Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Toets voor het beoordelen van de m.e.r.-plicht voor het scheiden en tijdelijk opslaan van conventionele explosieven in een VTVS op Baggerspeciedepot IJsseloog
Colofon
Projectgroep bestaande uit: Tekstbijdragen: H. Prinsen (Antea Group) C. Kruizinga (Antea Group)
Fotografie: N.v.t.
Vormgeving: N.v.t.
Datum van uitgave: december 2015
Contactgegevens: Monitorweg 29 1322 BK ALMERE Postbus 10044 1301 AA ALMERE T. (010) 23 51 75 6 E.
[email protected] Copyright © 2015 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Blz.
1
Algemeen
1
1.1 1.2 1.3 1.4
Kader Juridische situatie M.e.r.-beoordelingsplicht Achtergrondinformatie m.e.r.-beoordelingsprocedure
1 1 1 2
2
Plaats van de inrichting
4
2.1 2.2
Gegevens initiatiefnemer Locatie van de inrichting
4 4
3
Juridische toets voorgenomen activiteiten
5
3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5
Beschrijving van bestaande activiteiten Beschrijving van voorgenomen veranderingen Milieujuridische context Bestemmingsplan Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Besluit risico’s zware ongevallen 2015 Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer Richtlijn toets contouren veiligheidszones
5 5 6 6 6 7 8 8
4
Beschrijving activiteiten en milieueffecten
9
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2
Externe veiligheid Scheiden van CE uit baggerspecie Opslag van conventionele explosieven Veiligheidszone Resumé van maatregelen
9 10 10 11 14
5
Conclusie
15
Bijlage I Lijst van afkortingen Bijlage II Literatuurlijst Bijlage III Situatietekeningen van de inrichting
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Algemeen
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.2
1
Algemeen
1.1
Kader Rijkswaterstaat is voornemens activiteiten aan de reeds vergunde activiteiten op Baggerspeciedepot IJsseloog (IJsseloog 1 te Dronten) toe te voegen. Het gaat hierbij om de verwerking van Conventionele Explosieven (CE) verdachte baggerspecie en het tijdelijk opslaan van CE in een hiervoor geschikte voorziening voor het tijdelijk veiligstellen van de situatie (VTVS). Deze activiteit is geen onderdeel van de bedrijfsactiviteiten zoals momenteel vergund en is geen onderdeel van de hiervan deel uitmakende milieueffectrapportage (Rijkswaterstaat, 1994).
1.2
Juridische situatie Voor de activiteiten van Rijkswaterstaat met betrekking tot de opslag van munitieverdachte baggerspecie is op 6 april 2009 een tijdelijke wijzigingsvergunning in het kader van de Wet milieubeheer ingediend. Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben bij besluit van 7 augustus 2009 (met kenmerk 873799) geoordeeld dat deze aanvraag en de daarbij behorende bescheiden volledig zijn en voldoen aan de eisen uit de Wet milieubeheer. Rijkswaterstaat is voornemens deze activiteit definitief te laten inpassen in de omgevingsvergunning ‘milieu’. In verband met deze verandering is voor het terrein aan de IJsseloog 1 te Dronten, oftewel IJsseloog, een omgevings-vergunning ‘milieu’ voor het juridisch veranderen van de inrichting aangevraagd. De acceptatie van munitieverdachte baggerspecie en de uitbreiding met een VTVS is de enige afwijking op de in 1994 uitgevoerde milieueffectrapportage (Rijkswaterstaat, 1994) en de in 2004 uitgevoerde evaluatie (Rijkswaterstaat, 2004).
1.3
M.e.r.-beoordelingsplicht In het kader van de vergunningprocedure voor de omgevingsvergunning ‘milieu’ moet rekening worden gehouden met de m.e.r.- (milieueffectrapportage) regelgeving zoals vastgelegd in de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage. In de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage wordt onderscheidt gemaakt in activiteiten die m.e.r.-plichtig zijn (bijlage C-activiteiten) en activiteiten die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (bijlage D-activiteiten). In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat voor bijlage C-activiteiten een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen (m.e.r.-plicht). De m.e.r.beoordelingsplicht geldt voor bijlage D-activiteiten. Tot 2011 vielen de activiteiten op het Baggerspeciedepot IJsseloog onder bijlage C categorie 18.3 van het Besluit milieueffectrapportage. Op 4 april 2011 is deze bijlage herzien waarna de activiteiten op IJsseloog zijn komen te vallen onder bijlage D, categorie 18.3, van het Besluit milieueffectrapportage. Er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-plicht maar van een m.e.r.-beoordelingsplicht: -
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het storten van slib en baggerspecie, of het in de diepe ondergrond brengen van niet-gevaarlijke afvalstoffen (Besluit milieueffectrapportage, bijlage D, categorie 18.3).
Blad 1 van 13
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Algemeen
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
Vanwege de beoogde aanpassing binnen de inrichting dient een m.e.r.-beoordelingsprocedure te worden doorlopen. Uitgangspunt bij een m.e.r.-beoordelingsprocedure is dat er geen m.e.r.procedure doorlopen hoeft te worden tenzij er sprake is van "belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu". Gedeputeerde Staten van Flevoland (het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning ‘milieu’) moet beslissen of het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk is. Hiertoe kan besloten worden als sprake is van "te verwachten belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu" als gevolg van de bedrijfsactiviteiten. Het bevoegd gezag neemt deze beslissing op basis van informatie over de activiteiten, de omgeving en de effecten die de initiatiefnemer in een Aanmeldingsnotitie presenteert.
