kansrijke mogelijkheden voor de koppeling van biologische landbouw met (het beheer van) de EHS. Wij willen onderzoeken op welke manier begeleide inplaatsing nuttig en zinvol is t.b.v. inplaatsing van biologische melkveehouderijbedrijven. Deze actie (Inplaatsing biologische bedrijven) wordt uitgevoerd door de promotor biologische landbouw. Doelstelling is om hier binnen het lopende project van de promotor duidelijkheid over te krijgen.
2. "De beleidsdoelstellingen ten aanzien van natuur en landschapsontwikkelingen zouden concreter geformuleerd moeten worden. Op deze wijze zijn we beter in staat om periodiek, bijvoorbeeld een keer in de vier jaar, het beleid te toetsen." Het concreet formuleren van beleidsdoelstellingen wordt verder verbeterd. Het gaat daarbij om zowel kwalitatieve als kwantitatieve doelstellingen. Diverse subsidieregelingen, onder meer PLOP, vereisen een toetsing van het doelbereik, waarbij een concrete doelstelling vooraf is vastgesteld. Daarnaast is het Rijk in 2000 gestart met een bestuursovereenkomst en een uitvoeringscontract met de provincies. Hierin worden concrete doelstellingen afgesproken. De provincies worden daarna 'afgerekend' op het behalen van de doelstellingen. Hiervoor wordt op dit moment in Ipo verband gewerkt aan een evaluatie - en monitoringsystematiek. Op dit moment wordt gewerkt aan de vertaling van het beleid in concrete doelstellingen, zowel kwalitatief als kwantitatief. Dat is niet eenvoudig, enerzijds omdat jarenlang de maatregelen en bijbehorende middelen sturend waren en anderzijds omdat met name kwalitatieve doelstellingen lastig in meetbare eenheden te vatten zijn. De systematiek is daarom nog niet volledig uitgewerkt. In het Provinciaal Uitvoeringsprogramma Gebiedsgerichte Inrichting Landelijk Gebied 2002 (PUP) is de eerste aanzet gegeven en staan reeds concrete beleidsdoelstellingen aangegeven. Op basis hiervan worden rijksmiddelen ingezet en zal worden getoetst op het bereiken van de doelstelling. Er is sprake van een 'groeimodel': Steeds meer regelingen en afspraken met het Rijk zullen in concrete beleidsdoelstellingen worden vervat. Het natuur- en landschapsbeleid wordt door ons in concrete beleidsdoelstellingen vastgelegd in het Provinciaal Uitvoeringsprogramma Gebiedsgerichte Inrichting Landelijk Gebied, dat jaarlijks aan de Staten wordt voorgelegd.
3
Voorstel actie: Het natuur- en landschapsbeleid wordt in concrete beleidsdoelstellingen vastgelegd in het Provinciaal Uitvoeringsprogramma Gebiedsgerichte Inrichting Landelijk Gebied, dat jaarlijks aan de Staten wordt voorgelegd.
3 en 7 3. "De provincie moet voor de realisering van de EHS de haar ter beschikking staande middelen en instrumenten actiever gaan inzetten, waarbij in het uiterste geval onteigening niet moet worden uitgesloten. Zodoende kan gekomen worden tot aaneengesloten gebieden waar recht kan worden gedaan aan het natuurbeheer en de natuurontwikkeling met het daarbij behorende water- en peilbeheer." 7. "Bij de financiering van de EHS moet meer rekening worden gehouden met de geleidelijk oplopende kosten van het terreinbeheer. Gelet op afspraken met het Rijk over de invulling van de EHS zal het Rijk moeten worden aangesproken op het tijdig beschikbaar stellen van financiële middelen voor zowel de aankoop als ook het beheer. Mocht blijken dat het Rijk deze verplichtingen niet of onvoldoende nakomt dan zal de provincie moeten aangeven welke alternatieven er dan zijn om de doelstelling van de EHS te halen." Deze aanbevelingen heeft u verder aangescherpt met de aanvaarding van de motie op 12 december 2001: MOTIE PS van Groningen in vergadering bijeen op 12 december 2001 Overwegende dat • • • •
het natuur- en landschapsbeleid in de provincie Groningen weliswaar gedeeltelijk succesvol is doch een duurzaam behoud, herstel en ontwikkeling van alle in de provincie aanwezige karakteristieke en waardevolle natuur- en landschapselementen nog niet gerealiseerd is; de kwaliteit van de EHS gebieden door verzuring, eutrofiëring en verdroging vooralsnog als matig wordt beschouwd; de realisering van de EHS zo min mogelijk vertraging dient op te lopen; de aanbevelingen in het rapport 'Natuur en landschap onder de loep' op dit punt aanscherping behoeven;
Spreken uit: • • •
