Aanvullende TiU-regeling Bijzonder Verlof Artikel 1. Ouderschapsverlof (ter aanvulling op art. 13a - i CAO) Op ouderschapsverlof met een feitelijke ingangsdatum vóór 1 januari 2007 blijven gedurende het gehele verlof de bepalingen van de 'Bovenwettelijke Regeling ouderschapsverlof UvT' van toepassing. Op ouderschapsverlof met een feitelijke ingangsdatum na 31 december 2006, is paragraaf 4.3b: Doorbetaald ouderschapsverlof van de CAO van toepassing. Artikel 2. Adoptie en pleegzorgverlof (ter aanvulling op art. 4.11 juncto 4.13 CAO) De werknemer die het in art. 4.13 CAO genoemde adoptie- of pleegzorgverlof geniet, heeft recht op volledige doorbetaling van de bezoldiging en is in verband daarmee verplicht tijdig mee te werken aan het aanvragen bij het UWV van een uitkering krachtens de Wet arbeid en zorg. Deze uitkering wordt in mindering gebracht op het bedrag waarop de werknemer op grond van de vorige zin recht heeft. Artikel 3. Zorgverlof (ter aanvulling op art. 4.11 juncto 4.14 CAO) 1.
2.
3.
4.
De werknemer meldt vooraf aan de werkgever dat hij zorgverlof, als bedoeld in artikel 4.14 CAO, opneemt onder opgave van redenen. Indien dit niet mogelijk is, meldt de werknemer het opnemen van het verlof zo spoedig mogelijk aan de werkgever onder opgave van de reden. Bij die melding geeft de werknemer ook de omvang, het tijdstip van opname en de vermoedelijke duur van het verlof aan. De werkgever kan achteraf van de werknemer verlangen dat hij aannemelijk maakt dat hij zijn arbeid niet heeft verricht in verband met de noodzakelijke verzorging van een persoon als bedoeld in art. 4.14, lid 1 CAO. Bij kortdurend zorgverlof, als bedoeld in lid 2 van artikel 4.14 CAO, kan de werkgever met de werknemer afspreken de korting naar 70% van het loon niet toe te passen. In elk geval behoudt de werknemer 100% van zijn bezoldiging voor 3 werkdagen in elke aaneengesloten periode van 12 achtereenvolgende maanden bij zorgverlof ten behoeve van zijn partner of kinderen beneden de leeftijd van 14 jaar. Bij toekenning van langdurend zorgverlof, als bedoeld in art. 4.14, lid 3 CAO, legt de werkgever vast onder welke voorwaarden het verlof wordt verleend; bij die voorwaarden hoort in elk geval de bepaling of het verlof al dan niet met geheel of gedeeltelijk behoud van bezoldiging wordt verleend. Voor het gedeelte waarvoor onbetaald zorgverlof als bedoeld in art. 4.14, lid 3 CAO, wordt verleend, betaalt de werkgever zowel het werkgevers- als het werknemersdeel van de pensioenpremie.
Artikel 4. Calamiteiten en ander kort zorgverlof
(ter aanvulling op art. 4.11 juncto 4.15 CAO) 1. 2.
3.
Overeenkomstig de WAZO en artikel 4.15 CAO heeft de werknemer recht op calamiteiten en ander kort verzuimverlof. Zo mogelijk meldt de werknemer vooraf aan de werkgever dat hij het in het lid 1 bedoelde verlof opneemt onder opgave van redenen; is dit niet mogelijk, dan zo spoedig mogelijk daarna. De werkgever kan achteraf van de werknemer verlangen dat hij aannemelijk maakt dat hij zijn arbeid niet heeft kunnen verrichten wegens de genoemde redenen. De werkgever verleent de werknemer verlof met behoud van bezoldiging, voor zover de werknemer dat verlof nodig heeft, ingeval van het overlijden: Van zijn partner, ouders of kinderen (stief-, schoon- en pleegfamilieleden daaronder begrepen): gedurende 1 werkweek vanaf de dag van overlijden; Van een bloed- of aanverwant in de tweede graad: op of na de dag van overlijden en de dag van de begrafenis of crematie; Van een bloed- of aanverwant in de derde of vierde graad: op de dag van de begrafenis of crematie.
Artikel 5. Verlof in verband met bevalling van de echtgenoot of partner (ter aanvulling op art. 4.11 juncto 4.15 CAO) 1.
2.
De werknemer heeft recht op verlof met behoud van bezoldiging voor het bijwonen van de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner, de persoon met wie hij ongehuwd samenwoont of degene van wie hij het kind erkent en voor het doen van aangifte van de geboorte. Na de dag van de bevalling heeft de werknemer nog recht op verlof met behoud van bezoldiging voor twee dagen waarop hij arbeid pleegt te verrichten. Het recht bestaat vanaf de eerste dag dat het kind feitelijk op hetzelfde adres als de moeder woont. Het verlof moet worden opgenomen binnen 4 weken na de bevalling.
