ACTIEPLAN ARBEIDSMOBILITEIT IN DE BRAINPORTREGIO
Eindhoven, Helmond Februari 2009
Inhoudsopgave
Inleiding
03
1.
Arbeidsmarkt en arbeidsmobiliteit in de Brainportregio
04
2.
Visie op een duurzame inrichting van de arbeidsmobiliteit: het Brainport Career Center
06
3.
Aansturing Brainport Career Center: van visie naar actie
08
4.
Inrichten van de publieke infrastructuur op de Werkpleinen
10
5.
Inrichten van een duurzame private infrastructuur
14
6.
Scholing organiseren
17
7.
Overige maatregelen en acties
20
8.
Kostenraming
22
2
Inleiding
Dit Actieplan Arbeidsmobiliteit in de Brainportregio is opgesteld in opdracht van de bestuurlijke Taskforce Arbeidsmobiliteit. Het is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen het Samenwerkingsorgaan Regio Eindhoven (SRE), de gemeenten Eindhoven en Helmond, de Stichting Brainport en het WERKbedrijf. Het plan moet richting geven aan de acties die nodig zijn om de arbeidsmobiliteit in deze tijd van economische crisis te bevorderen. Het bouwt voort op reeds aanwezige infrastructuur en bestaande initiatieven om de arbeidsmarkt in de Brainportregio optimaal te laten functioneren. Daarmee legt het plan tevens de fundamenten voor een toekomst waarin de regio zijn leidende positie als technologieregio verder kan uitbouwen. Het Actieplan moet worden gezien als “Werk In Uitvoering”. Het geeft inzicht in acties die al zijn ondernomen, in acties die momenteel in gang zijn gezet en geeft zicht op acties die op korte termijn tot uitvoering komen. Het plan zal echter zeker niet afdoende zijn om de komende twee jaren de problemen op de arbeidsmarkt het hoofd te kunnen bieden. Zoals de prognoses er nu uitzien, zal de economische crisis nog aantrekken. De Taskforce stelt zich dan ook ten doel de resultaten van dit Actieplan te monitoren en zo nodig nieuwe, aanvullende acties uit te zetten. Ook in dit opzicht blijft het dus “Werk In Uitvoering”. Met het plan is in zijn huidige vorm een bedrag gemoeid van ruim € 10 miljoen voor de komende twee jaren. Daarbij is rekening gehouden met een stelpost van 2 x € 500.000 voor acties die deels al op korte termijn worden opgezet. De deelnemende partijen zullen een belangrijk deel van de kosten voor hun rekening nemen, maar zullen ook een beroep doen op het Provinciebestuur van Noord-Brabant en op de sectorfondsen. In het plan wordt eerst als achtergrond in hoofdstuk 1 een korte schets gegeven van de economische positie van de regio en van de recente ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 weergegeven hoe het vraagstuk van de arbeidsmobiliteit en de daarvoor in te richten infrastructuur wordt benaderd. Hoofdstuk 3 beschrijft het model waarmee de inrichting van de arbeidsmarkt wordt aangestuurd. In de daarop volgende hoofdstukken 4 t/m 7 worden de acties beschreven die zijn en worden ondernomen om tot een adequate opbouw van de infrastructuur voor de arbeidsmarkt te komen. Daarbij komen zowel acties aan de orde voor de korte termijn, met name gericht op de aanpak van de crisis, als acties op de langere termijn. Hoofdstuk 8 geeft tot slot een voorlopige kostenraming. De actiegerichte hoofdstukken 4 t/m 6 beschrijven hoe de arbeidsmarkt-vraagtukken zijn of worden aangepakt. Zij sluiten af met een puntsgewijs overzicht van: reeds ondernomen, uitgevoerde acties; nog te ondernemen acties met daarbij vermeld wie daarover beslist en wat de kosten zijn. Degene die snel kennis wil nemen van de acties waarin dit plan uitmondt, zou kunnen volstaan met het lezen van deze paragrafen.
3
Hoofdstuk 1 Arbeidsmarkt en arbeidsmobiliteit in de Brainportregio 1.1.
Arbeidsmarktbeleid in een krachtige regio
De Brainportregio met de centrumsteden Eindhoven en Helmond, is binnen Nederland de topregio op technologiegebied. Sinds 2005 werken bedrijven, kennisinstellingen en overheden hier samen in de Stichting Brainport aan de realisatie van een gezamenlijk economisch programma: de Brainport Navigator 2013. De ambitie is om het in deze regio nog beter te doen dan wat de zgn. Barcelonanorm van de Europese Commissie van ons vraagt, namelijk om tenminste 3% van het Bruto Nationaal Product in Research & Development te investeren. Met een score van 8% voldoet de Brainportregio daar ruimschoots aan. De bijzondere positie van de regio binnen de Nederlandse economie kan niet beter geïllustreerd worden dan met het onderstaande diagram.
In deze regio zijn kennisintensieve maakindustrie en toeleveringsbedrijven, veelal in de mkb-sfeer, van oudsher sterk vertegenwoordigd. Tot voor kort werden juist deze bedrijfstakken geconfronteerd met een naar de toekomst toe oplopend tekort aan technisch en technologisch personeel. Daarom is de Brainportregio in 2008 aangewezen als één van de voorloopregio’s voor de landelijke Taskforce Technologie Onderwijs en Arbeidsmarkt (TTOA), die concrete oplossingen moet aandragen voor deze problematiek. Vier speerpunten worden hierbij onderkend: 1. 2. 3. 4.
het vergroten van de instroom uit het onderwijs op de arbeidsmarkt; het vergroten van de zij-instroom; een betere doorstroom binnen de sector van werk naar werk (door ‘een leven lang te leren’); instroom van buitenlandse kenniswerkers en het behoud van deze groep voor de regio.
Het succes van TTOA staat of valt met de betrokkenheid van bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Vooral de inbreng van (mkb-)ondernemers is van belang, omdat zij het meest direct profiteren van een goed functionerende arbeidsmarkt.
4
1.2.
Arbeidsmobiliteit voor nu en morgen
Nu de economische crisis zich ook in de Brainportregio doet voelen, is het belang van een goed functionerende arbeidsmarkt mogelijk nog groter dan in tijden van economische groei. Zeker omdat de crisis deze regio extra zwaar treft, getuige de meest recente cijfers. Maar ook omdat er ook nu nog moeilijk vervulbare vacatures bestaan. En zeker ook omdat de verwachting is dat, wanneer straks de economie weer aantrekt, het tekort aan technisch opgeleide vakmensen opnieuw zal oplopen en wellicht nog sterker voelbaar zal zijn, zeker als deze vakmensen nu niet behouden zouden kunnen worden binnen de sector. Een aantal trendcijfers kunnen de economische terugval illustreren. • Er is sinds eind 2008 sprake van een aanzienlijke vraaguitval in aantal belangrijke sectoren: o 35% in de automotive; o 55% in de vrachtwagens- en trailerbouw; o 80% in de semiconductors. • Eind januari is voor 7200 mensen WTV aangevraagd, wat overeenkomt met 20% van het totale WTV-volume van Nederland. • De werkloosheid is opgelopen van 16.100 NWW-ers in oktober 2008 tot 17.200 in januari. • Er is weliswaar nog een openstaande vraag van circa 3000 arbeidsplaatsen in december 2008, maar dit weegt niet op tegen de werkloosheid; ook niet wanneer ervan wordt uitgegaan dat niet alle vacatures zijn geregistreerd. Overigens loopt Eindhoven loopt in de regionale cijfers voorop t.o.v. Helmond en de rest van Zuidoost Brabant, zoals ook blijkt uit de instroomcijfers van het WERKbedrijf (zie onderstaande tabel). klantinstroom CWI 6.000
5.000
K la n te n
4.000
Eindhoven
3.000
Peelland Totaal
2.000
1.000
0 2007-01
2007-02
2007-03
2007-04
2008-01
2008-02
2008-03
2008-04
Kwartalen
Zoals opgemerkt, wordt er van uitgegaan dat de crisis van tijdelijke aard is. Indien ervoor wordt gezorgd ook in de periode de economische weerbaarheid van de speerpuntsectoren te behouden, dan is ook na de crisis arbeidsmobiliteit een sleutelbegrip. Bij de vormgeving van de infrastructuur voor de arbeidsmobiliteit zijn in deze regio al de nodige aanzetten gegeven. Hierin staat doorstroom binnen de sector centraal; dit om vakmanschap te behouden en verder te ontwikkelen. Met het oog op de crisis wordt de inrichting van de infrastructuur versneld doorgezet. Op die manier snijdt het mes aan twee kanten: er kan snel en slagvaardig worden gereageerd op de economische recessie en tegelijkertijd krijgt een duurzame infrastructuur gestalte waarbinnen ook in de toekomst bedrijven, kennisinstellingen en overheden optimaal kunnen samenwerken aan de bevordering van arbeidsmobiliteit.
