Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2011-2012
Aanwas van het vruchtgebruik in het registratierecht
Masterproef van de opleiding ‘Master in het notariaat’ Ingediend door
Tess de Brouwer (Studentennummer: 00601195)
Promotor: Prof. dhr. N. Geelhand de Merxem Commissaris: dhr. S. Devos
Inhoudstafel Dankwoord ................................................................................................................................. 4 Inleiding ..................................................................................................................................... 5 Deel I: Beding van aanwas ......................................................................................................... 7 Hoofdstuk 1: Inleidende beschouwingen ............................................................................... 7 1.1. Begrip .......................................................................................................................... 7 1.2. Bestaansreden .............................................................................................................. 8 1.3. Kanscontract ten bezwarende titel ............................................................................. 10 1.3.1 Kanscontract ........................................................................................................ 10 1.3.2. Ten bezwarende titel .......................................................................................... 11 A. Algemeen............................................................................................................. 11 B. Beding van aanwas tussen echtgenoten ............................................................... 12 Hoofdstuk 2: Civielrechtelijke aspecten............................................................................... 12 2.1. Onverdeeldheid en uitonverdeeldheidtreding?.......................................................... 13 2.2. Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen (artikel 1130 BW) .................................................................................................................................. 14 2.3. Bedingen van aanwas tussen echtgenoten ................................................................. 15 Hoofdstuk 3: Fiscale aspecten .............................................................................................. 16 3.1. Algemeen................................................................................................................... 16 3.2. Buiten het successierecht........................................................................................... 16 3.3. Registratierechten ...................................................................................................... 18 3.3.1. Onroerende goederen ......................................................................................... 18 3.3.2. Roerende goederen ............................................................................................. 20 Hoofdstuk 4: Bijhorende fiscale problemen......................................................................... 22 4.1. Toepassing van verlaagde tarieven: kleine landeigendommen en bescheiden woningen .......................................................................................................................... 22 4.2. Abattement ................................................................................................................ 22 4.3. De teruggave van registratierechten .......................................................................... 23
Hoofdstuk 5: Bedingen van aanwas met optie ..................................................................... 23
2
Deel II: Beding van aanwas in vruchtgebruik en haar fiscale gevolgen .................................. 26 Hoofdstuk 1: Aanwas t.v.v. de langstlevende van de kopers of begiftigden ....................... 27 1.1. Overdracht is beperkt tot het vruchtgebruik .............................................................. 27 A. Verkoop van het vruchtgebruik aan twee of meer personen met beding dat de langstlevende van hen de geheelheid van het vruchtgebruik zal genieten ................... 27 B. Schenking van het vruchtgebruik aan twee of meer personen met beding dat de langstlevende van hen de geheelheid van het vruchtgebruik zal genieten ................... 32 1.2. Overdracht is niet beperkt tot het vruchtgebruik ....................................................... 33 A. Verkoop van de volle eigendom aan twee of meer personen met beding dat de langstlevende onder hen volledig het vruchtgebruik zal genieten ............................... 33 B. Schenking van de volle eigendom aan twee of meer personen met beding dat de langstlevende onder hen volledig het vruchtgebruik zal genieten ............................... 35 Hoofdstuk 2: Aanwas t.v.v. de langstlevende der verkopers of schenkers .......................... 36 2.1. Onroerende goederen ................................................................................................ 36 2.2. Roerende goederen .................................................................................................... 39 Deel III: Andere formules met aanwassend vruchtgebruik ...................................................... 40 Hoofdstuk 1: Gekruiste aankoop van blote eigendom en vruchtgebruik (de clausule Istas) 40 Hoofdstuk 2: Gesplitste aankoop van blote eigendom en vruchtgebruik ............................. 42 Besluit....................................................................................................................................... 44 Bibliografie............................................................................................................................... 45
3
Dankwoord Deze masterproef zou nooit tot stand gekomen zijn zonder de hulp en begeleiding van een aantal personen. Deze zou ik hier dan ook graag willen bedanken. Vooreerst een oprecht woord van dank aan mijn promotor dhr. N. Geelhand de Merxem opdat hij mij de mogelijkheid gegeven heeft mij in dit interessante onderwerp te verdiepen alsook voor zijn begeleiding. Vervolgens zou ik mijn commissaris dhr. S. Devos willen bedanken voor het uitlenen van het boek Praktijkgids Successieplanning. Ook wil ik mijn familie en vriend bedanken voor hun steun en aanmoedigingen door de jaren heen. Tenslotte een welgemeend dankjewel aan al mijn studiegenoten die me tijdens mijn studies steeds hebben geholpen en gemotiveerd wanneer ik het even moeilijk had. Ik dank jullie allen!
4
Inleiding 1. In tal van overeenkomsten wordt de overdracht gekoppeld aan het leven van één van de partijen. De aanwasovereenkomst is daar een mooi voorbeeld van. Met een beding van aanwas beoogt men dat een goed dat in onverdeeldheid aan twee personen toebehoort bij het overlijden van de eerststervende van hen volledig aan de langstlevende zal toebehoren, hetzij in volle eigendom, hetzij in vruchtgebruik.1 2. Het beding van aanwas wordt doorgaans in één adem genoemd met de tontine. Beide technieken beogen het voorgaande resultaat, maar bereiken dit volgens een andere weg. 2 Dit werk is niettemin bewust beperkt gehouden tot het beding van aanwas (mits enkele uitzonderingen). In de recente rechtsleer komt immers de voorkeur voor het beding van aanwas, dat beantwoordt aan de werkelijke bedoeling van de partijen die onderling een regeling willen treffen zonder tussenkomst van de verkoper, telkens duidelijk naar voren. 3 4 3. Deze bijdrage bevat drie luiken. In het eerste luik wordt algemeen ingegaan op het beding van aanwas. Na een onderzoek naar de bestaansreden en de kwalificatie van het beding, worden een aantal belangrijke burgerrechtelijke discussies in de rechtsleer beknopt toegelicht. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de algemene fiscale principes van het beding van aanwas. Tot slot komt het beding van aanwas met optie aan bod, hetgeen de civielrechtelijke voordelen van het beding van aanwas combineert met de fiscale voordelen van het testament. 4. In het tweede luik van deze bijdrage gaan we dieper in op het beding van aanwas in vruchtgebruik. Bij het overlijden van de eerststervende van de vruchtgebruikers wast haar/zijn vruchtgebruik aan bij de langstlevende. Met een clausule van aanwas in vruchtgebruik wordt 1
D. MICHIELS, “ Bedingen van tontine en aanwas”, RW 1995-96, 978, nr. 34. Het onderscheid tussen een verkoop met tontinebeding en een overeenkomst van aanwas moet volgens de Administratie gemaakt worden op grond van de volgende criteria. Bij een verkoop met tontinebeding is de verkoper juridisch betrokken. Er heeft een samenspel plaats van opschortende voorwaarde en ontbindende voorwaarde en de verwezenlijking van de voorwaarde heeft terugwerkend effect. Bij een verkoop met overeenkomst van aanwas is het beding het uitsluitend werk van de verkrijgers. Dergelijk beding wordt enkel gecontracteerd onder de opschortende voorwaarde en de verwezenlijking vindt plaats zonder terugwerking. (D. JUNGERS-POIRE en A. CULOT, “La tontine en droit fiscal”, Rec.gén.enr.not. 1992, nr. 8 en Aanschrijving nr. 17 van 22 oktober 1992, nr.E.E.93.225, T.Not. 1994, nrs. 6-9) 3 Zie onder meer: J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nrs. 966 e.v. en D. MICHIELS, “Bedingen van tontine en aanwas”, RW 1995-96, nr. 9, 32 en 34. 4 Het contract van tontine is in onbruik geraakt omdat de tussenkomst van de derde, de verkoper, als hinderlijk wordt ervaren (bv wanneer minnelijk een einde moet gesteld worden aan het contract). 2
5
het derhalve mogelijk gemaakt om de aanwas van het vruchtgebruik bij de blote eigendom nog even uit te stellen. De verschillende hypotheses met telkenmale hun fiscale impact worden uiteengezet. Wanneer meerdere personen een goed met voorbehoud van vruchtgebruik schenken of verkopen, kan er geopteerd worden voor het beding van aanwas. De langstlevende van de schenkers respectievelijk verkopers heeft dan gedurende zijn/haar leven een recht van vruchtgebruik op het gehele goed. Het vruchtgebruik kan men echter ook laten aanwassen bij de langstlevende van de begiftigden/kopers. De fiscale administratie maakt in dit geval een onderscheid naargelang de aanvankelijke overdracht al dan niet beperkt was tot het vruchtgebruik. 5. In het derde luik komen er nog twee formules met aanwassend vruchtgebruik aan bod: de formules van de gekruiste en de gesplitste aankoop van de blote eigendom en het vruchtgebruik. Bij het aflopen van de vruchtgebruikovereenkomst wast het vruchtgebruik aan bij de blote eigendom uit kracht van wet. Het zijn alternatieven voor het beding van aanwas in vruchtgebruik, maar met compleet andere fiscale gevolgen. 6. Met dit werk hoop ik een mooi overzicht te kunnen geven van de fiscale gevolgen van de aanwas van het vruchtgebruik, met de klemtoon op het beding van aanwas in vruchtgebruik. 7. In onderhavige bijdrage worden hoofdzakelijk de fiscale aspecten van het Vlaamse Gewest behandeld en toegelicht.
6
Deel I: Beding van aanwas
Hoofdstuk 1: Inleidende beschouwingen 1.1. Begrip 8. Van het beding van aanwas is geen enkel spoor terug te vinden in de wet. Het is een product van juridisch denkwerk. Voor een definitie zijn we dan ook aangewezen op de rechtsleer. Het beding van aanwas is een clausule waarbij partijen, die voor gemene rekening 5 , hetzij door aankoop, hetzij door schenking, hetzij anderszins 6 , een bepaald (roerend of onroerend) goed verwerven, overeenkomen dat het aandeel van de eerststervende in de onverdeeldheid (in volle eigendom, blote eigendom, vruchtgebruik of betreffende een recht van gebruik of bewoning) zal aanwassen bij het aandeel van de langstlevende bij de verwezenlijking van een bepaalde gebeurtenis, gewoonlijk het overlijden.7 9. Het beding van aanwas wordt ontleed als een verwerving door de langstlevende onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende. Er is geen terugwerkende kracht; de langstlevende wordt slechts eigenaar van het volledige goed op het ogenblik dat de opschortende voorwaarde zich realiseert.8 10. Belangrijk is dat de langstlevende zijn rechten rechtstreeks verkrijgt van de eerststervende. Het is dus een afspraak tussen de kopers onderling, zonder de tussenkomst van de verkoper.9 De zienswijze die het begrip ‘aanwas’ beperkt tot de gevallen waar de aanwas
5
Het beding van aanwas moet niet noodzakelijk betrekking hebben op goederen die in onverdeeldheid toebehoren aan de partijen. Het beding van aanwas kan ook goederen die exclusief aan de ene partij, dan wel aan de andere partij toebehoren, tot voorwerp hebben. In geval van dergelijke constructie beoogt een partij zijn goed A te laten toekomen aan zijn partner indien deze het langst leeft, in ruil voor de kans om zelf een goed B van de partner te verwerven wanneer deze als eerste komt te overlijden. De meest voorkomende situatie is echter dat het beding één goed betreft en dat dit goed toebehoort aan twee personen, aan ieder van hen voor de onverdeelde helft, die wensen dat het goed (in volle eigendom, blote eigendom of vruchtgebruik) bij het overlijden van eerststervende van hen beiden aan de langstlevende zal toekomen. (J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, voetnoot 50.) 6 Het beding van aanwas kan bijvoorbeeld ook worden gekoppeld aan de oprichting van een vennootschap of een maatschap. 7 K. VAN BOXSTAEL, “Vlaamse successierechten: gezinswoning vrijgesteld in het voordeel van de langstlevende partner (of toch bijna altijd)”, TEP 3/2007, nr. 264. 8 J. RUYSSEVELDT, Samenwonenden en onroerend goed, Mechelen, Kluwer, 2007, nr. 59. 9 D. MICHIELS, “Actuele ontwikkelingen inzake bedingen van tontine en aanwas”, Not.Fisc.M. 2001, 13.
7
uitsluitend door de verkrijgers werd overeengekomen, wordt echter niet eenparig bijgetreden.10 11. De kopers hebben bijgevolg de keuze: ofwel nemen zij het aanwasbeding in de aankoopakte zelf op, ofwel in een latere akte die volledig los staat van de aankoopakte. In de akte aankoop vormt de aanwas een modaliteit van de overeenkomst.11 12. De aanwas kan een einde nemen hetzij door het overlijden van de eerststervende, hetzij bij onderlinge overeenkomst.12
1.2. Bestaansreden 13. De rechtsleer heeft het beding van aanwas gecreëerd vanuit een specifieke behoefte van samenwonende partners. De samenwonende partners willen dat, bij het overlijden van één van hen, bepaalde goederen gaan toebehoren aan de langstlevende onder hen. Hierbij willen ze niet geconfronteerd worden met het voorbehouden erfdeel van de afstammelingen van de eerststervende, hetgeen zich voordoet bij een testament. Wanneer men met een beding van aanwas reservataire aanspraken wil uitschakelen, staat of valt alles met het antwoord op de vraag of het beding van aanwas wel een overeenkomst onder bezwarende titel is dan wel als een schenking moet worden gekwalificeerd. Het voorbehouden erfdeel kan immers niet worden ingeroepen tegen rechtshandelingen onder bezwarende titel, maar wel tegen schenkingen (cfr. infra).13 14. Alhoewel de wet van 28 maart 2007 14 een wettelijk erfrecht voor wettelijk samenwonenden invoert, behoudt dit beding nog zijn nut voor samenwonenden. Ten eerste geldt dit nieuw erfrecht niet voor feitelijk samenwonenden. Ten tweede voert de wet een wettelijk erfrecht in, dat echter niet reservatair is, zodat de partners elkaar dit erfrecht 10
J. GRILLET, “(Registratierechten – Grondregels van de heffing) Actuele rechtshandelingen en rechtshandelingen onder opschortende voorwaarde” in F. WERDEFROY, Registratierechten 2010-2011, Antwerpen, Kluwer, 2011, nr. 598. 11 J. RUYSSEVELDT, Samenwonenden en onroerend goed, Mechelen, Kluwer, 2007, nr. 54. 12 J. RUYSSEVELDT, Samenwonenden en onroerend goed, Mechelen, Kluwer, 2007, nr. 64. 13 J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 996. 14 Wet 28 maart 2007 tot wijziging, wat de regeling van het erfrecht van de langstlevende wettelijke samenwonende betreft, van het Burgerlijk Wetboek en van de wet van 29 augustus 1988 op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit, BS 8 mei 2007.
