Aanmeldingsnotitie voor de m.e.r. beoordeling Dijkversterking dijkring 66 Lottum
23 november 2015- Versie 2.0
Autorisatieblad
Aanmeldingsnotitie voor de m.e.r. beoordeling Dijkversterking dijkring 66 Lottum
Naam
Paraaf
Datum
Opgesteld door
drs. F.M. van Schie
FvS
23 november 2015
Controle door
ir. M.J. Hehenkamp
MJH
23 november 2015
Vrijgave door
drs. R. Rijkers
RR
23 november 2015
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 Dijkversterking Lottum 1.2 M.e.r.-beoordeling 1.3 Doel van deze notitie 1.4 Initiatiefnemer en bevoegd gezag 1.5 Leeswijzer
3 3 3 4 5 5
2
De procedures en de m.e.r.-beoordelingsplicht 2.1 Projectplan Waterwet 2.2 M.e.r.-beoordeling 2.3 Inhoudelijke criteria m.e.r.-beoordeling
6 6 6 7
3
Kenmerken van de dijkversterking 3.1 Algemeen 3.2 Doel dijkversterking 3.3 Alternatievenstudie dijkversterking Lottum 3.4 Het voorkeursalternatief dijkversterking Lottum 3.5 Het definitief ontwerp (DO) van de dijkversterking 3.6 Cumulatie met andere projecten
9 9 10 10 11 13 15
4
Bijzondere waarden en gebieden 4.1 Algemeen 4.2 Natuur 4.3 Archeologie en cultuurhistorie 4.4 Milieubeschermingsgebied
16 16 16 18 21
5
Kenmerken van de potentiële effecten 5.1 Algemeen 5.2 Landschap, cultuurhistorie en archeologie 5.3 Natuur 5.4 Wonen, landbouw, recreatie en bereikbaarheid 5.5 Bodem en water 5.6 Geluid, lucht en externe veiligheid 5.7 Verontreiniging en hinder 5.8 Risico van ongevallen en veiligheid
22 22 22 24 25 26 27 27 27
6
Conclusie
29
7
Literatuur
30
Colofon
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
31
1/31
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
2/31
1
Inleiding
1.1
Dijkversterking Lottum In 1993 en 1995 stond het water in de Maas zo hoog dat er grootschalige overstromingen waren in Limburg met grote schadelijke gevolgen. Er is toen besloten om nooddijken aan te leggen om overstromingen in de nabije toekomst te voorkomen. Deze nooddijken zijn aangelegd in 1996. Ze zijn berekend op een rivierwaterstand die een kans op voorkomen heeft van 1/50 per jaar. De nooddijken hebben in 2005 de status gekregen van een primaire waterkering. Dit houdt in dat ze moeten voldoen aan de daarvoor geldende regels. In de Waterwet zijn nieuwe eisen voor de veiligheid van waterkeringen opgenomen. De nieuwe eisen vloeien onder meer voort uit nieuwe technische inzichten en de wens om rekening te houden met klimaatveranderingen. Volgens de nieuwe eisen moeten de waterkeringen langs de Maas een beschermingsniveau hebben van 1:250 per jaar voor alle mogelijke 3 faalmechanismen. Bij die overschrijdingskans hoort een afvoer van 3.275 m /sec. De primaire waterkeringen in Limburg zijn voor een deel te laag en ze sluiten niet goed aan op de hoger gelegen gronden langs de Maas. Daarmee voldoet een deel van de prioritaire waterkeringen in Limburg momenteel niet aan de veiligheidsnorm van 1/250 per jaar. De versterking van de waterkeringen die niet voldoen aan de veiligheidsnorm vallen binnen het programma Maaswerken van Rijkswaterstaat (hierna:RWS). Het waterschap Peel en Maasvallei (WPM) beheert en onderhoudt de waterkeringen in Noord- en Midden-Limburg. RWS heeft het waterschap opdracht gegeven om de waterkeringen zodanig te verbeteren dat de dijkringen voldoen aan het nieuwe beschermingsniveau. Hiertoe is het project Prioritaire Dijkversterkingen gestart. Het project is in verschillende zogenoemde percelen verdeeld. Dit rapport is onderdeel van de voorbereiding van de dijkverbetering in perceel 2, waaronder de dijkversterkingen in de gemeente Horst aan de Maas (dijkring 66 Lottum en dijkring 67 Grubbenvorst) en de gemeente Leudal (dijkring 74 Neer) vallen. De ligging van deze dijkringen is weergegeven in figuur 1.1. Dit rapport gaat over de versterking van dijkring 66 Lottum.
1.2
M.e.r.-beoordeling De dijkverbetering wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het Waterschap Peel en Maasvallei. Om de dijkverbetering te mogen uitvoeren moet een ‘Projectplan Waterwet’ worden opgesteld. In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd voor welke plannen en besluiten, en in welke gevallen, de procedure van de milieueffectrapportage moet worden doorlopen. Uit onderdeel D3.2 van dit besluit volgt dat “de aanleg, wijziging of uitbreiding van werken inzake kanalisering of ter beperking van overstromingen, met inbegrip van primaire waterkeringen en rivierdijken” een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit is. De m.e.r.-beoordeling houdt in dat het bevoegd gezag, in dit geval de Provincie Limburg, beoordeelt of in dit specifieke geval de procedure van de milieueffectrapportage moet worden doorlopen en er dus een MER moet worden gemaakt.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
3/31
Figuur 1.1 Dijkversterkingen Lottum, Grubbenvorst en Neer
1.3
Doel van deze notitie Ten behoeve van de m.e.r.-beoordeling voor dijkversterking Lottum is deze Aanmeldingsnotitie opgesteld. Deze notitie wordt ingediend bij het bevoegd gezag, die vervolgens besluit over de noodzaak om een MER te maken. Indien het bevoegd gezag besluit dat er geen m.e.r.-procedure nodig is, dan kunnen de vergunningaanvragen worden ingediend. Als er wordt besloten dat er wel een m.e.r.procedure nodig is, dan moet er eerst een MER worden gemaakt, voordat de vergunningaanvragen kunnen worden ingediend.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
4/31
1.4
Initiatiefnemer en bevoegd gezag Waterschap Peel en Maas treedt op als initiatiefnemer voor de versterking van de dijkring 66 Lottum De contactgegevens van het waterschap zijn: Waterschap Peel en Maasvallei Postbus 3390 5902 RJ VENLO www.wpm.nl Gedeputeerde Staten van Provincie Limburg zijn het bevoegd gezag voor de m.e.r.beoordeling. De contactgegevens van de provincie zijn: Gedeputeerde Staten Provincie Limburg Postbus 5700 6202 MA www.limburg.nl
1.5
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt dieper ingegaan op de m.e.r.-beoordeling en de inpassing daarvan in de andere procedures. Hoofdstuk 3 beschrijft de manier waarop de dijkversterking zal plaatsvinden en hoe tot deze dijkversterking is gekomen. Hoofdstuk 4 beschrijft de bijzondere waarden in en rond het projectgebied. In hoofdstuk 5 wordt beschreven welke effecten de dijkversterking op de omgeving zal hebben. Hoofdstuk 6 bevat de conclusie.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
5/31
2
De procedures en de m.e.r.-beoordelingsplicht
2.1
Projectplan Waterwet De dijkverbetering Lottum wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het Waterschap Peel en Maasvallei. Het waterschap is eigenaar en beheerder van de dijk en is verantwoordelijk voor de functie van de dijk. Om de dijkverbetering te mogen uitvoeren moet een aantal wettelijke procedures worden doorlopen. De belangrijkste hiervan is het vaststellen van het Projectplan Waterwet. Het Projectplan Waterwet is een besluit voor het uitvoeren van de dijkverbetering. Het wordt opgesteld en vastgesteld door het Waterschap Peel en Maasvallei en wordt goedgekeurd door de Provincie Limburg. Daarnaast moet een aantal andere vergunningen en ontheffingen worden aangevraagd. Het projectplan Waterwet wordt voorbereid door middel van de projectplanprocedure (art. 5.5 e.v. Waterwet). Dit betekent dat het projectplan na vaststelling door het waterschap moet worden goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Limburg. Daarnaast moeten alle noodzakelijke uitvoeringsbesluiten gecoördineerd voorbereid worden. De provincie is het coördinerende bestuursorgaan en legt de aanvragen van de vergunningen en definitieve besluiten tegelijk ter inzage.
