Acta Comparanda XIX (2008) FVG
Wordingsgeschiedenis van de Joodse Ethiek HENRI ROSENBERG
[email protected]
Faculty for Comparative Study of Religions 2610 Antwerpen, Belgium
1
2
Wordingsgeschiedenis van de Joodse Ethiek1
1. Inleiding Heden ten dage bestaat er een moderne op de orthodoxe leest2 geschoeide joodse ethiek met standpunten over alle contemporaine ethische problemen3, zoals het levenseinde4, het ongeboren leven, orgaantransplantaties, medische ethiek5, het geslachtsleven, de menselijke solidariteit, de business ethiek6, edm. De joodse business ethiek buigt zich over onder andere vragen als bijvoorbeeld: de ethiek van outsourcing, het verschil tussen marketing en spam, hoe efficiënt mag men zijn werknemers controleren, quid met belastingontduiking7, de geoorloofdheid van downloaden van auteursrechtelijk beschermde werken, etc. Zeer recentelijk zijn zelfs joodse ethische beginselen verwoord voor ecologie8 en dierenvriendelijkheid en werd zelfs de mening geopperd om aan het kosjerheidcertificaat voor ritueel geslacht vlees een eco-kosjer certificaat van dierenvriendelijke behandeling van de dieren te koppelen9. Er bestaan zelfs joodse verenigingen en onderzoekscentra die zich toespitsen op ecologie en dierenvriendelijkheid, zoals het Center for Judaism and the Environment dat een onderdeel is van The Center for Business Ethics and Social Responsibility. Dit maakt dat de joodse ethiek vandaag een volwaardig systeem omvat, dat het zeer eigentijds maakt. Uit de aard zelf krijgt een dergelijke religieuze ethiek echter slechts gelding, wanneer men deze op de bijbel kan doen steunen. Een andere legitimatie bestaat er niet in een systeem dat niet op democratische consensus maar op een goddelijk gebod steunt.
1
Lezing van 21 januari 2008 in het Nijmeegse Centrum voor Ethiek, Radboud Universiteit Nijmegen, gepubliceerd in Acta Comparanda, Vol. XIX, 2008, p. 31-85. 2 Er bestaat ook een joodse ethiek die op de andere religieuze denominaties (Conservatief, Reform en Reconstructionist) is gestoeld, alsook een joodse seculiere ethiek die op de joodse culturele traditie steunt. Deze niet-othodoxe moraalsystemen vallen buiten het veld van huidige studie. 3 Sol Roth, The Jewish Idea of Ethics and Morality. A Covenantal Perspective, Yeshiva University Press, N.Y., 2007, 207 pp. Menachem Marc Kellner, Contemporary Jewish Ethics, Sanhedrin Jewish Studies, Hebrew Publishing Company, N.Y., 1978, 452 pp. 4 Peter Joel Hurwitz, Jacques Picard & Avraham Steinberg (Ed.), Jewish Ethics and the Care of End-ofLife Patients, Ktav Publishing House, N.J., 2006, 254 pp. 5 Basiswerk: Immanuel Jakobovits, Jewish Medical Ethics, A Comparative and Historical Study of the Jewish Religious Attitude to Medicine and its Practice, Mossad Harav Kook, Jerusalem, 1966, 320 pp.; Avraham Steinberg & Fred Rosner, Encyclopedia of Jewish Medical Ethics, Feldheim Publishers, Jerusalem, 2003. 6 Leo Young, Business Ethics in Jewish Law: With a Concluding Section on Jewish Business Ethics in Contemporary Society, 1987. Aaron Levine, Free Enterprise and Jewish Law, Aspects of Jewish Business Ethics, Yeshiva University Press, New York, 1980, 223 pp. 7 H. Rosenberg, Elige Vïtam: de "Lex Regni lex est", de fraude vectigalis et de fraude portorii et de legibus nonnullis iuris litis Rabbi. Antwerpen 1988, 175 p. 8 Ellen Bernstein, Ecology and the Jewish Spirit: Where Nature and the Sacred Meet, Jewish Lights Publishing, 2000. Asher Meir, The Jewish Ethicist, http://besr.org/ethicist/. Freudenstein, Eric G. Ecology and the Jewish Tradition, in Judaism and Human Rights, M. Konvitz, ed. New York: Norton, 1972, pp. 265-74. Also, Helfand, Jonathan I. Ecology and the Jewish Tradition: A Postscript, Judaism, 20(3), 1971, pp.330-35. 9 Alan Cooperman, Eco-Kosher Movement Aims To Heed Tradition, Conscience, in Washington Post, 7 juli 2007. Alexandra J. Wall, Eco-kosher, More than milchik and fleishik, in Jewish News Weekly, 30 september 2005.
3
Nochtans in een ver verleden, in de Oudheid, was de bijbel10 (Pentateuch traditioneel: 13de eeuw vóór de jaartelling – wetenschappelijk: 8ste - 3de eeuw vóór de jaartelling) ook zeer eigentijds en lag die evenzeer in de geest van de tijd. Hoe kan het dat een goddelijk gegeven of geïnspireerde bijbel zijn eigentijdsheid kan bewaren en toch met de tijd meegaan zonder dat aan de goddelijke regels afbreuk wordt gemaakt? Dat kan alleen doordat de bijbel geacht wordt in cryptische niet letterlijk op te vatten bewoordingen te zijn opgesteld, die openstaan voor de meest vergaande interpretaties. Het is alleen zo dat de bijbel de inspiratie- en legitimatiebron is kunnen worden van zo verschillende geloofsovertuigingen als jodendom, christendom en islam met al hun ontelbare sekten en schismastrekkingen. Ook Samaritanen, Karaïten, Essenen, Hassideeërs, Farizeeërs, Sadduceeërs, edm. steunen hun geloof en eredienst op de bijbel. Alleen zo kan de bijbel eeuwig up-to-date zijn en een voedingsbodem zijn voor zo uiteenlopende religies. Alleen op deze wijze kunnen wetsvoorschriften en ethische normen permanent beantwoorden aan de tijdgeest. Precies hierover handelt deze uiteenzetting en onderzoekt zij aan de ene kant deze evolutie van wet en moraal van het bijbeltijdperk tot heden ten dage, alsook aan de andere kant de gedaanteverwisseling van de verschillende lezingen van de oorspronkelijke bijbeltekst. God werd ten tijde van de bijbel in de geest van het bronstijdperk als volgt geprezen: “God staat in de vergadering der goden, Hij spreekt recht te midden der goden11”, “Wie is als Gij, onder de goden, Here?12”, “Gij zijt het die de koppen der draken hebt verbrijzeld. Gij zijt het die de koppen van de Leviathan hebt vermorzeld13”, "Zijt gij het niet die Rahab neergehouwen, den zeedraak doorboord hebt"14, "Gij hebt Rahab als een verslagene verbrijzeld"15. Wil dat dan zeggen dat wij Hem vandaag op dezelfde grond moeten loven of kunnen wij Hem in onze moderne tijdsgeest prijzen om de verbluffende uitgestrektheid van de in expansie zijnde kosmos, de adembenemende precisie waarmee de oerknal het leven op aarde heeft mogelijk gemaakt en de fenomenale krachten en ondoordringbare mysteries die de kwantumwereld regeren16? Teneinde deze perpetuele eigentijdsheid doorheen de millennia ten volle te begrijpen, overloopt dit artikel de genesis van de joodse wet en ethiek (hoofdstuk 2), schetst het de pre-existerende cultuur in het vóór-bijbelse tijdperk in het Neolithicum of steentijdperk (hoofdstuk 3) en gaat het in op de bestaande ethische normen in dit vóór-Israëlitisch tijdperk (hoofdstuk 4). Er wordt vooral aandacht geschonken aan de invloeden van deze omgeving en cultuur op de bijbel (3.4.). Voorts worden de ethische normen in de bijbel en in de boeken der profeten overlopen (hoofdstuk 5) en wordt de kentering in het talmudtijdperk met de opkomst van het verregaande gejuridiseerde talmudische neojudaïsme beschreven (hoofdstukken 6 en 7). 10
De bijbel (s.l.) of TeNaCH in het Hebreeuws omvat de Pentateuch (thora) of vijf boeken van Mozes (de bijbel s.s.), de Boeken van de Profeten en de Hagyographa. 11 Psalmi, LXXXII:1. 12 Ex., XV:11. 13 Psalmi, LXXIV:13-14. 14 Jesaja LI, 7. 15 Psalmen LXXXIX, 11. 16 H. Rosenberg, Een nieuw theologisch discours (of een nieuwe Maïmonidiaanse ‘Gids der Verdwaalden’) in een tijdperk van oerknal- en kwantumrealiteit, Acta Comparanda, Vol. XVIII, 2007, p. 69-134.
4
Tot slot wordt illustratief aan de hand van de beschrijving van de ontwikkeling in het joodse recht van twee seksueel getinte ethische kuisheidsnormen aangetoond hoe in concreto het “orale correctief” of de interpretatieleer van de thora bijbelse ethische normen baart of aanpast aan nieuwe omstandigheden en veranderende zeden en mentaliteiten (hoofdstuk 8). In fine wordt ook aandacht besteed aan het nieuwe postHaskala (Verlichting) concept van Daas Toire, dat het Rabbinaat in staat stelt om de moderniteit te bestrijden door bindende rabbinale oekazes en rechtsopinies uit te vaardigen in niet-halachische materies, als politiek, ideologie, pedagogie, psychologie, seksualiteit edm., zonder hiervoor de nodige scholing of expertise te bezitten.
2. De genesis van joodse wet en ethiek 2.1. Ethiek onderdeel van joodse wet Het joodse recht, de Halacha, is een allesomvattend rechtsysteem dat alle takken van het wereldlijke recht bestrijkt (gerechtelijk recht, burgerlijk recht, commercieel recht, publiek recht, strafrecht, arbeidsrecht), vermeerderd met sacraal, ethisch en religieus recht. Dit rechtstelsel regelt tot in details ingrijpend de relaties van de jood van geboorte tot dood met zijn volksgenoten, niet-joodse medeburgers, de politieke en religieuze leiding, de eigen gemeenschap en met de niet-joodse seculiere overheid. Volgens de orthodoxe doctrine past dit geheel van rechtsregels in een kader van vereenzelviging van Staat met Religie en hoort dwingend opgelegd te worden aan alle joodse mensen (vergelijk met de Shaaria in islamlanden). Sinds de teloorgang van de joodse politieke autonomie 2000 jaar geleden, werd dat rechtstelsel binnen en door de joodse gemeenschappen gehandhaafd en opgelegd. Immers genoten joden in de middeleeuwen geen individuele burgerrechten maar uitsluitend als leden van een gemeenschap die collectief voor haar leden vestigingsrecht moest afkopen. Hierdoor had de gemeenschap een ontzaglijke greep op haar leden, nu excommunicatie neerkwam op vogelvrij verklaren. Om deze reden bestond het begrip orthodoxie nog niet, evenmin als het onderscheidende verschil tussen orthodoxe en andersdenkende joden. Sinds de Verlichting en de toekenning van individuele burgerrechten aan joden geldt het joodse recht nog alleen voor joden die er zich vrijwillig aan onderwerpen, al mag men de sociale controle niet onderschatten die uitgaat van de moderne joodse gemeenschap en haar notabelen. Ethische waarden en morele voorschriften17, alsook ‘religieuze’ plichten en geloofsdogma’s maken deel uit van deze Halacha en zijn op dezelfde wijze afdwingbaar en met evenveel legalisme gecodificeerd in de normatieve wet als de voornoemde meer klassieke takken van het recht. Op dezelfde wijze dat het hedendaagse joodse recht een verfijninggraad heeft bereikt die te vergelijken is met de moderne rechtstelsels, is ook de joodse ethiek uitgegroeid tot een allesomvattend joods ethisch waardearsenaal, dat vormelijk en conceptueel 17
Ethiek en moraal zijn quasi synoniemen, maar filosofen onderscheiden tussen beide begrippen. Moraal bevat de concrete normen en standaarden, terwijl de ethiek zich bezint over de basis van deze morele waarden. De morele waarde is voor of tegen de doodstraf, terwijl de ethiek zich de vraag stelt hoe de samenleving zich het recht toemeet te beslissen of de doodstraf al dan niet rechtvaardig is.
5
(maar niet inhoudelijk) op gelijke voet staat met de andere moderne ethische systemen. Joods recht en joodse ethiek verschillen echter hierin van hun moderne niet op religieuze leest geschoeide tegenhangers, dat beide voor hun legitimatie en afdwingbaarheid dienen verankerd te zijn (of te worden) in de goddelijk geïnspireerde bijbel. Volgens sommige juridisch en filosofisch geschoolde middeleeuwse Rabbijnen is er voor niet-joden (of niet godvruchtigen) echter wel ruimte voor een natuurrechtelijke ethiek. Hiermee wordt verklaard hoe het komt dat ook niet godvruchtige mensen zich aan bepaalde ethische normen houden zonder hiertoe religieus verplicht te worden. Om deze reden horen joods recht en ethiek -althans theoretisch- onveranderlijk te zijn, omdat God in Zijn bijbel eeuwige ge- en verboden heeft verkondigd, die de mens niet mag veranderen (denk maar aan de doem van de Reform). Dit geldt voor de drie abrahamitische godsdiensten en in de drie religies werd er een aan God toegeschreven oraal correctief ingelast. In het jodendom is dat de mondelinge thora (zeg maar de talmud, 50 - 500 van de jaartelling, waarin voor het eerst melding wordt gemaakt van een mondelinge traditieketen die tot Mozes teruggaat), in het katholicisme het Magisterium (de faculteit van de kerkvaders om Gods woord bindend te interpreteren) en in de islam de Hadith en de Sunna (de mondeling overgeleverde gedragingen van de Profeet). Evenals het jodendom (waarover verder) kent de islam voor- en tegenstanders van de letterlijke lezing van de koran18. Dat mondelinge correctief schept het beeld van een dichotomische thora. Aan de ene kant bevat zij een aantal antieke letterlijk te begrijpen wetten die veel gelijkenissen vertonen met pre-existerende rechtstelsels uit de vroeg en middel bronstijd, die in het lang en in het breed en in details werden omschreven en die in de talmudperiode grotendeels buiten spel werden gezet. Aan de andere kant zijn er dan honderden andere wetten, die het leeuwendeel uitmaken van het talmudische neojudaïsme en die hetzij vastgepind worden aan enkele thoraprincipes zoals bijvoorbeeld Sabbat (rusten) of Pessach (geen zuurdesem), hetzij in de bijbel achter allusies of woordspelingen schuilen. Het zijn zulke beginselen die onder talmudinterpretatie een oneindig aantal wetsbepalingen hebben gebaard nopens bijvoorbeeld de verplichte Sabbatrust en het broodloze paasfeest.
18
Tafsir (Arabisch: )ﺗﻔﺴﻴﺮis binnen de islam de exegese en interpretatie van de Koran. Een persoon die de tafsir schrijft, wordt een mufassir genoemd. Tafsir richt zich op het Arabisch uit de tijd van Mohammed, grammaticale analyse en de volgorde en de aanleidingen waarop en waarna de Mekkaanse soera's en de Medinische soera's zich openbaarden. Volgens anderen, zoals al-Zamakhshari (overl. 1144), zou deze tekstuele uitleg ta'wiel heten en zou tafsir zich beperken tot de uitleg van woorden in de Koran. Ta'wiel kan ook leiden tot een uitleg waarbij men een verborgen boodschap probeert te ontdekken in de ayaat (koraanverzen > Arabisch: ﺁﻳﺎت, āyātun) van de Koran. Dit is gebruikelijk bij de soefi’s, die een allegorische interpretatie zoeken, en de sjiieten, die een inwendige verklaring willen geven. Zahirieten (of Tahiri) zijn van mening dat alleen naar de uiterlijke betekenis van de Koran gekeken kan worden, waarmee het idee van een verborgen boodschap verworpen wordt. De soennieten zijn verdeeld over dit onderwerp. Sommigen wijzen het af, terwijl anderen van mening zijn dat het wel is toegestaan. Er ontstonden diverse stromingen door verschillende interpretaties, zoals de letterlijke of figuurlijke opvatting van de hand van God, waarbij gedacht moet worden aan een fysieke aanwezigheid van een hand of een symbolische duiding van macht. Abdelilah Ljamai, Inleiding tot de studie van koran, 2005, Uitgeverij Meinema, blz. 92.
6
Het mondelinge correctief laat dus toe om de thora up to date te houden en onder het mom van (her)interpretatie deze constant aan te passen zonder de schijn van reformatie te wekken. Dit gaat echter steeds gepaard met een permanente spanning en strijd tussen de behoudsgezinde Antiqui (ooit de Sadduceeërs) en de progressieve Moderni (de Farizeeïsche Talmudisten, de Tossafisten). Bij deze herinterpretatie hoort ook een herlezing van de wordingsgeschiedenis19. Dit heeft tot gevolg dat de thora altijd eigentijds is geweest. Eén voorbeeld: de bijbelse vergeldingswet (ius talionis) “oog om oog20” -een welsprekende eigentijdse terminologie die ontegensprekelijk verwees naar de toen heersende vergelding in natura- wordt in een Hineininterpretierung door de Talmudgeleerden ex tunc uitgelegd als een in geld vergoedende vergelding, als de pecuniaire waarde van het oog, wat meer aanleunde bij de geest van de talmudtijd (zie hoofdstuk 7). De hedendaagse joodse wet werd aan de hand van hermeneutische interpretatietechnieken door de Farizeeïsche Talmudgeleerden vastgelegd in het talmudtijdperk (50 - 500 van de jaartelling) en ingelezen in, of gededuceerd uit, de bijbeltekst, terwijl de antieke wetten die nochtans in de bijbel breedvoerig besproken werden, met een juridische poespas en tegen de Sadduceeërs in, gesuspendeerd werden en naar de Messiaanse tijden werden verwezen. Het antieke recht heeft plaats moeten ruimen voor het neojudaïsme van talmudsignatuur dat de normatieve Halacha is gaan vormen21. 2.2. Een reformatorische Halacha De joodse wet is goddelijk geïnspireerd en werd volgens de Talmudgeleerden door God in Zijn thora in codetaal ingekapseld. De reden voor de geheimtaal en stenostijl voor het grootste deel van de hedendaagse godsdienstvoorschriften, in tegenstelling tot de klare en uitvoerige taal met betrekking tot de antieke wetten, die in de talmudperiode buiten dienst zijn verklaard, blijft voor mij een raadsel dat onze Rabbijnen niet hebben kunnen ontrafelen. De Halacha kan dus niet veranderen, laat staan gereformeerd worden. Nochtans hebben deze joodse wet en ethiek een ware gedaanteverwisseling ondergaan en een constante aanpassing aan de nieuwe omstandigheden. De ‘techniek’ die hierbij werd gebruikt was de oudere versie van de wet (voor de Talmudisten de thora en de misjna, voor de Tossafisten de talmud) enger te herinterpreteren en vast te klikken aan bepaalde voorbijgestreefde of hoogst uitzonderlijke omstandigheden en voorts vast te stellen dat deze laatste er niet meer waren22. 19
Zie bijvoorbeeld voor wat de ethiek betreft: Arthur Waskow (Ed): Torah of the Earth: Exploring 4,000 Years of Ecology in Jewish Thought (2 Volumes), Jewish Lights, 2001. 20 Exodus, XXI:24; ook: Leviticus, XIV:20. 21 H. Rosenberg, Judeo-islamietische beschaving versus westerse lekencivilisatie, in Acta Comparanda, Vol. XVII, 2006, p. 125-136, in Forum nummer 163, p. 2-9 (in het Engels in Forum nummer 176, p. 2-11. De volledige collectie van 195 nummers van het Forum tijdschrift ligt ter inzage in de Antwerpse stadsbibliotheek: Referentie: c:lvd:6614568. Website: http://stadsbibliotheek.antwerpen.be/ 22 Voor de inlezing van het neojudaïsme in de thora door de Talmudisten verwijzen wij naar onze vorige artikels: H. Rosenberg, Talmud, leesbril voor de bijbel en katalysator van de Joodse Wet (Academische Rede, 2001 - Lezing voor de Genootschap voor de Joodse Wetenschap in Nederland, 9 juni 2002), in Acta Comparanda, XIII, 2002, p. 5-21 en H. Rosenberg, Judeo-islamietische beschaving versus westerse lekencivilisatie, in Acta Comparanda, Vol. XVII, 2006, p. 125-136, in Forum
7
2.2.1. Handel in niet-joodse wijn: afzwakking van het bijbelse afgoderijverbod. Zo hebben de Tossafisten (10de - 13de eeuw) de wetten die betrekking hadden op handel met wijn en leningen op intrest (cfr. infra 2.2.2.) bijzonder permissief uitgelegd, nu de joodse gemeenschap (en vele Tossafisten!) in de Champagnestreek leefden van de financiering van handel in wijn (hun grootvader Rashi was reeds een wijnhandelaar)23. Joden mochten naar talmudrecht geen wijn drinken noch verhandelen die door niet-joden werd aangeraakt24. Wanneer echter de wijnoogst mislukte konden de wijnboeren de leningen niet anders terugbetalen dan met wijnvaten, zodat deze joodse geldschieters dikwijls ongewild opgezadeld werden met wijnvaten waarmee zij door de joodse wetsvoorschriften niets konden aanvatten. Om deze plotse joodse wijnhandelaars gewillig te zijn en van de financiële ondergang te redden, maar ook om deze insolentia judaeorum die aan deze verbodsbepaling kleefde enigszins te milderen25, gingen de Tossafisten ver in hun herinterpretatie van de talmud26. Zij stelden dat de talmud met deze regel enkel bedoelde deze heidense nietjoden, die in de oudheid de wijn voor hun afgodendienst aanwendden. Dat de katholieken de wijn in hun mis gebruikten als een transsubstantiëring van het bloed van Jezus in de miswijn, vonden de Tossafisten echter niet van aard om toch onder het talmudverbod te vallen27. De Tossafisten beperkten echter hun permissieve stelling tot de verhandeling van wijn en niet tot het drinken ervan, ofschoon joden toen hiermee zelf heel inschikkelijk waren en het verbod niet navolgden28. Rabbi Jacob ben Meïr Tam (alias Rabbenu Tam, 1100-1171) uit Ramerupt paste immers het rechtsbeginsel toe מוטב שיהיו שוגגין29 (= het is beter dat zij het verbod onintentioneel overtreden, dus is het best van hen niet op het verbod te wijzen30) voor het ongeoorloofde genot ( איסור הנאה, dus met uitsluiting van drinken) van deze wijn31. Wel was Rabbenu Tam inschikkelijk om wijn van een jood, die onintentioneel kortstondig aangeroerd werd nummer 163, p. 2-9 (in het Engels in Forum nummer 176, p. 2-11). Hieronder bespreken wij nog enkel de aanpassing door de Tossafisten van de talmudische joodse wet en moraal aan de nieuwe levensomstandigheden in Europa. 23 R. Judah Ayash, Responsa Beis Jehuda, Leghon, 1746, p. 116c, s.v. ubeiniyan. Ook : Chaïm Soloveitchik, על גלגולה של הלכה בעולם המעשה,יינם – סחר ביינם של גויים, Am Oved, 2003 24 M. Avodo Zoro, II:3; B. Avodo Zoro, 30b-31a. De logica achter dit verbod was dat toentertijd wijn werd geofferd voor de afgodendienst (vandaar יין נסךof geofferde wijn) en een afgodendienaar de joodse wijn zou kunnen aanroeren met de bedoeling het voor zijn afgodendienst voor te bestemmen, wat de wijn onfit maakte voor de joodse cultus. 25 Aartsbisschop Agobardus Lugdunensis uit Lyon vermeldt in Opera Omnia, Corpus Christianorum, Continuatio Medievalis, T. 52, Turnhout, 1981, p. 193 dat joden wijn door katholieken aangeroerd als ”immundus” beschouwen. De machtige Paus Innocentius III (Lotario de Conti, 1161 - 1216) spuwde gal over de joden omwille van deze regel. Zie: R.S. Lopez, Review of I. Agus, Urban Civilization in Pre-Crusade Europe, in Speculum, 42, 1967, p. 343. 26 Chaïm Soloveitchik, על גלגולה של הלכה בעולם המעשה,יינם – סחר ביינם של גויים, Am Oved, 2003. 27 Tosfot Avodo Zoro, 57b, s.v. leafuke. Cfr. Bayis Chodosh, YD, 123, s.v. umma sheomar, in fine. R. Jishmoël Kohen, Zera Emes, vol. 2, Leghorn, 5556, fol. 44b. 28 Zie het antwoord van Rashi aan zijn schoonzoon R. Meïr uit Ramerupt (vader van R. Jacob Tam): אין חילוק בין יין נסך לסתם יינם אלא שהתחילו להקל בו לענין הנאה, in Responsa Rashi, nr. 58. Zie ook de uitdrukking van R. Isaac ben Samuel uit Dampierre אך דבר מגונה ומכוער הואin Responsa Or Zoruah, 174. 29 B. Beitso, 30a; B. B.B., 60b, Rashbam (ad loc.), Tos., ad loc., s.v. mutav; Tos. ad B. Avoda Zara, 4a, s.v. shehojo 30 Rabbijn Meïr b. Baruch uit Rothenburg (1215-1293) past dit rechtsbeginsel toe op leningen met intrest van weldadigheidsgelden. Zie: E. Auerbach, Baalei HaTosfot, Vijfde editie, Bialik Instituut, Jeruzalem, 1986, p. 90. 31 Sefer Hajoshor, responsa, nr. 42.