8
eenzijdig kunnen ontnemen, m.a.w. elkaar totaal kunnen onterven, terwijl het aanwasbeding een wederkerige overeenkomst is, zodat het beding niet door één der partijen herroepen kan worden. Ten slotte kan men door middel van deze bedingen ervoor zorgen dat de langstlevende bij het overlijden van de andere partner bepaalde goederen krijgt (in volle eigendom, terwijl het erfrecht slechts in vruchtgebruik is), zonder dat de erfgenamen van de eerststervende aanspraken kunnen laten gelden op die goederen.15 15. Wanneer de partners kinderen uit een vorige relatie of huwelijk hebben, dan wil men vaak de nieuwe partner beveiligen, maar tegelijkertijd de kinderen niet onterven. De afstammelingen van de eerststervende erven immers niet van hun stiefouder. Een aanwasovereenkomst in vruchtgebruik is in dat geval interessant. Via de aanwas van het vruchtgebruik behoudt de langstlevende de zekerheid dat hij tot zijn overlijden bijvoorbeeld in het gezamenlijk aangekochte huis kan blijven wonen. De aanwas van vruchtgebruik kan bij de uitwerking van het aanwascontract tussen wettelijk samenwonende partners immers niet het voorwerp uitmaken van een vordering tot omzetting vanwege de kinderen uit een vorige relatie16, daar waar volgens het wettelijk erfrecht het recht tot omzetting niet kan ontnomen worden aan de afstammelingen uit een vorige relatie van de vooroverledene (artikel 745octies, § 3 BW). Aan de andere kant beschermt de overleden partner ook zijn kinderen: zij erven de helft in blote eigendom; bij het overlijden van de langstlevende partner dooft het vruchtgebruik uit, zodat de kinderen op dat ogenblik de helft in volle eigendom bekomen.17 16. Overeenkomsten van aanwas worden in de praktijk ook gesloten tussen echtgenoten of andere personen, bijvoorbeeld een broer en een zus. Het gebruik van het beding van aanwas tussen echtgenoten is echter minder gebruikelijk dan bij samenwonenden. Een wettelijk geregeld, reservatair erfrecht in het voordeel van de langstlevende echtgeno(o)t(e) vermindert de noodzaak aan aanwasbedingen in vruchtgebruik. Bovendien is de bruikbaarheid van aanwasbedingen tussen echtgenoten beperkter: het beding van aanwas is enkel mogelijk tussen echtgenoten gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen of tussen echtgenoten gehuwd onder een gemeenschapsstelsel bij wederbelegging van eigen gelden.18 Indien de aanwas betrekking zou hebben op gemeenschapsgoederen, zou dit de retroactieve 15
N. NIJBOER, “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners”, TEP 2008, afl. 4, 2. PH. DE PAGE, “Une clause de tontine ou d’acroissement en usufruit entre époux prive-t-elle les enfants d’un premier lit du droit de demander la conversion de l’usufruit du conjoint survivant?” in Versl. CSW 1995-1996, Dossier n°1950, 308. 17 J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, 2011, 306, nr. 3.168. 18 E. SPRUYT, P. DONS en J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successierecht & - en planning, 2003, III/1340. 16
9
ontbinding van de huwelijksgemeenschap tot gevolg hebben.19 Men zou het gebruik van een aanwasbeding door echtgenoten, gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen, waardoor bepaalde goederen in volle eigendom kunnen worden toebedeeld aan de langstlevende zonder risico voor aanspraken van reservataire erfgenamen, kunnen beschouwen als een equivalent van het verblijvingsbeding bij echtgenoten gehuwd onder een gemeenschapsstelsel. Grote verschillen zijn dat de beperkingen inzake artikel 1464, tweede lid en artikel 1465 BW niet spelen bij een aanwasbeding alsook de belastbaarheid. Een toebedeling van gemeenschapsgoederen in volle eigendom aan de langstlevende echtgeno(o)t(e) via het verblijvingsbeding maakt successierechten opeisbaar (artikel 5 W.Succ.), die dan desgevallend, voor zover het gaat om de gezinswoning, worden vrijgesteld; de uitwerking van de aanwas daarentegen geeft aanleiding tot de opeisbaarheid van registratierechten, die zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de vrijstelling (cfr. infra).20
1.3. Kanscontract ten bezwarende titel21
1.3.1 Kanscontract 17. De aanwas is een kanscontract. Het is een wederkerige overeenkomst waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor één van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen (artikel 1964 BW). De onzekere gebeurtenis bestaat niet in het overlijden, hetgeen een zekere gebeurtenis is, maar wel in de volgorde van overlijden van de contractanten. De kansen dienen evenwel in hoofde van elke partner gelijk te zijn en dit op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst, dan pas is er sprake van een kanscontract.22
19
K. VAN BOXSTAEL, “Vlaamse successierechten: gezinswoning vrijgesteld in het voordeel van de langstlevende partner (of toch bijna altijd)”, TEP 3/2007, nr. 270. 20 K. VAN BOXSTAEL, “Vlaamse successierechten: gezinswoning vrijgesteld in het voordeel van de langstlevende partner (of toch bijna altijd)”, TEP 3/2007, nr. 270. 21 De kwalificatie van het beding van aanwas is niet alleen belangrijk voor het antwoord op de vraag of men met dergelijk beding de reservataire aanspraken kan uitschakelen (cfr. supra), maar ook voor het fiscaal recht. Zoals we verder zullen zien, kan op de aanwas het verkooprecht of schenkingsrecht verschuldigd zijn naargelang de kwalificatie als ten bezwarende titel respectievelijk ten kosteloze titel. 22 J. RUYSSEVELDT, Samenwonenden en onroerend goed, Mechelen, Kluwer, 2007, nr. 126.
10
1.3.2. Ten bezwarende titel
A. Algemeen 18. In ons rechtssysteem is het kanscontract een overeenkomst onder bezwarende titel en niet onder kosteloze titel. Het bezwarend karakter drukt zich uit in de gelijke overlevingskansen die in hoofde van beide partijen bestaan. Indien de overlevingskansen gelijk zijn, moet het aandeel toebehorend aan de ene partij ongeveer evenveel waard zijn als het aandeel toebehorend aan de andere partij, opdat het zou gaan om een overeenkomst onder bezwarende titel. Verschillen de partijen sterk van leeftijd en zijn de overlevingskansen daardoor niet gelijk, dan moet de ongelijkheid van kansen worden gecompenseerd om te vermijden dat men zou oordelen dat er sprake is van een schenking. Deze compensatie kan dan bijvoorbeeld gebeuren doordat de jongere partner (d.i. de partij met de meeste kansen) een groter aandeel van de prijs zal betalen. Ongelijkheid van kansen kan niet alleen voortvloeien uit een verschil in leeftijd, maar ook uit de slechte gezondheidstoestand van één van de partijen bij de overeenkomst van aanwas. Er wordt dus bij de beoordeling van de gelijkheid van kansen met verschillende factoren rekening gehouden: de leeftijd en het geslacht van de partijen, de gedane inbreng, de gezondheidstoestand van de partijen enz. Een geheel volledige gelijkheid van kansen is echter niet vereist.23 19. De meerderheid in de rechtsleer24 alsook de belastingadministratie25 menen echter dat steeds de ware bedoeling van de partijen moet worden geanalyseerd. Het intentioneel element is bepalend, ook bij een gelijkheid van kansen.26 Een overeenkomst van aanwas kan dus, niettegenstaande de gelijkheid van kansen, een overeenkomst ten kosteloze titel zijn. 27 23
J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, 2011, nr. 3.156; K. VAN BOXSTAEL, “Vlaamse successierechten: gezinswoning vrijgesteld in het voordeel van de langstlevende partner (of toch bijna altijd)”, TEP 3/2007, nr. 265; A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Knelpunten kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, nr. 24 en J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 984. 24 A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Knelpunten kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, nr. 24 en de verwijzingen daar aangehaald in voetnoot 70. 25 Aanschrijving nr. 17 van 22 oktober 1992, nr. E.E.93.225, T.Not. 1994, nr. 12. 26 Het Hof van Beroep te Gent echter heeft in een arrest van 2003 nagenoeg uitsluitend zijn aandacht gewijd aan de kwestie van gelijkheid van kansen en niet gekeken naar of er al dan niet een intentie was om te begiftigen. (Gent 18 december 2003, NJW 2004, 416) Zie ook: Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-09, afl. 34,1436, noot. D. MICHIELS. 27 J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 987-990.
11
Daarbij mag echter niet uit het oog worden verloren dat de animus donandi niet wordt vermoed. De belastingadministratie zal dus moeten bewijzen dat het om een schenking zou gaan. Dit kan zij doen aan de hand van de bewoordingen van het beding van aanwas en de omstandigheden van de zaak.
B. Beding van aanwas tussen echtgenoten 20. In het verlengde van het administratieve standpunt dat steeds naar de bedoeling van de partijen moet worden gekeken, vermoedt de belastingadministratie dat echtgenoten steeds de bedoeling hebben elkaar via het beding van aanwas te begiftigen, m.a.w. men gaat uit van een feitelijk vermoeden van vrijgevigheid. Het beding van aanwas overeengekomen tussen twee echtgenoten moet dus in de regel beschouwd worden als een overeenkomst ten kosteloze titel. 28 Hierop bestaat een uitzondering: wanneer het aanwasbeding uitdrukkelijk wordt voorgesteld als een kanscontract, waarbij de echtgenoten hun bedoeling kenbaar maken ten bezwarende titel te handelen, mag men veronderstellen dat de administratie dit standpunt niet zal betwisten.29 21. In een antwoord op een parlementaire vraag heeft de minister van financiën gesteld dat de fiscale behandeling in feite niet verschillend is naargelang de begunstigden van het beding al dan niet gehuwd zijn. Ook gehuwden kunnen dus het feitelijk vermoeden van vrijgevigheid weerleggen. Uiteindelijk wordt er dus altijd rekening gehouden met de bedoeling van de partijen.30
Hoofdstuk 2: Civielrechtelijke aspecten 22. Het beding van aanwas biedt een grotere juridische zekerheid dan een testament, althans wanneer met het kwalificeert als een overeenkomst ten bezwarende titel. De opschortende voorwaarde heeft als gevolg dat het goed nooit deel heeft uitgemaakt van de nalatenschap van de eerststervende. De langstlevende wordt geacht het goed geheel en rechtstreeks te hebben verworven van de mede-eigenaar, en niet uit diens nalatenschap zodat de dwingende regels 28
Aanschrijving nr. 17 van 22 oktober 1992, nr. E.E.93.225, T.Not. 1994, nr. 12. K. VAN BOXSTAEL, “Vlaamse successierechten: gezinswoning vrijgesteld in het voordeel van de langstlevende partner (of toch bijna altijd)”, TEP 3/2007, nr. 270. 30 Vraag nr. 839 van de heer van Biesen van 14 juni 2005 – Antwoord van de Minister van Financiën van 8 juli 2005, Vr. & Antw., Kamer, 51086, 11 juli 2005, 15000-15001. 29
12
inzake reserve, inbreng en inkorting niet van toepassing zijn (behoudens in geval van herkwalificatie in een schenking). Bovendien gaat het om een overeenkomst, zodat partijen er niet eenzijdig op kunnen terugkomen.31 32 Aan deze juridische zekerheid is echter een fiscaal kostenplaatje verbonden, zeker indien het beding betrekking heeft op de gezinswoning (cfr. infra). 23. De bedingen van aanwas doen bepaalde vragen van civielrechtelijke aard rijzen. Een aantal problemen worden kort toegelicht.
2.1. Onverdeeldheid en uitonverdeeldheidtreding? 24. Een beding van aanwas wordt meestal geënt op een onverdeeldheid die bestaat tussen de partijen. De vraag rijst of de verwerving met de modaliteit van een beding van aanwas kan worden beschouwd als een gewone onverdeeldheid waarover artikel 815 BW bepaalt dat niemand kan worden genoodzaakt in onverdeeldheid te blijven en de verdeling aldus ten allen tijde kan gevorderd worden. 25. De rechtsleer33 en rechtspraak34 halen twee belangrijke argumenten aan om te stellen dat artikel 815 BW niet kan worden toegepast op onverdeeldheden waaraan de modaliteit van het beding van aanwas is gekoppeld. Het eerste is het feit dat artikel 815 BW niet van toepassing is op conventionele onverdeeldheden; een ander argument is het feit dat de contractanten zich er definitief toe verbonden hebben niet uit de onverdeeldheid te treden. Indien dit niet het geval zou zijn, dan zouden ze slechts een overeenkomst over louter eventuele rechten hebben gesloten, hetgeen ertoe kan leiden dat het beding van aanwas als een nietig beding over een niet-opengevallen nalatenschap wordt gekwalificeerd.35
31
E. BUYSSE, “Het onroerend goed en het beding van aanwas: het fiscaal kostenplaatje versus de burgerrechtelijke zekerheid”, TFR 2008, afl. 338, 325. 32 Rb. Nijvel 31 mei 1994, Rev.not.b. 1994, 536. 33 O.a. M. DE BACKER, “De tontine en het beding van aanwas en de mogelijkheid tot vereffening-verdeling”, Not.Fisc.M. 1997, 205-206, nr. 15 en 16 en D. MICHIELS, “ Bedingen van tontine en aanwas”, RW 1995-96, 980, nr. 40. 34 O.a. Gent 18 december 2003, NJW 2004, 416 en Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-09, 1436, noot D. MICHIELS. 35 K. VAN BOXSTAEL, “Vlaamse successierechten: gezinswoning vrijgesteld in het voordeel van de langstlevende partner (of toch bijna altijd)”, TEP 3/2007, nr. 271-272.
13
26. Daar waar de uitonverdeeldheidtreding dus niet gevorderd kan worden door de partijen zelf, kan dit wel door de schuldeisers. De beperkingen die gelden tussen de deelgenoten zijn hen immers niet tegenstelbaar. Schuldeisers moeten enkel rekening houden met een eventuele overeenkomst die beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 815, 2° BW.36 27. Omwille van de moeilijkheid om eenzijdig een einde te maken aan het beding van aanwas, is het raadzaam deze contracten in de tijd te beperken, zonder dat daarbij echter de mogelijkheid wordt geboden aan partijen om op elk ogenblik een einde te stellen aan het beding (cfr. verboden beding over een nog niet opengevallen nalatenschap).37
2.2. Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen (artikel 1130 BW) 28. Overeenkomstig artikel 1130 BW is het verboden om overeenkomsten te sluiten omtrent nog niet opengevallen nalatenschappen. Het Hof van Cassatie oordeelde dat een beding betreffende een toekomstige nalatenschap een beding betreft waardoor loutere eventuele rechten op een (bestanddeel van een) niet-opengevallen nalatenschap worden toegekend, gewijzigd of afgestaan.38 Het criterium om een overeenkomst al dan niet te kwalificeren als een verboden erfovereenkomst is dus gelegen in deze “loutere eventuele rechten”. Indien de toegekende rechten niet louter eventueel maar actueel zijn, heeft men te maken met een geldige overeenkomst welke uitwerking heeft bij het overlijden. 29. De Belgische rechtspraak en de meerderheid van de Belgische rechtsleer oordelen dat het beding van aanwas in principe geen schending inhoudt van het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen en dus geldig is. 39 De rechten die aan de medecontractant zijn toegekend, zijn actuele rechten en geen louter eventuele rechten. Degene die zijn eigendomsrecht onder opschortende voorwaarde van zijn overlijden afstaat, kan daar niet eenzijdig op terugkomen en heeft zich derhalve definitief verbonden.
