AANBOD VAN WOONGELEGENHEDEN
71
Deel I. Woongelegenheden Hoofdstuk 1. Aantal en type Erpe-Mere 1992 Huizen in gesloten bebouwing
2001
2005
2159 27,56 % 2736
2131
Huizen in open bebouwing, hoeven en kastelen Buildings en flatgebouwen met appartementen
Huizen in halfopen bebouwing
woongelegenheden appartementen
Alle andere gebouwen Totaal
2010
2011
2012
2067
2061
2065
2928
3022
3044
3060
1752
2131
2228
2340
2358
2372
2064 23,39 % 3081 34,92 % 2379
29
68
80
124
137
148
26,96 % 160
88
256
0,94 % 331
495
568
640
1,81 % 693
327
327
4,15 % 311
295
290
288
830 7833
868
860 8549
848
857
854
percentage t.o.v. totaal aantal woongelegenheden Handelshuizen
2009
2100 24,56 % 2970
8,03 % 284 3,22% 856 8824
Bron: FOD Economie - ADSEI
Arrondissement Aalst Huizen in gesloten bebouwing
1992 41790
2001 41263
2005 41030
2009 40914
2010 40907
2011 40901
Huizen in halfopen bebouwing
28884
31142
31847
32782
32997
33275
Huizen in open bebouwing, hoeven en kastelen
20853
25181
26098
27285
27507
27753
Buildings en flatgebouwen met appartementen
1306
2171
2590
3210
3379
3523
6452
11112
13346
16335
17379
18328
5570
5412
5129
4820
4755
4691
12325
13002
12994
12892
12893
12875
110728
118171
119688
121903
122438
123018
woongelegenheden appartementen percentage t.o.v. totaal aantal woongelegenheden Handelshuizen Alle andere gebouwen Totaal
2012 40976 33,16 % 33540 27,14 % 27918 22,59 % 3675 2,97 % 19124 14,97% 4611 3,73 % 12855 10,40 % 123575
Bron: FOD Economie - ADSEI
De gemeente Erpe-Mere kenmerkt zich door een groot aandeel aan huizen in open en vooral halfopen bebouwing. * Het aandeel aan woongelegenheden in buildings of flatgebouwen met appartementen ligt laag in vergelijking met het gemiddelde van het arrondissement Aalst (8,03 % ten opzichte van 14,97 % in het arrondissement Aalst). Sinds 2005 is het aandeel aan woongelegenheden in buildings of flatgebouwen met appartementen sterk gestegen (van 4,15% naar 8,03%). * Het percentage huizen in gesloten bebouwing neemt af (27,56% in 1992 en 23,39% in 2012). Er is een tendens merkbaar waarbij vooral geopteerd wordt voor ofwel appartementsbouw ofwel open of halfopen bebouwing. De tussenvorm (van gesloten bebouwing) neemt af.
72
Nochtans biedt deze tussenvorm voordelen: huisvesting van verschillende huishoudtypes is er mogelijk. Erpe-Mere Percentage appartementen
Het aandeel van appartementen is hoog in: - het centrum van Erpe; - het centrum van Mere; - het centrum van Aaigem; - het centrum van Burst; - het centrum van Vlekkem; - het centrum van Erondegem; - de statistische sector Prinsdaal (Bambrugge); - de statistische sector Vissenstraatverspreide bewoning (Ottergem);
Bron data: Kadasterkubus, 2012 Verwerking: Steunpunt Sociale Planning Oost-Vlaanderen,
[email protected]
de statistische sector ErondegemHalfbunder.
73
Hoofdstuk 2. Woonkwaliteit Volgens de socio-economische enquête uit 2001 heeft een woning klein comfort wanneer er stromend water is binnen de woning, er een wc met waterspoeling en een badkamer is. Een woning met middelmatig comfort omvat naast klein comfort ook centrale verwarming. Bij groot comfort komt daar nog eens een keuken, telefoonaansluiting en een auto bij. In Erpe-Mere beschikte in 2001: - 2,70% van de woningen niet over een toilet; - 5,90% van de woningen niet over een badkamer; - 43,40% van de woningen niet over centrale verwarming. Het aandeel woningen dat in 2001 niet over een centrale verwarming beschikte, is hoog in vergelijking met het gemiddelde van het arrondissement, de provincie en het gewest.37 Sinds de socio-economische enquête uit 2001 zijn weinig actuele gegevens omtrent de kwaliteit van het woonpatrimonium te vinden. De gegevens van de kadastrale statistiek van het gebouwenpark laten in zekere mate toe de evolutie van de woningkwaliteit na te gaan. Deze gegevens moeten met de nodige nuance geïnterpreteerd worden: niet elke aanpassing van de centrale verwarming of badkamer komt tot uitdrukking in de kadastrale gegevens. Erpe-Mere
Aantal gebouwen uitgerust met centrale verwarming of airconditioning 1992
2001
Huizen in gesloten bebouwing
460
Huizen in halfopen bebouwing
2005
2009
2010
2011
2012
1363
600 28,16 % 1678
674 → 1784
711 → 1784
725 → 1924
753 → 1957
777 37,65 % 1998
Huizen in open bebouwing, hoeven en kastelen
1240
57,31 % 1665
1792
1926
1955
1979
64,85 % 1990
Buildings en flatgebouwen met appartementen
28
→ 78
→ 119
→ 133
→ 146
175
169
167
169
Handelshuizen
151
53,18 % 66 97,06 % 175 53,52%
83,65 % 157 98,13 % 168 19,63 %
Bron: FOD Economie – ADSEI Arrondissement Aalst
Aantal gebouwen uitgerust met centrale verwarming of airconditioning Huizen in gesloten bebouwing
1992 9973
Huizen in halfopen bebouwing
14299
Huizen in open bebouwing, hoeven en kastelen
15030
Buildings en flatgebouwen met appartementen
1208
Handelshuizen
2548
2001 12097 29% 17726 57% 20025 79% 2038 94% 2904 54%
2005 13468
2009 14551
2010 14813
2011 15154
19153
20706
21090
21542
21305
22774
23075
23405
2428
3005
3173
3320
2900
2839
2815
2804
2012 15566 38% 21995 66% 23660 85% 3459 94% 2780 60%
Bron: FOD Economie - ADSEI 37
Arrondissement geen toilet geen badkamer geen centrale verwarming
2,84 % 4,68 % 38,16 %
Provincie
Vlaanderen 2,83 % 4,69 % 36,94 %
2,40 % 3,50 % 26,70 %
74
In de gemeente Erpe-Mere is het verschil op het vlak van centrale verwarming tussen huizen in open bebouwing en huizen in gesloten bebouwing groot: - in 2001 had slechts 28,16% van de huizen in gesloten bebouwing een centrale verwarming. Dit percentage is in 2012 gestegen naar 37,65%; - het percentage van de huizen in open bebouwing met centrale verwarming bedroeg in 2001 reeds 53,18%. In 2012 is dit percentage 83,65%. Het percentage van appartementen met centrale verwarming is uitzonderlijk hoog: 97,06% in 2001 en 98,13% in 2012. De cijfers van het arrondissement Aalst en de gemeente Erpe-Mere stemmen overeen. Erpe-Mere
Aantal gebouwen uitgerust met een badkamer Huizen in gesloten bebouwing
1992 1028
Huizen in halfopen bebouwing
2047
Huizen in open bebouwing, hoeven en kastelen
1450
Buildings en flatgebouwen met appartementen
28
Handelshuizen
221
2001 1199 56,26 % 2372
2005 1284
2009 1309
2010 1318
2011 1339
2475
2568
2598
2625
1994
2121
2147
2168
78
119
134
146
226
217
214
212
81,01 % 1869 87,71 % 66 97,06 % 235 71,87 %
2012 1357 65,75 % 2657 86,24 % 2175 91,42 % 157 98,13 % 209 73,59 %
Bron: FOD Economie – ADSEI Arrondissement Aalst
Aantal gebouwen uitgerust met een badkamer Huizen in gesloten bebouwing
1992 22291
Huizen in halfopen bebouwing
21234
Huizen in open bebouwing, hoeven en kastelen
17387
Buildings en flatgebouwen met appartementen
1245
Handelshuizen
3680
2001 24946 54% 24866 80% 22336 89% 2076 95% 3774 70%
2005 26509
2009 27447
2010 27651
2011 27894
26258
27707
28045
28457
23550
24965
25239
25539
2482
3073
3244
3389
3641
3476
3428
3398
2012 28217 69% 28842 86% 25772 92% 3530 96% 3352 73%
Bron: FOD Economie – ADSEI
Bij de huizen in gesloten bebouwing is het aandeel van aanwezige badkamers veel lager dan bij de huizen in open en halfopen bebouwing (65,75 % t.o.v. 91,42 % en 86,24 %). De cijfers van Erpe-Mere stemmen overeen met deze van het arrondissement Aalst.
75
Hoofdstuk 3. Ouderdom woningen De ouderdom van de woningen wordt vastgesteld aan de hand van de kadastrale gegevens (bouwjaar). Erpe-Mere
bouwjaar woningen voor 1945 2.164
1946 – 1980 3.814
1981 – 2000 1.631
24,40 % 43 % Bron: Steunpunt Sociale Planning provincie
2001-2010 1.261 18,39 %
Totaal 8.870 14,22 %
Arrondissement Aalst
bouwjaar woningen voor 1945 40.781
1946 – 1980 50.292
1981 – 2000 24.115
30,80 % 37,99 % Bron: Steunpunt Sociale Planning provincie
2001-2010 15.656 18,22 %
Totaal 132.386 11,63 %
Erpe-Mere Percentage bouwjaar voor 1946
Het grootste aantal oudere woningen (van voor 1946) bevindt zich in de deelgemeente Aaigem (meer specifiek in de statistische sector Eetsvelde – Hazelbeek). Er bevindt zich ook een hoog aantal oudere woningen in de statistische sector Kapelhof – Spoorweg-zuid.
