Aan: FR Van: FB Betreft: Wijzigingen GMW OER-en 2015-2016 Algemeen: Sinds een aantal jaren wordt een onderscheid gemaakt tussen de algemene GMW-OER-en en opleidingsspecifieke OER-en. De opleidingsspecifieke OER wordt namens het FB door de directeur onderwijs van de betreffende opleiding opgesteld, en bevat de beschrijving van de inhoud van het onderwijsprogramma. De opleidings-OER wordt met de Opleidingscommissie besproken, die hier ook over adviseert. De opleidingsspecifieke OER wordt na instemming van de FR (op de relevante onderdelen) door het FB vastgesteld. De algemene GMW-OER wordt door het faculteitsbestuur opgesteld op basis van de richtlijnen van het College van Bestuur en op basis van veranderend beleid. Voor dit laatste wint het FB informatie in bij de FR en Directeuren Onderwijs over mogelijke gezichtspunten die relevant kunnen zijn voor een nieuwe algemene GMW-OER. Voor 2015-2016 heeft dit tot twee veranderingen geleid voorgesteld door het FB, namelijk een artikel over het maken van een studieplanning in het tweede bachelorjaar en de regels over de vak- en tentamenintekening. Vanuit de juridische afdeling is namens het CvB een nieuwe model-OER gemaakt. Een model-OER dient als basis voor alle OERen binnen de RUG en wijzigingen daarin dienen dus in alle OERen te worden nagevolgd. Deze model-OER heeft voornamelijk betrekking op de artikelen die vermeld staan in de GMW-OER en minder op de opleidingsspecifieke OER-en. De model-OER is besproken in de Universiteitsraad die uiteindelijk heeft ingestemd met de wijzigingen in de model-OER. Voornaamste discussiepunt in de U-raad was het terugdraaien van de BSA-regeling waarin studenten die zich voor 1 februari uitschrijven voor een opleiding in het daarop volgende jaar hun propedeuse in 1 jaar moesten halen. Studenten kunnen in 2015-2016 net als in de jaren daarvoor met een scone lei (45 ECTS jaar 1, P in 2 jaar) beginnen.
FR Behandeling Algemene GMW-OERen De GMW-OER van 2014-2015 waarmee de FR heeft ingestemd dient als basis voor de OER 20152016. Vervolgens zijn alle wijzigingen zoals in de RuG model-OER overgenomen in de GMW-OER. In de toelichting bachelor en master (150203 Toelichting wijzigingen Ba OER.docx en 150219 toelichting Ma OER def.docx) wordt uitgelegd om welke wijzigingen het gaat. De feitelijke modelOER tekst staat vermeld in de documenten (150326 ModelOER bachelor (incl. oude BSA).docx en150219 Ma OER def.docx). De wijzigingen zijn integraal overgenomen in de GMW-OER (zie ook track changes in de beide GMW-OER-en). Als laatste stap zijn de specifieke GMW-wijzigingen toegevoegd of gewijzigd (GMW Bachelor-OER Artikel 6.3 Studieplanning en Artikel 9.18 Intekening voor Vakken en Tentamens; GMW Master-OER Artikel 5.10 Intekening voor Vakken en Tentamens). De reacties van de FR zullen indien relevant verwerkt worden in de definitieve Nederlandse GMW OER. De wijzigingen in Nederlandse OER-en zullen integraal overgenomen worden in de Engelstalige OER-en.
Documenten: Ter behandeling sturen we u op papier en digitaal (als Word document) zodat u naar believen track changes uit kunt zetten) de documenten Algemeen OER GMW Bachelor Algemeen OER GMW Master Als achtergrond informatie sturen we u de RUG model OERen en de toelichting daarop (alleen digitaal) 150326 RUG Model OER bachelor (incl. oude BSA).docx 150219 RUG Model OER master.docx 150203 Toelichting wijzigingen model OER Ba.docx 150219 Toelichting wijzigingen model OER Ma.docx
GMW Onderwijs- en ExamenRegeling Bacheloropleiding voor het studiejaar 20145-20156
FGMW-14-F198
Inhoud:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Algemene bepalingen Vooropleiding Inhoud en inrichting van de opleiding De propedeutische fase van de opleiding Studievoortgang, inclusief studieadvies Toelating tot het tweede studiejaar van de opleiding, de postpropedeutische fase De postpropedeutische fase van de opleiding Overige programma’s Tentamens van de opleiding Examen van de opleiding Studiebegeleiding Overgangs- en slotbepalingen
In de Onderwijs- en Examenregeling zijn de specifieke rechten en plichten opgenomen die per opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen gelden voor zowel student als opleiding. In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden. Deze regeling is vastgesteld door het bestuur van de Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen op 15 mei 2014 met instemming van de faculteitsraad op de daartoe wettelijk bepaalde onderdelen d.d. 20 mei 2014.