36
D. MICHIELS, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, nr. 42. E. SPRUYT, P. DONS en J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successierecht & -planning, 2003, III/1330. 38 Cass. 11 april 1980, Arr. Cass. 1979-80, 996. 39 J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 916 en de daar aangehaalde verwijzingen in voetnoot 51 en 52. 37
14
30. Wel moet men bijzonder voorzichtig zijn wanneer men modaliteiten aan het beding van aanwas verbindt. Wanneer het beding van aanwas zou toelaten dat elk van de contractanten op elk ogenblik eenzijdig een einde kan maken aan het beding, dan hebben we te maken met een verboden beding betreffende een toekomstige nalatenschap, althans als men de traditionele opvatting 40 volgt. Een overeenkomst van aanwas dat vervalt bij feitelijke scheiding van de partijen schendt evenzeer – volgens de klassieke theorie – het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen.41 Een feitelijke scheiding kan immers op eenzijdige wijze worden uitgelokt. In een dergelijke situatie kunnen de gevolgen vergaand zijn. De rechter kan immers de integrale aanwasovereenkomst nietig verklaren wanneer bewijs kan geleverd worden dat de partijen de aanwasovereenkomst niet zouden hebben aangegaan zonder de kwestieuze voorwaarde.42 43
2.3. Bedingen van aanwas tussen echtgenoten 31. Er is in de rechtsleer gesteld dat het beding van aanwas niet mogelijk zou zijn tussen echtgenoten omwille van het verbod van artikel 1595 BW (verbod van verkoop tussen echtgenoten). Nochtans kan het standpunt worden verdedigd dat artikel 1595 BW het beding van aanwas tussen echtgenoten niet ongeldig maakt, omdat dit verbod een uitzondering vormt op de normale regels, van strikte interpretatie is en niet naar analogie kan worden toegepast. Een beding van aanwas is een kanscontract ten bezwarende titel, dat duidelijk onderscheiden moet worden van een verkoop in de zin van artikel 1582 BW. Artikel 1595 BW verzet zich dus niet tegen de toepassing van het beding van aanwas tussen echtgenoten.44 Wel moet de toepassing van het beding van aanwas tussen echtgenoten worden voorbehouden voor 40
Contra: M. PUELINCKX-COENE, “Voortdurende liefde, voortdurende gulheid? Nog maar eens over bedingen van aanwas en tontine, een ander verhaal dat nooit eindigt”, T.Not. 2007, 262-271: hij pleit voor de geldigheid van bedingen van aanwas tussen samenwoners die enkel gelden zolang de samenwoning duurt en J. BAEL, “Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen” in Reeks Notariële Praktijkstudies, Mechelen, Kluwer, 2006, 952, nr. 1526. 41 Gent 16 december 2004, CABG, 2006, afl. 6, 12, noot D. MICHIELS, “Over de eenzijdige beëindiging van het beding van aanwas”, Rb. Mechelen 26 oktober 2005, T.Not. 2006, 418, noot L.WEYTS en Rb. Mechelen 7 mei 2008, T.Not. 2009, 240. 42 Gent 16 december 2004, T.Not. 2006, 126. 43 Volgens de meerderheid kan de nietigheid door iedereen worden ingeroepen. Ook de fiscale administratie zou zich dus op de nietigheid kunnen beroepen om bijvoorbeeld wanneer ze er belang bij heeft, de overgang van de activa te belasten met de successierechten in plaats van met registratierechten (cfr. infra). (J. GRILLET, “(Registratierechten – Grondregels van de heffing) Actuele rechtshandelingen en rechtshandelingen onder opschortende voorwaarde” in F. WERDEFROY, Registratierechten 2010-2011, Antwerpen, Kluwer, 2011, nr. 5983) 44 D. MICHIELS, “ Bedingen van tontine en aanwas”, RW 1995-96, 980, nr. 43 en J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 933.
15
echtgenoten die gehuwd zijn onder het stelsel van scheiding van goederen en zij die gehuwd zijn onder een gemeenschapsstelsel bij wederbelegging van eigen gelden (cfr. supra).
Hoofdstuk 3: Fiscale aspecten 3.1. Algemeen 32. Bij de beoordeling van de fiscale gevolgen van een beding van aanwas moet in eerste instantie worden stilgestaan bij de registratierechten, zeker wanneer het beding betrekking heeft op in België gelegen goederen. In de regel zijn er immers registratierechten, en geen successierechten, verschuldigd bij het overlijden van één van de partijen van het beding van aanwas. Toch mogen de successierechten niet uit het oog verloren worden. Deze kunnen aan de orde zijn bij bedingen van aanwas gekoppeld aan een verkoop of schenking van roerende goederen.45 33. De zienswijze van de belastingadministratie op de fiscale behandeling van bedingen van aanwas is neergeschreven in de administratieve aanschrijving nr. 17 van 22 oktober 1992. 46 Het betreft een officialisatie van het standpunt dat reeds door de administratie was ingenomen in de rechtsleer.47 In haar aanschrijving bespreekt de administratie alle mogelijke bedingen van tontine en aanwas en aanverwante fiscale problemen. 34. De fiscale gevolgen bij de realisatie van de voorwaarde (d.i. het overlijden van één van de partijen) zijn verschillend naargelang de aanwas betrekking heeft op roerende dan wel op onroerende goederen.
3.2. Buiten het successierecht 35. Successierechten zijn verschuldigd op de waarde, na aftrekking van de schulden, van al wat uit de nalatenschap van een Rijksinwoner wordt verkregen ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling. Daarnaast worden een aantal overdrachten 45
A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Knelpunten kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, nr. 5. 46 Aanschrijving nr. 17 van 22 oktober 1992, nr. E.E.93.225, T.Not. 1994, 94-101, met noot J. GRILLET. 47 D. JUNGERS-POIRÉ en A. CULOT, “La tontine en droit fiscal”, Rec.gén.enr.not. 1992, nr. 24.051.
16
en beschikkingen gelijkgesteld met legaten op grond van de artikelen 3 tot 14 W.Succ.48 36. Bedingen van aanwas blijven buiten de toepassingssfeer van het successierecht. In het successierecht bestaat er namelijk een wezenlijk verschil tussen enerzijds overdrachten bij overlijden en overdrachten ter gelegenheid van een overlijden. De eersten vallen onder het successierecht, de laatsten niet. Bij een overdracht ter gelegenheid van het overlijden bevindt de rechtstitel zich immers buiten de nalatenschap van de overledene (meestal een overeenkomst) zodat de verkrijger zich niet moet beroepen op zijn hoedanigheid van erfgenaam, legataris of begiftigde om de bewuste goederen te bekomen. Bedingen van aanwas zijn schoolvoorbeelden van dergelijke overdrachten ter gelegenheid van overlijden.49 37. Bij de aanwas van roerende goederen is er mogelijks wel een toepassing van successierechten, op grond van een fictiebepaling in het Vlaams Wetboek van Successierechten (cfr. infra). 38. Het beding van aanwas werd vaak overeengekomen om de heffing van hoge successierechten bij het overlijden van één van de samenwonende partners te vermijden. Het tarief van de rechten bij verkoop was immers voordeliger dan de toepassing van de schenkings- of successierechten.50 Ingevolge verschillende wetgevende tussenkomsten op het vlak van de successierechten is het beding van aanwas vandaag de dag fiscaal veel minder interessant geworden. In Vlaanderen zijn de wettelijk en feitelijk samenwonenden gelijkgeschakeld met de gehuwden inzake successierechten.51 52 Zij vallen dus onder een lager tarief, waardoor het beding van aanwas voor hen nog maar fiscaal nuttig is vanaf een investering van meer dan 564.706€ (de successierechten op de helft bedragen 28.235 € wat overeenstemt met het Vlaamse verkooprecht van 10%).53 Een tweede initiatief waardoor het fiscale nut van het beding van aanwas is afgenomen, is het decreet houdende vrijstelling van 48
A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Knelpunten kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, nr. 19. 49 E. SPRUYT, “Tontine/Aanwas m.b.t. roerende goederen: Minister neemt standpunt in”, Notariaat 2005, nr. 13, 1. 50 B. COOPMAN “Het aanwas- en tontinebeding ter vermijding van schenkings- of successierechten”, Not.Fisc.M. 1999, 140-142. 51 Artikel 48 Vl. W. Succ. 52 In het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest liggen de zaken anders: de Waalse samenwoners genieten slechts van het successietarief gehuwden indien ze een verklaring van wettelijke samenwoning afleggen en minstens 1 jaar samenwonen; in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest genieten wettelijke samenwoners onmiddellijk (ze moeten niet eerst één jaar samenwonen) van het tarief gehuwden. De feitelijke samenwoners die in Wallonië of in Brussel willen investeren in vastgoed, zijn dus fiscaal gezien steeds beter af met een aanwasbeding (J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, 2011, nr. 3.180). 53 J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, 2011, nr. 3.180.
17
successierechten ten voordele van de langstlevende partner voor de nettowaarde van de gezinswoning van 7 juli 2006. Volgens dit decreet zijn gehuwden, wettelijk samenwonenden en feitelijk samenwonenden die drie jaar samenwonen vanaf 1 januari 2007 in het Vlaamse gewest vrijgesteld van successierechten op de gezinswoning.54 55 De vrijstelling geldt echter niet bij de realisatie van de opschortende voorwaarde.56 Voor samenwonenden in het Vlaams Gewest is het dus vaak gunstiger om elkaar te bevoordelen via een testament, althans op fiscaal vlak. Op civielrechtelijk vlak zijn er evenwel nadelen verbonden aan het testament doordat de reservataire erfgenamen hun voorbehouden erfdeel kunnen inroepen om de toekenning van de volle eigendom of het vruchtgebruik aan de langstlevende te verhinderen en doordat het op elk ogenblik eenzijdig kan worden herroepen door de testator (cfr. supra).57
3.3. Registratierechten 39. De uitwerking van de aanwas heeft in beginsel (cfr. het beding van aanwas in vruchtgebruik (randnummer 60 e.v.)) wel belastingeffect binnen het registratierecht. Zoals reeds gezegd, dient een onderscheid gemaakt te worden tussen onroerende en roerende goederen.
3.3.1. Onroerende goederen 40. Wanneer het beding van aanwas is gekoppeld aan een verkoop of een schenking (een actuele overeenkomst), is het beding van aanwas ten behoeve van de heffing van registratierechten doorgaans een onafhankelijke bepaling die de belasting ondergaat, los van deze waartoe de registratie van de actuele overeenkomst aanleiding geeft (artikel 14 W.Reg.). In een bijzondere situatie is de bedongen aanwas een afhankelijke bepaling. Dit is het geval bij verkoop of schenking door meerdere personen met voorbehoud van vruchtgebruik, waarbij
54
Decreet van 7 juli 2006 van de Vlaamse regering houdende vrijstelling van successierechten ten voordele van de langstlevende partner voor de nettowaarde van de gezinswoning, BS 20 september 2006. 55 In het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is er geen vrijstelling, maar een lager gunsttarief voor de vererving van de gezinswoning. 56 E. BUYSSE, “Het onroerend goed en het beding van aanwas: het fiscaal kostenplaatje versus de burgerrechtelijke zekerheid”, TFR 2008, afl. 338, 324-325. 57 J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 935.
18
aanwas ten bate van de langstlevende wordt voorzien ingevolge een aan de verkrijgers opgelegde last (cfr. infra).58 41. Zoals hoger gesteld, moet het beding van aanwas worden ontleed als een verwerving door de overlevende onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de eerststervende. In overeenstemming met artikel 16 W.Reg. geven rechtshandelingen waarop evenredige registratierechten verschuldigd zijn, maar welke aan een opschortende voorwaarde onderworpen zijn, alleen tot heffing van het algemeen vast recht (thans 25€) aanleiding zolang de voorwaarde niet is vervuld. Pas bij de vervulling van de voorwaarde zijn de evenredige registratierechten verschuldigd naar het tarief59 dat van kracht was op de datum waarop het recht aan de Staat zou verworven zijn geweest indien de handeling onvoorwaardelijk was geweest. De registratierechten worden geheven op de belastbare grondslag die wordt beschouwd op de datum van de vervulling van de voorwaarde.60 42. Het tarief van 1% verdelingsrechten is op de aanwasbedingen uitdrukkelijk uitgesloten (artikel 114 W.Reg.). Bij een aanwasbeding zal men volgens de fiscale administratie het inzicht van de partijen beoordelen: is het ten bezwarende titel of was het de bedoeling elkaar te begiftigen. In het eerste geval zal het verkooprecht verschuldigd zijn; in het andere geval zal het schenkingsrecht van toepassing zijn.61 Aanwas in de betekenis van artikel 114 W.Reg. veronderstelt wel dat de overdracht ten bate van de mede-eigenaar van rechtswege plaatsgrijpt bij de verwezenlijking van de in het contract bepaalde gebeurtenis, dit ingevolge de vroegere aanvaarding van het beding. Indien aan de begunstigde van het beding enkel de mogelijkheid wordt toegekend om bij het voorvallen van de gebeurtenis het aandeel van zijn mede-eigenaar te verkrijgen, is de uitoefening van deze mogelijkheid onderworpen aan het fiscaal statuut van de verdelingen.62 58
J. GRILLET, “(Registratierechten – Grondregels van de heffing) Actuele rechtshandelingen en rechtshandelingen onder opschortende voorwaarde” in F. WERDEFROY, Registratierechten 2010-2011, Antwerpen, Kluwer, 2011, 716, nr. 5984 en B. COOPMAN, “Het aanwas- en tontinebeding ter vermijding van schenkings- of successierechten”, Not.Fisc.M. 1999, 141, nr. 26. 59 Onder “tarief” dient te worden begrepen het percentage en niet de wettelijke en feitelijke elementen die bepalend zijn voor het soort tarief. Deze wettelijke en feitelijke elementen dienen eveneens te worden beschouwd op datum van vervulling van de voorwaarde (Cass. 5 februari 2004). 60 A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Knelpunten kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, nr. 7. 61 Aanschrijving nr. 17 van 22 oktober 1992, nr.E.E.93.225, T.Not. 1994, 94-101. 62 Ook wanneer afstand van het beding wordt gedaan vóór de vervulling van de voorwaarde (d.i. de vervroegde uitvoering van het beding) zal het verdelingsrecht toepassing vinden aangezien dit in de regel de vernietiging van het beding van aangroei inhoudt (J. GRILLET, “Afhankelijke en onafhankelijke beschikkingen” in F. WERDEFROY, Registratierechten 2010-2011, Antwerpen, Kluwer, 2011, nr. 985.)