Bron data: Kadasterkubus, 2012 Verwerking: Steunpunt Sociale Planning Oost-Vlaanderen,
[email protected]
Oost-Vlaanderen Aandeel woongelegenheden gebouwd voor 1945 in het totale aantal woongelegenheden
Erpe-Mere behoort, net zoals Haaltert, tot de gemeenten met een eerder gering aandeel van oudere woningen (gebouwd voor 1945). Het aandeel oudere woningen is groter in Lede, Sint-Lievens-Houtem, Herzele en Aalst.
Bron data: Kadasterkubus, 2012 Verwerking: Steunpunt Sociale Planning Oost-Vlaanderen,
[email protected]
76
Erpe-Mere Percentage bouwjaar 1946 – 1980
Het aandeel woningen gebouwd in de periode 1946 – 1980 is overal, behalve in de deelgemeente Aaigem, vrij hoog. In de deelgemeente Aaigem is het aandeel woningen gebouwd in de periode 1946 – 1980 wel hoog in de statistische sector Opaaigem. Bron data: Kadasterkubus, 2012 Verwerking: Steunpunt Sociale Planning Oost-Vlaanderen,
[email protected]
Erpe-Mere Percentage bouwjaar 1981 – 2000
Het aandeel woningen gebouwd in de periode 1981 – 2000 is vooral groot in de statistische sectoren Weg op Lede en Erpe-verspreide bebouwing, beide gelegen in de deelgemeente Erpe.
Bron data: Kadasterkubus, 2012 Verwerking: Steunpunt Sociale Planning Oost-Vlaanderen,
[email protected]
Oost-Vlaanderen Aandeel woongelegenheden gebouwd na 1990 in het totale aantal woongelegenheden
Erpe-Mere behoort, net zoals Lede, tot de gemeenten met een eerder laag aandeel van recente woningen die gebouwd zijn na 1990. Het aandeel recente woningen is veel hoger in Sint-Lievens-Houtem, Herzele en Haaltert. Bron data: Kadasterkubus, 2011 Verwerking: Steunpunt Sociale Planning Oost-Vlaanderen,
[email protected]
77
Erpe-Mere Percentage bouwjaar vanaf 2001
Het aandeel van zeer recente woningen is het grootst in de kern van Burst en in de statistische sector Erpe-Halfbunder.
Bron data: Kadasterkubus, 2012 Verwerking: Steunpunt Sociale Planning Oost-Vlaanderen,
[email protected]
Oost-Vlaanderen Aandeel woongelegenheden gebouwd na 2000 in het totale aantal woongelegenheden
Het aandeel zeer recente woongelegenheden (gebouwd na 2000) is in Erpe-Mere niet uitgesproken hoog. Het aandeel zeer recente woningen is hoger in Haaltert, Herzele, Sint-LievensHoutem en Lede.
Bron data: Kadasterkubus, 2011 Verwerking: Steunpunt Sociale Planning Oost-Vlaanderen,
[email protected]
In vergelijking met het arrondissement Aalst heeft Erpe-Mere een woonpatrimonium dat minder oud is. Het verschil is significant voor de woningen met een bouwjaar dat zich situeert in de periode 2001-2010. Terwijl in het arrondissement Aalst 12,85% van de woningen sinds 2001 gebouwd is, bedraagt het percentage voor Erpe-Mere 14,22%.
78
Hoofdstuk 4. Eigendomsstatuut Het aandeel huurders wordt nagegaan aan de hand van de kruisingsmethode. De kadasterkubus geeft aan wie eigenaar is van de woning. In het rijksregister wordt nagegaan wie als eigenaar gedomicilieerd is op het adres. Indien de eigenaar niet gedomicilieerd is op het adres, gaat de kruismethode er van uit dat de bewoner een huurder is. Het aandeel huurders zal in werkelijkheid lager liggen. Desalniettemin verschaft deze methode de mogelijkheid het aandeel eigenaar-bewoners op verschillende niveaus met elkaar te vergelijken. Erpe-Mere
2012 Bewoner en eigenaar
geen duidelijkheid
5.996 73,95 %
756 9,32 %
Bewoner en geen eigenaar (huurder) 1.356 16,72 %
Totaal
8.108
Bron: Steunpunt Sociale Planning provincie Arrondissement Aalst
2012 Bewoner en eigenaar
geen duidelijkheid
78.806 66,56%
10.960 9,26%
Bewoner en geen eigenaar (huurder) 28.628 24,18%
Totaal
118.394
Bron: Steunpunt Sociale Planning provincie
Het aandeel eigenaar-bewoners ligt in Erpe-Mere opmerkelijk hoger dan in het arrondissement Aalst (73,95% t.o.v. 66,56%). Volgens de kruisingsmethode kent Erpe-Mere een laag aantal huurders (16,72% t.o.v. 24,18% in het arrondissement Aalst).
Erpe-Mere Percentage huurders
Bron data: Kadasterkubus, 2011 Verwerking: Steunpunt Sociale Planning Oost-Vlaanderen,
[email protected]
Het aandeel huurders is hoger in: - de statistische sector ‘Groendaal’ (Mere); - de statistische sector ‘Erpe-Merestation’ (Erpe); - de statistische sector ‘Kraainest’ (Erpe); - de statistische sector ‘Visser’; - de kern van Aaigem; - de kern van Burst; - de statistische sector ‘Baardegem’ (Burst); - de kern van Vlekkem; - de statistische sector ‘Kapelhof – Spoorweg – Zuid’ (Erondegem).
79
Deel II. Renovatie- en bouwintensiteit De omgevingsanalyse geeft de renovatie- en bouwintensiteit weer aan de hand van de stedenbouwkundige vergunningen. Het aantal vergunningen voor nieuwbouw is, uitgezonderd voor het jaar 2001, steeds hoger dan de vergunningen voor renovaties. In 2005, 2006 en 2008 werden uitzonderlijk veel vergunningen voor nieuwbouw van woongelegenheden afgeleverd. Sinds 2009 bleef het aantal vergunningen voor nieuwbouw ongeveer constant (een 80-tal vergunningen). Het aantal vergunningen voor ééngezinswoningen is over het algemeen hoger dan het aantal vergunningen voor flats. In 2006 en 2008 werden uitzonderlijk veel vergunningen voor flats afgeleverd. Erpe-Mere
stedenbouwkundige vergunningen woongelegenheden 1996 71
NIEUWBOUW Aantal ééngezinswoningen (bouwintensiteit) Aantal flats RENOVATIE (renovatieintensiteit) Aantal gebouwen Bron: FOD Economie - ADSEI
2000 52
2004 43
2008 53
2009 63
2010 63
2011 56
2012 54
10
7
44
78
22
23
17
27
44
47
36
37
51
48
34
31
Vergelijking vergunningen voor renovatie en nieuwbouw Erpe-Mere
stedenbouwkundige vergunningen
200 100
NIEUWBOUW 0
RENOVATIE Bron: FOD Economie - ADSEI
Vergelijking bouw ééngezinswoningen en flats Erpe-Mere
stedenbouwkundige vergunningen 150
NIEUWBOUW ééngezinswoning en
100 50 2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
NIEUWBOUW flats 1996
0
Bron: FOD Economie – ADSEI
80
Gemiddelde renovatie- en bouwintensiteit, gemiddelde oppervlakte per woning Erpe-Mere NIEUWBOUW
RENOVATIE
aantal flats
aantal ééngezinswoningen
aantal woningen
per 1000 huishoudens
per 1000 huishoudens
per 1000 huishoudens
(flats en eengezinswoningen)
gemiddelde bewoonbare oppervlakte per woning
aantal renovaties per 1000 huishoudens
(eengezinswoning of flat)
1996
1,41
10,02
11,43
155,51
6,21
1997
3,49
11,58
15,07
139,45
3,21
1998
0,55
7,75
8,31
162,98
3,18
1999
0,27
6,83
7,11
175,98
4,24
2000 gem. 5 jaar
0,94
7,01
7,96
151,92
6,34
1,33
8,63
9,98
157,17
4,64
2001
0,94
3,63
4,57
158,32
5,24
2002
3,08
6,70
9,78
128,47
6,43
2003
4,91
6,37
11,27
126,06
7,03
2004
5,82
5,68
11,50
120,48
4,76
2005 gem. 5 jaar
10,49
10,49
20,98
113,84
3,93
5,05
6,57
11,62
129,43
5,48
2006
14,45
5,47
19,91
96,06
5,73
2007
3,61
6,83
10,44
133,63
6,31
2008
9,87
6,71
16,58
101,33
4,68
2009 gem. 4 jaar gem. 14 jaar
2,79
7,99
10,77
128,81
6,46
7,65
6,76
14,41
110,54
5,80
4,55
7,34
11,89
127,67
5,28
Arrondissement Aalst NIEUWBOUW aantal flats
aantal ééngezinswoningen
per 1000 huishoudens
per 1000 huishoudens
RENOVATIE aantal woningen (flats en eengezinswoningen)
per 1000 huishoudens
gemiddelde bewoonbare oppervlakte per woning
aantal renovaties per 1000 huishoudens
(eengezinswoning of flat)
1996
4,41
9,18
13,59
134
4,93
1997
3,21
6,92
10,13
135
5,90
1998
2,71
6,78
9,49
141
5,55
1999
4,76
6,27
11,03
124
7,00
2000 gem. 5 jaar
5,11
5,08
10,18
121
5,69
4,04
6,85
10,87
131
5,81
2001
4,95
5,30
10,25
120
6,83
2002
5,95
5,02
10,97
118
6,80
2003
7,78
5,89
13,67
111
6,72
2004
13,02
7,56
20,58
106
6,92
2005 gem. 5 jaar
16,57
8,20
24,77
100
7,31
9,65
6,39
16,12
111
6,92
2006
7,46
6,24
13,70
107
5,13
2007
4,88
6,32
11,20
121
5,62
2008
4,85
6,37
11,22
121
6,48
2009 gem. 4 jaar gem. 14 jaar
6,48
7,13
13,61
113
6,21
5,92
6,52
12,43
115,5
5,86
6,58
6,59
13,17
119,43
6,22
81
Provincie Oost-Vlaanderen NIEUWBOUW
RENOVATIE
aantal flats
aantal ééngezinswoningen
aantal woningen
per 1000 huishoudens
per 1000 huishoudens
per 1000 huishoudens
(flats en eengezinswoningen)
gemiddelde bewoonbare oppervlakte per woning
aantal renovaties per 1000 huishoudens
(eengezinswoning of flat)
1996
4,55
9,65
14,20
129
6,35
1997
3,57
6,78
10,36
133
7,59
1998
4,59
7,74
12,33
134
7,37
1999
4,16
7,21
11,37
129
8,49
2000 gem. 5 jaar
4,92
6,86
11,78
121
8,36
4,36
7,65
12,01
129
7,63
2001
5,11
6,43
11,54
116
8,79
2002
6,26
6,65
12,91
118
8,92
2003
6,98
7,12
14,11
115
8,39
2004
9,54
8,61
18,15
108
8,01
2005 gem. 5 jaar
10,41
7,67
18,09
107
8,35
7,66
7,30
15,82
113
8,49
2006
7,67
6,81
14,49
112
7,67
2007
6,57
6,64
13,21
115
7,97
2008
5,36
6,69
12,05
123
7,71
2009 gem. 4 jaar gem. 14 jaar
6,87
7,52
14,38
114
7,90
6,62
6,92
12,43
116
6,95
6,18
7,31
13,50
119,57
7,99
Voor de gemeente Erpe-Mere valt op dat: - het aantal stedenbouwkundige aanvragen per 1000 huishoudens voor flats in de periode 2006 - 2009 hoger ligt dan het arrondissementeel en provinciaal gemiddelde; - de gemiddelde bewoonbare oppervlakte per woning voor woningen waarvoor een stedenbouwkundige vergunning is verleend, steeds kleiner wordt. In de periode 2006-2009 was de gemiddelde oppervlakte kleiner dan het arrondissementeel en provinciaal gemiddelde; - het aantal stedenbouwkundige aanvragen voor zowel nieuwbouw als renovatie lager ligt dan het arrondissementeel en provinciaal gemiddelde.