mogelijkheden te onderzoeken voor voorfinanciering uit provinciale middelen ter versnelling van de grondverwervingprocedures; vanuit de provinciale regierol prioriteit te geven aan een gerichte besteding van bestaande middelen bij de aankoop van gronden zodat zo spoedig mogelijk aaneengesloten natuur ontstaat waar actieve regie op gevoerd kan worden; in het kader van de EHS het instrument van onteigening toe te passen bij grondverwerving bij de afronding van een gebied;
en gaan over tot de orde van de dag. De aanbevelingen en de motie hangen samen en zijn in lijn met de actiepunten die zijn voortgekomen uit de Provinciale Nota Grondbeleid. Per brief aan de Statencommissie RWG (4/10/2001) hebben wij naar aanleiding van de nota 4 actiepunten geformuleerd:
4
•
Wij willen de provinciale middelen voor de EHS-grondverwerving actiever inzetten, bijvoorbeeld door vormen van voorfinanciering. Wij zullen de mogelijkheden hiervoor nader uitwerken. • Nadat er op rijksniveau meer duidelijkheid is gegeven over de mogelijkheden voor onteigening zullen wij deze mogelijkheden voor onze provincie verder uitwerken. • Zodra het nadere onderzoek op rijksniveau over de openruimte heffing is afgerond zullen wij deze mogelijkheden voor onze provincie verder uitwerken. • Wij zullen de interne beheersmatige aspecten en de administratieve organisatie van een actief grondbeleid nader uitwerken en voorleggen aan uw commissie. Hierbij worden het toekomstig samenwerkingsverband tussen provincie en DLG en de integraliteit van het provinciaal grondbeleid nadrukkelijk aan de orde gesteld. Intussen heeft een interne werkgroep grondbeleid van ons de opdracht gekregen om de actiepunten verder uit te werken en in het najaar van 2002 met een uitgewerkt voorstel te komen. Prioriteit hebben de actiepunten 1, 2 en 4. Een voorstel voor de inzet van middelen (bijv. voorfinanciering) en instrumenten (o.m. onteigening) zal hier deel van uitmaken. In samenhang hiermee zal u een rapportage worden voorgelegd over de stand van zaken en voortgang realisering van de EHS. Daar waar afspraken zijn gemaakt met betrekking tot vrijwilligheid, zoals in landinrichtingsprojecten, worden deze gehandhaafd. Voorstel actie: In het najaar van 2002 wordt u met betrekking tot intensivering van de realisering van de EHS een voorstel gedaan voor de inzet van middelen en instrumenten. Daarnaast wordt in een rapportage de stand van zaken en de voortgang realisering EHS geschetst.
4 "Bij de begrenzing van natuurgebieden (EHS) zou meer rekening moeten worden gehouden met ondergrondse waterstromen." De ecologische hoofdstructuur is in principe reeds begrensd. Het hydrologisch systeem is een van de belangrijke peilers geweest bij deze begrenzing. Er is gebruik gemaakt van kwel- en infiltratiekaarten en in sommige gebieden is uitgebreid hydrologisch onderzoek verricht, zoals in Gorecht en Westerwolde. Bij de besluitvorming over de begrenzing van de EHS is altijd getracht tot een zorgvuldige en evenwichtige belangenafweging te komen, waarbij ook andere factoren een rol hebben gespeeld dan uitsluitend de hydrologie. Het beperkte aantal beschikbare hectares heeft onder meer geleid tot prioriteiten en keuzes. En verder heeft het draagvlak bij agrariërs bij de begrenzing een grote rol gespeeld. In de praktijk kwam men echter vaak tot elkaar. De nattere gebieden bleken voor de agrariërs niet de meest aantrekkelijke landbouwgebieden. De EHS ligt nu dus voor een groot deel wel op de plaatsen waar dat ook vanuit hydrologisch oogpunt is gewenst, maar niet overal en we kunnen ook niet op alle hydrologisch interessante plaatsen EHS realiseren. De waterschappen hebben onlangs het instrument waterkansenkaart ontwikkeld. Daarmee kunnen zij aangeven waar vanuit hydrologisch oogpunt kansen liggen voor de ontwikkeling van functies zoals natuur, landbouw en bebouwing. De waterkansenkaart kan zeer bruikbare informatie opleveren bijvoorbeeld bij de uitwerking van robuuste verbindingszones, ecologische verbindingszones of mogelijke herbegrenzing van de EHS. De waterkansenkaarten zullen door de waterschappen voor de hele provincie worden ontwikkeld. Dit zal enige tijd in beslag nemen. We willen voorstellen om samen met de waterschappen te onderzoeken of prioriteit kan worden gegeven aan de waterkansenkaarten. Voorstel actie: De waterschappen kunnen met waterkansenkaarten aangeven waar vanuit hydrologisch oogpunt kansen liggen voor de ontwikkeling van de functie natuur. We onderzoeken met de waterschappen of prioriteit kan worden gegeven aan de ontwikkeling van een waterkansenkaart in de provincie Groningen.