19
43. De bepaling van de belastbare grondslag is afhankelijk of de aanwas in volle eigendom of in vruchtgebruik plaatsvindt. In het eerste geval wordt het verschuldigde registratierecht berekend op de waarde van het gedeelte van de volle eigendom dat aangroeit bij de overlevende. In het tweede geval wordt het verschuldigde registratierecht berekend op de waarde van het gedeelte van het vruchtgebruik, rekening houdend met de leeftijd van de langstlevende vruchtgebruiker, dat aangroeit bij de overlevende.63 44. Binnen de vier maanden na overlijden van de eerststervende, zal de langstlevende van de partijen ertoe gehouden zijn een verklaring in te dienen op het registratiekantoor bevoegd voor de ligging van het onroerend goed, met het oog op de heffing van de registratierechten (artikel 32 W.Reg.). Het betreft hier een verklaring, ondertekend door de langstlevende deelgenoot, opgemaakt in twee exemplaren (indien ze onderhands wordt opgesteld), met vermelding van de identiteit van de partijen, de aard van overeenkomst, de datum van overlijden van de eerststervende en de waarde van het onroerend goed op het ogenblik van het overlijden alsook, desgevallend, een verklaring om de ontvanger te wijzen op het toepasselijke tarief.64 45. Hoewel niet verplicht, lijkt de opmaak van een authentieke akte bij de realisatie van de voorwaarde aangewezen. Door de verklaring in notariële vorm te laten opmaken, kan de verklaring het voorwerp uitmaken van een overschrijving op het hypotheekkantoor. Hierdoor verkrijgt de overdracht in volle eigendom of vruchtgebruik hypothecaire publiciteit zodat derden ook op de hoogte zijn dat een zakelijk recht is overgegaan op de langstlevende contractant.65
3.3.2. Roerende goederen 46. Bedingen van aanwas die roerende goederen tot voorwerp hebben, ondergaan in principe dezelfde fiscale behandeling als inzake onroerende goederen het geval is. In antwoord op een vraag van Kamerlid Luk van Biesen heeft de Minister van Financiën dit uitdrukkelijk
63
J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, 2011, 309-310, nr. 3.176-3.177. D. MICHIELS, “De verklaring van aanwas en de fiscale gevolgen”, T.Not. 2008, afl. 6, 319. 65 J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, 2011, 311, nr. 3.179. 64
20
bevestigd. 66 De principes uiteengezet in de Aanschrijving nr. 17 van 22 oktober 1992 (die uitsluitend betrekking hadden op bedingen van aanwas m.b.t. in België gelegen goederen) zijn aldus de Minister mutatis mutandis van toepassing op de aanwasbedingen betreffende roerende goederen.67 47. Maar daar waar onroerende goederen steeds registratierechten ondergaan, ongeacht of het aanwasbeding als een verrichting ten bezwarende titel, dan wel als een verrichting ten kosteloze titel moet worden beschouwd, is dit niet het geval voor roerende goederen. De schenking van roerende goederen is, althans indien ze via Belgische notaris verloopt, onderworpen aan een registratieplicht en maakt schenkingsrechten opeisbaar. De overdracht van roerende goederen onder bezwarende titel daarentegen kent geen registratieplicht. Indien de overdrachtsakte spontaan ter registratie wordt aangeboden of verplicht (omdat zij een Belgische notariële akte uitmaakt), dan zal de heffing beperkt blijven tot het algemeen vast recht van 25 euro. Concreet betekent dit dat er geen registratierechten (noch successierechten) verschuldigd zijn als het aanwasbeding van roerende goederen uitwerking krijgt, op voorwaarde dat het voormeld beding onder bezwarende titel werd gesloten. Men zal dan ook letten op de bedoelingen van de betrokken partijen (geen inzicht om te schenken, geen te groot leeftijdsverschil, normale gezonde levensverwachtingen) en de correcte redactie van het beding zodat het niet als een schenking kan worden beschouwd.68 48.. Wanneer het aanwasbeding van roerende goederen als een schenking wordt gekwalificeerd, dan dient sinds 1 januari 2005 rekening gehouden te worden met de in het Vlaams en Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingevoerd fictielegaat opgenomen in artikel 4, 3° Vl. en Br.W.Succ. 69 Schenkingen onder de levenden van roerende goederen die worden gedaan onder opschortende voorwaarde die wordt vervuld ingevolge het overlijden van de schenker, worden niet langer belast met het 3-7%-schenkingstarief, maar met progressieve successierechten.
66
Vraag nr. 839 van de heer Luk van Biesen van 14 juni 2005- Antwoord van de Minister van Financiën van 8 juli 2005, Vr. & Antw., Kamer, 51086, 11 juli 2005, 15.000-15.001. 67 E. SPRUYT, “Tontine/Aanwas m.b.t. roerende goederen: Minister neemt standpunt in”, Notariaat 2005, nr. 13, 4. 68 J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, 2011, 307, nr. 3.171; E. SPRUYT, “Tontine/Aanwas m.b.t. roerende goederen: Minister neemt standpunt in”, Notariaat 2005, nr. 13, 4 en A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Knelpunten kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, nr. 8. 69 Circ. Nr. 3/2005, 5 april 2005, nr. 19.
21
Hoofdstuk 4: Bijhorende fiscale problemen 4.1. Toepassing van verlaagde tarieven: kleine landeigendommen en bescheiden woningen 49. Voor de toepassing van het verminderde tarief van vijf procent wordt vereist dat de verkrijging de geheelheid van een onroerend goed betreft. Deze voorwaarde wordt evenwel soepel opgevat. Men oordeelt dat er geen goede reden bestaat om het verlaagd tarief niet toe te passen wanneer de verkrijging van het onverdeeld deel er precies tot strekt de verkrijger de eigendom van de geheelheid van een onroerend goed te verschaffen. Wanneer de langstlevende ingevolge het beding van aanwas de geheelheid van een onroerend verkrijgt, moet dus het verlaagde tarief van de artikelen 53 en volgende van het W. Reg. kunnen worden toegepast als aan de andere voorwaarden van de vermelde artikelen is voldaan. Eén van die andere voorwaarden is dat het moet gaan om een verkoop van eigendom, waarmee zowel de volle als de blote eigendom wordt bedoeld. Ook hier past men de regels soepel toe. Aldus oordeelt men dat het verlaagde tarief kan worden toegepast bij de verwerving van het vruchtgebruik door de blote eigenaar, wanneer deze laatste daardoor de volle eigendom van het volledige goed verkrijgt, althans als aan de andere voorwaarden voor de toepassing van het verminderde registratierecht is voldaan. 50. De toepassing van het verminderde tarief van vijf procent is dus mogelijk bij de overeenkomst van aanwas in volle eigendom; bij de overeenkomst van aanwas in vruchtgebruik verkrijgt de langstlevende evenwel niet de volle eigendom van het volledige onroerend goed, zodat bij het overlijden van de eerststervende het verminderde recht van vijf procent geen toepassing kan vinden.70
4.2. Abattement 51. Bij het overlijden van de eerststervende koper is toepassing van het abattement niet mogelijk, omdat de aankoop “de geheelheid volle eigendom” van het onroerend goed moet betreffen (artikel 46bis, eerste lid W.Reg.). Men interpreteert de voorwaarde van de aankoop van de geheelheid in volle eigendom immers zeer strikt, in de zin dat een aankoop van een onverdeeld deel nooit in aanmerking kan komen voor het voordeel van het abattement, ook 70
J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 1034-1037.
22
niet als door een dergelijke aankoop de koper de geheelheid van het onroerend goed in volle eigendom bekomt. Daarenboven moet de verkrijging het gevolg zijn van een zuivere aankoop, d.i. een contract van aankoop in de enge zin, hetgeen niet het geval is bij een verkrijging ingevolge de overeenkomst van aanwas.71
4.3. De teruggave van registratierechten 52. Artikel 212 W.Reg. voorziet in een teruggave van registratierechten, ten belope van 3/5, bij een wederverkoop binnen de twee jaar na de datum van de notariële akte van aankoop. Bij een beding van aanwas is er de mogelijkheid tot het verkrijgen van dergelijke teruggave indien de aanwas zich voordoet binnen de twee jaar, aangezien de administratie aanvaardt dat het woord “wederverkoop” in artikel 212 W.Reg. alle verrichtingen omvat die door dit wetboek met verkopingen gelijkgesteld worden en die daarom belast worden met het overgangsrecht van 10% (in het Vlaams Gewest).72
Hoofdstuk 5: Bedingen van aanwas met optie 53. Recente tarifaire evoluties op het vlak successierechten (cfr. supra) zijn de aanzet geweest om na te denken over een mogelijkheid om de burgerrechtelijke voordelen van een beding van aanwas te combineren met de (in welbepaalde gevallen) fiscale voordeligere successietarieven bij testamentaire devolutie. Het resultaat is het beding van aanwas met optie.73 54. Bij de overeenkomst van aanwas met optie krijgt de overeenkomst van aanwas geen automatische uitwerking na overlijden, maar krijgt ze pas uitwerking wanneer de langstlevende van de partijen binnen een bepaalde termijn na het overlijden van de eerststervende opteert voor de aanwas. 55. Naast het beding van aanwas maken ieder van de partijen ook een testament op waarin de volle eigendom dan wel het vruchtgebruik op het aandeel van de testator wordt vermaakt aan de andere partij bij het aanwasbeding. Als na het overlijden van de eerststervende vaststaat 71
J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 1038-1039. 72 Aanschrijving nr. 17 van 22 oktober 1992, nr.E.E.93.225, T.Not. 1994, 98, nr. 10. 73 A. NIJS en J. RUYSSEVELDT, “Beding van aanwas met optie”, Registratierechten 2004-2005, afl. 2, 4.
23
dat het testament niet herroepen is en de reservataire erfgenamen bereid zijn om afgifte te doen van het legaat van de volle eigendom of het vruchtgebruik, laat de langstlevende de termijn voor de uitoefening van de optie gewoon verstrijken en treedt het testament in werking. In het tegenovergestelde geval, zal de langstlevende voor het beding van aanwas kiezen en de (meestal duurdere) registratierechten betalen.74 56. Het beding van aanwas fungeert hier met andere woorden als een soort vangnet. Het goed dat voorwerp is van het beding van aanwas zal hoe dan ook kunnen verkregen worden, de vraag is alleen aan welke kostprijs.75 57. Een beding van aanwas kan meerdere opties omvatten. Zo kan, naast de optie voor het beding van aanwas zelf, tevens de mogelijkheid worden voorzien dat de langstlevende kiest om het beding van aanwas in volle eigendom, dan wel in vruchtgebruik uitwerking te geven. Dit laatste is een beding van aanwas met een alternatief voorwerp en geen beding van aanwas met optie.76 58. Het Comité voor Studie en Wetgeving heeft onderzocht of het aanwasbeding met optie op civielrechtelijke bezwaren stuit. 77 Vooral op het vlak van het bezwarende karakter van het beding was er enige ongerustheid. Sommige rechtsgeleerden wezen immers op de tegenstrijdigheid van het beding van aanwas onder bezwarende titel en het testamentaire legaat ten kosteloze titel. BAEL besluit in zijn nota tot de rechtsgeldigheid van het beding van aanwas met optie. Hij komt tot de volgende conclusies: het beding is geen verboden erfovereenkomst, het betreft geen zuiver potestatieve voorwaarde en het is een geldig kanscontract ten bezwarende titel. Hierbij merkt BAEL op dat de aanwezigheid van het testament noodzakelijk is om te kunnen stellen dat het beding van aanwas met optie een overeenkomst onder bezwarende titel is. Volgens TAYMANS en NYS daarentegen wordt de problematiek van het bezwarend karakter op dezelfde manier behandeld als een gewoon beding van aanwas. Uitgaande van een gelijkheid van kansen moet gekeken worden naar de wil van de partijen: is er sprake van begiftigingsinzicht of is er eerder sprake van louter 74
A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Knelpunten kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, 98-101; J. BAEL, “Bedingen van aanwas met optie”, T.Not. 2005, 51; E. BUYSSE, “Het onroerend goed en het beding van aanwas: het fiscaal kostenplaatje versus de burgerrechtelijke zekerheid”, TFR 2008, afl. 338, 325-326 en E. SPRUYT, Afschaffing van de verdriettaks op de Vlaamse gezinswoning: Commentaar bij het Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 juli 2006, Mechelen, Kluwer 2007, 94-96, nr. 70. 75 A. NIJS en J. RUYSSEVELDT, “Beding van aanwas met optie”, Registratierechten 2004-2005, afl. 2; 4. 76 D. MICHIELS, “Huwelijkscontracten als instrumenten van vermogensplanning”, AFT 2008, 39-40. 77 KFBN, “Aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW 2004, dossier 4372, 2005, 296-371.
24
egoïstische motieven? Algemeen wordt aangenomen dat het egoïsme primeert op het altruïsme.78 59. Fiscaal kan men alvast op beide oren slapen. De fiscale administratie heeft in een administratieve beslissing van 14 mei 2004 het beding van aanwas aanvaard.79 Ze stelt dat de fiscale behandeling van een klassiek beding van aanwas ook geldt voor een beding van aanwas met optie en verklaart haar circulaire van 22 oktober 1992 van toepassing. De fiscus zal aldus schenkingsrechten of het recht van verkoop heffen op het ogenblik van de aanwas. Vòòr deze administratieve beslissing verkondigden bepaalde rechtsgeleerden dat artikel 114 W.Reg. niet van toepassing is op het beding van aanwas met optie. Zij stellen dat wanneer de aanwas niet van rechtswege plaatsgrijpt bij de vervulling van de opschortende voorwaarde, maar aan de begunstigde van het beding enkel de mogelijkheid wordt toegekend om het aandeel van zijn mede-eigenaar te verkrijgen, de uitoefening van deze mogelijkheid wel onderworpen is aan het statuut van verdelingen zoals neergeschreven in artikel 109 e.v. W.Reg. Het beding van aanwas met optie lijkt aldus onderworpen te zijn aan het verdelingsrecht (1%), en niet het verkooprecht (uitgaande van een aanwas ten bezwarende titel), wanneer de optie wordt uitgeoefend.80 De belastingadministratie heeft daar echter niet op gereageerd.
78
A. NIJS, “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Knelpunten kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, 99-100. 79 Besliss. 10 mei 2004, E.E./99.969 (te consulteren op www.fisconet.be) 80 A. NIJS en J. RUYSSEVELDT, “Beding van aanwas met optie”, Registratierechten 2004-2005, afl. 2, 4 en de daar aangehaalde verwijzing.
25
Deel II: Beding van aanwas in vruchtgebruik en haar fiscale gevolgen 60. Hierna wordt in concreto stilgestaan bij de fiscale gevolgen van het beding van aanwas in vruchtgebruik, die soms afwijken van hetgeen hierboven is uiteengezet. Verschillende situaties kunnen zich voordoen: de verkoop of schenking van de volle eigendom met een beding van aanwas in vruchtgebruik, de verkoop of schenking van het vruchtgebruik met een beding van aanwas en de verkoop of schenking met voorbehoud van vruchtgebruik ten gunste van de langstlevende van de verkopers of schenkers. In de eerste twee gevallen wast het vruchtgebruik aan bij de langstlevende van de kopers respectievelijk de begiftigden; in het laatste geval is er een aanwas van het recht van vruchtgebruik ten gunste van de langstlevende van de verkopers of schenkers.
26
Hoofdstuk 1: Aanwas ten voordele van de langstlevende van de kopers of begiftigden 1.1. Overdracht is beperkt tot het vruchtgebruik
A. Verkoop van het vruchtgebruik aan twee of meer personen met beding dat de langstlevende van hen de geheelheid van het vruchtgebruik zal genieten 61. Krachtens artikel 617 BW eindigt het vruchtgebruik door de dood van de vruchtgebruiker, d.w.z. van diegene in wiens voordeel het vruchtgebruik gevestigd is. Dit is een bepaling van openbare orde. Ook al is dus het vruchtgebruik een patrimoniaal recht dat kan worden overgedragen, toch blijft het niettemin essentieel een levenslang en persoonlijk recht, d.w.z. dat het nooit langer kan duren dan diegene op wiens hoofd het gevestigd was. 62. Verhindert de essentiële vereiste van het tijdelijke karakter van het vruchtgebruik verbonden aan het hoofd van één welbepaalde persoon, dat men creatief combinaties kan tot stand brengen waarbij het vruchtgebruik bij overlijden van deze persoon toch niet aanwast bij de blote eigenaar? Neen. 63. De vruchtgebruiker kan zich het vruchtgebruik niet voorbehouden voor een termijn die zijn eigen leven overtreft (en kan dus niet bepalen dat het vruchtgebruik slechts eindigt bij het overlijden van zijn echtgeno(o)t(e)), want dan zou het vruchtgebruik deel uitmaken van de nalatenschap van de vruchtgebruiker. Maar niets belet een vruchtgebruik te vestigen op meerdere hoofden, d.w.z. in het voordeel van personen die geroepen zijn het achtereenvolgens te genieten. In dit geval krijgt de vruchtgebruiker zijn recht rechtstreeks van de vestiger en niet van de eerste vruchtgebruiker door erfopvolging. 81 Neem de volgende situatie. De vestiger vestigt op het hoofd van de heer A een vruchtgebruik en bedingt daarbij dat in geval van overlijden van de heer A het vruchtgebruik van A niet zal aanwassen bij de blote eigendom, maar zal toekomen aan mevrouw B. Het vruchtgebruik van A is tijdelijk en eindigt bij zijn overlijden. Het vruchtgebruik van B is een ander vruchtgebruik, een tweede vruchtgebruik door de vestiger gecreëerd, nu niet op het hoofd van A maar op het hoofd van 81
A. VERBEKE en S. SNAET, “Zakelijke rechten en vermogensplanning – Recht van gebruik en bewoning – Erfpacht”, Themis 2008-2009, 51-52; N. VANDEBEEK, Het onroerend goed en het huwelijksvermogen, Mechelen, Kluwer, 2007, 324-326 en M. DONNAY, “Enregistrement. Acroissements et réserves – Rentes – Vente d’immeubles – Dontations d’immeubels”, Rec.gén.enr.not. 1979, nr. 16.