1.4
Achtergrondinformatie m.e.r.-beoordelingsprocedure Het bevoegd gezag houdt bij haar beslissing of sprake is van "belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu" rekening met de in bijlage III van de EU-Richtlijn milieu-effectbeoordeling aangegeven omstandigheden. In deze bijlage staan 3 criteria; kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Per criterium gelden meerdere beoordelingscriteria (zie figuur 1-1). Hoofdcriteria
Subcriteria
Kenmerken van de activiteit
-
Omvang cumulatie met andere projecten gebruik van natuurlijke hulpbronnen en grond- en hulpstoffen productie van afvalstoffen verontreiniging en hinder lucht, water, bodem, geluid, geur, energie, risico van ongevallen, externe veiligheid
Plaats van de activiteit ten opzichte van beschermende gebieden
-
-
bestaand bodemgebruik relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied opnamevermogen van het natuurlijk milieu, met speciale aandacht voor “gevoelige gebieden” Natura 2000-gebieden, waterwingebieden, stiltegebieden, ecologische hoofdstructuur Relatiebeleid (BBT, LAP, NRB, NeR, etc.) archeologische en aardkundige waarde
-
het bereik van het effect grensoverschrijdend karakter orde van grootte en complexiteit van het effect waarschijnlijkheid van het effect duur, frequentie en omkeerbaarheid van het effect
-
Kenmerken van het potentiële effect
Figuur 1-1: Overzicht criteria “belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu”
De m.e.r.-beoordeling geschiedt op basis van een aanmeldingsnotitie die door de initiatiefnemer bij het bevoegd gezag wordt ingediend. In de aanmeldingsnotitie staat de informatie die het bevoegd gezag nodig heeft voor haar beslissing. Binnen 6 weken na indiening van de
Blad 2 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Algemeen
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
aanmeldingsnotitie moet het bevoegd gezag een beoordelingsbesluit nemen. Het bevoegd gezag dient het beoordelingsbesluit vervolgens openbaar te maken. Tegen de beslissing kan door belanghebbenden bezwaar/beroep aangetekend worden in de moederprocedure (de aanvraag om de omgevingsvergunning ‘milieu’). Werkstap
Product
Rolverdeling
1
Opstellen aanmeldingsnotitie
Aanmeldingsnotitie
Initiatiefnemer
2
(Eventueel) vooroverleg met bevoegd gezag
Reactie bevoegd gezag
Initiatiefnemer, bevoegd gezag
3
Indienen aanmeldingsnotitie bij bevoegd gezag
Begeleidende brief bij aanmeldingsnotitie
Initiatiefnemer
4
Beoordelen van aanmeldingsnotitie
Beoordelingsbesluit
Bevoegd gezag
5
Publiceren van besluit over de m.e.r.beoordeling
Publicatie
Bevoegd gezag
6
Eventueel bezwaar en beroep in vergunningprocedure
Figuur 1-2 Werkstappen m.e.r.-beoordeling en rolverdeling
Blad 3 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Plaats van de inrichting
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
2
Plaats van de inrichting
2.1
Gegevens initiatiefnemer
2.2
Naam
:
Rijkswaterstaat Midden-Nederland
Adres Postcode / plaats
: :
Zuiderwagenplein 2 8224 AD Lelystad
Postadres Postcode / plaats
: :
Postbus 600 8200 AP Lelystad
Telefoon
:
06 1502 5181
Contactpersoon
:
de heer N. Wijnstok
[email protected]
Locatie van de inrichting Rijkswaterstaat Midden-Nederland, is voornemens activiteiten toe te voegen op het terrein van Baggerspeciedepot IJsseloog aan IJsseloog 1 te Dronten. Hierbij is Rijkswaterstaat voornemens het scheiden van CE-verdachte objecten uit CE-verdachte baggerspecie en het tijdelijk opslaan van de CE-verdachte objecten tot 10 kg netto explosieve massa (NEM) in een tijdelijke Voorziening voor het tijdelijk veilig stellen van de situatie (VTVS), permanent in de omgevingsvergunning ‘milieu’ op te nemen. Baggerspeciedepot IJsseloog gelegen aan IJsseloog 1 te Dronten bevindt zich in het Ketelmeer. De directe omgeving van de inrichting wordt gekenmerkt door water met zowel ten noorden als ten zuiden van de inrichting vaarroutes. Deze vaarroutes bevinden zich aan weerszijden van het baggerspeciedepot op circa 300 m uit de oever. De ligging van de inrichting is weergegeven in bijlage III. Depot IJsseloog bevindt zich midden in Natura 2000-gebied het Ketelmeer. Aan alle zijden van het depot grenst IJsseloog aan dit Natura-2000 gebied. De ligging van IJsseloog ten opzichte van Natura-2000 gebied het Ketelmeer is weergegeven in bijlage III. In het noorden vormt Jachthaven Schokkerhaven de dichtstbijzijnde voorziening met ligplaatsen voor recreatieve scheepvaart en (recreatie)woningen op circa 700 m uit de oever. In het zuiden bevindt zich jachthaven en kern Ketelhaven op circa 1 km uit de oever alwaar zich de dichtstbijzijnde geclusterde bebouwing bevindt. De dichtstbijzijnde woningen en (agrarische) bedrijfsgebouwen bevinden zich op circa 1 km afstand ten noorden en zuiden van het baggerspeciedepot aan de Ketelmeerdijk en Ramsdijk. De geografische buffer ‘het Ketelmeer’, zorgt ervoor dat het baggerspeciedepot niet zondermeer voor onbevoegden toegankelijk is. Tevens bevindt depot IJsseloog zich, afgezien het passerende scheepvaartverkeer, omringt door een natuurlijke bufferzone waarin de (toekomstige-)vestiging van risicovolle objecten is uitgesloten.
