Aanpak Laaggeletterdheid Provincie Utrecht 2010
Colofon
Titel
Aanpak laaggeletterdheid Provincie Utrecht 2010
Auteur
Robbie van Kippersluis, Jan Jongeneelen en Ieteke Bos
Versie
3
Datum
17 november 2010
CINOP Postbus 1585 5200 BP ‟s-Hertogenbosch Tel: 073-6800800 Fax: 073-6123425 www.cinop.nl
© CINOP 2009 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, op welke andere wijze dan ook, zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoudsopgave 1 Inleiding ...................................................................................................................... 4 1.1
Laaggeletterdheid in de provincie Utrecht ................................................................. 4
1.2
Landelijk Aanvalsplan Laaggeletterdheid ................................................................... 4
1.3
Leeswijzer ............................................................................................................ 5
2 Vraagstelling en onderzoeksopzet ............................................................................... 6 2.1
Doel en vraagstelling.............................................................................................. 6
2.2
Respons ............................................................................................................... 7
3 Aanpak van laaggeletterdheid vanuit Educatie ............................................................ 9 3.1
Actieve Gemeenten in 2010 ................................................................................... 10
3.2
Regionale aanpak ................................................................................................. 12
3.3
Overige gemeenten............................................................................................... 13
3.4
Gemeenten zonder beleid- of aanvalsplan ................................................................ 14
3.5
Vooronderzoek ..................................................................................................... 14
3.6
Convenant ........................................................................................................... 15
3.7
Aantal cursisten 2007-2010 ................................................................................... 16
3.8
Afspraken met ROC Midden Nederland .................................................................... 16
3.9
Effecten van aanpassing in budgetten/bezuinigingen ................................................. 17
3.10
Samenwerking met andere gemeenten .................................................................... 17
4 Aanpak laaggeletterdheid onder jongeren ................................................................. 19 4.1
Niveau taalvaardigheid jongeren ............................................................................. 19
4.2
Stimuleren van optimale participatie jongeren .......................................................... 19
4.3
Samenwerking met andere gemeenten .................................................................... 20
4.4
Koppeling met beleidsterreinen .............................................................................. 21
4.5
Gevolgen bezuinigingen ......................................................................................... 21
5 Gemeentelijke ondersteuningsbehoeften ................................................................... 22 5.1
Ondersteuningsbehoeften van Educatieambtenaren .................................................. 22
5.2
Ondersteuningsbehoeften van Jeugdambtenaren ...................................................... 23
6 Conclusies en aanbevelingen ..................................................................................... 25 6.1
Aanpak laaggeletterdheid vanuit Educatie ................................................................ 25
6.2
Aanpak laaggeletterdheid jongeren ......................................................................... 26
Bijlage 1
Kwalitatieve onderzoeksgegevens ............................................................. 28
Bijlage 2
Criteria van www.taalkrachtvoorgemeenten.nl .......................................... 30
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
3
1
Inleiding 1.1
Laaggeletterdheid in de provincie Utrecht
In de provincie Utrecht is de afgelopen jaren veel ondernomen om het aantal laaggeletterden terug te dringen. In 2006 heeft de provincie Utrecht door CINOP onderzoek laten verrichten naar laaggeletterdheid, waarbij gekeken werd naar de aard en omvang van de problematiek in de provincie Utrecht. Het vooronderzoek diende ook om vanaf de start regionale betrokkenheid te ontwikkelen voor het vervolg. In 2008 heeft de provincie Utrecht plannen geformuleerd voor de periode 2008-2011, die tot uitdrukking komen in het programma van de Sociale Agenda. Een onderdeel van de aanpak in de provincie Utrecht is het regelmatig meten van de huidige stand van zaken bij het voorkomen en bestrijden van laaggeletterdheid in de Utrechtse gemeenten. Daartoe is in 2008 een 0-meting geweest. Voorliggend rapport bevat onder andere de 1-meting naar de huidige stand van zaken van de aanpak van laaggeletterdheid vanuit Educatie. De aanpak van laaggeletterdheid is als gevolg van een koerswijziging van de Sociale Agenda in 2010 iets veranderd ten opzichte van voorgaande jaren. De focus is verschoven van laaggeletterde volwassenen naar jeugd met geringe basisvaardigheden. Het uitgangspunt hierbij is dat het leefklimaat van jongeren in de provincie Utrecht achteruit is gegaan. Gemeenten kampen met een sterke toename van jongerenoverlast en uitval. Dit heeft gevolgen voor de participatiegraad van jongeren, en de provincie Utrecht ziet meedoen in de samenleving als belangrijk goed. Voldoende basisvaardig, en dus geletterd zijn, is daarbij een belangrijk item. De provincie Utrecht wil zich inzetten op jongerenparticipatie en daarmee uitval voorkomen, nog voordat er sprake is van risicojongeren. De aanpak van laaggeletterdheid op jongere leeftijd kan voorkomen dat jongeren op latere leeftijd uitvallen. In het tweede deel van deze rapportage, de Monitor Jeugd Utrechtse Gemeenten, wordt hier specifiek op ingegaan.
1.2
Landelijk Aanvalsplan Laaggeletterdheid
Begin 2006 is het „Aanvalplan laaggeletterdheid 2006 – 2010: van A tot Z betrokken’ van start gegaan. Nederland heeft ongeveer 1,5 miljoen mensen die moeite hebben met lezen, schrijven of rekenen. Zij hebben hierdoor moeilijkheden in het dagelijks functioneren of in werksituaties. Bijvoorbeeld bij het boodschappen doen, het werken met een computer of bij het voorlezen aan (klein)kinderen. Laaggeletterden nemen nauwelijks deel aan activiteiten in de buurt of op school en zijn daardoor moeilijk bereikbaar. Uit schaamte verbergen ze vaak hun probleem. Ongeveer tweederde van de laaggeletterden is in Nederland geboren en opgegroeid. Eén derde heeft een niet-Nederlandse achtergrond. Het vertrekpunt van het Aanvalsplan Laaggeletterdheid is een brede visie op het belang van geletterdheid. Het voorkomen én verminderen van laaggeletterdheid kan ervoor zorgen dat minder jongeren zonder diploma de school verlaten, dat minder mensen werkloos zijn of worden, dat mensen beter mee kunnen doen in de samenleving en dat mensen gezonder leven.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
4
Het Aanvalsplan Laaggeletterdheid zet in op de zogenoemde ketenaanpak: de bestrijding van laaggeletterdheid zal op langere termijn echt effect hebben als we beginnen bij jonge kinderen (en hun ouders), taal centraal stellen in het onderwijs en werkgevers en werknemers stimuleren om respectievelijk lees- en schrijfcursussen aan te bieden en deze cursussen te volgen. Daarbij is het belangrijk dat de aanpak ook op lokaal en regionaal niveau gestalte krijgt: gemeenten werken samen met scholen, werkgevers, bibliotheken, maatschappelijke organisaties en andere betrokken partijen.
1.3
Leeswijzer De indeling van dit rapport ziet er als volgt uit. Het doel en de achtergrond van dit onderzoek worden in hoofdstuk 2 beschreven. De methode van onderzoek en de respons worden eveneens weergegeven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt uiteengezet in hoeverre de Utrechtse gemeenten vanuit Educatie actief zijn op het gebied van laaggeletterdheid en wordt een vergelijking gemaakt met het onderzoek in 2008. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de resultaten van de Monitor Jeugd Utrechtse Gemeenten. De ondersteuningsbehoeften van de gemeenten komen in hoofdstuk 5 aan bod. De conclusies en aanbevelingen worden in hoofdstuk 6 behandeld. In de bijlage is het verslag van het kwalitatieve onderzoeksdeel opgenomen, alsmede de criteria van de landelijke website Taalkrachtvoorgemeenten.nl.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
5
2
Vraagstelling en onderzoeksopzet
Het doel van de ondersteunende en faciliterende rol van de provincie Utrecht was om een groeiend aantal gemeenten actief te maken in de aanpak van laaggeletterdheid. In de 0-meting die in 2008 is uitgevoerd door CINOP, is in kaart gebracht hoeveel gemeenten op dat moment activiteiten ondernamen om laaggeletterdheid te voorkomen én te bestrijden. De 1-meting is er op gericht om zicht te krijgen op de mate waarin gemeenten actief zijn anno 2010. Zoals in de inleiding aangegeven wil de provincie Utrecht zich de komende jaren blijvend inzetten op laaggeletterdheid. Daarbij ligt vanuit de Sociale Agenda de nadruk op jongeren met taalachterstanden en regionale samenwerking om deze groep succesvol te benaderen. De veronderstelling van de provincie Utrecht is dat gemeenten vaak niet toegerust zijn om risicovolle jongeren in beeld te houden en zowel binnen als buiten hun eigen gemeentegrenzen tot een sluitende aanpak te komen. Veel jongeren bewegen zich buiten de eigen gemeentegrenzen, bijvoorbeeld om naar school te gaan, waardoor gemeenten hen uit het oog verliest, wat risico‟s voor uitval enorm verhoogt. Bovendien is de veronderstelling dat weinig afstemming plaatsvindt tussen beleidsmedewerkers jeugd en beleidsmedewerkers educatie op de mogelijkheid van taalachterstanden bij de jonge inwoners van de gemeente.