2.2
M.e.r.-beoordeling In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd voor welke plannen en besluiten, en in welke gevallen, de procedure van de milieueffectrapportage moet worden doorlopen. Hierin is bepaald dat voor de goedkeuring van een Projectplan Waterwet dat gaat over de ‘aanleg, wijziging of uitbreiding van werken inzake kanalisering of ter beperking van overstromingen, met inbegrip van primaire waterkeringen en 1 rivierdijken ’ een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Dat is hier het geval; de primaire waterkering wordt gewijzigd. Voor de dijkversterking dijkring 66 Lottum wordt een Projectplan Waterwet opgesteld (conform artikel 5.4 van de Waterwet) waarop de projectprocedure van paragraaf 5.2 van de Waterwet van toepassing is. De m.e.r.-beoordeling is gekoppeld aan de goedkeuring van het Projectplan Waterwet door Gedeputeerde Staten. De m.e.r.-beoordeling houdt in dat het bevoegd gezag, in dit geval de Provincie Limburg, beoordeelt of in dit specifieke geval de procedure van de milieueffectrapportage moet worden doorlopen en er dus een MER moet worden gemaakt. Daarbij kijkt het bevoegd gezag naar de kenmerken van de ingrepen, naar de plaats van de ingrepen en naar de verwachte milieueffecten (zie ook paragraaf 2.3). Ten behoeve van de m.e.r.-beoordeling is deze Aanmeldingsnotitie opgesteld. Deze notitie wordt ingediend bij het bevoegd gezag, die vervolgens besluit over de noodzaak om een MER te maken. Indien het bevoegd gezag (Gedeputeerde Staten) besluit dat er geen m.e.r.-procedure nodig is, dan kan het waterschap het projectplan vaststellen en kunnen de vergunningaanvragen gecoördineerd worden ingediend. Het besluit daarover wordt gelijktijdig met het ontwerp-Projectplan en de ontwerpvergunningen ter inzage gelegd. 1
Onderdeel D. Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan de procedure als bedoeld in de artikelen 7.16 tot en met 7.20 van de wet van toepassing is, categorie D.3.2
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
6/31
Als er wordt besloten dat er wel een m.e.r.-procedure nodig is, dan moet er eerst een MER worden gemaakt, voordat de vergunningaanvragen kunnen worden ingediend. Tegen het m.e.r.-beoordelingsbesluit is een bezwaar- of beroepsprocedure mogelijk indien het besluit een belanghebbende rechtstreeks in zijn belang treft (zie artikel 6.3 van de Algemene wet bestuursrecht). Eventuele bezwaren tegen de geplande activiteiten door derden en/of belanghebbende moeten worden ingebracht middels een zienswijze op het ontwerp-projectplan of tijdens een beroepsprocedure tegen het definitieve projectplan, conform de Algemene wet bestuursrecht.
2.3
Inhoudelijke criteria m.e.r.-beoordeling Voor een m.e.r.-beoordeling bestaan wettelijke criteria. De beoordeling moet gebeuren aan de hand van de aspecten zoals genoemd in bijlage III bij de EU-richtlijn inzake de milieueffectbeoordeling (2011/92/EU). Het gaat daarbij om de volgende punten: Kenmerken van het project Bij de kenmerken van het project moet in het bijzonder in overweging worden genomen: • de omvang van het project; • de cumulatie met andere projecten; • het gebruik van natuurlijke hulpbronnen; • de productie van afvalstoffen; • verontreiniging en hinder; • risico van ongevallen, met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieën. Plaats van het project Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop het project van invloed kan zijn, moet in het bijzonder in overweging worden genomen: het bestaande grondgebruik; • de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen; • het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor: o wetlands; o kustgebieden; o berg- en bosgebieden; o reservaten en natuurparken; o gebieden die in de wetgeving van de lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd; speciale beschermingszones, door de lidstaten aangewezen krachtens Richtlijn 2009/147/EG en Richtlijn 92/43/EEG; o gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde milieunormen reeds worden overschreden; o gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid; o landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang. Kenmerken van het potentiële effect Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 (zoals hiervoor genoemd) in het bijzonder in overweging worden genomen:
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
7/31
• • • • •
het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking); het grensoverschrijdende karakter van het effect; de orde van grootte en de complexiteit van het effect; de waarschijnlijkheid van het effect; de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.
De kenmerken van de dijkversterking en de plaats ervan worden in hoofdstuk 3 beschreven. De (kenmerken van de) potentiële effecten worden in hoofdstuk 4 beschreven.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
8/31
3
Kenmerken van de dijkversterking
3.1
Algemeen Dijkring 66 Lottum ligt langs de woonkern Lottum, in de gemeente Horst aan de Maas. De huidige kering loopt van dijkpaalnummer 66.030 tot en met dijkpaalnummer 66.042. In figuur 3.1 is de huidige ligging van de dijkring weergegeven.
Figuur 3-1: Ligging huidige waterkering Lottum 1 Hoofdstraat 9a 6 Kapel 2 Bedrijfspand Thilot 7 In de Bergen 2 3 Opperdonkseweg 8 Pastoor Kerboschlaan 4 Rioolpompgebouw 9 Borggraaf 5 Veerweg 7
De waterkering van dijkring 66 heeft in de huidige situatie een totale lengte van ca. 2.000 meter. Het tracé start aan de zuidzijde ter hoogte van de achterzijde van het bedrijfspand Thilot BV aan de Hoofdstraat 11-13 en loopt vervolgens om zowel het landgoed en kasteel De Borgraaf als de kweker op Veerweg 5 heen. Vanaf het kasteel loopt de kering naar de bebouwing aan de noordzijde van Lottum tot aan de woning aan de Pastoor Kerboschlaan 14.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
9/31
Dijkring Lottum bestaat uit een groene kering, dat wil zeggen dat de kering volledig is opgebouwd uit grond. Alleen het rioolpompstation aan de Opperdonkseweg is een hard onderdeel van de waterkering.