27
B. Dit recht van B is evenwel onderworpen aan een opschortende voorwaarde, met name het vooroverlijden van A. Men ziet duidelijk dat er geen probleem rijst voor het tijdelijk karakter van het vruchtgebruik. Elk vruchtgebruik wordt in de tijd beperkt door het leven van de personen op wiens hoofd de diverse vruchtgebruikrechten zijn gevestigd, zodat het vruchtgebruik nooit langer zal duren dan het leven van de langstlevende onder deze vruchtgebruikers.82 64. Een verkoop van het vruchtgebruik met aanwas van het vruchtgebruik ten gunste van de langstlevende koper ontleedt zich dus als volgt: -‐
een verkoop aan ieder van de kopers van het vruchtgebruik op een onverdeelde helft;
-‐
een verkoop aan ieder van de kopers van het vruchtgebruik op de onverdeelde helft van de andere koper onder de opschortende voorwaarde dat hij de andere koper overleeft.
65. BAEL leidt hieruit af dat vanuit civielrechtelijk oogpunt deze situatie niet kan bereikt worden met een beding van aanwas: “Aangezien de fiscale administratie met een beding van aanwas een overeenkomst tussen de kopers onderling bedoelt, lijkt het beding van aanwas in vruchtgebruik enkel mogelijk te zijn als de partijen bij de overeenkomst van aanwas de volle eigendom bezitten. Bezitten zij enkel het vruchtgebruik, dan lijkt de aanwas van het vruchtgebruik tussen de vruchtgebruikers onderling, zonder de tussenkomst van de eigenaars, niet mogelijk. De langstlevende koper moet dit recht van vruchtgebruik noodzakelijk van de verkoper bekomen en niet van zijn medekoper.”83 De situatie dat twee partijen enkel een recht van vruchtgebruik bezitten op een onroerend goed, komt in de praktijk bijvoorbeeld voor bij een gesplitste aankoop.84 Het vruchtgebruik wordt door twee partijen gekocht (bijvoorbeeld de ouders) en de blote eigendom door een derde partij (bijvoorbeeld het kind). Wensen de ouders dat de langstlevende van hen het recht van vruchtgebruik verder op het volledige goed kan uitoefenen, dan valt dat resultaat volgens BAEL niet te verwezenlijken via de techniek van het beding van aanwas: “Dat de langstlevende van de ouders na het overlijden van de 82
A. VERBEKE, “Creatief met het vruchtgebruik”, T.Not. 1999, nr. 22-23. J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 1011. 84 Maar ook bij een verkoop of een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik (J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 928) (cfr. infra). 83
28
eerststervende ouder op het volledige goed een recht van vruchtgebruik verkrijgt, kan dan enkel via het tontinebeding in vruchtgebruik (d.i. een beding tussen de vervreemder en de verkrijgers) worden verwezenlijkt.”85 Niettegenstaande spreekt de fiscale administratie wel van bedingen van aanwas in vruchtgebruik waarbij de oorspronkelijke overdracht beperkt is tot het vruchtgebruik.86 In de volgende randnummers volgt een uiteenzetting van de fiscale gevolgen ervan. 66. Bij verkrijging onder bezwarende titel door twee personen van een recht van vruchtgebruik op een onroerend goed met het beding dat de langstlevende van de vruchtgebruikers de geheelheid van het vruchtgebruik zal genieten, wordt op het ogenblik van de aankoop het evenredig verkooprecht geheven op de bedongen prijs of de verkoopwaarde indien die hoger is, rekening houdend met de leeftijd van de jongste koper (artikel 50 W.Reg.). Bij het overlijden van de eerststervende koper wordt geen evenredig registratierecht geheven, aangezien volgens de fiscale administratie “de bij de aanvang gedane heffing van het verkooprecht op de bedongen prijs zowel de verwerving van het voorwaardelijk vruchtgebruik als van het actueel dekt”.87 De bedongen prijs (of de verkoopwaarde) vormt de tegenprestatie van zowel het één als het ander. Deze forfaitaire heffing in overeenstemming met artikel 50 W.Reg.88 verhindert dus een normale toepassing van de principes. Bij een normale toepassing van de principes zou men immers het evenredig verkooprecht moeten heffen op het ogenblik van de aankoop en opnieuw bij het overlijden van de eerststervende koper. Op het ogenblik van de aankoop zou de grondslag voor de heffing van het evenredig registratierecht dan de waarde van het vruchtgebruik zijn op de ene helft van het onroerend goed, rekening houdend met de leeftijd van de eerste koper, en de waarde van het vruchtgebruik op de andere helft van het onroerend goed, rekening houdend met de leeftijd van de tweede koper. Bij het overlijden van de eerststervende koper zou dan opnieuw een evenredig verkooprecht moeten worden geheven op de waarde van het vruchtgebruik op de helft van het onroerend goed, rekening houdend met de leeftijd van de langstlevende koper.89 85
J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 977. 86 Maar aangezien de fiscale gevolgen van zo een beding van aanwas in vruchtgebruik waarbij de overdracht beperkt is tot het vruchtgebruik veel gunstiger zijn dan bij een tontinebeding in vruchtgebruik, lijkt het mij beter toch gebruik te maken van het beding van aanwas in vruchtgebruik (ook al is daartegen bezwaar op civielrechtelijk vlak). 87 Aanschrijving nr. 17 van 22 oktober 1992, nr.E.E.93.225, T.Not. 1994, 96, nr. 8. 88 Het gaat hier om een rechtshandeling die op burgerlijk gebied voorwaardelijk is en niettemin op fiscaal vlak onmiddellijk en definitief belast wordt. 89 J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 1012-1013.
29
67. De ingevolge artikel 50 W.Reg. toegepaste principes gelden niet alleen wanneer de verkoper enkel het vruchtgebruik verkoopt en niet de blote eigendom, maar ook wanneer de verkoper het vruchtgebruik verkoopt aan twee (of meer) personen met beding van aanwas, en in dezelfde akte de blote eigendom aan een ander persoon verkoopt.90 91 68. Quid wanneer de kopers van het vruchtgebruik met recht van aanwas ook de blote eigendom aankopen of verkrijgen; is artikel 50 W.Reg. dan van toepassing?92 Twee situaties moeten van elkaar onderscheiden worden: ofwel is er een verkoop van de blote eigendom en tevens het vruchtgebruik bij een enige en ondeelbare overeenkomst aan twee personen met het beding van aanwas in vruchtgebruik (1)93; ofwel wordt eerst het vruchtgebruik gevestigd (met beding van aanwas ten voordele van de langstlevende) en later de blote eigendom verkocht aan de vruchtgebruikers (2). 69. (1) Het gaat hier om een akte die, enerzijds de verkoop van het vruchtgebruik van een goed aan twee personen met het beding dat bij overlijden van één van hen de langstlevende het vruchtgebruik van gans het goed verkrijgt en anderzijds de verkoop van de blote eigendom van dat goed aan dezelfde personen, vastlegt. Volgens DONNAY moet deze situatie op dezelfde wijze worden beschouwd als het geval waarin de verkrijgers enkel het vruchtgebruik hebben verkregen. De langstlevende van de kopers verkrijgt zijn rechten op het vruchtgebruik van de andere helft rechtstreeks van de verkoper. Er is bijgevolg geen registratierecht verschuldigd op het ogenblik van de aanwas. Deze akte moet naar mening van DONNAY duidelijk onderscheiden worden van de akte betreffende de aankoop van een goed in volle eigendom door twee personen en waarbij elk van de kopers een vruchtgebruik vestigt op hun helft in het voordeel van de andere, voor zover deze hem of haar moest overleven. In dat geval gaat het immers om een overeenkomst tussen de verkrijgers. Wanneer de voorwaarde van overleving zich realiseert, dan wordt het evenredig recht opeisbaar.94 90
N. VANDEBEEK, Het onroerend goed en het huwelijksvermogen, Mechelen, Kluwer, 2007, 330-331. Het beding van aanwas van het vruchtgebruik belet echter niet dat bij de aanwas het successierecht kan verschuldigd zijn. Indien een onroerend goed ten bezwarende titel wordt verkregen door twee of meer personen voor het vruchtgebruik en door een derde persoon voor de blote eigendom, kan artikel 9 W.Succ. immers van toepassing zijn, indien de blote eigenaar een erfgenaam is van de vruchtgebruikers. 92 Zie ook: N. VANDEBEEK, Het onroerend goed en het huwelijksvermogen, Mechelen, Kluwer, 2007, 331-332. 93 Verslagen CSW 1980, Dossier n° 1795, 354-369. 94 M. DONNAY, “Enregistrement – Acroissements en réversions – Rentes – Vente d’immeuble”, Rec.gén.enr.not. 1979, nr. 19. 91
30
Volgens WERDEFROY daarentegen moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de aanwas die geschiedt in geval van formeel vruchtgebruik (d.i. het vruchtgebruik dat onafhankelijk gevestigd is van de blote eigendom) en van causaal vruchtgebruik (d.i. het vruchtgebruik dat bestaat in hoofde van personen die eveneens de blote eigendom hebben verkregen). In geval van causaal vruchtgebruik ontstaat er vanaf het ogenblik van de verkrijging een vereniging van de beide hoedanigheden van vruchtgebruiker en blote eigenaar in dezelfde persoon (d.i. consolidatie), waardoor het vruchtgebruik eindigt. Vruchtgebruik is immers het recht om het genot te hebben op de zaak van een ander (artikel 578 BW): wanneer de blote eigendom en het vruchtgebruik in één hand zijn gekomen, gaat dit laatste recht als zelfstandig recht teniet en wordt het in eigendom opgelost. De aanwas van het vruchtgebruik in hoofde van langstlevende kan dan enkel het gevolg zijn van een beding van aanwas tussen de kopers dat nog niet aan het registratierecht werd onderworpen. Op het ogenblik van de aanwas moet dan nog een registratierecht worden geheven.95 Deze constructie wordt door WERDEFROY dus met een aankoop dat de volle eigendom tot voorwerp heeft, gelijkgeschakeld (cfr. infra). De administratie heeft zich bij de tweede zienswijze aangesloten.96 70. (2) De verkoper heeft in de eerste plaats het vruchtgebruik van zijn onroerend goed verkocht aan de kopers, met het beding van aanwas. Het onroerend goed is dus bezwaard met twee opeenvolgende vruchtgebruiken: het eerste vruchtgebruik is zuiver en eenvoudig; het andere is onderworpen aan de opschortende voorwaarde van overleving. Daarna verwerven de kopers de blote eigendom van het onroerend goed. Het eerste vruchtgebruik dooft uit wegens consolidatie met de blote eigendom. Het tweede vruchtgebruik, aan een voorwaarde van overleving onderworpen, is evenwel behouden. Er is immers geen vermenging geweest, aangezien de titularis nooit eigenaar is geweest van het aandeel in het onroerend goed waarop hij zijn vruchtgebruik zal uitoefenen wanneer de opschortende voorwaarde zich realiseert. Er is dus geen causaal vruchtgebruik. De langstlevende vruchtgebruiker verkrijgt het tweede vruchtgebruik rechtstreeks van de verkoper. Vermits de overeengekomen prijs zowel het actueel als het voorwaardelijk vruchtgebruik dekt, is er geen registratierecht verschuldigd op
95
J. GRILLET, “(Registratierechten – Grondregels van de heffing) Actuele rechtshandelingen en rechtshandelingen onder opschortende voorwaarde” in F. WERDEFROY, Registratierechten 2010-2011, Antwerpen, Kluwer, 2011, nr. 602. 96 Aanschrijving nr. 17, 22 oktober 1992, nr.E.E.93.225, T.Not. 1994, 94-101, met noot J. GRILLET.
31
het ogenblik van de aanwas.97 De hierboven besproken regels gelden echter niet wanneer de kopers van meet af aan de bedoeling hadden om de volle eigendom aan te kopen en de aankoop enkel kunstmatig in twee stappen werd opgesplitst (veinzing). Deze stelling, de stelling van Schreuder, wordt evenwel betwist en als kunstmatig beoordeeld.98
B. Schenking van het vruchtgebruik aan twee of meer personen met beding dat de langstlevende van hen de geheelheid van het vruchtgebruik zal genieten 71. Net zoals bij de verkoop van het vruchtgebruik aan twee personen met beding van aanwas, verkrijgt de langstlevende van de begiftigden het vruchtgebruik niet van zijn medebegiftigde, maar wel van de schenker.99 72. De akte moet worden uitgelegd als volgt: -‐
een onmiddellijke schenking van het vruchtgebruik van de onverdeelde helft van het goed aan elk van beide begiftigden;
-‐
een voorwaardelijke schenking van het deel van de eerststervende aan de overlevende.
73. Bij de schenking van een onroerend goed in vruchtgebruik zullen schenkingsrechten geheven worden rekening houdend met de respectieve leeftijd van de verkrijgende vruchtgebruikers en de respectieve verwantschapsband van de verkrijgende vruchtgebruikers met de schenker. Dit is een fundamenteel verschil met de verrichting ten bezwarende titel van het vruchtgebruik met beding van aanwas. Bij de vestiging van het vruchtgebruik wordt immers geen forfaitaire belasting geheven voor gans de duur van het vruchtgebruik, maar wordt
er
rekening
gehouden
met
de
respectieve
leeftijd
van
de
verkrijgende
97
J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, 2011, 313; J. GRILLET, “(Registratierechten – Grondregels van de heffing) Actuele rechtshandelingen en rechtshandelingen onder opschortende voorwaarde” in F. WERDEFROY, Registratierechten 2010-2011, Antwerpen, Kluwer, 2011, nr. 600; N. VANDEBEEK, Het onroerend goed en het huwelijksvermogen, Mechelen, Kluwer, 2007, 331; M. DONNAY, “Enregistrement. Acroissements et réserves – Rentes – Vente d’immeubles – Dontations d’immeubels”, Rec.gén.enr.not. 1979, nr. 19, vierde alinea en Verslagen CSW 1976, Dossier N° 1742, 387-388. 98 D. JUNGERS-POIRE en A. CULOT, “La tontine en droit fiscal”, Rec.gén.enr.not. 1992, 23-24: “Défendre que chacun acquiert d’abord une moitié en usufruit et ensuite la moitié en nue propriété grevée de l’usufruit acquis antérieurement nous paraît être de natur à justiefier qu’il y a acquisition pure et simple d’une moitié en pleine propriété.” 99 J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 1015.