Blad 4 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Juridische toets voorgenomen activiteiten
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
3
Juridische toets voorgenomen activiteiten
3.1
Beschrijving van bestaande activiteiten Baggerspeciedepot IJsseloog is in gebruik sinds 1999. In het depot wordt ernstig verontreinigde baggerspecie gestort welke is geklasseerd als “niet toepasbaar” volgens het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Daarnaast wordt onder voorwaarden tevens “klasse B” volgens Bbk geaccepteerd. Rijkswaterstaat is de beheerder van IJsseloog. IJsseloog bevindt zich in het Ketelmeer, ter hoogte van de Ketelhaven. Het depot bedraagt, gebaseerd op het in 1993 geïnventariseerde aanbod over een periode van 20 jaar, een capaciteit voor de opslag van baggerspecie van 21,8 miljoen m³ (Antea Group, 2015). Het eiland bestaat uit vier elementen: Put voor de berging van verontreinigde specie, Voorzieningen terrein, Werkhaven, Natuur- en recreatiegebied.
3.2
Beschrijving van voorgenomen veranderingen Rijkswaterstaat is voornemens om activiteiten aan de reeds vergunde activiteiten op Baggerspeciedepot IJsseloog toe te voegen, te weten: het middels het sorteren en opslaan van CE uit CE-verdachte baggerspecie. Hierdoor wordt het werkproces inclusief de protocollen m.b.t. het ruimen van CE efficiënt en effectief ingericht. Deze nieuwe activiteit is gericht op: Het in een hiervoor geschikte, veilige omgeving scheiden van CE-verdachte baggerspecie door mogelijke CE-verdachte projectielen op te vangen. Het tijdelijk opslaan van CE met een maximum van 10 kg NEM in een hiervoor geschikte tijdelijke voorziening voor het tijdelijk veiligstellen van de situatie (VTVS). De acceptatie en de verwerking van CE-verdachte baggerspecie is geen onderdeel van de bedrijfsactiviteiten van Rijkswaterstaat op IJsseloog zoals momenteel regulier vergund. Gezien de frequentie waarmee CE-verdachte specie wordt aangeboden en de te verwachten continuïteit hiervan zijn de mogelijkheden van het permanent vergunnen van een tijdelijke locatie voor de tijdelijke opslag van CE verkend. Tot op heden is er wanneer de situatie zich voordeed een tijdelijke afwijking van de vigerende Omgevingsvergunning aangevraagd en verleend. Het permanent vergunnen van deze activiteit wijzigt de feitelijke activiteiten binnen de inrichting niet. Het maakt het daarentegen wel mogelijk om CE-verdachte specie op een veilige locatie en zonder onnodig oponthoud te verwerken. Indien er CE-verdachte baggerspecie op IJsseloog wordt gelost is het voor de aannemer mogelijk direct een VTVS te plaatsen nabij ‘loslocatie 2’ zonder daarvoor een specifieke een procedure voor een tijdelijke vergunning op te hoeven starten.
Blad 5 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Juridische toets voorgenomen activiteiten
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
De aangetroffen CE kunnen hierdoor worden veiliggesteld waardoor werkzaamheden kunnen worden hervat en zowel de politie als de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) effectiever en efficiënter ingezet kunnen worden. Ten opzichte van de huidige situatie zorgt de aangevraagde situatie daarmee voor een veiligere en kostenefficiëntere situatie. De tijdelijkheid van de aanwezigheid van de VTVS is afhankelijk van de projectduur van het te storten CE-verdachte materiaal en wordt op initiatief van de ontdoener met Rijkswaterstaat afgestemd. In verband met de beoogde veranderingen is een omgevingsvergunning ‘milieu’ aangevraagd. Een onderdeel bij de aanvraag om de omgevingsvergunning is het WSCS-OCE beleid en het veiligheids- en gezondheidsplan (V&G plan). In deze stukken is beschreven op welke wijze de verwerking van CE-verdacht materiaal plaatsvindt en hoe de juiste en veilige afhandeling van CE wordt geborgd.
3.3
Milieujuridische context
3.3.1
Bestemmingsplan De inrichting is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan ‘Randmeerzone', dat op 27 juli 2013 door de gemeenteraad van Dronten is vastgesteld. Binnen het vigerende bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming 'Water’ met functieaanduiding ‘baggerspeciedepot’. Gebieden met de bestemming Water binnen deze functieaanduiding zijn hiermee mede bestemd voor de inrichting van baggerspeciedepots. In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen met betrekking tot het bouwen van gebouwen: -
Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'baggerspeciedepot', met dien verstande dat gebouwen niet op dijken mogen worden gebouwd; als gebouw mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van het baggerspeciedepot worden gebouwd; er mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd; de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 10,00 m bedragen.
De tijdelijke voorziening voor de tijdelijke opslag van CE past binnen deze vereisten ten aanzien het bouwen van gebouwen die dienen ten behoeve van het baggerspeciedepot. De VTVS, het bijhorend bouwwerk, wordt geplaatst in het achtererfgebied van het hoofdgebouw waarmee gezien de gezamenlijke facilitering van het baggerspeciedepot een functioneel verband bestaat. Geconcludeerd wordt dat de activiteit, op basis van het Bor, bijlage II, artikel 2 lid 3, past binnen de vigerende bestemmingsplan.