8
door een niet-jood (volgens talmudrecht verboden voor consumptie), toch tot het verbruik toe te laten32. Een van de door Rabbenu Tam frequent gebruikte pragmatische rechtvaardigingsgronden voor zijn permissieve stellingen (bijv. inzake wijn en woekerrente) was 33?התורה חסה על ממונם של ישראל ואני לא אחוס ולא אורה בו להתיר (= de bijbel heeft zich ontfermd over joods geld en moet ik mij niet hierover ontfermen en bij geldelijk verlies de wet permissief vastleggen?34). Rabbi Mozes Isserles (1520 – 1572) is ook verrassend toegeeflijk betreffende het aanraken door een niet-jood van wijn35, die nochtans volgens de misjna en de talmud36 verboden is voor consumptie. In zijn responsa-werk gaat hij zelfs verder dan de Tossafisten en laat het drinken van “gewone wijn” (dit is niet-joodse wijn of סתם יינםi.t.t. יין נסךof geofferde wijn)37 toe. 2.2.2. Omzeiling van het bijbelse renteverbod De 12de eeuwse Tossafist Rabbi Jacob uit Orleans ()ר"י דאורלינ"ש, een discipel van Rabbenu Tam, die zich in Engeland vestigde, waar joden hun broodwinning grotendeels haalden uit leningen op intrest en geen acht sloegen op het bijbelse renteverbod, vond een manier uit om het desbetreffende bijbelverbod te omzeilen voor leningen van joden aan joden. Deze omzeiling was een heter iska38 avant la lettre en R. Joseph Caro (1488 - 1575), auteur van de wetcode Shulchan Aruch, bestempelt drie eeuwen later deze omzeiling desalniettemin als het grootste bedrog (“ )”אין לך הערמת ריבית גדולה מזוen verwijst naar het eensluidend standpunt van R. Salomon ben Adret (acroniem: Rashbo, 1235 - 1310)39. Deze permissiviteit steunde nochtans op een evolutie die reeds in de posttalmudische tijden begon. R. Shlomo Itzchaki (Rashi, 1040 - 1105) liet al toe om een lasthebber op te dragen van een derde een lening op intrest te bekomen voor de lastgever, omdat het verbod op rente slechts bestaat tussen de uitlener en ontlener, maar niet tussen de respectievelijke lasthebbers. Het algemeen principe dat een lasthebber geacht wordt voor rekening van de lastgever te zijn opgetreden ( )שליח של אדם כמותוheeft hier geen gelding, omdat het verbod op rente een strafrechterlijk beteugeld vergrijp is en in strafzaken geldt een ander principe, met name dat niemand (lastgever) aansprakelijk mag gesteld worden voor de daden van een ander (lasthebber) of 40אין שליח לדבר עבירה. Asher ben Jechiel (Rosh, 1250 - 1328)41 en Mordechai ben Hillel (1250 - 1298)42 stelden zich op dit vlak ook permissief op. Rabbijn Meïr b. Baruch uit Rothenburg (1215 - 1293) en R. Jacob ben Mozes Levi Moelin (1365 - 1427) staan het uitlenen op interest van het geld van weeskinderen contra legem toe43. 32
E. Auerbach, Baalei HaTosfot, Vijfde editie, Bialik Instituut, Jeruzalem, 1986, p. 381. B. Menoches, 76b, 86b, 88b-89a; B. R.H., 27a; B. Joma, 39a en 44b; B. Chullin, 49b, 77a; J. Terumos, 45b. 34 Sefer Hajoshor, responsa, nr. 42. 35 Shulchan Aruch, JD, 123:1. 36 B. Avoda Zara, 29 en 36. 37 Responsa Remo, nr. 124. 38 Zie hieronder. 39 Beis Joseph, JD, 177:16. 40 Mordechai, ad B.M., 338 41 Piskei HaRosh, B.M., 5:23 42 Ad B.M. 319 43 Responsa Maharil, nr. 37. Zie: E. Auerbach, Baalei HaTosfot, Vijfde editie, Bialik Instituut, Jeruzalem, 1986, p. 90. 33
9
De laatste schakel in deze evolutie die beoogt per se het bijbelse renteverbod te omzeilen is het Shtar Heter Iska of Iska-contract ()שטר היתר עסקא44 uit 1607, waarbij het bijbels (!) verbod van lening op intrest buitenspel wordt gezet door een rechtsfictie die erin bestaat dat de uitlener en de ontlener op papier een investeringspartnerschap aangaan, waarbij risico voor de ontlener gegarandeerd wordt voor de hoofdsom en een minimale ‘winst’ gelijk aan de afgesproken rentevoet. 2.2.3. Ontkrachting van het bijbelse nieuw-verbod Het bijbelverbod op de nieuwe oogst45 ( )חדשhoudt in dat men tot op 16 Nissan (tweede dag van het joodse paasfeest; dit is de datum van het offer van de eerstelingsgarve in de Tempel) de nieuwe oogst niet mag nuttigen. Dit was bijzonder onhoudbaar in Noord en Centraal Europa, vooral in winters die lang waren (en wanneer het paasfeest vroeg uitviel), zodat gezaaid werd na 16 Nissan, met het gevolg dat de oogst een jaar lang verboden was. Additioneel kwam de moeilijkheid dat joden, ingevolge de slechte kwaliteit en reputatie van drinkwater, overwegend wijn- en bierdrinkers waren geworden46 en men van de brouwerijen niet kon vernemen of de grondstoffen al dan niet onder het ‘nieuw’-verbod vielen. Joden, daarin begrepen vooraanstaande Rabbijnen47, sloegen dus geen acht op het ‘nieuw’-verbod m.b.t. bier, dat als en i.p.v. water werd genuttigd ()אינו עולה על שולחן מלאכים48. De Tossafisten zochten dus naar een halachisch middel om het betreffende verbod buiten spel te zetten. R. Isaac ben Samuel uit Dampierre (alias Ri de Oude ר"י הזקן, 1130 - 1189), die het verbod buiten Israël als een rabbinaal (en dus geen bijbels) verbod aanzag, vond de permissiviteit in de constructie van een twijfelgeval49 ()ספק דרבנן לקולא50. R. Eliezer ben Joël de Leviet uit Bonn (acroniem: Raviah, 1140 - 1225) vond in de constructie van een =( ספק ספיקאdubbele twijfel)51 een permissieve oplossing voor het bier, ook volgens de leer dat het ‘nieuw’-verbod buiten Israël een bijbels verbod is, omdat 52 =( ספק ספיקא לקולא גם באיסור דאורייתאdubbele twijfel leidt tot permissiviteit ook voor bijbelse verboden). R. Isaac uit Wenen (1180 - 1250), auteur van Or Zoruah, steunde de stelling van R. Eliezer ben Joël. Zijn zoon R. Chaïm (Eliezer) uit WenenNeustadt gaat een stap verder en laat het drinken van bier toe op de originele grond dat er geen graan wordt geconsumeerd maar slechts een afkooksel ervan, zodat het ‘nieuw’-verbod genullificeerd wordt in een meerderheid van water (= )בטל ברוב53.
44
Een in commendam transactie. Leviticus, XXIII:14. M. Orloh, III:9 stelt dat het verbod ook buiten Israël geldt, terwijl M. Kiddushin, I:9 beoogt dat het buiten Israël geen toepassing vindt. 46 Germania Judaica, III/1, Hrsg. Aryeh Maimon & Yaacov Guggenheim, Tübingen, 1987, p. 242. 47 Volgens de getuigenis van R. Joël Sirkis, Bach, JD, 233. 48 Tosafot, Avodo Zoro, 31a, s.v. vetarveyu. 49 De joodse wet laat permissiviteit toe bij een twijfelgeval voor rabbinale verboden en bij een dubbele twijfelgeval voor bijbelse verboden. Van zodra de feiten aan een of twee twijfels onderhevig zijn, kan men de milde toepassing van de wet volgen. M.b.t. het nieuw-verbod: twijfel over het feit of de oogst van het lopende of het vorige jaar is, vermeerderd met een twijfel, ook indien het van het lopende jaar is, of het van vóór of na 16 Nissan is. 50 Rashi ad B. Beitso, 4a, s.v. rav ashi; Tos. ad B. Chagigo, 21a, s.v. haonen. 51 B. Kiddushin, 75a; B. Kessubos, 14a. 52 B. Kiddushin, 75a. 53 218 ' עמ,1996 , ירושלים, מאגנס,1000-1350 מנהג ומציאות באשכנז, הלכה,שמע-ישראל תא 45
10
2.2.4. Zonsondergang en intrede van bijbelse Sabbat vertraagd. In de Franco-Germaanse contreien ondervonden joden grote moeilijkheden in de winter met de ingang van de Sabbath. Naar talmudrecht dat door Maimonides in zijn Codex werd vastgelegd54, gaat de Sabbath in bij zonsondergang ()שקיעת החמה, wat plaatsvindt op het moment dat de zon onder de horizonlijn verdwijnt en in de winter zeer vroeg kan zijn. Door een herinterpretatie van de talmud55, beschikt Rabbi Jacob Tam (Rabbenu Tam) dat zonsondergang pas begint wanneer de zon uit het zicht onder de horizon verdwijnt en pas eindigt wanneer de laatste straal van het schemerlicht aan de horizon verdwijnt, wat veel later is (58,5 minuten). Ook de Shulchan Aruch zal deze stelling aankleven en in de wet inschrijven56, ofschoon heden ten dage de Sabbatkaarsen aansteken op het door Rabbenu Tam gesuggereerde uur als een ware =( חילול שבתovertreding van de Sabbatgeboden) wordt aanzien.
3. De vóór-Israëlitische cultuur in het Mashriq-gebied De Mashriq (of Al Mashriq) is een gebied van 7.000.000 km2 dat zich uitstrekt van de westelijke grens van Egypte tot aan de westelijke grens van Iran. Volgende landen maken er deel van uit: Egypte, Soedan, Saoedi-Arabië, Jemen, Oman, Koeweit, de Perzische Golfstaten, Israël, Jordanië, Libanon, Syrië en Irak57 Het Mashriq-gebied heeft de langste culturele geschiedenis van de wereld en is de bakermat van de menselijke beschaving en de bijbel schijnt niet meer dan dit geografische gebied te kennen. De drie monotheïstische godsdiensten -jodendom, christendom en islam- hebben er hun wortels. Aan de ene kant heeft de joodschristelijke cultuur de blanke westerse civilisatie beduidend beïnvloed, terwijl aan de andere kant de wereldwijde expansie van de islam deze invloed planetair heeft verspreid. De graad van deze invloeden verschilt beduidend naarmate men zich bevindt in een multiculturele democratische beschaving met scheiding van Kerk en Staat of in een theocratisch bestel. In het eerste geval vindt men overblijfselen ervan in de mentaliteiten, attitudes en gedragspatronen van de westerse mensen, zoals de ondergeschikte rol van de vrouw, de patriarchale structuur van het gezin, het gezinspatroon en het huwelijksinstituut, de (nu verleden) discriminatie tussen wettige en natuurlijke kinderen, de (nu eveneens achterhaalde) handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw, edm. In het andere geval gaat het wel degelijk om de herinvoering van de islamitische wet, die de hier beschreven (pre-islam en zelfs preIsraëlitische) culturele patronen bestendigt. Er bestond ook een pre-patriarchaal rechtstelsel, waarvan de bekendste codices deze van Esnunna58 (1930 vóór de jaartelling), van Lipit-Ishtar, koning van Mesopotamië (1880 vóór de jaartelling) en van Hammurabi, koning van Babylon (1800 vóór de jaartelling59)60 zijn, die vele gelijkenissen vertonen met de pre-pentateuchale codes 54
Rambam, Hil. Shabbos, V:3-4. B. Shabbos, 35a, s.v. trei. 56 OH, 261:1-2. 57 Andere namen voor het gebied: Levant, Morgenlanden, Nabije-Oosten, Midden-Oosten. 58 Yaron, R., The Laws of Esnunna, Jerusalem, 1969; The Laws of Esnunna, 5 Israel Law Review, 327, 1970. 59 Over de datering bestaan meningsverschillen die schommelen tussen 2150 en 1800 vóór de jaartelling. Zie: L.W. King, The Letters and Inscriptions of Hammurabi, London, 1900, Vol. III, p. 230; 55
11
der Hebreeërs, met name de Code van het Verbond61, de Deuteronomische Code62 en de Code der Priesters63, waarvan de Code van Heiligdom64 het belangrijkste onderdeel is65. In die tijd waren alle codices geformuleerd in de si quis vorm66. Het is pas veel later in het talmudtijdperk (50 - 500) dat abstracte rechtsbegrippen ingevoerd werden67 en in de vroege middeleeuwen dat ware codificatiepogingen ondernomen werden, gestoeld op een rationalisering, een systematisering en vooral op een abstrahering van de rechtsregels68. Hieronder geven wij ter illustratie een aantal socio-culturele (3.1.) en religieuze (3.2.) kenmerken die gemeenschappelijk zijn aan alle Mashriq-culturen en die reeds bestonden in het tijdperk der aartsvaderen. Tevens wijzen wij op bepaalde overeenkomstpunten tussen de pre-existerende wetcodices in de regio en de vóórpentateuchale codices van de Hebreeuwse stammen (3.4.). 3.1. Socio-culturele patronen In dit gebied zijn er bepaalde socio-culturele patronen die gemeenschappelijk zijn aan alle drie godsdiensten en die bezegeld zijn geworden in de respectieve religieuze voorschriften. Wij vinden deze patronen zelfs terug in de pre-patriarchale periode. Families zijn er van oudsher patrilineaal, d.i. individuen behoren enkel tot de familie van vaderszijde, en patrilokaal, d.i. gehuwde vrouwen gaan deel uitmaken van de schoonfamilie. Om deze reden erven zij bijvoorbeeld niet van hun vaders en worden ze aan de hand van een huwelijkscontract en mits betaling van een bruidsschat uitgehuwd. De familie is ook patriarchaal: de vader is de pater familias en de oudste staat ook aan het hoofd van de verruimde familie, de clan, de chamula, de substam en de stam. Men probeert deze band met de stam en de afstamming zoveel mogelijk te Ernest Lindl, Die Datenliste der Ersten Dynastie von Babylon, in Beitraege zur Assyriologie, Band IV, 1901, p. 382;. 60 De Code werd gebeiteld op een stèle van twee meter hoogte uit zwart diorietsteen, die bewaard wordt in het Louvre te Parijs. De tekst is in het Akkadisch, een Arabische taal die het Sumerisch verving. 61 Geïncorporeerd in Exodus XX en XXIII. 62 Geïncorporeerd in Deuteronomium XII-XXVI. 63 Geïncorporeerd in een deel van Exodus, het volledige Leviticus en het grootste deel van Numeri. 64 Geïncorporeerd in Leviticus XVII-XXVI. 65 Driver, G.R., Miles, J.C., The Babylonian Laws, 2 vols., 1952-55. 66 = “wanneer iemand...”. Bijv.: “Wanneer een zoon zijn vader slaat, zal hem een hand afgesneden worden” (artikel 195. van de Code van Hammurabi). “Wanneer iemand een put opent (...) en er valt een rund of een ezel in, dan zal de eigenaar van den put vergoeding geven (...)” (Exodus XXI, 33). 67 Vooral de Babylonische talmud reduceert systematisch halochos tot algemene principes: mukzeh, elk voorwerp dat men niet voorziet op een Sabbat of feestdag te benutten; dovor she-eino miskaven, verboden werk op Sabbat of feestdag dat onoplettend wordt gedaan; bereiroh, de rechtsgeldigheid van een daad, waarvan de verduidelijking in de toekomst ligt; chazoko, de veronderstelling dat een voorwaarde die wordt aanvaard, zolang geldig blijft totdat men het tegenovergestelde leert; zeh ve-zeh goirem, twee oorzaken die tot één effect leiden; geromo, een onrechtstreekse oorzaak. 68 Nochtans ook in onze ‘moderne’ hedendaagse wetboeken vindt men nog onhandige, weinig abstraherende formuleringen. In artikel 1966. van het Belgisch Burgerlijk Wetboek wordt ‘sport’ als volgt met liefst 37 woorden beschreven: “De spelen die geschikt zijn tot oefening in de wapenhandel, de wedlopen te voet of te paard, de wedrennen met wagens, het kaartspel, en andere soortgelijke spelen waarmee behendigheid en geoefendheid van het lichaam zijn gemoeid (...)”.
12
reconstrueren tot in de antieke tijden. De stamboom met daarin de juiste gezaghebbende voorouders verschaft gezag en dwingt ontzag af in de samenleving. Er bestaat in die Mashriq-culturen een sterke traditie van endogamisch huwelijk, d.i. het onder mekaar huwen binnen een kleine sociale cirkel van familie-, dorps- of stamgenoten. Polygynie is ook toegestaan in al deze culturen69. Traditiegetrouw worden huwelijken gearrangeerd door de vaders (zelfs voor minderjarigen) en voltrokken door de bijslaap op jeugdige leeftijd. Er wordt grote waarde gehecht aan de mannelijke procreatievaardigheid en aan zijn kunde om herhaaldelijk het leven te schenken, liefst aan een mannelijke afstammeling. De bijbelse injunctie van “Weest vruchtbaar en wordt talrijk”70 wordt als een goddelijk bevel en zegen aanzien. Kinderloze koppels worden met compassie aanschouwd. Traditioneel is de echtscheiding of uitstoting in alle culturen vrij gemakkelijk, zonder al te veel plichtplegingen en enkel op initiatief en welwillen van de echtgenoot. De echtgenote kan slechts lijdzaam ondergaan en enkel dat bedrag als compensatie opeisen dat in het huwelijkscontract werd vastgelegd. Indien zij schuld heeft aan de scheiding (en het minste mankement is hiervoor voldoende), verliest zij ook dat. Na de scheiding mag de man onmiddellijk een nieuw huwelijk aangaan, terwijl de vrouw drie maanden moet wachten om geen verwarring over de afstamming te veroorzaken. Alle kinderen behoren aan de vader toe en bij echtscheiding worden zij aan hem toevertrouwd. Een echtscheiding is geen stigma, noch bij joden noch bij mohammedanen. 3.2. Religieuze patronen Vanaf hun prilste jeugd worden jongens opgevoed tot verantwoordelijkheidszin voor gans de familie (ooit worden zij pater familias) en ingewijd in de religiestudie. Meisjes daarentegen worden voorbereid op hun nakend huwelijk, dat reeds op zeer jeugdige leeftijd kan afgesproken worden (tussen de familie en schoonfamilie). Het meisje verhuist dan naar het huis van haar schoonmoeder voor verdere opvoeding. Van (hoofdzakelijk) vrouwen wordt verwacht dat zij zich ‘zedig’ kleden. Dit komt erop neer dat mannen zich op westerse wijze mogen kleden, terwijl vrouwen oriëntaals en dikwijls gesluierd of met bedekt hoofd (eventueel met pruik71) door het leven moeten gaan. Er wordt een scheiding in stand gehouden tussen de geslachten, en menstruerende vrouwen worden gesegregeerd en als onrein en onzuiver geschandvlekt, al worden zij niet ipso facto als minderwaardig aanzien. Zij dienen een teruggetrokken periode in acht te nemen (soms afgescheiden van hun gezin in een menstruatiehut) met absoluut verbod op geslachtsbetrekking en waarbij zelfs elk contact met de partner verboden is, precies uit vrees dat het tot verkeer zou kunnen aanzetten. Zo is het verboden samen op één bank te zitten, de vrouw dient op de grond 69
Er dient opgemerkt dat in deze culturen o.i.v. de dominante westerse cultuur (voor joden sedert hun verstrooiing onder de volkeren en voor de anderen o.i.v. de westerse invloeden die zich ook in het Midden-Oosten doen gelden), bepaalde van deze karakteristieken afgezwakt werden. Sommige zelfs zeer vroeg in de loop van de geschiedenis. Denk maar aan de ban op de polygynie door de Ashkenaze Rabbi Gershon (10de eeuw), die maar gold voor de reeds in Europa wonende Ashkenaze joden. 70 Genesis I, 28. 71 Voor de joodse wetten en riten desomtrent, zie H. Rosenberg, Chaïm LeRosh, 2de ed., Antwerpen, 1998.
13
of lager gelegen bed te slapen, mag haar echtgenoot niet aanraken, hem geen voeding aanreiken, edm., allemaal zaken die in het jodendom ingang hebben gevonden. Op het einde van de menstruatieperiode en na de purificatieperiode (die samen bijna een halve maand in beslag kunnen nemen), herneemt het echtelijke koppel de normale geslachtsbetrekkingen tot aan de volgende maandstonden. Overigens hadden alle culturen in het Mashriq-gebied in de pre-Israëlitische periode omstandige reinheidswetten en purificatiemethodes door wateronderdompeling en dierenoffers, die veel gelijkenissen vertonen met de latere reinheidswetten uit de thora. Zo moest men in Babylon na geslachtsbetrekkingen in een ritueel purificatiebad en mocht men voordien geen voorwerpen aanraken [vgl. Lev., XV:26-27]. Volgens een oude Babylonische tekst was een man die een menstruerende vrouw aanraakte zes dagen onrein72 [vgl. Lev., XV:24]. Het varken werd als onrein aanzien, ofschoon er geen consumptieverbod bestond. In Egypte mocht een man na geslachtsbetrekkingen de Tempel pas binnen nadat hij een rituele wassing had ondergaan. Tempelpriesters gingen zich twee maal daags in een ritueel bad onderdompelen. De Egyptische koning purifieerde dagelijks (vgl. Ex. VII:15). Bij de Hittiten veroorzaakte aanraking van een lijk onreinheid en er bestond een zuiveringsprocédé voor vrouwen na bevalling, allemaal zaken die men in de latere bijbel terugvindt (Num., XIX:16 [lijkaanraking]; Lev., XII [bevallingsonreinheid]). Tempels, dieren- en reukoffers bestonden haast in alle culturen meer dan een millennium vóór de Hebreeuwse bijbel. De oudste tempels met dierenoffers dateren uit het Neolithicum (Steentijd), zoals de indrukwekkende megalithische tempels van Ggantija (Gozo), Mgarr, Mnajdra, Skorba en Hagar Qim op Malta. Bij de Arabische stammen (in het 360 goden tellende godenpantheon rond de Kaäba73) alsook in Ugarit waren zowel brandoffers קרבן עולהals gemeenschapsoffers קרבן ציבורbekend, alwaar de te offeren dieren zelfs –ook zoals in de bijbel74- gaaf moesten zijn. Ook het offeren van het eerstgeboren dier hadden Arabische nomaden en herders met de Hebreeuwse stammen gemeen. De Eerste Tempel van koning Salomo (965-586 vóór de jaartelling) vertoont gelijkenissen met de tempels uit het late bronstijdperk (2300 1500 vóór de jaartelling), zoals de Fosse tempel te E Lachish/Lakhish (Tell edDuweir), de tempel te Beth-Shean Stratum VI (Scythopolis) onder Ramses III (medio 12de eeuw vóór de jaartelling) en de tempel te Chatzor stratum 1b uit het midden bronstijdperk. Salomo’s Tempel vertoont evenzeer gelijkenissen met de Sumerische, Assyrische en Babylonische tempels, zoals deze te Nippur (1800 vóór de jaartelling) of te Eridu nabij Ur (2033-1988 vóór de jaartelling). Bij de antieke tempels vindt men ook de twee altaren (offeraltaar en brandofferaltaar), de koperen zee, de tafel met het toonbrood terug75, zoals in de latere joodse tempels. Het heilig reukwerk dat de Hebreeërs in het Tabernakel en de Tempels offerden ()קטורת הסמים76, was in de
72
Herodotus, Historiën, I:98. De Kaäba stond toen al bekend als Beit-Allah, huis van Allah, huis van de maangod, de plaats waar de maangod aanbeden werd. In de koran (Soera 106:3 en 27:91) staat overigens dat alle afgodische heiligdommen in Arabië het “huis van Allah” genoemd werden. 74 Lev., XXII:21; Deut., XV:21; XVII:1. 75 H. Rosenberg, Slechts drie Tempels in Jeruzalem?, in Forum nummers 160-1, p. 3-10. 76 Ex., XXX:34-8; Lev., X:1; Lev., XVI :12 ; Num., VII :15, 21, 27, 33, 39, 45, 51, 57, 63, 69, 75, 81, 86 ; Num., XVI :7, 17 ; Num., XVII :5, 11. 73
14
oudheid reeds bekend bij de oude Grieken en Egyptenaren77 (in vervanging van hun brand- en dodenoffers)78. Konrad von Megenberg (1309-1374), monnik in het klooster bij Scheinfurt, wees erop dat in alle culturen wierook gebrand werd, omdat men dacht daarmee God grote eer aan te doen79. Ook de rituele voedingsgewoonten en -wetten vertonen gelijkenissen: in alle culturen is vlees van een dood aangetroffen dier, bloed, varkensvlees en vlees afkomstig van de afgodendienst verboden. De rituele slachting is geen vereiste van de bijbel, maar post-bijbelse rechtspraak80. Het christendom heeft, onder het motto van Apostel Paulus dat “niets op zich onrein is”, komaf gemaakt met alle reinheids- en voedselregels, met uitzondering voor vlees afkomstig van afgodendienst of van een gewurgd dier en bloed81. In de Mashriq-landen werd ook groot geloof gehecht aan animisme82 en animatisme83 en bestaan er talrijke methodes om boze geesten of een boos oog ( )עין הרעop afstand te houden of zelfs listen om het slechte oog om de tuin te leiden84. Hoe dan ook, gebruikt men een formule die verondersteld wordt het boze oog op afstand te houden, waarvan het Duitse “Unberufen” en “Unbeschriehen” overblijfselen van zijn. De oude Grieken en Romeinen beschermden zichzelf van het boze oog door antropeïsche amuletten als onheilafwerende phylacterion te gebruiken. Hier volgt nog een opsomming van riten, rituelen en gewoonten die in de vóóraartsvaderlijke periode in voege waren: dieroffers85, offer van het eerstgeboren dier86, de wijze van divinatie87, de nieuwe-maanfeesten die gevierd werden en in Kanaän bestond ook in de maand Tisjri ( )תשריeen reinigingsfeest dat een parallel (en voorloper) van de Jom Kippur zou kunnen zijn88. Ook herinneren wij eraan dat men in het pre-Israëlitische Kanaän als dragers van de cultus reeds een opperpriester, priesters, tempelwachters, kedesjot (קדשות, tempelprostituees) en klaagvrouwen terugvindt. In Ugarit was het verbod op verbruik van een bokje gekookt in de melk van zijn moeder, reeds gekend89.