32
vruchtgebruikers.100 Vandaar dat op het ogenblik van het overlijden van de eerststervende vruchtgebruiker (d.i. bij de aanwas van het vruchtgebruik) opnieuw schenkingsrechten worden geheven op de helft van het vruchtgebruik, volgens de graad van verwantschap tussen de schenker en de overlevende en volgens het tarief van toepassing ten tijde van de schenking, met inachtneming van de waarde van het vruchtgebruik berekend in functie van de leeftijd van de overlevende op het ogenblik van het overlijden van de eerststervende krachtens artikel 47 W.Reg. 101 Indien de vervulling van de opschortende voorwaarde en dus de aanwas geschiedt binnen de drie jaar na de schenking, moet in hoofde van elke begiftigde, de grondslag van de oorspronkelijke schenking en deze ten tijde van de aanwas worden samengevoegd.102 103 104
1.2. Overdracht is niet beperkt tot het vruchtgebruik
A. Verkoop van de volle eigendom aan twee of meer personen met beding dat de langstlevende onder hen volledig het vruchtgebruik zal genieten 74. Het vruchtgebruik is dan niet meer verbonden met de persoon van de verkoper; het gaat hier duidelijk om een overeenkomst van de kopers. De overdracht geschiedt door de vervulling van de opschortende voorwaarde waarvan de aanwas afhankelijk is (d.i. het overlijden van één van de kopers).105 75. Bij de aankoop wordt bijgevolg het verkooprecht geheven op de waarde van de volle eigendom van het onroerend goed, zonder rekening te houden met het beding van aanwas (artikel 15 W.Reg). Komt één van de kopers te overlijden, dan is de opschortende voorwaarde vervuld hetgeen aanleiding geeft tot de heffing van het verkoop- of schenkingsrecht 100
J. GRILLET, “(Registratierechten – Grondregels van de heffing) Actuele rechtshandelingen en rechtshandelingen onder opschortende voorwaarde” in F. WERDEFROY, Registratierechten 2010-2011, Antwerpen, Kluwer, 2011, nr. 601. 101 J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 1015. 102 Artikel 137 W.Reg. (d.i. de regel van progressievoorbehoud) 103 M.A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Gent, Larcier, 2007, nr. 322. 104 BOUCKAERT en MICHIELS echter lijken dezelfde principes toe te passen als bij een verkoop van het vruchtgebruik met aanwas van vruchtgebruik bij het overlijden van de eerststervende koper. Bij de aankoop wordt het schenkingsrecht geheven op de waarde die door partijen pro fisco in de akte is opgenomen; bij het overlijden van één van de deelgenoten wordt er geen bijkomend recht geheven (F. BOUCKAERT en D. MICHIELS, “Tontine en aanwas. Fiscale aspecten” in A. VERBEKE, H. DERYCKE en P. LALEMAN, Handboek Estate Planning, boek 7, Vermogensplanning. Alternatieve vormen, Gent, Larcier, 2010, 71-72, nr. 102.) 105 Aanschrijving nr. 17, 22 oktober 1992, nr.E.E.93.225, T.Not. 1994, nr. 8.
33
(naargelang de overeenkomst van aanwas onder bezwarende titel dan wel ten kosteloze titel wordt gekwalificeerd) in hoofde van de overlevende op de waarde van het vruchtgebruik op de helft van de eerststervende (rekening houdend met de leeftijd van de overlevende). Het tarief zoals van toepassing op het ogenblik van de aankoop wordt toegepast en de belastbare basis wordt beschouwd op de datum van de vervulling van de voorwaarde (artikel 16 W.Reg.) 106 De principes uiteengezet in randnummer 40 e.v. worden hier dus gewoon toegepast. Voorbeeld: Twee samenwonenden kopen elk voor de onverdeelde helft een woning aan, waarbij een beding van aanwas in vruchtgebruik wordt opgenomen in de aankoopakte. De woning is gelegen in het Vlaams Gewest. Een van beiden komt nadien te overlijden. De jaarlijkse bruto-huurwaarde van het woonhuis bedraagt 5.000 euro. De waarde van het vruchtgebruik wordt als volgt bepaald: De belastbare basis wordt bekomen door het bruto jaarlijks inkomen van het woonhuis te vermenigvuldigen met een coëfficiënt, vastgesteld volgens de leeftijd van de vruchtgebruiker. Wanneer de vruchtgebruiker 67 jaar is, dan bedraagt het coëfficiënt 8. Dit vermenigvuldigen met 5.000 euro geeft een belastbare basis van 40.000 euro. Slechts de helft van de woning in vruchtgebruik wast aan. Dus de verschuldigde registratierechten zijn: 20.000 euro x 10% = 2.000 euro.
76. Wanneer een overeenkomst van aanwas onder bezwarende titel is gesloten vanaf 1 januari 2002 (na 31 december 2001), zal in het Vlaams Gewest in principe een registratierecht van 10 procent moeten worden betaald op de waarde van het vruchtgebruik op het aandeel van de eerststervende. Is de overeenkomst van aanwas gesloten vòòr 1 janurari 2002, dan zal in principe een registratierecht van 12,5 procent verschuldigd zijn. Men zou dus in het Vlaams Gewest kunnen overwegen om de vroeger gesloten overeenkomst van aanwas in vruchtgebruik te beëindigen en een nieuwe overeenkomst van aanwas te sluiten.107 Partijen hebben immers de mogelijkheid om de overeenkomst in gemeenschappelijk akkoord hangende de voorwaarde, d.w.z. vòòr de vervulling van de voorwaarde, te verbreken. Daarbij zijn geen rechten verschuldigd. Beëindigt men de vroegere overeenkomst van aanwas en sluit men een nieuwe overeenkomst vanaf 1 januari 2002108, dan wordt bij het overlijden van de eerststervende het tarief van 10 procent toegepast in plaats van het vroegere tarief van 12,5 106
Aanschrijving nr. 17 van 22 oktober 1992, nr.E.E.93.225, T.Not. 1994, 96, nr. 8. Het tarief van 10% zal in het Vlaams Gewest niet van toepassing zijn als het beding van aanwas vòòr 1 januari 2002 werd afgesloten en automatisch is hernieuwd na 1 januari 2002, te weten zonder nieuwe wilsuiting van de partijen (D. MICHIELS, “De verklaring van aanwas en de fiscale gevolgen”, T.Not. 2008, afl. 6, 321-322, nr. 6). 108 Men zal er dan opnieuw op letten dat alle partijen op datum van de nieuwe akte gelijke kansen hebben om het aandeel van de andere te verwerven. 107
34
procent. Dit principe van de minst belastbare weg – gekend als de Brepolsdoctrine – wordt algemeen aanvaard, zelfs als die keuze enkel dient om belastingen te besparen. De hernieuwing van de aanwas behoort tot de privésfeer, bijgevolg is de antirechtsmisbruikbepaling (artikel 18 §2 W. Reg.) (nog)109 niet van toepassing.110 De vraag is echter, in het bijzonder wanneer er slechts een korte tijdspanne is tussen de beëindiging van de vroegere overeenkomst van aanwas en het sluiten van de nieuwe overeenkomst van aanwas, of de fiscale admininstratie geen veinzing kan inroepen. De mogelijkheid voor de fiscus om veinzing in te roepen houdt in dat de administratie het recht wordt toegekend om te bewijzen dat de in de akte weergegeven rechtshandeling niet met de werkelijkheid strookt. Indien de administratie dit bewijs levert, kan zij de belasting vorderen op de in werkelijkheid tussen de partijen tot stand gekomen rechtshandeling. Toegepast op het geval van de beëindiging van de overeenkomst van aanwas en het sluiten van een nieuwe overeenkomst van aanwas, stelt zich de vraag of de fiscus niet kan voorhouden dat de partijen bij de overeenkomst van aanwas deze niet echt wilden beëindigen.111
B. Schenking van de volle eigendom aan twee of meer personen met beding dat de langstlevende onder hen volledig het vruchtgebruik zal genieten 77. Het beding van aanwas in vruchtgebruik kan ook opgenomen worden in een schenkingsakte waarbij de volle eigendom wordt geschonken. Bij een goed verworven door schenking worden de evenredige schenkingsrechten toegepast op het aandeel van iedere begiftigde in het geschonken goed. Bij de verwezenlijking van de opschortende voorwaarde is de analyse gelijkaardig aan hetgeen vermeld staat in randnummer 75. 109
Er is een nieuwe antirechtsmisbruikbepaling goedgekeurd die van toepassing zal zijn op rechtshandelingen zowel in de privésfeer als in de economische sfeer (treedt in werking op 1 juni 2012). (J. VAN DYCK, “Nieuwe, meer ‘volwassen’ algemene antirechtsmisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, 3-8.) 110 J. GRILLET, “De nieuw verminderde registratierechten bij de aankoop van een onroerend goed in het Vlaamse gewest”, T.Not. 2002, p 269, nr. 52. 111 J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, nr. 1009. Naar zijn mening kan dit procedé geen veinzing uitmaken bij een tijdsinterval tussen de beëindiging en het sluiten van de nieuwe overeenkomst van aanwas, gezien de partijen de gevolgen van hun overeenkomst tot beëindiging zouden moeten respecteren hebben bij een overlijden van één van de partijen bij de overeenkomst van aanwas in de tussenperiode. Veinzing is in elk geval niet meer inroepbaar indien de voorwaarden van de nieuwe overeenkomst van aanwas niet meer dezelfde zijn als die van de beëindigde overeenkomst van aanwas, bijvoorbeeld wanneer een overeenkomst van aanwas wordt vervangen door een overeenkomst van aanwas met optie; zie ook F. BOUCKAERT en D. MICHIELS die geen enkel bezwaar hebben bij het beëindigen van de vroegere overeenkomst van aanwas en het sluiten van een nieuwe overeenkomst van aanwas met de bedoeling om bij het overlijden van de eerststervende onder een lager tarief te vallen (F. BOUCKAERT en D. MICHIELS, “Tontine en aanwas. Fiscale aspecten” in A. VERBEKE, H. DERYCKE en P. LALEMAN, Handboek Estate Planning, boek 7, Vermogensplanning. Alternatieve vormen, Gent, Larcier 2010, 73, nr. 104.)
35
Hoofdstuk 2: Aanwas ten voordele van de langstlevende der verkopers of schenkers 2.1. Onroerende goederen 78. Vaak willen ouders bij leven een deel van hun vermogen overdragen aan hun kinderen, maar dat de langstlevende gedurende zijn of haar leven nog kan genieten van het volledige vruchtgebruik over de geschonken goederen. Hoe kan dit bereikt worden? 79. Met een beding van aanwas in vruchtgebruik ten voordele van de langstlevende van de schenkers, geformuleerd als een last.112 De echtgenoten zullen een gemeenschappelijk goed (of een tussen hen bestaande onverdeeldheid) schenken aan hun kind, onder voorbehoud van vruchtgebruik voor elk van hen, met als last dat de begiftigde aan elke schenker, bij vooroverlijden van de andere schenker, het vruchtgebruik laat van hetgeen is geschonken door de eerststervende schenker. In dit geval is er sprake van een aanwas van de helft van het vruchtgebruik ten voordele van de langstlevende echtgenoot. 113 Zonder die last zou de langstlevende slechts de helft in vruchtgebruik op het geschonken goed overhouden, vermits het vruchtgebruik van de eerststervende zou uitdoven.114 80. De fiscale administratie heeft beslist dat wanneer twee of meer personen samen goederen verkopen of schenken met voorbehoud van vruchtgebruik ten bate van de langstlevende onder hen, mag aangenomen115 worden dat de langstlevende het vruchtgebruik op het volledige goed bekomt ingevolge een last door hem aan de koper of begiftigde opgelegd als tegenprestatie van de door hem overgedragen goederen. 116 De verkrijging van het vruchtgebruik is dan als afhankelijke bepaling (artikel 14 W.Reg.) niet aan het evenredig recht onderworpen. M.a.w. alleen de verkoop- of de schenkingsakte geeft aanleiding tot de onmiddellijke heffing van het verkoop- respectievelijk het schenkingsrecht op de waarde van 112
J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, voetnoot 104. 113 T. DUMONT en H. PEETERS, “Bedingen van aanwas en terugval van het vruchtgebruik. Commentaar bij een parlementaire vraag van 4 maart 2011”, Registratierechten 2011, afl. 2, 16 en M. A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Gent, Larcier, 2007, nr. 193 en 316. 114 J. RUYSSEVELDT, “Knelpunten bij schenkingen” in C. CHRISTOPH, A. VERBEKE en L. WEYTS, Notariële actualiteit 2008-2009, Brussel, Larcier, 2009, nr. 17. 115 Het betreft aldus een vermoeden. 116 Aanschr. van 9 augustus 1941, nummer R14/01-01 (voor echtgenoten) en nummer R14/02-01 (voor andere personen), Rec.gén.enr.not. nr. 18214, 285-288 en Circulaire nr. 3/2005 (AFZ/2005 – Dos. E.E./L. 144) van 5 april 2005 waarin de Administratie haar beslissing van 9 augustus 1941 bevestigt.
36
de volle eigendom; er is geen nieuw recht verschuldigd bij het overlijden van de eerststervende. 81. Dit standpunt geldt ook bij de verkoop of schenking door twee echtgenoten van ofwel gemeenschappelijke goederen, ofwel eigen goederen, ofwel gemeenschappelijke en eigen goederen.117 82. Indien in de akte evenwel uitdrukkelijk werd bepaald dat de aanwas van vruchtgebruik geschiedt als gevolg van een door de eerststervende aan de langstlevende toegestane schenking van het onverdeeld aandeel van het vruchtgebruik, geeft de verkrijging van vruchtgebruik toch aanleiding tot heffing van schenkingsrechten. Deze schenkingsrechten worden berekend op het aangewassen vruchtgebruik volgens de verwantschap tussen de schenker en de verkrijgende vruchtgebruiker, met inachtneming van de waarde van het vruchtgebruik op de datum van de aanwas, berekend volgens de leeftijd van de verkrijgende vruchtgebruiker op dat ogenblik. Indien het gaat om echtgenoten kan de heffing vermeden worden wanneer de schenking wordt vernietigd door de rechter wegens overtreding van artikel 1097 BW (dat wederzijdse schenkingen tussen echtgenoten in één en dezelfde akte verbiedt) voorafgaand aan de betaling van het recht.118 83. Bovenstaande zienswijze van de fiscale administratie is gesteund op de beslissing van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent in een vonnis van 19 maart 1941.119 Het betrof een schenking uitgaande van twee echtgenoten, met voorbehoud van vruchtgebruik met volgende vermelding: “het vruchtgebruik van de geschonken goederen komt toe aan de begiftigde vanaf het overlijden van de langstlevende van de schenkers”. De Rechtbank oordeelde dat een schenking niet vermoed wordt; dat, om geldig te zijn, een schenking moet plaatsvinden conform de vereisten van artikel 931 e.v. BW en dat zij moet aanvaard worden, hetgeen in casu niet gebeurd was; en dat de schenking als wederzijdse schenking tussen echtgenoten in één en dezelfde akte ongeldig zou zijn wegens miskenning van artikel 1097 BW. Aangezien niet vermoed kan worden dat partijen een nietige overeenkomst hebben tot stand willen brengen, moet het beding van aanwas niet geïnterpreteerd worden in de zin van een 117
J. BAEL, “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 24. 118 S. VANMAELE en T. CARNEWAL, “Schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker: de artikelen 4, 3° Vl. en Br.W.Succ.R en 131 bis Wal.W.Reg. gewikt en gewogen”, Not.Fisc.M. 2011, afl. 5, 134. 119 Rb. Gent 19 maart 1941, Rec.gén.enr.not. nr. 18.214, 289-292.