82
Deel III. Onbebouwde percelen
De gemeente Erpe-Mere heeft een register onbebouwde percelen vastgesteld op 17 maart 2008 naar aanleiding van het verkrijgen van de vergunningsautonomie (ontvoogding). Sindsdien is het register niet meer geactualiseerd. Het bijhouden van een geactualiseerd register van onbebouwde percelen is een decretale verplichting. Daarnaast is het register van onbebouwde percelen van belang voor het opstellen van een gemeentelijk actieprogramma voor publieke en semipublieke rechtspersonen. De gemeente Erpe-Mere heeft de nodige software aangekocht om het register te actualiseren. De gemeentelijke administratie stelt dat het register in het voorjaar van 2014 geactualiseerd zal zijn.
83
Deel IV. Ruimtelijke ordening Hoofdstuk 1. De gewenste ruimtelijke structuur van de hoofdruimten Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan formuleert enkele basisdoelstellingen die van belang zijn voor de woonbebouwing: Het gedifferentieerd ontwikkelen van de nederzettingsstructuur Erpe-Mere
De bebouwde ruimte van Erpe-Mere kan gezien worden als een lintenweb waarin verscheidene kernen zich als knopen aftekenen. In de geheroriënteerde nederzettingsstructuur zal de positie van deze kernen opnieuw versterkt worden. De lokale groei m.b.t. het wonen zal in duidelijk afgebakende kernen opgevangen worden. Burst, Erpe en Mere worden als hoofddorpen gezien. De aanwezigheid van het IC-station te Burst en de bedrijvenzone langs de E40 bij Erpe en Mere maken deze hoofddorpen geschikt om de belangrijkste ontwikkelingen qua mogelijke groei van woongelegenheid en bedrijvigheid in de gemeente op te vangen. Enkel de kleinere woonkern Erondegem heeft nog voldoende draagkracht om qua woongelegenheid op bepaalde termijn verder uit te breiden. In de overige kleinere woonkernen Bambrugge en Aaigem en in de landelijke kernen van Ottergem en Vlekkem komt het accent op het bewaren van het landelijk karakter en de eigen identiteit te liggen zonder verdere woonuitbreiding. De verdere verlinting en verstedelijking van de open ruimte in de gemeente zal tegengegaan worden.
84
De typologische aanpak voor ruimtelijke problemen Erpe-Mere
De sterke verlinting in de gemeente heeft ertoe geleid dat de ruimtelijke structuur van Erpe-Mere moeilijk afleesbaar is. De toenemende verstedelijkingstrend kan een bedreiging betekenen voor de leefkwaliteit, terwijl een gebrek aan aanknopingspunten ervoor gezorgd heeft dat het niet overal gemakkelijk is om zich in de gemeente te oriënteren. De bijzondere schikking van de lijnvormige ruimtelijke structuren biedt mogelijkheden om de ruimtelijk kwaliteit van Erpe-Mere te verbeteren. Oplossingen voor raakpunten tussen twee structuren (b.v. de Molenbeek en een woonlint) kunnen toegepast worden bij verschillende knelpunten in de gemeente. Deze types / typische oplossingen zullen vooral nuttig zijn om het landelijke karakter van de kernen en het noordelijke lintengebied te versterken en om de leesbaarheid van de steenwegen te vergroten.
Het vrijwaren van de open ruimte Erpe-Mere
In het meest noordelijke deel en eveneens in het centrale en het zuidelijke deel van de gemeente bestaan er nog grote open ruimtegebieden. Tussen de verschillende kernen kunnen daar openruimtecorridors uitgebouwd worden. Zij vormen een duidelijke begrenzing voor de kernen en verbinden de open ruimten met elkaar. In de omgeving van de ontwikkelde kernen en in de verbindingssegmenten tussen deze kernen komt er een sterke verlinting voor met een fragmentatie van nog aanwezige open ruimten. Deze resterende open ruimte kamers, die tussen de woonlinten bewaard bleven, dienen zoveel mogelijk gevrijwaard te worden voor de structuurbepalende functies van het buitengebied zoals natuur en landbouw. Waar mogelijk moeten doorheen de woonlinten verbindingen gerealiseerd worden tussen de achterliggende open ruimtekamers.
85
Samenvatting
Erpe-Mere
Hoofdruimten
Hoofdruimten Deelruimten
Deelruimten
Hoofdruimten
Deelruimten
86
Hoofdstuk 2. De gewenste ruimtelijke structuur van de woongebieden 1. De woongebieden Hoofddorp Hoofddorpen zijn de groeipolen van de nederzettingsstructuur van het buitengebied, waar de noodzakelijk geachte lokale groei van Erpe-Mere inzake wonen, voorzieningen en bedrijvigheid gebundeld wordt. Op termijn kan er in de hoofddorpen bijkomende ruimte voorzien worden om bijkomende woningen, lokale diensten en kleinhandel op te vangen. Daarnaast richt het beleid zich ook op het verbeteren van de bestaande situatie (renovatie en kwaliteitsverbetering van woningen). Er zal gestreefd worden naar een multifunctionele ontwikkeling, verweving van functies, een gedifferentieerde woningvoorraad en een gemiddelde woningdichtheid van 15 woningen per hectare (onder gemiddelde woondichtheid wordt verstaan dat er op basis van differentiatie, plaatselijk hogere dichtheden en plaatselijk lagere dichtheden kunnen worden voorgesteld). Te Erpe-Mere worden drie hoofddorpen weerhouden (zelfde benadering als in het PRS OostVlaanderen): - de economische hoofddorpen Erpe en Mere. De met elkaar vergroeide grote kernen van Erpe en Mere worden samen met de bedrijvenzone tussen de E40 en de spoorlijn, als een samenhangende lokale ontwikkelingspool gezien. De gegroepeerde ligging van twee grote kernen en een omvangrijk industrieterrein maken de locatie geschikt om nieuwe ontwikkelingen zowel op het vlak van wonen en werken op te vangen. - het stationshoofddorp Burst Burst heeft eveneens potenties als lokale ontwikkelingspool. Deze kern beschikt over een IC-halte op de spoorlijn naar Brussel en Aalst, zodat vooral woonontwikkelingen hier wenselijk zijn. Woonkern In de woonkernen wordt er, wat het wonen betreft, een gelijkaardig beleid gevoerd als in de hoofddorpen. De aard en de omvang van de projecten dient wel rekening te houden met de kleinere draagkracht van deze kernen. Volgende woonkernen werden geselecteerd (zelfde benadering als in het PRS-OostVlaanderen): - Aaigem; - Bambrugge; - Erondegem. Landelijke woonkern Een landelijke woonkern is een beperkt kerngebonden nederzetting waar er weinig of geen kernfuncties aanwezig zijn. Het ruimtelijk beleid in de landelijke woonkernen is gericht op kernversterking waarbij de nadruk ligt op inbreiding en op het vernieuwen van de bestaande toestand. Daarnaast richt het beleid zich ook op het verbeteren van de bestaande situatie (renovatie en kwaliteitsverbetering) van woningen.