Artikel 6. Levensloopverlof (ter aanvulling op art. 4.16b CAO) De voorwaarden waaronder levensloopverlof wordt verleend, zijn vermeld in het TiUlevensloopreglement. Artikel 7. Verlof i.v.m. bijzondere persoonlijke gebeurtenissen (ter aanvulling op art. 4.11 juncto 4.17 CAO) 1.
De werknemer heeft recht op verlof met behoud van bezoldiging op de dag waarop één van onderstaande gebeurtenissen plaats vindt voor het aantal uren dat hij op die dag gewerkt zou hebben: Bij verhuizing, indien aan de werknemer een verhuisplicht is opgelegd: 2 dagen; Het vieren van zijn 25-, 40-jarig huwelijksjubileum: 1 dag; Het vieren van het 25-, 40-, 50-, en 60-jarig huwelijksjubileum van zijn (stief)ouders of schoonouders: 1 dag; Het vieren van zijn 25-, 40- en 50,- dienstjubileum of dat van zijn partner: 1 dag; Voor het bijwonen van een huwelijk of registratie van partnerschap van zijn bloed- en aanverwanten in de eerste graad: 1 dag; De werknemer vraagt het verlof tenminste 2 weken tevoren aan.
2.
Voor het sluiten van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap heeft de werknemer recht op verlof op de dag van het huwelijk of de registratie. Daarnaast heeft de voltijdse werknemer recht op 3 verlofdagen van 8 uur en wordt het aantal verlofuren voor deeltijders naar rato van de deeltijdfactor berekend.
Artikel 8. Scholingsverlof (ter aanvulling op art. 4.11 juncto 4.17 CAO) Op verlof ten behoeve van scholing is het bepaalde in de TiU-regeling scholingsfaciliteiten van toepassing. Artikel 9. Meerjaren spaarverlof (ter aanvulling op art. 4.16b en 5.5, lid 3 CAO) 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Zoals bepaald in artikel 5.5 CAO mag de werknemer per jaar maximaal 148 verlofuren sparen ten behoeve van een langdurige, aaneengesloten verlofperiode. Het maximum van 148 verlofuren wordt verminderd met het aantal verlofuren dat met toepassing van het keuzemodel arbeidsvoorwaarden wordt geruild voor een doel in geld. Bovendien mag de werknemer in een kalenderjaar alleen verlofuren sparen die het wettelijk aantal verlofuren voor dat kalenderjaar te boven gaan. De spaarperiode bedraagt minimaal drie en maximaal vijf jaar. Tenzij anders overeengekomen, moet het verlof uiterlijk binnen een jaar na afloop van de spaarperiode zijn opgenomen. Niet opgenomen verlofdagen vervallen na verloop van vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak in het spaarmodel is ingebracht. Aan het begin van de spaarperiode maakt de werknemer voorlopige afspraken met zijn leidinggevende over het doel waarvoor wordt gespaard en het moment waarop de werknemer het spaartegoed denkt op te nemen. Deze afspraken worden opgenomen in het personeelsdossier, worden aan het begin van elk jaar herbezien en worden voorafgaand aan de feitelijke opname tijdig geconcretiseerd. In het belang van een goede spreiding van de werkdruk kan de werkgever na overleg met de werknemer beperkingen stellen aan de perioden waarin het spaarverlof mag worden opgenomen. Het spaarverlof kan worden ingezet: Voor een langere verlofperiode met een persoonlijk doel; Voor een sabbatical leave, als bedoel in art. 4.16 a CAO; In combinatie met seniorenverlof, FPU en/of pensionering. De werknemer dient een concreet opleidingsplan in, als hij het spaarverlof wil besteden aan een sabbatical leave en daarbij in aanmerking wil komen voor faciliteiten van de werkgever. Indien de besteding van het sabbatical leave naar het oordeel van de werkgever mede in het bedrijfsbelang is, kent de werkgever een premie in de vorm van extra verlof en een tegemoetkoming in de scholingskosten toe. Bij beëindiging van het dienstverband dienen de opgespaarde verlofdagen direct voorafgaand hieraan te worden opgenomen. Indien en voorzover dit niet mogelijk is, vindt uitbetaling plaats onder de condities als vermeld in artikel 5.7, lid 2 CAO. Om een gelijkmatige spreiding van de verlofperioden over de sparende werknemers van een organisatie-eenheid te waarborgen, kan aan werknemers de mogelijkheid worden geboden een voorschot op toekomstige spaardagen te nemen, dat dan na afloop van de verlofperiode binnen een termijn van maximaal drie jaren wordt afgelost. Bij voortijdige
beëindiging van het dienstverband worden de reeds opgenomen dagen boven het feitelijk spaartegoed in mindering gebracht op het salaris. 9. Als de werknemer langer dan een maand ziek is tijdens een geplande verlofperiode, kunnen nieuwe afspraken over opname worden gemaakt. 10. Op spaarverlof dat tot en met 2004 met toepassing van de ADV-regeling is gespaard, blijft de Overgangsregeling flexibele werkduur en afschaffing ADV van toepassing. 11. Indien de werknemer beschikt over een levenslooptegoed, dat hij wil aanwenden voor verlof, kan hij de twee verlofsoorten na elkaar opnemen. Artikel 10. Verlof voor een politieke functie (ter aanvulling op art. 4.11 juncto 4.18 CAO) 1.