77
De (eerste) vrouwelijke farao Hatsjepsut (18de dynastie, 1479 – 1458 vóór de jaartelling) organiseerde zelfs een zee-expeditie naar het land Poent aan de Rode Zee om er het wierook voor het reukoffer te betrekken. 78 M. De Cleene, De Plantencode. De betekenis van kruiden, struiken en bomen in de Europese Volkscultuur, Davidsfonds, Leuven, 2008, p. 54. 79 Das Buch der Natur (1475) 80 B. Chullin, 28a, gebaseerd op Deut., XII:21. 81 Concilie van Jeruzalem in 49 van de jaartelling (Handelingen 15, 1-2) . 82 Het bestaan van boze geesten. 83 Het geloof in een boos oog. 84 Men deinst ervoor terug een kind te vleien in aanwezigheid van vermeende dragers van een boos oog, men spreekt de kinderen aan met bijnamen als ‘vuilerik’ of ‘stouterik’ of men beklaagt zich over het kind. 85 Zowel bij de Arabische stammen als in Ugarit waren zowel brandoffers als gemeenschapsoffers bekend, alwaar de te offeren dieren ook gaaf moesten zijn. 86 Die Arabische nomaden en herders met de Hebreeuwse stammen gemeen hadden. 87 G. Guillaume, Prophecy and Divination, 1938; J. Pedersen, The role played by inspired persons among the Israelites and the Arabs, in Studies in O.T. prophecy, presented to Th. H. Robinson, 1950, p. 127. 88 J. Gray, The legacy of Canaan, 1957, p. 127; C.H. Gordon, Ugaritic Literature, 1949, p. 108. 89 Vergelijk met Exodus (XXIII, 19) en (XXXIV, 26) en Deuteronomium (XIV, 21).
15
De cherubijnen (keruvim )כרובים, deze hybriede gevleugelde wezens met een kinderhoofd en een leeuwenkop90, die in het sanctum sanctorum van de (Eerste) Tempel werden geplaatst91 en afgebeeld werden op het voorhangsel aan de ingang92, op de tentkleden van het tabernakel93, op de binnen- en buitenzijde van de Tempelmuren94 en deurvleugels95, op de sluitplaten96, zijn nog zo een vreemd element dat zijn weg tot het jodendom heeft gevonden. Het wekt al verbazing dat een religie die zich (later?) ontpopt heeft tot een zuiver monotheïstisch geloof zonder beeldencultus en met zelfs verbod op beeltenissen97, tolereert dat in het Heilige der Heiligen een geboetseerd beeld wordt geplaatst. De cherubijnen waren overigens de enige beelden die getolereerd werden. Gouden kalveren ten tijde van Mozes98 of deze die Jerobeam I99, koning van het noordelijk koninkrijk van Israël in de altaren in Dan en Bethel plaatste waren weliswaar verboden100, maar tonen aan dat het oude Israël zich maar moeilijk kon ontdoen van de beeldencultus die er toen in de omringende culturen heerste. In de Tweede Tempel waren er geen cherubijnen meer101, wat dan weer in de nieuwe tijdgeest lag. Hybride gevleugelde wezens met menselijke en dierlijke gezichten waren in de oudheid bekend, niet als godheid102 maar als go betweens, als een soort boodschappers die de gebeden en zegens tussen mensen en goden overbrachten. Het woord keruvim is trouwens afgeleid uit het Akkadische karibu / kuribu, dat afgeleid is van het Akkadische karabu en betekent ‘dicht bij’ en bij uitbreiding bidden en zegenen. De 11de eeuwse Rabbi Tobiah ben Eliezer verklaart op basis van het bijbelvers (Num., VII:89) dat God doorheen de cherubijnen sprak: “Wanneer Hij sprak in de richting van het oosten, kwam de stem langs de twee cherubijnen met menselijk gelaat, terwijl wanneer Hij richting zuiden sprak de stem kwam langs de cherubijnen met leeuwengelaat103”. In de oudheid vond men zulke gevleugelde wezens langs weerskanten van de troon van Chiram, koning van Byblos, gevleugelde stieren sierden de ingang van Babylonische en Assyrische tempels. Volgens de Babyloniërs zouden gevleugelde goden met adelaarskoppen de boom van eeuwigdurend leven bewaken. De joden (en daarmee later de christenen en moslims) hebben dit beeld van "bewaker" overgenomen. Zo bewaakt een cherub in de tuin van Eden de boom des levens (Gen., III:24).). Gevleugelde stieren of leeuwen (sfinxen) met mensenhoofden (Lamassu of aladlammû, beschermgoden), bewaakten de toegang tot tempels en paleizen in het oude Assyrische rijk. Een beroemd Lamassubeeld van 90
Volgens het visioen van Ezechiël (XLI:18-19) hadden de cherubijnen uit de Tempel twee gezichten van een man en van een leeuw. 91 I Kon., VI:23-28; II Kron., III:10-13. 92 Ex., XXVI:31; XXXVI:35; II Kron., III:14. 93 Ex., XXVI:1. 94 I Kon., VI:29. Ezech., XLI:18-20, 25. II Kron., III:7. 95 I Kon., VI:32, 35. 96 I Kon., VII:29, 36. 97 Ex., XX:4; Deut., IV:15 e.v.; Deut., V :8. 98 Ex., XXXII. 99 Zoon van Nebat uit de stam van Efraïm (I Kon., XI:26-39) en de eerste koning van het Tienstammenrijk Israël. Hij regeerde van 922 tot 901 vóór de jaartelling. 100 I. Kon., XII:25-32. 101 B. Joma, 21a. Volgens een opinie waren er wel afbeeldingen van de cherubijnen in de Tweede Tempel (B. Joma, 54a). 102 In Mesopotamië waren de shedu (Hebr.: shed, )שד, gevleugelde stieren met menselijk gelaat een soort beschermende godheid die aan de ingang van paleizen en tempels werden geplaatst. 103 Pesikta de-Rabbi Eliezer of Pesikta Zuṭarta, IV.
16
4,20 m hoogte, gemaakt ca. 720 vóór de jaartelling, stond aan de ingang van de troonzaal in Khorsabad. Tronen van Fenicische koningen hadden armleuningen in de vorm van cherubijnen en ook God troont op de cherubijnen104. 3.3. De omgeving waarin de monotheïstische godsdienst van Israël vorm kreeg in de aartsvaderstijd en de tijd der Hebreeuwse stammen De oorsprongsgebieden van de oude Hebreeuwse stammen waaruit Israël voortkwam, lagen volgens de Genesisverhalen in hoofdzaak aan de oostzijde van de Syrische Arabische woestijn, in het gebied van Noord-Mesopotamië. In latere tijden, met name in de slotfase van de geschiedenis van oud-Israël, zijn de Hebreeuwse stammen naar alle kanten verstoven, naar Egypte, naar Assyrië, Babel, Klein Azië, Perzië, Arabië. De geografische grenzen van de oorspronkelijke Semitische levenskring105, waarin de Hebreeuwse stammen hun oorsprong en hun culturele achtergrond hadden, werden dus langs alle kanten doorbroken. Israëls lot is dus verweven met dat van alle Semitische volksgroepen en ten dele zelfs met niet-Semieten, als Filistijnen, Hethieten, Perzen en Hamieten106, later met de Grieken en Romeinen. Men mag niet vergeten dat Israël een jong volk is, dat pas in de geschiedenis aantrad na minstens duizend jaar Egyptische en Babylonische beschaving, dat het bijna een duizend jaar jonger is dan de Fenicische en Kanaänitische volken, dat het een van de jongste combinatie is van stammen, die door de Syrische Arabische woestijn werden afgestoten en dat deze nog half nomaden waren, toen Egypte aan zijn 18de dynastie bezig was (de oude koningsdynastie dateert uit 3100 vóór de jaartelling) en Babylonië al lang over het hoogtepunt van haar beschaving heen was107. De Myceense cultuur met de Griekse mythologie (17de eeuw vóór de jaartelling), die teruggaat tot de Mesopotamische en Anatolische culturen in het Midden-Oosten dateren evenzeer uit het derde millennium vóór de jaartelling. Oud-Israël heeft dus veel dingen gemeen met de volkeren die het omringen of met de Kanaänieten in welk gebied het binnengedrongen was. Het verhaal in Genesis108 dat Abraham zich laat zegenen door de El-Eljon van Malkizeddek (צדק-)מלכי, die de priester (koning = rex Salemi) van het vóór-Israëlitische Jeruzalem was, en dat Abraham een tiende van zijn bezittingen afdroeg aan deze El-Eljon, is een uitstekend voorbeeld van de invloed -ook op religieus vlak- die uitging van de omgeving waarin de joodse godsdienst ontsprong109.
104
Psalmi, XCIX:1. Ezech., I:26-28. I Sam IV:4; II Sam VI:2; II Kon., XIX:15. Ronald de Vaux (tr. John McHugh), Ancient Israel Its Life and Institutions, McGraw Hill,, N.Y., 1955, p. 300. 105 Semieten zijn de volkeren die afstammelingen zijn van de derde zoon van Noach, S(h)em, in het gebied dat zich uitstrekte vanaf de Rode Zee en de Perzische Golf tot aan Armenië in het noorden en over Syrië, Assyrië tot Perzië. (Genesis X, 21 e.v.). Begrepen zijn hier de Feniciërs, de Kanaänieten, de Lydiërs, de Elamieten, de Akkadiërs, de Amorieten, de Babyloniërs, de Hamieten. 106 Voor zover Egypte als niet-Semitisch moet worden beschouwd omdat in de Egyptische geschiedenis allerlei Afrikaanse groepen een rol speelden. 107 Th. C. Vriezen, De godsdienst van Israël, 1963, p. 21. 108 XIV, 18. 109 Zie ook hetzelfde verhaal in het Boek der Mormonen, Boek van Alma (XIII, 15); zie POPE, El in the Ugaritic Texts, 1955, p. 54.
17
3.4. Treffende gelijkenis van de bijbel met de Codex van Hammurabi Zowel op het vlak van wetten als ethische normen, vertoont de Pentateuch treffende gelijkenissen met de voorafbestaande Codex van Hammurabi, zoals bijvoorbeeld “Wie een ander onterecht van moord beschuldigt wordt zelf ter dood gebracht110”, “oog om oog, tand om tand”111, waarover hieronder meer. De door de goden geïnspireerde Hammurabi (althans volgens de aanhef van zijn Codex) verheerlijkte zichzelf in de inleiding van zijn wetboek met ethische waarden als de handhaver van het recht, hij die de boosheid bestrijdt en de machtige verhindert de zwakkere te onderdrukken112. Zijn genie en wijsheid beschermen zijn onderdanen, verhinderen dat de machtigen de zwakkeren onderdrukken en bewerkstelligen dat weduwen en weeskinderen de passende raadgevingen krijgen113. In de bijbel zal men diezelfde ethische bekommernissen terugvinden voor rechtvaardigheid, eerlijkheid, bescherming van zwakkeren, weduwen en weeskinderen (zie hieronder “5. Ethiek in de bijbel”). Evenals in het wetboek van Hammurabi zullen ook in de bijbel deze ethische waarden toegeschreven worden aan God, met dien verstande dat van de mens imitatio dei verwacht wordt. Kenmerkend voor de Oudheid is dat deze morele waarden niet per se te onderscheiden zijn van de wetten of religieuze voorschriften en eigenlijk verweven zijn in de wetcodes. De ethische vraag of de mens al dan niet door tussenkomst van de gerechtelijke macht het recht heeft over leven en dood van zijn evenmens te beschikken (de vraag naar de doodstraf) of de vraag naar de ethische verantwoording van het ius talionis, wordt niet gesteld. Dit wordt ex cathedra beantwoord, hetzij door de goddelijk geïnspireerde Hammurabi et tutti quanti, hetzij voor wat de bijbel betreft, door God Himself , later door het orakel Urim VeTumim114 en nog later door Zijn profetische woordvoerders. Vooreerst is er de maatschappelijke stratificatie van de Babylonische samenleving in vrije mannen en slaven en daar tussenin als een soort plebs de Mash-en-kak115, die gelijkenissen vertoont met de bijbelse maatschappij-indeling, die het heeft over de vrije man, de Hebreeuwse slaaf en de Ger, de vreemdeling. Deze laatste schommelt ook tussen de twee anderen, maar zijn statuut evolueert. Aanvankelijk in de Code van het Verbond116 (Ex., XXII:, 21; XXXIII:9) is hij aangewezen op barmhartigheid. Men mag hem niet onderdrukken of benadelen. Daar waar dezelfde Pentateuchse bron gebiedt dat het vlees van een niet ritueel geslacht dier (dat voor consumptie door joden onfit is) aan de honden moet worden gegooid117, wordt dit in de latere 110
Vergelijk met de valse getuigen ()עדים זוממין, die volgens de bijbel bestraft worden met precies deze straf die zij een ander hebben willen doen ondergaan (Deuter., XIX:19). 111 Zie: W.W. Davies, The Codes of Hammurabi and Moses, Jennings and Graham, Cincinnati, 126 pp.; Chilperic Edwards, The Hammurabi Code and the Sinaic Legislation, Watts & Co., London, 1904, 168 pp. 112 Chilperic Edwards, o.c., p. 23, 27. 113 Ibid., p. 73-75. 114 Een begrip dat niet in de bijbel s.l. terug te vinden is, maar voor het eerst in midrash- en misjna literatuur wordt gebezigd. M. Joma, VII:5; M. Sota, IX:12; M. Shovuos, II:2. 115 > Hebr. מסכן, Italiaans meschino en Frans mesquin. 116 Deze oude code, in Exodus (XX-XXIII) geïncorporeerd, vertoont vormelijk en inhoudelijk verbluffende gelijkenissen met de Codex van Hammurabi. Het is een geordend geheel aan wetten, die her en der in de Codex terug te vinden zijn. 117 Als beloning omdat bij de Exodus uit Egypte “tegen niemand van de Israëlieten heeft een hond zijn tong durven beroeren” (Ex., XI:7). Zie Midrash Exodus Rabbah, XXXI:9; Midrash Leviticus Rabba, V:6; Mechilta, Mishpotim, XX; Safra, Vajikro, XVII.
18
Deuteronomium (XIV:21) voorbehouden voor de Ger. In de Priestelijke Code118 (Lev., XXIV:22; Num., XV:15) heet het al dat er één wet hoort te zijn voor de vrije Israëliet en de vreemdeling (Ger). Ook huwelijks- en erfrecht in de thora vertonen gelijkenissen met de Codex van Hammurabi. In de Codex gebeurt een huwelijk bij contract (nr. 128)119, waarbij de vader of broers van de bruid haar overdragen (nr. 184) en haar een bruidschat (Sheriqtu) geven. De bruidegom betaalde een bruidsprijs (Tirkhatu) aan zijn schoonvader (nr. 159-160) en kon ook een huwelijkscontract (Nedunnu) onderschrijven. In bijbelse tijden was het huwelijk evenzeer een zakelijk contract120, waarbij het doorgaans de vader of broers van de bruid waren, die het huwelijk afspraken (Gen., XXI:21; XXIV; XXVIII:2). Het bijbelse erfrecht sluit de dochters uit van de nalatenschap van hun vader, wat reeds het geval was in de Codex (nr. 165). Merkwaardig is dat de Codex geen wetsbepalingen inhield voor het geval dat er geen zonen maar alleen dochters waren. Ook in het bijbelse recht wordt Mozes geconfronteerd met deze toestand, wanneer de dochters van Zelafead voor Mozes verschijnen en hem de vraag stellen wat met de erfenis van hun overleden vader moet gebeuren, nu deze alleen vijf dochters heeft achtergelaten. Mozes moet zich tot het goddelijke orakel wenden en God verkondigt dan een erfrechtopvolging voor het geval de de cujus geen zonen heeft achtergelaten (XXVII:2-8). Zowel in de Codex van Hammurabi (nr. 117) als in de thora (Ex., XXI:2-11) kan de vrijgeborene die slaaf wordt om schulden af te betalen (de schuldslaaf), niet eeuwig in slavernij gehouden worden. Dit is respectievelijk begrensd tot drie en zes jaar, met dien verstande dat in de Priesterlijke Code (Lev., XXV:39-41) deze periode aanzienlijk verlengd wordt tot 49 jaar (tot het jubeljaar). De Hebreeuwse slaaf mocht niet aan het buitenland verkocht worden, terwijl Hammurabi (nr. 280) voorzag in emancipatie van de naar het buitenland verkochte slaaf. Andere parallellen zijn: wie zijn vader slaat, verliest in Babylon zijn hand (nr. 195), terwijl de bijbel (Ex., XXI:15) hiervoor de doodstraf decreteert, kidnappers van een minderjarige worden in beide stelsels geëxecuteerd (nr. 14 – Ex., XXI:16), zijn ouders vervloeken brengt in Babylon de amputatie van de tong mee (nr. 192), terwijl de bijbel de doodstraf oplegt121, bij onopzettelijke verwonding van mensen zijn beide wetgevingen gelijk (nr. 206 – Ex., XXI:18,19). Beide wetboeken spitsen zich toe op het stotende rund ()שור תם שנגח122 dat een mens doodt en beide codices laten de eigenaar vrijuit gaan, met dien verstande dat de bijbel de idee der Bedoeïenen heeft overgenomen dat een dergelijk rund vervloekt is en de doodstraf verdient123. Ook voor het recidiverende rund ( )שור מועדlopen de wetteksten bijna gelijk (nr. 251, Ex., XXI:29-32). Volgens de bijbel moet het rund gestenigd worden, maar ook de eigenaar 118
Een oudere code, geïncorporeerd in een deel van Exodus, het volledige Leviticus en het grootste deel van Numeri. 119 De referenties volgen de nummering uit het voornoemde werk van Chilperic Edwards. 120 In de talmud (B. Kiddushin, 2a) zal zelfs een juxtapositie ( )גזירה שוהgedaan worden tussen het bijbelvers “Wanneer iemand een vrouw genomen en gehuwd heeft” (Deut., XXIV:1) en “Ik geef de prijs van het veld; neem die van mij aan” (Gen., XXIII:13) om het zakelijk karakter van het huwelijk te onderstrepen. 121 Lev., XX:9, Ex., XXI:17, Deut., XXI:18-21; door Jezus bijgetreden in Matt., XV:3-9. 122 A. van Selms, The Goring Ox in Babylonian and and Biblical Law, Ar. Or. 18/4 63. Journal of the American Oriental Society, 87.1 (1967) [1950] 321-30. 123 David Philipson (Ed.), Hebrew Union College annual, 1924, p. 91-95.
19
treft de doodstraf. Hij kan echter met zoengeld aan de familie van het slachtoffer zijn leven redden, terwijl de Babylonische Code alleen de geldelijke compensatie voorschrijft. Beide wetboeken schrijven voor dieven de doodstraf voor (nr. 21, Ex., XXII:2-4), met dit verschil dat de thora dit (zoals overigens de Romeinse Twaalf Tafelenwet, 451 - 449 vóór de jaartelling) alleen voorziet voor een diefstal bij nacht. Beide wetcodices voorzien in in natura vergoeding wanneer iemand zijn vee in andermans weide laat grazen (nr. 57, Ex., XXII:5), en schrijven voor de beroofde bewaarnemer ( )שומר חינםvoor “tot de goden te naderen” en de eed af te leggen (nrs. 120, 266, Ex., XXII:8, 10-11). Voor de bewaarnemer ( )שומר שכרdie het vee verloren heeft of waar het gestolen is geworden ()גניבה ואבידה, zijn beide wetgevers het eens dat vergoed moet worden (nr. 263, Ex., XXII:11). Indien het uitgeleende dier verscheurd is geworden, zal de bewaargever dit aantonen met het verscheurde lijk zonder te moeten vergoeden (nr. 244, Ex., XXII:12). Wanneer het dier sterft of gewond wordt buiten de aanwezigheid van de eigenaar, is vergoeding verschuldigd (nrs. 245-8, Ex., XXII:13). Ook in het later in de 6de eeuw vóór de jaartelling ‘ontdekte’ Deuteronomium124, vindt men Hammurabische wetten terug: de bestraffing van misdadige getuigen ()עדים זוממין (Deut., XIX:15-21) vertoont gelijkenissen met de Codex van Hammurabi (nr. 3). Overspel wordt met de dood bestraft (nr. 129, Deut., XXII:22). In de Codex mag de boomkweker vier jaar lang het fruit niet consumeren (nr. 60), terwijl de bijbelse wetgever het Orlah-verbod op drie jaar houdt (Lev., XIX:23-25). De waterordale (Sota), een godsoordeel dat de van overspel verdachte gehuwde vrouw moet ondergaan (Numeri, V:12-31), is in de Codex terug te vinden (nr. 132), met dien verstande dat in het rivierrijke Babylon deze beproeving in de Heilige Rivier gebeurde, terwijl in het waterschaarse Palestina slechts met gewoon drinkwater.
4. Ethische normen in het vóór-Israëlitisch tijdperk 4.1. Schriftloos “Volk van het Boek” Vooreerst kan het verbazing wekken dat het legendarische “Volk van het Boek” geen geschreven documenten vóór de thora heeft geproduceerd. Het bijbelverhaal (13de eeuw vóór de jaartelling125) weidt weliswaar uit over de patriarchale periode (18de eeuw vóór de jaartelling), maar op geen enkel moment is er sprake van schrijven. Het verbond van Abraham met God (Gen. XVII), het testament van Jakob (Gen. XLIX) en andere gebeurtenissen worden niet op schrift gezet126. Aan belangrijke gebeurtenissen wordt herinnerd door ter plekke een altaar te bouwen en het te benoemen naar het evenement127. De eerste gebeitelde tekst is deze van de Decaloog of de Tafelen der Wet. De vergelijking met de stèle van Hammurabi, die vandaag in het Parijse Louvre museum te bezichtigen is, valt op. Deze werd door Hammurabi als monument opgetrokken om het volk van de wetten te informeren en uit de tijd van de drie Mesopotamische monarchen Rim-Sin II, Hammurabi en zijn zoon Samsu-Iluna, zijn 124
II Koningen, XXII en II Kronieken, XXXIV. Zoals hoger gezegd, bestaat vanuit de wetenschap betwisting over de datum van optekening van het bijbelverhaal en vond deze veel later plaats. 126 Gen., XXXV:7; Ex., XVII:15-16; Ex., XXIV :4. 127 Gen., XII:7; Gen., XXVI:25; Gen., XXXI:46-50; Gen., XXXIII:20; Gen., XXXV:7; Ex., XVII:15. 125
20
ontelbare kleitabletten teruggevonden. Van de oude Hebreeërs werd daarentegen niets op schrift teruggevonden (ook niet de Tafelen der Wet!), ofschoon kleitabletten doorgaans de tand des tijds kunnen doorstaan. In 1887 werden in Tell-el-Amarna (Egypte) kleitabletten teruggevonden met communicaties uit de 14de eeuw vóór de jaartelling door monarchen en notabelen uit Mesopotamië, Assyrië en Syrië gericht aan de Egyptische koningen Amenophis III128 en IV. Er werden ook kleitabletten teruggevonden van Prinsen uit Palestina, waar Hebreeuws werd gesproken, en die desalniettemin in Semitisch Babylonisch waren geschreven. Dit voert tot de speculatie dat Hebreeuws sinds mensenheugenis gesproken werd door de Hebreeuwse stammen, maar ook door Moabieten (als koning Mesha van Moab, 850 vóór de jaartelling) en Feniciërs uit de kuststreek, en toen nog geen geschreven taal was. 4.2. Egypte De ethische voorschriften van de Egyptenaren waren vervat in werken als het Boek der Gezegden en waren vrij summier, zoals rechtvaardig handelen, eerlijk zijn, eerlijk recht spreken, zwakkeren helpen en armen voeden, niet moorden, geen homoseksualiteit bedrijven. Deze zeer algemene ethische beginselen werden ook teruggevonden op grafstenen en in het Boek der Doden129, die verklaringen inhouden die doden moeten afleggen om toegelaten te worden tot het Rijk der Doden. Merkwaardig is dat Egyptische wijzen hun studenten deze ethische principes bijbrachten en aanbeveelden, niet omdat rechtvaardig handelen ethisch is, maar omdat het succes garandeert. Rechtvaardigheid, waarheid en eerlijkheid vallen onder de notie van ma’at (spreek uit: mayet) een eeuwige regel die ook de natuur regeert130. Egyptische goden leggen geen ge- en verboden op, maar verwachten dat de godvruchtige handelt volgens ma’at. Zij die dat doen kunnen op beloning rekenen, de anderen op bestraffing. 4.3. Mesopotamië De Sumerische wetgever, koning Lipit-Ishtar (ca. 2000 vóór de jaartelling131), alsook de Babylonische wetgever en koning Hammurabi (ca. 1800 vóór de jaartelling), vermelden een aantal zeer algemene ethische normen in de aanhef en de epiloog van hun respectievelijke wetboeken. Andere verzamelingen van wetten zijn de (nog oudere) codex van Ur-Nammu van Ur (ca. 2050 vóór de jaartelling132) en de Codex 128
Heerser van de 18de dynastie van het Nieuwe Rijk, die de naam Achnaton aannam toen hij in 1363 vóór de jaartelling de troon besteeg. Hij was de vader van Amenophis IV. 129 Budge, E. A. Wallis. The Egyptian Book of the Dead: (The Papyrus of Ani) Egyptian Text Transliteration and Translation. New York: Dover Publications, 1967. Originally published in 1895. Faulkner, Raymond. The Egyptian Book of the Dead. San Francisco: Chronicle Books, 1994. 130 Ma’at of Maat is in het Oude Egypte de aanduiding van het concept van waarheid, stabiliteit en rechtvaardigheid en kosmische orde. Het komt reeds in het 3de millennium vóór de jaartelling in teksten voor. Ma’at wordt vanaf het Middenrijk de maatstaf voor de hoofdrol van de Farao: de kosmische orde handhaven voor de vruchtbaarheid van het land en zijn bewoners. Zie: Anna Mancini, Ma'at Revealed: Philosophy of Justice in Ancient Egypt. New York: Buenos Books America, 2004. 131 Lipit-Ishtar (of Lipit-Eshtar), was de vijfde heerser van de eerste dynastie van Isin (een stad in het zuiden van Mesopotamië, die tijdens de 20ste eeuw vóór de jaartelling een bloeitijd beleefde) en regeerde ongeveer van 1934 tot 1924 vóór de jaartelling. 132 Ur-Nammu 2112-2090 vóór de jaartelling was Ensi (vazalvorst) van Ur onder koning Utu-Khegal van Uruk, die zeven jaar eerder een eind gemaakt had aan de heerschappij van de Guti. Ur-Nammu kwam tegen hem in opstand en wist zichzelf tot koning (lugal) van Sumer en Akkad uit te roepen. Met
21
van Es(h)nunna (ca. 1930 vóór de jaartelling133). Het gaat vooral om waarden als rechtvaardig en billijk handelen, boosheid bestrijden, de zwakkeren tegen de machtigen te verdedigen, weduwen en weeskinderen beschermen, zich niet op zijn vijanden wreken, geen kwaadsprekerij bedrijven, edm. 4.4. Andere middenoostelijke volkeren Her en der en sporadisch vindt men ook bij andere volkeren uit het Mashriq gebied eenzelfde soort ethische principes. In Ugarit134 behoorde het tot de koninklijke prerogatieven om rechtvaardigheid na te streven voor zwakkeren, weduwen en weeskinderen135. In de Hettitische codex136, alsook in nog andere Mesopotamische wetboeken vindt men verbodsbepalingen over copulatie met dieren en incest.