37
wederzijdse schenking tussen schenkers of verkopers, maar in de zin van een last die door elk van beiden werd opgelegd aan de begiftigden. 84. We kunnen dus besluiten dat de redactie van het beding van aanwas de nodige aandacht vereist, niet alleen omwille van civiele redenen - er dient over te worden gewaakt dat de clausule niet kan worden geïnterpreteerd als een verboden wederkerige schenking wanneer de schenkers gehuwd zijn (artikel 1097 BW) - maar ook omwille van fiscale redenen. Of er al dan niet registratierechten verschuldigd zijn, is immers afhankelijk van de formulering van het beding van aanwas: telkens wanneer in de akte niet uitdrukkelijk vermeld wordt dat de echtgenoten elkaar begiftigen, zal het beding in die zin uitgelegd worden dat de langstlevende echtgenoot zijn recht van vruchtgebruik van de goederen van de eerststervende verkrijgt van de begiftigde(n), als last van de door hem/haar verleende schenking.120 85. De verkrijging van het vruchtgebruik zal echter – ook al werd het beding van aanwas niet opgesteld als een uitdrukkelijke schenking – toch aanleiding geven tot heffing van het schenkingsrecht wanneer de begunstigde van het beding geen goederen of, in verhouding tot de eerststervende, slechts geringe goederen heeft verkocht of geschonken.121 Veronderstel de volgende situatie122: bij notariële akte schenken twee echtgenoten aan hun zoon verschillende onroerende goederen ter waarde van 1.500.000 EUR, die tot het eigen vermogen van vader behoren, alsook een onroerend goed dat aan beide echtgenoten toebehoort met een waarde van 20.000 EUR, dit alles met voorbehoud van vruchtgebruik en onder last van de door beide schenkers toegestane schenkingen voor de begiftigde om kosteloos het vruchtgebruik af te staan aan de overlevende van de door de eerststervende geschonken goederen. Vader overlijdt acht maanden na de schenking. De waarde van het vruchtgebruik dat aan de moeder toekomt (150.000 EUR vruchtgebruik) overschrijdt de waarde van de door haar geschonken goederen (10.000 EUR blote eigendom) in aanzienlijke mate.123 In dat geval kan niet volgehouden worden dat de afstand van het vruchtgebruik een eenvoudige last is van de door haar gedane schenking. Het gaat om een schenking door de zoon aan zijn moeder onder opschortende voorwaarde (het overleven van de moeder), zodat in eerste instantie het vast recht wordt 120
E. SPRUYT, “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, 74-75 en M. A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Gent, Larcier, 2007, nr. 193 en 316. 121 S. VANMAELE en T. CARNEWAL, “Schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker: de artikelen 4, 3° Vl. en Br.W.Succ.R en 131 bis Wal.W.Reg. gewikt en gewogen”, Not.Fisc.M. 2011, afl. 5, 134. 122 Gebaseerd op de situatie omschreven in Verslagen CSW 1969, Dossier n° 1500, 393-404. 123 In casu was er ook een verschil in ouderdom tussen de echtgenoten op het ogenblik van de schenking en was de gezondheidstoestand van de vader precair.
38
geheven; op het ogenblik van de vervulling van de voorwaarde, zal het schenkingsrecht worden geheven op de schenking van het vruchtgebruik van de zoon aan de moeder, onder aftrek van het reeds geheven recht op de schenking van de moeder aan de zoon.124 In deze situatie kan men niet anders dan aanvaarden dat op het ogenblik van het overlijden van de man, het schenkingsrecht dat geldt tussen echtgenoten van toepassing is. Het is immers ten gevolge van de schenking van de man dat de weduwe het vruchtgebruik van de geschonken goederen kan behouden.125
2.2. Roerende goederen 86. Voor aanwasbedingen van roerende goederen geldt dezelfde redenering als voor aanwasbedingen die betrekking hebben op onroerende goederen. De fiscale administratie gaat er ook in dit geval vanuit dat wanneer twee of meer personen samen roerende goederen schenken of verkopen met voorbehoud van vruchtgebruik ten behoeve van de langstlevende, er mag worden aangenomen dat de overlevende het vruchtgebruik bekomt ingevolge een last door hem aan de begiftigde of koper opgelegd als tegenprestatie van de door hem overgedragen goederen. De aanwas van het vruchtgebruik is dan niet onderworpen aan schenkingsrechten (noch successierechten). Maar aanwasbedingen van roerende goederen die als een schenking worden gekwalificeerd (partijen hebben dit uitdrukkelijk bedongen of de prestaties tussen de vruchtgebruikers zijn zodanig onevenwichtig dat de aanwas ten bate van de langstlevende onbetwistbaar overkomt als een schenking), vallen onder het toepassingsgebied van artikel 4,3° Vl. en Br.W.Succ. De langstlevende van de schenkers dient m.a.w. successierechten – en geen schenkingsrechten – te betalen op de waarde van het vruchtgebruik. Deze worden berekend volgens zijn leeftijd op het ogenblik van het overlijden van de eerststervende schenker.126 127 124
N. VANDEBEEK, Het onroerend goed en het huwelijksvermogen, Mechelen, Kluwer, 2007, 329-330 en Verslagen CSW 1969, Dossier n° 1500, 399-400. 125 M. DONNAY, “Enregistrement. Acroissements et réserves – Rentes – Vente d’immeubles – Dontations d’immeubels”, Rec.gen.enr.not. 1979, 21-22, nr. 18 en A. CULOT en J. LARDINOIS, “Incidence d’une clause d’acroissement ou de réversion en droits d’enregistrement et de succession” in T. BLOCKEREYE, H. CASMAN en A. CULOT, Les droits de jouissance. Aspects civils et fiscaux, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2007, 195-197. 126 S. VANMAELE en T. CARNEWAL, “Schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker: de artikelen 4, 3° Vl. en Br.W.Succ.R en 131 bis Wal.W.Reg. gewikt en gewogen”, Not.Fisc.M. 2011, afl. 5, 135; J. RUYSSEVELDT, “Knelpunten bij schenkingen” in C. CHRISTOPH, A. VERBEKE en L. WEYTS, Notariële actualiteit 2008-2009, Brussel, Larcier, 2009, nr. 17-18 en M. A. MASSCHELEIN, Schenking bij notariële akte, Gent, Larcier, 2007, nr. 329. 127 In het Waals Gewest is de aanwas van vruchtgebruik wel aan het schenkingsrecht onderworpen wanneer het aanwasbeding neerkomt op een schenking. Het gaat hier om een vlak tarief aangezien de uitzonderingsbepaling van artikel 131bis, §3, 2° Wal.W.Reg. van toepassing is (op voorwaarde dat de aanwas van een recht van
39
Deel III: Andere formules met aanwassend vruchtgebruik Hoofdstuk 1: Gekruiste aankoop van blote eigendom en vruchtgebruik (de clausule Istas) 87. Gekruist vruchtgebruik ontstaat wanneer de kopers van het vruchtgebruik ook gezamenlijk de blote eigendom aankopen, maar gekruist. Koper A koopt de onverdeelde helft A in vruchtgebruik en de andere onverdeelde helft B in blote eigendom. Koper B koopt de onverdeelde helft B in vruchtgebruik en de andere onverdeelde helft A in blote eigendom. Bij gekruist vruchtgebruik dooft bij het overlijden van bijvoorbeeld koper A diens vruchtgebruik uit op de onverdeelde helft A. Zijn erfgenamen krijgen aldus alleen de blote eigendom van de onverdeelde helft B. De langstlevende deelgenoot B verwerft door aanwas de volle eigendom van de ene helft A en behoudt het vruchtgebruik op de andere helft B.128 88. Het gaat hier niet werkelijk om een beding van aanwas in vruchtgebruik (het is een tontinebeding), maar het betreft alleszins een goed alternatief. Net zoals bij een beding van aanwas in vruchtgebruik, zal de langstlevende het vruchtgebruik van gans het goed bekomen. Waarom wat betreft de tontinebedingen alleen de clausule Istas wordt besproken, wordt duidelijk in randnummer 92. 89. Op deze verrichting zijn bij het eerste overlijden geen registratierechten verschuldigd, want bij overlijden van de eerststervende zal zijn onverdeelde helft in vruchtgebruik enkel aanwassen bij de blote eigendom van die onverdeelde helft. Deze aanwas gebeurt uit kracht van wet. In principe is de blote eigenaar niet gehouden tot een betaling van een vergoeding en is er dus geen belastbare materie. Bijgevolg geeft deze uitdoving geen aanleiding tot heffing van het evenredig registratierecht.129 De verrichting valt echter wel onder toepassing van artikel 9 W.Succ. Dit artikel bepaalt dat roerende of onroerende goederen onder bezwarende vruchtgebruik betrekking heeft op financiële instrumenten) (S. VANMAELE en T. CARNEWAL, “Schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker: de artikelen 4, 3° Vl. en Br.W.Succ.R en 131 bis Wal.W.Reg. gewikt en gewogen”, Not.Fisc.M. 2011, afl. 5, 135-136.) 128 J. RUYSSEVELDT, Samenwonenden en onroerend goed, Mechelen, Kluwer, 2007, 81-83; J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, 2011, 242-242, nr. 3.128; J. GRILLET, “(Registratierechten – Grondregels van de heffing) Actuele rechtshandelingen en rechtshandelingen onder opschortende voorwaarde” in F. WERDEFROY, Registratierechten 2010-2011, Antwerpen, Kluwer, 2011, nr. 6022; A. VERBEKE en S. SNAET, “Zakelijke rechten en vermogensplanning – Recht van gebruik en bewoning – Erfpacht, Themis 2008-2009, nr. 24; S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd”, NJW 2008, 384. 129 K. VERHEYDEN, “Registratierechten bij erfpacht, opstal en vruchtgebruik”, in L. MAES, H. DE CNIJF en L. DE BROECK, Fiscaal praktijkboek 2007-2008. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2007, 260.
40
titel verkregen voor het vruchtgebruik door de overledene en voor de blote eigendom door een erfgenaam, legataris of begiftigde, fictief geacht worden voor de volle eigendom tot de nalatenschap van de overledene te behoren, en door de eerstgenoemde als bijzonder legaat te zijn verkregen. Wanneer de kopers erfgenamen of legatarissen van elkaar zijn, dan kunnen er in hoofde van de blote eigenaar successierechten verschuldigd zijn, namelijk wanneer geen tegenbewijs kan geleverd worden. De blote eigenaar zal moeten aantonen dat voormelde operatie onder bezwarende titel is gebeurd, bv. door te bewijzen dat hij bij de aankoop voldoende persoonlijke gelden had om zijn deel zelf te betalen.130 90. Nochtans rijst de vraag of het wel mogelijk is om enerzijds een onverdeelde helft in blote eigendom aan te kopen en een onverdeelde helft in vruchtgebruik en anderzijds te beweren dat men niet één onverdeelde helft in volle eigendom aankocht. Is er dan geen sprake van vermenging? De geldigheid wordt dan ook betwist. Het Comité voor Studie en Wetgeving van de Koninklijke Federatie van het Belgische Notariaat is van oordeel dat er geen vermenging optreedt, waardoor de clausule Istas dus rechtsgeldig zou kunnen worden gebruikt.131 De Franse rechtsleer is de tegenovergestelde mening toegedaan.132 91. De twijfel omtrent de rechtsgeldigheid van deze clausule alsook de minder interessante fiscale bejegening van deze clausule (het vermoeden van artikel 9 W.Succ.)133, zijn redenen waarom de clausule Istas niet zo in trek was.134 92. Nu in Vlaanderen met ingang vanaf 1 januari 2007 het successierecht op de gezinswoning ten voordele van de langstlevende partner – ook wanneer het om samenwoners gaat – is afgeschaft en het dus vanuit dit opzicht interessanter is om successierechten te ondergaan, dan wel registratierechten (zoals bij het beding van aanwas het geval is), zou het wel eens kunnen zijn – mede in het licht van het wettelijk erfrecht in vruchtgebruik op de gezinswoning ten
130
G. RASSON, “Tontine – aspect civil et fiscal”, Rev.not.b. 1990, 318. Verslagen CSW 1980, Dossier n° 1795, 365-369. 132 B. PACAUD en F. PUJOL, “La clause d’acquisition au profit du survivant des acquéreurs et les acquisitions croisées: analyse fiscale”, Rép. Defrénois 1991, 654-655 en D. JUNGERS-POIRE en A. CULOT, “La tontine en droit fiscal”, Rec.gén.enr.not. 1991, nr. 2405, 22. 133 MAES wijst er echter op dat deze clausule wel fiscaal interessant kan zijn: wanneer beide deelgenoten kunnen bewijzen dat ze elk hun aandeel betaald hebben bij de aankoop, is er immers geen enkele belasting verschuldigd! (S. MAES, “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd”, NJW 2008, 384). 134 E. SPRUYT, Afschaffing van de verdriettaks op de Vlaamse gezinswoning: Commentaar bij het Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 juli 2006, Mechelen, Kluwer 2007, nr. 72. 131
41
behoeve van de wettelijk samenwonende135 – dat de oude clausule Istas van onder het stof wordt gehaald. Op die manier zullen de partijen zeker zijn dat ze kunnen genieten van de vrijstelling in artikel 48§2, derde lid Vl.W.Succ., hetgeen bij het beding van aanwas en de klassieke tontine (clausule Defrénois en clausule Raucent) onmogelijk is.136
Hoofdstuk 2: Gesplitste aankoop van blote eigendom en vruchtgebruik 93. Het is de situatie waarbij de koper bestaat uit twee personen; de ene het vruchtgebruik verwervend en de andere de blote eigendom. Bij het overlijden van de vruchtgebruiker houdt het vruchtgebruik op te bestaan en zal de blote eigenaar de geheelheid in volle eigendom verkrijgen. Bij het overlijden van de blote eigenaar zal de vruchtgebruiker zijn rechten verder kunnen uitoefenen. Er zijn in beide gevallen geen registratierechten verschuldigd. Wanneer beide kopers erfgenamen zijn van elkaar, kan het vermoeden van artikel 9 W.Succ. optreden. Er is ook hier een vermoeden van legaat, nl. dat de blote eigenaar zijn deel in de prijs niet heeft betaald, maar dat de vruchtgebruiker dit alles heeft voldaan. Maar ook dit vermoeden kan weerlegd worden. Dit vermoeden van legaat valt bovendien weg, indien wordt aangekocht onder de constructie eigendom voor de ene en een recht van bewoning voor de andere.137 94. De gesplitste aankoop is evenmin een aanwasbeding, want daartoe moeten de kopers zakelijke rechten hebben van gelijke aard. Hier verkrijgt de ene het vruchtgebruik; de andere de blote eigendom. 138 Maar het is ook een techniek die kan gebruikt worden om de langstlevende partner te begunstigen, zonder geconfronteerd te worden met de reservataire aanspraken van de kinderen. Bijvoorbeeld: de man koopt het vruchtgebruik van een onroerend goed; de vrouw de blote eigendom. Bij het overlijden van de man zal de vrouw de volle eigendom bekomen. Enkel de eventueel geschonken gelden (door de man aan de vrouw
135
Om onder toepassing van artikel 9 W.Succ. te kunnen vallen, zullen de kopers erfgenamen of legatarissen van mekaar moeten zijn. Sinds 2007 is er echter een wettelijk erfrecht in vruchtgebruik op de gezinswoning ten behoeve van de wettelijk samenwonenden aangenomen, waardoor deze voorwaarde (anders dan in het verleden) geen enkel probleem is. 136 E. SPRUYT, Afschaffing van de verdriettaks op de Vlaamse gezinswoning: Commentaar bij het Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 juli 2006, Mechelen, Kluwer 2007, 96, nr. 72. 137 L. WEYTS, Notarieel contractenrecht 1: verkoop uit de hand, vrijwillige openbare verkoop, Antwerpen, Kluwer, 1999, 231. 138 L. WEYTS, Notarieel contractenrecht 1: verkoop uit de hand, vrijwillige openbare verkoop, Antwerpen, Kluwer, 1999, 231.