3.2
Doel dijkversterking De huidige waterkering voldoet niet aan de vigerende eisen uit de Waterwet. Uit de hoogteanalyse zijn de volgende tekortkomingen naar voren gekomen: • De huidige waterkering is over de gehele lengte te laag. Het verschil tussen de huidige en benodigde hoogte is maximaal 1,5 meter. • Op twee locaties in de dijkring is een ‘gat’ aanwezig tussen de huidige groene waterkering en de hoge gronden. Hoge gronden zijn locaties waar het land al boven de ontwerpwaterstand ligt, waardoor hier geen dijk hoeft te worden aangelegd. Om deze tekortkomingen op te lossen dient de bestaande waterkering verhoogd te worden. Daarnaast zijn nieuwe keringen noodzakelijk om dijkring 66 te sluiten.
3.3
Alternatievenstudie dijkversterking Lottum In het voorjaar van 2015 (Movares, juli 2015) is onderzocht op welke manier de dijk verbeterd zou kunnen worden en is hiernaar een alternatievenstudie verricht. Deze studie is als volgt aangepakt. Basisoplossing Om het probleem van de te lage dijk op te lossen is er in eerste instantie vanuit gegaan dat de dijk wordt verhoogd volgens het zogenoemde normprofiel. Hierbij ontstaat een dijk met een vaste opbouw en maatvoering. Hierbij is de dijk zoveel mogelijk op het bestaande tracé gehouden. De Stuurgroep Deltamaas heeft op 7 oktober 2015 besloten in te stemmen met het onverkort realiseren van de dijkverbetering Lottum op het huidige tracé. Dit besluit is genomen met in achtneming van het feit dat op middellange termijn alsnog de overstroombaarheid van de dijken wordt opgeheven door het uitvoeren van een aanvullende dijkversterking. Door het nu onverkort realiseren van de dijkverbetering Lottum op het huidige tracé wordt vergevorderde planvorming recht gedaan, is de einddatum van 2020 haalbaar en wordt ook voor de lange termijn geborgd dat de veiligheid op orde blijft (bron: besluit Stuurgroep Deltamaas, 07 oktober 2015). Het normprofiel is hoger en daardoor ook breder dan de bestaande dijk. In principe is er gekozen om te verbreden naar de binnendijkse kant. Voor díe delen van de dijk waar: • niet voldoende ruimte binnendijks beschikbaar is voor een groene dijk volgens het normprofiel; • aanvullende ingrepen nodig zijn om de stabiliteit te verbeteren; zijn andere maatregelen of aanvullende maatregelen beschouwd. In beide gevallen zijn alternatieven voor deze maatregelen ontwikkeld. De totale dijkring 66 omvatte in dit onderzoek vijf delen. Voor vier van de vijf delen zijn alternatieve oplossingen ontwikkeld.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
10/31
Klei-inkassingen Langs alle delen van de dijk zijn maatregelen nodig om te voorkomen dat er bij grote waterstandsverschillen voor en achter de dijk grondwater onder de dijk door gaat stromen. Met deze grondwaterstroming (‘piping’) kunnen zand en kleideeltjes worden meegevoerd waardoor er als het ware een kanaal onder de dijk kan ontstaan. Dit kan worden voorkomen door het aanbrengen van een brede kleilaag aansluitend aan de dijk. Deze kleilaag, een klei-inkassing genoemd, komt onder de grond te liggen en wordt voorzien van een leeflaag. De leeflaag kan (met enkele beperkingen) gebruikt worden voor landbouw.
Beoordeling alternatieven De alternatieve oplossingen voor deze vier dijkdelen zijn op basis van een beoordelingskader tegen elkaar afgewogen (zie onderstaande tabel 3.1). Tabel 3.1 Beoordelingsaspecten alternatieven Thema
Aspecten
Techniek
Maakbaarheid Toekomstvastheid Beheer, onderhoud, toetsing en betrouwbaarheid
Bodem
Bodemkwaliteit
Rivierkunde
Opstuwing Bergend vermogen winterbed
Archeologie en cultuurhistorie
Archeologie Cultuurhistorie
Natuur
Beschermde natuurgebieden Beschermde soorten
Gebruiksfunctie
Wonen Werken Recreatie
Hinder
Hinder tijdens de uitvoering
Ook zijn de kosten van de verschillende alternatieven geraamd. Per dijkdeel is een keuze gemaakt tussen de varianten op basis van de scores uit het beoordelingskader en op basis van de kosten. Waar de kosten van alternatieven vergelijkbaar waren, gaven de scores uit het beoordelingskader de doorslag. Waar de scores uit het beoordelingskader vergelijkbaar waren, gaven de kosten de doorslag. In andere gevallen zijn de scores en kosten gestructureerd tegen elkaar afgewogen. De gekozen oplossingen per dijkdeel vormen samen het voorkeursalternatief. De aanpak van het onderzoek, de onderzochte alternatieven en de beoordeling zijn gerapporteerd in het rapport Alternatievenafweging en voorkeursalternatief dijkversterking dijkring 66 Lottum (Movares, 6 juli 2015). Het Dagelijks Bestuur van Waterschap Peel en Maasvallei heeft in juli 2015 het voorkeursalternatief vastgesteld.
3.4
Het voorkeursalternatief dijkversterking Lottum Het voorkeursalternatief laat zich (van zuid naar noord) als volgt beschrijven:
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
11/31
Dijkdeel 1 (vanaf Thilot tot het rioolpompgebouw) De aansluiting op de hoge grond vindt plaats door middel van een harde constructie (damwand) die naast een bedrijfspand (Thilot) op particulier terrein (Hoofdstraat 9) wordt geplaatst. Vanaf dijkpaal 66.030 wordt de bestaande dijk in buitenwaartse richting omgevormd tot het normprofiel, dat wordt aangevuld met een klei-inkassing van 17 meter breed. Nabij de kruising met de Opperdonkseweg ligt een duiker die moet worden versterkt. Afweging Voor dit tracé met de aansluiting door middel van een damwand is gekozen omdat dit het kortste tracé is met daardoor verreweg de laagste kosten. Vanwege gebrek aan ruimte is hier gekozen voor een damwand in plaats van een groene dijk. De effecten op archeologie, natuur en bodem zijn vergelijkbaar met die van de andere varianten voor dit deel. Omdat de damwand achter woningen moet worden geplaatst is deze variant minder goed beoordeeld op gebruiksfuncties en hinder. Van deze variant worden de kleinste rivierkundige effecten verwacht.
Het deel langs de Opperdonkseweg wordt verhoogd en buitenwaarts verbreed tot het normprofiel. De dijk wordt om het rioolpompgebouw gelegd dat op de bestaande dijk staat. De Opperdonkseweg wordt over de nieuwe dijk heen gelegd. Het hogedrukriool dat langs de oostzijde van de weg ligt moet worden verlegd. Buitendijks wordt de dijk voorzien van een klei-inkassing van 17 meter breed. Deze wordt onder maaiveld aangebracht. Afweging De keuze voor een buitenwaartse verbreding is gebaseerd op het verschil in kosten (de buitenwaartse verbreding is goedkoper dan de binnenwaartse) en op de kleinere verwachte hinder van de uitvoering en minder ruimtebeslag op particulier terrein. Er zijn geen verschillen tussen de varianten op het gebied van archeologie, natuur en bodem zijn vergelijkbaar met die van de andere varianten voor dit deel. De rivierkundige effecten zijn zeer beperkt.