5. Ethiek in de bijbel 5.1. De Pentateuch Naar het voorbeeld van de hoger geciteerde oudere wetboeken, zal de thora her en der melding maken van zeer algemene ethische principes, zoals bijvoorbeeld het niet benijden van andermans zaak137, waarbij een onderscheid moet gemaakt worden tussen het sociale en het seksuele vlak. 5.1.1. Sociale ethiek Op dit vlak maakt de thora zeer algemene ethische uitspraken als: “gerechtigheid zult gij najagen” (Deut., XVI:18-20; ook: Ex., XXIII:1-2) over een rechtvaardige rechtspraak, over het rechtvaardige karakter van de bijbelse wet (Deut., IV:8), tegen omkoperij (Ex., XXIII:8), roof en onderdrukking van de vreemdeling (Ex., XXII:20) en weduwen en wezen (Ex., XXII:21-23) en van de dagloner (Deut., XXIV:14). Verder bepleit de thora hulp aan de armen (Deut., XV:7-11), intrestloze leningen voor behoeftigen (Lev., XXV:35-6; Deut., XV:7 e.v.) en gebiedt ze de landbouwweldadigheid te bedrijven (Lev., XIX en XXXVII). De bijbel eist echter ook dat deze principes zouden toegepast worden op vijanden (ook in Mesopotamië vindt men eenzelfde relatie tot vijanden): ook het verloren voorwerp van een vijand moet gerestitueerd worden en men is verplicht om de ezel van zijn vijand die onder de last Ur-Nammu werd de Derde Dynastie van Ur het nationale en inheemse vorstenhuis van Sumer en Akkad en begon de laatste grote bloeiperiode van de Sumeriërs, die een kleine eeuw zou duren. 133 Es(h)nunna (Tell-Asmar) was een stad in het Noordoosten van Sumerië. De stad werd in 2026 vóór de jaartelling onafhankelijk onder koning Ilushu-ilia. Zijn opvolgers breidden het territorium verder uit, waardoor ze de wegen tussen Elam, Hoog-Mesopotamië en Sumer beheerste. De stad bereikte haar hoogtepunt na de val van de Ur III-dynastie (2de millennium vóór de jaartelling). Ze zou nadien veroverd worden door Hammurabi in 1753 vóór de jaartelling en aldus geïncorporeerd worden in het Oud-Babylonische rijk. 134 Ca. 3000 vóór de jaartelling reeds een Kanaänitische stad en bloeiende handelshaven. 135 II Keret, 46:50; II Akhat, v. 7-8. 136 De Hettieten (of Hittieten) zijn een antiek volk dat een Indo-Europese taal sprak, verwant aan het Akkadisch, en een koninkrijk stichtte rond de stad Hattusa (het tegenwoordige Boğazköy in noordcentraal Turkije). Dit rijk hield stand gedurende een groot deel van het tweede millennium vóór de jaartelling. Het Hettitisch Koninkrijk, dat op zijn hoogtepunt centraal Anatolië, noordwestelijk Syrië tot aan Ugarit en Mesopotamië tot aan Babylon omvatte, bestond tussen ongeveer 1700 en 1200 vóór de jaartelling. 137 Ex., XX:14; Deut., V:18.
22
kreunt te helpen opstaan (Ex., XXIII:4-5). De bijbel legt ook op “Gij zult uw broeder in uw hart niet haten (…) gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf”(Lev., XIX:17-18). De bijbel legt ook algemeen bindende ethische principes vast voor niet-joden in de zogenaamde Noachidische wetten (Gen., IX:1-7) en past ze toe op Sodom (Gen., XIX:20 e.v.). 5.1.2. Seksuele ethiek Op dit vlak treedt de bijbel in details en verafschuwt homoseksualiteit en geslachtsbetrekkingen met dieren (zoöseksualiteit), die met de dood worden gestraft (Lev., XVIII:22-23; XX:13, 15-16). De gehuwde vrouw (niet de man) die overspel pleegt, begaat niet alleen ontrouw tegenover haar man maar ook een zonde tegenover God en wordt geëxecuteerd (Ex., XX:14; Lev., XX:10). Seksuele ontucht wordt eveneens met de doodstraf bestraft (Lev., XXI:9; Deut., XXII:21). 5.1.3. Extrapolatie uit de bijbelse verhalen De Pentateuch is op de inlassing na van enkele oudere wetboeken (zoals de Decaloog, de Code van het Verbond, de Priesterlijke Code, de Code van Heiligdom138 en de Deuteronomische Code139), overwegend narratief. Het verhaalt de wederwaardigheden van de Hebreeuwse stammen uit de Oudheid, later van het joodse volk vanaf de aartsvaderlijke tijd tot aan de poorten van het Beloofde Land. De levensberichten van de bijbelse helden zijn op hun beurt een bron van positieve en negatieve ethische gedragingen. Abraham wordt de hemel in geprezen als het prototype van de ethische held: hij benadert de perfectie, zowel in godvrucht als op het vlak van morele waarden, hij is de man van recht en gerechtigheid (Gen., XVIII:19). Hij was inschikkelijk met zijn neef Lot (Gen., XIII), bedreef gastvrijheid (philoxenia, Gen., XVIII:1-10; ook in Hebreeën, XIII:2140), toonde barmhartigheid tegenover de inwoners van Sodom (Gen., XVIII:16-33), was vrijgevig met de inwoners van Heth (Gen., XXIII) en weigerde de oorlogsbuit uit de oorlog tegen Amrafel (Gen., XIV:21-23)141. Wanneer Abraham echter tot twee keer toe liegt [“zeg toch dat gij mijn zuster bent” (Gen., XII:13 en XX:2)] of op het punt staat zijn zoon te kelen (Gen., XXII:1-19), is dat op Gods bevel en dat pleit hem vrij. Gods wil heeft dus een opheffingseffect op morele waarden. Zijn vrouw, aartsmoeder Sara, ontpopt zich als een jaloerse vrouw en gebiedt hem om zijn bijvrouw, de Egyptische slavin Hagar en zoon Ismail te verbannen, wat Abraham met tegenzin ook doet (Gen., XXI:10). Ook hier geeft God zijn zegen (Ibid., 12). Jozef wordt geloofd omdat hij aan de overspelige lokroepen van Potifera’s vrouw weerstaat (Ex., XXXIX:7-18).
138
Een onderdeel van de Priesterlijke Code, geïncorporeerd in Leviticus XVII-XXVI. Geïncorporeerd in Deuteronomium XII-XXVI. 140 "Vergeet de gastvrijheid niet, want hierdoor hebben sommigen onwetend engelen geherbergd". 141 Amrafel zou een verbastering zijn van Hammurabi. Zie: P.J. Wiseman C.B.E., Ontdekkingen over Genesis. Het eerste Bijbelboek in het licht van het archeologisch onderzoek, Jan Haan N.V., 1960. Groningen. Volgens de midrash (Gen. Rabbah, XLII:14) was Amprafel ook de bijbelse Nimrod. Volgens Targum Jerushalmi (ad Gen., X:9) moet dit vers (Gen., X:9) begrepen worden als een verbod om de wetten van Nimrod (lees: Hammurabi) op te volgen. 139
23
De Pentateuch is echter verrassend openlijk met andere bijbelse helden en ook hun misstappen zijn stof voor deducties van ethische standaarden. Aartsvader Jakob weigert zijn uitgehongerde broer Esau eten en vraagt in ruil voor wat brood en een linzengerecht dat Esau hem eerst zijn eerstgeborenenrechten zou verkopen (Gen., XXV:29-34). Jakob leidt op instigatie van zijn moeder aartsmoeder Rebekka zijn eigen bejaarde vader Isaac om de tuin om de vaderlijke eerstgeborenenzegen aan zijn oudere broer Esau te ontfutselen (Gen., XXVII). Reuben slaapt met zijn stiefmoeder Bilha (Gen., XXXV:22; XLIX:4), Judah zijn broer slaapt met zijn schoondochter Tamar (Gen., XXXVIII:15 e.v.) en alle broers samen door jaloersheid gedreven willen eerst hun jongere broer Jozef vermoorden en beslissen dan hem maar als slaaf te verkopen (Gen., XXXVII). Illustratief wijzen wij nog op volgende bijbelverhalen: de bloedschone en oogstrelende aartsmoeder Sara, die ongewild de Farao (Genesis, XII-14) en later koning Avimelech (Genesis, XX:2) in verrukking brengt. Aartsmoeder Rebecca zal op haar beurt (dezelfde?) koning Avimelech in verrukking brengen (Gen., XXVI:6) . Aartsvader Isaac verkiest zijn zoon Esau, een bedreven viriele jager, boven zijn andere zoon -nochtans aartsvader- Jakob, die eerder een thuistype en mammakind is (Genesis, XXV:28)142. Aartsmoeder Rachel steelt de afgodenbeelden van haar vader Laban en liegt vervolgens hierover tegen hem (Gen., XXXI:19, 35). Jozef, Jakobs lievelingszoon, laat zijn vader 22 jaar lang in het ongewisse over zijn wederwaardigheden, ofschoon hij in Egypte als vice-koning kennelijk de communicatiemiddelen bezat om zijn in Kanaän achtergebleven vader te laten weten dat hij nog leefde. Ook de ogenschijnlijk zoete wraak die Jozef op zijn broers neemt door hen eerst door de hel te laten gaan met beschuldigingen van spionage, vooraleer zich aan hen kenbaar te maken (Genesis, XLII:8 e.v.), is weinig fraai. 5.2. De Profeten 5.2.1. De Profetische “Halacha” Het tijdperk van de Profeten (dit zijn de bijbelboeken die op de Pentateuch volgen) krijgt een speciale aandacht. Immers maakt de talmud abstractie van de rechts- en religiepraktijk in de eeuwen die volgen op de Pentateuch (13de - 6de eeuw vóór de jaartelling), omdat deze uiteraard niet lag in de vergaande legalistische lijn, zoals deze door de Talmudgeleerden geboetseerd is geworden (zie hieronder “6. De kentering in het talmudtijdperk”). Om deze reden reppen de boeken der Profeten met geen woord over enige religieuze praktijk, zeker niet in de zin van de talmud. De praktijk was deze van de in de bijbel letterlijk voorgeschreven antieke wetten, die door het protoSadduceeïsche priesterlijke establishment verdedigd werden tegen de pre-Farizeeïsche challengers uit de 5de eeuw vóór de jaartelling143, aangevoerd door Ezra de Schriftgeleerde (zie hieronder 6.1.). Het is precies in dit tijdperk dat de joodse wet 142
De Talmudgeleerden zullen dit als volgt herinterpreteren: Esau was een bedrieger die zijn vader een rad voor de ogen draaide, terwijl Jakob niet thuis (in zijn ‘tent’) zat, maar in de Jeshiva (= de “tent van de thora”) van Sem en Eber de thora bestudeerde (Rashi, ibid. 27). Ironisch is wel dat het uitgerekend Jakob is die zijn broer Esau zal bedriegen bij de dood van Isaac en zal gaan lopen met diens vaderlijke zegen (Genesis, XXVII). 143 Zie Ezra II:2. De verwarring tussen Ezra en Nechemia (aanvankelijk vormden de twee bijbelboeken maar één boek) heeft gemaakt dat men ze Ezra I en Ezra II is gaan noemen. (In de Septuaginta Esdras A en Esdras B en in de Vulgata I Esdras en II Esdras). Joden en Protestanten hielden het bij Ezra en Nechemia. Dit maakt de datering ook moeilijk: in het ene geval is het 5de in het andere 6de eeuw.
24
aangevuld werd door de profetische wet, die precies rijk is aan ethische normen en verrassend arm aan legalistische wetsvoorschriften. De Profeten hadden, i.t.t. de Talmudgeleerden, geen nood aan een legitimatie door verankering in de Pentateuch, omdat zij het voordeel hadden dat God Himself uit hun mond sprak. De profetische Halacha144 verschilt dus in wezen van de latere talmudische Halacha, en precies hierin dat buiten het Tempelgebeuren met zijn dierenoffers de klemtoon meer ligt op ethische waarden. Men vindt er eveneens algemene ethische principes als “haat het kwade en hebt het goede lief, en houdt het recht hoog in de poort” (Amos, V:15), “niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben” (Micha, VI:8), maar de Profeten treden meer in details en plaatsen deze ethische waarden dermate in het centrum van het joodse geloof, dat de Profeet Jesaja zelfs uitroept “wat moet ik met al jullie offers? zegt de Heer. Ik heb genoeg van die schapen, die vetgemeste kalveren; het bloed van stieren, rammen en bokken wil ik niet meer (…) houd op met die zinloze offergaven. Ik heb een afschuw van jullie wierrook (…) ik duld ze niet naast al dat wangedrag (…) vermijd alle kwaad en leer goed te doen (…) bied wezen bescherming, sta weduwen bij” (Jes., I:11-17). Zo sporen zij de joden aan om de hongerigen te voeden, de zwervelingen onderdak te verschaffen en de naakten te kleden (Jes., LVIII:7; Ezech., XVIII:7), wat veel verder gaat dan de Pentateuchse voorschriften die beschikken dat de landbouwer niet tot de rand van zijn veld mag oogsten, noch oprapen wat bij het oogsten valt of vergeten wordt, maar dat hij dat voor “de armen” moet achterlaten (Lev., XIX). De Profeten gebieden daarentegen positief om in de behoeften van mensen in nood te voorzien. De Profeten eisen zelfs dat men zijn vijanden voedt (Spreuken, XXV:21-22) en beloven dat God dit zal vergoeden. De verhalen uit de profetenboeken vervullen dezelfde functie als deze in de Pentateuch. De helden worden er met al hun minpunten opgevoerd en de Profeten doen geen moeite om negatieve karaktertrekken of handelingen te verbloemen. De Talmudisten zullen zich daarentegen in allerlei interpretatieve bochten wringen om het blazoen van deze bijbelse helden, tegen de bijbelse tekst in, op te poetsen (cfr. infra 6.2.). Illustratief verwijzen wij naar de echtelijke ontrouw van koning David met Batsheva en de moord op Davids bevel op haar echtgenoot Uria de Hethiet (II Sam., XI ) en naar de veelwijverij en verregaande seksuele fratsen van koning Salomo die tot verspreiding van afgoderij leidden zelfs tot in Jeruzalem (I Koningen, XI:1-8). Dan zijn er de zonderlinge naaktheid van Profeet Jesaja (Jes., XX:2-4), het goddelijke bevel aan Profeet Hosea om een prostituee te huwen (Hos., I:2-12), de goddelijke injunctie aan Jeremia om tegen het bijbelse gebod “weest vruchtbaar en wordt talrijk” (Gen., I:22) zijn leven in celibaat en kinderloos te leiden (Jer., XVI:1-2). Jaël die Sisera bedriegt, verraadt en vermoordt roept evenzeer ethische vragen op (Richt., IV:17-24). Anderzijds wordt koning David geprezen voor zijn medelijden met koning Saul, wiens leven hij spaart (I Sam., XXIV; XXVI:3-25). Ook Rizpa, dochter van Ajja 144
- עיונים בין, מסע אל ההלכה,( עמיחי ברנהולץ )עורך, אופקים נוספים בהלכה, בעקבות ההלכה הנבואית,הרב יובל שרלו .102-124 ' עמ,2005 , הוצ' ידיעות אחרונות,תחומיים בעולם החוק היהודי
25
(bijvrouw van koning Saul) wordt geloofd, omdat zij zich ontfermde over de lijken van haar vermoorde familieleden (II Sam., XXI:10-14). Job beperkt er zich niet toe om zich van roof, onderdrukking of omkoperij te onthouden (wat de Pentateuch vraagt), maar verhaalt dat hij zelfs veel gedaan heeft om de behoeftigen te steunen, weduwen en wezen een hart onder de riem te steken (Job., XXIX:12-13). Verder somt Job (in XXXI) een reeks ethische normen op die hij in acht nam, zoals geen afgunst voor andermans vrouw te hebben gekoesterd (9-10), rechtvaardig te zijn geweest met slaven en slavinnen (13) en geen rijkdom te hebben nagestreefd (24). De Profeten zullen in navolging van de Pentateuch overspel en seksuele ontucht blijven veroordelen (Mal., III:5; Hosea, II).
6. De kentering in het talmudtijdperk 6.1. Het legalistische neojudaïsme In wat Karl Jaspers (1883 - 1969) de Achsenzeit heeft genoemd145, de Spiltijd (800200 vóór de jaartelling), gebeurde o.i.v. van de Schriftgeleerde Ezra en de joodse immigranten in Palestina uit Perzië, de ommezwaai en de aanloop naar het nieuwe judaïsme van de talmud. De challengers, dit zijn de proto-Farizeeërs die in de voetsporen van Ezra, bouwden aan een nieuwsoortig jodendom met Rabbijnen, synagogen en gebeden i.p.v. respectievelijk Priesters, tempeldienst en dierenoffers. Zij hadden er baat bij precies deze wetten te beklemtonen die amper in de bijbel waren ter sprake gekomen of die er maar op zeer laconieke wijze in werden behandeld. Zij waren dus voorstanders van een flexibele en niet letterlijke lezing van de thora. Deze cesuur in de genesis van de joodse wet, waarbij een nieuwsoortig judaïsme door Ezra en zijn volgelingen werd geschapen, vindt men ook terug in traditionele joodse bronnen, die het hebben over twee totaal verschillende periodes: deze van Mozes en de Profeten tot aan Ezra met de geschreven wet (de profetische periode) en deze die begint met Ezra en met de orale wet en uitmondt in de talmud (de periode van de intelligentie )חכמה. De Schriftgeleerde Ezra heeft ook het schrift van de thorarollen veranderd van het oude Paleo-Hebreeuws146 (ktav ivri, 10de eeuw vóór de jaartelling) naar het Aramese alfabet (door de talmud147 “Assyrisch” genoemd)148. De tanna (= misjnageleerde) Rabbi Jossi ben Chalafta (97-180), auteur van Seder Olam149(een geschiedenis van de schepping tot aan de revolte van Bar Kochba in 132135), spreekt in de wordingsgeschiedenis van de joodse wet over een aanloop- of inwerkperiode ( )התחלהvoor de periode tot aan Ezra150. In de 16de eeuwse Zohar Chadash151, vandaag geïncorporeerd in de 13de eeuwse Zohar152 van Mozes ben 145
Karl Jaspers, Vom Ursprung und Ziel der Geschichte. München & Zürich 1949. Een schrijfwijze die gegroeid is uit het proto-Kanaänische schrift (15de eeuw vóór de jaartelling) en het Fenicische schrift (11de eeuw vóór de jaartelling). Dit Paleo-Hebreeuws alfabet uit de 10de eeuw gaat echter net niet zover in de tijd terug als Mozes’ tijdperk (volgens de traditionele zienswijze 13de eeuw vóór de jaartelling), zodat de vraag volgens de orthodoxe versie blijft in welk schrift de decaloog en de bijbel dan wel geschreven werden. Volgens de wetenschappelijke datering van de bijbelbronnen (10de -6de eeuw vóór de jaartelling) kan dit perfect in Paleo-Hebreeuws zijn geweest. 147 B. Sanh., 21b. 148 , ירושלים, הוצאת ספרים פלדהיים, כתב עברי – כתב אשורי שיטת חז"ל על פי תורת המהר"ל ובית מדרשו,צבי אינפלד . עמודים249 ,2008 149 B. Jevomos, 82b. 150 Seder Olam, Hoofdstuk 30. 151 3 הערה11 ' עמ, פרקי זוהר,ישעיה תשבי. 146
26
Shem-Tov de Leon (1240-1305), staat letterlijk dat Ezra niet alleen het schrift van de thora maar ook de godsdienst veranderd heeft ()שחלפו הכתב והדת153. Dat leunt aan bij de bijbelkritische wetenschap die Ezra ziet als de redacteur van de thora154, hij die de verschillende oude thorabronnen tot één geheel heeft samengesmolten. Ezra, die bekleed was met keizerlijk gezag door keizer Kores (Cyrus de Grote, 580-529 vóór de jaartelling) bezat een immers immense invloed op zijn geloofsgenoten en werkte ook mee met de Perzische administratie die de joodse provincie Yehud in Palestina bestuurde en die het Aramese schrift in gans de regio invoerde. De verandering van het (heilige) schrift door Ezra, maar vooral de erkenning dat door Ezra ook een godsdienst geïnnoveerd werd, zijn gevaarlijke wetenswaardigheden voor gelovigen. De Farizeïsche Talmudisten die in hun reformatiewerkzaamheden van de joodse wet gehinderd en tegengewerkt werden door het Sadduceeïsche establishment, moesten reeds een loopje met de waarheid nemen - (letterlijk: “om het uit de harten van de Sadduceeërs te verwijderen”155) en construeerden een legitimerende traditieketen die teruggaat tot Mozes en ‘overbrugden’ aldus de problematische profetenperiode. Vervolgens streed het Rabbinaat ten tijde van de Geonim (6de - 10de eeuw) en de Rishoinim (11de - 16de eeuw) tegen de Karaïtische sekte156, die in de voetsporen van de Samaritanen en de Sadduceeërs, voorstander was van een letterlijke thora en tegen ene zoals door Ezra en zijn talmudische volgelingen ‘geherinterpreteerd’. Om deze reden zal het Rabbinaat gans deze discussie over de verandering van schrift en godsdienst doodzwijgen of minimaliseren157 en zullen later zelfs pogingen gedaan worden om het citaat uit de Zohar aan te passen158. De legalistische bekommernis om alles (wetten, ethische normen, geloofsstellingen en zelfs gevoelens) in een wettelijk keurslijf te wringen, kwam er pas onder impuls van de Farizeeïsche Rabbijnen, waartegen de Sadduceeërs zich hebben verzet omdat dit hun macht en de bijbeltraditie ondermijnde. Ook de Jezussekte had het hiermee moeilijk, omdat dat overdreven juridisme (toen) zo onjoods was en een domper legde op spontaneïteit in gebeden, godsvrucht, medemenselijkheid, liefdesgevoelens. Voortaan werd over alles gelegifereerd en moest alles aan wettelijke criteria en kwantificeerbare normen beantwoorden: denkpatronen met legaal verplichte
152
De Zohar (Hebreeuws: " זהרschitterendheid, uitstraling") wordt veelal beschouwd als het belangrijkste werk van de joodse mystiek, de zogeheten kabbalistiek. Het is een mystiek commentaar op de thora (de vijf boeken van Mozes), geschreven in klassiek Aramees en klassiek Hebreeuws. Het bevat een kabbalistische discussie over de natuur van God, de oorsprong en de structuur van het universum, de natuur van de ziel, zonde, vergeving, goed en kwaad en gerelateerde onderwerpen. 153 . ט"ד, דפו"י פ"ח, מדרש רות,זוהר החדש 154 Baruch Spinoza (1631-1677) verkondigde reeds in 1670 de idee dat Ezra de auteur was van de Pentateuch… 155 B. Sanhedrin, 52b; B. Makkos, 5b; B. Joma, 2a en 53a; B. Chagigo, 16b en 23a; B. Zevochim, 21a; Rashi ad Sukka, 21a; ad Menoches, 65a; ad Chagigo, 23a; ad Kessubos, 106a; ad Gittin, 35a; Tos. ad Zevochim, 17b; ad Nidda, 49a; ad Joma, 2a. 156 De vurige tegenstanders van Ezra’s reformatie, de Sadduceeërs, bleven trouw aan het PaleoHebreeuwse alfabet, alsook de Samaritanen die de oude Hebreeuwse schrift zijn blijven gebruiken doorheen gans de middeleeuwen. 157 הרכבית סי' שנה,תשובות הגאונים 158 Vanaf de editie van de Zohar in Warschau in 1885 leest men er " "שפלפלו בלשון יהדתi.p.v. de geciteerde versie ""שחלפו הלשון והדת, die men nochtans terugvindt bij R. Menahem ben Benjamin Recanati (13de -14de eeuw) (' )יתרו דף לז עמוד גen Rabbi Isaï HaLevi Horowitz (1570 – 1630) ( של"ה מצוה ט"ז, נר,)הגהות למס' שבועות.
