Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
ISO 9001 ISO 14001
Certificate Registration No. 12 100 4269 12 104 4269
Bedieningsinstructies
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1 Geldigheid bedieningsinstructies:
Bedieningsinstructies
Deze instructies zijn van toepassing op de (regel)aandrijvingen, serie SA(R)ExC 07.1 – SA(R)ExC 16.1, met een besturingseenheid AMExC 01.1. Deze instructies gelden alleen voor de uitvoering “rechtsdraaiend sluiten”, d.w.z. de aangedreven as draait bij het sluiten van de afsluiter met de wijzers van de klok mee.
Inhoudsopgave
Pagina
1. Veiligheidsinstructies 1.1 Toepassingsgebied 1.2 Inbedrijfname (elektrisch aansluiten) 1.3 Onderhoud 1.4 Waarschuwingen / aanwijzingen 1.5 Verdere aanwijzingen
4 4 4 4 4 4
2.
Korte omschrijving
4
3.
Technische gegevens
5
4.
Aanvullende informatie voor de legenda van de aansluitschema’s
8
5.
Transport en opslag
9
6.
Verpakking
9
7.
Montage op afsluiter / reductiekast
10
8.
Handbediening
12
9. Elektrisch aansluiten 9.1 Ex-rondstekker met klemmenaansluiting 9.2 Ex-plug-in klemmenstrook 9.3 Verwarmingselement 9.4 Bescherming motor 9.5 Standmelders 9.6 Plaatsen van het deksel
13 13 14 15 15 15 15
10. Het openen van de schakelruimte 10.1 Het verwijderen van het deksel van de schakelruimte 10.2 Het verwijderen van het schijfje van de mechanische standaanwijzing (optie)
16 16 16
11. Instelling wegschakelaars 11.1 Instelling eindstand DICHT (zwart veld) 11.2 Instelling eindstand OPEN (wit veld) 11.3 Controle instelling schakelaars
17 17 17 17
12. Instelling DUO-wegschakelaars (optie) 12.1 Instelling voor richting DICHT (zwart veld) 12.2 Instelling voor richting OPEN (wit veld)
18 18 18
13. Instelling draaimomentschakelaars 13.1 Instelling 13.2 Controle instelling draaimoment- en DUO-wegschakelaars
19 19 19
14. Proefdraaien 14.1 Draairichting controleren 14.2 Instelling van de wegschakelaars controleren 14.3 Wijze van afschakelen controleren 14.4 PTC-tripping device controleren
20 20 21 21 21
15.
22
Instelling potentiometer (optie)
16. Instelling elektronische standmelder RWG (optie) 16.1 Instelling 2-draadssysteem 4 – 20 mA en 3-/4-draadssysteem 0 – 20 mA 16.2 Instelling 3-/4-draadssysteem 4 – 20 mA
23 24 25
17.
Instelling mechanische standaanwijzing (optie)
26
18.
Het sluiten van de schakelruimte
26
2
Bedieningsinstructies
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Pagina 19. Besturingseenheid AMExC 01.1 19.1 Functie van de diagnose-LED’s op de interface-printplaat (standaarduitvoering) 19.2 Programmering van de logica-printplaat 19.3 NOOD-OPEN en NOOD-DICHT signaal (optie)
27 27 28 29
20. Elektronische positioner (optie) 20.1 Technische gegevens 20.2 Instelling 20.2.1 Instelling type signaal 20.2.2 Instelling gedrag aandrijving bij uitvallen van signaal 20.3 Afregelen positioner eindstand DICHT (standaarduitvoering) 20.4 Afregelen positioner eindstand OPEN (standaarduitvoering) 20.5 Instelling gevoeligheid 20.6 Afregelen positioner eindstand OPEN (invers bedrijf) 20.7 Afregelen positioner eindstand DICHT (invers bedrijf) 20.8 Positioner in Split Range versie (optie) 20.8.1 Split Range: omschrijving van de functies 20.8.2 Programmering 20.8.3 Afregelen positioner voor Split Range
30 30 30 31 32 33 34 34 36 37 38 38 38 38
21. Timer (optie) 21.1 21.2 Functie van de diagnose-LED’s (timer) 21.3 Instelling begin en eind van puls/pauzesturing d.m.v. DUO-wegschakelmechanisme (optie) 21.4 Instelling loop- en pauzetijden 21.5. Zekeringen
40
22.
Onderhoud
44
23.
Smeermiddel
45
24.
Afval en recycling
45
25.
Service
45
26.
Onderdelenlijst aandrijvingen SA(R)ExC 07.1 – SA(R)ExC 16.1
46
27.
Onderdelenlijst besturingseenheid AMExC 01.1 met rondstekker
48
28.
Onderdelenlijst besturingseenheid AMExC 01.1 met klemmen
50
29.
PTB-certificaat
52
30.
Conformiteitsverklaring en fabrikantenverklaring Trefwoordenregister Adressen AUMA kantoren en vertegenwoordigingen
54 55 56
40 41 42 43
3
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
1.
Veiligheidsinstructies
1.1
Toepassingsgebied
AUMA aandrijvingen zijn bestemd voor het bedienen van industriële afsluiters, zoals ventielen, schuifafsluiters, vlinderkleppen en kogelkranen. In geval van andere toepassingen is overleg met de fabriek noodzakelijk. AUMA is niet aansprakelijk voor eventuele schade, voortvloeiend uit het gebruik voor andere doeleinden dan waarvoor de aandrijvingen bestemd zijn. Het risico te dezer zake berust volledig bij de gebruiker. Tot een juist gebruik van de aandrijving behoort ook het inachtnemen van deze instructies.
1.2
Inbedrijfname (elektrisch aansluiten)
Bij werkzaamheden in explosiegevaarlijke omgevingen dienen speciale regelingen (norm EN 60079-17) in acht genomen te worden. Werkzaamheden aan een geopende, onder spanning staande aandrijving mogen alleen verricht worden, als men zich ervan vergewist heeft dat tijdens de werkzaamheden geen explosiegevaar bestaat. Natuurlijk dient men aan additionele nationale bepalingen aandacht te besteden. Bij het gebruik van elektrische apparatuur staan bepaalde delen daarvan noodzakelijkerwijs onder een gevaarlijke spanning. Alleen elektrotechnici of voor dergelijke werkzaamheden opgeleide personen (op aanwijzing en onder toezicht van een elektrotechnicus) mogen aan elektrische installaties of apparatuur werken. Uiteraard dienen de op dit gebied van toepassing zijnde voorschriften opgevolgd te worden.
1.3
Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften (zie pagina 44) moeten in acht genomen worden; anders kan een goede werking van de aandrijving niet gegarandeerd worden.
1.4
Waarschuwingen/ aanwijzingen
Het niet in acht nemen van waarschuwingen en aanwijzingen kan leiden tot ernstig letsel of grote schade. Het gekwalificeerde personeel dient volledig op de hoogte te zijn van alle waarschuwingen en aanwijzingen in deze bedieningsinstructies. Voor een probleemloze en goede werking van de aandrijvingen is - naast een juiste wijze van transport, opslag, montage en installeren - een zorgvuldige inbedrijfname essentiëel. De hieronder weergegeven waarschuwingstekens zijn bedoeld om de aandacht te vestigen op de in deze instructies opgenomen veiligheidsprocedures en -aanwijzingen. Elk van deze aanwijzingen wordt aangeduid met een pictogram, dat met het doel van de aanwijzingen overeenstemt. Dit pictogram betekent: Let op! “Let op” betekent, dat de handelingen of procedures van grote invloed zijn op de juiste werking van de aandrijvingen. Het niet in acht nemen van die handelingen of procedures kan leiden tot het ontstaan van schade. Dit pictogram betekent: Elektrostatischgevoelige onderdelen! Als dit pictogram op een printplaat aangebracht is, is deze printplaat voorzien van onderdelen die door elektrostatische ontladingen beschadigd of vernietigd kunnen worden. Indien de printplaten bij instelwerkzaamheden, metingen of vervanging worden aangeraakt, dient direct vóór die handeling zorggedragen te worden voor een ontlading door een geaard, metalen oppervlak (bijv. het huis van de aandrijving) aan te raken. Dit pictogram betekent: Waarschuwing! “Waarschuwing” duidt op handelingen of procedures, die - indien niet op de juiste wijze uitgevoerd - een risico kunnen vormen voor de veiligheid van personen of materialen.
2.
4
Korte omschrijving
AUMA aandrijvingen SA(R)ExC 07.1 – SA(R)ExC 16 .1 bestaan uit modulaire functie-eenheden. De aandrijvingen worden aangedreven door een elektrische motor en aangestuurd door een besturingseenheid AMExC 01.1, die beide deel uitmaken van de levering. De afschakeling wordt gerealiseerd door wegschakelaars in de beide eindstanden. Het is echter ook mogelijk om in beide eindstanden d.m.v. de draaimomentschakelaars af te schakelen. De wijze van afschakelen wordt door de afsluiterfabrikant bepaald.
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
3.
Technische gegevens
Tabel 1: Technische gegevens aandrijvingen SA(R)ExC 07.1 – SA(R)ExC 16.1 Uitvoering en functies Explosieveiligheidsklasse
Type bescherming
EG-typetest certificaat Bedrijfsklasse1)
Motoren Isolatieklasse Motorbescherming
Zelfremmend Wegschakelmechanisme
Draaimomentmechanisme
Standmelding, analoog (opties) Mechanische standaanwijzing (optie) Indicatie aandrijving in bedrijf Verwarming in schakelruimte
Handbediening Elektrische aansluiting besturingseenheid Kabelingangen Aansluitschema Aandrijfvormen
Omgevingscondities Beschermingsklasse volgens EN 60529
standaard:
II2G EEx de IIC T4 II2G c IIC T4 opties: II2G EEx d IIC T4 II2G c IIC T4 motorcompartiment: d drukvaste behuizing EEx d schakelruimte: d drukvaste behuizing EEx d behuizing besturing: d drukvaste behuizing EEx d aansluitruimte: e verhoogde veiligheid EEx e d (optie) drukvaste behuizing reductiekast: c constructionele veiligheid PTB 01 ATEX 1087 standaard: SAExC: kortstondig bedrijf S2 - 15 min SARExC: regelbedrijf S4 - 25 % optie: SAExC: kortstondig bedrijf S2 - 30 min SARExC: regelbedrijf S4 - 50 % draaistroommotor (asynchroon), type IM B9 overeenkomstig IEC 34 F, tropenbestendig standaard: SAExC: 3 PTC-weerstanden (volgens DIN 44082) SARExC: 3 PTC-weerstanden (volgens DIN 44082) optie: SAExC: 3 thermoknopen (NC) ja (bij uitgaande toerentallen van 4 - 90 omw./min.) telrollenschakelwerk voor de eindstanden OPEN en DICHT voor 1 tot 500 omwentelingen per slag (optioneel voor 1 tot 5.000 omwentelingen per slag) standaard: enkelvoudige schakelaar (1 NC en 1 NO) voor elke eindstand opties: tandemschakelaar (2 NC en 2 NO) voor elke eindstand, schakelaars galvanisch gescheiden drievoudige schakelaar (3 NC en 3 NO) voor elke eindstand, schakelaars galvanisch gescheiden tussenstandschakelaar (DUO-wegschakelaar), vrij instelbaar traploos instelbaar draaimomentmechanisme voor de richting OPEN en de richting DICHT standaard: enkelvoudige schakelaar (1 NC en 1 NO) per richting opties: tandemschakelaar (2 NC en 2 NO) per richting, schakelaars galvanisch gescheiden potentiometer of 0/4 – 20 mA zie voor verdere informatie separaat informatieblad continue aanwijzing, instelbaar schijfje met symbolen OPEN en DICHT signaalgever standaard: verwarmingselement (weerstand) 5 W, 24 V DC optie: zelfregulerend PTC-verwarmingselement, 5 – 20 W 110 – 250 V DC/AC, 24 – 48 V DC/AC handwiel voor instelling en nood-handbediening, staat tijdens elektrisch bedrijf stil optie: afsluitbaar handwiel AUMA rondstekker standaard: metrische draad opties: Pg-draad, NPT-draad, G-draad SAExC: KMS TP 210/001 (basisuitvoering) SARExC: KMS TP 200/001 (basisuitvoering) A, B1, B2, B3, B4 volgens EN ISO 5210 A, B, D, E volgens DIN 3210 C volgens DIN 3338 speciale aandrijfvormen: AF, AK, AG, IB1, IB3 standaard: IP 67 optie: IP 68 Bij beide beschermingsklassen (IP 67 en IP 68) is een additionele afdichting van de aansluitruimte t.o.v. het binnenwerk van de aandrijving voorzien ( double sealed).
5
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
1) Gebaseerd op een omgevingstemperatuur van 20 °C en een gemiddelde draaimomentbelasting overeenkomstig de technische gegevens van SAExC. Een overschrijding van het type bedrijf is niet toegestaan.