3.3.2
Omgevingsplan Flevoland De inrichting is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Bovendien zullen de activiteiten met CE geen effect hebben op het grondwater omdat als gevolg van de activiteiten geen verontreinigde stoffen vrijkomen die tot in het grondwater kunnen doordringen. De locatie betreft geen aardkundig waardevol gebied, maar wel een archeologisch aandachtsgebied. Aangezien bij aanleg van het kunstmatig depot een put van 45 meter diepte is gerealiseerd, waarbij het vrijkomende materiaal in het daaromheen gerealiseerde eiland is
Blad 6 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Juridische toets voorgenomen activiteiten
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
toegepast, is reeds sprake van een totale verstoring en kunnen archeologische waarden binnen de invloedssfeer van de activiteiten, inclusief onverhoopte calamiteiten, worden uitgesloten.
3.3.3
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Gemeentelijke toestemmingen en bouwvergunningen werden tot 1 oktober 2010 aangevraagd op basis van afzonderlijke wetgeving. Met het in werking treden van de Wabo wordt voor het verkrijgen van gemeentelijke toestemmingen en bouwvergunningen de procedure ter verkrijging van een omgevingsvergunning gevolgd. Op basis van de in paragraaf 3.3.1 beschreven bevindingen is een dergelijke procedure, binnen de context van deze rapportage en daarmee de beoogde plannen van Rijkswaterstaat, niet van toepassing. Milieu De bedrijfsactiviteiten vallen met name onder de volgende categorieën van het Besluit omgevingsrecht (Bor): bijlage 1, onderdeel C, categorie 3.1: " inrichtingen waar ontplofbare stoffen, preparaten of producten worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt, verpakt of herverpakt, opgeslagen of overgeslagen, waarbij onder ontplofbare stoffen worden verstaan de stoffen of preparaten als bedoeld in artikel 2 van het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten, dan wel de stoffen, preparaten of andere producten, die zijn ingedeeld in de internationale transportgevarenklasse 1 als bedoeld in bijlage 1 van het Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), alsmede nitrocellulose"; bijlage 1, onderdeel C, categorie 3.6, lid d: "als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van dit besluit, worden inrichtingen aangewezen voor de opslag van ontplofbare stoffen van de klasse 1 van het ADR, indien sprake is van meer dan 1 kg zwart kruit". De inrichting is vergunningplichtig op grond van bijlage 1, onderdeel C, categorie 28.10 "Inrichtingen voor nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen" van het Bor. Op basis daarvan is een omgevingsvergunning ‘milieu’ noodzakelijk. De inrichting valt onder het bevoegde gezag van Gedeputeerde Staten van Flevoland op grond van bijlage 1, onderdeel C, categorie 28.4 lid f “Inrichtingen voor het op of in de bodem brengen van huishoudelijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen om deze stoffen daar te laten” van het Bor. Bouwen De VTVS voorziening is op grond van Bor bijlage II, artikel 2 lid 3 en artikel 3 lid 1 niet vergunning plichtig voor de activiteit bouwen.
3.3.4
Besluit risico’s zware ongevallen 2015 In de inrichting zijn geen gevaarlijke stoffen aanwezig in een hoeveelheid gelijk aan of groter dan de in bijlage 1 van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (Brzo'15) opgenomen drempelwaarden (inclusief sommatiebepalingen). De inrichting valt derhalve niet onder de werkingssfeer van het Brzo'15.
Blad 7 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Juridische toets voorgenomen activiteiten
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
3.3.5
Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer In de inrichting zijn geen gevaarlijke stoffen aanwezig in een hoeveelheid gelijk aan of groter dan de in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen opgenomen drempelwaarden. De inrichting valt derhalve niet onder de werkingssfeer van het Bevi.
3.3.6
Richtlijn toets contouren veiligheidszones De richtlijnen die worden gehanteerd voor de opslag van CE zijn bepaald in de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Met betrekking tot de externe veiligheid ten aanzien van de opslag van CE worden de contouren van de veiligheidszones toegepast. Voor VTVS met CE worden voor de omgeving drie zones gehanteerd (A-, B-, en C-zone) (VROM-Inspectie, 2009). Binnen deze zones gelden beperkingen voor het ruimte gebruik gebaseerd op de effectbenadering van de op te slaan gevaarlijke stoffen.
Blad 8 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Beschrijving activiteiten en milieueffecten
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
4
Beschrijving activiteiten en milieueffecten In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de (verwachte) effecten van de aanpassing op de bedrijfsactiviteiten op baggerspeciedepot IJsseloog. Deze beschrijving is gericht op het mogelijk maken van de afweging van het bevoegd gezag of er sprake is van ‘belangrijke negatieve milieueffecten’ die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk zouden maken. Het voornemen van Rijkswaterstaat om het scheiden en tijdelijk opslaan van CE definitief te laten inpassen in de omgevingsvergunning ‘milieu’ is de enige verandering ten opzichte van de in 1994 uitgevoerde milieueffectrapportage. Deze voorgenomen aanpassing op de huidige bedrijfsvoering heeft, afgezien van de externe veiligheid, geen invloed op overige milieu gerelateerde zaken die binnen de m.e.r. behandeld worden. De verwachte milieu effecten beperken zich dan ook enkel tot effecten met betrekking tot de externe veiligheid van de inrichting. Voor een integraal overzicht van de resultaten van de uitgevoerde milieu onderzoeken wordt verwezen naar de reeds uitgevoerde milieueffectrapportage (Rijkswaterstaat, 1994) en evaluatie (Rijkswaterstaat, 2004).