5
Hoofdstuk 2 Visie op een duurzame inrichting van de arbeidsmobiliteit: het Brainport Career Center 2.1.
Doelstellingen
De economische crisis daagt het bedrijfsleven, de overheid en de kennisinstellingen in deze regio uit de arbeidsmobiliteit maximaal te bevorderen, met het oog op: • behoud van de vitaliteit van de regionale economie en van het regionale bedrijfsleven; • behoud van het regionale arbeidspotentieel, met name van technisch geschoolde vakmensen; • het bieden van perspectief aan mensen die door de crisis direct worden getroffen. Op termijn kan er spanning ontstaan tussen de doelstelling om vakmensen voor de technische sector te behouden en de doelstelling om mensen die door de crisis worden getroffen perspectief te bieden op directe bemiddeling van werk naar werk; dit om te voorkomen dat zij langere tijd buiten het arbeidsproces komen te staan en voor langere tijd afhankelijk worden van uitkering. Vooralsnog wordt er echter van uitgegaan dat deze spanning zich via maatwerk laat oplossen.
2.2.
Versnelde bouw van een duurzame infrastructuur
In de afgelopen jaren zijn in deze regio al de nodige aanzetten gegeven voor de bouw van een samenhangende publiek-private infrastructuur voor de arbeidsmarkt. Hiervóór is al ingegaan op de TTOA-aanpak. Ook zijn er al enkele jaren goed functionerende, breed opgezette werkpleinen in Helmond en Eindhoven. De uitdaging is nu ervoor te zorgen dat die infrastructuur versneld compleet wordt ingericht tot één samenhangende infrastructuur: het Brainport Career Center. Partijen hebben hierin eigen verantwoordelijkheden. Zij zullen ieder een deel van de infrastructuur voor hun rekening moeten nemen. Hiertoe zullen het bedrijfsleven, de overheid gezamenlijk afgestemde acties moeten doorvoeren. Reeds bestaande infrastructuur en aanzetten daarvoor worden daarbij maximaal benut. Voor de architectuur van het Brainport Career Center kiest de regio de vestingstad als metafoor.
6
De achterliggende filosofie is hierbij dat de publieke sector niet zou moeten/hoeven ingrijpen waar de private sector eventuele problemen in eigen kring kan oplossen. Daarbij komt dat het bedrijfsleven ervaringen en informatie vaak in de vertrouwelijke, beschutte sfeer moet kunnen delen. De publieke infrastructuur leent zich daar nauwelijks voor. Daarom vindt binnen het Brainport Career Center de eerste facilitering van de arbeidsmobiliteit plaats binnen de private infrastructuur. Deze vormt de schil rond de publieke infrastructuur, met name de werkpleinen, die als kern, als backbone functioneren. Bijzonder uitgangspunt voor de inrichting van de infrastructuur op dit moment, is dat deze een antwoord moet bieden op de urgente vraagstukken die in deze crisis op de regio afkomen. Tegelijkertijd is uitgangspunt dat de infrastructuur optimaal moet zijn toegerust voor de arbeidsmobiliteit in de komende jaren, die ongetwijfeld weer zal worden gekenmerkt door tekorten aan vakmensen. De publieke en private infrastructuur zullen elkaar naadloos moeten aanvullen en tussen beide moet snel geschakeld kunnen worden. Dit veronderstelt: • optimale afstemming van taken; • optimale uitwisseling van informatie; • optimale afstemming van communicatie. In de volgende hoofdstukken wordt hierop meer concreet ingegaan.
7
Hoofdstuk 3 Aansturing Brainport Career Center: van visie naar actie 3.1.
Beschrijving
In november is door het SRE, de gemeenten Eindhoven en Helmond en door Stichting Brainport bestuurlijk het initiatief genomen om een taskforce in te richten voor de arbeidsmarktvraagstukken die door de economische crisis op deze regio afkomen. Vanaf het begin is het WERKbedrijf hierbij betrokken op het niveau van de regiomanager. De taskforce heeft de regie gevoerd over de maatregelen die intussen zijn getroffen en heeft het initiatief genomen om dit Actieplan op te stellen. Op basis van het plan stuurt de taskforce verdere acties en projecten aan om daarmee greep te houden op de arbeidsmarkteffecten van de crisis en tegelijkertijd te versneld te bouwen aan het Brainport Career Center, de samenhangende publiek-private infrastructuur voor de arbeidsmobiliteit in de toekomst. De aansturing vraagt om een stevige en slagvaardige centrale regie op bestuurlijk en ambtelijk niveau. Hierin nemen overheid en bedrijfsleven gezamenlijk deel. Het volgende aansturingsmodel is daarvoor uitgewerkt.
TASKFORCE ARBEIDSMOBILITEIT (BESTUURDERS EN DIRECTEUREN) OVERLEG CAPTAINS OF INDUSTRY EINDHOVEN
ECONOMISCH BELEID BINNEN BRAINPORT
MANAGEMENTOVERLEG ARBEIDSMOBILITEIT BRAINPORTREGIO
OVERLEG BEDRIJFSLEVEN HELMOND
MANAGEMENT WERKPLEINEN MERCADO EN REGIO HELMOND
MOBILITEITSCENTRUM EINDHOVEN
MOBILITEITSTEAM HELMOND
Ter toelichting het volgende. •
De Taskforce bestaat uit de heren De Wijkerslooth (voorzitter van het RAP, bestuurder SRE), Don, Yeyden (portefeuillehouders arbeidsmarktbeleid van Eindhoven en Helmond), de heer Hendrikse (voorzitter van de werkgroep Werken in Brainport namens de regionale bedrijven) en de regiomanager WERKbedrijf, de directie van Brainport en van de twee gemeenten. Zij sturen het managementoverleg aan. Ook stemmen zij hun activiteiten af met het economisch
8
•
•
beleid dat binnen Brainport wordt geïnitieerd. Verder wisselen zij frequent opvattingen, signalen en initiatieven uit en stemmen deze af met het bedrijfsleven. In het managementoverleg hebben zitting de regiomanager WERKbedrijf, twee directeuren van Eindhoven en Helmond en een directielid van de Stichting Brainport, alsmede het management van de Werkpleinen. Van hieruit worden het mobiliteitscentrum en de Werkpleinen aangestuurd en worden tevens projecten uitgezet en aangestuurd die buiten de directe werksfeer van de Werkpleinen vallen, maar die in dit verband gewenst zijn, bv. het opzetten van scholingsinitiatieven. Het reguliere management van het Werkplein Mercado en van het Werkplein Regio Helmond komen twee-wekelijks samen om ontwikkelingen te signaleren en acties af te stemmen zowel voor het centrale mobiliteitscentrum in Eindhoven als voor het daaronder ressorterende mobiliteitsteam Helmond.