2.1
Doel en vraagstelling
De provincie Utrecht wil door middel van dit onderzoek antwoord op de volgende vier vragen: 1
In hoeverre zijn de Utrechtse gemeenten actief in het voorkomen en bestrijden van laaggeletterdheid ten opzichte van 2008?
2
In welke mate zijn gemeenten alert op laaggeletterdheid onder de jeugd?
3
In welke mate is er sprake van samenwerking met andere beleidsvelden binnen de gemeente of samenwerking met andere gemeenten in de regio en wat is de aard van deze samenwerking?
4
Welke ondersteuningsbehoefte hebben de ambtenaren Jeugd en Educatie rondom dit thema?
Om antwoord te vinden op bovenstaande vragen is CINOP gevraagd een onderzoek uit te voeren. Het eerste deel van het onderzoek betreft een 1-meting, waarin vragen worden opgenomen die betrekking hebben op de verankering van activiteiten in het gemeentelijk beleid. Hiermee kan in beeld gebracht worden in hoeverre de aanvalsplannen die ten tijde van de 0-meting werden uitgevoerd, hebben geleid tot gemeentelijke maatregelen die laaggeletterdheid structureel voorkomen en bestrijden. Het tweede deel van het onderzoek bestaat uit een peiling onder ambtenaren Jeugd. Dit deel kan gezien worden als 0-meting voor de aanpak van laaggeletterdheid onder de jeugd. Om antwoord te geven op vraag 3 en 4 worden vragen gesteld aan zowel de ambtenaren Educatie als de ambtenaren Jeugd en maakt daarmee onderdeel uit van beide delen van het onderzoek. Voor de monitor is gekozen voor een digitale vragenlijst. Deze methode biedt een snelle en efficiënte manier van werken en is voor de respondenten het minst tijdrovend. De uitkomsten van de monitor uit 2008 zijn met deze uikomsten vergeleken en zijn afgezet tegen de landelijke
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
6
informatie op www.taalkrachtvoorgemeenten.nl. Ter onderbouwing van het onderzoek naar laaggeletterdheid bij de jeugd zijn vier diepte-interviews gehouden met beleidsmedewerkers Jeugd en een interview met ROC Midden Nederland.
2.2
Respons
De 1-meting brengt in kaart in hoeverre gemeenten actief zijn met de aanpak van laaggeletterdheid ten opzichte van de 0-meting in 2008. De start van de 1-meting van het monitoronderzoek onder ambtenaren Educatie vond plaats begin 2010. De 29 Utrechtse gemeenten (in totaal 43 beleidsmedewerkers Jeugd en Educatie) zijn per email benaderd. Na het versturen van meerdere herinneringsmails en nabellen is de vragenlijst door 17 personen afgerond. Van de 43 benaderde personen zijn 22 personen begonnen met de vragenlijst. Hierdoor varieert de respons en wordt per vraag de onderzoekspopulatie (n) aangegeven. Het is niet bekend waarom personen de vragenlijst niet (volledig) hebben ingevuld. Voor de volledigheid van dit onderzoek zijn alle antwoorden meegenomen. In onderstaande tabel is weergegeven uit welke gemeenten de respondenten afkomstig zijn. Respondenten 1-meting:
Respondenten 1-meting niet
volledig afgerond (n=17)
volledig afgerond (n=5)
Ontbrekende respondenten
Abcoude
Bunnik
Baarn
Amersfoort
Eemnes
Breukelen
Bunschoten
Vianen
De Bilt
De Ronde Venen
Leusden
IJsselstein
Houten
Montfoort
Maarssen
Loenen
Wijk bij Duurstede
Lopik
Woudenberg
Nieuwegein Oudewater Renswoude Rhenen Soest Utrecht Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Woerden Zeist Tabel 2.1 Respons 1-meting Monitor Educatie Utrechtse Gemeenten
Voor de Monitor Jeugd zijn 36 ambtenaren Jeugd benaderd en hebben 21 ambtenaren Jeugd deelgenomen. Respectievelijk 18 en 3 respondenten hebben de vragenlijst wel en niet volledig ingevuld. Het is niet bekend waarom mensen de vragenlijst niet (volledig) hebben ingevuld. De vragenlijst is per mail uitgezet en herinneringsmails zijn verstuurd om meer respons te krijgen. In onderstaande tabel is uiteengezet uit welke gemeente de respondenten afkomstig zijn.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
7
Respondenten volledig
Respondenten niet
Ontbrekende
afgerond (n=18)
volledig afgerond (n=3)
respondenten
Abcoude *
Bunnik
Amersfoort*
Baarn
Veenendaal
Houten
Breukelen
Woudenberg
Loenen
Bunschoten
Lopik
De Bilt
Utrecht
De Ronde Venen
Wijk bij Duurstede
Eemnes
Woerden
IJsselstein
Zeist
Leusden Maarssen Montfoort Nieuwegein Oudewater Renswoude * Rhenen Soest Utrechtse Heuvelrug * Vianen Tabel 2.2 Respons Monitor Jeugd Utrechtse Gemeenten
Op basis van de respons zijn vier gemeenten geïnterviewd. De resultaten van de interviews zijn verwerkt in dit rapport, maar zijn ook terug te lezen in de bijlage. Met dit kwalitatieve onderzoek krijgen we inzicht in beweegredenen van ambtenaren Jeugd van Utrechtse gemeenten. Waarom zij geringe inzichten hebben in taalvaardigheid van jongeren. En in hoeverre gemeenten samenwerken met andere beleidsterreinen en op regionaal niveau. De gemeenten zijn willekeurig uitgekozen en staan in tabel 2.2 gemarkeerd met een sterretje (*). Naast drie gemeenten die de vragenlijst hebben ingevuld, is ook één gemeente bevraagd die niet heeft gereageerd.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
8
3
Aanpak van laaggeletterdheid vanuit Educatie
In dit hoofdstuk wordt in kaart gebracht in hoeverre de Utrechtse gemeenten actief zijn op het gebied van laaggeletterdheid, vanuit de afdeling Educatie. Er wordt gekeken of gemeenten een lokaal/gemeentelijk Aanvalsplan Laaggeletterdheid hebben en of zij beleid hebben ontwikkeld waarin acties in het kader van het voorkomen en bestrijden van laaggeletterdheid zijn opgenomen. Vervolgens wordt er voor alle gemeenten die hebben deelgenomen aan dit monitoronderzoek uiteengezet of ze in het kader van laaggeletterdheid een vooronderzoek hebben uitgevoerd, een convenant hebben ondertekend en afspraken hebben gemaakt met het roc. In onderstaande tabel is een totaaloverzicht weergegeven of gemeenten; over een aanvalsplan beschikken, beleid hebben ontwikkeld, vooronderzoek hebben uitgevoerd, of een convenant hebben ondertekend. Daarnaast wordt in de tabel weergegeven welke gemeenten actief zijn op basis van provinciale informatie. Gemeente
Aanvalsplan
Beleid
Voor-
Convenant
onderzoek
Passieve deelname regionale aanpak laaggeletterdheid1
Abcoude Amersfoort
X
X
Baarn
X X
Breukelen Bunnik Bunschoten
X X
X
De Bilt
X
De Ronde Venen
X
Eemnes Houten
X
X
IJsselstein Leusden
X X
X
X
Loenen Lopik
X
Maarssen
X
Montfoort
X
Nieuwegein
X
X
Oudewater
X
X
X
Renswoude Rhenen
1
X
Deze gemeenten hebben in 2009 subsidie ontvangen van de Provincie voor de regionale aanpak
van laaggeletterdheid.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
9
Soest
X
Utrecht
X
Utrechtse
X
X X
X
X X
Heuvelrug Veenendaal
X
X
X
Vianen
X
Wijk bij
X
Duurstede Woerden
X
X
X
X
Woudenberg Zeist
Tabel 3.1 Activiteiten volgens monitoronderzoek
3.1
Actieve Gemeenten in 2010