4.1
Externe veiligheid Door het oprichten van een VTVS voorziening voor de tijdelijke opslag van maximaal 10 kg NEM beoogt Rijkswaterstaat efficiënter en veiliger te werk te gaan bij de ontmanteling van CEverdachte objecten bij de verwerking van CE-verdachte baggerspecie. In de huidige situatie worden bij een aangetroffen CE-verdacht object de werkzaamheden stilgelegd waarna volgens procedure de politie wordt gealarmeerd. De politie stelt vast of het daadwerkelijk een explosief betreft. Indien er sprake is van een CE wordt de Explosieve Opruimingsdienst Defensie (EODD) gealarmeerd om het object te ontmantelen. In de toekomstig beoogde situatie wil Rijkswaterstaat het CE-verdachte object opslaan in een VTVS voorziening zodat de werkzaamheden minimaal worden vertraagd en zowel politie als EODD efficiënter kunnen worden ingezet. Deze efficiëntere werkwijze wordt gerealiseerd door het collectief ontmantelen van de in de VTVS opgeslagen CE. Doordat aangetroffen CE door de ‘Opsporen Conventionele Explosieven’ (OCE)-deskundige zonder hulp van de EODD kunnen worden veiliggesteld in de VTVS, worden werkzaamheden sneller hervat en hoeven de politie en EODD minder frequent uit te rukken. Deze optimalisatie van het ontmantelingsproces zorgt voor een bedrijfsmatige en maatschappelijke reductie in kosten ten opzichte van het huidige protocol bij het aantreffen van CE. Het type VTVS dat Rijkswaterstaat permanent wil onderbrengen in de omgevingsvergunning ‘milieu’ wordt ook elders toegepast op locaties waar waterbodemsaneringen plaatsvinden. Dikwijls zijn dit locaties binnen de bebouwde kom waarbij het risico voor de externe veiligheid vele malen groter wordt geacht dan het risico tijdens de voorgenomen situatie op IJsseloog. De veiligheidscontouren van de VTVS op IJsseloog bevinden zich namelijk volledig buiten risicovolle objecten en beperken zich tot een gebied dat de grenzen van de inrichting niet overschrijdt. Vanwege het geïsoleerde karakter, met alle ruimtelijke beperkingen van dien, vormen deze activiteiten op locatie IJsseloog, in vergelijking tot andere locaties, een zeer beperkt risico. Naast een efficiëntere en veiliger werkwijze op IJsseloog zelf, reduceert de permanente vergunning voor de VTVS tevens het risico van overige locaties door de zorg over CE over te nemen. Gelet op zowel de huidige als de beoogde activiteiten valt de inrichting niet onder de werkingssfeer van het Brzo '15 alsmede het Bevi. Er vindt beperkte opslag plaats van conventionele explosieven tot een maximum van 10 kg NEM. De voorgenomen veranderingen
Blad 9 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Beschrijving activiteiten en milieueffecten
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
leiden tot een beperkte opslag van stoffen uit gevarenklasse 1.1 en 1.2. Dit leidt tot minimale nieuwe/andere risico's. Deze risico’s worden beheerst door CE op te slaan in een hiervoor ontwikkelde voorziening. Daarnaast worden conform de ‘Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik’ veiligheidscontouren gehandhaafd om risico’s binnen de interne en externe omgeving uit te sluiten. Er is daarmee geen sprake van een belangrijk negatief effect op externe veiligheid.
4.1.1
Scheiden van CE uit baggerspecie De baggerspecie, afkomstig van bijvoorbeeld waterbodemsaneringen, wordt onder toezicht van een OCE-deskundige gecontroleerd over een scheidingsinstallatie geleid, voordat het in het depot wordt gestort. De behandeling van CE-verdachte baggerspecie vindt plaats in een afgeschermd gebied, waarbinnen de personele verblijfsplaatsen gepantserd zijn uitgevoerd en waarbij het risico voor de omgeving middels containers, schermen en dergelijke voorzieningen wordt beperkt (afbeelding 4-1a en 4-1b). Op deze wijze wordt de mogelijke impact van een explosie door een CE op de interne en externe veiligheid zoveel mogelijk beperkt en wordt geborgd dat alleen gecontroleerde en van explosieven gescheiden specie in het depot wordt gebracht.
Afbeelding 4-1a en 4-1b: Voor de omgeving beschermde verwerking van CE-verdachte baggerspecie door middel van containers en schermen.
Wanneer een CE-verdacht object wordt aangetroffen wordt het werk stilgelegd en worden door de OCE-deskundige vervolgprocedures bepaald. Hiermee wordt de kans op detonatie van het object geminimaliseerd en wordt voorkomen dat CE in het baggerspeciedepot terechtkomen. De werkzaamheden met CE-verdachte baggerspecie worden uitgevoerd onder het certificatieschema WSCS-OCE:2012 versie 1 en een voor het specifieke project door de aannemer, namens de ontdoener, opgesteld V&G-plan (Veiligheids- en Gezondheidsplan) als bedoeld in het Arbobesluit artikel 2.28. In het V&G-plan wordt uitgebreid omschreven en voorgeschreven op welke wijze de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, inclusief uitgebreide voorzorgsmaatregelen welke zijn gebaseerd op de Arboregelgeving en CROW 132. Uitgangspunt is dat hiermee aantoonbaar wordt voldaan aan de veiligheidsnormen zoals genoemd in dit hoofdstuk. De werkzaamheden worden niet uitgevoerd voordat Burgemeester en Wethouders van de gemeente Dronten het V&G-plan hebben goedgekeurd en de afschriften hiervan zijn toegezonden aan Gedeputeerde Staten van Flevoland. De uitvoerende aannemer van het werk dient daarnaast WSCS-OCE gecertificeerd te zijn.