5
5 " De provincie dient te bevorderen dat het natuurbeheer vaker wordt toevertrouwd aan agrariërs. Ondersteuning van de agrarische natuurverenigingen is hierbij gewenst. Het bevorderen van mogelijkheden tot een duurzame landbouw, bijvoorbeeld in relatie tot beoogde waterkwaliteit, past ook in dit streven. Bij projecten voor weidevogelbeheer zal meer aandacht moeten komen voor de gebiedsomvang en de gewenste vorm van beheer." Bij natuurbeheer kan onderscheid worden gemaakt tussen natuurbeheer in (nieuwe) reservaatsgebieden en natuurbeheer in het witte gebied. Natuurbeheer in (nieuwe) reservaatsgebieden: In het Provinciale gebiedsplan Programma beheer is het beheer van (nieuwe) natuurgebieden door agrariërs in principe overal mogelijk gemaakt. Het beheer van natuurgebieden door agrariërs behoort dus tot de mogelijkheden, maar de huidige praktijk is dat het natuurbeheer van (nieuwe) reservaatsgebieden gebeurt door professionele terreinbeherende organisaties (SBB, NM, GL). Zij schakelen bij het beheer veel agrariërs in. We zijn van mening dat deze huidige praktijk goed werkt. Beheer van natuur en landschap in het witte gebied: Op dit moment spelen agrariërs en agrarische natuurverenigingen al een belangrijke rol bij het beheer van natuur en landschap in het witte gebied. Daarbij gaat het vooral om natuur- en landschapswaarden die gebonden zijn aan agrarische landschappen en afhankelijk zijn van (extensief) agrarisch grondgebruik. De beschikbare mogelijkheden (Programma Beheer, stimuleringsprojecten) worden niet overal benut. Daarom willen we door gerichte voorlichting de beschikbare mogelijkheden onder de aandacht brengen van de boeren. De onbenutte mogelijkheden worden op dit moment geïnventariseerd en in overleg met het Informatiepunt Landelijk Gebied wordt een programma opgesteld om alle mogelijkheden voor beheer van natuur en landschap door agrariërs te stimuleren. Er zal gerichte voorlichting plaatsvinden per gebied, door middel van thema-avonden om de agrariërs op de mogelijkheden te wijzen. Dit zal worden uitgevoerd door de provincie in samenwerking met DLG. Met de invoering van Programma Beheer en de beschikking daarover door Laser is de gerichte acquisitie (individuele benadering van boeren via 'keukentafelgesprekken') komen te vervallen. Wij zullen nagaan in hoeverre de provincie de gerichte acquisitie opnieuw vorm kan geven. Investeringen in agrarisch natuurbeheer Er zal zorgvuldig gekeken moeten worden waar en hoe in agrarisch natuurbeheer geïnvesteerd wordt. Het gaat hier met name om een landelijke problematiek. Aanleiding voor een zorgvuldige afweging hiervan vormen de resultaten uit het onderzoek van de Wageningen Universiteit naar de effectiviteit van het agrarisch natuurbeheer in Nederland. In 2002 wordt gestart met de landelijke evaluatie van Programma Beheer. Wij zullen hiervoor onze punten inbrengen. Over het bevorderen van duurzame landbouw en waterkwaliteit zijn we in voorgaande punten ingegaan. Voorgestelde actie: In overleg met het Informatiepunt Landelijk Gebied wordt een programma opgesteld om alle mogelijkheden voor beheer van natuur en landschap door agrariërs te stimuleren. Er zal gerichte voorlichting plaatsvinden per gebied door middel van thema-avonden om agrariërs op de mogelijkheden te wijzen. Wij zullen nagaan in hoeverre we aan de gerichte acquisitie opnieuw vorm kunnen geven.