Onder actieve gemeenten worden gemeenten verstaan die aanvals- of beleidsplannen reeds hebben uitgevoerd, of in ontwikkeling of in uitvoering hebben. Logischerwijs staat de aanpak van laaggeletterdheid in deze plannen centraal. Niet-actieve gemeenten zijn gemeenten die niet aan deze criteria voldoen. De provincie Utrecht telt 29 gemeenten. Uit de 0-meting in 2008 blijkt dat in totaal 16 gemeenten activiteiten ondernemen op het gebied van laaggeletterdheid of dit in het verleden gedaan hebben. De resultaten uit de 1-meting laten zien dat van de 21 respondenten 9 gemeenten aangeven een Aanvalsplan Laaggeletterdheid te hebben. Hiervan hebben 5 gemeenten een beleid ontwikkeld om laaggeletterdheid te voorkomen en te bestrijden. Deze gemeenten hebben in de afgelopen twee jaar een aanvalsplan of beleid ontwikkeld (Bunschoten, Soest, Utrechts Heuvelrug, Nieuwegein en Oudewater). De gemeenten maken onderdeel uit van verschillende regio‟s waarin nauw met andere gemeenten wordt samengewerkt. Op basis van dit gegeven wordt aangenomen dat alle gemeenten uit de betreffende regio‟s actief zijn op het gebied van laaggeletterdheid. In tabel 3.2 op de volgende pagina wordt het totaaloverzicht van actieve en inactieve gemeenten weergegeven, afgezet tegen de landelijke inventarisatie van www.taalkrachtvoorgemeenten.nl, zie bijlage 2. Deze bevat alleen informatie die bij partijen uit het landelijke aanvalsplan bekend zijn, of die door de gemeenten zelf zijn geplaatst. Opvallend is dat uit bijna alle clusters in ieder geval één gemeente als actief op de website staat. De regiogemeenten als geheel zijn vaak niet gemarkeerd als actief. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om activiteiten te melden op www.taalkrachtvoorgemeenten.nl.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
10
Kleur op Taalkrachtvoor Gemeente
0-meting
1-meting
gemeenten.nl2
Volgens Taalkracht criteria
Abcoude Niet-actief
Amersfoort Baarn
Actief
Breukelen Bunnik
Losse
Bunschoten
Activiteiten
De Bilt De Ronde Venen Eemnes Houten IJsselstein Leusden Loenen Lopik Maarssen Montfoort Nieuwegein Oudewater Renswoude Rhenen Soest Utrecht Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Woudenberg Zeist Tabel 3.2 Utrechtse gemeenten niet-actief en actief (0- en 1-meting) versus www.taalkrachtvoorgemeenten.nl
Geconcludeerd kan worden dat in 2010 in totaal 23 gemeenten actief zijn op het gebied van laaggeletterdheid. Van deze gemeenten waren er tijdens de 0- meting 7 niet actief. Het betreft de gemeenten Houten, IJsselstein, Leusden, Lopik, Nieuwegein, Veenendaal en Vianen.
2
Op www.taalkrachtvoorgemeenten.nl kunnen gemeenten rood, oranje of groen worden, naar
gelang de mate waarin zij volgens de vastgestelde criteria actief zijn, zie bijlage.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
11
3.2
Regionale aanpak
De resultaten van zowel de 0-meting als de 1-meting laten zien dat een aantal gemeenten een eigen aanvalsplan heeft of van plan is om beleid te ontwikkelen, maar dat ook clusters van gemeenten actief aan de slag zijn gegaan met laaggeletterdheid. Daarbij gaat het om de clusters: 1
Utrecht West: Montfoort, Oudewater, de Ronde Venen en Woerden;
2
Regio Eemland: Bunschoten, Baarn, Soest en Woudenberg;
3
Regio Zuid-Oost: De Bilt, Bunnik, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist;
4
Regio Lekstroom: Nieuwegein, IJsselstein, Vianen, Houten en Lopik.
Om de resultaten uit de verschillende metingen te vergelijken is het belangrijk om in te gaan op de activiteiten die in de clusters van gemeenten in 2008 plaats vonden en de voornemens van gemeenten in 2008 om aan de slag te gaan met laaggeletterdheid. Aandachtspunt hierbij is dat in tegenstelling tot 2008, niet alle 29 maar 21 gemeenten hebben deelgenomen aan de 1-meting. 1
Utrecht West (Montfoort, Oudewater, de Ronde Venen en Woerden)
Cluster 1 bestaat uit 4 gemeenten die samenwerken op het gebied van Educatie. Zij besteden gezamenlijk de WEB-gelden bij ROC Midden Nederland. Dit samenwerkingsverband heeft in 2007 het actieplan Laaggeletterdheid Lezen & Schrijven in West Utrecht uitgevoerd. Voor dit plan is een provinciale subsidieaanvraag toegekend. Het plan behoefde geen goedkeuring van de gemeenteraad en is in 2007 uitgevoerd en afgerond. De 1-meting in 2010 geeft aan dat Montfoort en de Ronde Venen geen beleid hebben ontwikkeld en geen aanvalsplan hebben. Woerden geeft aan dat in 2008 al een aanvalsplan aanwezig was. Dit gegeven wordt niet bevestigd door bewijslast op www.taalkrachtvoorgemeenten.nl. Ook het roc is niet op de hoogte van een gemeentelijk aanvalsplan in Woerden. 2
Regio Eemland (Bunschoten, Baarn, Soest en Woudenberg)
Cluster 2 pakt laaggeletterdheid aan met het Plan van Aanpak Laaggeletterdheid dat in 2008 is gestart. Dit plan is opgesteld door ROC Midden Nederland in opdracht van de 4 gemeenten en heeft een looptijd van twee jaar. Goedkeuring van het plan door de gemeenteraad is niet noodzakelijk geweest. Voor dit plan heeft de provincie subsidie toegekend. Uit de 1-meting blijkt dat Bunschoten en Soest actief aan de slag zijn gegaan in de periode 2008-2010 en nu beschikken over een Aanvalsplan. Baarn en Woudenberg hebben niet deelgenomen aan de 1-meting. Uit de gegevens van het roc blijkt dat deze gemeenten in regionaal verband actief zijn. Voor Soest geldt dat zij een eigen gemeentelijk aanvalsplan hebben, dat beschikbaar is op www.taalkrachtvoorgemeenten.nl. Wegens onvoldoende bewijslast zijn de andere gemeenten van dit cluster oranje of rood. 3
Regio Zuid-Oost (De Bilt, Bunnik, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede en Zeist)
Cluster 3 beschikt, net als het tweede cluster, over een Plan van Aanpak Laaggeletterdheid dat is opgesteld door het roc. Ook dit cluster bestaat uit gemeenten die samenwerken op het gebied van Educatie en gezamenlijk de WEB-gelden besteden. Dit plan werd goedgekeurd door de gemeenteraad en is inmiddels uitgevoerd. De looptijd van het plan bedroeg drie jaar (van 2006 tot en met 2008). Zeist en de Utrechtse Heuvelrug geven in de 1-meting aan een Aanvalsplan te hebben, maar geen beleid te hebben ontwikkeld. Wijk bij Duurstede en De Bilt hebben niet aan de 1-meting deelgenomen. Bunnik blijkt op basis van provinciale informatie actief te zijn als onderdeel van het cluster, echter zegt deze gemeente in de 1-meting inactief te zijn. Volgens
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
12
www.taalkrachtvoorgemeenten.nl zijn de gemeenten De Bilt, Bunnik, Utrechtse Heuvelrug en Wijk bij Duurstede inactief en dus rood gekleurd. Zeist is als enige gemeente als actief (oranje) ingekleurd. 4
Regio Lekstroom (Nieuwegein, IJsselstein, Vianen, Houten en Lopik)
De gemeente Nieuwegein gaf in de 0-meting aan het voornemen te hebben om op de lange termijn (> 6 maanden) een aanvalsplan op te stellen. Uit de 1-meting in 2010 blijkt dat Nieuwegein beleid heeft ontwikkeld, maar geen aanvalsplan heeft. Nieuwegein werkt in regionaal verband samen met IJsselstein, Lopik, Vianen en Houten. Hoewel het beleid gezamenlijk is geformuleerd blijkt uit de 1-meting dat niet alle gemeenten inhoudelijk op de hoogte zijn van het feit dat zij laaggeletterdheid aanpakken. Wel hebben zij in 2009 gezamenlijk provinciale subsidie ontvangen om activiteiten op te starten.