87
Te Erpe-Mere zijn volgende landelijke woonkernen geselecteerd: - Ottergem - Vlekkem Woonlinten Een woonlint is een bebouwde omgeving met een lineaire structuur aan één of beide zijden van een straat. De achterliggende percelen zijn onbebouwd en behoren tot het landbouwgebied. Het ruimtelijk beleid is gericht op het afremmen van de verdere verlinting van de gemeente en het vrijwaren van de landschappelijke kwaliteiten van het open ruimte gebied. Daarom wordt nog slechts de afwerking van de bestaande woonlinten nagestreefd (invullen bestaande juridische bouwmogelijkheden).
88
2. Ontwikkelingsopties en beleidselementen A. Ontwikkelingsopties Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan formuleert enkele ontwikkelingsopties om de gewenste ruimtelijke structuur te bereiken: -
Een woonbeleid gericht op het versterken en vernieuwen van de kernen In het recente verleden werden hoofdzakelijk in de linten en aan de rand van de kernen heel wat nieuwe woningen gebouwd. Naar de toekomst toe zal de gemeente meer de nadruk gaan leggen op het versterken en het vernieuwen van de kernen. Het vernieuwen van verouderde woningen en het realiseren van inbreidingsprojecten staat hierbij voorop. Ook de verweving tussen wonen, lokale bedrijvigheid en land- en tuinbouw is hierbij van belang.
-
Het creëren van aantrekkelijke en groene woonmilieus Om het bestaande weefsel opnieuw op te kunnen waarderen, dient er verder voldoende aandacht besteed te worden aan het voorzien van voldoende groen en van sport- en speelmogelijkheden in de onmiddellijke omgeving van de centra. De openbare ruimte in de kernen verdient een architecturaal en landschappelijk verantwoorde inrichting.
-
Het aandacht besteden aan de ruimtelijke kwaliteit en inpassing van elk bouwproject Bij elk bouwproject in Erpe-Mere (overheid of particulier) dient er over gewaakt te worden dat er bij de inrichting en de uitvoering van het project rekening gehouden wordt met de (landschaps-)architecturale en stedebouwkundige aspecten. Verder moet de overheid er voor zorgen dat ook de planologische en de procesmatige aspecten op een kwalitatieve wijze gebeuren zodat uiteindelijk ieder bouwproject een meerwaarde betekent voor de ruimtelijke omgeving. Bij de opmaak van een kwaliteitsstrategie inzake de bebouwde omgeving dient evenwichtig omgegaan te worden met de vaak met mekaar in tegenspraak zijnde ruimtelijke ambities: › blijvend respect opbrengen voor de bestaande dorpsarchitectuur met de daarbijhorende perceels- en gevelgeledingen; systematisch en ondoordacht bepaalde appartementerings-trends tot ontwikkeling brengen kunnen deze bestaande positieve dorpstypologieën tot verschraling leiden; › blijvend aandacht hebben voor verdichtingsprojecten met het creëren van kansen voor zowel contextuele architectuur als voor positief contrasterende eigentijdse architectuur. Tenslotte wordt de kwaliteitsbewaking van landbouwgebieden hier expliciet vermeld, aangezien zij op architecturaal vlak de grootste landschapsschade kunnen aanrichten in de open ruimte.
89
-
Aandacht voor de sociale dimensie van de huisvestingsmarkt en de veranderende gezinssamenstelling Om actief te kunnen inspelen op de veranderende samenstelling van de bevolking en de gezinnen is het nodig om te beschikken over een gedifferentieerd woningaanbod. Samen met de nood aan meer sociale inbreng in de huisvestingsmarkt is het nodig om in het woningaanbod verschillende types te voorzien: gezinswoningen, bejaardenwoningen en woningen voor één- of tweepersoonsgezinnen en dit zowel in de traditionele bebouwingsvormen als in nieuwe, alternatieve wijzen van bouwen. Daarbij moet gezorgd worden voor zowel sociale als privé-initiatieven. Binnen deze algemene aandacht voor de sociale dimensies, mag de opmaak van een strategie voor het creëren van huisvesting voor het groeiende segment van hulpbehoevenden en burgers die in de marginaliteit van de maatschappij verkeren, niet worden vergeten.
-
Het wonen in het buitengebied is ondergeschikt aan de essentiële functies van dit gebied Het wonen mag in het buitengebied niet ten koste gaan van het goed functioneren van de functies landbouw, landschap en natuur. Dit betekent uiteraard niet dat de bestaande kernen en linten zouden moeten verdwijnen.
B. Beleidselementen Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan formuleert enkele beleidselementen om de gewenste ruimtelijke structuur te bereiken: -
Renovatie van minder kwalitatieve woningen stimuleren Omdat een groot deel van deze verouderde woningen niet meer voldoen aan de huidige woonwensen moet Erpe-Mere een huisvestingsbeleid voeren dat de nadruk legt op vernieuwbouw en vervangingsbouw. Het moet dus een permanente zorg zijn van de gemeente om renovatie van woningen met mindere woonkwaliteiten te steunen, bv. via een subsidieregeling en de aankoop van verkrotte en leegstaande panden.
-
Woningdifferentiatie De doelstelling voor woningdifferentiatie zal in belangrijke mate betrekking hebben op dichtheid en onderscheid in woninggrootte. Het is belangrijk dat de gemeente rekening houdt met een gewijzigde behoefte ten gevolge van de gezinsverdunning en de veroudering van de bevolking. De vraag naar nieuwe woningtypologieën en aangepaste kwalitatieve woonomgevingen wordt steeds groter. De behoefte aan goed gelokaliseerde comfortabele kleine woningen zal in de komende jaren ook in Erpe-Mere toenemen. Deze woongelegenheden zullen vaak bestemd zijn voor bejaarden, hulpbehoevenden en maatschappelijke marginalen. Aspecten als ligging t.o.v. het centrum, de voorzieningen en de haltes van het openbaar vervoer zullen aan belang winnen gelet op de veroudering van de bevolking. Het is echter geenszins de bedoeling een centrum te creëren waar hoofdzakelijk oudere lagen van de bevolking wonen. Het stimuleren van gemengde gezinsvormen zal bijdragen tot het tot stand
90
brengen van een integratie van verschillende groepen mensen en leeftijden (o.a. ook door initiatieven inzake sociale woningbouw). Om tot een verdichting - een sleutelbegrip binnen het Vlaams ruimtelijk beleid - van de bebouwde gebieden te komen zullen er minimale woningdichtheden gebruikt moeten worden. Voor de kernen van het buitengebied wordt in het RSV een dichtheid van 15 woningen per hectare vooropgesteld. Zo kan eveneens het economisch draagvlak voor de voorzieningen in de kernen verzekerd en het ruimtegebruik beperkt worden. Dit betekent echter niet overal in de kern dezelfde dichtheden nagestreefd dienen te worden. Veel hangt af van de locatie en eventueel te integreren natuurlijke of andere elementen in een woongebied. Zoals reeds hoger gesteld gaat het over gemiddelde woondichtheden, wat inhoudt dat er op basis van de plaatselijk ruimtelijke draagkracht hetzij hogere dan wel lagere dichtheden kunnen voorkomen. Geschikte woonvormen die enerzijds passen in een landelijke omgeving en die anderzijds zo weinig mogelijk beslag leggen op de open ruimte, moeten worden gestimuleerd. Zoals hoger gesteld dient er over gewaakt dat er een gebiedsgericht beleid wordt uitgestippeld teneinde een geschikt evenwicht te genereren tussen de bestaande dorpsarchitectuur en de nog mogelijks te ontwikkelen appartementering-tendensen. Open bebouwing zal minder worden toegepast. Het is evenwel aangewezen dat bij het beoordelen van verkavelingsvergunningen enkel die verkavelingsvergunningen ondersteund of goedgekeurd worden die woondichtheid ook koppelt aan woonkwaliteit en met inachtname van een plaatselijk groene dooraderingsstrategie. Anderzijds biedt de bebouwing in het buitengebied soms mogelijkheden om tegemoet te komen aan specifieke woonvragen, die niet ingelost kunnen worden in nieuwe verkavelingen of te verdichten kerngebieden. Hierin kan ondermeer het zonevreemd patrimonium een belangrijke rol spelen. -
Sociale huisvesting uitbreiden Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan stelde met betrekking tot het aantal sociale woningen een streefcijfer voorop: tegen 2007 zou 7% van het totaal aantal woningen sociaal zijn. Dit betekent dat Erpe-Mere in totaal over 557 sociale woningen zou moeten beschikken op haar grondgebied.38
Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan stelde omtrent de uitbreiding van de sociale woningbouw: ‘Momenteel beschikt Erpe-Mere over 442 sociale woningen, waaronder 197 huurwoningen. Ten opzichte van het totaal aantal woningen (7.467 op 31.12.2001) zijn er dus 5,9% sociale woningen, waarvan 2,6% huurwoningen en 3,3% koopwoningen. Dit is een stuk minder dan de algemene richtlijn van 10% waarvan 5% huurwoningen en 5% koopwoningen. Dit betekent dat Erpe-Mere anno 1999 over ca. 750 sociale woningen zou moeten beschikken. Aangezien de vraag naar woningen tegen 2007 zal groeien met 487 eenheden tot 7.954, zal ook de vraag naar sociale woningen verder toenemen. Om de 10% norm te halen, zouden er tegen dan 353 sociale woningen moeten bijkomen. Deze doelstelling lijkt ons echter te hoog gegrepen en niet realistisch, zeker in vergelijking met de geraamde totale behoefte aan nieuwbouw in de periode 2001-2007 (487 woongelegenheden). Daarom wordt er voorgesteld om tegen 2007 te streven naar 7% sociale woningen. Dit betekent dat er 115 bijkomende sociale woningen gebouwd zouden moeten worden. Momenteel zijn er sociale woningbouwprojecten voorzien : - langs de Oudenaardsesteenweg en Prinsdaal te Bambrugge : De eerste fase is momenteel in uitvoering. Het betreft de opbouw van 15 appartementen, 16 garages en 2 fietsbergingen. De uitbreiding voorziet in de bouw van nog eens 16 appartementen. - nabij de Ninovestraat te Burst : Dit gebied is gelegen in een BPA Station. De Sociale Huisvestingsmaatschappij wenst dit gebied te verkavelen voor sociale woningbouw met koop- en huurwoningen en enkele kavels. - Een project voor het klooster in de Kerkstraat te Burst ligt momenteel ter studie. 38
91
Het Decreet Grond- en Pandenbeleid heeft elke gemeente nu een eigen richtcijfer opgelegd voor de bouw van sociale woningen. -
Gecontroleerd aansnijden van onbebouwde woon- en woonuitbreidingsgebieden Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan stelt dat het niet nodig is om in de planperiode woonuitbreidingsgebieden aan te snijden. Het verwijst daarvoor naar de woonbehoeftestudie met gesloten bevolkingsprognose.39 Verder stelt het GRS met betrekking tot de aansnijding van woonuitbreidingsgebieden: ›
na de planperiode kunnen woonuitbreidingsgebieden aangesneden worden, indien de behoefte aangetoond kan worden. Hierbij zal volgende visie gevolgd worden: - aansnijding dient kernversterkend te zijn; - in eerste orde dienen aansnijdingen te gebeuren gelegen langs een bestaande wegenis die bij voorkeur volledig uitgerust is. Volgende woonuitbreidingsgebieden voldoen voor een deel van hun oppervlakte aan dit criterium: Erpe (Duinaartweg); Erondegem (Eksterberg); Burst (Molenveld); Aaigem (Langemunt).