Meer concreet heeft de Taskforce de volgende taken: • opdrachtgeverschap voor de opstelling, uitvoering en periodieke actualisering van het regionale Actieplan Arbeidsmobiliteit in de Brainportregio; • regievoering over de versnelde opbouw van de samenhangende publiek-private infrastructuur voor de arbeidsmobiliteit in deze regio: het Brainport Career Center, met als kern het regionale mobiliteitscentrum; • monitoren van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en daarop afgestemde (nieuwe) acties initiëren; • organiseren van de funding van het Actieplan; • afstemmen van de acties met de overige gemeenten binnen de Brainportregio; • afstemmen met het economisch beleid binnen Brainport en met relevante partijen (bedrijven, kennisinstellingen, werkgevers- en werknemersorganisaties e.d.); • organiseren van de lobby richting andere overheden (funding, wegnemen knelpunten, nemen van noodzaklijke besluiten e.d.); • organiseren van afgestemde communicatie en informatievoorziening rond de economische crisis en de acties die in deze regio in verband hiermee worden genomen. Het managementoverleg zorgt voor de advisering aan de taskforce en voor de tactische en operationele initiatieven om de besluiten van de taskforce tot uitvoering te brengen.
3.2.
Acties
Ondernomen acties Taskforce arbeidsmobiliteit is ingesteld. Acties met het oog op de economische crisis zijn met prioriteit opgepakt (zie hoofdstukken 4 t/m 7). Afstemming met Brainport en met bedrijven en kennisinstellingen is gestart. Geplande acties Geen specifieke nieuwe acties. Zie hiervoor de hiernavolgende hoofdstukken.
9
Hoofdstuk 4 Inrichten van de publieke infrastructuur op de Werkpleinen 4.1.
Beschrijving
4.1.1. Werkpleinen als kern Centraal in de publieke infrastructuur voor de arbeidsmoiliteit staan het Werkplein Mercado in Eindhoven en het Werkplein Regio Helmond. Deze functioneren al enkele jaren. Hier zijn de afdelingen (Zorg,) Werk en Inkomen van de gemeenten gevestigd en de regionale mensen van het WERKbedrijf, alsmede een groot aantal particuliere dienstverleners van re-integratiebedrijven, uitzendbureaus, arbodiensten, scholingsinstituten e.d. Steeds meer vormen de Werkpleinen ook het contactpunt met het lokale bedrijfsleven. Zo wordt de dienstverlening vanuit de Werkpleinen steeds meer integraal, vraag-gestuurd en op maat. Kort samengevat bestaat de taakopdracht van de Werpleinen uit: • het in kaart brengen van vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt; • de toeleiding van werkzoekenden naar werk; • de daaraan gekoppelde de inzet van trajecten op maat, afgestemd op de concrete vraag op de arbeidsmarkt en de competenties van de werkzoekende; • bieden van inkomensvoorziening en flankerende diensten aan werklozen; • HRM-dienstverlening aan bedrijven. De Werkpleinen vormen, zoals opgemerkt in hoofdstuk 2, de backbone van het Brainport Career Center. Zij zijn uiteraard niet specifiek opgezet voor de recente economische recessie, maar kunnen juist nu hun meerwaarde bewijzen door adequaat hierop in te spelen. 4.1.2. Mobiliteitscentrum als specifieke voorziening Met het oog op de arbeidsmarkteffecten en maatregelen in verband met de economische crisis is op 15 december 2008 het Mobiliteitscentrum Eindhoven/Helmond als eerste in Nederland van start gegaan. Aanleiding om snel te beginnen was het grote aantal aanvragen voor werktijdverkorting (WTV) en de snel oplopende werkloosheid in deze regio. Het mobiliteitscentrum is gevestigd in het Werkplein Mercado te Einhoven. In het Werkplein Regio Helmond is als satelliet een mobiliteitsteam gestationeerd dat functioneert als onderdeel van het Mobiliteitscentrum. Zo nodig komen er ook elders in de regio subregionale mobiliteitsteams. De opdrachten van het Mobiliteitscentrum zijn met name: • bedrijven met WTV te faciliteren om vakmanschap in de regio te kunnen behouden; • bedrijven met omvangrijke ontslagaanvragen doeltreffend te begeleiden bij het bemiddelen van hun werknemers van werk-naar-werk. Het Mobiliteitscentrum neemt hiermee een bijzondere positie in, naast de reguliere dienstverlening aan bedrijven en werkzoekenden binnen de werkpleinen. Het Mobiliteitscentrum biedt meerwaarde ten opzichte van de reguliere dienstverlening vanwege de grotere intensiteit van de dienstverlening (meer capaciteit) en vanwege de gerichte inzet op het behouden en vergroten van vakmanschap (samen met bedrijven en kennisinstellingen). De dienstverlening komt tot stand in nauwe samenspraak met werkgevers. Kenmerkend voor de dienstverlening is verder dat samenwerkende partners zorgen voor een onderling afgestemde, geïntegreerde benadering van werkgevers en werkzoekenden. Hierbij ligt er een scholingsplicht bij de werkgevers met WTV en is ingeval van ontslagaanvragen het sociaal plan maatgevend voor eventuele scholingsafspraken. In het laatste geval is inzet van publieke middelen denkbaar(zie ook 4.1.3), in het eerste geval niet. Overigens zal ook op de reguliere dienstverlening de komende tijd een extra beroep worden gedaan. Het Mobiliteitsteam richt zich immers primair op WTV en ontslagaanvragen. Omdat daarnaast in de huidige situatie flexwerkers mogelijk niet meer direct aan werk komen, kleine zelfstandigen het hoofd niet meer boven water houden, ontslagen niet altijd collectief plaatsvinden, werkzoekenden (ook zij-instromers en schoolverlaters) moeilijk aan werk komen etc., zal de
10
reguliere dienstverlening zwaar worden belast. Zo nodig moet hiervoor extra capaciteit worden ingezet. De kern van het Mobiliteitscentrum wordt gevormd door het WERKbedrijf, waarbij de gemeenten aansluiten. Het Mobiliteitscentrum gaat ook samenwerking aan met de andere partners binnen het werkplein, zoals de Servicepunten Leren en Werken, re-integratiebedrijven, uitzendbureaus e.d., maar ook met lokale servicepunten, zoals de Werkboulevards in Eindhoven, het HRMServicecentrum i.o. in Helmond, en met sectorale instanties. Voor het Mobiliteitscentrum is door het WERKbedrijf reguliere capaciteit vrijgemaakt en extra capaciteit beschikbaar gesteld. Ook hebben de gemeenten Eindhoven en Helmond extra capaciteit hieraan toegevoegd. Rekening houdend met een additionele instroom van 15%, ofwel ruim 4.000 mensen in deze regio, is voor het mobiliteitscentrum een capaciteit nodig van minstens 23 fte. Op dit moment is 26 fte beschikbaar, te weten: • 17 fte vanuit het WERKbedrijf, waarvan 10 regulier en 7 additioneel; • 5 fte additionele capaciteit van gemeente Eindhoven; • 4 fte additionele capaciteit van gemeente Helmond. Mochten de omstandigheden daartoe aanleiding geven dan zal extra capaciteit hieraan worden toegevoegd. Het management en de Taskforce zullen dit monitoren. De operationele aansturing van het Mobiliteitscentrum vindt oerigens plaats onder verantwoordelijkheid van het gezamenlijk managementteam van de twee Werkpleinen. 4.1.3. Vacaturemelding en scholingsarrangementen Cruciaal voor het functioneren van het Mobiliteitscentrum, maar ook voor de reguliere dienstverlening van de Werkpleinen, niet alleen in de huidige crisis, is optimaal inzicht in beschikbare vacatures en de inzet van scholingsarrangementen op maat. Tot voor kort beschikte het CWI (voorganger van het WERKbedrijf) slechts over 30% van de vacatures. Mede daardoor komt ook de aanhaking van de kennisinstellingen via de Servicepunten Leren en Werken maar moeizaam op gang. In de huidige situatie vraagt dit nadrukkelijke aandacht. De volgende initiatieven zijn daarvoor opgezet (zie voor scholing hoofdstuk 6). • Vacaturemeldpunt Een haag van (vooral technische) vacatures is nodig om de gevolgen van de crisis zoveel mogelijk op te vangen en bemiddeling van werk naar werk, met behoud en van vakmensen binnen de sector, beter mogelijk te maken. Dit kan worden bereikt door: • een publiciteitscampagne via regionale boegbeelden; • inzet van vacatures van aan Werkplein verbonden brancheorganisaties en uitzendbureau’s; • inzet van vacatures van de grote bedrijven via de private infrastructuur (zie hoofdstuk 5); • inzet van lokale vacatures via Werkboulevards, de Stichting bedrijventerreinen Helmond e.d. De vacatures worden “verzameld” binnen het reguliere vacaturemeldpunt van het WERKbedrijf. Het is van groot belang dat ook een goede koppeling tot stand komt met de private infrastructuur (zie hoofdstuk 5). De vacatures moeten zodanig zijn beschreven dat ze gematcht kunnen worden met het aanbod dat in termen van competenties moet zijn doorgemeten. • Servicepunt Techniek De verwachting is dat er vooral vanuit de technische branches een forse extra instroom van nieuwe werkzoekenden zal plaatsvinden. Het doel is werkzoekenden zoveel mogelijk direct te bemiddelen en een niet vrijblijvend scholingsaanbod te doen. Het bedrijfsleven stelt kwaliteitseisen, zowel aan de te bemiddelen werkzoekende, als aan de bemiddelaar (t.a.v. functie- en beroepenkennis). Via het Servicepunt Techniek kan alle kennis op één plaats worden gebundeld en is er borging van kwaliteit en imago naar de markt mogelijk. Branches, sectorfondsen en kennisinstellingen zetten daartoe eigen personeel in, met kennis van sectorale scholing en vacaturevervulling, binnen het Mobiliteitscentrum. In verband met het delen van relevante informatie vereist het afstemmen van een platform dat met alle systemen kan communiceren de nodige aandacht. Landelijk wordt aangedrongen op de inzet van het e-portfolio, dat bij het mobiliteitscentrum Nedcar in Born heeft bewezen te functioneren.