Paragraaf 1
Algemene Bepalingen.
Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de OER 1.
Deze regeling geldt voor het studiejaar 2014-2015 en is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en de examens van de bacheloropleidingen Pedagogische Wetenschappen (CROHO 56607), Nederlandstalige variant Psychologie (CROHO 56604) en Sociologie (CROHO 56601) hierna te noemen: de opleiding, en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven.
2.
De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit.
3.
Deze OER is ook van toepassing op studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, voor zover ze onderdelen van de opleiding volgen, al dan niet in de vorm van een door de faculteit aangeboden minor.
4.
Voor de onderdelen of de minor die studenten van de opleiding, als bedoeld in lid 1, volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, geldt de OER van die andere opleiding, faculteit of instelling.
5.
Deze OER is tevens van toepassing op studenten die staan ingeschreven voor de opleiding teneinde een pre-master als bedoeld in artikel 8.5, lid 1, te volgen.
Artikel 1.2 Begripsbepalingen. In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding. Waar in de OER de student als ‘hij’ wordt aangeduid, wordt tevens ‘zij’ bedoeld; c. opleiding: de bacheloropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; d. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van artikel 7.3 van de wet, opgenomen in OCASYS; e. OCASYS: het onderwijscatalogussysteem van de Rijksuniversiteit Groningen; f. ECTS: studiepunt als bedoeld in artikel 7.4 van de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 ECTS staat gelijk aan 28 uur studeren; g. propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.8 van de wet;
Formatted: Font: 12 pt
h. postpropedeuse: het gedeelte van de bacheloropleiding dat volgt op de propedeutische fase; i. studievoortgangsoverzicht: een schriftelijk resultatenoverzicht met de daarbij behorende ECTS, dat per e-mail aan de student wordt verstuurd; j. voorlopig studieadvies: een voorlopig studieadvies verbonden aan een studievoortgangsoverzicht, dat gegeven wordt halverwege het studiejaar; k. definitief studieadvies: een studieadvies, dat gegeven wordt aan het einde van het eerste studiejaar, dat kan luiden: negatief, voorwaardelijk positief en positief. Zulks conform artikel 7.8b lid 1 van de wet; l. bindend studieadvies: een negatief studieadvies dat bindend is voor de student, inhoudende een afwijzing voor de opleiding. Zulks conform artikel 7.8b, lid 3 van de wet; m. major: het geheel van verplichte onderwijseenheden in de propedeutische- en post- propedeutische fase; n. minorruimte: de geprogrammeerde ruimte voor differentiatie binnen de opleiding; o. minorpakket: samenhangend pakket van onderwijseenheden die in de minorruimte gevolgd kunnen worden; p. universitair minorpakket: het minorpakket ter verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit; q. persoonlijk minorpakket: het minorpakket door de student zelf samen te stellen, ter verdieping of verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit; r. toets of tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten daarvan; s. examen: het propedeuse- of afsluitend bachelorexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd, als aan alle verplichtingen van respectievelijk de gehele propedeuse- of bacheloropleiding is voldaan; t. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; u. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum, dan wel beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus; v. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een bachelorthese; - het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden.