Dijkdeel 2 (Veerweg tot en met de kruising met de weg) Ook het deel langs de Veerweg wordt verhoogd en buitenwaarts verbreed tot het normprofiel en langs de buitenzijde voorzien van een klei-inkassing van 8 meter breed. De Veerweg wordt over de nieuwe dijk heen gelegd. Afweging
Ook hier is gekozen voor een buitenwaartse verbreding. Deze keuze is gebaseerd op het feit dat hierdoor minder effecten op gebruiksfuncties (wonen, werken) en minder hinder tijdens de uitvoering zullen ontstaan dan bij een binnenwaartse verbreding. Er is bij deze variant weliswaar iets groter ruimtebeslag op het EHS-gebied maar juist minder ruimtebeslag op een terrein van archeologische waarde dan bij de andere variant. Er is sprake van (beperkte) negatieve rivierkundige effecten. Dijkdeel 3 (vanaf de Veerweg tot de bocht naar het noorden) Het volgende dijkdeel (Borggraaf Noord, vanaf 66.037 tot en met 66.041) wordt verhoogd en binnenwaarts verbreed volgens het normprofiel en voorzien van een kleiinkassing van 8 meter breed langs de buitenzijde. Omdat hier een binnendijkse verbreding volgens het normprofiel mogelijk is, zijn voor dit deel gaan varianten uitgewerkt.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
12/31
Dijkdeel 4 (resterende deel tot In de Bergen) Vanaf 66.041, de bocht naar het noorden, wordt de bestaande kade verhoogd en buitenwaarts verbreed tot het normprofiel, met een klei-inkassing van 8 meter breed. De kering wordt volgens dit profiel verlengd richting de hoge grond ter plaatse van het adres In de Bergen 2. Afweging
In verband met lagere kosten, een betere maakbaarheid (opstallen, bomen) en kleinere effecten op gebruiksfuncties is hier weer gekozen voor een buitenwaartse verbreding. De effecten op archeologie, natuur en bodem zijn vergelijkbaar met die van de binnenwaartse variant voor dit deel.
3.5
Het definitief ontwerp (DO) van de dijkversterking Het voorkeursalternatief is vervolgens uitgewerkt tot een definitief ontwerp (DO). Daarbij is het ontwerp verfijnd, rekening houdend met: • Aanvullende informatie over de bodemopbouw; • Aanvullende afspraken over het normprofiel en de vormgeving van kleiinkassingen; • Grondeigendom (met name particuliere terreinen) en aanwezigheid van kabels en leidingen; • De noodzaak van ruimte voor inspectie en onderhoud; • De aanwezigheid van bomen. Het resulterende definitief ontwerp is weergegeven in de onderstaande figuur 3.2. In het DO is een nieuwe indeling in 9 dijkdelen gebruikt.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
13/31
Figuur 3.2:: DO dijkring 66 Lottum
Op enkele locaties is bij de uitwerking het DO iets aangepast ten opzichte van het VKA. Het gaat om de volgende aanpassingen: • De pipingvoorziening van het meest zuidelijke deel van de dijk (dijkdeel 2) is verplaatst naar de binnenzijde (noordzijde). Hierdoor kan een aantal bomen worden gespaard. • De dijk wordt in een vloeiende lijn geheel om het terrein van het riool rioolpompstation (dijkdeel 3) heen gelegd. Dit geeft ruimte voor het aanpassen van enkele grote rioleringsleidingen. • De breedste pipingvoorzieningen zijn versmald tot 10 m. De smallere pipingvoorzieningen zijn op enkele locaties juist iets verbreed. De pipingvoorzieningen in het DO variëren tussen de 3 en 10 m breed. • De kruising van de dijk met de Veerweg (dijkdeel 5) is is zodanig geoptimaliseerd dat er zo min mogelijk ruimtebeslag nodig is in de tuin van dit pand. • Het buitentalud van de dijk is op enkele plaatsen wat versteild waardoor het ruimtebeslag is beperkt. Het buitentalud heeft nu bovendien het gewenste normprofie van 1:3. normprofiel Gebruik van natuurlijke hulpbronnen en productie van afvalstoffen Tijdens de werkzaamheden zal de bovenlaag (graszoden) worden afgeroofd. De overige te ontgraven grond wordt hergebruikt als kernmateriaal van de nieuwe dijk of wordt gebruikt als leeflaag op de klei-inkassing.
B85-FSC-KA-1500414 1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
14/31
Ten behoeve van de dijkversterking zal klei klasse 2 worden gebruikt. In het gebied zelf is klei klasse 2 niet aanwezig. Het zal daarom aangevoerd moeten worden van elders. Tijdens de aanlegfase en gebruiksfase vindt er geen productie van stoffen plaats die leiden tot gevaarlijke of milieubelastende afvalstoffen.
3.6
Cumulatie met andere projecten Bij de gemeente Horst aan de Maas is informatie opgevraagd over projecten in de omgeving van de dijkversterking Lottum die tegelijkertijd met de dijkversterking in uitvoering komen. Deze projecten zorgen gezien de afstand tot de dijkversterking niet tot versterking van de milieueffecten. Er is dus geen sprake van cumulatie.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
15/31
4
Bijzondere waarden en gebieden
4.1
Algemeen In de omgeving van de dijkversterking zijn bijzondere en beschermde waarden aanwezig. Het gaat om natuurwaarden, archeologische waarden en een Milieubeschermingsgebied (grondwaterbeschermingsgebied).
4.2
Natuur In het kader van de alternatievenstudie zijn de bestaande natuurwaarden van het projectgebied in kaart gebracht. Het onderstaande vormt een samenvatting van de daarin opgenomen informatie. Natura 2000 Het plangebied bevindt zich niet binnen of aangrenzend aan een Natura 2000-gebied. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is Maasduinen, dat op circa 500 meter afstand gelegen is. Tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied ligt de Maas (zie figuur 4.1).
Figuur 4.1: Ligging DO dijkring 66 Lottum (rode lijn) ten opzichte van het Natura 2000gebied Maasduinen.
Natuurnetwerk Nederland (voorheen ecologische hoofdstructuur, EHS) De huidige waterkering grenst aan de zuidkant van het plangebied aan het Natuurnetwerk Nederland. Het gaat om het deel dat is aangeduid als areaaluitbreiding natuur (zie figuur 4.2).
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
16/31
Figuur 4.2: Ligging DO dijkring 66 Lottum ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland.
Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) De provincie Limburg heeft in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (provincie Limburg, december 2014) onderscheidt gemaakt in 3 natuurzones: • Goudgroene natuurzone: In de goudgroene natuurzone staan beschermen en versterken van de natuur centraal met bijzonder aandacht voor de Natura 2000gebieden (zie hierboven) en de natuurbeken. Het Natuurnetwerk Nederland (voormalige EHS) (zie hierboven) maakt ook onderdeel uit van de goudgroene zone; • Zilvergroene natuurzone: omvat landbouwgebieden met grote kansen voor natuurontwikkeling en natuurbeheertaken; • Bronsgroene landschapszone: bestaat uit landschappelijke aantrekkelijk gebieden met een veelheid aan functies. Goudgroene natuurzone Naast Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland maken ook Natuurbeken onderdeel uit van de goudgroene zone. Binnen het gebied onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland direct ten zuiden van het plangebied ligt ook een natuurbeek die onderdeel uitmaakt van de goudgroene zone (zie figuur 4.3). Zilvergroene natuurzone Tussen de Opperdonkseweg en de Opperdonkseveerweg valt de huidige waterkering in zijn geheel binnen de zilvergroene natuurzone. Tussen dijkpaal 66.038 en de Pastoor Kerkboschlaan valt de huidige waterkering gedeeltelijk binnen de zilvergroene waterkering (zie figuur 4.2).