6. "Voor de witte gebieden moet, samen met het rijk, worden gezocht naar meerjarige, structurele financiering van projecten en beheerstaken. De kortlopende en/of eenmalige projectencultuur moet worden doorbroken." Het onderzoek geeft aan dat de kortlopende projectstructuur ten koste gaat van de continuïteit van het beheer van natuur en landschap en het draagvlak bij de boeren. Voor een deel kunnen wij niet zo veel
6
aan dit probleem doen, omdat rijks- en Europese programma’s de belangrijkste financieringsstromen zijn en de financieringssystematiek van EU-programma's ligt bijvoorbeeld vast. Wel zijn wij in overleg met het rijk bezig om steeds langjariger te begroten. In het komende PUP wordt voor 4 jaar geprogrammeerd. Hierin is onder meer de SGB-regeling opgenomen (subsidieregeling gebiedsgericht beleid). Dit biedt de mogelijkheid om meerjarige projecten te programmeren maar het doorbreekt de kortdurende projectstructuur nog niet voldoende. Daarnaast zullen wij onze co-financieringsmiddelen meerjarig begroten. Voorgestelde actie: De provincie zal er bij het rijk op blijven aandringen om een meer structurele, langjarige financiering door te voeren voor projecten op het gebied van natuur en landschap. Verder zullen we onze inzet ook meerjarig begroten, bij voorkeur gekoppeld aan een collegeperiode.
8. "Gemeenten dienen gestimuleerd te worden om te komen tot landschapsbeleidsplannen. Kansen liggen er ten aanzien van de totstandkoming van dergelijke beleidsplannen bij de gezamenlijke gebiedsgerichte uitwerking van het POP. Hierbij worden naast overheden ook maatschappelijke organisaties en burgers betrokken. Hiermee krijgt het beleid voor natuur en landschap ook de daarvoor noodzakelijke maatschappelijke inbedding." De conclusie wordt gedeeld dat het landschapsbeleid beter moet worden ingebed in lokale en regionale structuren. Hier wordt hard aan gewerkt. Wij hebben in het POP de basis voor het landschappelijk raamwerk voor iedere POP-regio aangegeven. Ten behoeve van de POP-gebiedsuitwerkingen wordt op dit moment het landschappelijk raamwerk verder uitgewerkt in samenwerking met de gemeenten. In de regio's Noord, Oost en West zal het landschappelijke raamwerk dit jaar worden afgerond en vormt het een integraal onderdeel van de gebiedsuitwerkingen die eind 2002 in concept gereed komen. In de regio Centraal is al een plan gemaakt, aangesloten op het stedelijk netwerk. Het landschappelijk raamwerk zal een agenderende functie vervullen voor de structuur- en bestemmingsplannen van de gemeenten. Naast de plannen zullen de gemeenten ook financiering voor de uitvoering en het beheer van het landschappelijk raamwerk in hun begroting opnemen. Onze werkwijze sluit aan bij het beleid dat is vastgelegd in het Structuurschema Groene Ruimte 2: In het Structuurschema Groene Ruimte 2 is voor het streven naar een mooi en functioneel landelijk gebied een nieuwe term bedacht: de ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie. Provincies en gemeenten hebben een verantwoordelijkheid bij het uitvoeren van deze ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie. Het kabinet heeft aangegeven groot belang te hechten aan de verankering van de verbetering van het landschap. Het Rijk zal daarom het opstellen van regionale of gemeentelijke landschapsontwikkelingsplannen stimuleren en daar geld voor ter beschikking stellen. Deze mogelijkheden zullen wij optimaal benutten.
Voorgestelde actie: Het landschappelijk raamwerk wordt per regio in samenwerking met de gemeenten uitgewerkt. Deze komen in de loop van dit jaar gereed. Het landschappelijk raamwerk vervult een agenderende functie voor de door de gemeenten op te stellen structuur- en bestemmingsplannen. De mogelijkheden die het Structuurschema Groene Ruimte 2 in dat verband biedt zullen optimaal worden benut.