Formatted: Font: 12 pt
w. Examencommissie: het onafhankelijk orgaan belast met de taken en bevoegdheden als vermeld in de artikelen 7.11, 7.12, 7.12b en 7.12 c van de wet, waaronder de beoordeling of aan de eisen van het afsluitend examen is voldaan; x. Toelatingscommissie: de commissie die namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding beslist; y. Examinator: degene die door de Examencommissie is aangewezen voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan; z. vwo-diploma: het diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, conform art. 13, lid 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel art. 7 van de Wet voortgezet onderwijs BES. aa. Opleidingscommissie: het adviesorgaan dat de taken uitoefent als omschreven in artikel 9.18 van de wet. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Formatted: Font: 12 pt
In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. opleiding: de bacheloropleidingen genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; d. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van artikel 7.3 van de wet, opgenomen in OCASYS; e. OCASYS: het onderwijscatalogussysteem van de Rijksuniversiteit Groningen; f. EC(TS): studiepunt als bedoeld in de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 EC(TS) staat gelijk aan 28 uur studeren; g. propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.8 van de wet; h. postpropedeuse: het gedeelte van de bacheloropleiding dat volgt op de propedeutische fase; i. studievoortgangsoverzicht: een schriftelijk resultatenoverzicht met de daarbij behorende EC(TS), dat per e-mail aan de student wordt verstuurd; j. voorlopig studieadvies: een voorlopig studieadvies verbonden aan een studievoortgangsoverzicht, dat gegeven wordt halverwege het eerste studiejaar; k. definitief studieadvies: een studieadvies, dat gegeven wordt aan het einde van het eerste studiejaar, dat kan luiden: negatief, voorlopig positief en positief. Zulks conform artikel 7.8b lid 1 van de wet; l. bindend studieadvies: een negatief studieadvies dat bindend is voor de student, inhoudende een afwijzing voor de opleiding. Zulks conform artikel 7.8b, lid 3 van de wet; m. major: het geheel van verplichte onderwijseenheden in de propedeutische- en post- propedeutische fase; n. minorruimte: de geprogrammeerde ruimte voor differentiatie binnen de opleiding; o. minorpakket: samenhangend pakket aan onderwijseenheden die in de minorruimte gevolgd kunnen worden; p. universitair minorpakket: het samenhangend pakket van onderwijseenheden ter verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit;
q. persoonlijk minorpakket: het samenhangend pakket van door de student zelf samen te stellen onderwijseenheden ter verdieping of verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit; r. toets of tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten daarvan; s. examen: het propedeuse- of afsluitend bachelorexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd, als aan alle verplichtingen van respectievelijk de gehele propedeuse- of bacheloropleiding is voldaan; t. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; u. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum, dan wel beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus; v. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. w. examencommissie: het onafhankelijk orgaan belast met de taken en bevoegdheden als vermeld in de artikelen 7.11, 7.12 en 7.12b en 7.12 c van de wet, waaronder de beoordeling of aan de eisen van het afsluitend examen is voldaan; x. toelatingscommissie: de commissie die namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding beslist; y. vwo-diploma: het diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, conform art. 13, lid 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel art. 7 van de Wet voortgezet onderwijs BES. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Formatted: Font: 12 pt
PARAGRAAF 2
VOOROPLEIDING
Artikel 2.1 - Toelating tot de opleiding Toelating tot de opleiding geeft een VWO-diploma, of een daaraan gelijkwaardige vooropleiding. Artikel 2.2 Numerieke beperking Voor de opleiding Psychologie geldt een numerieke beperking van 750 opleidingsplaatsen. De beschikbare plaatsen worden toegewezen volgens de selectiecriteria zoals vastgesteld door het College van Bestuur oktober 2012. De werkwijze en toewijzing van plaatsen is vastgelegd in het decentraal selectieprotocol van de opleiding Psychologie.
Artikel 2.3 Taaleis bij buitenlandse diploma’s 1.
Indien de student wordt toegelaten tot de opleiding krachtens een diploma dat buiten Nederland is behaald, dan kan de Examencommissie hem – voorafgaand aan de inschrijving - verplichten tot het met goed gevolg afleggen van een toets Nederlands, af te nemen door een door de Examencommissie aan te wijzen instantie.
2. Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2). Artikel 2.4 Toelating tot de opleiding met een hbo-propedeuse zonder vwo-diploma 1.
1.