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
17/31
Bronsgroene natuurzone De delen van de huidige waterkering die niet binnen de goudgroene natuurzone en de zilvergroene natuurzone vallen, vallen binnen de bronsgroene natuurzone (zie figuur 4.3).
Figuur 4.3: Ligging beschermde natuurgebieden ten opzichte van ligging plangebied
Beschermde soorten In 2014 zijn de natuurwaarden in het plangebied onderzocht. Dit is gebeurd op basis van bureauonderzoek (NDFF) en een verkennend veldonderzoek (2 en 3 juni 2014) (Movares juli 2014). Hieruit is naar voren gekomen dat er geen beschermde soorten planten in het plangebied worden verwacht. Verder zijn er geen verblijfplaatsen van licht en/of streng beschermde soorten (tabel 2/3 van de Flora- en faunawet) aangetroffen. Mogelijk wordt de bomenrij langs de Veerweg wel gebruikt als vliegroute door vleermuizen. Op 9 juli en 9 september 2015 (Movares, oktober 2015) is deze bomenrij daarom onderzocht met behulp van een batdetector. Uit dit vleermuizen onderzoek is naar voren gekomen dat bomenrij inderdaad door vleermuizen wordt gebruikt als foerageergebied en vliegroute. In het plangebied is verder een nestkast voor de torenvalk aanwezig. Deze was tijdens het veldbezoek in 2014 niet bewoond. Nesten van de torenvalk vallen onder categorie 5. Dit houdt in dat deze nesten alleen jaarrond beschermd zijn als er ecologische omstandigheden dat vereisen. Tot slot komen in het plangebied algemeen beschermde soorten voor van tabel 1 van de Floraen faunawet. Voor deze soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten.
4.3
Archeologie en cultuurhistorie In het kader van de alternatievenstudie is er een bureauonderzoek archeologie uitgevoerd (Buro de Brug, augustus 2014). Dit onderzoek voldoet aan de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.3) en de gemeentelijke eisen.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
18/31
Uit dit onderzoek blijkt dat de waterkering grotendeels gelegen is in een gebied waar sprake is van een gematigde of specifieke archeologische verwachting. Dat betekent dat er in dit gebied kans is op het aantreffen van archeologische resten. Een klein deel van de waterkering overlapt met één terrein van hoge archeologische waarde, namelijk de historische kern van Lottum. Dit gebied is voornamelijk gelegen ten westen van de huidige waterkering. Daarnaast ligt een klein deel van dit terrein in het oostelijke deel van de waterkering. Van het terrein van hoge archeologische waarde, voor zover het overlapt met het plangebied is geen specifieke informatie bekend. Er zijn geen waarnemingen / vondsten bekend binnen het plangebied. Het is dus niet zeker dat er ter plekke van het terrein van hoge archeologische waarde daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig zijn. Bovenstaande is gevisualiseerd in figuren 4.4 en 4.5. In figuur 4.4 is de maatregelen kaart van de gemeente Horst aan de Maas opgenomen. In figuur 4.5 zijn het ontwerp, de archeologische monumenten en de gemeentelijke en rijksmonumenten opgenomen.
Figuur 4.4: Uitsnede uit gemeentelijke maatregelen- en verwachtingskaart. Globale ligging DO in zwart.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
19/31
Figuur 4.5: Ligging archeologische monumenten en gemeentelijke en rijksmonumenten ten opzichte van projectgebied
Historische geografie en historische cultuurlandschappen Tussen Neer en Arcen doorsnijdt de Maas de Peelhorst. De Peelhorst is gedeelte van het aardoppervlak dat door tektoniek langs breuken langzaam stijgt ten opzichte van haar omgeving. In het zuidelijke deel (tot Venlo) is het effect van deze stijging en het verschil tussen horst en slenk duidelijk zichtbaar. In het noordelijke deel (Venlo-Arcen) is dat wat minder, hier lopen de Peelhorst en Venloslenk langzaam in elkaar over. In de ijstijd heeft de maas zich ingesneden in de rivierterrassen. Door de jaren heen is de rivier door de meandering, vervlechting, erosie en afzettingen verschillende keren van verschijningsvorm veranderd. Voor een deel zijn oude meanders nog zichtbaar, maar er zijn inmiddels grote delen gekanaliseerd. De rivier is smal en diep ingesneden in het rivierdal. In het dal zijn grote delen bedekt met afzettingen; dekzanden en rivierduinen. Hierop zijn nederzettingen zoals Lottum en Grubbevorst ontstaan. Langs de verschillende terrasranden lagen vanouds de lagere weigronden (vlak bij bebouwing), waarbij langs de oudste terrasranden (verder van de bebouwing) zich broeken hebben gevormd. Direct achter de steile oevers van de maas, tussen Lottum en Grubbevorst, bevindt zich tot op de dag van vandaag een stelsel van oude molenbeken, waaronder de molenbeek van Lottum en de Broekhuizermolenbeek. Dichter bij de rivier heeft door ruilverkaveling schaalvergroting plaatsgevonden. Van oudsher werden weidegronden door middel van heggen van elkaar gescheiden. Deze heggen worden nog steeds toegepast en vormen een belangrijk onderdeel van de hedendaagse groenstructuur van de dorpen. Op de uitlopers of monden van oorspronkelijk oude Maaslopen is in de late middeleeuwen en in de Nieuwe tijd een aantal watermolens geplaatst. Bij LOttum gaat het om de houthuizer en lommerwatermolens.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
20/31
Vandaag de dag zijn nog verschillende elementen en structuren direct grenzend aan de Maas met hoge cultuurhistorische waarde. Ook zijn nog verschillende kloosters en kasteelterreinen, oude watermolenlocaties en veren of voordes die herinneren aan de rijke historie van het gebied. De cultuurhistorische waarden in het gebied zijn geïnventariseerd op basis van de beschikbare cultuurhistorische waardekaarten. De belangrijkste waarden betreffen: • Enkele rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten in de nabijheid van de dijk; • Karakteristieke bebouwingslinten; • Karakteristieke verkavelingspatronen De plaats Lottum kent 16 gemeentelijke monumenten en 10 rijksmonumenten. Nabij de huidige kering liggen drie monumenten, zie tabel 4.1. Tabel 4.1 Overzicht monumenten nabij de huidige kering.
4.4
Object
Straat
Nummer
Rijks
Kasteel Borggraaf, inclusief bijgebouwen
Borggraaf
1-4
Gemeentelijk Gemeentelijke
Boerderij Kapel
Veerweg Veerweg
5 5
Milieubeschermingsgebied Ten noorden van de waterkering ligt grondwaterwinning Grubbenvorst. Op figuur 4.5 is de ligging weergegeven.
Figuur 4.5: Grondwaterwinning Grubbenvorst met waterwingebied (groen lijn) en grondwaterbeschermingsgebied (blauwe lijn).