9. "De provincie heeft in het natuur- en landschapsbeleid een belangrijke regierol. De provincie behoort waterschappen, gemeenten en natuurbeherende organisaties regelmatig aan te spreken op de uitvoering van het beleid. Gelet op de omvang van de provinciale investeringen mag worden verwacht
7
dat deze organisaties concreet via hun jaarverslag verantwoording afleggen aan Provinciale Staten over de voortgang en de resultaten van hun activiteiten op het gebied van natuur en landschap. Wij zijn niet in de positie om andere overheden en zelfstandige organisaties verantwoording af te laten leggen, ook al vervullen wij een regierol. De regierol houdt onder meer in dat wij een actieve rol spelen om projecten op gebied van natuur en landschap te genereren. We zetten ons samen met die organisaties in om op dit gebied goede resultaten te bereiken. We spreken de organisaties aan op de behaalde resultaten. Bij subsidieverzoeken aan de provincie wordt onder meer gekeken of de gevraagde subsidie in verhouding staat tot het resultaat dat ermee wordt beoogd. De subsidiering en verantwoording gaan verder als volgt: Provinciale investeringen aan organisaties die activiteiten ontplooien op het gebied van natuur en landschap worden grotendeels gedaan middels projectfinanciering. Hiervoor wordt geput uit diverse financie ringsbronnen (bijv. PLOP, ICES, BGM, SGB). De provincie is cofinancierder voor een minderheidsaandeel. Subsidieverzoeken voor projectfinanciering worden getoetst aan het provinciale beleid en pas toegekend wanneer blijkt dat het project uitvoering geeft aan het provinciale beleid. In de projectbeschrijving staan concreet verwachte resultaten aangegeven. Wanneer een project is uitgevoerd leggen de organisaties verantwoording af middels een projectrapportage aan de hoofdfinancier. De provincie krijgt zo'n rapportage niet automatisch toegezonden. De organisaties sturen hun jaarverslag naar GS. Relevante rapportages zullen wij ter beschikking stellen aan Provinciale Staten. Daarnaast krijgen enkele organisaties eveneens een budgetfinanciering, zoals stichting Landschapsbeheer Groningen (LBG) en stichting Het Groninger Landschap (SGL). De budgetfinanciering financiert met name die werkzaamheden van deze stichtingen die niet of moeilijk in projecten zijn te vatten. We zijn van mening dat ook in de budgetfinancieringen zoveel mogelijk concreet verwachte resultaten dienen te worden opgenomen. Overigens zal de budgetfinanciering van het SGL aanzienlijk gaan wijzigen in verband met Programma Beheer. Wij hebben het vertrouwen, maar wij zijn ook van mening dat met bovenstaande werkwijze de waarborgen aanwezig zijn dat de organisaties doelmatig en zorgvuldig met provinciale subsidies omgaan. Wat betreft waterschappen en gemeenten is de provincie niet in de positie deze overheden verantwoording af te laten leggen. Zij dienen incidenteel natuur- of landschapsprojecten in voor cofinanciering. Zij leggen wel verantwoording af inzake de subsidiering, maar niet in zijn algemeenheid over de uitvoering van beleid. Voorgestelde actie: De provincie is niet in de positie om andere overheden bij haar verantwoording af te laten leggen. Wij zetten ons samen met natuur- en landschapsbeherende organisaties in om goede resultaten te boeken. Natuurbeherende organisaties maken gebruik van project- en budgetfinancieringen. In de project- en budgetfinancieringen worden zoveel mogelijk concreet verwachte resultaten opgenomen. Wij spreken de organisaties aan op de behaalde resultaten. Relevante rapportages zullen wij ter beschikking stellen aan Provinciale Staten.