Een met goed gevolg afgeronde propedeuse van een hbo-bachelor geeft toegang tot de opleiding, nadat is aangetoond dat de student inhoudelijk voldoende kennis op het niveau van het vwo-eindexamen bezit van de volgende vakken, conform de ingangseis die voor vwo-ers geldt. Het betreft de volgende vakken: Wiskunde op VWO-niveau Engels op VWO-niveau De opleiding is vanaf 1 september 2015 niet automatisch toegankelijk voor studenten zonder vwo-diploma die in het bezit zijn van een hbo-propedeuse.
2. Bezitters van een hbo-propedeuse worden vanaf 1 september 2015 toegelaten tot de opleiding, wanneer zij aantonen te voldoen aan de volgende vak-inhoudelijke eisen: kennis van Wiskunde en Engels op VWO-niveau. Artikel 2.5 Toelating tot de opleiding op basis van een Colloquium doctum 1.
De uitvoering van het toelatingsonderzoek bedoeld in artikel 7.29 WHW (colloquium doctum) is opgedragen aan de Toelatingscommissie.
2. Degene die het colloquium doctum wil afleggen, dient de leeftijd van eenentwintig jaar te hebben bereikt op de datum, waarop het onderzoek zal plaatsvinden. Van deze eis kan worden afgezien, als betrokkene een diploma bezit dat buiten Nederland is afgegeven. Van de leeftijdseis kan eveneens worden afgezien als betrokkene een vluchtelingenstatus bezit en zijn diploma om die reden niet kan tonen. 3. Het toelatingsonderzoek, heeft betrekking op de volgende vakken op VWOniveau: Voor de opleiding Pedagogische Wetenschappen: Wiskunde en Engels, Voor de opleiding Psychologie: Wiskunde, Engels en Biologie Voor de opleiding Sociologie: Wiskunde en Engels
Formatted: Font: 12 pt
Formatted: Font: 12 pt
Het bepaalde in artikel 2.4 is van toepassing. 4. Het bewijs dat het colloquium doctum met goed resultaat is afgelegd, geeft gedurende twee studiejaren na het afleggen van het colloquium doctum toelating tot de opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen waarvoor het colloquium doctum is afgelegd. Artikel 2.6 - Toelatingscommissie 1. De Toelatingscommissie beslist namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding. 2. De Toelatingscommissie wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast; - een lid / twee leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 3. Als adviserend lid, tevens secretaris, wordt aangewezen de studieadviseur voor de opleiding (of een overeenkomstige facultaire medewerker). 4. De aanwijzing geschiedt door het faculteitsbestuur, dat tevens het Toelatingsreglement vaststelt.
Artikel 2.7 - Studiekeuzeactiviteiten en -advies 1.
Voorafgaand aan de eerste inschrijving voor de opleiding, dient een aspirantstudent deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten, met daaraan verbonden een studiekeuzeadvies, zoals deze gelden voor de opleiding.
2. Het hieromtrent bepaalde in de Regeling Inschrijving en Collegegeld (RIC) van de RUG en de facultaire matchingsprocedure is van toepassing.
PARAGRAAF 3 – INHOUD EN INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1. - Doel en eindkwalificaties van de opleiding Het doel en eindkwalificaties van de opleiding is vastgelegd in de bijlagen: Bijlage 1 Pedagogische Wetenschappen; Bijlage 1 Psychologieprogramma Nederlandstalig; Bijlage 1 Sociologie, hierna te noemen “de bijlage”. Artikel 3.2 - Vorm van de opleiding
De opleidingen Pedagogische Wetenschappen en Sociologie worden voltijds verzorgd, de opleiding Psychologie wordt zowel voltijds als in deeltijd (t/m 31 augustus 2016) verzorgd. Voor de opleiding Psychologie stelt de examencommissie de voorwaarden vast waaronder de opleiding in deeltijd wordt verzorgd. Artikel 3.3 - Taal van de opleiding De voertaal van de opleiding is het Nederlands. Conform de gedragscode Voertalen Rijksuniversiteit Groningen kan het faculteitsbestuur besluiten studieonderdelen in het Engels aan te bieden. De betreffende studieonderdelen staan vermeld in de bijlage. Deze worden in het Engels en, op verzoek van de studenten, in het Nederlands getentamineerd. Artikel 3.4 - Studielast 1.