Het meest noordelijke deel van de waterkering ligt binnen het grondwaterbeschermingsgebied.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
21/31
5
Kenmerken van de potentiële effecten
5.1
Algemeen In dit hoofdstuk zijn de effecten van de dijkversterking Lottum beschreven. De informatie in dit hoofdstuk is gebaseerd op de in het voorjaar van 2015 uitgevoerde alternatievenstudie. In die alternatievenstudie zijn de mogelijke alternatieven tegen elkaar afgewogen op basis van het in hoofdstuk 3 weergegeven beoordelingskader. De effectbeschrijving in dit hoofdstuk is, behalve op de alternatievenstudie, gebaseerd op de volgende onderliggende rapporten: • Natuurtoets locatie Lottum, Dijkversterking perceel 2, Movares, 7 juli 2014 • Archeologisch Bureauonderzoek Dijkversterking Lottum, Buro de Brug, 18 augustus 2014 • Vooronderzoek Bodemkwaliteit NEN5725 Prio2 WPM locatie Lottum, Movares, 28 juli 2014 • Rapportage van het historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven ter plaatse van het project natuurvriendelijke oevers Maas, T&A Survey BV, 25 maart 2011
5.2
Landschap, cultuurhistorie en archeologie Landschap De huidige waterkeringen zijn aangelegd in 1996, naar aanleiding van de hoge waterstanden in de Maas in 1993 en 1995. Deze dijken zijn, anders dan de dijken in het rivierengebied, niet historisch verankerd in het landschap. De waterkeringen zijn pas twee decennia onderdeel van het landschap. Het uiterlijk van de huidige dijk veranderd nauwelijks. Bovendien ligt de waterkering op minimaal 300 meter van de Maas. Het verhogen van deze dijken leidt dan ook niet tot effecten op de historische geografie. De huidige waterkering is maximaal 1 meter hoog (ten opzichte van het omliggende maaiveld) en op veel plaatsen nauwelijks zichtbaar in het landschap. Door de dijkversterking zal dit ongeveer 2 meter hoog worden. Ook de Opperdonkseweg en de Veerweg die de huidige waterkering kruisen worden plaatselijk opgehoogd. In de huidige situatie kan over de dijk heen gekeken worden. Na de dijkversterking is dit over het algemeen niet meer mogelijk. Hierdoor veranderd de beleving van (doorzichten in) het landschap. De aanwonenden zullen de meest directe visuele effecten ervaren. Het gaat om de woningen Hoofdstraat 9a (alwaar een damwand wordt geplaatst), de panden langs de Veerweg, de woningen langs de Pastoor Kerkboschlaan (achterzijde van de woningen) en de woning op In de Bergen 2. Cultuurhistorie Ten behoeve van uitvoeringswerkzaamheden aan de waterkering zal de monumentale kapel tegenover Veerweg 5 tijdelijk moeten weggehaald. Na de dijkversterking wordt de kapel weer teruggeplaatst. De dijkversterking van dijkdeel 5, 6 en 7 (zie figuur 3.2) ligt in de nabijheid van rijksmonumenten (kasteel De Borggraaf) en gemeentelijke monumenten. De dijkversterking heeft echter geen invloed op de gemeentelijke monumenten. Door de aanleg van de dijk in 1996 is de zichtbaarheid van kasteel De Borggraaf sterk verminderd. De huidige dijk is echter 1 meter hoog waardoor het Kasteel in de huidige
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
22/31
situatie nog zichtbaar is. Door de dijkversterking wordt de huidige dijk verhoogd tot ca. 2 meter, waardoor het kasteel vanuit de omgeving niet meer zichtbaar is. Archeologie Uit het archeologisch onderzoek (Buro de Brug, augustus 2014) blijkt dat het plangebied grotendeels gelegen is in een gebied waar sprake is van een gematigde of specifieke archeologische verwachting (zie paragraaf 4.3 en de bijbehorende figuur). Bij de alternatievenstudie is gebleken dat alle alternatieven voor de dijkverbetering in ongeveer gelijke mate ruimtebeslag hebben met de verschillende archeologische verwachtingswaarden. Dit wordt geïllustreerd met de onderstaande figuur uit het archeologisch bureauonderzoek. In deze figuur zijn verschillende mogelijke alternatieven voor de dijkversterking (de zwarte banen) geprojecteerd op de conceptvrijstellingskaart van de gemeente Horst aan de Maas.
Figuur 5.1. Archeologische verwachtingszones en archeologische waarden (rood) met oppervlakte- en dieptevrijstelling, conform het concept-archeologiebeleid van de gemeente Horst aan de Maas
De keuze van een ander alternatief leidt niet tot substantieel ander ruimtebeslag ten opzichte van de archeologische verwachtingen dan het nu uitgewerkte DO.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
23/31
De belangrijkste raakvlakken tussen het DO en deze archeologische verwachtingen en waarden zijn het terrein nabij Thilot en het gebied rond Veerweg 7. Om eventueel aanwezige archeologische waarden ter plaatse van het projectgebied in kaart te brengen en een zorgvuldige omgang met deze resten te borgen, zal er aanvullend veldonderzoek worden uitgevoerd. Waar nodig zal dat resulteren in opgraven, fysiek beschermen en / of archeologische begeleiding van de uitvoeringswerkzaamheden. Dit onderzoek zal in overleg met de gemeente moeten plaatsvinden. Met het volgen van het hierboven geschetste proces, wat uitgebreid beschreven staat in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), wordt de zorgvuldige omgang met archeologische waarden geborgd. De dijkversterking heeft geen effecten op bekende archeologische waarden. Mocht uit aanvullend onderzoek blijken dat er toch archeologische waarden aanwezig zijn, dan kunnen de benodigde onderzoeken naar verwachting in de planning worden ingepast.