›
een kernversterkend woonuitbreidingsgebied dat nog niet aan een uitgeruste weg ligt maar dat wel doorsneden wordt door verbreedbare voetwegen betreft het woonuitbreidingsgebied achter Magerstraat-Bosstraat te Mere. Aangezien dit gebied gelegen is in het hoofddorp Mere is aansnijding na de planperiode verantwoord.
›
naar de verdere toekomst toe kan het nuttig zijn dat de gemeente over relatief grote woonuitbreidingsgebieden beschikt die eventueel kunnen ingezet worden om grotere verkavelingen met een reële impact op het aanbod te realiseren. In die zin wordt geopteerd voor het behoud voor de lange termijn van de woonuitbreidingsgebieden aan de Veldstraat te Burst en de Dupperskouter te Bambrugge.
De woonuitbreidingsgebieden bij de hoofddorpen Burst, Mere en Erpe zullen dus eerst aangesneden kunnen worden. Bij het bebouwen van woonuitbreidingsgebied te ErpeMere wordt een dichtheid van 15 woningen per hectare nagestreefd. Daarnaast zal de relatie met de dorpskern (zichtrelaties, voet- en fietsverbindingen) een belangrijk aandachtspunt zijn.
- Voor de Oudenaardsesteenweg 673-675 te Bambrugge is er eveneens een project in onderzoek.’ 39 Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan licht toe waarom er voor de planperiode geen woonbehoefte bestaat: ‘Uit de woonbehoeftenstudie, die uitging van een gesloten prognose (er werd dus enkel met de natuurlijke groei, en niet met immigratie rekening gehouden), bleek dat er in 2007 behoefte zou zijn aan 7 954 woningen. Tussen 1999 en 2007 zouden er zo 535 nieuwe woongelegenheden op 514 kavels gerealiseerd moeten worden. Daar er voor deze periode nog 638 kavels beschikbaar zijn, is het niet nodig om woonuitbreidingsgebieden aan te snijden.’
92
9 10 11
3 2
1 5
8 6
7 4
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
WUG Magerstraat- Bosstraat (Mere) WUG Duinaartweg (Erpe) WUG Hammersweg (Erpe) WUG Langemunt (Aaigem) WUG Tweekerkenstraat (Burst) WUG Molenveld (Burst) WUG Veldstraat (Burst) WUG Dupperskouter (Bambrugge) WUG Ganzendries (Erondegem) WUG Eksterberg (Erondegem) WUG Kouterstraat (Erondegem)
93
-
Een beleid voor woonlinten Door de sterke verlinting komen er in het noordelijk deel van Erpe-Mere (het Oostelijk Rastergebied) geen grote aaneengesloten open ruimten meer voor. 40 Wel kunnen er doorheen de woonlinten verbindingen gerealiseerd worden tussen de achterliggende open ruimtekamers. In het zuidelijke deel van de gemeente (het Zuidelijk Openruimtegebied) bestaan er wel nog grote open ruimte gebieden. Tussen de verschillende kernen kunnen er daar open ruimte corridors uitgebouwd worden. Zij vormen een duidelijke begrenzing voor de kernen en verbinden de open ruimten met elkaar. Daarom zullen er voor deze woonlinten RUP’s opgemaakt worden, waarin bekeken wordt hoe deze open ruimterelaties behouden kunnen worden (b.v. door reglementering i.v.m. de inplanting van de woning en de beplantingen of door het vastleggen van delen van het woongebied of van het woongebied met landelijk karakter als private bouwvrije deelzones.41 Erpe-Mere
Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan stelt met betrekking tot de verlinting: ‘De sterke verlinting tussen de verschillende kernen leidde ertoe dat de gemeente een verstedelijkte aanblik geeft. De verspreide bebouwing is weliswaar gedeeltelijk historisch bepaald, maar het verder laten uitzwermen van de linten betekent een belangrijke vermindering van de kwaliteit van het landschap in Erpe-Mere. Om de ongecontroleerde versnippering van de open-ruimtegebieden te stoppen, dient er nagegaan te worden hoe deze linten zich in de toekomst dienen te verhouden t.o.v. de landschappelijke, de natuurlijke en de agrarische structuur. Aangezien de meeste linten te Erpe-Mere op het gewestplan als woongebied met landelijk karakter werden ingekleurd, de basisrechten voor de woningen in het agrarisch gebied geregeld werden en de zonevreemde bebouwing in natuurgebied beperkt blijft tot een paar geïsoleerde gevallen, vormt het vrijwaren van de nog resterende zichtrelaties en open ruimte corridors, de belangrijkste beleidsoptie m.b.t. de woonlinten.’ 41 Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan schrijft voor dat: - de aflijning van de linten, die bij de valleigebieden aanleunen, zal gebeuren in het kader van de RUP’s voor de Molenbeekvalleien; - wat de deelzones betreft die zonevreemd zijn, verwezen kan worden naar het beleidskader opgenomen in het hoofdstuk ‘De gewenste ruimtelijke structuur van de hoofdruimten op mesoschaal. 40
94
Hoofdstuk 3. De gewenste ruimtelijke structuur van de deelruimten Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan behandelt de verschillende deelruimten (kernen) van Erpe-Mere. Het betreft de ruimtelijke deelgebieden ‘Erpe en Mere’, Burst en Bambrugge’, ‘Aaigem’, en ‘E40-N9 (Erondegem, Vlekkem en Ottergem)’
1. Erpe en Mere In de kern van Erpe werden er eveneens belangrijke inspanningen gedaan om het centrum een aantrekkelijke inrichting te geven. In deze kern streeft men binnen de huidige planningsperiode naar een behoud van het bestaande aanbod aan woongelegenheden en aan functies en plaatselijke groei binnen de juridisch vastgelegde zones. De aansnijding van het oostelijk woonuitbreidingsgebied wordt in reserve gehouden voor na de planperiode (op dat moment dient dan wel te worden aangetoond dat de behoefte aan bijkomende woongelegenheden het reële aanbod overschrijdt). De mogelijkheden om de aanwezigheid van de Molenbeek als groenelement in de kern voelbaar te maken zullen onderzocht worden. Kernversterking betekent ook het voorzien van nieuwe woningen op een ruimtelijk verantwoorde manier. Zowel te Erpe als te Mere is er nog ruimte voor inbreidingsprojecten. Te Erpe kan er bovendien op termijn aan een sociaal woonuitbreidingsproject gedacht worden (indien aangetoond kan worden dat de globale behoefte aan bijkomende woongelegenheden het reële aanbod overschrijdt). Erpe en Mere
95
2. Burst en Bambrugge De oorspronkelijke kern van Burst ontwikkelde zich ten noorden van de Molenbeek, rond de Oudenaardsesteenweg. Het gebied rond het station kende de laatste decennia zo’n sterke ontwikkeling, dat deze buurt het zwaartepunt van de kern werd. Diverse functies vestigden zich langs de as Stationsstraat-Dorent. Om de centrumfunctie van deze as te bevestigen, zullen nieuwe functies steeds direct aan deze as gelinkt worden. Daarnaast is een herwaardering van het openbare domein noodzakelijk. Behalve de herinrichting van de as Stationsstraat-Dorent is de heraanleg van Burstdorp, dat deel uitmaakt van de doortocht van de N46, van belang. Het plein, dat de hoofdtoegang tot de centrale as vanuit de Oudenaardsesteenweg (N46) zou moeten worden, is momenteel slechts een weinig aantrekkelijke plek langsheen de steenweg. Bij de herinrichting van de as Stationsstraat-Dorent kan er gestreefd worden naar één aantrekkelijk beeld voor de as tussen de kerk en het station. De kruising met de Molenbeek kan aangewend worden om groene elementen toe te voegen. Zoals eerder gesteld, betekent kernversterking ook het voorzien van nieuwe woningen op een ruimtelijk verantwoorde manier. In de omgeving van het station van Burst is er nog ruimte voor inbreidingsprojecten. Aan de rand van de kern kan het woongebied ten oosten van de Ninovestraat aangesneden worden. Te Bambrugge kan er gestreefd worden naar de ontwikkeling van Prinsdaal als drager van de lokale functies. De heraanleg van Bambruggedorp werd onlangs voltooid. In een volgende fase zou de link met de N46 aangepakt kunnen worden. In deze kern is er o.a. ruimte voor inbreiding in het gebied tussen Prinsdaal en de N46. Burst en Bambrugge
96
3. Aaigem In Aaigem is een herwaardering van het publieke domein aangewezen. Het reliëf en de aanwezigheid van de beekvallei iets ten westen van de kern, kunnen als uitgangspunt genomen worden voor het ontwerp. In deze kern kan het invullen van vrijliggende percelen aangemoedigd worden. Daarnaast kunnen grotere leegstaande gebouwen een nieuwe woonfunctie krijgen. Aaigem
97