3.3
Overige gemeenten
Bij de overige gemeenten gaan we in op Abcoude, Loenen, Ronde Venen, Breukelen, Maarssen, Leusden, Amersfoort en Utrecht. Abcoude en Breukelen geven in de 0-meting aan geen prioriteit te kunnen geven aan laaggeletterdheid. Dit hangt samen met de gemeentelijke herindeling die vanaf 2010 wordt doorgevoerd, waarbij ook de gemeenten Loenen en de Ronde Venen zijn betrokken. Hierdoor hebben de twee eerstgenoemde gemeenten de keuze gemaakt om zich enkel te richten op de wettelijk verplichte taken. Laaggeletterdheid valt daar buiten. De 1-meting bevestigt dit beeld voor Abcoude, Loenen en de Ronde Venen. Breukelen en Maarssen hebben niet deelgenomen aan de 1-meting, maar op basis van de gesprekken met ROC Midden Nederland blijkt het argument van de herindeling nog steeds te gelden voor deze gemeenten. Binnen de gemeente Leusden is in 2008 een motie aangenomen waarin de gemeenteraad heeft ingestemd met de uitvoering van een onderzoek naar de aard en omvang van laaggeletterdheid. Dit onderzoek vond plaats in de eerste helft van 2009. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek is een rapportage aan de gemeenteraad overhandigd met een voorstel tot aanpak van laaggeletterdheid. De 1-meting laat zien dat Leusden beschikt over een Aanvalsplan en beleid heeft ontwikkeld. De gemeente Amersfoort en Utrecht zijn niet meegenomen in deze meting. Er zijn echter wel gegevens van deze gemeenten bekend uit de Monitor Laaggeletterdheid G52 (CINOP, 2010). De gemeente Amersfoort en Utrecht beschikken beide over een vooronderzoek. De gemeente Amersfoort beschikt over een actieplan laaggeletterdheid 2008-2010. Ook de gemeente Utrecht beschikt over een plan “Aan de slag met laaggeletterdheid” 2007-2009. In tegenstelling tot de gemeente Amersfoort heeft de gemeente Utrecht een convenant afgesloten om laaggeletterdheid samen met andere partijen te voorkomen en te bestrijden. Het convenant is door verschillende werkgevers (NS, Rabobank Utrecht, Bouwflex-uitzendbureau, UMS-Pastoe, Asito, Cartesius, Juridisch Loket, Huiskamp audiovisueel, Scania Beers, Reynaerde, VNO-NCW en MKB Utrecht), het CWI (nu UWV WERKbedrijf) en ROC Midden Nederland ondertekend. Beide gemeenten worden
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
13
bestempeld als actief op het gebied van het voorkomen en bestrijden van laaggeletterdheid en zijn dan ook groen op de kaart van www.taalkrachtvoorgemeenten.nl.
3.4
Gemeenten zonder beleid- of aanvalsplan
In totaal geven 12 gemeenten in de 1-meting in 2010 aan dat zij in 2008 geen aanvalsplan hadden en daar op dit moment ook niet over beschikken. Ook geven 15 gemeenten aan in 2008 geen beleid te hebben ontwikkeld en op dit moment (2010) ook geen beleid hebben ontwikkeld. Als reden geven de gemeenten aan dat zij andere prioriteiten hebben, of dat zij vanwege een gemeentelijke herindeling op dit moment geen (nieuwe) beleidsinitiatieven oppakken.
3.5
Vooronderzoek
Een manier voor gemeenten om een beeld te krijgen van de aard en omvang van laaggeletterdheid is het uitvoeren van een vooronderzoek. Een vooronderzoek kan tevens dienen ter activering en bewustmaking van de politieke partijen. Het kan helpen laaggeletterdheid op de politieke agenda te plaatsen. Een gemeente (of een regionaal samenwerkingsverband van gemeenten) kan een vooronderzoek laten uitvoeren dat specifiek is toegesneden op de gemeentelijke of regionale bevolkingskenmerken. In zo‟n onderzoek wordt een schatting gemaakt van het aantal laaggeletterden op basis van het aantal ouderen, werklozen, niet-werkenden, allochtonen en laagopgeleiden in de gemeente of regio. Deze factoren zijn namelijk in grote mate bepalend voor het aantal laaggeletterden. Gemeenten kunnen deze vooronderzoeken gratis aanvragen bij CINOP. Uit de 0-meting in 2008 blijkt dat van alle 29 Utrechtse gemeenten er 11 (38%) te beschikken over een vooronderzoek. Het gaat om de regio Soest, Baarn en Bunschoten en de gemeenten Maarssen, Oudewater, Leusden, Houten, Rhenen, Utrecht, Veenendaal en Amersfoort. De overige 18 gemeenten zeggen niet te beschikken over een vooronderzoek. In Figuur 3.1 is de verdeling van deze 0-meting weergegeven. Sinds 2009 beschikt de gemeente Nieuwegein ook over een vooronderzoek. Deze gemeente had in 2008 nog geen vooronderzoek uitgevoerd en heeft nu na vooronderzoek ook een beleid ontwikkeld (samen met de regiogemeenten). In totaal beschikken 12 gemeenten (41%) over een vooronderzoek. Hoewel Leusden in 2008 al beschikte over een vooronderzoek, hebben zij op eigen initiatief diepgaand onderzoek laten voeren naar de aard en omvang van laaggeletterdheid, om op basis van die gegevens vindplaatsen beter te specificeren.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
14
Figuur 3.1 Vooronderzoek 0-meting en 1-meting
3.6
Convenant
In het kader van de bestrijding van laaggeletterdheid is in 2007 een landelijk convenant afgesloten tussen werkgevers, werknemers (verenigd in de Stichting van de Arbeid) en de ministeries van OCW, SZW en VWS. Het doel van dit convenant is om laaggeletterden te stimuleren scholing op te pakken. Het komt regelmatig voor dat verschillende partijen, in navolging van het landelijk convenant, een soortgelijk regionaal of gemeentelijk convenant afsluiten. Deze convenanten worden over het algemeen door verschillende partijen ondertekend die een rol van betekenis kunnen hebben in de aanpak van het probleem. Veelal zijn het gemeenten, overige lokale (semi-) overheidsinstellingen, werkgevers(organisaties) en scholingsinstellingen die in een convenant de intentie uitspreken om iets aan laaggeletterdheid te doen. De 0-meting laat zien dat in totaal 6 van de 29 gemeenten (21%) een convenant hebben ondertekend (zie figuur 2.2). De 6 gemeenten die dit hebben gedaan zijn Zeist, Utrecht en het cluster Woerden, Oudewater, de Ronde Venen en Montfoort. Deze gemeenten geven aan in samenwerking met andere partijen de aanpak van laaggeletterdheid vorm te willen geven. Uit de 1-meting blijkt dat in de periode 2008-2010 ook Veenendaal een convenant heeft ondertekend rondom laaggeletterdheid. In totaal hebben 7 gemeenten (24%) een convenant ondertekend.