11
Naast de inzet van menskracht, worden middelen uit sociaal plannen en sectorfondsen ingezet voor maatwerktrajecten (scholing en bemiddeling op basis van competentietesten). Daartoe moet het Servicepunt Techniek zo dicht mogelijk tegen de werkgeversteams van het WERKbedrijf en het Servicepunt Leren en Werken worden gepositioneerd. Waar mogelijk zal een combinatie met de reguliere re-integratiebudgetten van gemeente en WERKbedrijf worden gezocht. • Competentietestcentra Binnen de Werkpleinen functioneren Competentietestcentra (CTC’s). Wanneer nieuw instromende werkzoekenden standaard gebruik gaan maken van de testmogelijkheden, zal dit extra capaciteit vergen van adviseurs CTC. Ook zal het extra inzet vragen van de Servicepunten Leren en Werken in verband met het aanbieden van extra Persoonlijke Ontwikkelingsplannen en EVC’s (eerder verworven competenties), met name voor de sectoren waarin het Servicepunt Techniek niet voorziet. • Projectontwikkeling arbeidsmarkt- en scholingsinitiatieven Door de Taskforce is de afgelopen maanden capaciteit ingezet voor de ontwikkeling van arbeidsmarkt- en scholingsprojecten. De Taskforce vindt het noodzakelijk dergelijke capaciteit ook voor de komende tijd te blijven inzetten, omdat de crisis de komende twee jaren zal aanhouden en het plan een “Werk in Uitvoering” is. Opbasis van voortschrijdend inzicht zullen nieuwe initiatieven opgevat en doorontwikkeld moeten worden. Daarvoor is extra projectontwikkelingscapaciteit nodig, met name om specifieke projectopdrachten vanuit het bedrijfsleven en de kennisinstellingen, te ontwikkelen en binnen de publieke infrastructuur te verankeren. 4.1.4. Informatievoorziening en communicatie Binnen de Werkpleinen richten het WERKbedrijf en de gemeenten de informatievoorziening in, primair ten behoeve van de bestuurlijke Taskforce. Hierbij gaat het om maandelijkse informatie over de feitelijke en geprognosticeerde ontwikkeling van de werkloosheid en van de instroom in WW en WWB, de ontwikkelingen in de vraag naar arbeidskracht en de ontwikkelingen van WTVaanvragen, ontslagaanvragen en faillissementen. Deze informatievoorziening is begin februari operationeel. De resultaten van het Mobiliteitscentrum zullen worden gemonitord aan de hand van • gerealiseerde preventie (voorkomen dat iemand werkloos wordt); • gerealiseerde uitstroom naar werk (na werkloosheid); • gerealiseerde toeleiding naar kwalificerende trajecten; • vervulde vacatures; • tevredenheid van klanten (werkgevers en werkzoekenden). Deels zijn dit bestaande prestatie-indicatoren. Voor zover nodig worden nog specifieke prestatieindicatoren ontwikkeld door het Werkbedrijf. Actuele gegevens zullen ook via de diverse websites worden gecommuniceerd. De bestuurlijke Taskforce zal op basis hiervan periodiek communiceren met bestuurlijke gremia in de regio, (vertegenwoordigers van) werkgevers en weknemers, kennisinstellingen en aan de pers. Ook zal zij hierop eigen acties initiëren richting hogere overheden en politici of richting eigen werkorganisatie. Voor een geïntegreerde en afgestemde communicatiestrategie wordt momenteel in opdracht van de Taskforce een gezamenlijk plan uitgewerkt van de twee centrumgemeenten, het Werkbedrijf, de Stichting Brainport en de Kamer van Koophandel. Hierin wordt aandacht besteed aan de veelheid van boodschappen, de relevante doelgroepen en de inzet van relevante media. De toonzetting zal nauw aansluiten bij de gedachtegang van de hoofdstukken 1 en 2. Intussen zijn wel al de nodige communicatie-initiatieven genomen, waarbij afstemming van boodschap, doelgroep en medium heeft plaatsgevonden. Medio februari zal de externe informatievoorziening over de crisis, ondernomen acties en het Mobiliteitscentrum (activiteiten, resultaten, melding van vacatures, mogelijkheden voor scholing,
12
samenwerkingspartners etc.) operationeel zijn. De site crisiswijsbrainport.nl is speciaal voor dit doel ontwikkeld. Deze gaat medio februari “in de lucht”. Ook zullen de sites van de Werkpleinen en van het WERKbedrijf informatie over de aanpak van crisis bevatten. Het is essentieel dat de verschillende webredacteuren nauw samenwerken in verband met afstemming van informatie.
4.2.
Acties en inzet van middelen
Ondernomen acties De Werkpleinen worden ingezet als backbone van het Brainport Career Center. Sinds 15 december 2008 functioneert het Mobiliteitscentrum Eindhoven/Helmond. Voor het Mobiliteitscentrum is door het WERKbedrijf en door de gemeenten Eindhoven en Helmond extra capaciteit beschikbaar gesteld. Op dit moment is 25 fte beschikbaar, waarvan 15 fte bovenop de reguliere capaciteit. De informatievoorziening over de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt is operationeel. De monitorinformatie van de prestaties van het Mobiliteitscentrum is operationeel. De externe informatievoorziening over het Mobiliteitscentrum is binnenkort operationeel. Geplande acties Mochten de omstandigheden daartoe aanleiding geven dan zal extra capaciteit worden toegevoegd aan het Mobiliteitscentrum. • Besluitvorming: Taskforce. • Kosten: € 80.000 à 100.000 per medewerker (incl. overhead e.d.) op jaarbasis, te dragen door WERKbedrijf en/of gemeenten (re-integratiemiddelen participatiefonds). Zo nodig komen er ook elders in de regio subregionale mobiliteitsteams. • Besluitvorming: WERKbedrijf i.o.m. regiogemeenten. • Kosten: pm. Zo nodig wordt extra capaciteit ingezet voor reguliere dienstverlening op de Werpleinen. • Besluitvorming: afzonderlijke gemeente. • Kosten: € 80.000 à 100.000 per medewerker (incl. overhead e.d.) op jaarbasis, te dragen door gemeente (re-integratiemiddelen participatiefonds). Campagne vacaturemeldpunt: • Besluitvorming: Taskforce. • Kosten: eenmalig € 50.000, verder onderdeel van communicatiestrategie (zie hieronder). Inrichting Servicepunt Techniek: • Besluitvorming: Taskforce. • Kosten: ca € 50.000 voor ontwikkeling, te dragen door WERKbedrijf, sectorfondsen en sociaal plannen; Daarnaast menskracht WERKbedrijf, bedrijven en kennisinstellingen. Extra inzet Competentietestcentra: • Besluitvorming: Taskforce. • Kosten: ca € 600.000 op jaarbasis, uitgaand van 300 EVC’s, te dragen door WERKbedrijf en/of gemeenten (re-integratiemiddelen participatiefonds). De Taskforce vindt het noodzakelijk capaciteit voor de ontwikkeling van arbeidsmarkt- en scholingsprojecten voor de komende twee jaren te blijven inzetten,. • Besluitvorming: Taskforce. • Kosten: minimaal ca € 150.000 op jaarbasis, te dragen door SRE en/of gemeenten (reintegratiemiddelen participatiefonds). Opstellen en uitvoeren gezamenlijk plan voor afgestemde communicatiestrategie: • Besluitvorming: Taskforce. • Kosten: ca € 100.000 eenmalig en € 50.000 op jaarbasis, te dragen door WERKbedrijf, gemeenten, Brainport en KvK. Ontwikkelen, vullen en bijhouden website Brainportcrisiswijzer.nl: • Besluitvorming: Taskforce. • Kosten: ca € 200.000 eenmalig in 2009 en vervolgens € 100.000 op jaarbasis, te dragen door WERKbedrijf, gemeenten, Brainport en KvK.