4.1.2
Opslag van conventionele explosieven Wanneer niet-gesprongen explosieven worden aangetroffen zullen deze onder deskundig toezicht in de daarvoor bestemde VTVS voorziening worden geplaatst en opgeslagen. De
Blad 10 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Beschrijving activiteiten en milieueffecten
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
hoeveelheid niet gesprongen explosieven die tijdelijk op IJsseloog worden opgeslagen bevat maximaal 10 kg NEM. De VTVS voorziening voldoet aan het gestelde in bijlage 7 van de BRL-OCE. Tevens wordt middels een hekwerk de toegang voor onbevoegden in de directe omgeving van de opslagvoorziening voorkomen. Hiermee is geborgd dat een detonatie van de CE in de opslagvoorziening een risico voor de in- en externe omgeving veroorzaakt. De maximale opslagtermijn van CE in de voorziening is afhankelijk van de hoeveelheid CE die in verdachte baggerspecie wordt aangetroffen. Voordat de maximale hoeveelheid van 10 kg NEM binnen de voorziening is bereikt, worden deze conform de WSCS-OCE overgedragen aan de EODD. De EODD beoordeelt of de explosieven getransporteerd kunnen worden, dan wel op IJsseloog onschadelijk moeten worden gemaakt. Deze beoordeling vindt plaats conform het WSCS-OCE en in overleg met de Burgemeester van de gemeente Dronten. Indien de maximale opslag van 10 kg NEM niet binnen de periode van 1 jaar wordt bereikt, wordt de voorziening alsnog door de EODD geruimd en onschadelijk gemaakt. Op deze manier zijn CE nooit langer dan een jaar in de voorziening aanwezig.
4.1.3
Veiligheidszone Voor een voorziening met ontplofbare stoffen in gevarenklasse 1.1 en 1.2 worden drie veiligheidszones gehanteerd (de A-, B- en C-zone) met betrekking tot het risico voor de omgeving (VROM-Inspectie, 2009). Binnen deze gevarenzones gelden beperkingen met betrekking tot het ruimte gebruik. Hoe deze veiligheidszones worden bepaald is afhankelijk van het type opslag. Rijkswaterstaat is voornemens de 2e losplaats op IJsseloog aan te wijzen als locatie voor de tijdelijke VTVS container. Deze container voldoet aan de technische eisen zoals opgesteld door de Vereniging voor Explosieven Opsporing (VEO). De situatie waarin Rijkswaterstaat voornemens is CE op te slaan, voldoet daarnaast aan de standaard situatie voor het opslaan van explosieve stoffen (VEO, 2013): -
Er wordt maximaal 10 kg NEM in de voorziening opgeslagen; De stoffen bestaan uit dezelfde gevarensubklasse en comptabiliteitsklasse; De bouwconstructie bevat geen metselwerk of beton; Er is maximaal 1 inrichting met ontplofbare stoffen binnen de inrichting aanwezig; Er zijn geen effect beperkende maatregelen genomen.
Omdat er op voorhand niet bekend is welke soort CE in de voorziening worden opgeslagen is er bij de berekening van de veiligheidszones uitgegaan van de zwaarst wegende norm, te weten de veiligheidszones toegekend aan gevarenklasse 1.1 en 1.2. De minimale NEM die in de Handreiking explosieven voor civiel gebruik wordt gehanteerd bij een voorziening voor de opslag van explosieven uit gevarenklasse 1.1 en 1.2 is 14,1 kg NEM. De VTVS die Rijkswaterstaat op IJsseloog beoogt te realiseren bevat maximaal 10 kg NEM. De hoeveelheid NEM binnen de voorziening blijft hiermee ruim binnen de voorgeschreven hoeveelheid. In de onderstaande tabel 4-1 staat de minimale afstand van de veiligheidszones en de beperking aan het ruimtegebruik weergegeven met betrekking tot de VTVS container die Rijkswaterstaat voornemens is toe te passen op IJsseloog.
Blad 11 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Beschrijving activiteiten en milieueffecten
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
Veiligheidszone A-zone
Minimale afstand 41 meter
B-Zone
62 meter
C-Zone
124 meter
Beperking aan ruimtegebruik (o.a.) Druk bevaren waterwegen, autosnelwegen, parkeerterrein, recreatie. Kantoorgebouwen, bedrijfsgebouwen, objecten met hoge infrastructurele waarde. Gebouwen met vliesgevel- of gordijngevelconstructie.
Tabel 4-1 Veiligheidszones gevarenklasse 1.1 en 1.2 tot maximaal 14.1 kg NEM (VROM-inspectie, 2009)
Met betrekking tot deze zwaarst mogelijke standaard bij een opslag van maximaal 14,1 kg NEM kan worden geconcludeerd dat zich binnen de veiligheidszones geen objecten bevinden die kunnen worden aangemerkt als kwetsbaar. Bovendien zijn de contouren volledig gelegen binnen de inrichting, zoals zichtbaar in de onderstaande afbeeldingen. Opgemerkt moet worden dat de werkelijke opstelplaats van de VTVS kan afwijken, afhankelijk van de voorgenomen werkwijze van de aannemer. De VTVS zal nabij losplaats 2 worden geplaatst en de veiligheidszones A, B en C zullen in alle gevallen volledig binnen de inrichting blijven.
