ACR nieuwsbrief Boston, Nov 14-19th 2014
A. Technologie We leven in een tijdperk waarin de snelle groei van de technologie niet meer te volgen is. Ook in de reumatologische gemeenschap is de moderne technologie binnengedrongen. De vraag is telkens wat er nuttig kan zijn voor onze patiënten en wat eerder nadelig. Ook op het ACR (American College of Rheumatology) waren verschillenden sessies gewijd aan dit onderwerp. Hierbij geven we een overzicht van enkele gerelateerde abstracts.
1. Zelfmonitoring door de patiënt via Smartphones Mueller R et al. Arthritis Rheum. 2014 Nov;66(11):S1298-9. ACR Abstract 2971
Zelfmonitoring door de patiënt via Smartphones: De Compass Study Correlatie tussen zelfbeoordeling van de ziekteactiviteit van reumatoïde artritis (RA) door patiënten via Smartphone en de beoordeling via scores gegeven door artsen. Achtergrond/doel: In de klinische praktijk worden patiënten met RA gewoonlijk elke 3 tot 6 maanden ontvangen. Hoewel het de voorkeur verdient, zijn maandelijkse bezoeken met beoordeling van de ziekteactiviteit vaak niet mogelijk omdat de arts slechts over beperkte tijd beschikt. Patiënten willen echter steeds actiever betrokken worden bij beslissingen omtrent hun behandelingen. Daarom zou de ontwikkeling van een hulpmiddel voor de beoordeling van ziekteactiviteit door patiënten via internet een innovatieve oplossing kunnen bieden. De COmPASS-studie wil een correlatie aantonen tussen de beoordelingen van RA ziekteactiviteit door de patiënt via smartphone en de traditionele scores van ziekteactiviteit geëvalueerd door de arts.
Methoden: • Volwassen RA-patiënten die momenteel niet-intraveneuze behandeling met DMARDs krijgen, werden opgenomen in de multicentrische prospectieve studie. • Patiënten kregen smartphones en werden opgeleid om een webapplicatie (WebApp) te gebruiken voor zelfbeoordeling. • De patiënten werden klinisch beoordeeld door de behandelende arts bij baseline. • De beoordeling omvatte joint counts, global assessment, laboratoriumwaarden, samen met gelijktijdige WebApp vragenlijsten (RAPID3/4) die werden ingevuld door de patiënt. • Tijdens de volgende 3 maanden werd aan patiënten gevraagd om de WebApp vragenlijsten minstens één keer per week in te vullen.
Resultaten: Negentig patiënten werd gerekruteerd in vijf Zwitserse ziekenhuizen (gemiddelde ziekteduur 7,1 jaar, gemiddelde leeftijd 54,7 jaar en 60% mannen). • De gegevens toonden een sterke correlatie tussen de beoordeling van ziekteactiviteit door de patiënt en door de reumatoloog wanneer de patiëntenvragenlijsten RAPID3 en 4 werden vergeleken met DAS44 bij baseline, CDAI en SDAI, zoals beoordeeld door de arts. • Deze correlatie was onafhankelijk van ziektekenmerken, behandelingstype, demografie en centrumeffecten, en werd ook niet beïnvloed door het uitstellen van de invoer van gegevens via de smartphone tot 7 dagen na de baseline.
Conclusie: Deze resultaten wijzen er op dat patiënten in staat zijn hun ziekteactiviteit zelf te beoordelen. Dit geeft een rationale om verder het gebruik van de smartphone technologie te onderzoeken voor strikte ziektemonitoring om de reumatoloog te helpen het RA management te optimaliseren.
Opmerking van Abbvie: Abbvie België ontwikkelde een gelijkaardig programma (webapplicatie) voor patiëntenmonitoring, iCare genaamd, dat al door verschillende artsen wordt gebruikt. Deze studie benadrukt het mogelijke voordeel van dit hulpmiddel voor zowel patiënten als artsen.
2. Telemedicine Kennedy C et al. Arthritis Rheum. 2014 Nov;66(11):S851. ACR Abstract 1932
Verhoogde toegang tot educatie over inflammatoire artritis in landelijke en afgelegen regio’s met gebruik van telemedicine
Hoewel België een klein land is en we niet zoveel problemen hebben op het vlak van toegankelijkheid omwille van afstand tot een reumatoloog, kan telemedicine nuttig zijn voor minder mobiele mensen. In deze studie werd de doeltreffendheid van telemedicine voor de educatie van de patiënt onderzocht.