Corrosiebescherming
Standaardkleur Coating Omgevingstemperatuur3)
Schokbestendigheid 4) overeenkomstig EN 60068-2-6 Levensduur
standaard:
KN
geschikt voor opstelling in industriële installaties, in drinkwaterbedrijven en energiecentrales met weinig belastende atmosfeer 2) opties: KS geschikt voor opstelling in installaties met een omgevingsatmosfeer, die gematigd agressief is of gematigd agressief kan zijn (bijv. rioolwaterzuiveringen, chemische industrie) KX geschikt voor opstelling in een extreem agressieve omgevingsatmosfeer met een hoge luchtvochtigheid en een hoge concentratie van schadelijke stoffen KX-G zoals KX, maar in een aluminiumvrije versie (buitenliggende delen) standaard: zilvergrijs (DB 701, overeenkomstig RAL 9007) optie: in overleg met de fabriek andere kleuren mogelijk standaard: tweecomponentenverf standaard: – 20 °C tot + 40 °C opties: – 40 °C tot + 40 °C (lage temperatuur) – 50 °C tot + 40 °C (extreem lage temperatuur) 1 g, voor 10 tot 200 Hz Type
Bedieningscyclus (OPEN-DICHT-OPEN) met 30 omwentelingen per slag 20.000 15.000
SAExC 07.1 – SAExC 10.1 SAExC 14.1 – SAExC 16.1 Type
SARExC 07.1 – SARExC 10.1 SARExC 14.1 – SARExC 14.5 SARExC 16.1
Overige informatie EG-richtlijnen
Referentie-documenten
6
Cycli in miljoenen min. 5,0 3,5 3,5
Aantal starts per uur, gebaseerd op S4 - 25 %, bij een levensduurverwachting van een minimum aantal bedrijfsuren 5.000 uren 10.000 uren 20.000 uren 1.000 500 250 700 300 175 600 300 175
ATEX richtlijn (94/9/EG) EMC-richtlijn (Elektromagnetische compatibiliteit; 89/336/EEG) Laagspanningsrichtlijn (73/23/EEG) Machinerichtlijn (98/37/EG) Brochure “Electric multi-turn actuators SA(R)” Brochure “Electric actuators and valve gearboxes according to ATEX” Informatiebladen met maatgegevens van SA(R)ExC Informatiebladen met elektrische gegevens van SA(R)ExC Informatiebladen met technische gegevens van SA(R)ExC
Bedieningsinstructies
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Tabel 2: Technische gegevens besturingseenheid AMExC 01.1 Explosieveiligheidsklasse EG-typetest certificaat Motorbescherming
Voedingsspanning Motorsturing magneetschakelaars Stuurspanning
Binaire ingangssignalen (aansturing) galvanische scheiding: nominale spanning: stroomopname: Analoge ingangssignalen (optie) Uitgangssignalen (relais; potentiaalvrij)
Monitorrelais (diagnose-LED’s)
Analoge uitgangssignalen (optie) Positioner (optie)
Noodbedrijf (EMERGENCY) (optie)
Timer (optie) Lokale bediening
Beschermingsklasse Omgevingstemperatuur Elektrische aansluiting
zie gegevens aandrijving zie gegevens aandrijving standaard: PTC-weerstanden (volgens DIN 44082) in aandrijving PTC-tripping device met de mogelijkheid om het device te resetten d.m.v. de keuzeschakelaar van de lokale bediening (beschermingscategorie 1 volgens EN 954-1) optie: thermoknopen (NC) en thermisch relais zie typeplaatje mechanisch, elektrisch vergrendeld, max. 690 V AC, max. 7,5 kW standaard: 24 V DC van intern netvoedingsapparaat, ook beschikbaar voor stuursignalen OPEN-STOP-DICHT/OPEN-DICHT en voor externe indicatielampjes (Pmax = 2,5 W) optie: 115 V AC van intern netvoedingsapparaat standaard: OPEN-STOP-DICHT optie: omschakeling aansturing analoog / binair 1) voor ingangssignalen OPEN-DICHT opto-couplers standaard: 24 V DC, hetzij intern verzorgd door het netvoedingsapparaat (met max. 50 mA belastbaar) hetzij extern te verzorgen 10 – 15 mA per ingang zie positioner monitorrelais voor storingssignalen: - fasenuitval - motorbescherming aangesproken - draaimomentstoring: draaimomentschakelaar aangesproken voor het bereiken van de eindstand (kan uitgeschakeld worden) 4 signaleringsrelais: - eindstand OPEN - eindstand DICHT - keuzeschakelaar PLAATSELIJK - keuzeschakelaar AFSTAND - fasenuitval en/of motorbescherming aangesproken - draaimomentstoring: draaimomentschakelaar aangesproken voor het bereiken van de eindstand terugmelding, werkelijke waarde (galvanisch gescheiden) E2 = 0/4 – 20 mA stuursignaal (ingaand - nominale waarde) E1 = 0/4 – 20 mA ingangsweerstand 250 Ohm terugmelding E2 (werkelijke waarde): 0/4 – 20 mA van toepassing bij de standen PLAATSELIJK, UIT en AFSTAND van de keuzeschakelaar eindstand DICHT eindstand OPEN looptijd/pauzetijd onafhankelijk van elkaar instelbaar (1 – 30 seconden) standaard: keuzeschakelaar PLAATSELIJK-UIT-AFSTAND afsluitbaar, reset motorbescherming drukknoppen OPEN-STOP-DICHT signaallampen eindstanden OPEN-STORING-DICHT zie aandrijving zie aandrijving standaard: Ex-rondstekker met klemmenaansluiting (schroefverbinding) optie: Ex-plug-in klemmenstrook
1) alleen in combinatie met positioner
7
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
4.
Bedieningsinstructies
Aanvullende informatie voor de legenda van de aansluitschema’s Toelichting A:
Indien de aandrijving is voorzien van een signaalgever (S5), kan met behulp van de signaalgever het knippersignaal “aandrijving in bedrijf” worden gerealiseerd (het openen en sluiten van potentiaalvrije contacten). Richting DICHT: Richting OPEN:
aansluiten contacten XK 6 - XK 7 aansluiten contacten XK 6 - XK 8
In de eindstanden blijven de contacten gesloten. Indien de aandrijving wordt aangestuurd met een extern PLC-systeem, kan het knippersignaal met behulp van de printschakelaars (DIP-switches) worden uitgeschakeld (zie tabel 9, pagina 28). Toelichting B:
De wijze van afschakelen in de eindstanden wordt door de afsluiterfabrikant bepaald. Met behulp van de printschakelaars S1-2 en S3-2 (zie pag. 28) stelt de afsluiterfabrikant de wijze van afschakelen in. Indien de draaimomentschakelaar vóór het bereiken van de eindstand wordt aangesproken, wordt de aandrijving afgeschakeld en wordt een storingsmelding gegenereerd. Bij draaimomentafhankelijk afschakelen worden de wegschakelaars gebruikt voor terugmelding. De wegschakelaars dienen zo te worden ingesteld, dat de desbetreffende schakelaar kort voor het bereiken van de eindstand wordt aangesproken. Indien de draaimomentschakelaar voor de wegschakelaar aangesproken wordt, wordt de aandrijving afgeschakeld en wordt een storingsmelding gegenereerd. Zie voor verdere programmeermogelijkheden, zoals bijv. Afstandsbediening met of zonder overneemcontacten, tabel 9 op pagina 28.
Toelichting D:
De hieronder vermelde storingen worden geregistreerd en kunnen als gezamenlijke storingsmelding aan de controlekamer worden doorgegeven: - stroomuitval - fasenuitval - motorbecherming aangesproken - draaimomentschakelaar aangesproken voor bereiken eindstand Deze storingsmelding kan met behulp van DIP-switches op de logica-printplaat worden uitgeschakeld (zie tabel 9, pagina 28).
8
Toelichting E:
Ingangssignalen overeenkomstig DIN 19 240. De nominale stroom van de ingangen XK 2, XK 3 en XK 4 is 10 – 15 mA. Indien de interne spanning 24 V DC voor de aansturing op afstand wordt gebruikt, mag alleen over potentiaalvrije contacten geschakeld worden.
Toelichting F:
Indien zich een verkeerde fasenvolgorde voordoet, wordt het draaiveld automatisch gecorrigeerd door de fasenbewaking. Indien er sprake is van fasenuitval, stopt de aandrijving. De storing wordt door LED V14 op de interfaceprintplaat (zie pagina 27) aangegeven. Zie voor de signalering van een gezamenlijke storingsmelding de hierboven onder “D” vermelde gegevens.
Toelichting G:
Potentiaalvrije contacten zijn beschikbaar voor de terugmeldingen. De interne stuurspanning (XK 11 / + 24 V bzw. XK 5 / – 24V) mag niet voor externe lampen, relais enz. worden gebruikt.
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
5.
Transport en opslag
. .. .. ..
Transporteer het materiaal in een stevige verpakking naar de plaats van bestemming. Bevestig hijs- en hefmateriaal nooit aan het handwiel. Als de aandrijving op de afsluiter gemonteerd is: bevestig hijs- en hefmateriaal aan de afsluiter en niet aan de aandrijving. Sla het materiaal op in goed geventileerde en droge ruimtes. Bescherm het materiaal tegen vocht uit de bodem door het op te slaan in stellingen of op houten pallets. Dek het materiaal af ter bescherming tegen stof en vuil. Bescherm ongespoten delen tegen roest met een daarvoor geschikt anti-roestmiddel.
Indien de aandrijvingen gedurende een langere tijd (meer dan 6 maanden) worden opgeslagen, moet het navolgende eveneens in acht genomen worden:
. .
Voor opslag materiaal: bescherm ongespoten delen, met name die van aandrijfvormen en montagevlakken, met een anti-roestmiddel dat een duurzame werking heeft. Controleer elke 6 maanden het materiaal op corrosie. Breng het anti-roestmiddel nogmaals aan, als de eerste tekenen van corrosie verschijnen.
Sluit na de montage van de aandrijving op de afsluiter de aandrijving onmiddellijk elektrisch aan, zodat het verwarmingselement condensvorming kan voorkomen.
6.
Verpakking
Onze producten worden door speciale verpakkingen beschermd voor het transport af fabriek. De verpakking bestaat uit milieuvriendelijke materialen, die op eenvoudige wijze kunnen worden gescheiden en voor recycling in aanmerking komen. Wij adviseren u recycling- en inzamelcentra te benaderen voor het afvoeren van het verpakkingsmateriaal. Onze verpakkingsmaterialen zijn hout, karton, papier en PE-folie.
9
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
7.
. . .
Montage op afsluiter / reductiekast
Bedieningsinstructies
Controleer de aandrijving vóór de montage op beschadigingen. Beschadigde onderdelen dienen door originele onderdelen vervangen te worden. Werk na de montage van de aandrijving op de afsluiter eventuele verfbeschadigingen zorgvuldig bij. Verhoogde temperaturen bij de opbouwflens of de spindel van de afsluiter: Indien bij de opbouwflens of de spindel van de afsluiter temperaturen > 40 °C te verwachten zijn (bijv. t.g.v. hete media), is overleg met AUMA noodzakelijk. Temperaturen > 40 °C zijn namelijk niet in aanmerking genomen ten aanzien van de explosieveiligheid van het niet-elektrisch gedeelte.
De montage is het gemakkelijkst te realiseren, indien de as van de afsluiter / reductiekast loodrecht naar boven wijst. De aandrijving kan echter in elke gewenste opbouwpositie gemonteerd worden. De aandrijving wordt door de fabriek in de stand DICHT uitgeleverd (wegschakelaar DICHT aangesproken).
.
Controleer, of de uitgaande flens op de afsluiter / reductiekast past. Let op speling van de centreerring van de flens!
De aandrijfvormen B1, B2, B3 of B4 (afb. A) hebben een boring met spiebaan (gewoonlijk overeenkomstig ISO 5210). Afb. A Aandrijfvorm B1/B2 draadbus
Aandrijfvorm B3/B4 boring met spiebaan
Bij aandrijfvorm A (afb. B) moet de draad van de draadbus overeenstemmen met de draad van de spindel van de afsluiter. Tenzij in de bestelling iets anders aangegeven is, wordt de draadbus ongeboord geleverd. Zie de volgende pagina voor gegevens omtrent het op maat bewerken van de draadbus. Controleer, of de boring en spiebaan overeenkomen met de ingaande as van de afsluiter / reductiekast. Ontvet het oppervlak van de aansluitflens van de aandrijving en dat van de opbouwflens van de afsluiter / reductiekast zorgvuldig. Vet de as van de afsluiter / reductiekast licht in. Plaats de aandrijving op de afsluiter / reductiekast. Zet de aandrijving met schroeven (ten minste kwaliteit 8.8, zie tabel 3) vast. Draai de schroeven gelijkmatig en kruisgewijs aan.
. . ..
Tabel 3: Bevestigingsmoment voor schroeven Kwaliteit 8.8 M 8 M 10 M 12 M 16 M 20
10
TA (Nm) 25 50 87 220 420
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
Op maat bewerken van de draadbus (aandrijfvorm A): Afb. B-1 Aandrijfvorm A draadbus
80.3 80.01/80.02 80.2
.. .. .. . . .
Het is niet noodzakelijk om de aansluitflens van de aandrijving te verwijderen. Schroef de centreerring (80.2, afb. B-1) uit de aansluitflens. Verwijder de draadbus (80.3) samen met de axiaalnaaldkrans (80.01) en de axiaallagerschijven (80.02). Verwijder de axiaalnaaldkrans en de axiaallagerschijven van de draadbus. Boor de draadbus en snijd de draad. Let op: de boring moet exact centrisch en verticaal zijn! Reinig de bewerkte draadbus. Smeer de axiaalnaaldkrans en de axiaallagerschijven met kogellagervet in en plaats deze vervolgens weer op de draadbus. Plaats de draadbus met de axiaallagers weer in de aansluitflens. Zorg ervoor, dat de klauwen op de juiste wijze in de uitsparingen van de holle as grijpen. Schroef de centreerring weer in de flens en draai de ring tot aan de aanslag vast. Smeer de lagers via de smeernippel met behulp van een vetspuit. (lithium zeep EP-multi-purpose smeermiddel op basis van mineraalolie) Tabel 4: hoeveelheden smeermiddel voor aandrijfvorm A Aandrijv. A 07.2 A 10.2 1,5 g 2g Hoev.1)
A 14.2 3g
A 16.2 5g
A 25.2 10 g
A 30.2 14 g
A 35.2 20 g
A 40.2 25 g
A 48.2 30 g
1) voor vet met een dichtheid ρ = 0,9 kg/dm³
. . .
Beschermbuis voor een stijgende spindel van de afsluiter Beschermbuizen kunnen los meegeleverd worden. Omwikkel de draad met teflon tape. Schroef de beschermbuis (1) in de draad (afb. B-2) en draai de buis stevig vast. Bij corrosiebescherming KS/KX: duw de dichtring (2) tot aan de behuizing naar beneden. Controleer, of de beschermkap (3) aanwezig is en onbeschadigd is. Afb. B-2: Beschermbuis voor stijgende spindel afsluiter
3
1 2
11
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
8.
Handbediening
Handbediening inschakelen:
Bedieningsinstructies
De aandrijving kan handmatig bediend worden bij instelling en inbedrijfname, in geval van het eventueel uitvallen van de motor en bij een eventuele stroomuitval. De handbediening wordt ingeschakeld door een intern omschakelmechanisme.
.
Trek de omschakelhendel in het midden van het handwiel ca. 85° omhoog, draai daarbij het handwiel licht heen en weer totdat de handbediening in werking wordt gesteld (afb. C).
Afb. C
.
Afb. D
Handkracht is voldoende om de omschakelhendel te bedienen. De toepassing van een verlengstuk is niet noodzakelijk. Een te hoge kracht kan schade aan het omschakelmechanisme veroorzaken. Laat de omschakelhendel los (deze valt door de veerkracht terug in de uitgangspositie, afb. D). Indien nodig: duw de hendel met de hand terug. Het inschakelen van de handbediening bij een draaiende motor (afbeelding E) kan tot een verhoogde slijtage van het omschakelmechanisme leiden.
Afb. E
. Handbediening uitschakelen:
12
Afb. F
Draai het handwiel in de gewenste richting (afb. F).
Bij het starten van de motor wordt de handbediening automatisch ontkoppeld. Tijdens motorbedrijf staat het handwiel stil.
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
9.
Elektrisch aansluiten
9.1
Aansluiting met Ex-rondstekker met klemmenaansluiting
Afb. G-1: Elektrische aansluiting 50.0
Bij werkzaamheden in explosiegevaarlijke omgevingen dienen de Europese normen EN 60079-14 “Electrical Installations in Hazardous Areas” en EN 60079-17 “Inspection and Maintenance of Electrical Installations in Hazardous Areas” in acht genomen te worden. Werkzaamheden aan elektrische installaties of apparatuur mogen alleen door een elektrotechnicus of daartoe opgeleid personeel (op aanwijzing en onder toezicht van een elektrotechnicus) worden verricht. De van toepassing zijnde normen dienen in acht genomen te worden.