13
Hoofdstuk 5 Inrichten van een duurzame private infrastructuur 5.1.
Beschrijving
5.1.1. Servicepunten als “harde infrastructuur” Binnen het concept van het Brainport Career Center (BCC) fungeren servicepunten als “harde private infrastructuur”. Hierbij gaat het zowel om economische en HRM-loketten op sectorniveau (ATC, Point One, Food Connection Point e.d.) als op lokatie (Werkboulevards, HRM-Servicecentrum Helmond). De werkgeversverenigingen en sectorale loketten zullen hierbij worden betrokken. Ook de Servicepunten Leren en Werken, waarin kennisinstellingen samenwerken, worden hieraan zoveel mogelijk gekoppeld. Deze infrastructuur is deels operationeel en deels in ontwikkeling. De economische crisis plaatst de ontwikkeling van deze servicepunten in bijzonder daglicht. In februari 2009 moet de publieke infrastructuur volledig zijn ingericht (zie hoofdstuk 4). Om het BCC-concept optimaal te laten werken, moet in de komende maanden tevens de private schil worden ingericht en de duurzame verbindingen tussen private schil en publieke kern worden gelegd. Voor het programma Werken in Brainport is een regisserende rol weggelegd om deze infrastructuur verder uit te bouwen. De gemeenten hebben hierbij een faciliterende rol. Voor het optimaal functioneren van de private infrastructuur, is het van wezenlijk belang dat ervaringen en informatie, services en systemen in vertrouwelijke, beschutte sfeer kunnen worden gedeeld. Voor het optimaal functioneren van de private en de publieke infrastructuur in elkaars verlengde, is het van wezenlijk belang dat bij het uitwisselen van informatie rekening houdt met de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie. Deze benadering kan vorm gegeven kunnen worden door de verbinding tussen de bedrijven en de publieke kern (mobiliteitscentra) te laten plaatsvinden via vacaturemeldpunten in de private schil. Dit kan als volgt worden geïllustreerd:
Bedrijven
Vacaturemeldpunten private schil
publieke kern Mobiliteitscentrum
In de private schil moeten de HRM-services en de ICT-ondersteuning in de komende maanden van de grond komen. Daarbij is het de bedoeling, mede met het oog op de langere termijn: • de mogelijkheden voor directe screening van personeel, bemiddeling van werk naar werk, detachering en toeleiding naar scholing in beeld te brengen, niet alleen door inzet van HRMpersoneel, maar evt. ook door individuele benadering van de meldpunt-systemen; • te bezien waar overdracht naar de publieke infrastructuur geïndiceerd is en hoe deze gestalte kan/moet krijgen; • de aanhaking te realiseren van de kennis- en scholingsinstellingen. Bedrijfsleven en overheid zullen gezamenlijk financiële middelen vrij moeten maken om de ontwikkeling van de infrastructuur mogelijk te maken.
14
Het zo vroeg mogelijk doorgeven van informatie over voorgenomen reorganisaties en vacatures aan het Mobiliteitscentrum geeft meer tijd om mensen van werk naar werk te bemiddelen. Vaak komen deze te laat of alleen geanonimiseerd in beeld bij het Mobiliteitscentrum. Er komen echter ook signalen over voorgenomen reorganisaties binnen bij sectorale loketten (FME, Metaalunie, e.d.) en de Kamer van Koophandel. Het is zaak dit te stroomlijnen. Met betrokken partijen zullen afspraken worden gemaakt over het vertrouwelijk uitwisselen van voorinformatie met het Mobiliteitscentrum, uiteraard in overleg met de betrokken werkgever. 5.1.2. Virtueel Mobiliteitscentrum Naast de servicepunten stelt Brainport een grotendeels virtueel mobiliteitscentrum voor om de doorstroming te bevorderen. Dit centrum faciliteert het bedrijfsleven (met name het MKB) op het gebied van instroom, doorstroom en uitstroom. Het kan worden ingezet binnen verschillende sectoren en bedrijventerreinen in de regio. In het centrum worden vraag en aanbod in dezelfde systematiek beschreven, gebaseerd op competenties. Dit leidt tot een efficiënter matchingproces. Het centrum faciliteert de verschillende loketten op sectorniveau en op lokatie. De Servicepunten ondersteunen het proces door de inzet van (beperkte) menskracht. Ook de kennisinstellingen (ROC, Hogescholen en TU/e) worden op het centrum aangesloten en kunnen zo direct inspelen op lacunes in de competentieprofielen van werknemers die moeten worden doorgeleid. Vanuit werknemersperspectief wordt zo ‘een leven lang leren’ voor het individu mogelijk gemaakt. Het virtuele centrum kan, met de ondersteuning binnen de servicepunten, worden beschouwd als de bijdrage van het bedrijfsleven aan het bevorderen van de mobiliteit in Brainport en het behoud van vakmanschap voor de regio. In onderlinge samenhang zijn servicepunten en virtueel centrum complementair aan wat de publieke sector doet op de Werkpleinen en in het Mobiliteitscentrum. Dit geldt zowel bij de aanpak van de problemen die zich nu voordoen als in toekomst als de arbeidsmarkt weer omslaat. Zoals ook al aangeduid in paragraaf 4.1.3 is het in verband met het delen van relevante informatie op termijn zeker noodzakelijk dat het virtuele centrum kan communiceren met de systemen die worden gebruikt binnen het publieke domein. Afstemmen van platform vereist dus de nodige aandacht. Dit hoeft de uitvoering van pilotprojecten niet in de weg te staan, mits de bereidheid tot afstemming bestaat. Momenteel dient een tweetal pilots zich aan. • Pilotproject virtueel mobiliteitscentrum Automotive De automotive sector heeft een sterk accent in Brainport. ‘Human Capital’ speelt daarbij een belangrijke rol: hoe vergroten we de uitstroom van de kennisinstellingen en hoe vinden we een oplossing voor de groeiende vervangingsvraag? Op dit moment kampt de sector nadrukkelijk met de crisissituatie. Ook voor de toeleveranciers begint dit merkbaar te worden. Over de komende jaren zal de groei in deze sector echter enkele duizenden arbeidsplaatsen omvatten. En vandaag de dag is het juist nodig om overbodig geworden werknemers te behouden voor de sector. Dit • • • •
vertaalt zich in de volgende doelstellingen voor de pilot Automotive: transparantie van vraag en aanbod bevorderen; behoud van vakmanschap voor de sector; werkgeverschap van de sector promoten; invullen van de vervangingsvraag binnen de sector.