27
dogma’s159, weldadigheid met wettelijke definitie van “wie is arm?”160, medemenselijkheid (zoals de modaliteiten van ziekenbezoek161 of de voorrangsregels bij simultane besnijdenis-, huwelijks- en begrafenisplechtigheden162), maatschappelijk hulpbetoon163, vreugdeen rouwgevoelens164, echtelijke liefde en geslachtsbetrekkingen165. De ontwikkeling van het Romeinse recht zal niet vreemd zijn geweest aan deze gejuridiseerde instelling van de Talmudgeleerden, die overigens veel van de Griekse en Romeinse instituten en juridische terminologie hebben overgenomen. Dat parallellisme wordt doorgetrokken tot aan de Tossafisten, deze joodse Glossatoren en verkapte reformatoren, die eenzelfde benadering van Moderni (scholastiek) en methode (dialectiek) aanwendden om het verouderde talmudrecht aan de nieuwe omstandigheden in de Franco-Teutoonse contreien aan te passen, zoals hun tijdgenoten de Glossatoren het deden met het Romeinse en Canonieke recht166. De Talmudisten gaven het nieuwe judaïsme vorm en pasten het aan de nieuwe omstandigheden aan. In vorige artikels167 beschreven wij hoe de Talmudgeleerden (slechts) de facto afstand deden van verouderde wetten door deze vooruit te schuiven naar de messiaanse tijden, zoals de Tempeldienst, de dierenoffers, de gruwelijke doodstraffen die volgens de thora quasi voor alle bijbelovertredingen golden, de procedure bij melaatsheid ()מצורע168, de procedure van het onthoofde kalf bij een onopgeloste moord ()עגלה ערופה169, de waterordale ()סוטה, het godsoordeel van de overspelige vrouw (of van de jaloerse man)170, de rebellerende zoon ()בן סורר ומורה171, 159
Verwoord in de Dertien Geloofsstellingen van Maimonides. De dogma’s hebben in het jodendom, wellicht in navolging van het katholicisme, dat bezeten was van de geloofsbelijdenis* en van de islam**, pas hun intrede gedaan in de middeleeuwen met de dertien geloofsprincipes van Rambam ( אני )מאמין. * De apostolische geloofsbelijdenis (ook wel Apostolicum genoemd, of Credo, naar het eerste woord van de Latijnse tekst, of de Twaalf Artikelen des Geloofs) is een van de centrale geloofsbelijdenissen uit het christendom. ** De shahadah is het islamitische getuigenis, een van de vijf zuilen van de islam en staat in nauw verband met de zuilen van geloof. De Arabische tekst is als volgt: "Ik getuig dat er geen godheid is dan God, ik getuig dat Mohammed Gods boodschapper is." ( اﺷﻬﺪ ان ﻻ ن ﻣﺤﻤّﺪا رﺳﻮل ّ اﺷﻬﺪ ا,اﷲ اﻟﻪ اﻻ اﷲ. De shahadah wordt dagelijks door elke vrome moslim meermalen opgezegd tijdens de salat. 160 B. Shabbes, 118a. 161 Rambam, Jad, Hilchos Evel, XIV:5; 162 Shulchan Aruch, JD, 360. 163 Shulchan Aruch, JD, 256. Rambam, Jad, Hilchos Matonos Aniïm, IX. 164 H. Rosenberg, Rouwwetten voor verwoesting Tempels: waarom, waarvoor en hoe?, in Forum nummer 180, p. 2-5. 165 Maimonides, Jad, Hilchos Ishus, XIV:1 met nauwkeurige voorschriften welke soorten mensen hoeveel keer wekelijkse geslachtsbetrekkingen moeten hebben. 166 De Tossafisten waren de Moderni, die de talmud (door Rashi op meesterlijke wijze toegankelijk gemaakt) te lijf gingen. Zij brachten de verschillende talmudtraktaten met elkaar in vergelijking (collatio), onderkenden er de tegenstrijdigheden van (contradictio) om deze uiteindelijk op te heffen door nuancering en herinterpretatie (distinctio). De interpretatie door de Tossafisten was alles behalve letterlijk. Zonder te moeten uitmaken in hoeverre de Tossafisten beïnvloed werden door de Glossatoren en hun scholastiek of deze denkschool zelf beïnvloedden (of beiden), is het voldoende vast te stellen dat hun Moderni-approach van de wet dezelfde was als deze van de Moderni onder de Glossatoren tegenover de Codex van Justinianus. 167 H. Rosenberg, Van standrechtelijke executie in de bijbel tot procesregels in de talmud, in Forum nummer 158, p. 2-11. H. Rosenberg, Slechts drie Tempels in Jeruzalem?, in Forum nummers 160-1, p. 3-10. H. Rosenberg, Judeo-islamietische beschaving versus westerse lekencivilisatie, in Acta Comparanda, Vol. XVII, 2006, p. 125-136, in Forum nummer 163, p. 2-9 (in het Engels in Forum nummer 176, p. 2-11). 168 Lev., XIII-XV. 169 Deut., XXI. 170 Numeri, V:12-31. Ibid., 14: “Wanneer nu een vlaag van jaloersheid over hem komt“.
28
de rebellerende stad ()עיר הנדחת172, de wetten van het jubeljaar ()יובל173, de reinheidswetten, de rode koe ()פרה אדומה174, de talrijke landbouwwetten, edm. De Talmudisten zullen ook de bijbelse doodstraffen neutraliseren door de voorwaarden en processuele vereisten aanzienlijk te verzwaren, waardoor de facto geen doodstraffen meer werden ten uitvoer gelegd (hoofdstuk 7). In de plaats van dit antieke thorarecht hebben de Talmudisten gedurende een half millennium (50 - 500 van de jaartelling) gesleuteld aan een modern joods recht dat zij met hermeneutische technieken en andere interpretatietrucjes op de bijbel hebben geënt. Aan de hand van rabbinale decreten en verordeningen hebben de Talmudisten ook nieuw recht geschapen daar waar de omstandigheden het vorderden. Dit geldt ook voor nieuwe ethische normen. 6.2. Imago van bijbelhelden opgesmukt In de talmud krijgen de bijbelfiguren allures van helden en zelfs van engelen (een relatief laat begrip in het religieuze begrippenarsenaal175). Illustratief voor deze image building: de echtelijke ontrouw van koning David met Batsheva en de moord op haar echtgenoot Uria de Hethiet werden goedgepraat met het smoesje uit de midrash dat Batsheva van in den beginne bij de schepping van het heelal weggelegd was geweest voor David176. De veelwijverij en verregaande seksuele fratsen van koning Salomo die tot verspreiding van afgoderij leidden zelfs tot in Jeruzalem, worden door de midrashim goedgepraat, waardoor koning Salomo een ongeschonden reputatie krijgt, ofschoon de bijbel zelf attesteert dat Salomo in Gods ogen slecht handelde (“Hij deed wat slecht is in de ogen van de Heer”)177. Nochtans is de bijbel kristalhelder: “Koning Salomo beminde vele buitenlandse (lees: niet-joodse) vrouwen: behalve de dochter van de farao beminde hij ook vrouwen uit Moab, Ammon, Edom en Sidon en Hethitische vrouwen. Ze waren afkomstig uit de volken waarover de Heer tegen de Israëlieten had gezegd: ‘Jullie mogen je niet met hen inlaten en zij mogen zich niet met jullie inlaten, anders zullen zij jullie ertoe verleiden hun goden te gaan dienen’. Juist tot die vrouwen voelde Salomo zich aangetrokken. Hij had zevenhonderd hoofdvrouwen en driehonderd bijvrouwen, en deze vrouwen maakten hem ontrouw: op zijn oude dag verleidden zij hem ertoe andere goden te gaan dienen en was hij de Heer, zijn God, niet meer met hart en ziel toegedaan, zoals zijn vader David dat was geweest. Salomo zocht zijn heil bij Astarte, de godin van de Sinoniërs, en Milkom, de gruwelijke god van de Ammonieten. (…) Zo liet hij op een heuvel in de buurt van Jeruzalem een offerplaats maken ter ere van Kemos, de gruwele god van Moab, en ter ere van Moloch, de gruwelijke god van de Ammonieten. Voor al zijn buitenlandse vrouwen maakte hij eigen offerplaatsen, zodat zij wierook konden branden en offers konden brengen voor hun goden”178. 171
Deut., XXI:18. Deut., XIII:13-19. 173 Lev. XXV. In het vijftigste jubeljaar moesten bijvoorbeeld verkochte huizen in niet omwalde steden teruggegeven worden aan hun oorspronkelijke eigenaars (Lev., XXV:31). 174 Numeri, XIX. 175 Zo zal bijbelcommentator Rashi (11de eeuw), op grond van Midrash Genesis Raba 71:4 (1ste -2de eeuw) in het bijbelvers in Genesis XXXII:4 “Jakob stuurde boden vooruit naar zijn broer Esau in Seïr” het woord =( מלאכיםboden) becommentariëren als “ מלאכים ממשechte engelen” (inmiddels had het woord מלאכיםin de ontwikkelende angeologie de betekenis van engelen gekregen). 176 Midrash Psalmi, III:3. 177 I Koningen, XI:6. 178 I Koningen, XI:1-8. 172
29
Het voorval waarbij Reuben met zijn stiefmoeder sliep (of deze verkrachtte?, Gen., XXXV:22), wordt door de Talmudisten afgezwakt en als volgt uitgelegd179. Reuben had het bed van Bilha (de slavin van Rachel) uit de tent van zijn vader Jakob verwijderd ten voordele van zijn eigen moeder Leah, wat de thora –volgens de talmud- voorstelt alsof Reuben met zijn stiefmoeder had geslapen. Dat Jakob later zijn zoon Reuben verwijt zijn vaders bed beslapen en ontwijd te hebben (Gen., XLIX:4), laat de Talmudisten onberoerd. De Talmudgeleerden kunnen kennelijk niet meer aanvaarden dat de bijbelhelden slecht waren of slecht handelden en hun technieken die zij aanwendden om het joodse recht op de bijbel te doen steunen, gingen sowieso al dermate tegen de geschreven bijbeltekst in, dat zij dezelfde herinterpretatietechnieken ook konden inzetten om het blazoen van de bijbelhelden vergaand op te poetsen.
7. De vergeldingswet en de bijbelse doodstraffen Bij wijze van voorbeeld gaan wij in op twee ethische normen, die door de interpretatieve kunstgrepen van de talmudwijzen grondig zijn gewijzigd. Het eerste voorbeeld is de bijbelse vergeldingswet, het ius talionis van “een oog voor een oog”, die voortaan door de Talmudisten ‘vertaald’ werd naar de geldelijke compensatie180. Deze herinterpretatie door de Talmudisten wordt echter voorgesteld als de oorspronkelijke bedoeling ten tijde van de redactie van de thora en uiteraard niet als een post factum nieuwe inlezing, wat ze eigenlijk wel is. Niemand schijnt zich kennelijk de vraag te stellen waarom God in een tijdperk dat de “oog om oog” vergeldingsnorm als dusdanig verwoord werd en letterlijk werd opgevat, in Zijn bijbel een dermate misleidende terminologie zou hebben gebezigd voor het toen revolutionaire beginsel van de geldelijke compensatie i.p.v. de geldende vendettanorm? De doodstraffen die de bijbel voor de meeste wetsovertredingen decreteert, zijn nog zo een ethische norm die veranderd is in de loop der eeuwen. Aanvankelijk was in de Codex van Hammurabi en in de thora de doodstraf voor moord niet eens een straf die door de overheid of Sanhedrin werd uitgevoerd. De doodstraf bij opzettelijke moord was een onderdeel van de vergeldingswet. De moord werd gewroken (vendetta) en de moordenaar werd door de familieleden van het slachtoffer, de Goël HaDom of bloedwreker (Deut., XIX:12; Num., XXXV:19, 21, 31) geëxecuteerd. In het kader van de aanpassing en modernisering van de joodse wet, zullen de Talmudisten de uitvoering van de doodstraf dermate met processuele middelen bemoeilijken dat zij praktisch in onbruik valt. Vooreerst wordt de bloedwraak begrensd tot de onopzettelijke doodslag en dienen de vrijsteden om te beletten dat de bloedwreker de vergelding doorvoert (Ex., XXI:13; Num., XXXV; Joz., XXI). Voortaan worden moordenaars berecht, wat ook steun vindt in de thora (Ex., XXI:14). Belangrijker is echter dat de Talmudgeleerden vereisen dat, om tot de doodstraf te 179
Rashi, ad loc., s.v. vajishkav, volgens B. Shabbos, 55b. Bab. B.K., 83b-84a. Ook in het christendom (Matt., V:38-41) en de islam (Koran, V:45 en XLII:40) werd de lex talionis gemilderd. Een dissidente opinie in de talmud verdedigt nochtans de letterlijke interpretatie van de lex talionis, in B. B.K., 83b-84a. 180
30
kunnen veroordelen, de moordenaar of zondaar eerst uitdrukkelijk voor twee getuigen moet worden gewaarschuwd (a) over het feit dat wat hij op het punt staat te doen verboden is en (b) over de voorziene straf bij overtreding. Het is evident dat in de bijbel de doodstraffen standrechtelijk werden uitgevoerd en er dus van geen waarschuwing sprake was. Denk maar aan de houtsprokkelaar op Sabbat, waar Mozes zich de bestraffingwijze niet meer herinnerde en het orakel diende te raadplegen (Num., XV:32-36). De man werd ter plekke geëxecuteerd, zonder dat hij ook maar kon zijn gewaarschuwd nopens de bestraffingwijze, nu niemand die kende. Ook de gerechtelijke strafprocedure werd overdreven verzwaard. Strafzaken waar de doodstraf dreigde moesten voorkomen voor een Sanhedrin van 23 leden, die de getuigen aan een uitermate streng kruisverhoor onderwierpen, dat de minste discrepantie in de versies van de getuigen al tot de vrijspraak leidde. Na het vonnis en op weg naar de openbare executieplaats (een element van de vindicta publica uit de Oudheid) kon iedereen (zelfs gewone omstanders) nog een goed woord plaatsen voor de ter dood veroordeelde, wat tot gevolg had dat gans de Sanhedrin terug verzamelde en de zaak opnieuw onderzocht. Dit ging door tot in het oneindige, zolang ook maar iemand iets goeds over de veroordeelde kon vertellen. Bij eenstemmigheid in de Sanhedrin voor terdoodveroordeling voorzag een talmudische wet dat de verdachte … vrijuit ging181. Dit alles had tot gevolg dat de talmud ons verhaalt dat een Sanhedrin die ook maar één executie in zeven jaar doorvoerde aanzien werd als een moordende Sanhedrin. Volgens een andere opinie was het één in zeventig jaar182. Elders geeft de talmud toe dat de discussie over de bijbelse doodstraffen uitsluitend academisch is, naar het voorbeeld van de discussie over de dierenoffers, nu de Tweede Tempel al verwoest was in het jaar 70183 en doodstraffen, volgens talmudleer, alleen ten tijde van de Tempels konden worden uitgevoerd. Nog elders heet het dat aan joden al veertig jaar vóór de verwoesting van de Tweede Tempel door de Romeinen het ius gladii was ontzegd184.
8. De seksuele ethiek en de kuisheidswetten 8.1. Evolutie in de seksuele moraal en in de Halacha over de geslachtsscheiding en de omgang tussen de seksen Uit het hieronder (in 8.2.2.1.) gegeven relaas kan men afleiden dat de omgang onder de geslachten in de bijbelperiode veel losser was dan ten tijde van de talmud. De bijbel staat bol van de voorbeelden die hierop wijzen, waarvan de excessen wel zijn: Onan de zoon van Judah die het zwagerhuwelijk met zijn schoonzuster Tamar weigert en onaneert (hij gaf ook zijn naam aan deze activiteit)185, Judah die dan geslachtsbetrekkingen heeft met zijn schoondochter Tamar186, Reuben die met zijn stiefmoeder Bilha187 naar bed ging, de liefdesgeschiedenis van koning David en
181
B. Sanhedrin, 17a; Rambam, Jad, Hilchos Sanhedrin, IX. M. Makkot, I:10 183 B. Sanh., 51b 184 B. Sanh., 41a; J. Sanh., I:18a 185 Genesis, XXXVIII:1-10. 186 Genesis, XXXVIII:15-19. 187 Genesis, XXXV:22. 182
31
Batsheva188 met de subsequente moord op Uria de Hettiet189, de seksuele fratsen van koning Salomo, die de verspreiding van afgoderij tot in Jeruzalem veroorzaakten190. Naast de hoger illustratief geciteerde excessen tonen de hieronder gegeven voorbeelden aan dat ook de dagdagelijkse omgang losser was dan ten tijde van de talmud en erna. De eerste verzwaring van deze losse omgang gebeurt pas aan het einde van de Tweede Tempel, wanneer voor het eerst in de Tempel een scheiding wordt ingevoerd tussen de geslachten191, waarbij dit alleen gebeurt bij feestelijke gelegenheden met overmatig drankgebruik. In dit verband is bemerkenswaardig dat noch in de Eerste Tempel, noch in een groot deel van het bestaan van de Tweede Tempel er seksscheiding bestond. De joodse piëteitsbeweging die vorm kreeg onder Germaanse joden (Chasside Ashkenaz)192, was de aanstoot tot de aanzienlijke tweede verzwaring van de geslachtsmoraal en was tevens een product van de niet-joodse piëteitsbewegingen die sedert de 12de eeuw in Frankrijk en in de Teutoonse landen voet aan de grond hadden gekregen193. De basisbegrippen van deze piëteit, zoals in het werk van de vooraanstaande moralist Rabbi Juda ben Samuel de Vrome (1150 - 1217) vervat, zijn (1) ontzegging van genot194, (2) kuisheid195, (3) preken196 en (4) inkeer197, en vond men ook terug bij de toenmalige niet-joodse piëteitsbewegingen198. In de 16de eeuw komt hierin een voor de Halacha baanbrekende kentering, die gebaseerd is op het feit dat dames meer en meer op straat komen, aan de handelsrelaties deelnemen, in winkels staan en dat er dus i.t.t. het preutse verleden van de piëteitsbeweging, veel intensere interactie tussen de seksen is dan voorheen. Deze ontwikkeling wordt door R. Mordechai b. Avraham Jaffe (1530-1612) vertaald naar een veel permissievere joodse wet op de seksscheiding199, die door volgende Rabbijnen zal overgenomen worden. Het ‘glijdende’ baanbrekende criterium hiervoor is het al dan niet aanwezig zijn van een lustverwekkend element of הרהור, wat een concrete zaak is die een concrete invulling verdient naargelang de heersende gebruiken (zie hieronder). Deze evolutie van de socio-seksuele gewoontes (van grote permissiviteit in de bijbelse- en zelfs post-bijbelse periode over een haast opsluiting van de joodse vrouwen in de vroege middeleeuwen naar een geleidelijke lossere interactie tussen de seksen vanaf de 16de eeuw) en haar weerslag op de Halacha volgen hieronder. 188
II Sam., XI:2-4. II Sam., XI :14-25. Zie hoger: 6.2. Imago van bijbelhelden opgesmukt 190 I Koningen, XI:1-8. Zie hoger: 6.2. Imago van bijbelhelden opgesmukt 191 B. Sukka, 51b-52a; Tosefta, Sukka, IV:1, V:2. 192 Joseph Dan, The Esoteric Theology of Ashkenazi Hasidism, Jeruzalem, Bialik Institute, 1968. 193 Adolph Harnack, History of Dogma, Russell & Russell, New York, 1958, vol. 6, p. 84-117. 194 R. Judah HaChossid, Sefer HaChassidim, Jeruzalem, Mossad HaRav Kook, 5724, § 10, 15, 84, etc. 195 Ibidem, § 15, 16, 53, 54-55. 196 Ibidem, § 5, 6, 39, 112-113, 413, 1125. Vandaar de noodzaak van een professionele preker, ibidem, § 19, p. 84. 197 Ibidem, § 7, 19-20, 26-27, 42, 60, 62, 82, etc. 198 Adolph Harnack, o.c. ; F.W. Bussell, Religious Thought and Heresy in the Middle Ages, Londen, Robert Scott Roxburghe House, 1918, p. 784 e.v. 199 Levush haChur, Minhogim, nr. 36. 189
32
Illustratief hangen wij eerst een beeld op van de socio-seksuele zeden in joodse gemeenschappen in de middeleeuwen (8.2.1.), om daarna illustratief de evolutie te schetsen van twee kuisheidsnormen, met name het seksgemengd dansen (8.2.2.) en seksgemengd tafelen (8.2.3.). Andere hier buiten beschouwing gelaten kuisheidsnormen zijn bijvoorbeeld de ingrijpende kledingsvoorschriften voor dames200. 8.2.1. De socio-seksuele realiteit onder middeleeuwse joden Men kan de evolutie van de kuisheidswetten over seksgemengd dansen en tafelen niet bestuderen, los van de seksuele zeden die er toen leefden. Ondanks de vergaande scheiding van de geslachten en kuise klederdracht en zelfs minieme interactie tussen de seksen, konden de Rabbijnen doorheen de middeleeuwen de seksuele zeden niet in toom houden201. Aan het korte relaas hieronder, ontleend aan de Mainstream responsa-litteratuur, kan men zich een beeld vormen van hoe het in de middeleeuwen op het vlak van de seksuele moraal echt gesteld was. De aangehaalde voorbeelden geven een ware trend weer en niet uitzonderlijke excessen202. Vooraanstaande Rabbijnen in de 13de en 16de eeuw verhalen over een bestaande praktijk dat jongens meisjes om de tuin plachten te leiden met betrekking tot kiddushin (dit is de religieuze huwelijksinzegening) en hen aldus konden overhalen dat mits enscenering van deze korte formaliteit geslachtsbetrekkingen voortaan toegestaan waren203. In de 17de eeuw was het al gebruikelijk dat joodse dames op uitstap gingen met niet-joodse jongens204 of er zelfs mee uit gingen dansen205. In de 15de eeuw wordt verhaald over jonge verloofden die naar bed gingen met hun verloofde vóór de inzegening van het huwelijk, met tot gevolg een plaag van zwangere bruiden bij het voltrekken van het kerkelijke huwelijk onder de chupa (huwelijksbaldakijn)206. Voorhuwelijkse seks207, 200
Rabbi Pessach Eliyahu Falk, Modesty – An Adornment for Life. Halachos and Attitudes Concerning Tznius of Dress & Conduct, Gateshead, England, 1998, 706 pp. Een hedendaagse complete gids van de dwingende kledings- en kuisheidsvoorschriften voor dames, waarin in details wordt ingegaan op allerlei meest onwaarschijnlijke kuisheidsschendende bewegingen en textielsoorten (fiets rijden onthult de billen, synthetische kleding blijft aan de panty’s ‘kleven’, wat de silhouet van dames onthult, wit ondergoed blijft ‘zichtbaar’ doorheen de kleding) en oplossingen worden aangereikt, zoals wit ondergoed te wassen mits toevoeging van … koffie of thee in de was, edm. 201 .109 ' עמ, תשנ"ו, הוצ' ביתן ואוניברסיטת תל אביב, עם בפני עצמן,עי' רות למדן 202 De hieronder geciteerde bronnen geven dit aan met de door ons onderlijnde woorden als “gewoonte”, “velen”, “talrijke”, “de meerderheid”, edm. 203 " הרבה מפריצי עמנו קמים בערמומיות ומרמים הנשים לקדש אותם:(16-ע' תקנות ק"ק מינץ שע"י ווניציא )המאה ה . ח"א סי' אלף רו,(13- וע"ע בשו"ת הרשב"א לרבי שלמה בן אדרת )המאה ה."שלא כמשפט 204 "בדורות הללו דצריך לעשות גדרים: דף נח ע"ב, שאלה יט,(17-שו"ת שב יעקב לרב יעקב ב"ר בנימין כ"ץ )המאה ה ." משום דעל ידי זה באו לחטוא ולהתייחד גם כן,וסייגים שלא ילכו יחד לטייל נערים ונערות אפילו בקיבוץ גדול 205 "ועוסקים שם בעסקי שחוק: דף נ ע"ב, הסוגר כה,(17-שו"ת דברי זכרון לרב יוסף שטאטהאגן )המאה ה ובמחולות הכרמים וטבל...וזה נוטל את זה ומושיבו על עכוזו וממעכו.... ומקישין ידיהם זו על זו וטופחין...וילדות ."וחולין מתערבין זה בזה 206 מוסד, באהלי יעקב, מבוא לספרו של שמחה אסף,(15-אגרת על מסעיו לארץ ישראל להרב עובדיה מברטנורא )המאה ה ." " ורוב הארוסות )בפלרמו( תבאנה הרות לחופה:101 ' עמ, ירושלים תש"ג,הרב קוק 207 ח"א סי' א ע"ד "מנהג אנשי יאודה שהארוס מתייחד עם,(16-עי' שו"ת מים עמוקים לרב אליהו בן חיים )במאה ה סי' שג ע"ד "שנמצאו שלש,(16- ובשו"ת בנימין זאב לרב בנימין בן מתתיהו )המאה ה,"ארוסתו כדי שיהא ליבו גס בה ושם סי' שד ע"ד "נהגו שם שאחרי," בלא חופה ובלא ז' ברכות ובלא טבילה,נשים מעוברות מארוסותיהן בעודן ארוסות ואינם חוששין אם היא טהורה... ומתייחדים לעשות מעשה שעשועים,שיקדש האיש את ארוסתו ילך הארוס בביתה וכהנה אין, ויהי כמשלש חדשים והנה היא הרה וימהרו להיכנס לחופה פן למחר תלד ויהיה לבוז ולחרפה,או טמאה "שמתייחדים: ד"ה וכבר צווחו, יב, מערכת חתן וכלה וחופה,(19- ובשדי חמד לרב חיים חזקיה מדיני )המאה ה,,"ספורות וע"ע בשו"ת חוות."ארוס וארוסתו ומטיילים זה עם זו כאח ואחות ובאים לידי חיבוק ונישוק והם בנים משחיתים ר"ל ." "כי מנהג בחורי ישראל הפרצים לנהוג קלות ראש עם הבתולות: סי' קצו,(17-יאיר לרב יאיר חיים בכרך )המאה ה
33
verkrachtingen, overspel en het onderhouden van niet-joodse maîtresses208 worden in de rabbinale litteratuur (12de - 17de eeuw) gerapporteerd. Het gaat zelfs zover dat Rabbijnen zich fatalistisch opstellen nopens de onmogelijkheid het jichud-verbod209 (om zich met het andere geslacht af te zonderen, zelfs voor niet-seksuele doeleinden) af te dwingen. Zo schrijft de illustere Opperrabbijn van Praag Rabbi Yechezkel Landau (1713 - 1793), auteur van Responsa Noda B'Yehuda dat, indien hij het jichudverbod zou in stand houden, dat betekent dat de ervan verdachte mensen hun kosjerheidsstatuut verliezen, er geen enkel meisje in Praag nog kosjer zou zijn210. In islamitische contreien beklagen de Rabbijnen zich er in de 19de eeuw over dat homoseksualiteit onder joodse mannen een wijd verspreid fenomeen was211, R. Asher ben Jechiel (Rosh, 13de eeuw) bekritiseert de ontucht van joodse mannen met hun niet-joodse dienstmeiden212. Flirten en masturbatie waren in de 17de eeuw gebruikelijk en werden door R. Jonathan Eibeschutz (1690 - 1764) op de korrel genomen213. Joodse mannen hadden de gewoonte om naar de publieke badinstellingen te gaan en er zich door niet joodse vrouwen te laten wassen, wat door R. Mozes Isserles (1520 - 1572) zelfs werd getolereerd214. Er wordt in de rabbinale litteratuur zelfs het geval vermeld van een gehuwde dame die zich in de 18de eeuw door een wildvreemde die zich voor de profeet Eliya uitgaf, liet overtuigen dat hij de goddelijke taak had om de Messias te baren en met hem op deze grond geslachtsbetrekkingen had215. Het waren vooral periodieke markten doorheen de middeleeuwen, waarvoor veel mannen de echtelijke woonst voor enkele weken verlieten, die aan zowel de reizende mannen als aan hun alleen achtergebleven vrouwen de gelegenheid boden om overspel en ontucht te bedrijven. Hier kwam natuurlijk ook bij dat de joodse wet nogal mild was voor mannen die een overmatige seksuele drang hadden en die zich naar de talmudwet buiten hun stad en mits anonimiteit (gehuld in zwart gewaad) aan geslachtsbetrekkingen met niet joodse hoeren straffeloos mochten overgeven216. Vergelijk trouwens met de Muta’a (ook Nikāḥu’l-Mut‘ah, Arabisch: ﻧﻜﺎح اﻟﻤﺘﻌﺔ,, letterlijk: plezierhuwelijk, ook Nikah Mut‘ah, = extase), het tijdelijke moslimhuwelijk, waarmee de islam ditzelfde probleem oplost. Mannen mogen 208
"כי רבו:117 ' עמ,' סי' ס,(1578-1603) וע"ע בפנקס וועד ק"ק פאדובה. ח"ב סי' ריא,(12-שו"ת הרמב"ם )המאה ה נאלצה ק"ק פאדובה לאסור על יהודים לרקד עם נוצריות1599 בשנת."המתפרצים בקהלנו אשר שכבו עם נשים נוכריות .17 ' עמ, עי' מורפורגו פדובה,כדי למנוע קשרים מיניים ביניהם 209 Shulchan Aruch, JD, CLIII:3; EH, XXII. 210 לא הנחת בת בחזקת, "דאי לזה )ייחוד( חיישת: אבה"ע סי' סט,(18-שו"ת נודע ביהודה לרב יחזקאל לנדא )המאה ה ."כשרות 211 ." "במדינות הישמעאלים אפילו יהודים נחשדו על משכב זכר:30 ' ע,(19-ס' מקראי קודש לרב אפרים חיות )המאה ה 212 ." יג ע"ד "שהיו רגילין להתייחד עם הפנויות אשר איתם בבית, לב,(13-שו"ת הרא"ש לרב אשר בן יחיאל )המאה ה ירושלים, מרכז זלמן שזר לתולדות ישראל, אירוסין ואיסורים, בתוך ס' אירוס, בין אדונים למשרתות,וע"ע אלימלך הורוביץ .210 ' עמ,תשנ"ח 213 ורגילים לעבירה לקישוי לדעת... "חיבוק ונישוק: ח"ב עמ' ב,(17-ס' יערות דבש לרב יהונתן אייבשיץ )המאה ה ."והוצאת זרע לבטלה 214 , "אבל במקום שרוב בני אדם מצויים כגון במרחץ מותר לרחוץ מעובדות כוכבים שפחות:שו"ע אבה"ע סי' כא סעי' ה .."וכן נוהגים 215 ח"א סי' קנד ע"ד א"א שזינתה עם איש שאמר שהוא,עי' שו"ת בנין ציון לרב יעקב יוקב עטטלינגער בעל הערוך לנר .אליהו הנביא ושנשלח משמים לבוא עליה להוליד משיח 216 B. Kiddushin, 40a: “R. Il’ai the Elder said: if a man sees that his [evil] desire is conquering him, let him go to a place where he is unknown, don black [ ]ילבש שחוריםand cover himself with black, and do as his heart desires, but let him not publicly profane G.od’s name”; B. Chagigo, 16a; B. M.K., 17a; 125-116 ' עמ, ירושלים תש"ס, מטרה המקדשת את האמצעים,נ' רקובר.; שופט בית משפט השלום,ד"ר אברהם נ' טננבוים המחלקה למשפט עברי ומכללת, משרד המשפטים, פרשת השבוע: מתוך.")תעבורה( בירושלים ומרצה במכללת "שערי משפט 249 גיליון, תשס"ו,שערי משפט.