Na het verwijderen van het stekkerdeksel (50.0) kan bij de Ex-rondstekker (afb. G-1) de elektrische aansluiting worden gerealiseerd door middel van de EEx e - aansluitklemmen van de klemmenstrook (51.0). Het drukvaste compartiment (type bescherming EEx d) blijft daarbij gesloten.
. .
50.01
51.0
Afb. G-2: Elektrisch loskoppelen 50.0
51.0 51.02
. ..
Controleer, of de stroomsoort, voedingsspanning en frequentie overeenstemmen met de gegevens van de motor (zie typeplaatje op de motor). Draai de schroeven (50.01; afb. G-1) los en verwijder het stekkerdeksel.
. . .
Gebruik kabelwartels, die goedgekeurd zijn voor “EEx e” toepassing en die verder geschikt zijn voor de gewenste kabeldiameter. Beschermingsklasse IP 67 c.q. IP 68 kan alleen worden gegarandeerd, indien de voor de desbetreffende beschermingsklasse geschikte kabelwartels worden gebruikt. Niet-benodigde kabelingangen dienen te worden voorzien van de juiste blindstoppen.
Verwijder de kabelbescherming over een lengte van 120 – 140 mm. Strip de draden: besturing max. 8 mm, motor max. 12 mm. Gebruik voor flexibele kabels aderhulsjes overeenkomstig DIN 46228. Per klem mogen 2 draden aangesloten worden. Sluit de kabels aan overeenkomstig het voor die order van toepassing zijnde aansluitschema MSP … KMS TP .... Bij uitlevering wordt het van toepassing zijnde aansluitschema samen met de bedieningsinstructies in een weerbestendig hoesje aan het handwiel van de aandrijving bevestigd. Als het aansluitschema niet meer aanwezig is, kan het schema onder vermelding van het commissienummer en/of het Auma Benelux ordernummer van de aandrijving (zie typeplaatje) worden opgevraagd.
Als de aandrijving bijv. in verband met servicewerkzaamheden van de afsluiter moet worden verwijderd, kan men de aandrijving elektrisch loskoppelen zonder de bedrading te behoeven te verwijderen (afb. G-2). Daartoe draait men de schroeven (50.02) los en verwijdert men de rondstekker. Het stekkerdeksel (50.0) en de klemmenaansluiting (51.0) blijven op deze wijze bij elkaar.
Afb. G-3: Parkeerstekker (optie)
Drukvaste behuizing! Controleer vóór het openen, dat er geen explosieve gassen zijn en geen voedingsspanning is. Ter voorkoming van het aanraken van de blootliggende contacten en ter bescherming tegen omgevingsinvloeden is een speciale parkeerstekker (afb. G-3) beschikbaar.
Parkeerstekker
13
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
Tabel 5: Technische gegevens Ex-rondstekker met klemmenaansluiting voor explosieveilige aandrijvingen Technische gegevens Max. aantal contacten Omschrijving Aansluitingspanning max. Nominale stroom max. Aansluiting zijde klant Doorsnede max. Materiaal: rondstekker Contacten
Aansluiting motor 1) 3 U1, V1, W1 550 V 25 A schroefverbinding 6 mm2 araldit/polyamide messing (Ms)
Aardkabel 1 overeenkomstig VDE – – schroefverbinding 6 mm2 araldit/polyamide messing (Ms)
Stekkerstiften voor besturing 38 stiften/bussen 1 tot 24, 31 tot 40, 47 tot 50 250 V 10 A schroefverbinding 1,5 mm2 araldit/polyamide messing (Ms) vertind
1) Geschikt voor aansluiting van koperdraden. Bij toepassing van aluminium is overleg met AUMA noodzakelijk
9.2
Plug-in klemmenstrook
Afb. G-4: Elektrische aansluiting 50.1
De elektrische aansluiting wordt gerealiseerd door middel van klemmen (afb. G-4). De uitvoering van de aansluitruimte is overeenkomstig explosieveiligheidsklasse “EEx e” (verhoogde veiligheid). De scheiding tussen de aansluitruimte (verhoogde veiligheid) en de besturingseenheid AMExC 01.1 (drukvaste behuizing) is gerealiseerd door middel van een drukvaste kabeldoorvoer met een geïntegreerde rondstekker.
. .
51.01
. . .
51.16
. . Afb. G-5: Elektrisch loskoppelen 50.1
51.16
Controleer, of stroomsoort, voedingsspanning en frequentie overeenstemmen met de gegevens van de motor (zie typeplaatje op de motor). Draai de schroeven (51.01; afb. G-4) los en verwijder het deksel van de klemmen (50.1).
51.02
Gebruik kabelwartels, die goedgekeurd zijn voor “EEx e” toepassing en die verder geschikt zijn voor de gewenste kabeldiameter. Beschermingsklasse IP 67 resp. IP 68 kan alleen worden gegarandeerd, indien de voor de desbetreffende beschermingsklasse geschikte kabelwartels worden gebruikt. Niet-benodigde kabelingangen dienen te worden voorzien van de juiste blindstoppen.
Sluit de kabels aan overeenkomstig het voor die order van toepassing zijnde aansluitschema MSP … KMS TP . . . Bij uitlevering wordt het van toepassing zijnde aansluitschema samen met de bedieningsinstructies in een weerbestendig hoesje aan het handwiel van de aandrijving bevestigd. Als het aansluitschema niet meer aanwezig is, kan het schema onder vermelding van het commissienummer en/of het Auma Benelux ordernummer van de aandrijving (zie typeplaatje) worden opgevraagd.
Als de aandrijving bijv. in verband met servicewerkzaamheden van de afsluiter moet worden verwijderd, kan men de aandrijving elektrisch loskoppelen zonder de bedrading te behoeven te verwijderen (afb. G-5). Daartoe draait men de schroeven (51.02) los en verwijdert men het gehele klemmenframe met de geïntegreerde rondstekker. Het deksel (50.1) en het frame (51.16) blijven op deze wijze bij elkaar. Drukvaste behuizing! Controleer vóór het openen, dat er geen explosieve gassen zijn en dat de voedingsspanning uitgeschakeld is.
14
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
Afb. G-6: Parkeerstekker (optie)
Ter voorkoming van het aanraken van de blootliggende contacten en ter bescherming tegen omgevingsinvloeden is een speciale parkeerstekker (afb. G-6) beschikbaar.
Parkeerstekker
Tabel 6: Technische gegevens plug-in klemmenstrook voor explosieveilige aandrijvingen Technische gegevens Max. aantal klemmen Omschrijving Aansluitspanning max. Nominale stroom max. Aansluiting Doorsnede max.
Klemmen motor 1) 3 U1, V1, W1 750 V 25 A schroefverbinding 10 mm2 tot SA 16.1
Aardkabel 1 overeenkomstig VDE – schroefverbinding 10 mm2
Klemmen besturing 48 1 tot 48 250 V 16 A Klemverbinding 2) 2,5 mm2 flexibel, 4 mm2 massief
1) Geschikt voor aansluiting van koperdraden. Bij toepassing van aluminium is overleg met AUMA noodzakelijk. 2) Optioneel met schroefverbinding.
9.3
Verwarmingselement
AUMA aandrijvingen zijn standaard voorzien van een verwarmingselement. Tenzij iets anders aangegeven is in de order, wordt de voedingsspanning voor het verwarmingselement intern verzorgd.
9.4
Bescherming motor
Ter bescherming van de motor tegen oververhitting en ontoelaatbaar hoge temperaturen in de aandrijving zijn in de motorwikkelingen PTC-thermistors of thermoknopen opgenomen. Deze motorbescherming spreekt aan, zodra de maximaal toelaatbare temperatuur aan de wikkelingen bereikt is. Na het afkoelen van de motor kan deze weer worden ingeschakeld door middel van de keuzeschakelaar RESET van de lokale bediening.
9.5
Standmelders
Voor het aansluiten van standmelders (potentiometer, RWG) moeten afgeschermde kabels worden gebruikt.
9.6
Plaatsen van het deksel
. .. .
Na het aansluiten: Reinig de pasvlakken van het stekkerdeksel of het klemmendeksel en de behuizing. Controleer, of de O-ring in goede staat verkeert. Vet de pasvlakken licht in met een zuurvrij vet (bijv. vaseline). Breng een zuurvrij anti-corrosiemiddel aan op de spleetvlakken.
. .
Drukvaste behuizing! Ga voorzichtig om met het deksel en delen van het huis van de aandrijving. Spleetvlakken mogen niet worden beschadigd of vervuild. Delen van de behuizing, met name de spleetvlakken, mogen niet mechanisch bewerkt worden. Laat het deksel tijdens de montage niet kantelen. Plaats het deksel (50.0 afb. G-1 of 50.1 afb. G-4) terug en draai de 4 schroeven gelijkmatig en kruisgewijs aan. Draai de kabelwartels goed aan, zodat de van toepassing zijnde beschermingsklasse (IP 67 c.q. IP 68) gewaarborgd is.
15
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
10. Het openen van de schakelruimte
Bedieningsinstructies
Voor de hieronder vermelde instelwerkzaamheden (paragraaf 11 tot 17) moet de schakelruimte geopend worden en moet het schijfje van de mechanische standaanwijzing - althans voor zover deze in de aandrijving gemonteerd is verwijderd worden. Deze instellingen zijn alleen van toepassing voor de uitvoering “rechtsdraaiend sluiten” (= aangedreven as draait met de wijzers van de klok mee om de afsluiter te sluiten). Bij werkzaamheden in explosiegevaarlijke omgevingen dienen de Europese normen EN 60079-14 “Electrical Installations in Hazardous Areas” en EN 60079-17 “Inspection and Maintenance of Electrical Installations in Hazardous Areas” in acht genomen te worden. Werkzaamheden aan elektrische installaties of apparatuur mogen alleen door een elektrotechnicus of daartoe opgeleid personeel (op aanwijzing en onder toezicht van een elektrotechnicus) worden verricht. De van toepassing zijnde normen dienen in acht genomen te worden.
10.1 Het verwijderen van het deksel van de schakelruimte
.
Drukvaste behuizing! Controleer vóór het openen, dat er geen explosieve gassen zijn en dat de voedingsspanning uitgeschakeld is. Draai de 4 schroeven los en verwijder het deksel van de schakelruimte (afb. H).
Afb. H-1: Deksel met kijkglas
Afb. H-2: Deksel zonder kijkglas Schroeven
10.2 Het verwijderen van het schijfje van de mechanische standaanwijzing (optie)
.
Verwijder - indien aanwezig - het schijfje van de standaanwijzing (afb. J). Gebruik eventueel een steeksleutel (ca. 14 mm) als hefboom.
Afb. J: Verwijderen schijfje mechanische standaanwijzing
RSD
RDW
Schijfje
16
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
11. Instelling wegschakelaars 11.1 Instelling eindstand DICHT (zwart veld)
. . .
Draai het handwiel met de wijzers van de klok mee, totdat de afsluiter gesloten is. Draai het handwiel na het bereiken van de eindstand ongeveer een halve slag terug. Controleer bij het proefdraaien de naloop en - indien nodig corrigeer de instelling van de wegschakelaars. Druk instelspindel A (afb. K-1) in, draai deze al ingedrukt houdend met een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl en let daarbij op wijzer B. Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar klikken springt wijzer B telkens 90° verder, totdat punt C bereikt is. Draai langzaam verder, als wijzer B nog 90° van punt C verwijderd is. Stop met draaien als punt C bereikt is en laat instelspindel A los. Indien u abusievelijk toch te ver gedraaid heeft ( geklik na het verspringen van de wijzer), draai de instelspindel dan verder in dezelfde richting en herhaal de instelhandeling.
Afb. K-1: Meld- en stuureenheid
P
T B
E C
F A
D
11.2 Instelling eindstand OPEN (wit veld)
. .
11.3 Controle instelling schakelaars
Draai het handwiel tegen de wijzers van de klok in, totdat de afsluiter geopend is. Draai het handwiel vervolgens een halve slag terug. Druk instelspindel D (afb. K-1) in, draai deze al ingedrukt houdend met een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl en let daarbij op wijzer E. Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar klikken springt wijzer E telkens 90° verder, totdat punt F bereikt is. Draai langzaam verder, als wijzer E nog 90° van punt F verwijderd is. Stop met draaien als punt F bereikt is en laat instelspindel D los. Indien u abusievelijk toch te ver gedraaid heeft ( geklik na het verspringen van de wijzer), draai de instelspindel dan verder in dezelfde richting en herhaal de instelhandeling.
Met behulp van de rode testknoppen T en P (afb. K-1) kunnen de wegschakelaars met de hand bediend worden.
. .
Door knop T in de richting van de pijl LSC (WSR) te draaien kan men de wegschakelaar DICHT bedienen. Door knop P in de richting van de pijl LSO (WÖL) te draaien kan men de wegschakelaar OPEN bedienen.
17
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
12. Instelling DUO-wegschakelaars (optie) Elke gewenste toepassing kan worden ingeschakeld of uitgeschakeld door middel van de twee tussenstandschakelaars. Gebruik bij het instellen van het schakelpunt (tussenstand) dezelfde draairichting als later tijdens elektrisch bedrijf.
12.1 Instelling voor richting DICHT (zwart veld)
..
Breng de afsluiter in de gewenste tussenstand. Druk instelspindel G (afb. K-2) in, draai deze al ingedrukt houdend met een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl en let daarbij op wijzer H. Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar klikken springt wijzer H telkens 90° verder, totdat punt C bereikt is. Draai langzaam verder, als wijzer H nog 90° van punt C verwijderd is. Stop met draaien als punt C bereikt is en laat instelspindel G los. Indien u abusievelijk toch te ver gedraaid heeft ( geklik na het verspringen van de wijzer), draai de instelspindel dan verder in dezelfde richting en herhaal de instelhandeling.
Afb. K-2: Meld- en stuureenheid
P
T
C
F E
H G
K
12.2 Instelling richting OPEN (wit veld)
..
18
Breng de afsluiter in de gewenste tussenstand. Druk instelspindel K (afb. K-2) in, draai deze al ingedrukt houdend met een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl en let daarbij op wijzer L. Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar klikken springt wijzer L telkens 90° verder, totdat punt F bereikt is. Draai langzaam verder, als wijzer L nog 90° van punt F verwijderd is. Stop met draaien als punt F bereikt is en laat instelspindel K los. Indien u abusievelijk toch te ver gedraaid heeft ( geklik na het verspringen van de wijzer), draai de instelspindel dan verder in dezelfde richting en herhaal de instelhandeling.
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
13. Instelling draaimomentschakelaars
. .
13.1 Instelling
Het ingestelde draaimoment moet geschikt zijn voor de afsluiter! Deze instelling mag alleen met toestemming van de afsluiterfabrikant gewijzigd worden!
Afb. L: Meetkoppen Instelling DICHT
. . .
O
P
Instelling OPEN
O
P
Draai beide schroeven O op het schijfje van het instelmechanisme los (afb. L). Draai het schijfje P om het benodigde draaimoment in te stellen (1 da Nm = 10 Nm). Voorbeeld: Afb. L toont de hieronder vermelde instellingen: 3,5 da Nm = 35 Nm voor richting DICHT 4,5 da Nm = 45 Nm voor richting OPEN Draai de schroeven O weer vast.