De start van de pilot is gepland voor februari. Gefaseerde uitrol binnen de sector loopt naar verwachting door tot juni a.s. Aansluitend vindt evaluatie van de pilot plaats. Stichting Brainport vervult het projectmanagement. Een trekker uit de automotivesector wordt momenteel aangezocht. Er wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht met het Mobiliteitscentrum en de Werkpleinen. De kosten van de pilot zal worden gedragen door de sector zelf (basispakket) en door Brainport (facilitering).
15
• Pilot Samenwerkende Ondernemers Helmond Om te kunnen anticiperen en vragen vanuit bedrijven snel en adequaat te kunnen behandelen is door de Samenwerkende Werkgevers in Helmond een initiatief ontwikkeld dat beoogt zowel regionaal als lokaal actueel inzicht te hebben in hoe vraag en aanbod zich op de arbeidsmarkt ontwikkellen. Hiertoe wordt een team samengesteld dat integrale oplossingen voor matches op de arbeidsmarkt tot stand brengt. Zo’n werkgeversteam wordt opgebouwd uit geschikte en gekwalificeerde mensen van WERKbedrijf, gemeente, re-integratiebedrijf, Servicepunt Leren en Werken, aangevuld met ervaren accountmanagers uit de private sector. Het team heeft als extra gereedschap de aanbieding op zak om een digitaal instrument in te zetten waarop snel de match tussen vraag en aanbod kan worden gemaakt vanuit de bedrijfssituatie en vanuit het bestand van werkzoekenden. Hiervoor is door Atlant Partnership aan haar leden een systeem (Toolbox) aangeboden. Verdere ontwikkeling en uitrol zou voor alle ruim 800 bedrijven in Helmond en nadien de regio kunnen worden bespoedigd. Daarbij moet nader naar de uitwisseling van gegevens met de publieke infrastructuur worden gekeken en naar de gebruiksvriendelijkheid, het gemak en de toegevoegde waarde, vooral om het digitale instrument ook op werkgeverssites te kunnen plaatsen en door werkzoekenden direct te kunnen laten benaderen. 5.1.3. Tribunebijeenkomsten In januari is gestart met een reeks tribunebijeenkomsten, waarin vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, werknemersvertegenwoordigers, vertegenwoordigers van de sectorfondsen, de servicepunten, de kennisinstellingen, Stichting Brainport, de Kamer van Koophandel en de publieke partners elkaar ontmoeten rond vraagstukken als arbeidsmobiliteit, arbeidsbemiddeling en inzet van scholing, in het bijzonder met het oog op de crisis. Ook in januari heeft een soortgelijke ontmoeting plaatsgevonden met bedrijven in de automotivesector. Afgesproken is dergelijke bijeenkomsten periodiek te organiseren, naast de bestuurlijke overleggen met de captains of industry en de Helmondse ondernemers. Doel van deze bijeenkomsten is vooral practische informatie uit te wisselen en het urgentiegevoel met elkaar te delen, zowel over de opzet van de private infrastructuur, alsook over de mogelijkheden die de publieke infrastructuur biedt.
5.2.
Acties en inzet van middelen
Ondernomen acties Het initiatief is genomen om ontwikkeling van servicepunten binnen de private schil in de komende maanden versneld in te richten en de duurzame verbindingen met de publieke kern te leggen onder regie van Brainport. Er is een tweetal pilotprojecten ontwikkeld voor de inrichting van een virtueel mobiliteitscentrum. Er is een tweetal tribunebijeenkomsten georganiseerd met brede vertegenwoordiging van alle partijen op het vlak van arbeidsmarkt en arbeidsmobiliteit. Geplande acties Doorontwikkelen HRM-servicepunten. • Besluitvorming: Bedrijfsleven in afstemming met Taskforce. • Kosten: nader te bepalen, primair te dragen door samenwerkend bedrijfsleven, eventueel gefaciliteerd door overheden. Ontwikkelen virtueel mobiliteitscentrum via leerervaringen uit pilotprojecten. • Besluitvorming: bedrijfsleven in afstemming met Taskforce. • Kosten: bijdragen pilotprojecten (naast eigen inbreng bedrijfsleven) 2 x € 100.000 eenmalig, ten laste van Brainport en gemeenten; Latere doorontwikkeling virtueel mobiliteitscentra. • Besluitvorming: bedrijfsleven in afstemming met Taskforce. • Kosten: eenmalige en structurele kosten nader te bepalen na evaluatie van de pilotprojecten; raming Brainport: € 830.000 voor verdere opschaling; raming Samenwerkende Ondernemers: € 370.
16
Hoofdstuk 6 Scholing organiseren 6.1.
Beschrijving
6.1.1. Werken vanuit twee uitgangspunten: nu en straks Momenteel staat bij bedrijven het overleven, vooral in financiële zin, voorop. In het algemeen heeft externe scholing geen prioriteit. Bij WTV-bedrijven is scholing echter expliciet als voorwaarde opgenomen in de afspraken. Bij ontslagaanvragen kunnen in het sociaal plan afspraken worden gemaakt over bijdragen in de scholing van te bemiddelen werknemers. Voor bedrijven zijn er twee uitgangpunten: intern scholen en geen cash-out. Het belang om straks over voldoende gekwalificeerde vakmensen te beschikken, als er weer een tekort aan vakmensen zal zijn, wordt gedeeld. Maar de middelen heeft men nu niet. Toch is er geen slimmer idee dan nu extra te scholen. Er wordt immers niet op volle toeren geproduceerd. En scholing motiveert de werknemer, biedt perspectief en verhoogt straks de productiviteit. Doel van hier uitgewerkte aanpak is om bedrijven, met oog voor hun wensen en mogelijkheden, in samenwerking met kennisinstellingen een pakket te bieden dat scholing aantrekkelijk maakt, gemak biedt en samenwerking nu en in de toekomst schraagt. Het meest effectief is het te beginnen bij de grote bedrijven, waar de meeste massa kan worden gemaakt. Maar er moet zeker ook oog zijn voor mkb-bedrijven. De Servicepunten Leren en Werken kunnen met name voor deze sector van grote betekenis zijn. 6.1.2. Behoud van vakmanschap voor de regio Langs drie wegen dreigt vakmanschap in deze regio nu verloren te gaan. • Technische vakmensen binnen grote en kleine bedrijven staan onder druk, met op dit moment een sterke nadruk op mensen met een werktuigbouwkundige achtergrond. Het zijn de handen van de ingenieur en deze blijven onmisbaar. • Kenniswerkers (R&D’ers) lijken nog niet in gevaar. De bedrijven houden hen vooralsnog vast. Mocht de crisis echter aanhouden, dan is het verlies van hun kennis niet denkbeeldig. Voor de regio is dit het meest rampzalig. Zij zijn de harde kern van het regionaal innovatief vermogen. De kosten om hun op te leiden zijn hoog in geld en tijd. • Het flexibele vakmanschap. Deze mensen zijn vaak via uitzendbureau’s voor kortere of langere tijd bij industriële ondernemingen uitgeleend. Het verschil in niveau is groot: van assemblagemedewerker tot constructeur. Vele zijn thans al ontslagen en niet meer bij de industrie in beeld. Als straks de productie weer aantrekt is het moeilijk hun weer beschikbaar te krijgen. Voor ieder van deze drie groepen is een aparte aanpak op zijn plaats. 