2.
In verband met het lidmaatschap in een vertegenwoordigend publiekrechtelijk orgaan, als bedoeld in artikel 7:643 BW6, kan de werknemer verlangen dat hij voor een deel van zijn arbeidsduur buitengewoon verlof krijgt zonder behoud van bezoldiging voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van dat orgaan en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden. De werkgever verleent het verlof in de door de werknemer gewenste omvang tenzij het bedrijfsbelang zich daartegen verzet. Daarbij blijft de betaling van de pensioenpremies ongewijzigd. De werknemer heeft recht op onbetaald verlof voor de volledige werktijd voor het vervullen van ten hoogste één termijn in de volgende politieke functies: Het lidmaatschap van de Tweede kamer of het Europese parlement; Het lidmaatschap van Gedeputeerde staten; Het ambt van Minister of Staatssecretaris; Het ambt van volledig bezoldigd wethouder. Bij terugkeer naar de universiteit na afloop van het verlof heeft de werknemer geen garantie op terugkeer in zijn oorspronkelijke functie, maar spant de werkgever zich in om hem een passende functie aan te bieden. Tijdens het verlof vindt geen pensioenopbouw plaats over het dienstverband met de UvT, maar wel zijn de premies voor invaliditeitspensioen en FPU verschuldigd, waarvan het werknemersdeel door de werknemer wordt betaald.
Artikel 11. Vakbondsverlof (ter aanvulling op art. 4.11 juncto 4.18 CAO) 1.
Mits het dienstbelang zich daartegen niet verzet wordt de werknemer door de werkgever in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan activiteiten van een werknemersorganisatie, als bedoeld in artikel 1.1 sub g CAO, waarvan hij lid is. Voor zover de werknemer als bestuurslid of als afgevaardigde is aangewezen, kan jaarlijks tot ten hoogste 120 uren betaald verlof worden gegeven voor het bijwonen van statutaire vergaderingen; Voor zover de werknemer is aangewezen om bestuurlijke of vertegenwoordigende activiteiten ter ondersteuning van de doelstellingen van de werknemersorganisatie te verrichten, kan jaarlijks tot ten hoogste 208 uren betaald verlof worden gegeven; Aan de werknemer die op uitnodiging van de werknemersorganisatie als cursist deelneemt aan een cursus kan betaald verlof worden verleend tot ten hoogste 48 uren per twee jaren.
2.
Het in het tweede lid, onder a,b en c genoemde verlof bedraagt in totaal ten hoogste 240 uren per jaar; indien de werknemer lid is van het hoofdbestuur van een werknemersorganisatie bedraagt dit maximum verlof in totaal ten hoogste 320 uren per jaar.
Artikel 12. Bijzonder verlof ten behoeve van ideële activiteiten 1.
2.
De werkgever kan aan de werknemer op diens verzoek verlof verlenen voor het verrichten van activiteiten in het kader van de identiteit van de instelling of wegens algemeen maatschappelijk belang, waaronder wordt verstaan het verrichten van activiteiten voor groepen in een algemeen erkende achterstandspositie. De werkgever bepaalt of dit verlof al dan niet met behoud van gehele of gedeeltelijke bezoldiging wordt verleend en kan daaraan voorwaarden stellen. In elk geval zal de werkgever het verlof weigeren, als het bedrijfsbelang zich naar het oordeel van de werkgever tegen verlening van het verlof verzet.
Artikel 13. Hardheidsclausule De werkgever zal ten gunste van de werknemer van het bepaalde in deze regeling afwijken, indien onverkorte toepassing van deze regeling naar het oordeel van de werkgever in bijzondere gevallen leidt tot onredelijke of onbillijke gevolgen voor de betrokken medewerker. Artikel 14. Inwerkingtreding De werkgever zal ten gunste van de werknemer van het bepaalde in deze regeling afwijken, indien onverkorte toepassing van deze regeling naar het oordeel van de werkgever in bijzondere gevallen leidt tot onredelijke of onbillijke gevolgen voor de betrokken medewerker. Artikel 15. Citeertitel Deze regeling kan worden aangehaald als 'Aanvullende TiU-regeling Bijzonder Verlof'.