5.3
Natuur Natura 2000-gebieden Het plangebied bevindt zich niet binnen of aangrenzend aan een Natura 2000-gebied. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is het gebied de Maasduinen, dat op circa 500 meter afstand gelegen is. Door de voorgenomen werkzaamheden worden, gezien de afstand en aard van de werkzaamheden, geen permanente negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied verwacht. Natuurnetwerk Nederland Als gevolg van de dijkversterking treden geen negatieve effecten op het Natuurnetwerk Nederland (voormalige EHS) op. Aan de zuidzijde van het plangebied ter hoogte van Thilot bv. Grenst de huidige dijk aan een gebied van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Echter doordat de dijkversterking hier binnendijks plaatsvindt is er geen ruimtebeslag op dit gebied. Er treden geen negatieve effecten op. Provinciaal Omgevingsplan Limburg Goudgroene natuurzone De goudgroene natuurzone bestaat uit Natura 2000-gebieden en gebieden van het Natuurnetwerk Nederland. De effecten op deze gebieden zijn in de bovenstaande paragrafen beschreven. Zilvergroene natuurzone Tussen de Opperdonkseweg en de Opperdonkseveerweg en tussen dijkpaal 66.038 en de Pastoor Kerkboschlaan treedt er door de dijkversterking ruimtebeslag op de zilvergroene natuurzone op. Gebieden van de zilvergroene natuurzone zijn niet opgenomen in de omgevingsverordening van de provincie Limburg. Ruimtebeslag op deze gebieden door het project hoeft daarom niet gecompenseerd te worden. Bronsgroene natuurzone De overige delen van het plangebied valt binnen de bronsgroene natuurzone. Door de dijkversterking treedt ruimtebeslag op deze gebieden op (zie figuur 3-4). Bovendien wordt de huidige dijk ca. een meter hoger dan de huidige dijk. In overleg met de provincie moet worden bepaald of de kernkwaliteiten van de bronsgroene zone aangetast worden door de dijkversterking. Worden de kernkwaliteiten aangetast dan wordt in overleg met de provincie vastgesteld hoe deze kernkwaliteiten gecompenseerd worden.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
24/31
Uit de alternatievenstudie is gebleken dat de effecten van alle alternatieven op natuurgebieden vrijwel gelijk zijn (Movares, juli 2015). Door het kiezen van een ander alternatief treden er geen andere effecten op. Beschermde soorten Op basis van het uigevoerde bureauonderzoek en de 4 veldbezoeken zijn de mogelijke effecten van de dijkversterking onderzocht. De bomenrij aan de Veerweg wordt door een vrij kleine groep vleermuizen als vliegroute en foerageergebied gebruikt. In de omgeving is voldoende alternatief foerageergebied aanwezig. De bomenrij is daarmee niet essentieel voor het functioneren van aanwezige vleermuisverblijfplaatsen. Er is daarom geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Omdat de bomenrij wel structureel wordt gebruikt is het wel van belang de bomenrij zo goed mogelijk in tact te houden. Onderbrekingen die ontstaan worden waar mogelijk weer opgevuld. Op de huidige waterkering, tussen dijkpaal 66.035 en dijkpaal 66.036, bevindt zich een torenvalkkast. Ten behoeve van de versterking van de waterkering wordt deze kast verplaatst. De torenvalk is opgenomen onder categorie 5 op de lijst van vogels met jaarrond beschermde nesten van het voormalig ministerie van LNV (augustus 2009). Dit houdt in dat de nesten van deze vogels alleen jaarrond beschermd zijn als ecologische omstandigheden dat vereisen. De nestplaats gaat niet verloren. De kast zal enkel verplaatst worden. Er hoeft daarom geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet. Wel moet de nestkast in de juiste periode worden verplaatst. Hiervoor wordt een werkprotocol opgesteld. Bij de uitvoering kunnen mogelijk tijdelijke negatieve effecten op o.a. vleermuizen door verstoring door geluid en licht optreden. Hiervoor worden in een werkprotocol mitigerende maatregelen opgenomen.
5.4
Wonen, landbouw, recreatie en bereikbaarheid Wonen De aansluiting op de hoge grond aan de zuidzijde vindt plaats door middel van een nieuwe harde kering tussen de woning aan de Hoofdstraat 9B en de bedrijfshal van Thilot (dijkdeel 1, zie figuur 3.2) Het doortrekken van de dijk naar de hoge grond aan de noordzijde (dijkdeel 9) leidt tot ruimtebeslag in de tuin van een woning (In de Bergen 2).Voor beide woningen is de dijkversterking een grote ingreep die invloed kan hebben op het gebruik van de tuin en het uitzicht. Daarnaast is er door de versterking van de waterkering (zeer beperkt) ruimtebeslag op de woonkavels van Veerweg 7. Door de versterking van de waterkering in dijkdeel 7 is er ruimtebeslag op de kavels aan de Pastoor Kerboschlaan. Landbouw Er is (beperkt) ruimtebeslag op de akkers van de rozenkweker aan Veerweg 5. Langs de dijk zal een klei-inkassing worden aangelegd met een breedte van tussen de 3 en 12 meter. Op de klei-inkassingen wordt een leeflaag van teelaarde aangebracht. Hierdoor kan de strook langs de dijk voor landbouw gebruikt blijven worden. De kleiinkassing wordt onder ‘verhang’ aangebracht zodat ingedrongen regenwater niet langs de dijk blijft staan. Er worden daarom geen effecten op het landbouwkundig gebruik verwacht.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
25/31
Overig zijn er in de kernzone en beschermingszone van de dijk wel beperkingen. Dit is nu echter ook al het geval. Recreatie Gedurende de uitvoering van de dijkversterking zullen tijdelijk de wegen en paden niet normaal bruikbaar zijn. Het terrein is dan wel via andere toegangen bereikbaar. Zodra de versterking gereed is kunnen ook de weg en het fiets-/wandelpad weer worden gebruikt. Tijdelijk zal er dus effect zijn op de bereikbaarheid. De aanvoer van materieel en materiaal zal over de weg of via het kanaal plaatsvinden en is tijdelijk van aard. In beide gevallen is er een tijdelijk gering effect. Belangrijke negatieve effecten zijn niet aan de orde Bereikbaarheid (recreatieve) wegen en paden De dijkversterking leidt niet tot aanpassing van de structuur van wegen en paden. Er is dus geen effect op bereikbaarheid en recreatieve mogelijkheden van de het gebied (wandelen en fietsen). Wel zullen tijdens de uitvoering wegen en paden moeten worden afgesloten. Waar het gaat om wegen die van belang zijn voor doorgaand verkeer, zullen hiervoor omleidingen worden ingesteld. Voor wandelaars kan tijdens de uitvoering hinder ontstaan door het afsluiten van wandelpaden.
5.5
Bodem en water Door het versterken van de waterkering worden geen bodemverontreinigingslocaties doorsneden. Ter hoogte van ‘In de Bergen 2’ is er sprake van een WBB-locaties. De grond op deze locatie wordt door dijkversterking niet geroerd. Voorafgaand aan de uitvoering van geplande maatregelen zullen de wettelijk benodigde bodemonderzoeken worden uitgevoerd. De extra aan te voeren grond voor de dijkversterkingen zal voldoen aan de eisen die daaraan gesteld worden vanuit de geldende wettelijke kaders. De milieuhygiënische kwaliteit van afgegraven en her te gebruiken grond zal conform de geldende wettelijke kaders worden hergebruikt dan wel afgevoerd. Vanuit het aspect bodemkwaliteit treden hiermee geen negatieve milieueffecten op bij de voorgenomen maatregelen. De verhoging en verbreding van de dijk heeft geen permanente effecten op het grondwaterregime. Er wordt geen extra verhard oppervlak aangelegd zodat er geen verandering optreedt in de infiltratie van regenwater in de bodem. De klei-inkassingen worden aangelegd onder ‘verhang’, zodat het regenwater weg kan stromen en niet langs de dijk blijft staan. Op veel plaatsen in het projectgebied staat het grondwater hoog. Daarom is het waarschijnlijk dat er bij de realisatie van klei-inkassingen en het verleggen van leidingen plaatselijk grondwateronttrekkingen nodig zijn om de aanleg mogelijk te maken. De dijkversterking heeft geen negatieve effecten op het huidige oppervlaktewatersysteem. De sloten die gedempt worden, worden aantal meter verder weer aangelegd. Dit heeft vanwege beperkte verschuiving geen invloed op de waterhuishouding. Indien sloten ingekort worden zal gecompenseerd worden met de breedte van de sloot. Het huidige systeem van afwatering naar de Maas door de waterkering wordt, waar noodzakelijk, versterkt of geheel vervangen.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
26/31
5.6
Geluid, lucht en externe veiligheid Geluid en licht Tijdens de aanleg van de waterkering kan sprake zijn van extra geluidbelasting en trillingen. De geluidbelasting zal ontstaat door het rijden van vrachtwagens en de machines die nodig zijn voor het grondverzet. Het grootste deel van het werk vindt plaats op grote afstand van woningen. Daarom zijn de effecten ervan op omwonenden beperkt en bovendien tijdelijk en omkeerbaar. Trillingen zouden kunnen ontstaan bij het inbrengen van de damwand (dijkdeel 1). Deze damwand wordt echter, in verband met de directe nabijheid van het gebouw van Thilot, ingebracht door ‘drukken’. Dit is een trillingsarme methode die in de directe nabijheid van gebouwen kan worden uitgevoerd. Hiervan wordt geen hinder voor de omwonenden verwacht. Luchtverontreiniging Door de versterking van de waterkering vindt geen permanente verandering van de luchtkwaliteit plaats. Wel is er door de aanlegwerkzaamheden tijdelijk extra luchtverontreiniging door vrachtwagens en materieel. Mogelijk dat tijdens de aanleg sprake is van extra stofvorming. Dit is door het nemen van maatregelen goed te beperken. Externe veiligheid De normen voor externe veiligheid zijn gekoppeld aan de permanente situatie en hebben te maken met (vervoer van) gevaarlijke stoffen. Dat is bij de aanleg van de waterkering niet aan de orde.