6.1.3. Behoeften van bedrijven De behoefte op de korte termijn valt in twee delen uiteen: • Voor technische vakmensen is er behoefte aan drie typen opleiding: bedrijfsspecifieke opleidingen (vaak intern, kortcyclisch, gericht op het eigen bedrijf, niet of nauwelijks van toegevoegde waarde buiten het bedrijf); branchespecifieke opleidingen. Deze zijn ook vaak intern, kortcyclisch, maar verhogen de bredere inzetbaarheid; erkende eindopleidingen of deelkwalificaties (zg. Crebo- en Creho-gerelateerd opleidingen). Deze hebben veel toegevoegde waarde, kunnen door EVC erkenning versneld worden, maar vereisen een langere studiebelasting (tenminste 320 uur. • Bij de kenniswerkers wordt veel meer gedacht aan inzet op een slimme manier bij het versnellen van delen van bestaande Innovatieprogramma’s. Die liggen vaak dicht bij het ontwikkelen van nieuwe producten of processen in de bedrijven waar ze nu werken. Bedrijven zijn primair zelf aan zet om een keuze te maken uit de hier beschreven mogelijkheden, maar zullen in geval van WTV en ontslagaanvragen hierover afspraken moeten maken met het Mobiliteitscentrum. Dit kan hun hierin faciliteren, zeker wanneer er, in samenwerking met Servicepunten Leren en Werken en de kennisinstellingen, scholingsarrangementen worden
17
ontwikkeld. Dit vergemakkelijkt bedrijven, zeker in de mkb-sector, de keuze voor scholing op maat van het bedrijf en zijn medewerkers. Over de behoefte op langere termijn bestaan vooral globale notities. Binnen dit Actieplan wordt daarop niet nader ingegaan. 6.1.4. Vraag in kaart brengen Grofweg worden drie klantgroepen onderscheiden. • Grote bedrijven (DAF, Philips, ASML, NXP, VDL, DSM, Nedcar). Deze overleggen thans periodiek in het Centrum for Technical Training (CTT). Een scholingsadviseur vanuit de samenwerkende partijen inventariseert de totale behoefte, in overleg met het Servicepunt Leren en Werken Eindhoven. Medio februari is dit voltooid. De behoefte lijkt zich te richten op kortcyclische vakopleidingen. Hoewel men werkt via het no-cash-out-principe, hebben deze bedrijven het voordeel dat zij veel meer projectmatig werken en dat groepsvorming bij hen te verwachten is. Dat laatste is nodig, omdat een hanteerbare schaal (massa) nodig is om een reëel aanbod te doen. Daarom wordt getracht in eerste instantie deze bedrijven een dienstverleningsaanbod te doen. Hierop wordt in paragraaf 6.1.5 ingegaan. • MKB-bedrijven. Ook hier zal clustervorming nodig zijn om een aantrekkelijke pakket te kunnen aanbieden. Toetsing bij een beperkt aantal metaalbedrijven levert een vergelijkbaar beeld op als bij de grote bedrijven. De inzet is hun te faciliteren via het dienstverleningsaanbod aan de grote bedrijven. • Werkloos-werkzoekenden. Zij zullen individueel via het Mobiliteitscentrum en de Techniekdesk geholpen moeten worden. In paragraaf 4.1.3 staat de werkwijze beschreven. Ook hier gaan wij uit van een kortcyclische en praktijkgerichte aanpak. Wel is medewerking van bedrijven bij het vinden van geschikte stageplekken noodzakelijk. 6.1.5. Bestaand en nieuw te bieden aanbod In deze fase van de crisis ligt de nadruk nog sterk op industrie gerelateerde aanbieders. Daarom is een scholingswerkgroep ingesteld, bestaande uit de beide Servicepunten Leren en Werken, de sectorfondsen A&O (grootmetaal), OOM (kleinmetaal), OTIB (installatiebouw) en het Kenteq (kenniscentrum voor de techniek). Deze heeft het bestaande aanbod van ROC’s, brancheopleiders en private opleiders in beeld gebracht. Daarbij zijn ook de overige technische sectorfondsen betrokken. Voor de niet technische sectoren participeert de koepel van kenniscentra Colo. Afgesproken is dat de beide Servicepunten als inkoper optreden, waarbij alleen zal worden gekeken naar het vermogen om in de vraag te kunnen voorzien en niet naar de achtergrond van de scholingsaanbieder. In het bestaande aanbod bestaan hiaten. Hierin kan worden voorzien door maatwerk te leveren voor specifieke vragen. Voor dit pakket tekenen zich drie initiatieven af. • Leerbonnen Eindhoven en Helmond hebben het initiatief genomen om, in aanvulling op de leerbonnenactie van de Provincie Noord Brabant, een extra impuls te geven aan individuele scholing. Hiermee komt de verantwoordelijkheid bij de individuele werkzoekende te liggen. Dit past bij een aanpak om de de regie voor zijn toekomst meer bij het individu te leggen. Daarbij zou het dan wel moeten gaan om werkzoekenden die niet een beroep kunnen doen op afspraken met werkgevers, bv. in het kader van WTV of een sociaal plan. • Scholingsarrangement voor behoud en vergroting van technisch vakmanschap Uitgangspunt is breed toepasbare, inhoudelijke scholing. Dit wordt in de eerste plaats aan de grote bedrijven aangeboden. Met de wensen voor incompany-scholing en geen cash-out wordt rekening gehouden. De benodigde massa wordt bereikt door: het scholingsarrangement zoveel mogelijk te laten plaatsvinden op de werkplek; financial enginering, voor zover dat niet strijdig is met afspraken in het kader van WTV of sociaal plan; projectondersteuning: begeleiding, projectadministratie en verantwoording.
18
Hetzelfde pakket zal worden aangeboden aan mkb-bedrijven. De ontwikkelde kennis en tools komen ook beschikbaar voor trajecten van ontslagen werklozen bij het Mobiliteitscentrum en het Servicepunt Techniek. Het projectvoorstel is medio februari uitgewerkt. • Talent binnen boord Vakbonden, werkgeversorganisaties, sectorfondsen en de flexmarkt willen in Eindhoven en Zwolle een pilot organiseren voor flexwerkers met een technische achtergrond. Ontslagen flexwerkers, te werven via het Mobiliteitscentrum en de ABU-leden, wordt een scholingstraject aangeboden. Hierbij biedt de flexsector een competentiescan en een EVC-traject of rugzakje aan en de industriefondsen het scholingstraject. Voorwaarde is dat mensen WW-gerechtigd zijn. Hoewel op kleine schaal wordt gestart, is het een eerste stap waarbij uitzendmarkt en industrie zich gezamenlijk willen inzetten voor deze groep. A&O garanderen de aanloopkosten. Over een bijdrage van publieke partijen is thans nog niet te zeggen. Verwachting is dat de pilot rond 1 maart gaat beginnen. • Nieuw op te zetten projecten Er tekent zich een aantal nieuwe problemen af die vragen om de opzet van nieuwe projecten. Zo stagneert het aantal stageplaatsen en leerbanen in het technisch beroepsonderwijs. Er is onvoldoende werk, onvoldoende begeleidingscapaciteit en/of onvoldoende geld. Dit kan ertoe leiden dat er over enkele jaren onvoldoende technisch vakgeschoold personeel beschikbaar is, zeker als ook de belangstelling voor technisch vakonderwijs afneemt. Verder is er de verwachting dat na de zomervakanties veel jongeren instromen op een stagnerende arbeidsmarkt. Mogelijk zouden (technische) leerbanen ook hier een oplossing kunnen bieden. Allemaal redenen om extra capaciteit in te zetten voor de ontwikkeling van arbeidsmarkt- en scholingsprojecten, zoals aangegeven in hoofdstuk 4. Er moeten projecten worden opgezet en doorontwikkeld samen met bedrijven en kennisinstellingen. Het is zaak hiervoor het nodige budget te reserveren.
6.2.