34
zonder tussenkomst van een geestelijke of getuigen een moslim ‘pleziermeisje’ (istamta'tum217, lees: een hoer), huwen voor een bepaalde tijd (een uur, een week, de tijd van een karavaanreis)218 en nadien weer verstoten. 8.2.2. Gemengd dansen 8.2.2.1. In de bijbel- en talmudtijdperken De danspartijen waarover de bijbel verhaalt, zoals deze van Mirjam en de joodse vrouwen in de woestijn219 of deze van de joodse vrouwen die koning Saul verwelkomden of de vrouwen die koning David na zijn zege op de Filistijnen begroetten220, schijnen niet seksgemengd te zijn geweest. Wel dansten de dames in het gezichtsveld van de heren, iets wat heden ten dage verboden wordt geacht op grond van dat de vrouwelijke dansbewegingen suggestief werken op de lustverwekking van toekijkende mannen. Volgens de talmud, die steunt op de midrash-literatuur, danste Mozes samen met zijn zuster Mirjam voor hun ouders, nadat hun vader Amrom zijn uit de echt gescheiden vrouw opnieuw huwde221. Voorts is er nog Jiftachs dochter die haar vader bij zijn terugkomst in Mizpeh van het slagveld met dans en muziek begroette222. In het niet gecanoniseerde boek van Judith is eveneens sprake van massale publieke damesdansen als dankbetuiging223. De bijbel verhaalt ook de dans van de meisjes in de wijngaarden in Shilo, met het oogmerk een jongen voor het huwelijk aan te trekken, een praktijk die ten tijde van de talmud nog bestond (zie hieronder)224. Ook ten tijde van de Tweede Tempel schijnen de danspartijen niet seksgemengd te zijn geweest. Op de viering van Simchas Beis Hashoëvo, waren het de mannen die dansten en acrobatieën uitvoerden in aanwezigheid van de dames die er rond stonden toe te kijken225. Het is precies dit feest, dat kennelijk uit de hand liep, waarvoor voor het eerst een seksscheiding werd gedecreteerd, waarbij de dames nog steeds van op afstand konden kijken naar de festiviteiten226. Een andere dansgelegenheid uit het misjna-tijdperk (50-200) waren de jonge meisjes die op de 15de van de maand Av en op Jom Kippur227 in de wijngaarden gingen dansen om de blik van de jongens te vangen en zongen “jongen, kijk en kies uit, laat
217
Koran, Sura ‘Vrouwen’, 4. AI Tafsir al-kabir, Istanbul, 1307 / 1889-90, III, 286. Sharh al-lum'a, v, 248-53, Note; Jawahir, v, 163. Abu 'Ali al-Fadl b. al-Hasan al Tabarsi (d. 548/1153), Majma' al-bayan, Tehran, 1339/1960, III, 32. 219 Ex., XV:20. 220 I Sam., XVIII:7; I Sam., XXI:12; I Sam., XXIX:5. 221 B. Sota, 12a. 222 Richteren, XI:34. 223 Judith, XV:12-13. 224 Richteren, XXI:21. 225 M. Sukko, V:4; T. Sukko, ed. S. Lieberman, IV:4. 226 B. Sukko, 52a. 227 Rav Sherira b. Chanina Gaon (900-1000) en Rav Hai b. Sherira Gaon (939-1038) beweren dat de vermelding van Jom Kippur hier op een vergissing stoelt. Zie: "'לא היו ימים טובים לישראל,פנחס מנדל ,אביב- אוניברסיטת תל, תעודה יא." על המשנה האחרונה של מסכת תענית וגלגוליה,'כחמישה עשר באב וכיום הכיפורים .6 הערה,149 ' עמ,תשנ"ו 218
35
je niet leiden door schoonheid maar door de familiale afstam”228. Het dansen was dus seksgescheiden, maar gebeurde in het aanzicht van jongens en met romantische doeleinden. Ten slotte was er in de talmudperiode het dansen op trouwfeesten om de bruid op te hemelen en op te vrolijken229. Het ging vooral om mannen die voor de ogen van de bruid dansten, ofschoon de talmud ons verhaalt dat de Amora Rabbi Acha tijdens het dansen de bruid optilde en op zijn schouders droeg230. Dat laatste was uitzonderlijk toelaatbaar omdat dit bij de illustere Talmudist geen seksuele opwinding uitlokte. Het is precies dat element van de seksuele opwinding of lustverwekking, dat centraal zal staan in de appreciatie van wat op het vlak van gemengde seksomgang al dan niet acceptabel is naar joods recht. 8.2.2.2. De ingeburgerde praktijk van gemengd dansen In het post-talmudische tijdperk vinden wij voor het eerst een expliciet verbod op seksgemengd dansen in Sefer HaMaassim, een werk uit de Byzantijnse periode (324638) dat voor het eerst in een responsum van R. Hai Gaon (939-1038) wordt geciteerd, dat stelt: “ אסור לחול כן אלא האנשים לבד,מהיא במחול האנשים והנשים בערבוביה 231 "והנשים לבד. Rabbi Hai Gaon wordt ook geconfronteerd met een vraag over gemengd dansen uit Tunis en antwoordt dat het verboden is232. Er bestaan talrijke getuigenissen over het feit dat gemengd dansen zich onder de joodse bevolking reeds in de vroege middeleeuwen had verspreid (zie hieronder de aandacht die Rabbijn Meïr b. Baruch uit Rothenburg [1215 - 1293] hieraan schenkt [8.2.2.3.]). In Italië was seksgemengd dansen zeer in trek. Tijdens de Renaissance behoorden zang en dans tot de normatieve opvoeding van joodse jongeren233. Joden dansten toen ook in niet-joodse kringen samen en gemengd, zoals blijkt uit een decreet van de joodse gemeente van Padua (1578-1603)234. In Palermo traden in 1469 een 400-tal joodse jongeren als dansers op in een processie naar aanleiding van het huwelijk van Ferdinand uit Aragon met Isabella uit Castilië235. Deze zang- en danscultuur maakte het noodzakelijk ook joodse dansleraren te hebben. De onderwijzers van bijbel en talmud waren ook de leraars voor zang en dans. Dit was vooral het geval in Venetië en Mantua. De edicten van Venetië (1443) en Parma (1466) waren precies bedoeld om deze joodse dansscholen te sluiten. Guglielmo Ebreo de Pesaro (alias Giovanni Ambrogio, 1420 - 1481), auteur van een traktaat over dans uit 1463 (De arte saltandi et choreas ducendi) was een vooraanstaande joodse dansmeester, evenals in de 16de eeuw Jacchino Massarano in Rome. 228
M. Taanis, IV:8. Kalla Rabati, IX:1. 230 B. Kessubos, 17a. 231 Geciteerd in: .79 ' עמ,( ב )תר"ץ, א, תרביץ," "מעשים לבני ארץ ישראל,.מ. ב,לוין 232 .28 ' עמ,' סי' ס,תשובות הגאונים הרכבי 233 .120 ' עמ, תשכ"ב,אביב- תל, הוצ' מסדה, תולדות היהודים באיטליה,בצלאל רות 234 .117 ' עמ, תקנה סא,שס"ג-פנקס ועד קהילת פאדובה מהשנים של"ח 235 . שם,בצלאל רות 229
36
Rabbi Juda Aryeh (Leon) di Modena uit Venetië (1571 - 1648) verhaalt zelfs in zijn autobiografisch boek dat hij zang en dans geleerd heeft236. David Reuveni237 vertelt hoe in het huis van Rabbi Jechiel Nissim da Pisa (1507 - 1574), bankier en auteur van Sefer Chaye Oilam238, in aanwezigheid van mannelijke gasten gedanst werd: “" והיו מרקדות בחדר אשר אני בו,ותבוא לפני מרת שרה ובתה מרת לאוורה ובחורות אחרות. In de middeleeuwse getto’s in Frankrijk, Duitsland en Polen bestonden danshuizen of Tanzhauser, waar een Tanzfuehrer bijgestaan door ingehuurde musici bij tal van festiviteiten optraden. In Duitsland in de 15de eeuw gingen jongens en meisjes gemengd dansen. Een weerslag hiervan vindt men in een responsum van Rabbi Israel Isserlein (1390 1450), waarin een sierceintuur waarmee de meisjes dansten centraal staat239. In een ander responsum komt diezelfde ceintuur aan bod in een testament waarbij een grootvader gebiedt voor zijn kleindochter dit sierstuk te kopen240. Rabbi Isaï HaLevi Horowitz (1570 - 1630), auteur van Shne Luchos Habris241, en Rabbi Zvi Elimelech Spira uit Dinov (1783-1841), auteur van Bnei Jissoscho en neef van Rabbi Elimelech uit Lezajsk (1717 - 1786), beschrijven deze gemengde dansplaag en verbieden ze als bijbels verbod242. R. Z.E. Spira uit Dinov zal echter veel permissiever zijn voor seksgemengde trouwfeesten, waarover verder (8.2.3.). Over de praktijk van gemengd dansen op trouwfeesten in de Elzas lezen wij bij Rabbi Jochanan Luria (1453 - 1510), die protesteert tegen “ ... שמרקדין ומזמרין ואוכלין ושותין ויש שחושבים שעושין, בידם יחיפם ומרקדים עמהם,שלוקחים האנשים את הנשים אפילו אשת איש 243 "מצוה לרקוד עם הכלות. Ook Rabbijn Joseph b. Menachem-Mendel Steinhar(d)t uit Niedernheim (Elzas, 1720-1776) beschrijft deze ingeburgerde praktijk “ שהמנהג 244 "הבחורים והנערים שם לשמוח ברגל בעשיית ריקודין ומחולות עם בתולות מחוללות במעשה הוללות. In Griekenland, vooral in de stad Arta waren seksgemengde dansen wijd verspreid. De vele vragen desomtrent in de responsa-literatuur getuigen hiervan. Rabbijn David ben Chaïm HaKohen uit Korfu (15de - 16de eeuw), opperrabbijn van Padua, behandelt vragen uit Arta over gemengd dansen met gehuwde dames, over de praktijk ( מסדר )המחולdie tot doel had vrouwelijke danspartners uit te zoeken en over danspartijen op 236
.23 ' עמ, לקט כתבים,יהודה אריה ממודינא Een 16de eeuwse joodse avonturier, die een dagboek van zijn vele reizen heeft bijgehouden. סיפור דוד .53 ' עמ,הראובני 238 Gilbert S. Rosenthal , Banking and Finance among Jews in Renaissance Italy : a critical edition of The Eternal life (Haye Olam) by Jehiel Nissim da Pisa. 239 . סי' רא, ח"א,שו"ת תרומת הדשן. Een jongen had een meisje gehuwd ( )קידושיןmet als compensatie het genot dat het meisje had van zo’n sierceintuur die de jonge haar had uitgeleend voor de dans. De halachische vraag was of dit genot de vereiste minimumwaarde had om een huwelijk in te zegenen naar joods recht. 240 Ibid., 350. 241 . ע"ב, צז, מקדושת המעור, סור מרע,שני לוחות הברית 242 . ס"ק יד, שלא לבוא על א"א, מל"ת לה,דרך פקודיך 243 . לב ע"ב, חיי שרה, משיבת נפש. Let wel op de term יחיפםof met blote handen, wat zou kunnen impliceren dat dansen met handschoenen volgens hem toegelaten is. Verder zullen we zien dat dit ook een permissieve oplossing is door andere latere Rabbijnen gesuggereerd. 244 . יז,שו"ת זכרון יוסף 237
37
Shabbes met niet-joodse muzikanten245. De Rabbijn van Arta zelf, businessman en Rabbi Benjamin b. Matisjahu Zeëv (16de eeuw), schrijft zelfs zijn buitenlandse collega’s aan en geeft een uitvoerige beschrijving van het fenomeen van het gemengde dansen in zijn stad: "עוד רעה שנית העידו לפנינו איך חלק מפריצי בני עמנו בהיותם "בפרט המנהגים אשר לא,246"חלין במחולות אנשים ונשים יחד שלחו ידיהם בחיק הנשים שהיו נשואות טובים אשר נהגו בעיר ההיא לרקד במחולות כל איש את אשת רעהו יבחר לו ועושין חליפין בנשותיהן זה , ואין לך הרגל עבירה ויצר הרע כמו להיות מחזיקין ביד הנשים הנשואות במחולות,247"לזה בתוך המחול אבל להיות חולין... וראוי להשמר מפני החשד ומפני המזיקין,ושעירים ירקדו שם לעשות מעשה שדים "באותם שיצאו לחול במחולות איש,248" ואין זה מדרך תורתינו הקדושה,האנשים עם הנשים חולין הן .249"את אשת עמיתו Nog een getuigenis over dit wijdverbreid fenomeen in Griekenland vinden wij bij Rabbi Aaron b. Chaïm Perahia uit Saloniki (17de eeuw) die het volgende schrijft: ויבואו. לא זו אף זו, זמרין גברי ועניין נשי,"עומדות הנשים מקושטות ומרקדות בפני הערלים המנגנין ונותנים יד זה, ותצאנה כל הנשים הקרובות אישה לקראת אישה,האנשים על הנשים קרובי החתן והכלה .250" דו פרצופין זכר ונקבה,לזה ומרקדים זה עם זה De Turkse Rabbi Chaim Chizkiyahu Medini (1832 - 1904), auteur van Sdei Chemed, bekritiseert deze praktijk die nog in zijn tijd scheen te bestaan: "כמו ששמעתי שיש מקומות ומרקדין וסובבים והולכים מפינה, תוקעים כפם זה את זה, נערים עם בתולות,שעושין ריקוד הטא"ס ... כי השטן מרקד ביניהם ואש תוקד בקרבם, וכמה רעות רבות גורמים לעצמם, מדחי אל דחי,לפינה אין, שהיום אנשים ונשים מורגלים זה עם זה ואין לחוש להרהורי עבירה,ולגבי מה שאמר בעל הלבושים 251 " ללמוד מזה לגבי ריקודים ואחיזת ידייםDeze Rabbijn verwijst naar de permissiviteit van R. Mordechai Jaffe252 met betrekking tot seksgemengde trouwfeesten (waarop wij nog terugkomen in 8.2.3.3.1.) en zegt dat de analogie met gemengd dansen niet opgaat. In islamitische contreien was het gemengd dansen minder verspreid, maar joden hadden er de Arabische praktijk overgenomen van dames die voor de ogen van heren dansten. Het was bijvoorbeeld in Noord-Afrika de gewoonte dat mannen en vrouwen de bruid met zang en dans naar het ritueel bad (mikve) begeleidden, waarbij de dames voor de ogen van de heren dansten. Rabbijn Abraham b. Mordechai Ankawa (geb. Salé, Marokko, 1810) bekritiseert deze praktijk, ofschoon hij ze niet tegen de joodse wet verklaart: ומה גם בהיות הנשים מרקדות לפני, מידי הרהור לא יצאנו,"וגם אם מידי עבירה יצאנו .253"האנשים המזמרים בהוללות וסכלות. De praktijk in Marokko dat dames voor de ogen van mannen dansten was goed ingeburgerd254, maar wordt ook verboden door de Takkones van Meknès (1824). In Egypte werden reeds in de vroege middeleeuwen tijdens trouwfeesten ook nietjoodse danseressen en muzikanten ingehuurd, die dansen als buik- en zwaarddansen ten beste gaven255. Wanneer Rabbi Mozes Maimonides (Rambam, 1135 - 1204) in 245
. יד,שו"ת מהרד"ך . סי' שג, ב,שו"ת בנימין זאב 247 . סי' שד,שם 248 . סי' שה,שם 249 . סי' שו,שם 250 . ה, א,שו"ת פרח מטה אהרון 251 . חב, מערכת חתן וכלה וחופה,שדי חמד 252 Levush haChur, Minhogim, nr. 36. 253 . קלט, ליוורנו תרל"א, ח"ב, כרם חמד,אברהם אנקאווא 254 .204-6 ' עמ, תש"ס,אביב- תל, הוצ' הקיבות המאוחד, ספריית הילל בן חיים, עברה ותרבותה, יהדות מרוקו,אליעזר בשן 255 Cfr. De Egyptische Rabbi Jacob Castro (Maharikash, 1525–1610), Responsa Ohalei Yaacov, 60. 246
38
Egypte neerstrijkt hekelt hij deze praktijk in volgende bewoordingen: "וזה שבחופותיהם ותצא במחול לפני האנשים והנשים, ותיקח בידה סייף, ותצנוף האישה מצנפת או כובע,יתדמו לגויים 256 "בתועבה הזו. O.i.v. Europese inwijkelingen en het rechtstreekse Britse bestuur over Egypte, waaiden in de 19de eeuw de moderne ideeën uit Europa naar Egypte over en voortaan gingen joodse trouwfeesten ook gepaard met gemengde danspartijen. Om deze reden werden de religieuze huwelijksinzegeningen overdag voltrokken om ’s avonds een danspartij te kunnen houden. Rabbi Eliyahu Bechor b. Avraham Chazan (1848-1908), opperrabbijn van Alexandrië, verwoordt het als volgt: "כדי שיהיו מוכנים , אנשים ונשים, לצאת תיכף אחר השבע ברכות במחול משחקים ולרקד לפני הכלה,ומזומנים לדבר עבירה 257 "בחורים ובתולות יחד 8.2.2.3. De rabbinale verboden tegen gemengd dansen Talrijke Rabbijnen doorheen de middeleeuwen hebben aan de hand van verbodsbepalingen en decreten (Takkones) getracht de praktijk van het seksgemengd dansen in te dijken. Reeds in de vroege middeleeuwen vindt men verboden van de invloedrijke Tossafist Rabbi Meïr b. Baruch uit Rothenburg (1215 - 1293)258, van Rabbi Chanoch b. Avraham HaDarshan uit Posen259, van voornoemde Rabbi Joseph Steinhar(d)t260, van Rabbi Joseph Chaïm b. Eliyahu HaBavli (1832 - 1909) uit Bagdad en auteur van Ben Ish Chai261, Rabbi Zvi Elimelech Spira uit Dinov262, Rabbijn David ben Chaïm HaKohen uit Korfu263, Rabbi Benjamin b. Matisjahu Zeëv264. Er werden ook verschillende rabbinale decreten (Takkones) uitgevaardigd tegen dat gemengde dansen: in Egypte265, door Rabbi Tam b. Yechiyeh uit Konstantinopel in Turkije266, in Italië m.n. in Padua267, Firenze, Ancona en Ferreira268, Mantua (1599 1795)269 en Venetië (1697). In Noord-Afrika waren er de decreten in Fez (1698)270 , in Marokko271. 8.2.2.4. De weerstand en het weerwerk tegen deze rabbinale verboden Het gemengd dansen en het dansen van dames voor de ogen van heren was te zeer ingeburgerd, om te zwichten voor de achtereenvolgende rabbinale injuncties of decreten.