5.7
Verontreiniging en hinder Tijdens de aanleg zullen de bewoners aan de Hoofdweg, Veerweg, De Borggraaf, Pastoor Kerkboschlaan en In de Bergen tijdelijk overlast hebben van geluid. De werkzaamheden bij Thilot (dijkdeel 1) en In de Bergen (dijkdeel 8) zal leiden tot hinder voor de aanwonende. Er zal materieel bij de woningen aanwezig zijn en dit leidt tot rommel en ongemak. Door het verhogen van de waterkering zal ook de Opperdonkseweg en Veerweg opgehoogd moeten worden. Hiervoor zal de kruising met de Opperdonkseweg en Veerweg met de kering tijdelijk moeten worden afgesloten. Ook de kruising van De Borggraaf met de waterkering zal tijdens de aanleg tijdelijk moeten worden afgesloten. Er zullen omleidingen worden ingesteld voor doorgaand verkeer. Enige verkeershinder is niet te voorkomen.
5.8
Risico van ongevallen en veiligheid De dijkversterking vormt geen bijzonder risico voor de omgeving. Er worden geen gevaarlijke stoffen geproduceerd, opgeslagen of vervoerd. Ten behoeve van het project Maasoevers is in 2011 onderzoek uitgevoerd naar de kans op aanwezigheid van Niet Gesprongen Explosieven (NGE) in een groot gebied langs de Maas. Uit dat onderzoek is gebleken dat er in het gebied tussen de kern Lottum en de Maas veel munitie is gevonden. Het gebied is verdacht op de aanwezigheid van geschutsmunitie. Het onderzoek uit 2011 voldoet niet aan de huidige eisen voor onderzoek naar NGE. Daarom zal in een later stadium van dit project aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van NGE plaatsvinden. B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
27/31
In overeenstemming met de regelgeving en ter goedkeuring aan het bevoegd gezag worden maatregelen getroffen om de kans van optreden van ongevallen bij de uitvoeringswerkzaamheden te verkleinen en de effecten ervan te minimaliseren. De desbetreffende uitvoerder van de werkzaamheden kan daartoe een V&G plan indienen bij het bevoegd gezag.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
28/31
6
Conclusie Deze aanmeldingsnotitie gaat in op de vraag of er belangrijke nadelige milieueffecten te verwachten zijn vanwege de aard van de voorgenomen dijkversterking, de kenmerken van de omgeving of de effecten van de dijkversterking op de omgeving. Indien er nadelige milieueffecten zijn wordt bekeken of er aanleiding is een m.e.r.procedure te doorlopen. Deze procedure gaat vooraf aan de goedkeuring van het Projectplan Waterwet door Gedeputeerde Staten. Uit de informatie in deze aanmeldingsnotitie blijkt dat de permanente effecten op de omgeving beperkt zijn. Op gebied van landschap treden negatieve effecten op door verandering van beleving van het landschap (doorzichten) doordat door de dijkversterking niet meer over de dijk kan worden gekeken. Er zijn echter op het moment geen alternatieven voorhanden die het landschapseffect wezenlijk veranderen. De dijkversterking zal leiden tot extra ruimtebeslag in de zilvergroene natuurzone en de bronsgroene landschapszone. Ruimtebeslag op de zilvergroene zone hoeft niet gecompenseerd te worden. Over het ruimtebeslag op de bronsgroene landschapszone vindt overleg met de provincie plaats. Er is geen ruimtebeslag op de goudgroene natuurzone. De dijkversterking vindt plaats in een gebied met archeologische verwachtingswaarden. Om eventueel aanwezige archeologische waarden ter plaatse van het projectgebied in kaart te brengen en een zorgvuldige omvang met de resten te borgen, zal er aanvullend veldonderzoek uitgevoerd worden. Waar nodig zal dat resulteren in opgraven, fysiek beschermen en/of archeologische begeleiding van de uitvoeringswerkzaamheden. Dit aanvullend veldonderzoek en mogelijk maatregelen is van toepassing voor alle alternatieven uit de alternatievenstudie. Het is daarmee niet onderscheidend. De effecten die wel optreden zijn voornamelijk van tijdelijk aard. Hierbij kan gedacht worden aan hinder door geluid en verkeershinder in de aanlegfase. Maar ook het tijdelijk verplaatsen van de kapel ter hoogte van Veerweg 5 en de gaten in de bomenrij aan de Veerweg, die weer zullen worden aangevuld. Deze effecten zijn van korte duur. Bij de bewoners van Hoofdstraat 9 en In de Bergen 2 zullen permanente effecten optreden. In het kader van het dijkversterkingproject zal in overleg met deze bewoners getreden worden om de effecten. De dijkversterking heeft geen nadelige effecten op het milieu en het waterschap is daarom van oordeel dat er geen Milieueffectrapportage hoeft te worden opgesteld. Het doorlopen van de volledige m.e.r.-procedure heeft geen extra waarde ten opzichte van de informatie die al beschikbaar is uit de alternatievenstudie.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
29/31
7
Literatuur 1
Movares, 6 juli 2015. Alternatievenafweging en voorkeursalternatief. Dijkversterking dijkring 66 Lottum.
2
Provincie Limburg, 12 december 2014. Voor de Kwaliteit van Limburg. POL2014. Met erratum mei 2015 verwerkt.
3
Movares, 7 juli 2014. Natuurtoets locatie Lottum, Dijkversterking perceel 2,
4
Buro de Brug, 18 augustus 2014. Archeologisch Bureauonderzoek Dijkversterking Lottum,
5
Movares, 28 juli 2014. Vooronderzoek Bodemkwaliteit NEN5725 Prio2 WPM locatie Lottum,
6
T&A Survey BV, 25 maart 2011. Rapportage van het historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van conventionele explosieven ter plaatse van het project natuurvriendelijke oevers Maas,
7
Movares, 1 oktober 2015. Dijkversterking perceel 2; Vleermuisonderzoek locatie Lottum.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
30/31
Colofon
Opdrachtgever
Uitgave
Telefoon
Waterschap Peel en Maasvallei dhr. J. Vrusch Movares Nederland B.V. Postbus 2855 3500 GW Utrecht 0302653276
Opgesteld door
drs. F.M. van Schie
Projectnummer
RM193104
2015, Movares Nederland B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Movares Nederland B.V.
B85-FSC-KA-1500414 / Proj.nr. RM193104 / Vrijgegeven / Versie 2.0 / 23 november 2015
31/31