De opleiding heeft een studielast van 180 EC(TS).
2.
De propedeutische fase heeft een studielast van 60 EC(TS).
3.
De studielast wordt uitgedrukt in hele EC(TS).
Artikel 3.5 - Voorwaarden graadverlening RUG Voorwaarde voor het verlenen van de bachelorgraad van de opleiding is dat ten minste de helft van het onderwijsprogramma is behaald via onderdelen verzorgd door de RUG, tijdens de inschrijving als student aan de RUG. Artikel 3.5 - Elders behaalde onderdelen
Formatted: Font: 12 pt
1.
Voorwaarde voor het behalen van het getuigschrift van het bachelorexamen van de opleiding is dat tenminste twee derde van het onderwijsprogramma is behaald via onderdelen verzorgd door de RUG. Artikel 3.6 - Contacturen 1.
De opleiding heeft in de propedeutische fase minimaal 480 contacturen per jaar.
2. De opleiding heeft in de postpropedeutische fase minimaal 280 contacturen per jaar (voltijdse variant) en minimaal 140 contacturen per jaar (deeltijdse variant). 3. De vormgeving van de contacturen is opgenomen in OCASYS Artikel 3.7 - Indeling en examens van de opleiding 1.
In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen; b. het bachelor examen.
Formatted: Font: 12 pt
2. De opleiding is opgedeeld in een propedeutische fase en een postpropedeutische fase. Artikel 3.8 - Deelname aan onderwijseenheden 1.
De student kan deelnemen aan een onderdeel van de opleiding nadat hij zich daarvoor tijdig heeft ingeschreven door middel van ProgressWWW (ProgressWWW.nl/Rug).
2. In OCASYS wordt aangegeven hoeveel studenten maximaal aan het onderdeel kunnen deelnemen. 3. Deelname aan een onderdeel met een beperkte capaciteit vindt plaats op volgorde van inschrijving, met dien verstande dat de voor de opleiding ingeschreven studenten voorrang genieten bij de onderdelen die behoren tot het verplichte deel van hun major (c.q. minor).
PARAGRAAF 4 - DE PROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING Artikel 4.1 - Samenstelling propedeutische fase De studieonderdelen van de propedeutische fase, de daarbij horende studielast en indien van toepassing de bijbehorende practica staan vermeld in de bijlage. Artikel 4.2 - Vrijstelling 1.
De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende Examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen op grond van eerder (elders) behaalde resultaten, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding, in binnen- of buitenland, heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel.
2. Het bepaalde in artikel 3.5 is van toepassing op het verlenen van vrijstellingen. 3. Voor verleende vrijstellingen voor examenonderdelen (of gedeelten daarvan) geldt eenzelfde geldigheidsduur als voor tentamenresultaten.
PARAGRAAF 5 -
STUDIEVOORTGANG, INCLUSIEF STUDIEADVIES
Artikel 5.1 - Studievoortgangsoverzicht In het eerste jaar van inschrijving ontvangt de student voor 1 december een studievoortgangsoverzicht, met daarin een overzicht van het behaalde aantal EC(TS). Artikel 5.12 - Voorlopig studieadvies
Formatted: Tab stops: 1 cm, List tab + Not at 3,49 cm
1. In het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse van de opleiding, ontvangt de student halverwege het eerste semester een studievoortgangsoverzicht, met daarin een overzicht van de gerealiseerde studielast. 1.2. Zo spoedig mogelijk na afloop van het eerste semester, doch uiterlijk vóór 1 maart ontvangt de student een schriftelijk voorlopig studieadvies. Zo snel mogelijk na het eerste semester ontvangt de student een schriftelijk voorlopig studieadvies.