. .
De draaimomentschakelaars kunnen ook tijdens handbediening worden bediend. Het draaimomentmechanisme functioneert als een beveiliging tegen overbelasting over de gehele stelweg, ook bij wegafhankelijke afschakeling in de eindstanden.
13.2 Controle instelling draaimoment- en DUO-wegschakelaars Met behulp van de rode testknoppen T en P (afb. K-2) kunnen de draaimomentschakelaars handmatig bediend worden.
. . . .
Door de testknop T in de richting van de pijl DSR te draaien wordt de draaimomentschakelaar DICHT in werking gesteld. De rode signaallamp (STORING) op de lokale bediening licht vervolgens op. Door de testknop P in de richting van de pijl DÖL te draaien wordt de draaimomentschakelaar OPEN in werking gesteld. De rode signaallamp (STORING) op de lokale bediening licht vervolgens op. Indien een DUO-wegschakelmechanisme (optie) in de aandrijving gemonteerd is, zullen de tussenstandschakelaars tegelijkertijd bediend worden. Na controle van de schakelaars dient de storingsmelding (rode signaallamp) opgeheven te worden door de aandrijving in de tegenovergestelde richting te laten bewegen, daarbij gebruikmakend van de drukknop OPEN of de drukknop DICHT van de lokale bediening.
19
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
14. Proefdraaien
14.1 Controle draairichting:
Bedieningsinstructies
Werkzaamheden aan een geopende en onder spanning staande aandrijving mogen alleen worden verricht, als men zich ervan verzekerd heeft dat tijdens de duur van de werkzaamheden geen explosiegevaar bestaat. Deze controle is alleen noodzakelijk bij de montage van de besturingseenheid op een wandbeugel. Bij een directe montage van de besturingseenheid AMExC 01.1 op de aandrijving wordt door de automatische fasenvolgordecorrectie de juiste draairichting gewaarborgd, ook als bij de installatie de fasen verwisseld zouden worden.
. .
Plaats het schijfje van de mechanische standaanwijzing - indien aanwezig op de as. De draairichting van het schijfje (afb. M-1) geeft de draairichting van de aandrijving aan. Indien het schijfje niet aanwezig is: kan de draairichting ook aan de hand van de holle as vastgesteld worden. Verwijder daartoe de beschermdop (nr. 27, zie afb. M-2).
Afb. M-1: Schijfje dicht
Afb. M-2: Het openen van de holle as open
27 S1/S2
..
Breng de aandrijving met handbediening in de middenstand. Plaats de keuzeschakelaar in de stand “lokale bediening (I)” (afb. M-3).
Afb. M-3: Keuzeschakelaar op lokale bediening
..
Schakel de voedingsspanning in. Druk de drukknop DICHT (afb. M-4) in en let op de draairichting.
Afb. M-4: Drukknop DICHT
Afb. M-5: Drukknop STOP
Schakel onmiddellijk af, indien er sprake is van een verkeerde draairichting. De afschakeling kan gerealiseerd worden door de drukknop STOP (afb. M-5) in te drukken of door de beide testknoppen T en P (afb. K-2) tegelijkertijd in een willekeurige richting te draaien. Corrigeer vervolgens de fasenvolgorde in de verbindingskabel tussen wandbeugel en aandrijving en herhaal de test. Tabel 7: Draairichting schijfje mechanische standaanwijzing: tegen de wijzers van de klok in Draairichting holle as: met de wijzers van de klok mee
20
correct correct
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
.
14.2 Controle instelling wegschakelaars: Zet de keuzeschakelaar in de stand “UIT (0)” (zie afb. M-6).
Afb. M-6: Keuzeschakelaar op lokale bediening
. .
De voedingsspanning van de besturingseenheid wordt niet onderbroken in de stand UIT. Breng de aandrijving met handbediening in beide eindstanden van de afsluiter. Controleer, of het wegschakelmechanisme voor beide eindstanden correct ingesteld is. Let er daarbij op, dat elk van de schakelaars in de desbetreffende eindstand aangesproken wordt en bij de verandering van de draairichting weer vrijgegeven wordt. Indien hiervan geen sprake is, moeten de wegschakelaars opnieuw ingesteld worden.
..
Indien het wegschakelmechanisme correct ingesteld is: zet de keuzeschakelaar in de stand “Lokale bediening (I)” (afb. M-3). verricht de test via de lokale bediening door middel van de drukknoppen OPEN-STOP-DICHT. 14.3 Controle wijze van afschakelen
14.4 Controle PTC-tripping device
De afsluiterfabrikant bepaalt, of de afschakeling in de eindstanden weg- of draaimomentafhankelijk dient plaats te vinden. Voor controle van de instelling zie pagina 28, paragraaf 19.2.
. .
Zet de keuzeschakelaar in de stand TEST (wissend) (afb. M-7). Bij een correct functioneren wordt het aanspreken van de motorbescherming gesignaleerd door het monitorrelais voor storingsmeldingen (zie schakelschema) en door het signaallampje STORING op de lokale bediening.
Afb. M-7: Keuzeschakelaar op de lokale bediening
.
Zet de keuzeschakelaar in de stand RESET (afb. M-8). Bij een juist functioneren wordt de storingsmelding opgeheven.
Afb. M-8: Keuzeschakelaar op lokale bediening
Indien de keuzeschakelaar in de stand TEST geen storingsmelding genereert, moeten de bedrading en de keuzeschakelaar door de AUMA servicedienst gecontroleerd worden. Als er geen verdere opties (paragraaf 15 - 17) ingesteld moeten worden: sluit de schakelruimte (zie pag. 26, paragraaf 18).
21
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
15. Instelling potentiometer (optie) — Voor terugmelding op afstand —
.. . . .
Breng de afsluiter in de eindstand DICHT. Indien van toepassing: verwijder het schijfje van de mechanische standaanwijzing. Breng de potentiometer door de instelspindel (E2) met de wijzers van de klok mee te draaien in de uitgangspositie. Eindstand DICHT komt overeen met 0 %; eindstand OPEN met 100 %. Draai de instelspindel (E2) een klein beetje terug. Ten gevolge van de overbrengingsverhouding van de tandwielkastjes voor standmelders wordt niet altijd het gehele weerstandsbereik voor de volledige slag benut. Derhalve dient in een externe mogelijkheid tot afregelen (instelpotentiometer) te worden voorzien. Stel het nulpunt nauwkeurig in bij de externe instelpotentiometer (voor terugmelding op afstand).
Afb. N: Meld- en stuureenheid
E2
22
Bedieningsinstructies
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
16. Instelling elektronische standmelder RWG (optie) — Voor een terugmelding op afstand of een externe aansturing — Controleer na de montage van de aandrijving op de afsluiter de instelling door het uitgangssignaal te meten aan de daarvoor bestemde meetpunten (zie paragraaf 16.1 of 16.2). En, indien nodig, pas de instelling aan. Tabel 8: Technische gegevens RWG 4020 aansluitschema’s
uitgangssignaal voedingsspanning max. stroomopname max. belasting
KMS TP_ _ 4 / _ _ _
Ia Uv I RB
3-/ 4-draadssysteem 0 – 20 mA, 4 – 20 mA 24 V DC, ± 15 % gestabiliseerd 24 mA bij 20 mA uitgangssignaal 600 Ω
KMS TP _ 4 _ / _ _ _ KMS TP _ 5 _ / _ _ _ 2-draadssysteem 4 – 20 mA 14 V DC + (I x RB), max. 30 V 20 mA (Uv - 14 V) / 20 mA
De RWG-printplaat (afb.P-1) bevindt zich onder de afdekplaat (afb. P-2). Afb. P-1: RWG-printplaat
23
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
16.1 Instelling 2-draadssysteem 4 – 20 mA en 3-/4-draadssystem 0 – 20 mA einstellen
.. ..
Sluit de spanning aan op de elektronische standmelder. Breng de afsluiter in de eindstand DICHT. Verwijder (indien aanwezig) het schijfje van de mech. stand- aanwijzing. Sluit het meetinstrument voor 0 – 20 mA aan op de meetpunten (afb. P-2).
. .
Het stroomcircuit (externe belasting) moet aangesloten zijn (let op de max. belasting RB) of de desbetreffende polen van de klemmen (zie aansluitschema) moeten aangesloten zijn, anders kan geen waarde gemeten worden. Draai de potentiometer (E2) met de wijzers van de klok mee tot de aanslag. Draai de potentiometer (E2) een klein beetje terug.
Afb. P-2
“0” (0/4 mA)
“max.” (20 mA)
Afdekplaat
E2 Meetpunt (+) 0/4 – 20 mA
. . .. .
Meetpunt (–) 0/4 – 20 mA
Draai potentiometer “0” naar rechts, totdat de uitgangsstroom begint toe te nemen. Draai potentiometer “0” terug, totdat de hierna genoemde waarde bereikt is: bij 3-/4-draadssysteem: ca. 0,1 mA bij 2-draadssysteem: ca. 4,1 mA. Op deze wijze wordt het elektrische nulpunt op de juiste wijze afgeregeld. Breng de afsluiter in de eindstand OPEN. Stel met behulp van potentiometer “max.” de eindwaarde in op 20 mA. Breng de afsluiter vervolgens opnieuw in de eindstand DICHT en controleer de beginwaarde (0,1 mA of 4,1 mA). Indien nodig: corrigeer de instelling. Als de maximale waarde niet bereikt wordt, moet nagegaan worden of het juiste tandwielkastje gekozen is.
24
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
.. ..
16.2 Instelling 3-/4-draadssysteem 4 – 20 mA Sluit de spanning aan op de elektronische standmelder. Breng de afsluiter in de eindstand DICHT. Verwijder (indien aanwezig) het schijfje van de mech. standaanwijzing. Sluit het meetinstrument voor 0 – 20 mA aan op de meetpunten (afb. P-2).
..
Het stroomcircuit (externe belasting) moet aangesloten zijn (let op de max. belasting RB) of de desbetreffende polen van de klemmen (zie aansluitschema) moeten aangesloten zijn, anders kan geen waarde gemeten worden. Draai potentiometer (E2) met de wijzers van de klok mee tot de aanslag. Draai potentiometer (E2) een klein beetje terug.
Afb. P-2
“0” (0/4 mA)
“max.” (20 mA)
Afdekplaat
E2 Meetpunt (+) 0/4 – 20 mA
. . .. .. .
Meetpunt (–) 0/4 mA – 20 mA
Draai potentiometer “0” naar rechts, totdat de uitgangsstroom begint toe te nemen. Draai potentiometer “0” terug, totdat een reststroom van ca. 0,1 mA bereikt is. Breng de afsluiter in de eindstand OPEN. Stel met behulp van potentiometer “max.” de eindwaarde in op 16 mA. Breng de afsluiter in de eindstand DICHT. Regel met potentiometer “max.” (0,1 mA) de beginwaarde af op 4 mA. Daarmede verschuift tegelijkertijd de eindwaarde 4 mA, zodat op deze wijze het bereik van 4 - 20 mA doorlopen wordt. Breng de afsluiter opnieuw in beide eindstanden en controleer de instelling. Indien nodig: corrigeer de instelling. Als de maximale waarde niet bereikt wordt, moet nagegaan worden of het juiste tandwielkastje gekozen is.
25
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
17. Instelling mechanische standaanwijzing (optie) Een bijbehorend tandwielkastje is in de fabriek al in de aandrijving gemonteerd. Als naderhand het aantal omwentelingen per slag gewijzigd wordt, moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat het tandwielkastje moet worden vervangen door een exemplaar met een andere overbrengingsverhouding.
.. . ..
Plaats het schijfje van de mechanische standaanwijzing op de as. Breng de afsluiter in de eindstand DICHT. Draai de onderste schijf (afb. Q-1), totdat het symbool DICHT overeenkomt met de pijl in het deksel van het kijkglas (afb. Q-2). Breng de afsluiter in de eindstand OPEN. Houdt de onderste schijf vast en draai de bovenste schijf met het symbool OPEN, totdat dit overeenkomst met de pijl in het deksel.
Afb. Q-1:
Afb. Q-2:
Schijfje
Pijl De schijf van de mechanische standaanwijzing draait ca. 180° om zijn as om het sluiten / openen (en vice versa) aan te duiden.
18. Het sluiten van de schakelruimte
.. .. .
Reinig de pasvlakken van deksel en behuizing. Controleer, of de O-ring in goede staat verkeert. Smeer de pasvlakken licht in met zuurvrij vet. Bescherm de speetvlakken met een zuurvrij anti-corrosiemiddel. Drukvaste behuizing! Deksel en bestanddelen van het huis zorgvuldig behandelen. Spleetvlakken mogen niet beschadigd of verontreinigd zijn. Bestanddelen, met name spleetvlakken, mogen niet mechanisch bewerkt worden. Laat het deksel tijdens de montage niet kantelen. Plaats het schakelruimtedeksel terug en en draai de schroeven gelijkmatig en kruisgewijs aan. Controleer na de inbedrijfname op eventuele verfbeschadigingen en werk de beschadigde plekken bij.
26
Bedieningsinstructies
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
19. Besturingseenheid AMExC 01.1 Let tijdens alle werkzaamheden aan de besturingseenheid op het volgende. Werkzaamheden aan een geopende en onder spanning staande aandrijving mogen alleen verricht worden, als men zich ervan vergewist heeft dat tijdens de werkzaamheden geen explosiegevaar bestaat. Afb. R-1: Positie van de printplaten in de besturingseenheid Deksel Timer-printplaat (optie) Afdekplaat interface-printplaat
Logica-printplaat Positioner-printplaat (optie)
19.1 Functies van de diagnose- LED’s op de interface-printplaat (standaarduitvoering) V14 brandt: V15 brandt:
fasenuitval en/of motorbescherming aangesproken, reset d.m.v. keuzeschakelaar in stand III op lokale bediening draaimomentstoring: draaimomentschakelaar aangesproken voor bereiken eindstand
De LED’s STOP, CLOSE / ZU (DICHT), OPEN / AUF (OPEN) geven de beschikbare stuursignalen (ingangssignalen) weer (alleen van toepassing als keuzeschakelaar in de stand FERN / REMOTE (AFSTAND) staat). Afb. R-2: Afdekplaat van interface-printplaat
27
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
19.2 Programmering logica-printplaat De wijze van afschakelen, weg- of draaimomentafhankelijk (schakelaar S1-2 en schakelaar S3-2, afb. R-3), dient door de afsluiterfabrikant te worden vastgesteld.
Afb. R-3: Logica-printplaat A2
Stand 1:
wegafhankelijke afschakeling in eindstand OPEN Stand 2:
draaimomentafhankelijke afschakeling in eindstand OPEN
S3-2 S2-2
Stand 1:
wegafhankelijke afschakeling
S1-2
in eindstand DICHT Stand 2:
draaimomentafhankelijke afschakeling in eindstand DICHT
.