256
.א51 ,קובץ תשובות הרמב"ם . ג, נח, ח"ג,שו"ת תעלומות לב 258 Geciteerd in סו,ספר כלבו. 259 . כט ע"א,תוכחה מגולה בתוך ראשית ביכורים 260 . יז,שו"ת זכרון יוסף 261 . פרשת משפטים יח, א,ספר בן איש חי 262 . ס"ק יד, שלא לבוא על א"א, מל"ת לה,ספר דרך פקודיך 263 . יד,שו"ת מהרד"ך 264 . סי' שג, ב,שו"ת בנימין זאב 265 . ב, קמט, נהר מצרים,בן שמעון 266 . קסח,שו"ת אהלי תם 267 117 ' עמ, סא,פנקס ועד קהילת פאדובה 268 צבי. כה, יו"ד, שו"ת שמש צדקה. יא, כה, ד, כה, ד, יו"ד כא, ספר עיקרי הד"ט לדניאל טירני. צח,שו"ת זרע אמת ,( בן עמי )עורך. י: בתוך, חיי המחול בקהילות היהודים הספרדים באספקלריה של תקנות הקהילות וספרות השו"ת,פרידהבר . ואילך227 ' עמ, תשמ"ב, ירושלים,מורשת יהודי ספרד והמזרח 269 .393 ' עמ, תשכ"ה, ירושלים,אביב ומכון בן צבי- אוני' תל, תולדות היהודים בדוכסות מנטובה,שלמה סימונסון 270 . תלט, תשל"א, ליוורנו, ח"ב, כרם חמד,אברהם אנקאווא 271 .101 ' עמ,90 ' תקנה מס, קהילת צפרו,רבי דוד עובדיה 257
39
Het decreet van 1685 dat gemengd dansen volledig verbood, had het joods Italiaanse uitgangsleven drastisch verminkt en de gemeenschap kwam na amper twee jaar reeds in opstand tegen dit rabbinale decreet. Onder druk van de gemeenschapsleden ondervroegen de hoogwaardigheidsbekleders de opperrabbijn van Venetië en Mantua, erkende Kabbalist en auteur van Kol HaRamaz, Rabbijn Moshe Zacut(o) (Ramaz, 1620 - 1697). Zij wensten van hem te vernemen of men niet milder kon zijn voor gemengd dansen indien de dansers bijvoorbeeld handschoenen zouden aantrekken en er dus geen ‘vleselijk’ contact meer was. In een nieuw decreet van 1687 worden gemengd dansen en danscursussen toegestaan, indien zij met handschoenen gebeuren272. Ook andere Rabbijnen werden benaderd, zeg maar onder druk gezet, om zich wat soepeler op te stellen. De Rabbijnen Chaïm Joseph David Azulai (Chido, 17261807)273, Ishmaël b. Abraham Isaac HaKohen (1723-1811), opperrabbijn van Modena274, Samuel b. Moses de Medina (Rashdam, 1505-1589), Rosh Jeshiva in Saloniki275, David b. Chaïm HaKohen (MaHarDaCH, overl. 1530), Rabbijn van Patros276, verzetten zich echter tegen de intrekking of ook maar mildering van de decreten tegen gemengd dansen. Ondanks deze rabbinale weigering om in te binden, werden de decreten uiteindelijk dan toch met de voeten getreden en vierde de praktijk van gemengd dansen verder hoogtij in Italië. 8.2.2.4.1. De redenen voor het verbod De Rabbijnen die achter het verbod op gemengd dansen staan, steunen op uiteenlopende gronden. Rabbi Juda ben Samuel de Vrome (1150-1217)277, baseert het verbod op een vers uit het boek van profeet Jeremias “Meisjes dansen vrolijk in de rei, jongens en grijsaards dansen samen278”. Rabbi Aron b. Jacob HaKohen (eind 13de – medio 14de eeuw) uit Narbonne (en niet uit Lunel279), auteur van Sefer Kol Bo, verbiedt dansen voor de ogen van mannen op grond van dat het zicht van dansende vrouwen lustverwekkend is280. Voornoemde Rabbijn Ch. J.D. Azulai grondt het verbod op seksgemengd dansen op het niddah-verbod (voor menstruerende vrouwen), dat van bijbelse oorsprong is281. Rabbi Chaim Chizkiyahu Medini benadert gemengd dansen vanuit het bijbelse arajot-verbod op toenadering onder de seksen282. Rabbi Jacob Jucab b. Aron Ettlinger (1798-1871), auteur van Aruch Laner en Kreisrabbiner van Ladenburg en Ingolstadt en later van Altuna, spreekt van een derivaat van het arajot-verbod ()אביזרא דעריות283.
272
Zvi Friedhaber, Judith Brin Ingber, Moshe Silberschien, The Dance with the Separating Kerchief , in Dance Research Journal, Vol. 17, No. 2 (Autumn, 1985), pp. 65-69. Zie ook: . יד, כה,עיקרי הד"ט 273 . סי' קג,שו"ת יוסף אומץ 274 . סי' צח, יו"ד, ח"ב,שו"ת זרע אמת 275 . סי' קמט, יו"ד,שו"ת מהרשד"ם 276 . סי' יד,שו"ת מהרד"ך 277 . סי' קסח,ספר חסידים 278 Jeremias, XXXI:12. 279 Historicus David Conforte (1618-1685) uit Salonika in Koreh HaDorot en anderen gaan uit van de verkeerde veronderstelling dat deze Rabbijn uit Lunel was. 280 . סוף סי' סו,ספר כל בו 281 . סי' קג,שו"ת יוסף אומץ 282 . יב, מערכת חתן וכלה וחופה,שדי חמד 283 . סי' קלט,שו"ת בנין ציון
40
De Chofetz Chaïm, Rabbi Israel Meir HaCohen Kagan (1838-1933), neemt alle voornoemde gronden van zijn voorgangers over en verwoordt een onverzoenlijk standpunt over gemengd dansen284. 8.2.2.4.2. Bepaalde permissiviteit tegenover gemengd dansen Ondanks de hoger geschetste vrij algemene tegenstand van Rabbijnen tegen het gemengd dansen en wellicht dank zij de wijdverbreidheid van het fenomeen, zoals hoger geschetst, is er toch in de benadering van bepaalde Rabbijnen in de middeleeuwen een zekere permissiviteit te bespeuren. In het hoger aangehaalde responsum van Rabbijn David ben Chaïm HaKohen uit Korfu werd op het gemengd dansverbod uitzondering gemaakt voor de naaste familieleden: echtgenoten mochten met elkaar gemengd dansen, alsook vader met zijn dochter, moeder met haar zoon en broers en zusters. Deze permissiviteit vindt men ook terug in de Takkanot van Fez (1698). Ook Chaïm Joseph David Azulai toont versoepeling en schrijft in de hoger aangehaalde discussie over de intrekking van het dansverbod: אח, כי אם בעל עם אשתו,"הסכמה קדומה בחרם חמור שלא לרקד אנשים עם נשים "' וכו,ואחותו. Een andere uitzondering werd in Litouwen gemaakt voor de ongehuwde jeugd bij de trouwfestiviteiten: 285" והם יגילו עד חצי היום,"רק בבוקר בשעת הינומא לקרות בחורים ובתולות. In Elzas vertolkte Rabbijn Jochanan Luria een toegeeflijk standpunt m.b.t. tot meisjes op huwbare leeftijd ""שרק הבתולות ראוי להם שיחזרו עצמם על הבריות לקפץ אחריהם. In Italië vindt men in het hoger genoemde decreet van 1687 door Rabbi Moses Zacut(o) dat op een trouwfeest van een jongen met een maagdelijke bruid, jongens en meisjes aan één gemengde dans mochten deelnemen, op voorwaarde dat zij handschoenen droegen. Een gelijkaardige toegeeflijkheid vinden wij in Venetië begin 16de eeuw terug, met name dat jongeren gemengd mochten dansen, op voorwaarde dat de mannen boven hun strakke broeken een additioneel kledingsstuk aantrokken dat hun geslachtsorganen bedekte, zeg maar een soort schort(eldoek): "אמנם עם הפנויות יוכלו ובתנאי שיהיו הזכרים מלובשין מלבוש אחר למעלה מהזיפו"ן באופן שבית התורפה יהיה מכוסה,לרקד 286 "לפחות. Een verder inschikkelijk standpunt vindt men met betrekking tot de professionele dansleraren, die gemengd mochten dansen met handschoenen [Rabbi Moshe Zacut(o)]. Ook in de Takkanot van Ferreira krijgt de dansleraar, naast de familieleden, een vrijstelling van het dansverbod: אב, רק איש ואשתו,"שלא לחול במחולות אנשים ונשים יחד 287 " והמלמד עמהם, אח ואחות, עם בתו. Ook het joodse carnavalsfeest Poerim geniet op dit vlak een uitzonderingsstatuut. Geconfronteerd met de ingeburgerde dansgewoontes in Italië, behandelen de Takkones van Padua (1507) een light-versie van het dansverbod dat er zich toe beperkt op een dansverbod voor gehuwde vrouwen en dat niet van kracht is op 284
. סי' שלט,ביאור הלכה . תתקעג. וכן אלף ה, תתקמז, תשנ"ז, ירושלים, תרפ"ה, ברלין, הוצ' עינות, פנקס מדינת ליטא,שמעון דובנוב 286 ' עמ,( מא )תשל"ו, ציון, קווים לדמותם החברתית והרוחנית של יהודי אזור וויניציאה בראשית המאה הט"ז, ראובן,בונפיל .187 287 .183 ' עמ, תשס"ז, לשאלת ההפרדה המגדרית בהלכה היהודית, משני עברי המחיצה,אורה כהן 285
41
Poerim: מלבד בימי,"גם גזרנו על האנשים שלא ירקדו עם הנשים הנשואות שום זכר עם נקבה נשואה "הפורים.
288
Rabbi Isaia b. Elija di Trani de Jongere (Riaz, overl. 1280), auteur van Shiltei Hagiborim, neemt tegenover de in zijn tijd reeds ingeburgerde gemengde danscultuur een fatalistische houding aan en zegt verplicht te zijn de andere kant uit te kijken: 289 ""הואיל ואי אפשר לבטל המנהג שלהם. Voor sommige Rabbijnen valt ook de Mitsve Tanz onder het dansverbod. Dit is een dans met de bruid, waarbij vrienden en kennissen individueel met haar dansen zonder lichamelijk contact, precies om haar op te vrolijken en haar voor de bruidegom op te waarderen. Rabbi Joel Sirkis (Bach, 1561 - 1640) uit Krakau schrijft echter namens Rabbi Shlomo Luria (Maharshal, 1510 - 1574), auteur van Jam Shel Shlomo, dat deze dansen die de naar joods recht verplichte opvrolijking van de bruid tot doel hebben, geoorloofd zijn, omdat ze met het oogmerk van een mitsve (= gebodsbepaling) gebeuren en geen lust nastreven290. Elders schrijft R. Joel Sirkis hierover dat wij in onze contreien hierover permissief zijn: גם כן הגדולים,"במלכותנו נהגו להקל בכלה 291 "שבדור. 8.2.2.5. De hedendaagse standpunten De 18de-eeuwse permissiviteit rond gemengde dansen op trouwfeesten die in Duitse zelfs orthodoxe kringen heerste292, is na de Holocaust overgewaaid naar de andere Europese en Amerikaanse joodse centra. Het orthodoxe Rabbinaat heeft doorgaans hiertegen met grote standvastigheid gevochten. Sommige Rabbijnen, die tot de moderne orthodoxie behoren hebben meer inschikkelijkheid aan de dag gelegd. De eerste grondden hun felle tegenstand op de hoger geciteerde opponenten van gemengd dansen doorheen de eeuwen, terwijl de toegeeflijke stelling steunde op permissieve rabbinale standpunten, die het fysische contact tussen de seksen alleen verbieden, wanneer het gaat om flirten ( )חיבוק ונישוקof seksueel getinte daden. 8.2.2.5.1. De onverbiddelijke tegenstanders Hedendaagse tegenstanders van gemengd dansen steunen uiteraard op de hoger uiteengezette vrij vaststaande rabbinale rechtspraak en maken abstractie van zowel de omstandigheden die in het verleden andere Rabbijnen tot meer permissiviteit hebben bewogen, alsook van de vindingrijke (denk maar aan de handschoenen of het schortdoek!) inschikkelijke houding van deze Rabbijnen. Deze hedendaagse tegenstanders bezigen bovendien zeer sterke taal als איסור גמור,"איסור גמור וחמור
288
.183 ' עמ,שם . כג, ה, למס' ביצה,שלטי הגבורים 290 . סי' שם סקי"א, סי' כא סק"ו ובבית שמואל, ב – הביאו בחלקת מחוקק, ס"ק ה, סעי' ק, סי' סה, אבן העזר,אוצר הפוסקים 291 . סוף ד"ה והמחבק, סי' כא, אבה"ע, טושו"ע,ב"ח 292 Het was er de gewoonte op de uitnodigingen “muziek en dans” te vermelden en ondanks deze gemengde danspartijen, die nooit door het Duitse Rabbinaat geoorloofd werden verklaard, waren orthodoxe Rabbijnen op zulke huwelijksfeesten aanwezig. Zie: הוצאת מרכז זלמן, עדה ודיוקנה,מרדכי ברואיר . תשנ"א, ירושלים,שזר לתולדות ישראל 289
42
"( מדאורייתאRabbi Shlomo Aviner)293 en " ובכלל יהרג ואל יעבור,"אבזרא דגילוי עריות (Rabbi Isaac Jacob Weiss)294. Boegbeelden van deze fervente tegenstanders van seksgemengd dansen zijn: Rabbi Jechiel Michel Epstein (1829 - 1907), auteur van Aruch HaShulchan295, Rabbi Abraham Isaac HaKohen Kook (1864 - 1935), Asjkenaze opperrabbijn van het Brits Mandaat over Palestina296, de in onze generatie alomerkende Rabbi Moshe Feinstein (1895 - 986), auteur van Responsa Igros Moshe297, voornoemde Rabbi Isaac Jacob Weiss (1902 - 1989), opperrabbijn van de ultraorthodoxe Eida HaChareidit en auteur van Responsa Minchas Jitschok298, Rabbi Menashe Klein (geb. 1925), auteur van Responsa Mishneh Haloches299. Rabbi Chaïm David Halevi (1924 - 1998), Sefardische opperrabbijn van Tel-Aviv en auteur van Responsa Asseh Lecha Rav300. 8.2.2.5.2. De permissieve houding Ondanks deze vaststaande joodse rechtspraak van invloedrijke en alomerkende Rabbijnen, zijn er toch Rabbijnen die de permissieve kant zijn opgegaan. Sommige Rabbijnen worden geconfronteerd met orthodoxe mensen die nood hebben aan deze gemengde dansen en die dikwijls ook in deze cultuur werden opgebracht (bijvoorbeeld in de seksgemengde religieuze jeugdvereniging Bne Akiva) en die permissiviteit verwachten om binnen de orthodoxie te kunnen blijven. Het zijn precies deze Rabbijnen die geconfronteerd worden met zulke ware samenlevingsproblemen en dilemma’s, die de meeste vindingrijkheid aan de dag leggen. Zij zullen hun hoofd breken om, overeenkomstig het rechtsprincipe van כוחא 301 דהתירא עדיףof dat de mildere toepassing van de wet de voorkeur moet genieten en veel meer vindingrijkheid vereist, een meer inschikkelijke toepassing van de wet uit te dokteren. Eigenlijk zullen deze Rabbijnen in onze generatie dezelfde ijver aan de dag leggen als de hoger en hieronder geciteerde Rabbijnen Mordechai Jaffe (Levush), Zvi Elimelech Spira uit Dinov en Joel Sirkis (Bach), die onder invloed van veranderende socio-seksuele omstandigheden de oude wet op de seksscheiding niet meer toepasselijk achten buiten synagoogverband. Rabbijn Juda Herzl Henkin (geb. 1945), auteur van Responsa Bnei Bonim en kleinzoon van de gerenomeerde Rabbi Joseph Eliyahu Henkin (1880 - 1973), stelt zich toegeeflijk op tegenover gemengd dansen, waarbij jongens en meisjes naast elkaar in twee verschillende rondjes dansen. In dat geval, dat gelijkenissen vertoont met de Italiaanse Rabbijnen die dansen met handschoenen (dus zonder ‘vleselijk’ contact) 293
.54-68 ' עמ, טבת תשל"ח,1-16 ' עמ,( המעין תשרי )תשל"ח,, ריקודים והלכות צניעות,הרב שלמה חיים אבינר . סי' צט, ח"ה,שו"ת מנחת יצחק 295 .ד- ס"ק ג, סי' סה, אבה"ע,ערוך השולחן 296 . עמ' רלח, פ"ד, ספר חזון הגאולה, עמ' מח, סי' ל,שו"ת עזרת כהן 297 . סי' לה, ח"ד, או"ח,שו"ת אגרות משה 298 . סי' קיא, ח"ג, סי' קט, ח"ג,שו"ת מנחת יצחק 299 . סי' רמט, מדור התשובות, ח"ז,שו"ת משנה הלכות 300 . עמ' רכו, סי' עג, ח"א,שו"ת עשה לך רב 301 ד"ה,כמובא בברכות )דף ס ע"א( ובביצה )דף ב ע"ב( ובירושלמי נדרים )דף כט ע"א( וברש"י )ביצה דף ב ע"ב ד"ה כחו דר' מאיר דמקל( ובתוס' )חגיגה, ד"ה וכ"ת( ובתוס' )מו"ק דף ב ע"ב,דהתירא עדיף ליה( ובתוס' )ביצה דף ב ע"ב ד"ה להודיעך ובר"ן, ד"ה להודיעך( ובתוס' )עירובין דף מה ע"ב, ד"ה מאי איכא( ובתוס' )ברכות דף טו ע"א,דף כב ע"א ( כלל יג סי' עז, כלל לשונות סוגיות,)נדרים דף סב ע"ב( ובכסף משנה )הל' תרומות פ"א הי"א( ובשל"ה )תורה שבעל פה .(קלה-ושם )כלל יט כלל עיון סי' ט( ובשל"ה )מס' שבועות פרק נר מצוה פרק מז( ובשו"ת זכר יהוסף )סי' קצח ו 294
43
toestaan, is het dansen geoorloofd. Hij laat ook het dansen van echtelieden toe, alsook dansen met de bruid en steunt voor dit laatste op deze Rabbijnen die dansen met nietgehuwde meisjes toegestaan achten302. Rabbijn J.H. Henkin staat ook toe dat dames voor de ogen van mannen dansen, omdat volgens de meeste Rishoinim, het kijken naar dames zonder bijbedoelingen van ontucht en hoererij ( )זנותgeen bijbels verbod is303. Rabbi Tsuriël Adamnit (1914 - 1973), geestelijke leider van Kibbutz Javne, schrijft op zijn beurt dat gemengde volksdansen of ( ריקודים חברותייםi.t.t. salondansen) niet vallen onder de arajot-verboden304 en verwijst naar Rambam die het heeft over contact dat lustverwekkend is. Hij steunt ook op de normatieve Halacha, verwoord door Rabbi Mozes Isserles (ReMo, 1520-1572) in de Shulchan Aruch en schrijft dat al wat niet met erotische (bij)bedoelingen gebeurt, geoorloofd is. ( “וי"א דכל שאינו עושה לשם חיבה מותר ולכן ")נוהגין להקל305. R. T. Adamnit is echter onverbiddelijk voor salondansen, die hij ziet als een lustverwekkend middel in een wereld die moe is van ware liefde306.
8.2.3. Gemengde trouwfeesten 8.2.3.1. De geleidelijke invoering van het verbod op gemengd tafelen De middeleeuwse commentatoren verschilden van mening over de hoger beschreven scheiding der seksen die ingevoerd werd in de Tweede Tempel n.a.v. Simchas Beis haSho’evah307. Volgens de misjna308 werd een soort verhoogd terras geplaatst, van waarop de dames naar de heren konden kijken. Het doel was dus om de vermenging van de geslachten te verhinderen. Maimonides in zijn wetcode309 en R. Menachem ben Salomon Hameïri (1249 - 1316)310 nemen die visie over. Nochtans in zijn commentaar op de misjna vermeldt Maimonides, hierin gevolgd door anderen311, een andere beweegreden voor de invoering van deze seksscheiding, met name dat de geslachten elkaar niet zouden kunnen zien312. Hedendaagse Rabbijnen zijn hierover verdeeld313. Nochtans blijkt uit de talmud dat tafelen met gemengde seating gebruikelijk en toegestaan was. Immers werd het paasoffer ( )קרבן פסחsamen met alle buren genuttigd, wat blijkt uit misjna314 en talmud315 die het alleen hebben over een aanwezige jonge bruid die uit schuwheid de andere kant mag uitkijken. De misjna verbiedt verder dat dames het paasoffer zouden consumeren samen met slaven en minderjarigen, wat a 302
.78-95 ' עמ,( תמוז )תשל"ח, במעין, הערות למאמר ריקודים והלכות צניעות,הרב יהודה הרצל הנקין. Y.H. Henkin, Responsa on Contemporary Jewish Women’s Issues, Ktav Publishing House, Hoboken, N.J., 2003, p. 156-170. 303 . סי' לז, ח"א,שו"ת בני בנים 304 .201' עמ,( דעות מג )תשל"ג, מעמד האשה בהלכה ובחברתנו,צוריאל אדמנית 305 . סק"ה, סי' כא, אבה"ע,שו"ע 306 Ibid. 307 B. Sukka, 51b-52a; Tosefta, Sukka, IV:1, V:2. 308 M. Middos, II:5. 309 Jad, Hilchos Lulav, VIII:12; Hilchos Beis Ha-Bechiro, V:9. 310 1249-1310. Beis Ha-Bechiro, Sukka, 51b, s.v. mi shelo ro-oh. 311 Tosfos Jom Tov, ad loc.; Responsa Maharam Schick, O.CH., 77. 312 M. Sukka, V:2. 313 Tegen de vermenging der seksen: Responsa Igros Moshe, O.CH., I, 39; Responsa Seridei Esh, II, 14. Het zicht verhinderen: Responsa Zichron Jehudah, O.CH., 62; Responsa Tsits Eliezer, VII, 8; Responsa Shevet HaLevi, I, 29; Responsa Be’er Moshe, IV, 147; Responsa Divrei Joël, I, O.CH., 10. 314 M. Pessochim, VII:13. 315 B. Pessochim, 86b; Rashi, ad loc., s.v. bushah.
44
contrario impliceert dat volwassen vrije mannen wel mee aan tafel dineerden316. Eenzelfde deductie volgt ook uit de misjna aangaande het zimmun-gebed na het eten317. Overigens volgt ook uit het feit van de late invoering van een seksscheiding in de Tweede Tempel, dat de scheiding der seksen toentertijd (nog) niet bestond. Ten tijde van de Geonim (6de - 10de eeuw) is deze scheiding al meer ingeburgerd, ofschoon de vraag nog gesteld wordt naar de geoorloofdheid van gemengd tafelen318. Uit het antwoord blijkt dat de seksscheiding voorgeschreven is, zonder scheidingswand: mannen en vrouwen eten apart in dezelfde kamer of zaal, maar visueel contact blijft. Naaste en zelfs aanverwante (!) familie kunnen aan één tafel eten, met name ooms, tantes en schoonzusters (!). Dit responsum heeft het echter niet gehaald tot de normatieve Halacha, nu het niet opgenomen werd in de wetcodes van Rambam (12de eeuw), Tur (14de eeuw) of Shulchan Aruch (16de eeuw). Een latere bron, die ook niet in de normatieve wet is geraakt, is de Sefer HaPardes van de school van Rashi. De seksscheiding wordt er afgeleid uit een bijbelvers319 en houdt in dat mannen en vrouwen uit elkaar moeten gehouden worden, zowel voor een diner als voor de dans (!)320. 8.2.3.2. De middeleeuwse bron voor het verbod De Sefer HaChassidim, toegeschreven aan Rabbi Juda ben Samuel de Vrome (11501217) die tot de hoger (8.1.) beschreven joodse piëteitsbeweging behoorde, heeft wel brede verspreiding gekend en behandelt niet het onderwerp van de seksgescheiden trouwfeesten als dusdanig, maar heeft het over de geoorloofdheid het gebed שהשמחה “( במעונוde vreugde in Zijn paleis”) bij een trouwfeest op te zeggen, wanneer de assemblee seksgemengd is321. De vraag stelt zich volgens diezelfde bron echter evenzeer wanneer de bruid of de bruidegom of beiden niet passend zijn of dat zij niet beleefd zijn of onder elkaar onbeschofte taal spreken. Abba Mari uit Marseilles (1122 - 1193), een halachist en auteur van de Ittur, verzette zich daarentegen tegen de benadering van Juda de Vrome, overigens i.t.t. Abba Mari een moralist, op de grond dat het gaat om dwingende gebeden die opgezegd dienen te worden ongeacht de omstandigheden322. De Sefer HaChassidim gaat nochtans verder en betoogt dat elke mitzva (= goede daad, zoals deze om de bruid en bruidegom tijdens hun huwelijk op te vrolijken), die echter gepaard gaat met een aveiro (= slechte daad, zoals de mitzva van het opvrolijken bij een huwelijk die het staren naar dames meebrengt), verboden is. Noteer dat de Sefer 316
M. Pessochim, VIII:7. Deze conclusie trekt Rabbi Moshe Feinstein in Responsa Igros Moshe, O.CH., I, 41. 317 M. Beroches, VII:2. Zie ook: Responsa Piskei Uziël biSheélos Hazman, 44; Sefer Mitzvos Godol, Asseh, 27; Responsa HaRosh, IV:17; Shulchan Aruch, O.CH., 199:7. 318 B.M. Levin, Maassim li-Vnei Eretz Yisrael, Tarbitz, I:1 (Oct. 1929), p. 97, geciteerd in B.M. Levin, Otzar ha-Geonim, VI (Jerusalem, 1934), Chelek ha-Teshuvot, Sukkah, 52a, pp. 69-70, geciteerd in Rabbi Eli D. Clarck, Mixed Seating at Weddings, in The Journal of Halacha and Contemporary Society, 35, 1998, p. 36, Note No. 30. 319 Zacharia, XII:12: “Het hele land zal rouwen: (…) elke familie afzonderlijk en de vrouwen steeds afzonderlijk van de mannen”. 320 Sefer HaPardes, ed. H. Ehrenreich, Budapest, 1924, Iniyan Issur veHetter, p. 72. 321 Sefer Chassidim, ed. R. Margalioth, Jerusalen, 1957, nr. 393, p. 284. 322 Sefer HaIttur, II, Birkas Chassanim, 64a, deel 4.
