Aanpak pesten Pesten of treiteren is antisociaal gedrag waarbij het slachtoffer herhaaldelijk en langdurig negatieve handelingen van materiële, fysieke of psychische aard moet ondergaan door één of meerdere pestkoppen. Men spreekt van negatieve handelingen wanneer iemand met opzet een ander schade berokkent, benadeelt of lastigvalt. Anders dan bij plagerijen, is er bij pesterijen sprake van constant negatief gedrag binnen een verstoort machtsevenwicht. Het treiteren kan direct of indirect zijn, opvallend en zichtbaar of geniepig, voorbeeld en van indirecte pesterijen zijn sociale isolatie en uitsluiting. Pesten kan ernstige gevolgen hebben. Er kan lichamelijke, geestelijke of materiele schade ontstaan. Niet alleen slachtoffers van pesten verdienen aandacht, ook de daders van pesten. Door pesten wordt het negatief zelfbeeld beïnvloed. Pestgedrag is schadelijk tot zeer schadelijk voor kinderen zowel voor de slachtoffers als voor de pesters.
Een definitie van pesten Pesten is gedrag dat min of meer bewust gericht is op één of meer kinderen en dat tot doel én tot gevolg heeft dat degene die gepest wordt, zich gekwetst, geraakt, vernederd, afgewezen en/of buitengesloten voelt. Bij pesten kan een onderscheid worden gemaakt tussen: incidenteel pesten: een enkele opmerking, steek of sneer, een enkele duw, etc. structureel pesten: continu het slachtoffer zijn van pestgedrag of juist continu zich als pestkop gedragen.
De pesters. Kinderen die pesten zijn vaak de sterksten uit de groep. Ze gedragen zich agressiever en reageren eerder met geweld dan andere kinderen. Meestal doen ze ook agressiever ten opzicht van volwassenen. Pesters lijken populair in de groep, maar zijn het uiteindelijk niet. Ze dwingen populariteit in de groep af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven. Een pestend kind dat zijn gang kan gaan, leert dat pesten de enige manier is om je in een groep te handhaven. Het leert niet om zijn agressie op een andere manier te uiten. Pesters kunnen lang last ondervinden van hun agressieve gedrag ten opzicht van anderen. Ze hebben bijvoorbeeld moeite vrienden te maken en te houden. Het tegengaan van pesten is daarom niet alleen van belang voor de slachtoffers. Het is ook voor de pesters, om hun kansen op een normale ontwikkeling zo goed mogelijk te maken.
Signalen van een pestkop -
Doet stoer, wil imponeren. Is vaak fysiek sterker dan het slachtoffer Wil overheersen en zichzelf bewijzen, ten koste van alles. Is impulsief en reageert agressief bij tegenwerking. Heeft een groot idee van zichzelf. Omringt zich met meelopers die zorgen voor aanzien. Is eerder gevreesd dan geliefd in de groep.
Pestgedrag kan een uiting zijn van: -
Frustratie Problematische thuissituatie Voortdurend gevoel van anonimiteit Gebrek aan eigenwaarde Strijd om macht in de klas Een autoritair klimaat op school
De gepeste kinderen. Sommige kinderen hebben meer kans om gepest te worden dan andere kinderen. Dat kan met hun uiterlijk samenhangen, maar veel vaker heeft het te maken met hun gedrag, hun gevoelens en de manier waarop ze zich uiten. Veel kinderen die worden gepest hebben moeite om zichzelf te verdedigen. Ze voelen zich machteloos tegenover de pestkoppen. Vaak zijn ze angstig en onzeker in een groep, ze durven niets te zeggen omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Deze angst en onzekerheid worden versterkt door het pesten. Gepeste kinderen voelen zich vaan eenzaam, hebben geen vrienden om op straat te spelen, geen vast clubje in de klas. Soms kunnen ze beter met volwassenen opschieten dan met leeftijdsgenoten. Jongens die gepest worden horen niet tot de sterksten van de groep. Ze zijn vaak onhandig in spel en sport.