Figuur 3.2 Convenant 0-meting en 1-meting
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
15
3.7
Aantal cursisten 2007-2010
In onderstaande tabel staan de aantallen deelnemers aan cursussen lezen en schrijven in de provincie Utrecht. Het totaal aantal cursisten dat in 2009 heeft deelgenomen aan cursussen lezen en schrijven is 808. Vergeleken met 2007 is dit met ruim 50% gestegen. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door een sterke stijging van het aantal cursisten bij ROC Midden Nederland locatie Utrecht (van 168 naar 562 cursisten). De stijging kan worden verklaard door de uitvoering van aanvalsplannen van de actieve gemeenten. Daarnaast is het waarschijnlijk dat de landelijke aandacht voor het thema laaggeletterdheid in de afgelopen jaren een positief effect heeft gehad op de toestroom van cursisten naar het roc. Opvallend is de vrij sterke daling van 77 cursisten in 2007 naar 45 cursisten in 2009 in de regio Eemland. Deze daling valt niet te verklaren vanuit de gegevens van deze monitor. Locaties Afdelingen
Aantal ingeschreven deelnemers bij ROC Midden Nederland
Volwasseneneducatie ROC Midden Nederland Jaar:
2007
2008
2009
Regio Lekstroom
32
44
38
Regio Eemland (incl.
77
38
45
168
539
562
44
45
Scherpenzeel, Gld) Utrecht Stad Regio West Regio Zuid-Oost
109
85
118
TOTAAL
400
750
808
Tabel 3.3 Aantal cursisten lezen en schrijven3 bij ROC Midden Nederland per regio
3.8
Afspraken met ROC Midden Nederland
Gemeenten sluiten jaarlijks een zogenaamde productovereenkomst met het roc voor de besteding van het WEB-deel van het participatiebudget. In deze overeenkomst worden afspraken gemaakt over de inkoop van educatietrajecten bij het roc, waaronder ook de cursussen Nederlands vallen. In de productovereenkomst kunnen gemeenten prestatieafspraken maken met het roc over wervingsactiviteiten gericht op het binnenhalen van nieuwe cursisten, over de aantallen deelnemers aan en de inhoud en duur van cursussen. Het is van belang dat gemeenten goede prestatieafspraken maken met het roc, aangezien de hoogte van het participatiebudget vanaf 2012 gedeeltelijk afhangt van de werkelijk uitgevoerde educatietrajecten. Het aantal educatietrajecten is een van de outputverdeelmaatstaven voor het budget. Gemeenten dienen deze gegevens vanaf 2010 te registreren. In het kader van het monitoronderzoek worden de gemeenten gevraagd de afspraken te noemen die zij met ROC Midden Nederland (als uitvoerder van de volwasseneneducatie) hebben gemaakt.
Monitor deelname lees- en schrijfonderwijs door laaggeletterden 2009. ’s-Herhogenbosch: CINOP mei 2010. 3
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
16
In de 0-meting is aan de gemeenten door middel van een open vraag gevraagd welke prestatieafspraken zij met het roc hebben gemaakt. Uit de antwoorden blijkt dat zowel de actieve als de niet-actieve gemeenten prestatieafspraken met het roc hebben gemaakt (met uitzondering van Maarssen, IJsselstein en Eemnes). De kwaliteit van de gemaakte afspraken wisselt sterk per gemeente, vooral wanneer het gaat om de meetbaarheid (te realiseren aantallen of percentages) en de inhoud en duur van de ingekochte educatietrajecten. Ook in de toekomst willen bijna alle gemeenten de prestatieafspraken met het roc (blijven) maken.
Figuur 3.3 Prestatieafspraken met ROC 1-meting (n=18)
In de 1-meting is door middel van een meerkeuzevraag gevraagd aan gemeenten of er prestatieafspraken zijn gemaakt met het roc. De resultaten laten zien dat 11 van de 18 gemeenten geen prestatieafspraken heeft gemaakt met het roc en dat 7 gemeenten wel prestatieafspraken hebben gemaakt. Andere gemeenten geven aan dat er geen afspraken zijn gemaakt waarop het roc wordt afgerekend, maar dat wel het aantal cursisten stijgt door het geven van workshop herkennen en doorverwijzen van laaggeletterden. Uit de toelichting die bij deze vraag wordt gegeven blijkt ook dat verschillende gemeenten hierover regionaal doelen te hebben opgesteld (Nieuwegein, Baarn, Soest en Bunschoten en Zeist, De Bilt, Bunnik, Utrechtse Heuvelrug en Wijk bij Duurstede).
3.9
Effecten van aanpassing in budgetten/bezuinigingen
Op de vraag of de initiatieven op het voorkomen en bestrijden van laaggeletterdheid zijn veranderd als gevolg van aanpassingen in budgetten en bezuinigingen antwoorden 14 ambtenaren Educatie dat deze niet zijn veranderd. Drie gemeenten geven aan dat de initiatieven wel zijn veranderd. Als reden geeft 1 gemeente aan dat er minder prioriteit ligt bij het maken van een Aanvalsplan wegens bezuinigingen.
3.10 Samenwerking met andere gemeenten Van de 18 gemeenten werkt de helft vanuit Educatie samen met andere gemeenten in de aanpak van laaggeletterdheid. Dat ligt voor de hand gezien de mate waarin gemeenten regionaal vorm geven aan beleid rondom dit thema. De thema‟s die in deze samenwerking inhoudelijk besproken zijn de volgende: •
Participatiebudget en arbeidsmarktbeleid.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
17
•
Gezamenlijke opzet van project „Herkennen en Doorverwijzen van laaggeletterden‟.
•
Voortgang van het (regionale) Aanvalsplan.
•
Wervingsactiviteiten en prestatieafspraken met ROC Midden Nederland.
•
Volwasseneneducatie in brede zin (inclusief VAVO en Alfa NT2).
•
Werving van deelnemers en beoogde resultaten.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
18
4
Aanpak laaggeletterdheid onder jongeren
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de Monitor Jeugd Utrechtse Gemeenten uiteengezet. Dit deel van de monitor richt zich op het in kaart brengen van de mate waarin beleidsmedewerkers Jeugd betrokken zijn bij de aanpak van laaggeletterdheid in de gemeente. Deze vraagstelling is een direct gevolg van de koersverandering van de Sociale Agenda in de provincie Utrecht. Hieronder wordt achtereenvolgens ingegaan op het taalvaardigheidniveau van jongeren, het stimuleren van jongeren om deel te nemen aan de maatschappij en de samenwerking op dit gebied met andere gemeenten. Daarnaast zal de koppeling met relevante beleidsterreinen worden beschreven en wordt er gekeken naar de invloed van bezuinigingen op de aanpak van taalachterstanden bij jongeren.
4.1
Niveau taalvaardigheid jongeren
Taalvaardigheid is essentieel om voldoende mee te kunnen doen in de samenleving, in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Aan de gemeenten is gevraagd of zij zicht hebben op het taalvaardigheidniveau van jongeren in de leeftijd van 15 tot en met 28 jaar. Op deze vraag hebben 21 beleidsmedewerkers Jeugd een antwoord gegeven. Bijna alle respondenten, op 1 na, geven aan dat zij geen zicht hebben op het niveau van taalvaardigheid van jongeren. De gemeente die hier wel zicht op heeft noemt in de toelichting dat 0 tot 5% van de jongeren onvoldoende taalvaardig is.
Figuur 4.1 Heeft u als gemeente zicht op het niveau van taalvaardigheid van jongeren? (n=21)
In het kwalitatieve onderzoeksdeel geven de gemeenten als verklaring op deze resultaten aan dat zicht op taalvaardigheid een taak van het onderwijs is. Gemeenten hebben geen kengetallen over de taalvaardigheid van jeugd en zonder kengetallen signaleren zij ook geen probleem. Het thema taal wordt niet meegenomen in reguliere onderzoeken naar het welbevinden van de jeugd.