Stel de gewenste programmering in met behulp van schakelaar S2-2 aan de hand van de gegevens van tabel 9.
Tabel 9 Printschakelaar S2-2 (DIP-switch)
Overneemfunctie AFSTAND Pulssturing AFSTAND (push-to-run) Overneemfunctie PLAATSELIJK
Programmering (ON = ingedrukt) Richting DICHT Richting OPEN OFF ON OFF ON OFF ON
Pulssturing PLAATSELIJK (push-to-run)
OFF ON
Signaalgever (optie)
OFF ON
1234 56 1234 56 1234 56 1234 56
geactiveerd
Draaimomentstoring: draaimomentschakelaar aangesproken voor bereiken eindstand
28
1234 56
inclusief OFF ON
1234 56
OFF ON OFF ON OFF ON OFF ON
1234 56 1234 56 1234 56 1234 56
niet-geactiveerd OFF ON
1234 56
exclusief OFF ON
1234 56
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
19.3 NOOD-OPEN en NOOD-DICHT (5e karakter in aansluitschema MSP … C, D of P) signaal (optie) Als een EMERGENCY-stuursignaal gegeven wordt, brengt de aandrijving de afsluiter in de aangegeven eindstand (functioneert bij alle drie de standen van de keuzeschakelaar: LOCAL (plaatselijk), OUT (uit) en REMOTE (afstand)).
. .
De ingang bij klem XK 1 (zie schakelschema) dient via een NC-contact (gesloten-kring-principe) op + 24 V DC aangesloten te worden. Indien een NOOD-OPEN of een NOOD-DICHT signaal in het algemeen niet gewenst is: verwijder de afdekplaat en verbreek de bruggetjes B1 (bij NOOD-DICHT) en B2 (bij NOOD-OPEN).
Afb. R-4: Afdekplaat bij optie NOOD-OPEN of NOOD-DICHT Bruggen: B1 (NOOD-DICHT) B2 (NOOD-OPEN)
LED voor NOOD-stuursignaal B2 B1
29
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
20. Positioner (optie) 20.1 Technische gegevens Tabel 10: Technische gegevens positioner Stuursignaal (ingang E1, nominale waarde) 0/4 – 20 mA (optie: 0 – 5 V) Terugmelding (ingang E2, werkelijke waarde) 0/4 – 20 mA (optie: 0 – 5 V) 0,5 % – 2,5 % Gevoeligheid (dode band) ∆E (P9) Fijnafstemming “Sens” (P7) (alleen zinvol bij min. 0,25 % uitgaande toerentallen <16 1/min) Pauzetijd “t-off ”(P10) 0,5 – 10 s Ingangsweerstand 250 Ohm Regelbedrijf met takt-bedrijf (niet noodzakelijk voor instelling positioner): Looptijd “t-on ” (P8) effectief tot een regelafwijking ≤ 25 %; daarna vermindert de 0,5 – 15 s ingestelde waarde met een factor 3.
20.2 Einstellung
De positioner in de besturingseenheid AMExC 01.1 wordt overeenkomstig de gegevens van de bestelling geprogrammeerd en samen met de aandrijving voor uitlevering ingesteld. Het is echter mogelijk, dat later op basis van waarden van het regelsysteem, die vooraf niet bekend waren, de instelling van de positioner moet worden aangepast. Vóór het aanpassen van de instelling dient de programmering van de positioner te worden gecontroleerd.
. .
Controleer de programmering van de logica-printplaat overeenkomstig de inhoud van paragraaf 19.2. Overneemfunctie AFSTAND (zie tabel 9) dient bij een positioner uitgeschakeld te zijn. Verwijder de afdekplaat (afb. S1) en stel de gewenste programmering in op de printplaat van de positioner (afb. S2) overeenkomstig de gegevens van tabel 11 en tabel 12. Let erop, dat vóór het instellen het stroomcircuit voor de terugmelding E2 (zie schakelschema) gesloten is (meetapparaat of draadbrug). Als het signaal E2 ontbreekt, brandt LED (V10) “E1/E2 < 4 mA” (afb. S1) en reageert de positioner niet.
Afb. S1: Afdekplaat positioner Sticker met indicatie signalen in voorbeeld: E1 = 4 – 20 mA, E2 = 4 – 20 mA)
V10 (rood) P10 P8
30
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
Afb. S2: Printplaat positioner A7 P9 (∆E) P7 (Sens) P3 (0) P4 (max)
S2-7 S3-7
V28 V27 V18 V10
Meetpunten:
{MP4(–) MP3(+) MP2(+) E2{ MP1(–) E1
P10
S1-7
20.2.1 Instelling type signaal
Het type signaal (stroom-/voltagesignaal) van het stuursignaal E1 en de terugmelding E2 is in de fabriek ingesteld. Het type signaal is op een sticker op de afdekplaat van de positioner aangegeven (zie afb. S1). Indien later een wijziging van de instelling plaatsvindt, dient deze indicatie op de sticker gewijzigd te worden. Bovendien verandert dan ook het schakelschema, dat op het typeplaatje van de besturingseenheid aangegeven is (zie pagina ). Tabel 11: Mogelijke instellingen
Stuursignaal E1 (nominaal)
Terugmelding E2 (werkelijk) 1)
4 – 20 mA 0 – 20 mA
4 – 20 mA 0 – 20 mA
4 – 20 mA 0 – 20 mA
0–5V
0–5V
4 – 20 mA 0 – 20 mA
0–5V
0–5V
0 – 10 V
4 – 20 mA 0 – 20 mA
0 – 10 V
0–5V
Programmering via DIP-switch S1-7 (zie afb. S2)
1) Signalen bij interne terugmelding: 0/4 – 20 mA van de elektronische standmelder of 0 – 5 V van de precisiepotentiometer 5 k Ω
31
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
20.2.2 Instelling gedrag aandrijving bij verlies signaal Met behulp van de printschakelaar (DIP-switch) S2-7 kan het gedrag van de aandrijving bij het wegvallen van het stuursignaal E1 of de terugmelding E2 geprogrammeerd worden. Maar alleen bij 4 - 20 mA signalen zijn alle keuzemogelijkheden beschikbaar. De hieronder vermelde racties zijn mogelijk: Fail as is: De aandrijving schakelt af en blijft in deze stand staan. Fail close: De aandrijving brengt de afsluiter in de stand DICHT. Fail open: De aandrijving brengt de afsluiter in de stand OPEN. Tabel 12: Mogelijke instellingen (aanbevolen instellingen zijn aangegeven met een grijze achtergrond) Reactie aandrijving bij verlies signaal E1 E2
fail as is
Voorwaarde 1) Stuursignaal E1 Terugmelding E2 (nominaal) (werkelijk) 2) 4 – 20 mA
4 – 20 mA
4 – 20 mA
4 – 20 mA
0 – 20 mA 0–5V
4 – 20 mA
4 – 20 mA
4 – 20 mA
4 – 20 mA
0 – 20 mA 0–5V
4 – 20 mA
0–5V
4 – 20 mA 0 – 20 mA
0–5V
0 – 20 mA
4 – 20 mA
0 – 20 mA 0–5V 0 – 10 V
0 – 20 mA 0–5V
0 – 20 mA
4 – 20 mA
0 – 10 V
4 – 20 mA
Programmering via DIP-switch S2-7 (zie afb. S2)
fail close
fail open
fail as is
fail close
fail close
fail open
fail open
fail as is
1) Bij signalen van 0 – 20 mA en 0 – 5 V kan het verlies van het signaal verkeerd geïnterpreteerd worden, aangezien E1 of E2 ook (zonder fout) kan functioneren bij een signaal < 4 mA (eindstand DICHT = 0 mA of 0 V). 2) Signalen bij interne terugmelding: 0/4 – 20 mA van de elektronische standmelder of 0 – 5 V van de precisiepotentiometer 5 k Ω.
32
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
20.3 Afregelen positioner eindstand DICHT (standaarduitvoering)
.. . . . .
Vóór het instellen van de positioner dient men zeker te stellen, dat het wegschakel-, het draaimomentmechanisme van de aandrijving en de terugmelding (paragrafen 15 en 16) ingesteld zijn. Zet de keuzeschakelaar (lokale bediening) op de stand PLAATSELIJK. Breng de aandrijving met de drukknop in de eindstand DICHT. Activeer het ingaand signaal E1 (nominale waarde; 0 of 4 mA; zie schakelschema). Draai potentiometer “t-off” (P10) naar links (tegen de wijzers van de klok in) tot aan de aanslag (afb. S1). Het ontbreken van de signalen E1/E2 of een verkeerde polariteit wordt door LED (V10) „E1/E2 < 4 mA” (afb. S1 of S2) aangeduid. Sluit de voltmeter (0 – 5 V) aan op de meetpunten MP3 en MP4 om de nominale waarde te meten (afb. S2). Voor E1 (nominale waarde) = 0 mA dient 0 V gemeten te worden. Voor E1 (nominale waarde) = 4 mA dient 1 V gemeten te worden. Indien de gemeten waarde niet correct is: corrigeer de nominale waarde in de controlekamer. Sluit de voltmeter aan op de meetpunten MP2 en MP1 voor het meten van de werkelijke waarde. Voor E2 (werkelijke waarde) = 0 mA geeft de voltmeter 0 V aan. Voor E2 (werkelijke waarde) = 4 mA geeft de voltmeter 1 V aan. Indien de gemeten waarde niet correct is: stel de terugmelding opnieuw in overeenkomstig de inhoud van de paragrafen 15 en 16 en regel de positoner opnieuw af.
Tabel 13 Mogelijke LED-signalering: (zie afbeeldingen S3 en S4)
LED
(V28 groen) brandt
LED
(V27 geel) brandt
dan
Indien
LED’s niet branden
Vereiste instelling in eindstand DICHT: (zie afbeeldingen S3 en S4) draai potentiometer “0” (P3) een klein beetje naar rechts totdat LED (V27 geel) brandt. draai potentiometer “0” (P3) een klein beetje naar rechts totdat LED (V28 groen) uitgaat en LED (V27 geel) brandt. draai potentiometer “0” (P3) naar links totdat LED (V27) niet meer brandt. draai potentiometer “0" (P3) een klein beetje naar rechts totdat LED (V27 geel) weer brandt.
Afb. S2: Printplaat positioner A7 P9 (∆E) P7 (Sens) P3 (0) P4 (max)
Meet punten:
{ {
MP4(–) E1 MP3(+) MP2(+) E2 MP1(–)
S2-7 S3-7
V28 V27 V18 V10 P10
S1-7
33
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
20.4 Afregelen positioner in de eindstand OPEN (standaarduitvoering)
. . ..
Breng de aandrijving door het indrukken van de drukknop (lokale bediening) in de eindstand OPEN. Sluit de voltmeter aan op de meetpunten MP2 en MP1 om de werkelijke waarde E2 te meten. Bij een correcte instelling van de terugmelding geeft de voltmeter 5 V aan. Indien de gemeten waarde niet correct is: stel de terugmelding opnieuw in overeenkomstig de inhoud van de paragrafen 15 en 16 en regel de positioner opnieuw af. Activeer het maximale stuursignaal (nominale waarde E1) = 20 mA. Sluit de voltmeter aan op de meetpunten MP4 en MP3 en meet de nominale waarde E1. Bij een nominale waarde van 20 mA geeft de voltmeter 5 V aan. Controleer het externe stuursignaal, indien de gemeten waarde niet 5 V is.
Tabel 14 LED-signalering: (zie afbeeldingen S3 en S4)
LED
(V28 groen) brandt
LED
(V27 geel) brandt
20.5 Instelling gevoeligheid
dan
Indien
LED’s niet branden
. . . .
Vereiste instelling in de eindstand OPEN: (zie afbeeldingen S3 en S4) draai potentiometer “max” (P4) een klein beetje naar links totdat LED (V28 groen) brandt. draai potentiometer “max” (P4) naar rechts totdat LED (V28 groen) niet meer brandt. draai daarna potentiometer “max” (P4) een klein beetje naar links totdat LED (V28 groen) weer brandt. draai potentiometer “max” (P4) een klein beetje naar links totdat LED (V27 geel) uitgaat en LED (V28 groen) brandt.
Zet de keuzeschakelaar van de lokale bediening in de stand REMOTE (afstand). Activeer het stuursignaal E1 overeenkomstig de gegevens van de sticker op de afdekplaat (zie afb. S1). De gevoeligheid (∆E/”dode band”) is in de fabriek op de maximale waarde (2,5 %) ingesteld. Door de potentiometer ∆E (P9) met de wijzers van de klok mee te draaien kan de dode band vergroot worden. Door naar links te draaien (tegen de wijzers van de klok in) wordt de dode band verkleind en de gevoeligheid vergroot. Voor een juiste instelling van de gevoeligheid is een stroombrongever met een instelnauwkeurigheid van 0,1 mA benodigd. Bij aandrijvingen met een uitgaand toerental < 16 omw./min. kan een hogere gevoeligheid (∆Emin= 0,25 %) gerealiseerd worden door de potentiometer P7 (sens) met de wijzers van klok mee te draaien. Bij het instellen van ∆E dient het navolgende in acht genomen te worden. Een te hoog aantal schakelingen leidt tot onnodige slijtage aan afsluiter en aandrijving. Het is derhalve noodzakelijk om de “dode band” op het voor het proces maximaal toelaatbare in te stellen.
Om te voorkomen, dat in extreme situaties het max. toelaatbaar aantal schakelingen (zie het informatieblad Technical Data SARExC) overschreden wordt, kan met behulp van de potentiometer “t-off” (P10) een pauzetijd tussen 0,5 s (linkeraanslag) en 10 s (rechteraanslag) ingesteld worden.
34
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
Afb. S1: Afdekplaat positioner Sticker met aanduiding signalen (in voorbeeld E1 = 4 – 20 mA, E2 = 4 – 20 mA)
V28 (groen) V27 (geel) V18 (rood) V10 (rood) P10
Afb. S2: Printplaat positioner A7 P9 (∆E) P7 (Sens) P3 (0) P4 (max)
Meet punten:
{ {
E1 MP4(–) MP3(+) E2 MP2(+) MP1(–)
S2-7 S3-7
V28 V27 V18 V10 P10
S1-7
35
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
20.6 Afregelen positioner eindstand OPEN (invers bedrijf) Bij een standaarduitvoering leidt een maximaal ingaand signaal (E1 = 20 mA) ertoe, dat de afsluiter in de eindstand OPEN gebracht wordt. Door de codeschakelaar S3-7 (afb. S2) in stand “1” te brengen, kan de signaaldefinitie omgekeerd worden en invers bedrijf gerealiseerd worden. Indien de aandrijving is voorzien van een RWG (optie), moeten de aansluitingen 7 (rood) en 5 (zwart) op de RWG-printplaat (afb. P-1) verwisseld worden. Indien de aandrijving is voorzien van een potentiometer (optie), moeten de aansluitingen 21 (rood) en 22 (zwart) in de potentiometer verwisseld worden.
. . . .. .. . .