Achtergrond/doel: Telemedicine voor het aanbieden van gezondheidsdiensten verbeteren de toegang tot de zorg. Erkend werd dat patiënten met inflammatoire artritis uit landelijke gebieden, slechts beperkte toegang hadden tot educatie en dat zij voordeel zouden kunnen halen uit het programma "Prescription for Education (RxEd)", een evidence-based voorlichtingsprogramma over inflammatoire artritis. • Formaat: één dag, • Publiek: volwassen met inflammatoire aandoeningen, • Moderatoren: zorgverleners, gespecialiseerd in zorg voor artritis Het programma van één dag omvat een hele reeks korte presentaties en paneldiscussies door het team en kleine groepsdiscussies geleid door een moderator. Het programma werd aangepast zodat er twee workshopskonden worden gegeven via interactieve videoconferencing voor lokale en landelijke moderatoren. Het doel van deze studie was het evalueren van de doeltreffendheid van het aanbieden van “Prescription for Education” via telemedicine voor het verbeteren van zelfredzaamheid en andere zaken zoals kennis over artritis, copingvermogen, ingrijpendheid van de ziekte, en compliantie).
Methoden: Twee groepen, op basis van het type educatie, werden pre en post vergeleken: 1) lokaal (I, persoonlijk) versus 2) videoconferencing (R, op afstand met telemedicine) Gegevens werden verzameld bij - baseline (T1), - onmiddellijk na RxEd (T2), - en na 6 maanden (T3). Vragenlijsten voor zelfrapportering deden dienst voor de gegevensverzameling. Metingen omvatten demografie, ziektegerelateerde
gegevens, Arthritis Self-Efficacy Scale (SE), kennis over artritis [ACREU RA-kennisvragenlijst (AK)], copingvermogen (CE), ingrijpendheid van de ziekte (II), en Effective Consumer Scale (ECS).
Resultaten: 123 personen vulden de vragenlijsten bij baseline in (I n=36; R n=87), met follow-up voor 81% onmiddellijk na training (T2) en voor 61% na 6 maanden (T3). Er werden geen significante verschillen bij baseline aangetroffen. • Beide groepen (I en R) toonden onmiddellijk effect (verbeterde SE), significante toename in kennis (AK) na de interventie die lichtjes daalde over de periode van 6 maanden, zonder significante verschillen tussen de groepen (I vs. R). • Beide groepen toonden significante toename in kennis (AK) van pre- tot onmiddellijk post RxEd, en geen significant verschil I vs. R. • Beide groepen toonden significante verbetering in CE, II, en ECS van pre- tot follow-up na 6 maanden. • Er waren geen significante verschillen tussen de groepen (I vs. R) voor alle secundaire uitkomsten.
Conclusie: Verbeteringen in de zelfredzaamheid bij artritis en andere secundaire uitkomsten ware even effectief in de lokale (persoonlijke) als in de groepen op afstand. De toegankelijkheid van educatie over inflammatoire artritis in landelijke en afgelegen gemeenschappen verbetert sterk door het gebruik van telemedicine.
3. Facebook Crow C and Jones K. Arthritis Rheum. 2014 Nov;66(11):S585. ACR Abstract 1332
Van sociale dienstverlening tot informatiedeling. Hoe gebruiken personen met reumatoïde artritis ziektespecifieke Facebook-gemeenschappen?
Achtergrond/doel: Sociale dienstverlening kan leiden tot een betere levenskwaliteit en lagere depressiepercentages voor personen met reumatoïde artritis, maar pijn, vermoeidheid en de onzichtbaarheid van de ziekte kunnen leiden tot sociale isolatie. Ziektespecifieke Facebook-gemeenschappen zijn levendige, toegankelijke platformen geworden voor het delen van informatie en sociale dienstverlening. Er is echter weinig geweten over de inhoud van wat patiënten delen op dit medium.