4.2
Stimuleren van optimale participatie jongeren
Gemeenten stimuleren jongeren om optimaal mee te doen in de maatschappij, arbeidsmarkt en onderwijs. Op deze gebieden wordt met name veel op regionaal niveau ondernomen. Daarnaast
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
19
bieden gemeenten hulp bij schuldenproblematiek, een activiteit die vooral op lokaal niveau plaatsvindt. De gemeenten geven in het kwalitatieve onderzoeksdeel aan dat de wet WIJ (Wet Investeren in Jongeren) een waardevol instrument is om jongeren optimaal mee te laten doen in de samenleving. De wet houdt in dat jongeren onder de 27 jaar die een aanvraag indienen bij de gemeente voor bijstand, werk, scholing of een combinatie van beiden aangeboden krijgen. Jongeren die het aanbod niet accepteren, krijgen ook geen uitkering. Het doel van de wet is om jongeren die niet meedoen aan de samenleving te activeren.
Figuur 4.2 Wat doet u als gemeente om jongeren te stimuleren om optimaal mee te doen in de maatschappij, arbeidsmarkt en onderwijs?
De regio rondom Zeist heeft een bijzonder initiatief om taalvaardigheid van jongeren in beeld te brengen. Zij nemen bij het jongerenloket een korte vragenlijst af om inzichtelijk te maken of jongeren een taalprobleem zouden kunnen hebben. Alle gemeenten die bevraagd zijn in het kwalitatieve onderzoeksdeel stonden positief tegenover dit initiatief, maar zagen gezien de aard van hun sociale dienst niet allemaal de mogelijkheid om met dit instrument aan de slag te gaan.
4.3
Samenwerking met andere gemeenten
Van de 18 respondenten geven 7 ambtenaren Jeugd aan samen te werken met andere gemeenten. In deze samenwerking worden de volgende thema‟s inhoudelijk besproken: •
Voortijdig schoolverlaters;
•
Arbeidsmarktbeleid;
•
Re-integratie;
•
Inburgering;
•
Educatie.
Uit het kwalitatieve deel van het onderzoek kwam naar voren dat gemeenten op dit moment gezamenlijk werken aan het vormgeven van een regionaal jongerenloket (regio Zuid-Oost). Daarbij is het prioriteit om een lijn te vinden in voortijdig schoolverlaters, werkzoekende jongeren en
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
20
uitkeringsgerechtigde jongeren. Deze prioriteit is de verantwoordelijkheid van het inmiddels gevormde wethoudersoverleg jeugd in de regio.
4.4
Koppeling met beleidsterreinen
Aan de deelnemers van de monitor is gevraagd met welke beleidsterreinen er samenwerking is in de aanpak van taalachterstanden bij jongeren. Met het beleidsterrein Inburgering vindt de meeste samenwerking plaats gevolgd door Sociale Zaken, Reïntegratie en Educatie (zie figuur 4.3). Respondenten die anders hebben ingevuld noemen; peuterspeelzalen/VVE, RMC en Jeugd & Jongerenbeleid.
Figuur 4.3 Beleidsterreinen waarmee samenwerking in de aanpak van taalachterstanden bij jongeren plaatsvindt
De beleidsmedewerkers Jeugd geven tijdens de interviews aan dat samenwerking met andere beleidsvelden onmisbaar is. Daarbij gaat het vaak over jonge kinderen, voortijdig schoolverlaters, schakelklassen, openbare veiligheid en overlast. Als er overleg is met Educatie betreft dit VAVO.
4.5
Gevolgen bezuinigingen
Aangezien er geen sprake is van beleid op taal bij jongeren zien we dat bezuinigingen geen extra rol hebben gespeeld op dit vlak. Het meerendeel van de gemeenten (15 van de 18) geeft dan ook aan dat de bezuinigingen op verschillende gemeentelijke budgetten geen verandering heeft aangebracht in de aanpak van taalachterstanden bij jongeren. Een gemeente geeft aan dat er nu druk binnen het participatiebudget wordt geschoven om Educatie zoveel mogelijk overeind te houden. Een andere gemeente geeft aan dat er beroep wordt gedaan op gemeentelijke reserves en voorzieningen, dit is echter geen structurele oplossing, aldus deze gemeente.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
21
5
Gemeentelijke ondersteuningsbehoeften
In dit hoofdstuk worden de ondersteuningsbehoeften van de Utrechtse gemeenten inzichtelijk gemaakt. In het onderzoek van 2008 (0-meting) is een open vraag gesteld aan de gemeenten met betrekking tot de ondersteuningsbehoefte. In de 1-meting is een aantal antwoordmogelijkheden gegeven. Deze vraag is ook in de Monitor Jeugd opgenomen. De hieronder beschreven resultaten geven weer aan welke ondersteuning gemeenten behoefte hebben.
5.1
Ondersteuningsbehoeften van Educatieambtenaren
In figuur 5.1 staat een overzicht van de gemeenten met en zonder ondersteuningsbehoefte(n) en het aantal gemeenten waarvan geen gegevens zijn verkregen. De figuur laat zien dat ruim de helft (16) van de in totaal 29 gemeenten nu of in de toekomst ondersteuning kan gebruiken bij de aanpak van laaggeletterdheid.
Figuur 5.1 Overzicht van de gemeenten met en zonder ondersteuningsbehoefte(n)
In de 1-meting is de vraag gesteld of gemeenten in het kader van de Sociale Agenda behoefte hebben aan ondersteuning die de provincie Utrecht kan bieden. Gemeenten hebben het meest (65%) behoefte aan cijfermatige informatie over de doelgroep jongeren met weinig basisvaardigheden/geringe taalvaardigheid ter ondersteuning van beleidsvorming. Daarnaast bestaat er bij veel gemeenten (59%) behoefte aan informatieverstrekking over het inzetten van budgetten. In tabel 5.1 is een totaaloverzicht van de ondersteuningsbehoefte te vinden.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
22
Behoefte aan ondersteuning van de provincie
% van de
(n=17)
respondenten
Informatieverstrekking over het inzetten van
59%
Gemeenten
Abcoude, Bunschoten, De
budgetten ten behoeve van basisvaardigheden
Ronde Venen, Oudewater,
(lezen, schrijven, rekenen & digitale vaardigheden)
Rhenen, Soest, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Zeist
Bijeenkomst over duurzaam participeren om kennis
18%
en ervaring te delen en inspiratie op te doen bij
Utrecht, Veenendaal, Zeist
anderen Opzetten en faciliteren van een kenniskring gericht
18%
op de aanpak van taalachterstanden bij jongeren Faciliteren van kennisdeling tussen ambtenaren
Amersfoort, Veenendaal, Zeist
18%
Amersfoort, Utrecht, Zeist
65%
Amersfoort, Bunschoten,
Educatie en ambtenaren Jeugd en samenleving door middel van werkbijeenkomsten Cijfermatige informatie over de doelgroep jongeren met weinig basisvaardigheden/geringe
De Ronde Venen, Houten,
taalvaardigheid ter ondersteuning van
Nieuwegein, Renswoude,
beleidsvorming
Rhenen, Soest, Utrecht, Veenendaal
Tabel 5.1 Door de educatieambtenaren gekozen ondersteuningsbehoefte
5.2
Ondersteuningsbehoeften van Jeugdambtenaren
De vraag rondom ondersteuningsbehoefte van gemeenten is ook aan de ambtenaren Jeugd gesteld. Zij hebben het meest (72%) behoefte aan cijfermatige informatie over de doelgroep jongeren met weinig basisvaardigheden/geringe taalvaardigheid ter ondersteuning van beleidsvorming. Dit valt te verklaren door de opmerkingen van ambtenaren tijdens de interviews: als cijfers laten zien dat er een probleem is, dan pas kan de ambtenaar Jeugd er iets mee doen. Anders bestaat het probleem bestuurlijk niet. Naast cijfermatig inzicht bestaat bij gemeenten (22%) behoefte aan informatieverstrekking over het inzetten van budgetten. De gemeente Amersfoort gaf tijdens het interview aan dat zij baat hebben bij financiële ondersteuning om bestaande projecten gericht op het participeren en basisvaardig maken van jeugd te versterken met een impliciete taalcomponent. In Tabel 5.2 wordt op basis van de meting weergegeven welke gemeenten, welke ondersteuningsbehoefte hebben.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
23
Behoefte aan ondersteuning van de
% van de
provincie
respondenten
Gemeenten
n=18 Informatieverstrekking over het inzetten van
22%
budgetten ten behoeve van basisvaardigheden
Breukelen, Oudewater, Rhenen, Soest
(lezen, schrijven, rekenen & digitale vaardigheden) Bijeenkomst over duurzaam participeren om
17%
Bunschoten, De Bilt, IJsselstein
6%
Utrechtse Heuvelrug
17%
De Bilt, De Ronde Venen,
kennis en ervaring te delen en inspiratie op te doen bij anderen Opzetten en faciliteren van een kenniskring gericht op de aanpak van taalachterstanden bij jongeren Faciliteren van kennisdeling tussen ambtenaren Educatie en ambtenaren Jeugd en
Utrechtse Heuvelrug
samenleving door middel van werkbijeenkomsten Cijfermatige informatie over de doelgroep
72%
Abcoude, Bunschoten, De Bilt,
jongeren met weinig
De Ronde Venen, Eemnes,
basisvaardigheden/geringe taalvaardigheid ter
IJsselstein, Leusden, Maarssen,
ondersteuning van beleidsvorming
Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Rhenen, Utrechtse Heuvelrug
Tabel 5.2 Door de Jeugdambtenaren gekozen ondersteuningsbehoefte
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
24
6
Conclusies en aanbevelingen
De provincie Utrecht wilde door middel van dit onderzoek antwoord op de volgende vier vragen: 1
In hoeverre zijn de Utrechtse gemeenten actief in het voorkomen en bestrijden van laaggeletterdheid ten opzichte van 2008?