4. Gewenste structuur E40 – N9 (Ottergem, Vlekkem en Erondegem) Ottergem en Erondegem liggen langs de Molenbeek, die door de voortschrijdende lintbebouwing steeds minder voelbaar wordt. Om de vallei opnieuw zichtbaar te maken, zullen de nog onbebouwde percelen open gehouden worden. Daarnaast kunnen de oevers beplant worden en kan het wegbeeld ter hoogte van de oversteek versmald worden, zodat de aandacht op de kruisende beek gevestigd wordt. Ottergem, Vlekkem en Erondegem
98
Deel V. Sociale huisvesting Hoofdstuk 1. Zittende huurders Erpe-Mere Erpe Overzicht huurders Gezinssamenstelling Alleenstaande Alleenstaande + 1 kind Alleenstaande + 2 kinderen Alleenstaande + 3 kinderen Alleenstaande + 4 of meer kinderen Koppel zonder kind Koppel + 1 kind Koppel + 2 kinderen Koppel + 3 kinderen Koppel + 4 of meer kinderen
18-29 jaar
Leeftijdscategorie 30-54 jaar 55-64 jaar 5 1 1
65+ jaar 4 1
3 2
3
1 2
1
Mere Overzicht huurders Gezinssamenstelling Alleenstaande Alleenstaande + 1 kind Alleenstaande + 2 kinderen Alleenstaande + 3 kinderen Alleenstaande + 4 of meer kinderen Koppel zonder kind Koppel + 1 kind Koppel + 2 kinderen Koppel + 3 kinderen Koppel + 4 of meer kinderen
18-29 jaar 1
Leeftijdscategorie 30-54 jaar 55-64 jaar 7 8 7 2 4 1 2 1 7 2 1 3 1 1 1
65+ jaar 15
11 3
Burst Overzicht huurders Gezinssamenstelling Alleenstaande Alleenstaande + 1 kind Alleenstaande + 2 kinderen Alleenstaande + 3 kinderen Alleenstaande + 4 of meer kinderen Koppel zonder kind Koppel + 1 kind Koppel + 2 kinderen Koppel + 3 kinderen Koppel + 4 of meer kinderen
18-29 jaar 1
Leeftijdscategorie 30-54 jaar 55-64 jaar 5 10 7 2 6 2 1 7
65+ jaar 12 2
3
1 Erondegem
Overzicht huurders Gezinssamenstelling Alleenstaande Alleenstaande + 1 kind Alleenstaande + 2 kinderen Alleenstaande + 3 kinderen Alleenstaande + 4 of meer kinderen Koppel zonder kind Koppel + 1 kind
18-29 jaar
Leeftijdscategorie 30-54 jaar 55-64 jaar 1
65+ jaar 5
1
1
1
3 1
99
Koppel + 2 kinderen Koppel + 3 kinderen Koppel + 4 of meer kinderen
1
Bambrugge Gezinssamenstelling Alleenstaande Alleenstaande + 1 kind Alleenstaande + 2 kinderen Alleenstaande + 3 kinderen Alleenstaande + 4 of meer kinderen Koppel zonder kind Koppel + 1 kind Koppel + 2 kinderen Koppel + 3 kinderen Koppel + 4 of meer kinderen
18-29 jaar 3 1
Leeftijdscategorie 30-54 jaar 55-64 jaar 11 7 10
65+ jaar 10
1 1 1
Bron: Sociale Huisvestingsmaatschappij Denderstreek
De zittende sociale huurders zijn verspreid over de gehele gemeente. Opvallend is dat de grootste groep zittende huurders bestaat uit alleenstaanden ouder dan 65 jaar.
100
Hoofdstuk 2. Bindend sociaal objectief Het Decreet Grond- en Pandenbeleid legt gemeenten een doelstelling op inzake sociale woningbouw. Het bindend sociaal objectief is een gemeentelijke omschrijving van het sociaal woonaanbod dat binnen de tijdshorizon van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ten minste moet worden verwezenlijkt. Het bindend sociaal objectief van een gemeente is samengesteld uit: - het gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen; - een objectief voor sociale koopwoningen; - een objectief voor sociale kavels. Sociale huurwoningen42 zijn: - gerealiseerde sociale huurwoningen; - huurwoningen verhuurd door het Sociaal Verhuurkantoor; - woningen verhuurd onder het sociaal huurstelsel door de gemeente, het OCMW en het Vlaamse Woningfonds. Het sociaal woonaanbod bestaat uit het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat volledig onderhevig is aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode.
1. Gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen A. Algemeen -
Gemeentelijk objectief na verdeling op provinciaal niveau tegen 2023 Het Decreet voorziet in de realisatie van 43.000 bijkomende sociale huurwoningen. Deze zijn verdeeld per provincie volgens het aantal huishoudens in die provincie. Bij de verdeling wordt rekening gehouden met afrondingsverschillen zodat de 43.000 sociale huurwoningen verdeeld kunnen worden over de verschillende provincies. Om het gemeentelijk sociaal huurobjectief te berekenen moet de volgende berekening worden toegepast: gemeentelijk aantal huishoudens (op 1 januari 2008) provinciaal aantal huishoudens (op 1 januari 2008)
x
provinciaal objectief
Het provinciaal objectief Oost-Vlaanderen bedraagt 9.918 sociale huurwoningen. Het provinciaal aantal huishoudens Oost-Vlaanderen is vastgesteld op 596.502 huishoudens.
Artikel 1.2, 16° Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid: het sociaal woonaanbod bestaat uit het aanbod aan sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels dat volledig onderhevig is aan de reglementering aangaande het sociale huurstelsel of de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode. 42
101
*
De beperking van het sociaal huurobjectief tot een aanbod sociale woningen van 9%: In de spreiding van het aantal sociale huurwoningen per gemeente wordt rekening gehouden met het bestaande sociale huurpatrimonium. De gemeenten die reeds beschikken over 9% sociaal huurpatrimonium, worden vrijgesteld van het verplicht realiseren van een bijkomend sociaal huuraanbod. Dit geldt ook voor die gemeenten die na de toebedeling van het gemeentelijk huurobjectief over meer dan 9% sociaal huuraanbod zouden beschikken. Na het toepassen van deze provinciale verdeling kunnen ongeveer 31.000 sociale huurwoningen toebedeeld worden.
*
-
Het gedeelte van het provinciaal objectief dat niet kan verwezenlijkt worden ingevolge de toepassing van de 9%-regel (12.000), wordt gerealiseerd door Woonbeleidsconvenanten en de specifieke inhaalbeweging door de gemeenten. In een sociaal woonbeleidsconvenant verbindt een gemeente zich tot de verwezenlijking van een bepaald aantal sociale huurwoningen en doet de Vlaamse Regering toezeggingen over de bekostiging van dat sociaal woonaanbod.
Specifieke inhaalbeweging voor gemeenten tegen 2025: Die gemeenten die op 1 januari 2008 over minder dan 3% sociale huurwoningen beschikken, dienen een specifieke inhaalbeweging te realiseren tussen 2013 en 2025. Deze extra inspanning bedraagt tussen de 0,03% en 0,83% van het totaal aantal huishoudens op 1 januari 2008 overeenkomstig een berekeningstabel. De inhaalbeweging is gericht op die gemeenten die in het verleden weinig inspanningen voor een sociaal huuraanbod gerealiseerd hebben. Dit vormt een bijkomend aanbod bovenop het gemeentelijk huurobjectief na verdeling op provinciaal niveau.
Procentuele verhouding tussen het aantal sociale huurwoningen en het aantal huishoudens binnen de gemeente, zoals vermeld in de nulmeting
Procentuele omvang van het bijkomend sociaal huuraanbod in het kader van de specifieke inhaalbeweging ten opzichte van het aantal huishoudens, zoals vermeld in de nulmeting
0,00 - 0,09 % 0,10 - 0,19 % 0,20 - 0,29 % 0,30 - 0,39 % 0,40 - 0,49 % 0,50 - 0,59 % 0,60 - 0,69 % 0,70 - 0,79 % 0,80 - 0,89 % 0,89 - 0,99 % 1,00 - 1,09 %
0,83 % 0,80 % 0,77 % 0,75 % 0,72 % 0,69 % 0,66 % 0,64 % 0,61 % 0,58 % 0,55 %
102
1,10 - 1,19 % 1,20 - 1,29 % 1,30 - 1,39 % 1,40 - 1,49 % 1,50 - 1,59 % 1,60 - 1,69 % 1,70 - 1,79 % 1,80 - 1,89 % 1,90 - 1,99 % 2,00 - 2,09 % 2,10 - 2,19 % 2,20 - 2,29 % 2,30 - 2,39 % 2,40 - 2,49 % 2,50 - 2,59 % 2,60 - 2,69 % 2,70 - 2,79 % 2,80 - 2,89 % 2,90 - 2,99 %
0,53 % 0,50 % 0,47 % 0,44 % 0,42 % 0,39 % 0,36 % 0,33 % 0,30 % 0,28 % 0,25 % 0,22 % 0,19 % 0,17 % 0,14 % 0,11 % 0,08 % 0,06 % 0,03 %
B. Samengevat Het gemeentelijk objectief voor sociale huurwoningen bestaat uit: 1. gemeentelijk objectief na verdeling op provinciaal niveau tegen 2023: = bijdrage per gemeente in het behalen van het provinciaal objectief (in Vlaanderen dienen in totaal 43.000 sociale huurwoningen te worden gerealiseerd) ›
de bijdrage gebeurt volgens de verhouding van het gemeentelijk aantal huishoudens t.o.v. het provinciaal aantal huishoudens gemeentelijk aantal huishoudens (op 1 januari 2008) provinciaal aantal huishoudens (op 1 januari 2008)
›
x
provinciaal objectief
dit gemeentelijk objectief wordt beperkt tot 9% van het aanbod sociale huurwoningen (hierdoor zullen in Vlaanderen slechts 31.000 sociale huurwoningen gerealiseerd kunnen worden; de overige 12.000 sociale huurwoningen worden dan gerealiseerd via woonbeleidsconvenanten en de toepassing van de specifieke en de specifieke inhaalbeweging door de gemeenten).