Signalen van een gepeste leerling -
Isoleert zich van anderen, soms met één vriend(in). Is vaak betrokken bij opstootjes in de klas of het schoolplein. Gaat niet graag naar school, is vaak afwezig. Zoekt de veiligheid van de leraar op. Heeft psychosomatische klachten (buikpijn, hoofdpijn). Schoolresultaten gaan plots achteruit. Wordt dikwijls als laatste gekozen bij het indelen van groepjes (sport, groepswerk) Is passief of juist provocerend. Vertoont afwijkend sociaal gedrag (klikken, vleien) of juist agressief gedrag. Heeft afwijkend uiterlijk kenmerk (huidskleur, gestalte, gewicht, kleding) waardoor hij/zij irritatie en spanning in zijn omgeving oproept.
Vormen van pestgedrag In het door de school ontwikkelde pestprotocol is een aantal vormen van pesten opgenomen. Enkele vormen van pesten zijn: - Schelden, scheldnamen geven - Doelbewust iemand buitensluiten - Eigendommen van iemand stukmaken, afpakken, verstoppen - Iemand uitlachen of belachelijk maken - Fysiek geweld gebruiken - Gedrag sterk overdreven imiteren
Beleid t.a.v. pestgedrag Pesten kan vermoedelijk nooit helemaal voorkomen worden, maar het beleid op school zal erop gericht moeten zijn te voorkomen dat pesten uit de hand loopt. Juist vriendschapsrelaties, acceptatie en begrip, en positief omgaan met elkaar dient bevorderd te worden. Duidelijk zal moeten zijn welk gedrag van leerlingen onder elkaar acceptabel is of niet acceptabel. Gewenst gedrag zal op tal van manieren gestimuleerd moeten worden. Het gedrag van de leerkracht dient daarbij ook als model voor het gedrag van de leerlingen. Het volgen van één, duidelijke lijn is van essentieel belang.
“Oeps, dat ging even mis” Handelen volgens twee stappen bij storend gedrag. Bij de eerste keer storen op een dag zeg je: “Je hebt een waarschuwing”. Bij de volgende keer storen op die dag beantwoordt het kind de volgende vragen op het “Oeps-blad” :Wat gebeurde er? Waar gebeurde het? Wie waren erbij? Hoe had je het kunnen voorkomen? Wat heb je ervan geleerd? Afspraken met de leerkracht? Op de achterkant van het “Oeps-blad” staan de anti-pestregels geschreven. Aan de hand van deze vragen en de anti-pestregels schrijft het kind dus een reflectie over zijn eigen handelen. De antwoorden worden met de leerkracht besproken en samen proberen ze er beter uit te komen.
Oeps-blad
Oeps dat ging even mis Datum: ………………… ……….
Naam …………………………………………………………………………… …………………………… groep: …………
Wat gebeurde er?: ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... Waar gebeurde het?: ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... Wie waren erbij?: ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... Hoe had je het kunnen voorkomen?: ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... Wat heb je ervan geleerd?: ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... Afspraken met de leerkracht: ...................................................................................................................................... ...................................................................................................................................... ......................................................................................................................................
Zo gaan we met elkaar om:
▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪ ▪
We noemen elkaar bij de voornaam. We hebben respect voor elkaar. Als we iets zeggen gebruiken we normale taal. We raken iemand alleen aan als die ander het goed vindt. Problemen lossen we op door met elkaar te praten. Ieder kind mag meedoen. We vragen of we aan iemands spullen mogen komen en zijn daar zuinig op. Iedereen mag eruit zien hoe hij of zij dat wil. Als we iets over iemand willen zeggen dan vertellen wij dat ook aan diegene over wie het gaat. We behandelen elkaar zoals we zelf behandeld willen worden. We helpen iemand als hij of zij gepest wordt en vertellen dat bijvoorbeeld aan de leerkracht of een andere volwassene. Ook op de computer houden we ons aan deze regels en gaan we normaal met elkaar om. We houden ons aan deze regels zowel op school als daarbuiten.