Vóór het instellen van de potentiometer dient men zich ervan te vergewissen, dat het wegschakel- en het draaimomentmechanisme van de aandrijving en de terugmelding (paragrafen 15 en 16) ingesteld zijn. Zet de keuzeschakelaar (lokale bediening) in de stand LOCAL (plaatselijk). Breng de aandrijving met de drukknop in de eindstand OPEN. Activeer het stuursignaal E1 (0 mA of 4 mA; zie schakelschema). Draai potentiometer “t-off” (P10) naar links tot de aanslag (tegen de wijzers van de klok in, afb. S2). Het ontbreken van de signalen E1/E2 of een verkeerde polariteit wordt door LED (V10) „E1/E2 < 4 mA” (afb. S1 of S2) aangeduid. Sluit de voltmeter (0 - 5 V) aan op de meetpunten MP3 en MP4 voor het meten van de nominale waarde (afb. S2). Voor E1 (nominale waarde) = 0 mA dient 0 V gemeten te worden. Voor E1 (nominale waarde) = 4 mA dient 1 V gemeten te worden. Indien de gemeten waarde niet correct is: corrigeer de nominale waarde in de controlekamer. Sluit de voltmeter aan op de meetpunten MP2 en MP1 voor het meten van de werkelijke waarde. Voor E2 (werkelijke waarde) = 0 mA geeft de voltmeter 0 V aan. Voor E2 (werkelijke waarde) = 4 mA geeft de voltmeter 1 V aan. Indien de gemeten waarde niet correct is: stel de terugmelding opnieuw in overeenkomstig de inhoud van paragrafen 15 en 16 en regel de positioner opnieuw af.
Tabel 15 Mogelijke LED-signalering: (zie afbeeldingen S3 en S4)
36
LED
(V27 geel) brandt
LED
(V28 groen) brandt
dan
Indien
LED’s niet branden
Vereiste instelling in eindstand DICHT: (zie afbeeldingen S3 en S4) draai potentiometer “0” (P3) een klein beetje naar rechts totdat LED (V28 groen) brandt. draai potentiometer “0” (P3) een klein beetje naar rechts totdat LED (V27 geel) uitgaat en LED (V28 groen) brandt. draai potentiometer “0” (P3)naar links totdat LED (V28 groen) niet meer brandt. draai daarna potentiometer “0" (P3) een kleein beetje naar rechts totdat LED (V28 groen) weer brandt.
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
20.7 Afregelen positioner in de eindstand DICHT (invers bedrijf)
. . ..
Breng de aandrijving met behulp van de drukknop (lokale bediening) in de eindstand DICHT. Sluit de voltmeter aan op de meetpunten MP2 en MP1 voor het meten van de werkelijke waarde E2. Indien de terugmelding op de juiste wijze ingesteld is, geeft de voltmeter 5 V aan. Indien de gemeten waarde niet correct is: stel de terugmelding opnieuw in overeenkomstig de inhoud van de paragrafen 15 en 16 en regel de positioner opnieuw af. Activeer het maximale stuursignaal (nominale waarde E1), te weten 20 mA. Sluit de voltmeter aan op de meetpunten MP4 en MP3 en meet de nominale waarde E1. Bij een nominale waarde van 20 mA geeft de voltmeter 5 V aan. Controleer het externe stuursignaal (E1), indien de gemeten waarde niet op 5 V uitkomt.
Tabel 16 LED-signalering: (zie afbeeldingen S3 en S4)
LED
(V27 geel) brandt
LED
(V28 groen) brandt
dan
Indien
LED’s niet branden
Vereiste instelling in eindstand DICHT: (zie afbeeldingen S3 en S4) draai potentiometer “max” (P4) een klein beetje naar links totdat LED (V27 geel) brandt. draai potentiometer “max” (P4) naar rechts totdat LED (V27 geel) niet meer verlicht is. draai daarna potentiometer “max” (P4) een klein beetje naar links totdat LED (V27 geel) weer brandt. draai potentiometer “max” (P4) een klein beetje naar links totdat LED (V28 groen) uitgaat en LED (V27 geel) brandt.
Afb. S2: Printplaat positioner A7 P9 (∆E) P7 (Sens) P3 (0) P4 (max)
Meetpunten: MP4(–) MP3(+) MP2(+) MP1(–)
S2-7 S3-7
V28 V27 V18 V10 P10
S1-7
37
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
20.8 Positioner in Split Range versie (optie) Voor Split Range wordt een gemodificeerde variant van de positioner gebruikt. Een positioner in standaarduitvoering is niet geschikt voor de Split Range toepassing. Split Range is alleen mogelijk in combinatie met een elektronische standmelder RWG. 20.8.1 Functiebeschrijving Split Range Split Range biedt de mogelijkheid om de positioner aan te passen aan de verschillende bereiken van nominale waarden, die bijv. benodigd zijn voor de individuele ansturing van verschillende aandrijvingen (tot max. 4 aandrijvingen) met behulp van één en hetzelfde stuursignaal. Een specifiek voorbeeld is een pijpleiding met een bypass. De aandrijving op de bypass reageert in het lagere bereik (0 – 10 mA), de aandrijving op de hoofdafsluiter reageert in het hogere bereik (10 – 20 mA). Er kunnen echter ook andere waarden worden ingesteld, zoals bijv. 4 – 12 mA en 12 – 20 mA. 20.8.2 Programmering
DIP 5 van de printschakelaar S1-7 moet bij de Spit Range versie altijd in de stand ON staan. Tabel 17: Mogelijke instellingen voor Split Range toepassing
Stuursignaal E1 (nominaal)
Terugmelding E2 (werkelijk)
4 – 12/12 – 20 mA 0 – 10/10 – 20 mA
4 – 20 mA 0 – 20 mA
4 – 12/12 – 20 mA 0 – 10/10 – 20 mA
0–5V
1)
Programmering via DIP-switch S1-7 (zie afb. S2)
1) Signalen bij interne terugmelding: 0/4 – 20 mA van elektronische standmelder of 0 – 5 V van precisiepotentiometer 5 k Ω
De verdere programmering van de positioner via de codeschakelaars S2-7 en S3-7 kan op dezelfde wijze als bij de standaardversie worden verricht. 20.8.3 Afregelen positioner Split Range
38
(Zie ook het voorbeeld op pagina 39)
. . . . . . .
Activeer het stuursignaal op de aangegeven minimale waarde (nominale waarde E1) voor de positioner en controleer deze waarde met behulp van de voltmeter aan de meetpunten MP3 en MP4 (afb.T). Sluit de voltmeter aan tussen de meetpunten M3 en MP1. Bereken de instelwaarde: Initiële waarde = E 1min [in Ampere] x 250 Ohm. Stel de initiële waarde in met behulp van de potentiometer P5. Activeer het stuursignaal op de aangegeven maximale waarde (nominale waarde E1) en controleer deze waarde met behulp van de voltmeter aan de meetpunten MP3 en MP4. Sluit de voltmeter aan tussen de meetpunten M9 en MP1. Stel met behulp van potentiometer P6 in op 5V. Breng het stuursignaal E1 van de minimale tot de maximale waarde en controleer aan meetpunt M9 het ingestelde bereik van 0 - 5 V. Corrigeer de instelling eventueel met P5 of P6. Herhaal deze procedure ten aanzien van de positioner in de tweede aandrijving en stel deze in op de vereiste nominale waarde E1. Na de instelling van Split Range bedrijf: verricht een verdere aanpassing zoals omschreven in paragraag 20.3 op pagina 33.
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
Afb. T: Printplaat positioner A7, Split Range versie P9 (∆E) P7 (Sens) P3 (0) P4 (max) P6 P5
S2-7 S3-7
Meetpunten V28 (groen) V27 (geel) V18 (rood) V10 (rood)
{ E2{
E1 Meetpunten
P10
S1-7
Voorbeeld: Er moeten twee aandrijvingen in een Split Range versie functioneren. Aandrijving 1 dient bij een stuursignaal (E1) van 0 mA in stand DICHT te zijn en bij een stuursignaal van 10 mA in stand OPEN. Voor aandrijving 2 geldt, dat deze bij een stuursignaal van 10 mA in eindstand DICHT moet zijn en bij een stuursignaal van 20 mA in eindstand OPEN.
. . . .
Positioner aandrijving 1: Activeer E1 = 0 mA , stel met P5 = 0 V in bij M3 (gemeten tegen MP1, activeer E1 = 10 mA , stel met P6 = 5 V in bij M9 (gemeten tegen MP1). Positioner aandrijving 2: Activeer E1 = 10 mA, stel met P5 = 0 V in bij M3 (gemeten tegen MP1), activeer E1 = 20 mA , stel met P6 = 5 V in bij M9 (gemeten tegen MP1. Verricht de instellingen en aanpassingen ten aanzien van E2 etc. Daarna kan het stuursignaal E1 aan beide aandrijvingen (kunnen in serie geschakeld worden) gezonden worden. Tijdens bedrijf in het bereik E1 = 0 – 10 mA beweegt aandrijving 1 de afsluiter en blijft aandrijving 2 in de eindstand DICHT. Tijdens bedrijf in het bereik E1 = 10 – 20 mA beweegt aandrijving 2 de afsluiter en blijft aandrijving in de eindstand OPEN.
39
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
21. Timer (optie)
Bedieningsinstructies
Met behulp van de timer-printplaat kan de looptijd van de aandrijving voor de gehele stelweg of voor een deel daarvan worden verlengd. Voorbeeld: Om waterslag in lange pijpleidingen te voorkomen kan voor elk deel van de stelweg gekozen worden voor “stepping mode” oftewel puls/pauzesturing.
. .
De printplaat van de timer wordt in plaats van de interface-printplaat in de besturingseenheid AMExC 01.1 gemonteerd. Een timer kan niet in combinatie met een positioner worden toegepast.
21.1 21.2 Functies van de Diagnose LED’s (timer)
Afb. U-1: Afdekplaat timer A1.6 V15 brandt: V14 brandt:
draaimomentstoring: draaimomentschakelaar aangesproken voor het bereiken van de eindstand fasenuitval en/of motorbescherming aangesproken, reset door keuzeschakelaar stand III op lokale bediening
V22 brandt: puls/pauze sturing in richting OPEN ingeschakeld V21 brandt: puls/pauzesturing in richting DICHT ingeschakeld
40
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
21.3 Instelling begin en eind van puls/pauzesturing d.m.v. DUO-wegschakelmechanisme (optie) Het begin en het eind van de pulspauzesturing kunnen ook worden ingesteld via externe schakelaars (potentiaalvrije contacten toepassen).
normaalbedrijf
puls/pauze
V 22 uit
V22 aan
Begin OPEN
Puls/pauze normaal bedrijf V 21 aan
V21 uit
Begin DICHT
. .
Richting OPEN, eerst normaal bedrijf, daarna puls/pauzesturing Breng de afsluiter in de richting OPEN tot het gewenste punt van aanvang voor de puls/pauzesturing. Draai instelspindel G (afb. U-2) al ingedrukt houdend (onder hoorbaar klikken) m.b.v. een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl en let daarbij op LED V22 (afb. U-1). Het begin van de puls/pauzesturing is correct ingesteld, indien de LED van “UIT” naar “AAN” verspringt (zie schets links).
. .
Richting DICHT, eerst normaal bedrijf, daarna puls/pauzesturing Breng de afsluiter in de richting DICHT tot het gewenste punt van aanvang voor de puls/pauzesturing. Draai instelspindel K (afb. U-2) al ingedrukt houdend (onder hoorbaar klikken) m.b.v. een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl en let daarbij op LED V21 (afb. U-1) . Het begin van de puls/pauzesturing is correct ingesteld, indien de LED van “AAN” naar “UIT” verspringt (zie schets links). Afb. U-2: Meld- en stuureenheid
G
puls/pauze
normaal bedrijf
V 22 aan
V22 uit
Eind OPEN
Normaal bedrijf
puls/pauze
V 21 uit
V21 aan Eind DICHT
K
. .
Richting OPEN, eerst puls/pauzesturing, daarna normaal bedrijf Breng de afsluiter in de richting OPEN tot het gewenste eindpunt van de puls/pauzesturing. Draai instelspindel G (afb. U-2) al ingedrukt houdend (onder hoorbaar klikken) m.b.v. een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl en let daarbij op LED V22 (afb.U-2). Het einde van de puls/pauzesturing is correct ingesteld, indien de LED van “AAN” naar “UIT” verspringt (zie schets links).
. .
Richting DICHT, eerst puls/pauzesturing, daarna normaal bedrijf Breng de aandrijving in de richting DICHT tot het gewenste eindpunt van de puls/pauzesturing. Draai instelspindel K (afb. U-2) al ingedrukt houdend (onder hoorbaar klikken) m.b.v. een schroevendraaier (5 mm) in de richting van de pijl en let daarbij op LED V21 (afb. U-2). Het einde van de puls/pauzesturing is correct ingesteld, indien de LED van “AAN” naar “UIT” verspringt (zie schets links).
41
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
21.4 Loop- en pauzetijden instellen Loop- en pauzetijden kunnen onafhankelijk van elkaar met behulp van de vier potentiometers R10 t/m R13 tussen 1 seconde en 30 seconden worden ingesteld. Met de wijzers van de klok mee: Tegen de wijzers van de klok in:
verlenging van de tijd verkorting van de tijd
R10 (t-off)
: pauzetijd richting OPEN
R11 (t-on)
: looptijd richting OPEN
R12 (t-off)
: pauzetijd richting DICHT
R13 (t-on)
: looptijd richting DICHT
Afb. U-3: Afdekplaat timer A1.6 R 10 R 11
42
R 12 R 13
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
. . .
21.5 Zekeringen
Drukvaste behuizing! Controleer vóór het openen, dat er geen explosieve gassen zijn en dat de spanning uitgeschakeld is. De zekeringen (afb. V1 en V2) zijn toegankelijk na het verwijderen van de frontplaat van de MATIC (lokale bediening). Als zekeringen worden vervangen, dienen zekeringen met dezelfde waarde te worden gebruikt.
Afb. V1: Zekeringen op drukknoppen- en relaisprintplaat 1F1
Afb. V2: Zekeringen op voedingsprintplaat F3 F4
1F2
Tabel 18 F 1/F 2 (printplaat A20, sie schakelschema)
F 3*) (printplaat A2, zie schakelschema)
F 4*) (printplaat A8, zie schakelschema)
Grootte
6,3 x 32 mm
5 x 20 mm
5 x 20 mm
Stuurspanning voedingsprintplaat 115 V
1 A T; 500 V
500 mA T; 250 V
1,5 A T; 250 V
Stuurspanning voedingsaprintplaat 230 V
1 A T; 500 V
500 mA T; 250 V
1,5 A T; 250 V
G-zekeringen: (afb. U1 en U2)
*) overeenkomstig IEC 60127-2/III
F1/F2:
Primaire zekeringen voedingsprintplaat
F3: F4:
24 V DC intern verzorgd, RWG, logica-printpaat 24 V AC intern verzorgd (optie: 115 V AC); verwarmingselement, PTCtripping device, aansturing magneetschakelaars
.