45
HaChassidim een stap verder gaat dan de geciteerde Geonim en Rishoinim, die het alleen hebben over aparte seating, maar niet vereisen dat de dames aan het oog van de heren zouden worden onttrokken. De Sefer HaChassidim suggereert dus het gebruik van een fysieke seksscheiding, zeg maar een mechitse (= scheidingswand). Deze strikte toepassing van de seksscheiding vindt navolging in de glossen Hagaoth haMinhagim in 14de eeuwse Sefer haMinhagim van Rabbi Isaac Tyrnau, Rabbijn van Trnava (= Tyrnau)323 en in de 15de eeuwse Orchos Tsadikkim324. De 16de eeuwse Rabbi Salomon Luria, auteur van Jam Shel Shlomo, bespreekt de huwelijksgewoonten en beklaagt zich erover dat in zijn contreien (Polen en Litouwen) de seksgemengde huwelijksfeesten al ingeburgerd waren. Onder verwijzing naar Sefer HaChassidim betuigt hij zijn ongenoegen met deze stand van zaken, maar gaat niet zover om een wettelijk verbod uit te vaardigen325. Ofschoon de fundamentalisten zich uitgerekend blindstaren op deze extreme visie van de Sefer HaChassidim et tutti quanti, en zelfs abstractie maken van de hieronder besproken latere ontwikkelingen, wijzen anderen erop dat de Sefer HaChassidim geen Halacha werk is, maar een ethisch werk of midas chassidus (idem voor Orchos Tsadikkim) waarvan de ethische principes niet werden opgenomen in de normatieve joodse wet (Rambam, Tur of Shulchan Aruch). 8.2.3.3. De kentering naar seksgemengde tolerantie 8.2.3.3.1. De veranderde socio-seksuele omstandigheden Daar waar Luria nog klaagt over de nieuwe gewoonte van gemengde trouwfeesten maar deze net niet verbiedt, zal zijn discipel R. Mordechai Jaffe326, auteur van Levush, de veranderende zeden precies aangrijpen om deze seksgemengde huwelijksfeesten goed te praten. In tegenstelling tot de vroege middeleeuwen waarin de Sefer HaChassidim schreef, stelt Levush vast dat in zijn tijd de vrouwen veel meer buitenhuis treden, onder de mannen komen en er bestaat een verregaande interactie tussen de seksen. Dit heeft tot gevolg dat mannen veel meer gewoon zijn dames te ontmoeten, sociaal en zakelijk met hen om te gaan, dermate dat het zicht of zelfs de nabijheid327 alleen van een dame ipso facto geen lustverwekkende gevoelens ()הרהור meer uitlokte. Om deze reden besluit hij tot de geoorloofdheid om de zegen שהשמחה במעונוop te zeggen, ook al gebeurt dit in een seksgemengd gezelschap. Deze stelling was innovatief, nu zij een wettelijke -zij het ethische- norm (kuisheid) laat afhangen van de evolutie van de mentaliteiten en kleding- en gedragsgewoonten. Deze vernieuwende opinie wordt bijgetreden door de vooraanstaande Rabbijnen Chaïm Jossef Dovid Azulai (Chido, 1724 - 1807)328 en Zvi Elimelech Spira uit Dinov (1783-1841), auteur van Bnei Jissoscho329. 323
Sefer haMinhagim leRabbi Yitzchak Isaac Tyrna, Minhagim leKol HaShana, ed. S. Spitzer, Jeruzalem, 1971, nr. 14, p. 166. 324 Orchos Tsadikkim, V° Simchah, Jerusalem, 1969, pp. 208-210. 325 Jam Shel Shlomo, Kessubos, I, nr. 20 ad fol. 81; a.w., Gittin, I, nr. 18. 326 Levush haChur, Minhogim, nr. 36. 327 Uit de verwoording van Levush, is af te leiden dat het niet alleen het zicht van dames is waaraan wij gewoon zijn geworden, maar ook aan hun nabijheid of presentie in onze mannelijke middens: מורגלות הנשים הרבה בין האנשים. 328 Jossef Ometz, nr. 47. 329 . ס"ק יד, שלא לבוא על א"א, מל"ת לה,דרך פקודיך
46
In het kielzog en onder verwijzing naar Levush, zullen latere Rabbijnen als Rabbi Raphael Meldola (1754 - 1828)330, Rabbi Joshua Salomon ben Jacob Nissim Ardit uit Smyrna (overl. 1876)331, Rabbi Salomon Wilf332 en Rabbi Abraham Zvi Hersch ben Jacob Eisenstadt (1813 - 1868)333 de visie aankleven en verkondigen dat de zegen שהשמחה במעונוmag opgezegd worden in een seksgemengd gezelschap. A fortiori kan geen van hen de gemengde seating bij trouwfeesten naar strikt joods recht verbieden. Om zijn permissiviteit te rechtvaardigen, alludeert Levush op het talmudverhaal334 over Rabbi Gidal, die de gewoonte had aan de uitang van het rituele badhuis (mikveh) plaats te nemen om aan de dames onderdompelinginstructies te verstrekken. Hij kon dit doen zonder het slachtoffer te worden van erotische lustgevoelens, verklaart de talmud, omdat volgens zijn eigen bewering «dames in zijn ogen zoals (lees: even weinig lustverwekkend als) witte ganzen zijn ». De afwijking die de talmud aanvaardt voor een individu als Rabbi Gidal, die wellicht gebaseerd was op zijn uitmuntende piëteit, wordt door Levush nu uitgebreid tot de ganse gemeenschap, omdat de veranderde socio-seksuele omstandigheden gemaakt hebben dat iedereen op het niveau van Rabbi Gidal was geraakt en dames zo doordeweeks kon aanzien, dat er van lustverwekking geen sprake meer was335. Diezelfde rechtvaardigingsgrond werd door hedendaagse Rabbijnen toegepast om andere voorbijgestreefde anti-dames verboden de grond in te boren. Rabbi Eliezer Waldenberg (1915 - 2006), auteur van Responsa Tsits Eliezer, hierin bijgetreden door Rabbi Salomon Zalman Auerbach (1910 - 1995), vindt het verbod om op straat achter een dame te wandelen niet meer van toepassing, omdat door de veranderde omstandigheden dit feit alleen geen verboden erotische gedachten opwekt336. Rabbi Ovadia Jossef (° 1920), auteur van Responsa Jabia Omer, stelt zich onder verwijzing naar onze Levush permissief op tegenover het opzeggen van het shema-gebed in aanwezigheid van een gehuwde vrouw met onbedekt hoofdhaar (naar klassiek joods recht verboden, omdat van vrouwelijk haar erotische prikkels zouden uitgaan, vandaar de pruikengewoonte). Heden ten dage, argumenteert Jossef, behoort het zicht van natuurlijk vrouwenhaar tot het normale straatbeeld337. Om diezelfde reden en andermaal onder verwijzing naar Levush, staat Rabbi Jossef toe dat vrouwen in de synagoge zelf het HaGomel gebed zouden opzeggen (een dankgebed voor mensen die aan rampspoed zijn ontsnapt)338. Het is deze redenering, met name de uitbreiding van de talmudische «witte gans»vrijstelling tot een ganse gemeenschap door verlaging van de erotische drempel, die Levush ertoe brengt om in te gaan tegen de voornoemde stelling van de Geonim, Sefer HaPardes en Sefer HaChassidim. 330
Chupas Chassanim, 9:9. China veChisdo, I, p. 116a. 332 Imrois Sheleimois, 5:12. 333 Pischei Teshuvo, EH, 62:18. 334 B. Beroches, 20a. 335 De Tossafist R. Isaac b. Joseph uit Corbeil (overl. 1250), auteur van Sefer Mitzvos Koton (SeMaK),, [niet te verwarren met de Tossafisten R. Jacob uit Corbeil en zijn broer R. Judah uit Corbeil], alludeert hier reeds op (nr. 30), door te stellen dat het staren naar dames alleen verboden was indien de man daar genot van opdeed, maar indien dames voor hem (dus niet meer alleen voor een Rav Gidal) als witte ganzen golden, het kijken toegestaan was. 336 Responsa Tsits Eliezer, IX, nr. 50. 337 Responsa Jabia Omer, VI, O.CH., nr. 13 (litt. )ה 338 Responsa Jabia Omer, VIII, O.CH., nr. 23 (litt. )טו 331
47
8.2.3.3.2. De inburgering van de permissiviteit Een jongere tijdgenoot van Levush, Rabbi Joel Sirkis (1561 - 1640), auteur van Bach en Rabbijn te Krakau, bevestigt ook hij dat het de ingeburgerde gewoonte was om seksgemengde trouwfeesten te houden. Huwelijken werden in Krakau op vrijdagen ingezegend en vrijdagavond en Sabbat middag tafelde het koppel samen met zijn vrienden in een gemengd gezelschap. In de namiddag had een soort Kiddush-maal (receptie) plaats voor de congregatie en dat was met gescheiden zitplaatsen. Op deze drie feestmaaltijden werd de zegen שהשמחה במעונוopgezegd, omdat (voor wat de eerste twee betreft) deze maaltijden alleen bijgewoond werden door jonge maagdelijke meisjes, die ipso facto geen lust of verboden erotische gedachten teweegbrachten bij hun mannelijke leeftijdsgenoten (sic!339). Op Sabbat had een derde bescheiden feestmaaltijd plaats op zaterdagavond (Motsaei Shabbos). Dat was voorzien voor het koppel, de familieleden en enkele vrienden (? )פנים חדשותen had doorgaans plaats in het “winterhuisje”. Bij deze feestmaaltijd schoven mannen en vrouwen samen aan tafel en werd de zegen שהשמחה במעונוniet opgezegd. Volgens Bach in zijn commentaar Bayis Chodosh340 en nog duidelijker in zijn Responsawerk341, moet deze in zijn ogen zonderlinge gewoonte om enkel bij deze derde maaltijd op Sabbat de zegen שהשמחה במעונוniet op te zeggen, wellicht in overeenstemming zijn met Sefer HaChassidim. Bach accepteert dus de zienswijze dat de zegen שהשמחה במעונוniet wordt opgezegd in gemengd gezelschap, tenzij het om ongehuwde jongeren gaat, maar uit de context blijkt dat hij geen moeite heeft met het feit zelf dat in zijn tijd de trouwfeesten seksgemengd waren. Daar schijnt hij aan te leunen bij de permissiviteit van Levush, die inmiddels de Mainstream gewoonte van gemengd tafelen moet rechtvaardigen. De Bach moet begrepen worden als een verklaring voor een hernieuwd gebruik in Krakau om de zegen שהשמחה במעונוniet op te zeggen bij sommige gemengde feesten. Over de gewoonte zelf om gemengde trouwfeesten te organiseren, spreekt Bach zich niet uit, wat alleen kan verklaard worden als een instemming met deze praktijk. Voor gemengde feesten voor ongehuwde jeugd zegt Bach zelf dat die toegestaan zijn. Rabbi Judah ben Israel Aszod (1794 - 1866) verwijst op dat vlak naar een Hongaarse gewoonte dat de dames en de bruid zich voor de opzegging van de zegen שהשמחה במעונוin een andere kamer terugtrekken, om pas dan door de mannen de zegen שהשמחה במעונוte laten opzeggen342, wat ook suggereert dat de feestmaaltijden seksgemengd waren. 8.2.3.3.3. a- De recalcitrante zienswijze Latere Rabbijnen zullen echter dit standpunt van Bach aangrijpen om de gewoonte zelf van seksgemengde trouwfeesten te verbieden op de enkele grond dat Bach Sefer HaChassidim citeert343. Het is zelfs niet ondenkbaar dat precies de lossere zeden van gemengd tafelen die aan het inburgeren waren, er de oorzaak van zijn dat 339
Bedoeld wordt dat de lustverwekking onder ongehuwden niet verboden is, maar precies gewenst is. Cfr: .34 הערה,169 ' עמ,( כרך כ )תש"ס, תחומין, ישיבה מעורבת בסעודת נישואין, הרב אליהו דוד קלרקContra: Y.H. Henkin, o.c., p. 170. 340 Bayis Chodosh, EH, nr. 62, s.v. ויש אומרים. 341 Responsa HaBach HaChadoshos, JD, nr. 55. 342 Responsa Mahariya, Jehuda Jaaleh, II, nrs. 45 (5) en 256 (3). 343 Rabbi Samuel Feivush, Beis Shmuel, EH, 62:11 en Rabbi Judah Ashkenazi, Be’er Heitev, ad loc. Rabbi Salomon Ganzfried, Kitzur Shulchan Aruch, 149:1.
48
tegenstanders van deze seksgemengd feesten gingen teruggrijpen naar Sefer HaChassidim en op zijn minst verhinderden dat de zegen שהשמחה במעונוopgezegd werd waar gemengd feest werd gevierd. Feit is dat er uitgerekend in deze periode van permissiviteit (Levush en Bach) er ook weerwerk komt van tegenstanders. Zo verbieden Rabbi Chezkiyahu Medini344, Solomon ben Joseph Ganzfried (1806 1886), auteur van Kitsur Shulchan Aruch345 en voornoemde Rabbi Judah Aszod seksgemengd tafelen346. Een reeks hedendaagse (naoorlogse) autoriteiten volgen in hun voetsporen: R. Isaac Jacob Weiss (1901 - 1989), auteur van Responsa Minchas Jitschok347, R. Menashe Klein (° 1925), auteur van Responsa Mishne Haloches348 en in zekere mate ook R. Chaïm David Halevi (1924 - 1998), opperrabbijn van Tel Aviv en auteur van Responsa Asseh Lecha Rav349 en R. Ovadia Yossef, opperrabbijn van Israël en auteur van Responsa Jabiya Omer350. De stringentere strekking behoort overigens tot de ultraorthodoxie, een beweging die haar oorsprong vindt in de Verlichting en een reactie is op de Haskala351. 8.2.3.3.3. b- Daas Toire, een nieuw wapen tegen moderniteit De stringente toepassing van de joodse wet, daarin begrepen ethische normen, is ingegeven door een ideologische strijd tegen de moderniteit en wordt in deze kringen uitgevaardigd op grond van een nieuw niet omschreven rechtsbeginsel, dat van de Daas Toire352. Dat laatste is het besef dat zogenaamde Grootrabbijnen (Gedoilim) geacht worden met de autoriteit bekleed te zijn om wereldwijd bindende opinies en injuncties uit te vaardigen, niet alleen in ‘religieuze’ aangelegenheden, maar ook in wereldlijke, politieke en ideologische materies. Zij die strijden tegen de moderniteit zullen in de evolutie van de joodse wet en moraal teruggrijpen naar deze Rabbijnen die het meest restrictief zijn en zullen geen oog hebben voor de veranderende omstandigheden of de evolutie der zeden.
344
Sedei Chemed, VII, Maareches Chosson veKallo CXLIX :1, steunend op Rabbi Shmuel ben Uri Shraga Faibesh (17de eeuw), Beis Shmuel, EH, LXII :11 (namens Bach !). 346 Responsa Mahariya, Jehuda Jaaleh, II, nrs. 45 (5) en 256 (3). 347 Vol. III:109. 348 Vol. XII:342. 349 Vol. III:40. 350 Vol. III, EH, 10. 351 Een joodse beweging in Europa die ontstond in de tweede helft van de 18de eeuw, als joodse tegenhanger van de Europese Verlichting. Aanhangers van de beweging bepleitten een betere integratie van de joden in de Europese samenleving en het geven van beter onderwijs 352 Feitman, Rabbi Yaakov. Daas Torah: Tapping the Source of Eternal Wisdom. In: Torah Lives, ed. Nisson Wolpin. Brooklyn, NY: Mesorah Publications, 1995. Pg ix-xxviii. Kaplan, Lawrence. Tradition. Fall 1980, page 248. Avi Shafran, What Da'at Torah really means, New York Jewish Week, http://www.tzemachdovid.org/amechad/daastorah.shtml. Alfred Cohen, Daat Torah, Journal of Halacha and Contemporary Society, Spring 2003. Lawrence Kaplan. Daas Torah: A Modern Conception of Rabbinic Authority, in Moshe Sokol, ed., Rabbinic Authority and Personal Autonomy (Northvale, NJ and London: 1992), pp. 1–60. Jacob Katz. Da’at Torah. The Unqualified Authority Claimed for Halachists. The Harvard Law School Program in Jewish Studies. The Gruss Lectures. Available on-line at http://www.law.harvard.edu/programs/Gruss/katz.html. Reprinted in Jewish History 11 (1997), pp. 41–50. 345
49
8.2.3.3.3. c- De evolutie van de beslissingsprincipes Deze selectieve blindheid voor de omstandigheden waarin een religieuze wetsbepaling tot stand is gekomen, is ook een gevolg van het feit dat de beslissingsregels in het joodse recht niet gecanoniseerd zijn geworden maar doorheen de eeuwen zelfs aangepast werden. In de oudheid gold het principe van de perpetuele intellectuele neergang waardoor aan de vroegere generaties van Wijzen meer gezag toekwam ("Indien de Rishoïnim (Eersten) als engelen waren, dan zijn wij mensen, maar als de Rishoïnim mensen waren, zijn wij ezels"353)354. Onder de Tossafisten, die er niet voor terugdeinsden met hun voorgangers de Geonim maar ook met de Talmudgeleerden van mening te verschillen, komt hierin een kentering. Hiervoor zullen zij het beeld oproepen van de dwerg (zijzelf) die op de schouders staan van de reuzen (Geonim en Talmudisten), maar die door hun gezichtspunt toch nog het verst zien355. In de omringende cultuur gebeurde in hetzelfde tijdperk net hetzelfde door de scholastici. Dit beeld van de reus en de dwerg werd 100 jaar eerder, begin van de 12de eeuw met hetzelfde oogmerk geformuleerd door de christelijke theoloog en scholasticus Bernard uit Chartres (overl. 1125)356. Het principe wordt dus dat een latere wet een oudere ontkracht ()הלכתא כבתראה. Ook in de islam kent men dit principe. Volgens de tafsir (interpretatieleer van de koran) geldt eveneens het principe van lex posterior derogat legi anteriori (in de islam: al-nasikh wa almansukh) dat inhoudt dat in geval van contradictie tussen verschillende koranverzen, het recentere vers het oudere opzij zet. Probleem bij deze ommezwaai in het joodse recht is dat ook dit niet het voorwerp heeft uitgemaakt van codificatie en de rechtsgeleerden naargelang het doel dat zij nastreven, hetzij op het ene hetzij op het andere steunen. De oudere jurisprudentie wordt dus een vergaarbak van ontelbare juridische kapstokken, waaraan naargelang de periode die men uitkiest een rechtsregel kan opgehangen worden. Aan de hand van de ontwikkeling in de joodse kuisheidsnormen die wij geschetst hebben, kan men afleiden hoezeer voorstanders van stringente of toegeeflijke standpunten in het verleden kunnen kiezen tussen de meest restrictieve en de meest toegeeflijke benadering. Wanneer dit dan op de koop toe gebeurt niet aan de hand van een gemotiveerde juridische opinie maar op grond van de Daas Toire met betrekking tot een ideologisch getinte ethische norm (de kuisheid), belandt men in de grootste rechtsonzekerheid. Zo krijgt men ook een waaier aan juridische en ethische opinies, naargelang deze komen uit de ultraorthodoxe of modern-orthodoxe (ik verkies de term Thinking Orthodoxy) hoek, die allemaal namens de joodse wet zijn uitgevaardigd.
353
B. Shabbat, 112 B, waarbij “wij” en “ezels” alludeert op de rechtsgeleerden die in onze moderne tijden met het hoogste intellectuele gezag zijn bekleed, in vergelijking met de Rishoïnim. 354 Vergelijk met de reverentia legis antiquae, het respect voor de oude wet, bij de Romeinen, wat bijvoorbeeld Justinianus (527 - 565) ertoe bracht in zijn actualisatie van het recht aansluiting te zoeken met in zijn tijd grotendeels in onbruik geraakte rechtsbeginselen uit de Twaalf Tafelenwet (451 - 449 vóór de jaartelling). 355 Responsa Di Trani, 62. 356 Het beeld komt tot ons dank zij de geschriften van zijn discipel John uit Salsbury (overl. 1180). :Zie 2003 , הוצ' אונ' בר אילן, על כתפי ענקים, אברהם מלמדOok geciteerd in: Bernard Maris, dans l'Antimanuel d'économie. 1. Les fourmis, chapitre "La croissance".
50
Critici van deze ontwikkelingen wijzen erop dat Daas Toire dicht aanleunt bij de onfeilbaarheid van de paus, met dit verschil dat de paus op zijn minst verkozen wordt, terwijl het statuut van Grootrabbijn aan geen enkel meetbaar criterium of verkiezing getoetst kan worden. De hedendaagse voorstanders van seksgemengde feesten volgen de gelijklopende evolutie van de zeden en de Halacha. Zij zijn dus voorstanders van een milde toepassing van de seksscheiding op grond van de gewijzigde omgang tussen de seksen, waardoor de drempel tot het lustverwekkende element veel hoger is komen te staan. In feite grijpen zij terug naar de toegeeflijke standpunten uit het verleden, net niet zover om de stringentere visies als deze van Juda de Vrome te ontlopen. Zij maken ook abstractie van de Daas Toire van de hedendaagse Grootrabbijnen, die alleen de stringentere visie aankleven, zeg maar die in de evolutieketen teruggaan tot Juda de Vrome en blind blijven voor de grote openheid op het vlak van de kuisheid voordien (in de bijbelse en talmudische tijdperken) en nadien (Levush - Bach). Deze ogenschijnlijke rechtsonzekerheid in het joodse recht maakt echter intrinsiek deel uit van het systeem en is er als het ware ingebakken. Het wordt door de talmudisten verwoord als אלו ואלו דברי אלוהים חיים, of tegenstrijdige rabbinale opinies worden geacht allemaal Gods woord te zijn357. Dit is van aard om het pluralisme in de hand te werken en heeft in de moderne tijden de idee doen rijzen van איש באמונתו יחיה, dat iedereen volgens zijn geloof leve, een uitdrukking die gebaseerd is op de profeet Habakuk (II:4), die uitroept dat צדיק באמונתו יחיהof de rechtvaardige volgens zijn geloof zal leven. Abstract This article focuses on the genesis and metamorphosis of Jewish Ethics from the Biblical times and text up to the contemporary Jewish ethical values. In this it is the continuation and prolongation of two previous articles by the same author, which studied precisely this issue with regard to Jewish Law358. It offers an insight into the mechanisms by which Jewish Law and Ethics have evolved from the early and middle bronze period to the time of the Talmudists (50-500) and how the latter succeeded on the one hand to codify a complete system of Law and of Moral and to graft it onto the Torah and on the other hand to postpone to Messianic times most of the antique laws which are described at length in the Torah. Great consideration is given to the pre-Patriarchal social, religious and cultural environment, in which Hebrew tribes merged into one Jewish people, climaxing in the centralized Davidic kingdom. It is suggested and evidenced that pre-existing legal and ethical systems found their ways into the Bible. It is further argued that this influence of the environment on the Bible, gave the Bible at its conception an up to date character. The neo-Judaism shaped by the Talmudist fifteen centuries later was modern as well and the question is asked and answered how it is possible for Biblical Law and Ethics to remain contemporary from antiquity up to modernity and how the Biblical text could inspire and guide so many different religions as 357
B. Beroches, 32a; B. Eiruvin, 13b; B. Gittin, 6b; J. Beroches, 9a. H. Rosenberg, The Talmud, Lenses for Reading the Bible and Catalyst of Jewish Law, Academic Oration, 2001 – Lecture to the Society for Jewish Science in The Netherland, 9 June 2002, Acta Comparanda, XIII, 2002, p. 5-21. H. Rosenberg Judeo-Islamic civilization versus Western secularism in Acta Comparanda, Vol. XVII, 2006 (Dutch version), p. 125-136, in Forum No. 163, p. 2-9, in Forum No. 176, p. 2-11 (English version). 358
51
Judaism, Christianity, Islamism and all their sects, Samaritarians, Karaites, Esseans, Hassideans, Phariseans, Sadduceans, etc. Only the fact that the Bible is believed to have been conceived in a cryptic and coded language, permits the various man-made “oral corrections” in all the religions to interpret the divinely inspired Biblical text in often differing and contradictory ways. The present article describes the ways in which, and the interpretative techniques by which, a contemporary system of Jewish Ethics has been shaped and based on the Bible. Today’s Jewish Ethics encompass all the fields of Ethics and Moral and claim to convey the binding Jewish Biblical point of view on almost all present-day ethical issues. As an illustration the Halachic evolution of two sexually-tinted ethical norms of modesty (Tsniut) is closely looked at, i.e. mixed dancing and mixed seating, thus providing an insight in how practically this method of oral correction or adaptation of Biblical norms to new times, mentalities and circumstances proceeds. In this connection some thoughts are dedicated to the new post-Haskala (Enlightment) concept of Daas Toire ( Torah authentic Rabbinic opinion) , by which the Rabbinate has found a means to combat modernity by issuing binding Rabbinical ukases and voicing legal opinions in non-Halachic matters as politics, ideology, pedagogy, sociology, sexuality and the like.
52