2. specifieke inhaalbeweging voor gemeenten tegen 2025: = het Decreet legt aan gemeenten die in het verleden weinig inspanningen hebben geleverd met het oog op de realisatie van het sociaal huuraanbod (sociaal huuraanbod lager dan 3 procent) een extra last op ›
de berekening gebeurt aan de hand van een berekeningstabel.
103
C. Specifiek voor Erpe-Mere Aantal huishoudens: 7.900 Sociaal huuraanbod: 210 Aandeel sociaal huuraanbod volgens nulmeting: 2,66% 1. gemeentelijk objectief na verdeling op provinciaal niveau tegen 2023: 7.900 (gemeentelijk aantal huishoudens) 596.502 (provinciaal aantal huishoudens)
x
9.918 (provinciaal objectief)
= 131,35 = 131 De bepeking van het sociaal huuraanbod tot een aanbod sociale woningen van 9% speelt hier niet ((210 + 131 =) 341 / 7900 = 4,32 %) . 4,32% is uiteraard lager dan 9%.
2. specifieke inhaalbeweging voor gemeenten tegen 2025: percentage sociaal huuraanbod op ogenblik nulmeting = 210/7900= 2,65822% = 2,66% volgens de berekeningstabel moet Erpe-Mere een specifieke inhaalbeweging realiseren t.b.v. 0,11% = 0,11% van 7.900 huishoudens = 8,69 = 9
104
2. Objectief voor sociale koopwoningen en kavels: A. Algemeen Het aantal sociale koopwoningen en kavels kent in tegenstelling tot het aantal sociale huurwoningen geen eenduidige berekening per gemeente. Het Decreet voorziet enkel in een provinciale doelstelling. Dit provinciale cijfer zal door de deputatie verder verdeeld worden onder de verschillende gemeenten.
De gemeente voorziet in een gemeentelijk advies aan de deputatie omtrent het aantal sociale koopwoningen en kavels dat ze als doelstelling wil realiseren. Dit gemeentelijk doel wordt geformuleerd na een lokaal woonoverleg en houdt rekening met de sociale woonbehoefte, de ruimtelijke structuur en de lokale contextfactoren. De provincie stelt een verdelingschema van zijn provinciale doelstelling op. Hierbij wordt rekening gehouden met enerzijds het gemeentelijk advies en anderzijds de provinciale doelstellingen inzake bijkomende woningen in stedelijk gebied versus het buitengebied. De provinciale doelstellingen volgens het decreet zijn als volgt verdeeld:
Provincie Antwerpen Provincie Limburg Provincie OostVlaanderen Provincie VlaamsBrabant Provincie WestVlaanderen
Sociale koopwoningen 5.782
Sociale kavels 275
3.150 4.727
150 225
3.495
167
3.846
183
B. Specifiek voor Erpe-Mere Het Besluit van de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen van 2 december 2010 legt definitief het bindend sociaal objectief van de gemeente voor sociale koopwoningen en woonkavels vast, zijnde: 63 koopwoningen en 2 woonkavels, te realiseren tegen 2020.
105
Hoofdstuk 3. Gerealiseerde sociale projecten sinds de nulmeting 1. Sociale huurwoningen Erpe-Mere
Gerealiseerde sociale huurwoningen voor bindend sociaal objectief Gerealiseerde sociale huurwoningen
Huurwoningen SVK Bestaande
woningen verhuurd onder sociaal huurstelstel Gemeente OCMW Vlaams Woningfonds
Bijkomend
2008 0 0 0 0 0 0 2009 0 0 0 0 0 0 2010 13 0 0 0 0 0 2011 0 0 0 0 0 0 2012 0 0 0 0 0 0 Totaal 13 0 0 0 0 0 Totaal gerealiseerde sociale huurwoningen: 13 Percentage gerealiseerde sociale huurwoningen t.o.v. bindend sociaal objectief: 13 sociale woongelegenheden t.o.v. bindend sociaal objectief t.b.v. 140 woongelegenheden: 9,29% Bron: Jaarverslag Wonen-Vlaanderen
Het percentage gerealiseerde sociale huurwoningen (sinds de nulmeting van 2007) is 9,29%. Dit is lager dan het gemiddelde van de provincie (26,78%). Het percentage totaal aantal bestaande huurwoningen in de gemeente bedraagt 2,81%.
43
44
43
Erpe-Mere Bestaande sociale huurwoningen Bestaande sociale huurwoningen
Huurwoningen SVK
woningen verhuurd onder sociaal huurstelstel
OCMW
Gemeente 2007 0 210 2012 0 222 Totaal bestaande huurwoningen 2012: 222 Percentage sociale huurwoningen 2012: 222 woongelegenheden t.o.v. 7889 huishoudens (jaar 2009): 2,81 % Bron: Jaarverslag Wonen-Vlaanderen 44
Vlaams Woningfonds 0 0
0 0
0 0
Het aandeel bestaande sociale huurwoningen in de gemeenten van het arrondissement Aalst in 2012:
Aalst
Denderleeuw
Erpe-Mere
Geraardsbergen
Haaltert
Herzele
Lede
Ninove
Sint-Lievens-Houtem
Zottegem
3,86%
4,82%
2,81%
2,32%
1,45%
1,34%
2,68%
5,08%
0,49%
2,76%
Bron: Jaarverslag Wonen-Vlaanderen
106
2. Sociale koopwoningen Erpe-Mere
Gerealiseerde sociale koopwoningen voor bindend sociaal objectief 2008 2009 2010 2011 2012 Totaal Percentage gerealiseerde sociale koopwoningen t.o.v. bindend sociaal objectief: 6 sociale woongelegenheden t.o.v. bindend sociaal objectief t.b.v. 63 woongelegenheden: 9,52%
0 0 6 0 0 6
Bron: Jaarverslag Wonen-Vlaanderen
Het percentage gerealiseerde sociale koopwoningen in de gemeente is lager dan het gemiddelde van de provincie (13,20%).
3. Sociale kavels Erpe-Mere
Gerealiseerde sociale kavels voor bindend sociaal objectief 2008 2009 2010 2011 2012 Totaal Percentage gerealiseerde sociale kavels t.o.v. bindend sociaal objectief: 0 sociale woongelegenheden t.o.v. bindend sociaal objectief t.b.v. 2 woongelegenheden: 0 %
0 0 0 0 0 0
Bron: Jaarverslag Wonen-Vlaanderen
Sinds de nulmeting van 2007 zijn er geen sociale kavels gerealiseerd.
4. Totaal Sinds de nulmeting van 31 december 2007 zijn er in totaal 19 woongelegenheden gerealiseerd. Rekening houdend met het bindend sociaal objectief betekent dit dat nog 186 sociale woongelegenheden gerealiseerd moeten worden.