Formatted: Line spacing: Multiple 1,15 li Formatted: Font: Not Bold
23. Dit voorlopig studieadvies geeft een waarschuwing indien er sprake is van onvoldoende studievoortgang, zodat de student nog de gelegenheid heeft om zijn prestaties te verbeteren. 43. Wanneer de studievoortgang zodanig is dat in redelijkheid niet te verwachten is dat de student aan de voorwaarden van een (voorlopig) positief studieadvies, als genoemd in artikel 5.3, lid 1, onder a en b, zal gaan voldoen, wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. Dit gesprek heeft tot doel het bespreken van de wijze van studeren, een heroverweging van de studiekeuze en een eventuele verwijzing naar een andere opleiding. Artikel 5.23 - Definitief studieadvies 1. Als BSA-norm (Bindend Studieadvies-norm) geldt een minimum van 45 ECTS (voor AoLB 20 EC(TS)) in het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse. 2. 1. Het definitieve studieadvies wordt gegeven aan het einde van het eerste studiejaar, uiterlijk 31 juli, en is: Het definitieve studieadvies aan het einde van het eerste studiejaar houdt het volgende in: a. positief, indien de student heeft voldaan aan alle eisen van de propedeuse; b. voorwaardelijklopig positief, indien de student tenminste 45 EC(TS) (voor AoLB ten minste 20 EC(TS)) aan studiepunten heeft behaald, met de aan het advies verbonden voorwaarde dat de propedeuse aan het einde van het tweede studiejaar geheel moet zijn afgerond (P-in-2) (AoLB P-in-3); c. negatief, indien de student minder dan 45 EC(TS) (voor AoLB minder dan 20 EC(TS)) aan studiepunten van het propedeutisch programma heeft behaald. Dit studieadvies is bindend voor de student (BSA) ), op grond van artikel 7.8b, lid 3 van de wet.. 2.3. Indien de resultaten tussentijds al dermate onvoldoende zijn dat het redelijkerwijs niet mogelijk is om aan het einde van het eerste studiejaar te
Formatted: Font: Not Bold
voldoen aan de norm van 45 EC(TS) (voor AoLB 20 EC(TS)), kan, desgewenst ook op verzoek van de student, na het voorlopig studieadvies conform artikel 5.2, een bindend studieadvies uitgebracht. Dit wordt uitgebracht volgens de procedure als beschreven in artikel 5.5. 4. 3. Aan het einde van het tweede jaar van inschrijving voor de opleiding (AoLB aan het eind van zijn derde jaar van inschrijving P-in-3), uiterlijk 31 juli, wordt beoordeeld of aan de voorwaarde van een op grond van lid 2, sub b, afgegeven voorwaardelijk positief studieadvies is voldaan: a. indien de student alsnog voldoet aan alle eisen van de propedeuse (P-in-2) (AoLB P-in-3) wordt het voorwaardelijk positief advies omgezet in een (onvoorwaardelijk) positief advies. b. indien de student nog steeds niet voldoet aan alle eisen van de propedeuse (geen P-in-2; AoLB P-in-3), heeft hij daarmee de voorwaarde van het afgegeven voorwaardelijk positief advies niet vervuld. Het positieve advies onder voorwaarden vervalt en verwordt alsnog tot een negatief advies, dat bindend is voor de student (BSA).
Formatted: Font: Not Bold Formatted: Font: Not Italic
Formatted: List Paragraph, Indent: Left: 0,5 cm, Hanging: 0,5 cm, Numbered + Level: 2 + Numbering Style: a, b, c, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 1,9 cm + Indent at: 2,54 cm
Formatted: Indent: Left: 0 cm
5. In de afweging voor een studieadvies in het eerste jaar van inschrijving voor de opleiding, dan wel bij de beoordeling van het voorwaardelijk positief advies in het tweede jaar van inschrijving, betrekt het faculteitsbestuur de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden: a. persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 5.4 en b. het bekleden van een erkende bestuursfunctie in het tweede jaar van inschrijving op grond van een voorwaardelijk positief studieadvies.
Formatted: Font: Not Italic Formatted: Font: Not Italic
Formatted: Indent: Left: 0 cm
Studenten met een voorlopig positief studieadvies ontvangen ook in hun tweede jaar van inschrijving voor de opleiding een schriftelijk studieadvies, en wel na de hertentamens van het tweede semester, doch vóór 31 juli. In dit advies wordt het voorlopig positief studieadvies omgezet in: a. een positief studieadvies, indien de student heeft voldaan aan alle eisen van de propedeuse; b. een negatief studieadvies (BSA), indien de student niet heeft voldaan aan alle eisen van de propedeuse. 4. a. Indien de student de norm als bedoeld in artikel 5.3, lid 2 niet heeft behaald doch deze norm in hetzelfde studiejaar wèl heeft behaald bij een opleiding van de RUG waarvoor deze OER niet geldt, wordt voor de opleiding van deze OER geen bindend studieadvies afgegeven. b. Indien een student voor een wo-opleiding waarvoor deze OER niet geldt, van de RUG of een andere universiteit in Nederland, het propedeutisch examen reeds heeft behaald dan wel -indien hier geen examen aan verbonden is- de propedeutische fase heeft afgerond, wordt voor de opleiding van de onderhavige OER geen bindend studieadvies afgegeven.