10 "De organisatie van het natuur- en landschapsbeleid in de provincie Groningen kan worden verbeterd door een meer regelmatige en soepele samenwerking te bewerkstelligen van de provinciale diensten van LNV, waaronder LASER, LNV-Noord, SBB en DLG." Over de samenwerking tussen de genoemde diensten van LNV heeft de provincie weinig te zeggen. LNV stuurt LNV-Noord en haar uitvoeringsdienst Laser aan; SBB en DLG zijn beide voor een deel verzelfstandigd. In IPO- verband wordt wel gesproken over de positie van DLG en LASER als zelfstandige organisaties in relatie tot de provinciale aansturing. De provincie werkt met de betrokken diensten nauw samen. Er zijn veel ambtelijke contacten en voorbesprekingen. Verder zijn er reguliere functioneel overleggen tussen de gedeputeerde en DLG en
8
LNV. Daarnaast heeft de provincie met DLG een prestatieovereenkomst. De huidige samenwerking met betrokken diensten wordt als goed ervaren. Een samenwerkingsrelatie verandert voortdurend omdat de omgeving (beleid, regelingen, subsidies, wetgeving) voortdurend verandert. Er worden steeds nieuwe eisen en verwachtingen gesteld aan de provincie en haar partners waarop de samenwerking moet worden afgestemd. We zijn daarom alert op gewijzigde omstandigheden en wat dat betekent voor de samenwerkingsrelaties met betrokken diensten. Voorgestelde actie: De huidige samenwerking met betrokken diensten is goed. In de relatie van de provincie met haar partners wordt alert ingespeeld op de veranderingen in beleid, regelingen, subsidies, wetgeving etc. die van belang zijn voor de samenwerking.
11 "Om de effecten van uitgevoerde (beheers)maatregelen te kunnen toetsen, zou bij ieder project met nieuwe natuurontwikkeling een monitoringsprogramma moeten worden opgesteld. Hierin moet worden aangegeven wat er gemeten moet worden, wie dat moet doen, hoe de gegevens verzameld moeten worden en hoe en wanneer deze worden gerapporteerd. Ook moet een tijdspad worden vermeld. Tevens dient er geld gereserveerd te worden voor tussenevaluatie(s) en eindevaluatie. De financiën die daarbij nodig zijn behoren per gebied inzichtelijk en op aanvraag beschikbaar te zijn." Natuurontwikkeling (inrichting- en beheermaatregelen) wordt gesubsidieerd via Programma Beheer en daarin is de monitoring per project geregeld. Het doel van de monitoring is om na te gaan of de afgesproken doelen ook zijn behaald. De subsidieaanvragers zijn verantwoordelijk voor de monitoring. De kosten hiervoor zijn in de subsidie opgenomen. Vervolgens wordt steekproefsgewijs getoetst door DLG of monitoring juist is uitgevoerd. Naast Programma Beheer, wordt ook een monitoringprogramma, met hetzelfde doel opgezet voor de SGB regeling en in het kader van het PlattelandsOntwikkelingsprogramma (PLOP). Er wordt naar gestreefd de bestaande en in ontwikkeling zijnde monitoringprogramma's zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Iedere provincie heeft verder een eigen biologisch meetnet. De Provinciale Meetnetten zijn in het kader van het NEM (Netwerk Ecologische Monitoring) afgestemd en gekoppeld. Deze gegevens worden verzameld met een ander doel dan de monitoringprogramma's. De inventarisaties voor het biologisch meetnet worden gedaan om de effecten van beheermaatregelen te meten en de kwaliteit en de ontwikkeling van biotopen. In dit kader worden volgens vaste protocollen tussen provincies gegevens uitgewisseld op het gebied van vegetatie en vogels. Wij streven ernaar het onderzoek naar andere organismen (o.a. amfibieën en reptielen, vlinders en libellen, insecten) te versterken. Momenteel worden hier in het kader van het soortenbeleid de eerste stappen toe gezet. De provincie heeft voor het biologisch meetnet een onderzoeksbudget. In het kader van de voorjaarsnota stellen wij voor het onderzoeksbudget in verband met uitbreiding van het onderzoek aan te vullen. De informatie uit de monitor ing en de meetnetten worden gebruikt worden voor de evaluatie van het natuur- en landschapsbeleid. De evaluatie en monitoringsystematieken worden op rijksniveau nader uitgewerkt. Hiervoor moeten de afspraken met het ministerie in het kader van het NEM ook meer duidelijkheid verkrijgen. Het Rijk moet ervoor zorgen dat de monitoringprogramma's (in het kader van de SGB, Programma Beheer etc.) voorzien in de behoefte aan kennis die nodig is om het beleid te kunnen evalueren en effectief aan te passen. De monitoringgegevens moeten op een overzichtelijke wijze beschikbaar komen voor de provincies.
9
Voorgestelde actie: Diverse monitoringsystematieken voor diverse regelingen worden op dit moment op Rijksniveau nader uitgewerkt. Het monitoringprogramma moet voorzien in de behoefte aan kennis die nodig is om het beleid te kunnen evalueren en effectief aan te passen. De monitoringgegevens moeten op een overzichtelijke wijze beschikbaar komen voor de provincies.
10