Afbeelding 4-1c: Veiligheidszones A, B en C. (Google Maps, oktober 2015)
Afbeelding 4-1d: Veiligheidszones A, B en C. (Google Maps, oktober 2015)
Uitgangspunt in de contractvorming met de ontdoener is dat CE met meer dan 10 kg NEM op de locatie van herkomst wordt verwijderd, zodat bovenstaande contouren ook voor de overslag van baggerspecie van toepassing zijn. Dit is niet in alle gevallen mogelijk. Ten eerste kan, zoals nu ook het geval, onverhoopt CE worden aangetroffen in niet CE-verdachte specie. Ten tweede kan baggerspecie afkomstig zijn uit bijvoorbeeld binnenstedelijke gebied, waar het bewerken van de baggerspecie om CE te verwijderen, ongewenst of onmogelijk is. In die gevallen kan de baggerspecie zonder verwijdering van CE naar IJsseloog worden vervoert. Wanneer CE wordt aangetroffen, zwaarder dan 10 kg NEN, worden deze niet door de OCEdeskundige veilig gesteld, maar wordt de verantwoordelijkheid direct overgedragen aan de EODD. Hiermee blijft de behandeling van de CE en daarmee het risico op ongecontroleerd detoneren zo veel mogelijk beperkt. Parallel aan de zones in tabel 4-1 geeft onderstaande tabel een overzicht van veiligheidszones die van toepassing zijn bij oplopende massa.
Blad 12 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Beschrijving activiteiten en milieueffecten
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
NEM 25 kg 50 kg 100 kg 500 kg Beperking aan ruimtegebruik
A-zone 87 meter 141 meter 196 meter 254 meter Druk bevaren waterwegen, autosnelwegen, parkeerterrein, recreatie.
B-zone 130 meter 212 meter 294 meter 381 meter Kantoorgebouwen, bedrijfsgebouwen, objecten met hoge infrastructurele waarde.
C-zone 260 meter 424 meter 588 meter 762 meter Gebouwen met vliesgevel- of gordijngevelconstructie.
Tabel 4-2 Veiligheidszones gevarenklasse 1.1 en 1.2 boven 14.1 kg NEM (VROM-inspectie, 2009)
Gezien de herkomst, onverhoopt aangetroffen CE uit het verleden, is op voorhand niet vast te stellen welke CE (met welke NEM) worden ontvangen. Feit is echter wel dat CE met een NEM van 500 kg als extreem aangemerkt kunnen worden en in de praktijk al op locatie van herkomst zullen worden veiliggesteld. Als worstcase is deze echter wel opgenomen in bovenstaande tabel. Hierbij moet bovendien worden benadrukt dat in tegenstelling tot de VTVS, die permanent aanwezig kan zijn, de contouren uit tabel 4-2 alleen van toepassing zijn bij het onverhoopt aantreffen van grotere projectielen. Binnen de A-zone moet de verblijftijd van mensen zo kort mogelijk zijn. De A-zone blijft in alle scenario’s geheel binnen de inrichting. De vaarwegen op het Ketelmeer, maar ook de vaarroute rondom de Hanzeplaat en het bedrijfsgebouw binnen de inrichting, vallen buiten deze contour. Binnen de B-zone mag geen permanente of langdurige aanwezigheid van personen plaatsvinden. Ook de B-zone blijft in deze situatie geheel binnen de inrichting, waarmee geen gevoelige objecten of functies van buiten de inrichting binnen de B-zone vallen. Het bedrijfsgebouw van IJsseloog valt bij CE groter dan 100 kg NEM wel binnen de B-zone. Omdat het echter gaat om een gebouw binnen de inrichting, is dit binnen de reikwijdte van het thema milieu niet van belang. Uit oogpunt van Arbo moeten maatregelen worden genomen om personen in het bedrijfsgebouw te beschermen. Binnen de C-zone moeten geen gebouwen staan die slecht bestand zijn tegen overdruk. De Czone overschrijdt de grens van de inrichting en beslaat een groot deel van het eiland en het Ketelmeer aan de zuidwestzijde van het eiland. Hier zijn echter geen gebouwen aanwezig. De Ketelmeerdijk en Schokkerhaven, en daarmee alle gebouwen en verblijfsgebied van derden, liggen buiten de C-zone. Bovenstaande in ogenschouw nemende voldoet de worstcase situatie, binnen het thema milieu, volledig aan de eisen die aan de veiligheidszones worden gesteld. Toekomstige knelpunten zijn uitgesloten en geborgd doordat binnen de contouren van de veiligheidszones de oprichting van nieuwe, mogelijk kwetsbare bestemmingen reeds binnen het bestemmingsplan zijn uitgesloten.