2
In welke mate zijn gemeenten alert op laaggeletterdheid onder de jeugd?
3
In welke mate is er sprake van samenwerking met andere beleidsvelden binnen de gemeente of samenwerking met andere gemeenten in de regio en wat is de aard van deze samenwerking?
4
Welke ondersteuningsbehoefte hebben de ambtenaren Jeugd en Educatie rondom dit thema?
In dit hoofdstuk staan de conclusies en aanbevelingen uitgewerkt op basis van de onderzoeksresultaten. Bij het interpreteren van de gegevens van de 1-meting moet worden opgemerkt dat niet alle gemeenten van de 0-meting dit keer weer hebben deelgenomen.
6.1
Aanpak laaggeletterdheid vanuit Educatie
In deze monitor wordt een gemeente als actief beschouwd als er een Aanvalsplan Laaggeletterdheid, specifiek beleid wordt gevoerd (naast het besteden van webmiddelen bij het roc) of structureel activiteiten rondom laaggeletterdheid plaats vinden (trainingen herkennen en doorverwijzen, wervingscampagne, et cetera). Tijdens de periode van de Sociale Agenda (2008-2011), is het aantal gemeenten dat actief bezig was met de aanpak van laaggeletterdheid toegenomen. Geconcludeerd kan worden dat in 2010 in totaal 23 gemeenten actief zijn op het gebied van laaggeletterdheid. Van deze gemeenten waren er tijdens de 0- meting 7 niet actief. Het betreft de gemeenten Houten, IJsselstein, Leusden, Lopik, Nieuwegein, Veenendaal en Vianen. Op basis van de 1-meting kan worden geconcludeerd dat 5 gemeenten in de periode van 20082010 aan de slag zijn gegaan met een aanvalsplan of beleid hebben ontwikkeld (Bunschoten, Soest, Utrechtse Heuvelrug, Nieuwegein en Oudewater). De activiteiten die gemeenten ondernemen volgens de monitor hebben vaak een kortstondig of tijdsgeboden karakter. Daarom hebben de onderzoekers en de provincie Utrecht vraagtekens bij de mate waarin gemeenten structureel actief zijn op het gebied van laaggeletterdheid. De provincie Utrecht gaat in 2011 vervolgonderzoek doen om te ondervinden in hoeverre de aanpak van laaggeletterdheid structureel verankerd is in het beleid van gemeenten en hoe dat is gedaan. Door deze resultaten te delen kunnen gemeenten van elkaar leren en kennis delen.
Vooronderzoek Op basis van de meting in 2008 is bekend dat 11 van de 29 gemeenten in het bezit zijn van een vooronderzoek. In de meting van 2010 geven 6 van de 20 respondenten aan een vooronderzoek te hebben. Na de meting in 2008 heeft Nieuwegein ook een vooronderzoek laten uitvoeren. Op basis van dit vooronderzoek hebben deze gemeenten beleid ontwikkeld op het voorkomen en bestrijden van laaggeletterdheid. In 2010 beschikken in totaal 12 gemeenten over een vooronderzoek.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
25
De respondenten zien naar aanleiding van de bezuinigingen op verschillende gemeentelijke budgetten geen veranderingen in de aanpak van taalachterstanden. Gemeenten hebben het meest behoefte aan cijfermatige informatie wat betreft taalvaardigheden en laaggeletterdheid. Wanneer zij cijfers hebben die de noodzaak van aanpak aantonen kunnen zij actie ondernemen. Binnen het Landelijke Aanvalsplan is door Stichting Lezen & Schrijven, Stichting Expertisecentrum ETV.nl en CINOP inmiddels een keur van hulpmiddelen ontwikkeld die gemeenten kunnen helpen bij het opzetten van activiteiten en maken van een gemeentelijk plan om laaggeletterdheid aan te pakken. Een voorbeeld hiervan is het vooronderzoek naar de aard en omvang van laaggeletterdheid in de gemeente, dat door gemeenten gratis opvraagbaar is bij CINOP.
Convenant Op basis van de 0-meting in 2008 wordt vastgesteld dat 6 gemeenten een convenant hebben ondertekend; Zeist, Utrecht en het cluster Utrecht West (Woerden, Oudewater, de Ronde Venen en Montfoort). In de 1-meting geeft ook de gemeente Veenendaal aan een convenant te hebben ondertekend. In totaal hebben 7 gemeenten een convenant ondertekend. Een convenant heeft een bepaalde looptijd. Te verwachten is dat gemeenten na afloop van het convenant niet vanzelfsprekend kiezen voor een verlenging.
Aantal cursisten in 2008 In 2009 hebben 808 cursisten deelgenomen aan cursus lezen en schrijven. In de afgelopen jaren is een sterke stijging te zien (van 400 in 2007 naar 808 in 2009). De stijging kan worden verklaard door de uitvoering van aanvalsplannen van de actieve gemeenten. Daarnaast is het waarschijnlijk dat de landelijke aandacht voor het thema laaggeletterdheid in de afgelopen jaren een positief effect heeft gehad op de toestroom van cursisten naar het roc.
Prestatieafspraken met het ROC Uit de 0-meting blijkt dat zowel de actieve als de niet-actieve gemeenten prestatieafspraken met het roc hebben gemaakt (met uitzondering van Maarssen, IJsselstein en Eemnes). Ook in de toekomst willen bijna alle gemeenten de prestatieafspraken met het roc (blijven) maken. De 1-meting laat zien dat 11 van de 18 gemeenten geen prestatieafspraken hebben gemaakt met het roc. Zeven gemeenten hebben wel prestatieafspraken gemaakt. Gemeenten die geen afspraken hebben gemaakt geven wel aan dat het aantal cursisten stijgt door het geven van workshop Herkennen en Doorverwijzen van laaggeletterden, en dat het maken van prestatieafspraken met het roc op de planning staat. In samenwerking met andere gemeenten hebben zij wel al doelen gesteld rondom aantallen cursisten.