Schroef na de vervanging van de zekeringen de frontplaat van de MATIC (lokale bediening) weer vast. Drukvaste behuizing! Behandel deksel en bestanddelen van het huis zorgvuldig. Spleetvlakken mogen niet beschadigd of verontreinigd zijn. Bestanddelen van het huis, met name de spleetvlakken, mogen niet mechanisch bewerkt worden. Laat het deksel tijdens de montage niet kantelen.
43
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
22. Onderhoud
Neem bij onderhoud de hieronder vermelde punten in acht:
. . . .
. . .. . . . . .. . .
Een regelmatige inspectie en onderhoudsbeurt (minstens elke drie jaar) door geschoold personeel, overeenkomstig de norm EN 60079-17 “Inspection and Maintenance of Electrical Installations in Hazardous Areas”, zijn vereist. Houd bij werkzaamheden op explosiegevaarlijke locaties de norm EN 60079-17 „“Inspection and Maintenance of Electrical Installations in Hazardous Areas” in acht. Werkzaamheden aan een geopende en onder spanning staande aandrijving mogen alleen worden verricht, indien men zich ervan vergewist heeft dat tijdens de werkzaamheden geen explosiegevaar bestaat. Nationale bepalingen dienen uiteraard eveneens in acht genomen te worden.
Controleer de aandrijving visueel. Let er op, dat de buitenkant geen beschadigingen of wijzigingen mag vertonen. De elektrische aansluitkabels dienen onbeschadigd te zijn en op de juiste wijze bedraad. Werk eventuele verfbeschadigingen zorgvulidg bij om roestvorming te voorkomen. Kleine hoeveelheden van de originele verf kunnen door AUMA geleverd worden. Kabelingangen, kabelwartels, blindstoppen etc. dienen gecontroleerd te worden op een juiste bevestiging en hun vermogen om af te sluiten. Ga ten aanzien van de draaimomenten uit van de gegevens van de fabrikant. Indien nodig, vervang onderdelen. Gebruik dan alleen onderdelen, die zijn voorzien van een testcertificaat. Controleer, of de Ex-aansluitingen op de juiste manier bevestigd zijn. Let op eventuele verkleuringen op de klemmen of de aders. Dergelijke verkleuringen wijzen op een verhoogde temperatuur. Let bij Ex-behuizingen met name op de eventuele aanwezigheid van water. Dit zou namelijk kunnen worden veroorzaakt door het “ademen” ten gevolge van sterke temperatuurwisselingen (bijv. verschil tussendag en nacht), door beschadigde O-ringen etc. Verwijder het water onmiddellijk. Controleer de explosieveilige spleten van drukvaste behuizingen op verontreinigingen en roestvorming. Aangezien de maten van de explosieveilige spleten precies omschreven en gecontroleerd zijn, mogen deze niet mechanisch bewerkt worden (zoals bijv. door slijpwerkzaamheden). De spleetvlakken mogen alleen met een chemisch middel (bijv. Esso-Varsol) gereinigd worden. Smeer de spleetvlakken voor het sluiten van de aandrijving in met een zuurvrije corrosiebescherming (bijv. Esso Rust-BAN 397) Let erop, dat alle deksels zorgvuldig behandeld worden en dat de dichtringen gecontroleerd worden. Controleer alle kabel- en motorbeschermingscomponenten. Indien tijdens onderhoudswerkzaamheden defecten, die de veiligheid beïnvloeden, ontdekt worden, dient onmiddelijk tot maatregelen tot reparatie genomen te worden. Een coating voor de spleetvlakken, van welke aard dan ook, is niet toegestaan. Bij het vervangen van onderdelen, dichtringen etc. mogen alleen originele onderdelen gebruikt worden.
. .
44
Bedieningsinstructies
Drukvaste behuizing! Controleer vóór het openen, dat er geen gassen aanwezig zijn en dat de spanning uitgeschakeld is. Drukvaste behuizing! Behandel dekselds en bestanddelen van het huis zorgvuldig. Spleetvlakken mogen niet beschadigd of verontreinigd zijn. Bestanddelen van het huis, met name de spleetvlakken,mogen niet mechanisch bewerkt zijn. Laat het deksel niet kantelen tijdens de montage.
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
Verder adviseren wij:
. . .
23. Smeermiddel
.. ..
de aandrijving elke zes maanden te laten proefdraaien, indien de aandrijving slechts zelden gebruikt wordt. Op deze wijze blijft de aandrijving gereed voor gebruik. ongeveer 6 maanden na inbedrijfname en vervolgens jaarlijks de bevestigingsschroeven tussen de aandrijving en de afsluiter / reductiekast te controleren en, indien nodig, de schroeven vast te draaien (zie tabel 3, pagina 10). aandrijvingen met aandrijfvorm A elke zes maanden met behulp van een vetspuit via de smeernippel te smeren (zie tabel 4, pagina 11 voor soort en hoeveelheid). Het huis van de aandrijving is in de fabriek met smeermiddel gevuld. Wij adviseren het smeermiddel te vervangen na een periode van: 10 - 12 jaar, indien de aandrijving slechts zelden gebruikt wordt, 6 - 8 jaar, indien de aandrijving regelmatig gebruikt wordt. . Het smeren van de spindel van de afsluiter dient separaat plaats te vinden.
24. Afval en recycling De AUMA producten hebben een extreem lange levensduur. Maar toch komt eens het moment, waarop u de aandrijving moet vervangen. De aandrijvingen bestaan uit modulaire functie-eenheden en kunnen daardoor op een eenvoudige wijze worden gedemonteerd en uit elkaar gehaald. De diverse bestanddelen kunnen derhalve eveneens eenvoudig op materiaal worden gesorteerd:
.. .. . . .
elektronicaschroot diverse metalen kunststoffen vetten en oliën
In het algemeen geldt, dat: vetten en oliën bij de demontage moeten worden opgevangen. In de regel zijn deze stoffen gevaarlijk voor het aquatisch milieu. Zij mogen dus niet in het milieu terecht komen. het gedemonteerde materiaal naar afvalstroom gescheiden moet worden en vervolgens op de juiste wijze moet worden afgevoerd. de nationale milieuvoorschriften in acht genomen moeten worden.
25. Service
AUMA biedt een uitgebreid servicepakket aan (o.a. onderhoud en revisie). Een overzicht van de adressen van de AUMA kantoren en vestigingen treft u aan op pagina 56 en op Internet (www.auma.com).
45
46
15.0
156.0
70.1
56.0
107
18
B1 / C
52.0
S1 / S2
S1 / S2
19.0 17.0
S2
053
24
57.0
- type aandrijving - commissienummer - serienummer - beschermingsklasse draaimomentbereik DICHT / OPEN - smeermiddel - temperatuurbereik
100
1.0
25.0 019 020 24.0 / 23.0 22.0
106.0
105.0
52.3
61.0
20.0
58.0
79.0-1
79.0-2 79.0-3
60.0
49.0
59.0
S1 / S2
S2
S2
Voorbeeld typeplaatje
S1 / S2
S2
70.0
SAExC 07.1 – SAExC 10.1 SARExC 07.1 – SARExC 10.1
SAExC 14.1 – SAExC 16.1 SARExC 14.1 – SARExC 16.1
S2
S2
S2
6
2.0
3.0
5.12
S1 / S2 39
S1 / S2
27
51.1 51.2
51.0
50.0
51.3
5.32
5.7 S2
51.4
A
5.0
S2
80.001
80.3
80.0
5.37
5.8
151.0
80.001
160.1
160.2
D
152.1
152.2
90.001
90.001
9.0
90.0
S2
10.0
153.5
85.001
85.001
S2
153.0
B3 / B4 / E
153.3
153.1
153.2
85.0
30.0
14
012
155.0
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies
26. Onderdelenlijst aandrijving SA(R)ExC 07.1 – SA(R)ExC 16.1
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
Opmerking: Wij verzoeken u om bij uw bestelling het type Auma aandrijving, het commissienummer en - indien aanwezig - het Auma Benelux ordernummer op te geven (zie voor deze gegevens het typeplaatje). Nr.
Type
Omschrijving
012
E
Borgpen
019
E
Cilinderschroef
020
E
Borgring
053
Nr.
Type
Omschrijving
58.0
B
59.0 1)
B
Aardkabel Stift voor motor en thermoknopen in motorstekker
60.0
B
Meld- en stuureenheid zonder meetkoppen voor draaimomentschakeling en schakelaars
B
Meetkop voor draaimomentschakeling
B
E
Verzonken schroef
1.0
B
Huis cpl.
2.0
B
Lagerflens cpl.
61.0
3.0
B
Holle as cpl. (zonder wormwiel)
70.0
5.0
B
Wormas cpl.
70.1
B
Motor Motorstekker (male) zonder stiften
5.12
E
Draadeind
79.0-1 2)
B
Planetair stelsel cpl. (zijde motor)
5.32
E
Spie
79.0-2
2)
B
Planetair stelsel cpl. (zijde motor)
5.37
B
Trekdraad cpl.
79.0-3 2)
B
5.7
E
Motorkoppeling
5.8
B
Tandwiel handbediening cpl.
80.0 3)
B
Ex-motortussenflens Aandrijfvorm A cpl. (zonder draad in draadbus)
6
E
Wormwiel
80.0013)
E
Axiaalnaaldlager
9.0
B
Planetair stelsel cpl. (zijde handwiel)
80.3
3)
E
Draadbus (zonder draad)
10.0
B
Lagerdrukflens cpl.
85.0 3)
B
Aandrijfvorm B3
14
E
Omschakelhendel
85.001
E
Borgveer
15.0
B
Schakelruimtedeksel cpl.
90.0 3)
B
Aandrijfvorm D
17.0
B
Draaimomentvinger cpl.
90.0013)
E
18
E
Tandwielsegment
19.0
B
Kroonwiel cpl.
20.0
B
Zwenkvleugel cpl.
22.0
B
23.0
1)
3)
100
B
Borgveer Weg- of draaimomentschakelaar (inclusief stiften)
Tandwiel draaimomentmechanisme cpl.
105.0
B
Signaalgever inclusief stiften (zonder impuls- en isolatieschijf)
B
Tandwiel wegschakelmechanisme cpl.
106.0
B
Bevestigingsasje
24
E
Tandwiel wegschakelmechanisme
107
E
Tussenstuk
24.0
B
Tussentandwiel wegschakelmechanisme cpl.
151.0
B
25.0
E
Fixeerplaat
27
E
Beschermdop
Verwarmingselement Potentiometer (zonder slipkoppeling) Slipkoppeling potentiometer
B
30.0
Handwiel met handgreep
152.1 3)
B
152.2
3)
B
3)
B
E
Schroefplug
153.0
B
Motorstekker (female) cpl.
50.0
B
Stekkerdeksel cpl.
153.1 3)
B
RWG cpl. RWG-opnemer (zonder slipkoppeling)
51.0
B
Klemmenaansluiting cpl.
153.2 3)
B
Slipkoppeling RWG
51.1
E
Schroef - klemmen besturing
153.3 3)
B
RWG-printplaat
Borgring - klemmen besturing
153.5 3)
B
Kabelboompje voor RWG
Schroef - klemmen motor
155.0
3)
B
Tandwielkastje
Borgring - klemmen motor
156.0 3)
B
Mechanische standaanwijzing
3)
E
Beschermbuis (zonder beschermkap)
E
Beschermkap voor beschermbuis
S
Set O-ringen klein
S
Set O-ringen groot
39 49.0
51.2
1)
E
51.3
E
51.4
E
52.0
B
Rondstekker (male) zonder stiften
160.1
52.3
E
Circlip
160.2 3)
56.0
B
Stekkerstift voor besturing
S1
57.0
B
Stekkerstift voor motor
S2
1) SAExC 16.1 met toerentallen 32 - 180 omw./min. zonder motorstekker; motor direct op de rondstekker (nr. 52.0) bedraad. 2) niet bij alle toerentallen mogelijk. 3) niet in basisuitvoering aanwezig.
47
Muster-Typenschild
50.0
48
56.0
51.0
51.3 51.1
10.1
10.2
51.4
57.0
S1
1.02
1.01
52.3
4.5
54.0-2
58.0
52.0
51.2
--Type besturingseenhpe besturingseenheid - commissienummer - serienummer - aansluitschema aandrijving - schakelschema - voedingsspanning /
S1
10.0
54.2
54.2
S1
1.0 4.4
4.3
4.2
4.1
S1
4.0
6.01
6.0
6.1
9.0
8.1
8.2
13.0
13.1
8.0
15.0
3.0
3.03
3.02
3.01
11.1
11.2
2.5
11.0
2.0
2.2
2.1
2.3
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies
27. Onderdelenlijst AMExC 01.1 met rondstekker
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
Opmerking: Wij verzoeken u om bij uw bestelling het type van de Auma Matic besturingseenheid, het commissienummer en indien aanwezig - het Auma Benelux ordernummer op te geven (zie voor deze gegevens het typeplaatje). Nr.
Type
Omschrijving
Nr.
Type
-
Omschrijving
1.0
E
Huis
10.0
B
Timer cpl.
1.01
E
Cilinderschroef
10.1
B
Timer-printplaat
1.02
E
Veerring
10.2
E
Afdekplaat timer-printplaat
2.0
B
Deksel lokale bediening
11.0
B
Positioner cpl.
2.1
B
Knop keuzeschakelaar
11.1
B
Positioner-printplaat
2.2
E
Hangslot
11.2
E
Afdekplaat voor positioner-printplaat
2.3
E
Symbolenplaat lokale bediening
13.0
B
Montageplaat
2.5
E
13.1
E
3.0
B
15.0
B
3.01
E
Keuzeschakelaar Drukknoppen-, relais- en zekeringenprintplaat Primaire zekering
50.0
B
Afstandsbusje Deksel cpl. Stekkerdeksel cpl.
3.02
E
Beschermdeksel zekering
51.0
B
Klemmenaansluiting cpl.
3.03
E
Signaallamp
51.1
E
Schroef - klemmenaansluiting besturing
4.0
B
Motorsturing cpl. (magneetschakelaars)
51.2
E
Borgring - klemmenaansluiting besturing
4.1
E
Magneetschakelaars
51.3
E
Schroef - klemmenaansluiting motor
4.2
E
Montagestuk magneetschakelaars
51.4
E
Borgring - klemmenaansluiting motor
4.3
E
Rondstekker (female) cpl.
52.0
B
Rondstekker (male) zonder stiften
4.4
E
Draadeind
52.3
E
Circlip
4.5
E
RC-element
54.0-2
B
Kabeldoorvoer cpl. (zijde aandrijving)
6.0
B
Voedingsprintplaat
54.2
E
Circlip
6.1
B
Montageplaat voor voedingsprintplaat
56.0
B
Stekkerstift voor besturing
6.01
S
Secundaire zekering
57.0
B
Stekkerstift voor motor
8.0
B
Interface-printplaat cpl.