Blad 13 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Beschrijving activiteiten en milieueffecten
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
4.1.4
Resumé van maatregelen Bij het in gebruik nemen van de voorziening worden maatregelen genomen om de risico’s voor de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen: De opslagvoorziening voldoet aan de eisen die door de VEO worden gesteld aan VTVS voorzieningen; Er wordt maximaal 10 kg NEM in de voorziening opgeslagen waar binnen de contouren een maximum van 14,1 kg NEM is toegestaan; Indien er onvoldoende CE in de voorziening worden opgeslagen waardoor de maximum haalbare hoeveelheid van 10 kg NEM niet binnen en jaar wordt bereikt, worden de explosieven alsnog door de EODD onschadelijk gemaakt; De CE worden enkel door deskundig personeel volgens de wettelijk vereiste protocollen behandeld. Bij de ontvangst van CE-verdachte specie worden maatregelen genomen om de risico’s voor de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen: Op locatie van herkomst verwijderen van zeer risicovolle CE; Overslag en scheiden vindt plaats in een beschermde omgeving overeenkomstig de eisen uit Arboregelgeving , WSCS-OCE:2012 versie 1 en CROW 132; Overslag en scheiden vindt uitsluitend plaats onder toezicht van een OCE-deskundige; Overslag en scheiden vinden plaats door een WSCS-OCE:2012 versie 1 gecertificeerde aannemer; Het V&G-plan wordt vooraf door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Dronten goedgekeurd en ter informatie toegezonden aan Gedeputeerde Staten van Flevoland.
4.2
Overige milieueffecten De omschreven veranderingen leiden niet tot een gewijzigde aard of omvang van de activiteiten, zodat de directe milieubelasting ongewijzigd blijft. Fysieke wijzigingen vinden plaats in de werkhaven en op het werkterrein en passen binnen het Bestemmingsplan Randmeerzone. Door het bestaande, intensieve, bedrijfsmatige gebruik zijn hier geen beschermde natuurwaarden en zal dus geen areaalverlies optreden. Een onverhoopte explosie van CE betreft een calamiteit die met name uit oogpunt van externe veiligheid relevant is. Een explosie zal in de wijde omgeving gehoord kunnen worden, gezien de afstand zijn ontoelaatbare geluidbelastingen ter plaatse van woningen uitgesloten. Een explosie kan tot een kortstondige verstoring van vogels en landdieren op het eiland leiden, maar dit zal zich snel herstellen en zal zeker niet leiden tot aantasting van de habitat en dus ook in geval van een calamiteit geen effect op de instandhoudingsdoelen van beschermede flora en fauna hebben. Tot slot zal een explosie lokaal leiden tot materiele schade aan de fysieke inrichting. Gezien de robuuste uitvoering van het eiland is daarbij het ongecontroleerd vrijkomen van baggerspecie uit het depot uitgesloten.
Blad 14 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Conclusie
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
5
Conclusie De door Rijkswaterstaat voorgenomen verandering zoals omschreven in deze aanmeldingsnotitie leidt, mede gerelateerd aan de reeds vergunde situatie, niet tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De totale hoeveelheid NEM blijft ruim binnen de norm voor de gehanteerde contouren van de veiligheidszones. Deze contouren reiken niet verder dan de inrichtingsgrens waarbinnen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Rijkswaterstaat is in de toekomst niet voornemens kwetsbare objecten in deze veiligheidszone te realiseren. Het veiligstellen van CE vindt plaats door onder toezicht van hiervoor deskundig gecertificeerd personeel. Op basis van deze bevindingen wordt geconcludeerd dat het doorlopen van een m.e.r.-procedure voor de voorgenomen veranderingen niet nodig is. Wel hebben de voorgenomen veranderingen tot gevolg dat er sprake is van een wijziging van de inrichting die milieujuridisch moet worden ingebed. Voor het scheiden van CE en het gebruiken van een VTVS voorziening met daarin de opslag van maximaal 10 kg NEM is een aanvraag om een omgevingsvergunning ‘milieu’ opgesteld en in procedure gebracht.
Blad 15 van 15
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Conclusie
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.2
Bijlagen
Blad 1 van 13
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.2
Bijlage I Lijst van afkortingen Bbk Bevi Bor Brzo’15 CE EODD NEM OCE V&G VEO VLG VTVS
-
Besluit bodemkwaliteit Besluit externe veiligheid milieubeheer Besluit omgevingsrecht Besluit risico’s zware ongevallen 2015 Conventionele Explosieven Explosieven Opruimingsdienst Defensie Netto Explosieve Massa Opsporen Conventionele Explosieven Veiligheids- & Gezondheidsplan Vereniging voor Explosieve Opsporing Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen Voorziening voor het tijdelijk veiligstellen van de situatie
Bijlage I Lijst van afkortingen
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Bijlage II Literatuurlijst
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
Bijlage II Literatuurlijst Antea Group (2015), ‘Baggerdepot IJsseloog’, Bijlage bij aanvraag actualisatie Omgevingsvergunning – milieu. Rijswaterstaat (1994), M.e.r.-beoordeling Baggerspeciedepot IJsseloog. Rijkswaterstaat (2004), Evaluatie MER VEO (2013), ‘Evaluatie eisen te stellen aan voorziening voor het tijdelijk veiligstellen van de situatie’. VROM-Inspectie (2009), Handreiking explosieven voor civiel gebruik.
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Bijlage III Situatietekeningen van de inrichting
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
Bijlage III Situatietekeningen van de inrichting
Ligging van Baggerspeciedepot IJsseloog ten opzichte van de directe omgeving (bron: Globespotter, oktober 2015)
Ligging van Baggerspeciedepot IJsseloog in het Ketelmeer (bron: Globespotter, oktober 2015)
Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling
Bijlage III Situatietekeningen van de inrichting
projectnummer 244977.00 14 april 2015 revisie 1.22.0
Ligging van Baggerspeciedepot IJsseloog ten opzichte van Natura-2000 gebied ‘het Ketelmeer’ (Ruimtelijkeplannen.nl, oktober 2015).