Methoden: De 4 grootste patiëntgestuurde Facebook pagina's over reumatoïde artritis werden geïdentificeerd. Teksten uit 10 opeenvolgende "wall posts" van mei tot juni 2013 door leden van iedere gemeenschap en de hieruit voortvloeiende discussies werden thematisch gecodeerd en samengevoegd in een databank. Meerdere codes voor elke post waren toegestaan. Leden identificeerden zichzelf als personen met reumatoïde artritis, dierbaren, zorgverleners, of 'niet-gespecificeerd'. Overheersende thema's waren - het geven van advies, - het delen van persoonlijke verhalen en - het bieden van steun
Resultaten: 1066 posts werden thematisch gecodeerd. • In 73% van de posts werd informatie gegeven (44% daarvan omvatte een persoonlijk verhaal, 29% omvatte advies). In 20% van de posts werd steun geboden. • Belangrijke activiteiten uit het dagelijks leven (zoals woning, medisch en financieel beheer) waren de meest besproken onderwerpen. • Gezondheidsmanagement was de meest besproken activiteit uit het dagelijks leven (dit omvatte pijnmanagement, medicatiemanagement, voeding en conditie, en interacties tussen patiënt en zorgverlener).
Conclusie:
Deelnemers gebruikten Facebook pagina’s over reumatoïde artritis voornamelijk voor het delen van verhalen, advies en ondersteuning over gezondheidsmanagement en onderhoud. Hoewel dit medium veel mogelijke positieve effecten heeft, zoals een grotere sociale dienstverlening en het delen van doeltreffende strategieën voor het dagelijks leven, zijn de mogelijke nadelen onder meer dat vaak medisch advies wordt gegeven door personen waarvan de kwalificaties niet bekend zijn. Het is de taak van de professionele hulpverleners om de rol van dit medium op het vlak van sociale deelname voor hun patiënten te begrijpen en aan te pakken.
4. Online leren Lineker S et al. Arthritis Rheum. 2014 Nov;66(11):S851-2. ACR Abstract 1933
Online artritis leren kennen: Webgebaseerde permanente educatie ondersteunt de verspreiding van praktische richtlijnen voor artritis bij landelijke/afgelegen eertselijnszorgverleners
Achtergrond/doel: Eerstelijnszorgverleners (fysiotherapeuten, bezigheidstherapeuten, verpleegkundigen, huisartsen) worden vaak geconfronteerd met de moeilijkheid om relevante up-to-date informatie over artritis te raadplegen. Om dit probleem aan te pakken, werd een online permanent educatie programma om de klinische praktische richtlijnen voor artritis te verspreiden, ontwikkeld, getest en geëvalueerd.
Methoden: Online leermodules werden ontwikkeld voor osteoartritis (OA) en reumatoïde artritis (RA) op basis van gepubliceerde richtlijnen aangepast aan eerstelijnszorg, op basis van input van deskundigen over het onderwerp, en een beoordeling van de behoeften. Het programma werd getest in twee landelijke/afgelegen gebieden met een hoge prevalentie van artritis en tekorten aan gezondheidszorg professionelen. De evaluatie omvatte gepaarde steekproeven van pre/post metingen van best practice aanbevelingen en vertrouwen in en tevredenheid met het vermogen om artritis te beheren. Kennis van de best practice richtlijnen werd gemeten door één punt toe te kennen voor elke best practice die werd toegepast op een hypothetisch scenario en daarna de punten samen te tellen tot een totale score. Vertrouwen en tevredenheid werden gemeten op een numerieke schaal van 10 punten (0 niet tevreden/helemaal geen vertrouwen; 10 uiterst tevreden/veel vertrouwen).
Resultaten: • De eerstelijnszorgverleners die de modules voltooiden (OA n=34; RA n=32) vertoonden aanzienlijke verbeteringen in de best practice scores (OA pre=2,8/10, post=3,8/10, p<0,01; RA pre=3,9/12, post=4,6/12, p<0,01). • Meer zorgverleners adviseerden bezigheidstherapie/gezamenlijke bescherming voor OA nadat ze de module doorlopen hadden (pre=32,4%, post=58,8%, p=0,01) • Meer zorgverleners adviseerden patiënteducatie voor RA (pre=46,9%, post=68,8%, p=0,04). • De tevredenheid met het vermogen om artritis op te volgen verbeterde eveneens (OA pre=7,0, post=8,0, p<0,01; RA pre=6,0, post=7,0, p<0,01). • Significante toenames in vertrouwen in verschillende aspecten van artritiszorg werden ook vastgesteld (p<0,05). • Na het voltooien van de OA-module verbeterde het vertrouwen van de deelnemers in het uitgebreide musculoskeletaal onderzoek, het voorschrijven/aanbevelen van corticosteroïden, het aanvragen/aanbevelen van serologische testen en het beheren van gewone musculoskeletale aandoeningen. • Na het voltooien van de RA-module verbeterde het vertrouwen van de deelnemers in het voorschrijven/aanbevelen van gewrichtsinjecties voor de knie, DMARD's. • Het geplande gebruik van relevante informatiebronnen in hun praktijk en voor hun patiënten benadrukte het engagement tot verandering van de deelnemers.