Acties en inzet van middelen
Ondernomen acties De scholingsbehoefte en de scholingsvraag van bedrijven op de korte termijn is op hoofdlijnen en in kwalitatieve zin in kaart gebracht. Er is een scholingswerkgroep ingesteld die het bestaande aanbod van ROC’s, brancheopleiders en private opleiders in beeld heeft gebracht. Afgesproken is dat de twee Servicepunten Leren en Werken als inkoper optreden. Er zijn drie projecten voor nieuwe scholingsarrangementen opgezet, in aanvulling op het bestaande aanbod. Geplande acties Inzet Leerbonnen: • Besluitvorming: Taskforce. • Kosten: ca € 600.000 op jaarbasis (1200 à 2400, afhankelijk van bedrag per bon), te dragen door gemeenten (re-integratiemiddelen participatiefonds). Scholingsarrangement voor behoud en vergroting van technisch vakmanschap. • Besluitvorming: Taskforce (v.w.b. ontwikkeling aanbod); Bedrijven i.o.m. Mobiliteitscentrum voor inzet vakmensen i.h.k.v. WTV of sociaal plan; Mobiliteitscentrum voor ontslagen werklozen. • Kosten: eenmalige ontwikkelkosten: € 40.000 ten laste van participatiefondsen gemeenten; Scholingspakketten ad € 1.000 à 2.000 per cursist nader toe te rekenen, afhankelijk van WTV, sociaal plan of anderszins, t.l.v. publieke middelen (voor bedrag van € 600.000). Project Talent binnen boord. • Besluitvorming: Taskforce (v.w.b. inzet in de regio) i.o.m. initiatiefnemers. • Kosten: n.v.t. Nieuw op te zetten projecten (stageplaatsen, leerbanen, stagnerende instroom jongeren). • Besluitvorming: Taskforce i.o.m. bedrijven en kennisinstellingen. • Kosten: nader te becijferen: minimale raming € 500.000 per jaar.
19
Hoofdstuk 7 Overige maatregelen en acties 7.1.
Acties direct samenhangend met de arbeidsmarkt
7.1.1. Groei uitkeringsvolume Afhankelijk van duur en van de regio-specifieke effecten van crisis, zal de instroom van mensen in de bijstand toenemen. Hierdoor zullen de gemeenten in Brainportregio een substantiële verzwaring krijgen van de bijstandslasten. Dit kan aanzienlijk oplopen en gaan afwijken van de algemeen te verwachten landelijke groei. Indien dit zich aftekent in de monitorcijfers, dan zal de regio tijdig bestuurlijke afspraken moeten maken met het Rijk over de specifieke compensatie voor de excessieve uitkeringslasten. 7.1.2. Dereguleren middeleninzet In dit Actieplan wordt per hoofdstuk de eerste, globaal geraamde middeleninzet vermeld. In de loop van de komende tijd al deze inzet mogelijk groter worden: als zaken verder uitkristalliseren, als nieuwe acties en/of projecten worden opgezet, als aantallen toenemen. Om te voorkomen dat telkens per actie en/of project nieuwe fondsen moeten worden aangesproken, subsidie-aanvragen, kredietvoteringen e.d. moeten worden gedaan, zou het goed zijn op basis van dit Actieplan een “krijgskas” te vormen. Daarbij moet worden bezien hoe deze doelmatig en transparant kan worden aangewend, beheerd en verantwoord, met een minimum aan regels en bureaucratie. Het directieoverleg zal hiervoor een voorstel ontwikkelen. Bij • • • • • •
het voorstel zullen worden betrokken: gemeentelijke middelen, met name het participatiefonds, in principe van alle regiogemeenten; middelen van SRE en Stichting Brainport; middelen ter beschikking van het WERKbedrijf; middelen van PACT Brabant, waarover op 13 januari al principe-afspraken zijn gemaakt; subsidies in het kader van OP-Zuid; sectorfondsen.
7.1.3. Kenniswerkers inzetten op extra innovatie impuls via TU/e en TNO De Stichting Brainport ontwikkelt in samenwerking met TU/e, TNO en de BOM een gezamenlijke propositie, waarbij kenniswerkers tijdelijk bij hen kunnen worden ondergebracht. Doel is deze kenniswerkers in te zetten voor innovatie bij maatschappelijke thema’s zoals duurzame energie en duurzame mobiliteit. Ook wordt gekeken of zo een versnelling binnen bestaande programma’s kan worden gerealiseerd. De totale propositie omvat ruim 2000 kenniswerkers. De propositie is medio februari uitgewerkt en zal aan vervolgens op landelijk niveau worden ingebracht via de Brainportlobbylijnen. 7.2.
Acties in afstemming met de economische beleidslijn binnen Brainport
Naast de aanpak van de arbeidsmobiliteit stelt Brainport zes maatregelen voor om de innovatie- en concurrentie kracht te behouden. Het betreft de volgende voorstellen. 1. 2. 3. 4. 5.
Herstel de kredietverlening om de export op peil te houden. Verstrek meer R&D-loonkostensubsidie om innovatiekracht te behouden. Verstevig de overheidsinvesteringen in de nationale kennisinfrastructuur. Intensiveer de branding van Nederland als innovatief land. Kies voor technologische vernieuwing als antwoord op maatschappelijke vraagstukken.
Actielijn
Aansturing
Uitvoering
Bestuurlijke lobby
Captains of Industry overleg
Financieringsinstrumenten Behoud R&D capaciteit
Idem i.o.m. provincie Captains of Industry overleg
Brainport samen met Eindhoven en Helmond NV REDE, BOM Brainport samen met kennisinstellingen (TNO, TU/e)
20
Brainport Barometer1 Brainport Industrie Café Vertrouwensteam
Captains of Industry overleg Idem Idem
Project Brainport Industrie Idem Idem
Korte toelichting: 1. Brainport Barometer Er wordt in de eerste helft van februari een website gelanceerd waarop met één blik aan de hand van enkele parameters de ‘weersontwikkeling’ in het industriële ecosysteem kan worden afgelezen. 2. Brainport Industrie Café Er wordt gewerkt aan een vorm van bijeenkomsten waar ondernemers periodiek bijgepraat worden over de ontwikkeling in de economie. Deze bijeenkomsten zullen zo vorm worden gegeven dat ondernemers ook in de gelegenheid zullen zijn van gedachte te wisselen over specifieke problemen die hun eigen onderneming betreffen. 3. Vertrouwensteam Bij Brainport wordt gewerkt aan de oprichting van een vertrouwensteam dat ondernemers kan bijstaan die met voor hen ongekende problemen kampen en die behoefte hebben aan een eerstelijnsaanspreekpunt. N.B. Deze initiatieven vragen nog om vertrouwelijkheid, omdat nog niet alle benodigde partners voldoende zijn geïnformeerd.
1
Voor de ondersteuning van een aantal specifieke actielijnen die zich richten op hulp aan het industriële bedrijfsleven in Brainport is het project Brainport Industrie opgestart. Het Captain’s of Industry overleg wordt als de klankbordgroep gezien voor dit Brainport project.
21
Hoofdstuk 8 Kostenraming Aan de hand van de acties en de daarbij behorende kostenramingen in de hoofdstukken 4 t/m 6 kan de volgende globale, voorlopige begroting worden opgesteld.
Actie
Middeleninzet eventueel
Reeds gerealiseerde extra inzet Mobiliteitscentrum WERKbedrijf Idem centrumgemeenten Extra capaciteit Mobiliteitscentrum Extra capaciteit Werpleinen regulier Inrichten Servicepunt Techniek Extra inzet Competentietestcentra Capaciteit projectontwikkeling Opzetten Vacaturemeldpunt Communicatiestrategie Brainportcrisiswijzer.nl Doorontwikkelen HRM-servicepunten Pilots virtueel mobiliteitscentrum Doorontwikkelen pilots Inzet Leerbonnen Behoud en vergroting vakmanschap Nieuw op te zetten projecten
eenmalig
jaarlijks
700.000 900.000 pm pm 50.000
50.000 100.000 200.000 pm 200.000 1.200.000 40.000
Totaal
pm
1.840.000
menskracht: pm 600.000 150.000 pm 50.000 100.000
pm 600.000 600.000 500.000 4.200.000
Uitgaande van inzet van deze middelen gedurende de komende twee jaren, belopen de totale kosten € 10.240.000. De exacte omvang is in sterk afhankelijk van de mate waarin en de duur waarmee de economische crisis in deze regio zal doorzetten. Wanneer er onverhoopt aanzienlijk meer menskracht moet worden ingezet in het Mobiliteitscentrum, de Werkpleinen en de HRMservicepunten, dan kan dit de begroting sterk negatief beïnvloeden. De deelnemende partijen zullen een belangrijk deel van de kosten voor hun rekening nemen, maar zullen ook een beroep doen op het Provinciebestuur van Noord-Brabant en op de sectorfondsen.
22