107
Hoofdstuk 4. Geplande projecten Burst Klooster
14 sociale huurwoningen Ninovestraat
30 sociale huurwoningen - 29 sociale koopwoningen - 23 sociale kavels WUG Magerstraat-Bosstraat
de provincie heeft het principieel akkoord goedgekeurd op 26 april 2012 sociale last nog niet definitief vastgelegd er is ruimte voor een 60-tal woongelegenheden waarvan een deel sociaal zal moeten zijn
108
Hoofdstuk 5. Invulling nog te realiseren projecten Overzicht sociale huurwoningen bindend sociaal objectief Inhaalbeweging te realiseren Gerealiseerd te verwachten
tegen 2023:
131
tegen 2025:
9
sociale koopwoningen tegen 2020:
140
63
sociale kavels 2
tegen 2020:
63
2
12
6
0
44
29
23
Indien geen rekening wordt gehouden met het woonuitbreidingsgebied MagerstraatBosstraat, bedraagt het totaal van: de te verwachten en gerealiseerde sociale huurwoningen: 66; de te verwachten en gerealiseerde sociale koopwoningen: 35; de te verwachten en gerealiseerde sociale kavels: 23. De gemeente Erpe-Mere zal om het sociaal objectief te behalen nog een invulling moeten vinden voor45: 74 sociale huurwoningen; 28 sociale koopwoningen; De invulling voor deze 102 sociale woongelegenheden kan gebeuren aan de hand van: - de aansnijding van woonuitbreidingsgebieden, al dan niet volledig ontwikkeld door de sociale huisvestingsmaatschappij en de realisatie in woongebied (de Ministeriële Omzendbrief van 4 april 2014 verduidelijkt de voorwaarden voor het opleggen van een sociaal woonaanbod in ruimtelijke uitvoeringsplannen naar aanleiding van de vernietiging van de sociale lastenregeling door het Grondwettelijk Hof 46); - het opleggen van een sociaal woonaanbod in ruimtelijke uitvoeringsplannen; - het actieprogramma gronden Vlaamse besturen; - de verhuur door het Sociaal Verhuurkantoor van huurwoningen voor een duur van meer dan 9 jaar; - het voorkooprecht voorzien in de Vlaamse Wooncode. Omzendbrief betreffende de mogelijkheden uitvoeringsplannen te verankeren
om
sociaal
wonen
in
ruimtelijke
Omwille van de vernietiging van de socialelastenregeling bestond de noodzaak om de voorwaarden voor het opleggen van een sociaal woonaanbod in ruimtelijke uitvoeringsplannen te verduidelijken. De gemeenten moeten immers nog steeds het bindend sociaal objectief behalen. De Omzendbrief van 4 april 2014 maakt melding van volgende voorwaarden: 1) De verankering van het sociaal woonaanbod moet gebiedsspecifiek zijn. Zonder rekening te houden met het woonuitbreidingsgebied Magerstraat-Bosstraat. Het Grondwettelijk Hof heeft bij arrest van 7 november 2013 de bepalingen van het Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid over de normen sociaal woonaanbod en de sociale lasten vernietigd. 45 46
109
De gemeenten moeten de gronden waar het sociaal woonaanbod gerealiseerd zal worden, ondubbelzinnig aanduiden in het ruimtelijk uitvoeringsplan. De plannende overheid moet de keuze voor deze gronden motiveren (op basis van ruimtelijke overwegingen, eigendomsstructuur, relatie met andere bouwprojecten,…). De omzendbrief stelt dat een generieke bepaling voor de volledige gemeente niet meer tot de mogelijkheden behoort. Gemeenten zouden, volgens de omzendbrief, onder meer geen stedenbouwkundige verordening of RUP voor het volledige grondgebied kunnen invoeren. 2) Het opleggen van het verplicht sociaal woonaanbod moet evenredig zijn met het realiseren van de sociale doelstelling. De overheid zal moeten aantonen dat de verplichting noodzakelijk is. Ze kan daarbij onder meer verwijzen naar het bindend sociaal objectief of de wachtlijsten van de kandidaathuurders. Om evenredig te zijn, zal de gemeente moeten aantonen dat: - er onvoldoende realiseerbare gronden in eigendom van (semi)publieke rechtspersonen zijn; - de resultaten van het overleg met de private actoren ontoereikend zijn. Verder bepaalt de omzendbrief dat het opleggen van sociale lasten enkel evenredig kan zijn mits compensatie of wanneer een win-win situatie ontstaat voor de overheid en de eigenaar of ontwikkelaar. 3) De belanghebbenden moeten rechtszekerheid hebben over de stedenbouwkundige voorschriften. Alle belanghebbenden moeten kunnen voorzien welke handelingen (of vergunningsaanvragen) toegelaten zijn volgens de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP. In het kader van de voorzienbaarheid is het voor grondeigenaars en ontwikkelaars van belang te weten op welke percelen het sociaal woonaanbod zal worden gerealiseerd. Indien er verscheidene grondeigenaars zijn, kan het louter opleggen van een percentage binnen de totale zone leiden tot onzekerheid. Zo zouden bijvoorbeeld de eigenaars of ontwikkelaars die als eerste een vergunningsaanvraag indienen voor een ontwikkeling binnen de zone kunnen ontsnappen aan de verplichting tot realisatie van een sociaal woonaanbod, terwijl de laatste aanvragers dan het volledige percentage sociaal woonaanbod zouden moeten realiseren. De omzendbrief stelt dat het aangewezen is om voorafgaand aan het RUP met de grondeigenaars of ontwikkelaars na te gaan hoe het sociaal woonaanbod gerealiseerd kan worden. Actieprogramma gronden Vlaamse besturen Het actieprogramma voorziet dat de gemeente er over waakt dat de diverse Vlaamse besturen en Vlaamse semipublieke rechtspersonen geconcerteerde acties ondernemen zodat ten minste een kwart van de gezamenlijke oppervlakte van de onbebouwde bouwgronden en kavels in eigendom van Vlaamse besturen en Vlaamse semipublieke rechtspersonen aangewend wordt voor de realisatie van een sociaal woonaanbod.
110
Het artikel 1.2 van het Decreet Grond- en Pandenbeleid verstaat onder:
bouwgronden: gronden, met uitsluiting van kavels, die palen aan een voldoende uitgeruste weg en gelegen zijn in een woongebied of in een woonuitbreidingsgebied dat reeds voor bebouwing in aanmerking komt. In woonuitbreidingsgebieden komt de vergunningsaanvraag van een sociale woonorganisatie en die voldoet aan de in artikel 145/7 van het Decreet Ruimtelijk Ordening bepaalde voorwaarden, voor bebouwing in aanmerking. De voorwaarden houden in dat: - de gronden niet gelegen zijn in een overstromingsgebied; - de gronden palen aan woongebied, al dan niet met landelijk karakter; - de gronden niet worden belast door een bouwverbod ingevolge het decreet tot bescherming van de kustduinen; - het aangevraagde geen betekenisvolle aantasting vormt van de natuurlijke kenmerken van een speciale habitat- of vogelbeschermingszone, of komt ondanks het sociaal karakter van de geplande activiteit niet in aanmerking voor een afwijking vermeld in artikel 36ter, §5 van het Decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; - de inrichtingsaspecten van het bouw- of verkavelingsproject in overeenstemming zijn met de stedenbouwkundige voorschriften en de goede ruimtelijke ordening.
kavels: de in een verkavelingsvergunning van een niet vervallen verkaveling afgebakende percelen.
Artikel 3.2.1 van het Decreet Grond- en Pandenbeleid bepaalt dat de onbebouwde bouwgronden of kavels niet worden opgenomen in het actieprogramma indien:
zij zijn kennelijk rechtstreeks dienstig voor de uitoefening van de taak van de betrokken rechtspersoon;
zij zijn ingericht als collectieve voorzieningen, met inbegrip van hun aanhorigheden;
zij het voorwerp zijn van een recht van erfpacht, opstal, vruchtgebruik of gebruik;
zij worden verpacht ingevolge de Pachtwet van 4 november 1969, waarbij het bewijs van de pacht door alle middelen rechtens mag worden geleverd;
zij in het kalenderjaar voorafgaand aan het heffingsjaar geregistreerd zijn in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem;
zij onderworpen zijn aan een bouwverbod of aan enige andere erfdienstbaarheid tot openbaar nut die woningbouw onmogelijk maakt;
de onmogelijkheid om woningen op te richten voortvloeit uit een vreemde oorzaak die het Vlaamse bestuur niet kan worden toegerekend, zoals de beperkte omvang van de bouwgronden of kavels, of hun ligging, vorm of fysieke toestand;
111
zij blijkens een ten minste reeds voorlopig vastgesteld of voorlopig aangenomen ruimtelijk uitvoeringsplan of plan van aanleg een met wonen onverenigbare bestemming krijgen.
De gemeente Erpe-Mere heeft nog geen berekening gemaakt van de bouwgronden en kavels in handen van Vlaamse publieke en semipublieke rechtspersonen. Verhuur door Sociaal Verhuurkantoor van huurwoningen voor een duur van meer dan 9 jaar Woongelegenheden die het Sociaal Verhuurkantoor verhuurt voor een duur van meer dan 9 jaar, komen in aanmerking voor het sociaal objectief. De gemeente is vooralsnog niet aangesloten bij het Sociaal Verhuurkantoor. Voorkooprecht voorzien in de Vlaamse Wooncode De gemeenten, sociale huisvestingsmaatschappijen en de VMSW beschikken in welomschreven situaties over een voorkooprecht om sociale huurwoningen, koopwoningen en kavels te realiseren. Algemeen gesteld, geldt het voorkooprecht voor: - woningen die opgenomen zijn op één van de lijsten van de inventaris van leegstaande, ongeschikte en/of onbewoonbare en verwaarloosde gebouwen en/of woningen; - woningen waaraan de VMSW, de SHM´s, de gemeenten en de OCMW´s renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerken hebben uitgevoerd in toepassing van artikel 18, §2 en 90 Vlaamse Wooncode; - woningen die niet werden gesloopt binnen de opgelegde termijn. Het recht van voorkoop geldt niet in het geval van verkoop aan bevoorrechte kopers 47. De aanwending van dit voorkooprecht levert meestal een eerder klein aantal sociale woongelegenheden op. Besluit De aansnijding van woonuitbreidingsgebied, al dien niet volledig ontwikkeld door de sociale huisvestingsmaatschappij, lijkt noodzakelijk om het sociaal objectief te behalen. 1. In geval van verkoop aan: de echtgenoot, de afstammelingen of geadopteerde kinderen van de eigenaar; de afstammelingen of geadopteerde kinderen van de echtgenoot van de eigenaar; de mede-eigenaar, ongeacht of de onverdeeldheid ophoudt of niet; de echtgenoot, de afstammelingen of geadopteerde kinderen van de mede-eigenaar; de afstammelingen of geadopteerde kinderen van de echtgenoot van de mede-eigenaar; de echtgenoten van voormelde afstammelingen of geadopteerde kinderen. Onder echtgenoot van de eigenaar, mede-eigenaar, afstammeling of geadopteerd kind, worden eveneens begrepen, de persoon die met de eigenaar, mede-eigenaar, afstammeling of geadopteerd kind wettelijk samenwoont of er ten minste één jaar ononderbroken mee samenwoont en er een gemeenschappelijke huishouding mee voert; 2. Wanneer de pachter zijn recht van voorkoop overeenkomstig de pachtwet uitoefent; 3. In geval van verkoop aan de huidige pachter op voorwaarde dat deze kan bewijzen dat hij reeds minstens één kalenderjaar pachter is, te rekenen tot de datum waarop de definitieve verkoopovereenkomst vaste datum heeft verkregen. 47
112