Conclusie: Met de kennis die werd opgedaan uit de online modules waren de deelnemers in staat om een groter aantal van de best practices toe te passen en rapporteerden ze een toename in zowel tevredenheid met en vertrouwen in het beheren van artritis. Het succes van de testevaluatie leidde ertoe dat beide modules erkend en nationaal gelanceerd werden op het einde van februari 2014.
Opmerking van Abbvie: Ook Abbvie België ontwikkelde een gelijkaardig programma (enkel franstalig) voor educatie van artsen over AxSpA, Sparkle genaamd.
B. Multidisciplinaire zorg
Is multidisciplinaire zorg beter? Solomon DH et al. Arthritis Rheum. 2014 Nov;66(11):S794. ACR Abstract 1809
Een vergelijking van ziekteactiviteit van reumatoïde artritis bij patiënten die worden verzorgd in praktijken met verpleegkundigen en assistenten versus praktijken met uitsluitend reumatologen.
Achtergrond/doel: De Affordable Care Act (USA) stelt een uitgebreider gebruik voor van verpleegkundigen en doktersassistenten (mid -level providers, MLPs), maar er is weinig bekend over het proces en de uitkomsten van de zorg die zij bieden. Dit is vooral van belang in reumatologie waar een tekort aan gezondheidswerkers wordt voorspeld tegen het jaar 2025. We wilden de resultaten van de zorg voor reumatoïde artritis (RA) geboden door deze medewerkers vergelijken met de zorg die wordt geboden door alleen een reumatoloog.
Methoden: • Deze studie werd uitgevoerd in 7 reumatologiepraktijken in de USA - 4 met MLP's en 3 zonder. • De primaire uitkomst was RA-ziekteactiviteit (ZA), geklasseerd als remissie, lage ZA, gemiddeld, of hoge ZA, met behulp van gestandaardiseerde metingen (bijv. DAS28, RAPID3, CDAI). • We haalden volgende informatie uit de medische dossiers van patiënten met RA voor de meest recente 2 jaar: RA-behandelingen, serologische status, ziekteduur, en ziekteactiviteit. • We vergeleken de patiëntkenmerken en ziekteactiviteit voor praktijken met MLP’s of zonder. • We deden analyses van herhaalde metingen om de ziekteactiviteit te vergelijken voor bezoeken met MLP's en die met enkel reumatologen. • Gevoeligheidsanalyses onderzochten ook 1. The area under the curve (AUC) voor ziekteactiviteit over de studieperiode van 2 jaar en 2. de verandering in ziekteactiviteit tussen de bezoeken.
Resultaten: Er werden dossiers van 301 patiënten, waaronder 1982 bezoeken, geëvalueerd: 1168 bezoeken met MLP's en 814 met alleen reumatologen. Over het algemeen hadden patiënten een gemiddelde leeftijd van 61 jaar en 77% was vrouw. 69% van de patiënten die werden gezien door MLP's en 70% van hen die alleen door een reumatoloog werden gezien, waren RF of anti-CCP positief. • Patiënten die werden gezien in praktijken met MLP’s hadden meer kands om een lagere ziekteactiviteit te hebben (OR 0,32, p=0,004, verminderde probabiliteit voor hogere ziekteactiviteit). • Vergelijkbare tendensen werden vastgesteld in de AUC-analyse. • Er waren echter geen verschillen in de verandering van ziekteactiviteit.
Conclusie: Hoewel niet-gerandomiseerde onderzoeken beïnvloed kunnen worden door ‘bias door indicatie’, hadden patiënten die werden gezien in praktijken met MLP's een lagere ziekteactiviteit over een observatieperiode van 2 jaar vergeleken met hen die werden gezien in praktijken met enkel een reumatoloog; anderzijds werden er geen verschillen opgemerkt in de verandering in ziekteactiviteit tussen bezoeken. Er zijn dus twee concurrerende mogelijkheden die door verder onderzoek kunnen worden verduidelijkt: • patiënten die door MLP's worden gezien zijn minder ziek om te beginnen of • hun zorg wordt geassocieerd met een betere ziektecontrole wanneer MLP's deel uitmaken van het team.
Abbvie SA/NV - BEGEN140316b – Nov 2014