De No Blame aanpak houdt in dat de school zegt: streep eronder, wat gebeurd is, is gebeurd. Maar aan de betrokkenen (omstanders en lichte pesters) wordt dan gevraagd een oplossing te bedenken: wat kan jij doen om het voor …….. wel veilig en gezellig te maken? Door de leerlingen persoonlijke plannen te laten maken, die te laten uitvoeren en daarop terug te kijken, kun je de veiligheid voor de gepeste leerlingen vergroten. In plaats van mee te lachen en mee te doen, vormen die leerlingen een buffer tegen het pesten.
Actieplan In eerste instantie zal de leerkracht van het slachtoffer proberen om de problemen snel op te lossen. Lukt dat niet, dan zal de leerkracht samen met de ouders van het slachtoffer, de pestkop en eventueel andere betrokkenen een actieplan maken. Daarbij kan de ondersteuning van de interne begeleider of een directielid wenselijk zijn. Het doel is om middelen te vinden die op korte termijn een einde maken aan de negatieve handelingen ten opzichte van het slachtoffer. Tegelijk is er aandacht voor de pestkop om te ontdekken welke motieven er zijn voor zijn gedrag en op welke manier er verbetering kan komen. Op langere termijn moet het plan aangeven, hoe de sfeer in de groep en eventueel in de school verbeterd kan worden, zodat pesten geen kans meer krijgt. Daarbij zal direct veiligheid geboden moeten worden aan het slachtoffer en aan de pestkop. Indien nodig kan hulp ingeschakeld worden van instanties van buiten de school. Binnen de groep moet het probleem worden besproken. Ook moet er in de groep worden besproken wat er moet veranderen om een betere situatie te creëren. De leerkracht zal duidelijk stelling nemen tegen het pesten.
Op langere termijn Het actieplan zal regelmatig met de betrokken leerlingen en ouders worden besproken en worden bijgesteld. Tot zover het huidige beleid. De school is op dit moment bezig met het onderzoeken van de mogelijkheden om te komen tot een gestructureerd lesprogramma op het gebied van sociaal - emotionele ontwikkeling (omgaan met elkaar, het leren uiten van emoties, het omgaan met teleurstellingen e.d.). De school wil ook een keuze maken uit de mogelijkheden om de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen in kaart te brengen. Momenteel kunnen leerlingen die opvallen door hun tekort aan sociale vaardigheden meedoen (buiten schoolverband) aan georganiseerde lessen in sociale vaardigheden. De aanmelding voor deze aparte speel/praatgroep verloopt via onze IB-er.
Stappenplan -
Alle leerlingen ondertekenen het anti-pest contract. Het anti-pestcontract ligt op de jaarlijkse informatieavond voor ouders ter inzage zodat ook zij weten welk gedrag op school gewenst is.
-
Indien er signalen zijn van pesten. Wanneer er dergelijke signalen zijn zal de groepsleerkracht een gesprek hebben met de betreffende leerlingen (slachtoffer en pester) om er achter te komen wat er aan de hand is.
-
De groepsleerkracht kan hierbij de directie en/of de intern begeleider inschakelen.
-
Indien de signalen worden bevestigd. Wanneer er sprake is van pestgedrag zullen ouders van de betreffende leerlingen (slachtoffer en pester) altijd op de hoogte gebracht worden.
-
Wanneer signalen aanwezig blijven. Veiligheid bieden aan het slachtoffer en sancties voor de pester.
-
Afspraken met betreffende leerlingen en ouders. Gemaakte afspraken met leerling en ouders worden in het logboek van de leerlingen vastgelegd.
-
Wanneer blijkt dat er sprake is van herhaald pestgedrag. Wanneer er sprake is van telkens terugkerend pestgedrag tussen dezelfde leerlingen dan zal naast het inschakelen van ouders ook schoolmaatschappelijk werk ingezet worden. In overleg met schoolmaatschappelijk werk en ouders zullen we de leerlingen aanmelden voor sova-training en/of weerbaarheidtraining.
-
Verwijdering of schorsing uit de groep of de school behoort tot de mogelijkheden.