58.0
B
Aardkabel
8.1
B
Interface-printplaat
S1
S
Set O-ringen
8.2
E
Afdekplaat voor interface-printplaat
9.0
B
Logica-printplaat
49
50
54.2
S1
54.0-1
50.2
10.0
54.2
10.1
10.2
- type besturingseenheid - commissienummer - serienummer - aansluitschema aandrijving - schakelschema - voedingsspanning / beschermingsklasse - stuurspanning
S1
50.020 50.023
50.016 50.021 50.024
S1
51.16
Voorbeeld typeplaatje
50.1
58.0
54.0-2
1.02
1.01
52.0
4.5
54.2
54.2
S1
1.0 4.4
4.3
4.2
4.1
S1
4.0
6.01
6.0
6.1
9.0
8.1
8.2
13.0
13.1
8.0
15.0
3.0
3.03
3.02
3.01
11.1
11.2
2.5
11.0
2.0
2.2
2.1
2.3
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1 Bedieningsinstructies
28. Onderdelenlijst besturingseenheid AMExC 01.1 met plug-in klemmenstrook
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
Opmerking: Wij verzoeken u om bij uw bestelling het type van de Auma Matic besturingseenheid, het commissienummer en - indien aanwezig - het Auma Benelux ordernummer op te geven (zie voor deze gegevens het typeplaatje). Nr.
Type
Omschrijving
Nr.
Type
Omschrijving
1.0
E
Huis
10.0
B
Timer cpl.
1.01
E
Cilinderschroef
10.1
B
Timer-printplaat
1.02
E
Veerring
10.2
E
Afdekplaat voor timer-printplaat
2.0
B
Deksel lokale bediening
11.0
B
Positioner cpl.
2.1
B
Knop keuzeschakelaar
11.1
B
Positioner-printplaat
2.2
E
Hangslot
11.2
E
Afdekplaat voor positioner-printplaat
2.3
E
Symbolenplaat lokale bediening
13.0
B
Montageplaat
2.5
E
13.1
E
3.0
B
15.0
B
3.01
E
Keuzeschakelaar Drukknoppen-, relais- en zekeringenprintplaat Primaire zekering
50.016
E
Afstandsbusje Deksel cpl. Eindstuk
3.02
E
Beschermdeksel zekering
50.020
E
Klemmen voor besturing
3.03
E
Signaallamp
50.021
E
Klemmen voor motor
4.0
B
Motorsturing cpl. (magneetschakelaars)
50.023
E
Deksel klemmen voor besturing
4.1
E
Magneetschakelaars
50.024
E
Deksel klemmen voor motor
4.2
E
Montagestuk magneetschakelaars
50.1
B
Deksel cpl.
4.3
E
Rondstekker (female) cpl.
50.2
B
Klemmenframe cpl. (zonder klemmen)
4.4
E
Draadeind
51.16
B
Frame cpl.
4.5
E
RC-element
52.0
B
Rondstekker (male) zonder stiften
6.0
B
Voedingsprintplaat
54.0-1
B
Kabeldoorvoer cpl. (zijde klant)
6.1
B
Montageplaat voor voedingsprintplaat
54.0-2
B
Kabeldoorvoer cpl. (zijde aandrijving)
6.01
S
Secundaire zekering
54.2
E
Circlip
8.0
B
Interface-printplaat cpl.
58.0
B
Aardkabel
8.1
B
Interface-printplaat
S
S1
Set O-ringen
8.2
E
Afdekplaat voor interface-printplaat
9.0
B
Logica-printplaat
51
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
29. PTB-certificaat
52
Bedieningsinstructies
Bedieningsinstructies
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
53
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
30. Conformiteitsverklaring en fabrikantenverklaring
54
Bedieningsinstructies
Aandrijvingen SAExC 07.1 – SAExC 16.1 / SARExC 07.1 – SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1
Bedieningsinstructies
Trefwoordenregister A Aandrijfvormen Afschakelen (wijze van) Afschakelmoment Afval
K 10 28 19 45
B Beschermbuis
11
C Conformiteitsverklaring Corrosiebescherming
54 9
D Draadbus (op maat bewerken) Draaimoment instelling schakelaars Draairichting DUO-wegschakelaars
11 19 19 20 18
E Elektrische aansluiting Elektronische standmelder RWG 2-draadssysteem 3-/ 4-draadssysteem
23 24 25
F Fabrikantenverklaring
54
13
G Gevoeligheid H Handbediening Handwiel I Internet Interface-printplaat Invers bedrijf
34 12 12 55 27 36,37
Informatie ook beschikbaar via internet:
Keuzeschakelaar
21
L Logica-printplaat Lokale bediening Looptijd
28 7,21 30,42
M Mechanische standaanwijzing 26 schijfje 16,26 Meldingen 8 Monitorrelais voor signalen 27,28 Montage op afsluiter/ reductiekast 10 Motorbescherming 15 N NOOD-signaal O Onderdelenlijst aandrijving besturingseenheid Onderhoud Opslag Overneemfunctie P Parkeerstekker Pauzetijd Positioner Potentiometer Proefdraaien PTB-certificaat PTC-thermistor PTC-tripping device Puls/pauzesturing pauzetijd looptijd Pulssturing (push-to-run)
29
46 48,50 4 9 28 13 30,42 30 22 20 52 15 21
R RESET (stand keuzeschakelaar) Recycling S Service Signaalgever Signaleringsrelais Smeermiddel Split Range versie Standaanwijzing Standmelder RWG Stuursignaal Stuurspanning
21 45 45 28 7 45 38 26 15,23
30,31,32,38 7
T Technische gegevens 5 Terugmelding op afstand 22,23 TEST (stand keuzeschakelaar) 21 Thermoknopen 15 Timer 40 Transport 9 Typeplaatje 46,48 V Veiligheidsvoorschriften Verlies signaal Verpakking Verwarmingselement
4 32 9 15
W Wegschakelaar 17 Wegschakelmechanisme 17,18,21 Z Zekeringen
43
42 40 28
Aansluitschema’s, afnameprotocollen en verdere informatie kunnen van internet worden gedownload door het ordernummer of het commissienummer van de aandrijving (zie typeplaatje) in te geven. Onze homepage: http://www.auma.com
55
Duitsland
Europa
AUMA Riester GmbH & Co. KG
AUMA Armaturenantriebe GmbH
Werk Müllheim
DE-79373 Müllheim Tel +49 7631 809 0 Fax +49 7631 809 250
[email protected] www.auma.com Werk Ostfildern-Nellingen
DE-73747 Ostfildern Tel +49 711 34803 - 0 Fax +49 711 34803 - 34
[email protected] Service-Center Magdeburg
DE-39167 Niederndodeleben Tel +49 39204 759 - 0 Fax +49 39204 759 - 19
[email protected] Service-Center Köln
DE-50858 Köln Tel +49 2234 20379 - 00 Fax +49 2234 20379 - 99
[email protected] Service-Center Bayern
DE-85748 Garching-Hochbrück Tel +49 89 329885 - 0 Fax +49 89 329885 - 18
[email protected] Büro Nord, Bereich Schiffbau
DE-21079 Hamburg Tel +49 40 791 40285 Fax +49 40 791 40286
[email protected] Büro Nord, Bereich Industrie
DE-29664 Walsrode Tel +49 5167 504 Fax +49 5167 565
[email protected] Büro Ost
DE-39167 Niederndodeleben Tel +49 39204 75980 Fax +49 39204 75989
[email protected] Büro West
DE-45549 Sprockhövel Tel +49 2339 9212 - 0 Fax +49 2339 9212 - 15
[email protected] Büro Süd-West
DE-69488 Birkenau Tel +49 6201 373149 Fax +49 6201 373150
[email protected] Büro Württemberg
DE-73747 Ostfildern Tel +49 711 34803 80 Fax +49 711 34803 81
[email protected] Büro Baden
DE-76764 Rheinzabern Tel +49 7272 76 07 - 23 Fax +49 7272 76 07 - 24
[email protected] Büro Kraftwerke
DE-79373 Müllheim Tel +49 7631 809 - 192 Fax +49 7631 809 - 294
[email protected] Büro Bayern
DE-93356 Teugn/Niederbayern Tel +49 9405 9410 24 Fax +49 9405 9410 25
[email protected]
AT -2512 Tribuswinkel Tel +43 2252 82540 Fax +43 2252 8254050
[email protected] AUMA (Schweiz) AG
CH-8965 Berikon Tel +41 566 400945 Fax +41 566 400948
[email protected] AUMA Servopohony spol. s.r.o.
EG- Cairo Tel +20 2 3599680 - 3590861 Fax +20 2 3586621
[email protected]
Tel +46 40 311550 Fax +46 40 945515
[email protected] MEGA Endüstri Kontrol Sistemieri Tic. Ltd. Sti.
Azië
TR-06460 Övecler Ankara
AUMA (India) Ltd.
Tel +90 312 472 62 70 Fax +90 312 472 62 74
[email protected]
IN-560 058 Bangalore
Noord-Amerika AUMA ACTUATORS INC.
Tel +91 80 8394655 Fax +91 80 8392809
[email protected] AUMA JAPAN Co., Ltd.
CZ-10200 Praha 10
US-PA 15 205 Pittsburgh
Tel +420 272 700056 Fax +420 272 704125
[email protected] OY AUMATOR AB
JP-210-0848 Kawasaki-ku, Kawasaki-shi Kanagawa
Tel +1 412 7871340 Fax +1 412 7871223
[email protected] www.auma-usa.com TROY-ONTOR Inc.
Tel +81 44 329 1061 Fax +81 44 366 2472
[email protected] AUMA ACTUATORS (Singapore) Pte Ltd.
CA-L4N 5E9 Barrie Ontario
Tel +65 6 4818750 Fax +65 6 4818269
[email protected] AUMA Middle East Representative Office
FI-02270 Espoo Tel +35 895 84022 Fax +35 895 8402300
[email protected] AUMA France
FR-95157 Taverny Cédex
Tel +1 705 721-8246 Fax +1 705 721-5851
[email protected] IESS DE MEXICO S. A. de C. V.
SG-569551 Singapore
AE- Sharjah
Tel +33 1 39327272 Fax +33 1 39321755
[email protected] AUMA ACTUATORS Ltd.
MX-C.P. 02900 Mexico D.F. Tel +52 55 55 561 701 Fax +52 55 53 563 337
[email protected]
Tel +971 6 5746250 Fax +971 6 5746251
[email protected] AUMA Beijing Representative Office
GB- Clevedon North Somerset BS21 6QH
Zuid-Amerika
CN-100029 Beijing
Tel +44 1275 871141 Fax +44 1275 875492
[email protected] AUMA ITALIANA S.r.l.
IT-20020 Lainate Milano Tel +39 0 2 9317911 Fax +39 0 2 9374387
[email protected] www.auma.it AUMA BENELUX B.V.
NL-2314 XT Leiden Tel +31 71 581 40 40 Fax +31 71 581 40 49
[email protected] AUMA Polska Sp. zo. o.
PL-41-310 Dabrowa Górnicza Tel +48 32 26156 68 Fax +48 32 26148 23
[email protected] www.auma.com.pl AUMA Priwody OOO
RU-123363 Moscow Tel +7 095 787 78 22 Fax +7 095 787 78 21
[email protected] GRØNBECH & SØNNER A/S
DK-2450 Copenhagen SV Tel +45 3326 6300 Fax +45 3326 6301
[email protected] IBEROPLAN S.A.
ES-28027 Madrid Tel +34 91 3717130 Fax +34 91 7427126
[email protected] D. G. Bellos & Co. O.E.
GR-13671 Acharnai Athens Tel +30 210 2409485 Fax +30 210 2409486
[email protected] SIGURD SØRUM A. S.
NO-1301 Sandvika Tel +47 67572600 Fax +47 67572610
[email protected] INDUSTRA
PT-2710-297 Sintra Tel +351 2 1910 95 00 Fax +351 2 1910 95 99
[email protected]
AUMA Riester GmbH & Co. KG P. O. Box 1362 D - 79373 Müllheim Tel +49 (0)7631/809-0 Fax +49 (0)7631/809 250
[email protected] www.auma.com
ERICHS ARMATUR AB
SE-20039 Malmö
AUMA Riester GmbH & Co. KG P. O. Box 1151 D - 73747 Ostfildern Tel +49 (0)711 / 34803 0 Fax +49 (0)711 / 34803 34
[email protected] www.auma.com
AUMA Chile Respresentative Office
CL- La Reina Santiago de Chile Tel +56 22 77 71 51 Fax +56 22 77 84 78
[email protected] LOOP S. A.
Tel +86 10 8225 3933 Fax +86 10 8225 2496
[email protected] PERFECT CONTROLS Ltd.
HK- Tsuen Wan, Kowloon
AR-C1140ABP Buenos Aires Tel +54 11 4307 2141 Fax +54 11 4307 8612
[email protected] Asvotec Termoindustrial Ltda.
BR-13190-000 Monte Mor/ SP. Tel +55 19 3879 8735 Fax +55 19 3879 8738
[email protected] Ferrostaal de Colombia Ltda.
CO- Bogotá D.C. Tel +57 1 4 011 300 Fax +57 1 4 131 806
[email protected] PROCONTIC Procesos y Control Automático
EC- Quito Tel +593 2 292 0431 Fax +593 2 292 2343
[email protected] Multi-Valve Latin America S. A.
PE- San Isidro Lima 27 Tel +511 222 1313 Fax +511 222 1880
[email protected] PASSCO Inc.
PR-00936-4153 San Juan
Tel +852 2493 7726 Fax +852 2416 3763
[email protected] DONG WOO Valve Control Co., Ltd.
KR-153-803 Seoul Korea Tel +82 2 2113 1100 Fax +82 2 2113 1088/1089
[email protected] AL-ARFAJ Eng. Company W. L. L.
KW-22004 Salmiyah Tel +965 4817448 Fax +965 4817442
[email protected] BEHZAD Trading
QA- Doha Tel +974 4433 236 Fax +974 4433 237
[email protected] Sunny Valves and Intertrade Corp. Ltd.
TH-10120 Yannawa Bangkok Tel +66 2 2400656 Fax +66 2 2401095
[email protected] Top Advance Enterprises Ltd.
TW- Taipei Tel +886 2 27333530 Fax +886 2 27365526
[email protected]
Tel +18 09 78 77 20 87 85 Fax +18 09 78 77 31 72 77
[email protected] Suplibarca
Australië
VE- Maracaibo Edo, Zulia
Tel +61 294361088 Fax +61 294393413
[email protected] www.barron.com.au
Tel +58 261 7 555 667 Fax +58 261 7 532 259
[email protected]
BARRON GJM Pty. Ltd.
AU-NSW 1570 Artarmon
Afrika AUMA South Africa (Pty) Ltd.
ZA-1560 Springs Tel +27 11 3632880 Fax +27 11 8185248
[email protected] www.auma.co.za A.T.E.C.
ISO 9001 ISO 14001
Certificate Registration No. 12 100 4269 12 104 4269
Gedetailleerde informatie over de AUMA producten vindt u op Internet op website:
www.auma.com
Y000.037/011/nl/1.04