42
om de blote eigendom te kopen) zullen op het beschikbaar deel aangerekend worden, ook al is het onroerend goed ondertussen in waarde toegenomen. 95. In deze context dient er wel een zeer goede verstandhouding tussen beide partners te bestaan. Ingevolge deze formule bezit de blote eigenaar immers geen genotsrechten. Bij onenigheid met de andere medekoper (de vruchtgebruiker) kan hij zonder enig verhaal de woning worden uitgezet.139
139
J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successieplanning, 2011, 314, nr. 3.184.
43
Besluit 96. In deze bijdrage staan de fiscale implicaties van de aanwasovereenkomst in vruchtgebruik centraal. Wanneer we terugblikken naar de uiteenzetting in deel II, kunnen we alvast concluderen dat de fiscale gevolgen van bedingen van aanwas in vruchtgebruik bijzonder complex zijn. Hoewel in beginsel de vervulling van de opschortende voorwaarde de heffing van het verkooprecht of het schenkingsrecht met zich meebrengt, is dit niet altijd het geval bij het beding van aanwas in vruchtgebruik. Met de aanschrijving van 22 oktober 1992 heeft de fiscale administratie de fiscale gevolgen van het beding van aanwas in vruchtgebruik in de verschillende situaties uiteengezet, hetgeen voor rechtszekerheid heeft gezorgd. Wat echter te betreuren valt, is dat de logica van de opbouw van deze aanschrijving soms ver te zoeken is. Zo is een beding van aanwas in vruchtgebruik niet mogelijk wanneer de kopers enkel het vruchtgebruik hebben verworven en toch spreekt de fiscale administratie van ‘een beding van aanwas in vruchtgebruik waarbij de overdracht beperkt is tot het vruchtgebruik’. 97. Nu het fiscale aspect in dit werk uitvoeriger besproken is dan het civielrechtelijke, kan niet genoeg onderstreept worden dat de juridische zekerheid en het juridisch comfort dat het beding van aanwas (in vruchtgebruik) - in vergelijking met het testament - de langstlevende ongehuwde partner biedt, een uitermate belangrijk element is. Een facet dat soms wel eens over het hoofd wordt gezien en dat minstens zo belangrijk is als het fiscale aspect, om niet te zeggen belangrijker.140 Men zegt wel eens: “Wil men de juridische zekerheid, dan moet men bereid zijn om daarvoor een prijs te betalen.” Deze uitdrukking moet echter vandaag de dag toch wel wat gerelativeerd worden. In de rechtsleer is men immers op zoek gegaan naar constructies die dezelfde juridische zekerheid van het beding van aanwas bieden, maar tegelijkertijd fiscaal gunstiger zijn. Het beding van aanwas met optie is de oplossing die werd aangereikt, maar de clausule ‘Istas’ is een even interessant alternatief, althans wanneer het de gezinswoning betreft. Wordt het spel correct gespeeld, dan zal er geen enkele belasting verschuldigd zijn!
140
E. SPRUYT, P. DONS en J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids successierecht & - planning, 2003, III/1280.
44
Bibliografie 1. Wetgeving in de ruime zin ∗ Aanschrijving van 9 augustus 1941, Rec.gén.enr.not. nr. 18214, 285-288. ∗ Aanschrijving nr. 17 van 22 oktober 1992, nr.E.E.93.225, T.Not. 1994, 94-101, met noot J. GRILLET. ∗ Besl. 10 mei 2004, nr. E.E./99.969, www.fisconet.be ∗ Circulaire nr. 3/2005 (AFZ/2005 – Dos. E.E./L. 144) van 5 april 2005. ∗ Vraag nr. 839 van de heer van Biesen van 14 juni 2005 – Antwoord van de Minister van Financiën van 8 juli 2005, Vr. & Antw. Kamer, 51086, 11 juli 2005, 15000-15001. 2. Rechtsleer ∗ BAEL, J., “Bedingen van aanwas met optie”, T.Not. 2005, 50-82. ∗ BAEL, J., “De bedingen van aanwas en de tontinebedingen” in Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 89-289. ∗ BAEL, J., “Het beding van aanwas” in C. DE WULF, Notarieel familierecht en familiaal vermogensrecht. Het opstellen van notariële akten, Mechelen, Kluwer, 2011, 609-716. ∗ BAEL, J., “Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen” in Reeks Notariële Praktijkstudies, Mechelen, Kluwer, 2006, 1040p. ∗ BOUCKAERT F. en MICHIELS, D., “Tontine en aanwas. Fiscale aspecten” in A. VERBEKE, H. DERYCKE en P. LALEMAN, Handboek Estate Planning, boek 7, Vermogensplanning. Alternatieve vormen, Gent, Larcier 2010, 45-78. ∗ BUYSSE, E., “Het onroerend goed en het beding van aanwas: het fiscaal kostenplaatje versus de burgerrechtelijke zekerheid”, TFR 2008, afl. 338, 324-326. ∗ COOPMAN, B. “Het aanwas- en tontinebeding ter vermijding van schenkings- of successierechten”, Not.Fisc.M. 1999, 135-145. ∗ CULOT A. en LARDINOIS, J., “Incidence d’une clause d’acroissement ou de réversion en droits d’enregistrement et de succession” in T. BLOCKEREYE, H. CASMAN en A. CULOT, Les droits de jouissance. Aspects civils et fiscaux, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2007, 187-208. ∗ DE BACKER, M., “De tontine en het beding van aanwas en de mogelijkheid tot vereffening-verdeling”, Not.Fisc.M. 1997, 202-208.
45
∗ DE PAGE, Ph., “Une clause de tontine ou d’acroissement en usufruit entre époux privet-elle les enfants d’un premier lit du droit de demander la conversion de l’usufruit du conjoint survivant?” in Versl.CSW 1995-1996, Dossier n°1950, 307-312. ∗ DONNAY, M., “Enregistrement. Acroissements et réserves – Rentes – Vente d’immeubles – Dontations d’immeubels”, Rec.gén.enr.not. 1979, 5-29. ∗ DUMONT, T. en PEETERS, H., “Bedingen van aanwas en terugval van het vruchtgebruik. Commentaar bij een parlementaire vraag van 4 maart 2011”, Registratierechten 2011, afl. 2, 14-17. ∗ GRILLET, J., “(Registratierechten – Grondregels van de heffing) Actuele rechtshandelingen en rechtshandelingen onder opschortende voorwaarde” in F. WERDEFROY, Registratierechten 2010-2011, Antwerpen, Kluwer, 2011, 705-783. ∗ GRILLET, J., “Afhankelijke en onafhankelijke beschikkingen” in F. WERDEFROY, Registratierechten 2010-2011, Antwerpen, Kluwer, 2011, 783-795. ∗ GRILLET, J., “De nieuw verminderde registratierechten bij de aankoop van een onroerend goed in het Vlaamse gewest”, T.Not. 2002, 254-340. ∗ JUNGERS-POIRE, D. en CULOT, A., “La tontine en droit fiscal”, Rec.gén.enr.not. 1992, 7-26. ∗ KFBN, ”Aanwasbedingen met optie”, Versl.CSW 2004, dossier 4372, 2005, 296-371. ∗ MAES, S., “Bedingen van aanwas en tontine. Opnieuw rechtsfiguren uit grootvaders tijd”, NJW 2008, 378-393. ∗ MASSCHELEIN, M.A., Schenking bij notariële akte, Gent, Larcier, 2007, 322p. ∗ MICHIELS, D., “Aanwas of erfenis, over aanwasbedingen met optie”, Not.Fisc.M. 2007, afl. 5-6, 138-142. ∗ MICHIELS, D., “Actuele ontwikkelingen inzake bedingen van tontine en aanwas”, Not.Fisc.M. 2001, 1-28. ∗ MICHIELS, D., “ Bedingen van tontine en aanwas”, RW 1995-96, 969-983. ∗ MICHIELS, D., “De verklaring van aanwas en de fiscale gevolgen”, T.Not. 2008, afl. 6, 319-324. ∗ MICHIELS, D., “Huwelijkscontracten als instrumenten van vermogensplanning”, AFT 2008, 4-40. ∗ MICHIELS, D., Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, 94p. ∗ NIJBOER, N., “Contractuele regelingen tussen echtgenoten en samenwoners”, TEP 2008, afl. 4, 2.
46
∗ NIJS, A., “Aanwas of terugvalling van vruchtgebruik”, Successierechten 2000-2001, afl. 9, 6. ∗ NIJS, A., “Twee actuele fiscale knelpunten inzake het beding van aanwas” in B. TILLEMAN en A. VERBEKE, Knelpunten kanscontracten, Antwerpen, Intersentia, 2004, 81-101. ∗ NIJS, A. en RUYSSEVELDT. J., “Beding van aanwas met optie”, Registratierechten 2004-2005, afl. 2, 4. ∗ PACAUD, B. en PUJOL, F., “La clause d’acquisition au profit du survivant des acquéreurs et les acquisitions croisées: analyse fiscale”, Rép. Defrénois 1991, 654655. ∗ PUELINCKX-COENE, M., “Voortdurendende liefde, voortdurende gulheid? Nog maar eens over bedingen van aanwas en tontine, een ander verhaal dat nooit eindigt”, T.Not. 2007, 262-272. ∗ RASSON, G., “Tontine – aspect civil et fiscal”, Rev.not.b. 1990, 118. ∗ RAUCENT, L., “La clause d’attribution de l’usufruit au survivant des époux, Rev.not.b. 1971, 362-365. ∗ RUYSSEVELDT, J., “Knelpunten bij schenkingen” in C. CRISTHOPH, A. VERBEKE en L. WEYTS, Notariële actualiteit 2009-2009, Brussel, Larcier, 2009, 1-26. ∗ RUYSSEVELDT, J., Praktijkgids successieplanning, 2011, 900p. ∗ RUYSSEVELDT, J., “Registratierechten. Verwerving onroerend goed. Tontine” in X., Fiscaal vermogensbeheer, Bijzonder deel II, hoofdstuk I, 1-5000 – Bijzonder deel II, hoofdstuk I, 1-12100. ∗ RUYSSEVELDT, J., Samenwonenden en onroerend goed, Mechelen, Kluwer, 2007, 124p. ∗ SPRUYT, E., Afschaffing van de verdriettaks op de Vlaamse gezinswoning: Commentaar bij het Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 juli 2006, Mechelen, Kluwer 2007, 144p. ∗ SPRUYT, E., “De schenking: het paradepaard van de successieplanning”, AFT 2008, 17-138. ∗ SPRUYT, E., DONS, P. en RUYSSEVELDT, J., Praktijkgids successierecht & - planning, 2003, 1032p. ∗ SPRUYT, E., “Tontine/Aanwas m.b.t. roerende goederen: Minister neemt standpunt in”, Notariaat 2005, nr. 13, 1-6.
47
∗ VAN BOXSTAEL, K., “Vlaamse successierechten: gezinswoning vrijgesteld in het voordeel van de langstlevende partner (of toch bijna altijd)”, TEP 2007, afl. 3, 207340. ∗ VANDEBEEK, N., Het onroerend goed en het huwelijksvermogen, Mechelen, Kluwer, 2007, 397p. ∗ VANDEBEEK, N., Schenkingen en legaten van onroerende goederen, Mechelen, Kluwer, 2009, 350p. ∗ VAN DYCK, J., “Nieuwe, ‘meer’ volwassen algemene antirechtsmisbruikbepaling”, Fiscoloog 2012, 3-8. ∗ VANMAELE, S. en CARNEWAL, T., “Schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker: de artikelen 4, 3° Vl. en Br.W.Succ.R en 131 bis Wal.W.Reg. gewikt en gewogen”, Not.Fisc.M. 2011, afl. 5, 133-137. ∗ VERBEKE, A., “Creatief met het vruchtgebruik”, T.Not. 1999, nr. 22-23. ∗ VERBEKE, A. en SNAET, S., “Zakelijke rechten en familiale vermogensplanning. Vruchtgebruik - Recht van gebruik en bewoning - Erfpacht, Themis 2008-2009, nr. 52, 43. ∗ VERHEYDEN, K., “Registratierechten bij erfpacht, opstal en vruchtgebruik”, in L. MAES, H. DE CNIJF en L. DE BROECK, Fiscaal praktijkboek 2007-2008. Indirecte belastingen, Mechelen, Kluwer, 2007, 263-290. ∗ Verslagen CSW 1969, Dossier n° 1500, 393-404. ∗ Verslagen CSW 1976, Dossier n° 1742, 380-389. ∗ Verslagen CSW 1980, Dossier n° 1795, 354-369. ∗ Verslagen CSW 1990, Dossier n° 1906, 299-310. ∗ VERSTRAETE, J., “Terugvallend vruchtgebruik en successierecht (artikel 4,3° W.Succ.)”, T.Not. 2009, afl. 10, 558-566. ∗ WEYTS, L., Notariële actualiteit 2008-2009, Brussel, Larcier, 2009, 1-26. ∗ WEYTS, L., Notarieel contractenrecht 1: verkoop uit de hand, vrijwillige openbare verkoop, Antwerpen, Kluwer, 1999, 382p. ∗ WEYTS, L., Notarieel Fiscaal recht: de registratie van notariële akten en hun gevolgen op fiscaal vlak, Mechelen, Kluwer, 2005, 536p.
48
3. Rechtspraak ∗ Cass. 11 april 1980, Arr.Cass. 1979-80, 996. ∗ Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-09, 1436, noot D. MICHIELS. ∗ Gent 16 december 2004, T.Not. 2006, 126. ∗ Gent 18 december 2003, NJW 2004, 416. ∗ Rb. Mechelen 7 mei 2008, T.Not. 2009, 240. ∗ Rb. Leuven 7 december 2007, TFR 2008, 322-324, noot E. BUYSSE. ∗ Rb. Mechelen 26 oktober 2005, T.Not. 2006, 418, noot L. WEYTS. ∗ Rb. Brussel 18 april 2005, CABG 2006/6, 54, noot D. MICHIELS, “Over het verval van het beding van aanwas”. ∗ Rb. Gent 2 september 2003, T.Not. 2005, 409. ∗ Rb. Brussel 12 september 1997, JLMB 1999, 1018. ∗ Rb. Gent 19 maart 1941, Rec.gén.enr.not. nr. 18214, 289-292.
49