6.2
Aanpak laaggeletterdheid jongeren
Aan de Monitor Jeugd Utrechtse Gemeenten hebben 21 gemeenten deelgenomen. Geconcludeerd kan worden dat deze gemeenten geen zicht hebben op het taalvaardigheidniveau van jongeren. Als reden dragen zij vooral aan dat ze dit niet zien als gemeentelijke taak. Bovendien is er geen cijfermatig inzicht dat duidt op een probleem met taalvaardigheid bij de jeugd. Taalvaardigheden
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
26
worden niet meegenomen in reguliere metingen en daarom zijn er geen aanwijzingen dat dit een probleem zou kunnen zijn. Gemeenten stimuleren jongeren om mee te doen in de maatschappij, arbeidsmarkt en onderwijs door hen toe te leiden naar werk, hulp te bieden bij schuldenproblematiek en op te leiden in basisvaardigheden. Met name dit laatste is een interessante conclusie, omdat taalvaardigheid een belangrijke basisvaardigheid is en men tevens aangeeft hier geen zicht op te hebben. In de aanpak van taalachterstanden bij jongeren maken gemeenten vooral de koppeling met Inburgering, Sociale zaken en Reïntegratie en Educatie. In de samenwerking met Educatie wordt echter niet gekeken naar scholing op basisvaardigheden, maar naar VAVO (Voortgezet Algemeen Volwassen Onderwijs). Bij het Jongerenloket in de gemeente Zeist en regiogemeenten worden jongeren gescreend op laaggeletterdheid. Een mooi voorbeeld van integrale aanpak van taalachterstanden bij jongeren. De provincie Utrecht gaat dit concept monitoren waarbij ze in beeld brengt welke jongeren er komen bij het jongerenloket en in hoeverre er een link is tussen de problematiek en taalvaardigheid van jongeren.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
27
Bijlage 1 Kwalitatieve onderzoeksgegevens
Oorzaak geringe
Beleidsmatige
Beleidsmatige
Houding ten
Overige
inzichten in
samenwerking
samenwerking
opzichte van
opmerkingen
taalvaardigheid
binnen de gemeente
regionaal
preventieve screening jongeren
Utrechtse
Is geen gemeentelijke
Arbeidsmarkt en
Er wordt gewerkt aan
Dit gebeurt al, zonder
Lastig is de overgang
Heuvelrug
taak, maar van
participatie, sociale
koppeling VSV,
dat wordt aangegeven
van trajectbegeleiding
scholen. Verondersteld
dienst, RMC, jongeren-
werkzoekenden &
hoe. Effectmeting is
gemeente naar
dat bij inzet WIJ
loket. Op basis van
uitkerings-
nog niet gedaan, geen
aanbod ROC (bij WIJ).
gekeken wordt naar
samenwerking wordt
gerechtigden. Sinds
kengetallen
Kwaliteit ROC
basisvaardigheden.
aanbod steeds beter
kort op dit thema één
beschikbaar.
onvoldoende; werkt
ingekocht.
wethoudersoverleg.
Reguliere metingen
Sociale zaken, welzijn,
Samenwerking met
Misschien na
Grote onbekendheid
geven geen inzicht in
gezondheid, orde en
regiogemeenten is
gemeentelijke
met probleem. Cijfers
taalvaardigheid
veiligheid.
noodzaak. Men werkt
herindeling. Nu heeft
en bewustwording zijn
(GGD). Scholen
samen aan de
de gemeente geen
nodig.
zouden inzicht moeten
implementatie van
eigen sociale dienst,
hebben.
CJG en de
zit bij Ronde Venen.
Nadruk vanuit
Verwijsindex. Daarin is
Jeugdbeleid ligt vaak
taalachterstanden
op 12-18.
geen indicator
Abcoude
uitval in de hand.
(landelijk beleid). Renswoude
Er wordt niet naar
Globale samenwerking
Geen regionale
Daar gaat Jeugd niet
Cijfers zouden nodig
gevraagd, want taal is
met onderwijs en
samenwerking; geen
over, zou een zaak
zijn om trend te
iets van scholen.
volksgezondheid. Zou
tijd en prioriteit.
van SoZa moeten zijn.
signaleren. NB, er is
Renswoude heeft geen
moeten samenwerken
een groot verschil
voortgezet onderwijs.
met leerplicht, maar
tussen grote en kleine
doet dat niet.
gemeenten.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
28
Amersfoort
Geen gemeentelijke
Veel samenwerking
Onderdeel van regio
Verantwoordelijkheid
Cijfermatig inzicht is
taak, is een taak van
met openbare orde en
Eemland. Als grote
hiervoor ligt bij Soza.
prettig. Graag
de scholing. Wel een
veiligheid, sociale
gemeente vaak een
Staat er positief
middelen om
interessant vraagstuk.
zaken en welzijn.
trekkersrol.
tegenover, maar ziet
bestaande projecten
meer aanknopings-
uit te breiden met
punten bij bestaande
taal.
initiatieven (Pittstop, praktijkscholen en vakcollege‟s).
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
29
Bijlage 2 Criteria van www.taalkrachtvoorgemeenten.nl Om de willekeur in het toekennen van kleuren tegen te gaan en richting gemeenten/provincies duidelijk te communiceren dat zij slecht/redelijk/goed bezig zijn met de aanpak van laaggeletterdheid worden hieronder criteria aangegeven voor het „inkleuren‟ van gemeenten/provincies. Als basis voor de genoemde criteria gelden enkele ambities en doelstellingen van het „Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010 - Van A tot Z betrokken‟. Toekenning kleuren gemeenten/provincies op digitale kaart van Nederland Rood
•
Geen activiteiten.
•
Activiteiten landelijke organisaties zonder lokale/regionale acties (bijvoorbeeld Juridisch loket).
•
Aanwezigheid bij landelijke informatiebijeenkomsten georganiseerd vanuit het landelijk Aanvalsplan (bijvoorbeeld consultatiebureau bij regiotour Taalkracht voor consultatiebureaus.
•
Bewustwordingsquickscan.
•
Vooronderzoek laaggeletterdheid.
•
Professionalisering Educatie binnen gemeente/provincie (vraaggericht werken); roc volgt training Educatie als bedrijfspartner.
Oranje
•
Provinciaal/gemeentelijk aanvalsplan/wervingsplan.
•
Regionaal samenwerkingsarrangement.
•
Gemeente onderneemt actie voor eigen personeel (neemt verantwoordelijkheid als werkgever.
•
Actief ambassadeursnetwerk in regio.
•
Taalstimuleringsprogramma voor- en vroegschoolse educatie in gehele gemeente/provincie.
•
Uitvoerings leesbevorderingsprogramma in gemeente/provincie
•
Bibliotheek heeft makkelijk lezen punt voor volwassen laaggeletterden.
•
Vijfde bijeenkomst Train de Trainer.
•
Bewustwordingsworkshop in het kader van Taalkracht voor gemeenten.
•
Bewustwordingsworkshop in het kader van Taalkracht voor bedrijven bij bedrijf/bedrijven in gemeente.
•
Uitvoering Taalkr8!/Leeskracht/Taalkracht voor basisscholen.
•
Uitvoering Alle ouders doen mee.
•
Taalcursus op bedrijf/bedrijven in gemeente.
•
Aanpak door brancheorganisatie/bedrijfstak in gemeente.
•
Reductie administratieve lasten voor burgers en verbetering toegankelijkheid van informatie door/binnen gemeente.
•
Ondertekening lokaal/regionaal convenant met gelijke ambities als landelijk convenant.
•
Snelle start.
•
Stap voor stap (maatwerk op locatie).
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
30
•
Workshop herkennen en doorverwijzen.
•
Gerichte activiteiten in het kader van Lees en Schrijf! en/of Lees en Schrijf! taal op je werk.
•
Organiseert activiteit(en) in het kader van de Week van de Alfabetisering.
•
Indiening Nationale Alfabetiseringsprijs.
•
Gemeente heeft e-learnignmodule ontwikkeld en maakt daar gebruik van voor het herkennen en doorverwijzen van laaggeletterden.
•
Maatschappelijke organisaties binnen gemeente zijn actief aan de slag met opsporen, herkennen en doorverwijzen van laaggeletterden.
Groen
•
Winnaar/Nominatie Nationale Alfabetiseringsprijs.
•
Gemeente/provincie voert campagne leer lezen en schrijven.
•
Stijging aantal cursisten in gemeente/provincie met meer dan 25% in één jaar.
•
Minimaal vier oranje activiteiten.
Monitor Laaggeletterdheid Utrecht 2010
31