Formatted: Font color: Red
5.
Formatted: Font: Not Bold, Font color: Red, Not Small caps, Not Expanded by / Condensed by
Onverminderd het bepaalde in artikel 5.6, tweede en derde lid, betreffende de aanwezigheid van persoonlijke omstandigheden en behoudens het bekleden van een erkende bestuursfunctie in het tweede jaar van inschrijving op grond van
Formatted: Font color: Red
een voorlopig postief studieadvies, wordt aan dit studieadvies een afwijzing met een bindend karakter verbonden, het zogenaamde bindend studieadvies, indien de student: a. minder dan 45 EC(TS) (voor AoLB minder dan 20 EC(TS)) heeft behaald in het eerste jaar van zijn inschrijving; dan wel b. aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving (voor AoLB aan het eind van zijn derde jaar van inschrijving) zijn propedeutisch examen niet heeft behaald. 6.
De afwijzing voor de opleiding door middel van een bindend studieadvies geldt gedurende een termijn van 2 volgende studiejaren en heeft betrekking op de CROHO-opleiding van inschrijving, alsmede op de door het College van Bestuur aangewezen verwante CROHO-opleidingen als genoemd in de bijlage bij deze regeling, alsmede de daarin te onderscheiden tracks.
7.
Het is studenten met een bindend studieadvies niet toegestaan onderdelen voor deze opleiding via een andere opleiding of onderwijsinstelling te volgen teneinde de gevolgen van het BSA te ontlopen. Voor de alsdan behaalde onderdelen zal geen vrijstelling worden verleend en ook anderszins zullen deze onderdelen niet worden erkend in het kader van de opleiding.
8.
Bij het vaststellen van het aantal behaalde EC(TS) tellen alleen de EC(TS) van de onderdelen van de opleiding als bedoeld in paragraaf 4.
Artikel 5.34 - AfwijkingenUitzonderingen definitief studieadvies meerdere opleidingen RUG 1. Indien de student zich voor het eerste jaar van de propedeuse bij 2 of meer opleidingen aan de RUG heeft ingeschreven en hij voldoet vervolgens bij één van de opleidingen aan de BSA-norm als bedoeld in artikel 5.2, lid 1, vervalt dat jaar de verplichting om bij de andere opleiding(en) aan de norm te voldoen. Nadat de student de propedeutische fase met goed gevolg geheel heeft afgerond bij één van de opleidingen, wordt hij ontheven van de BSA-verplichting bij inschrijvingen bij andere opleidingen.
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 1 cm
Formatted: List Paragraph, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,5 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 0,63 cm + Indent at: 1,27 cm, Tab stops: 0,5 cm, List tab
reeds behaalde propedeuse 2. Indien de student voor een wo-opleiding aan de RUG of aan een andere Nederlandse universiteit reeds het propedeutisch examen heeft behaald, dan wel bij afwezigheid daarvan- de 60 ECTS van het eerste jaar heeft afgerond, valt de student voor de opleiding aan de RUG waarbij hij zich in de propedeutische fase inschrijft niet onder het BSA-regime. uitschrijving vóór 1 februari 3. a. Aan de student die zich vóór 1 februari heeft uitgeschreven voor de opleiding waarbij hij stond ingeschreven voor het eerste jaar van de propedeuse, wordt geen definitief studieadvies uitgebracht in dat studiejaar.
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 1,25 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 0,63 cm + Indent at: 1,27 cm, Tab stops: Not at 1 cm
b. Bij herinschrijving in een volgend studiejaar voor dezelfde opleiding of een opleiding behorend tot hetzelfde opleidingscluster als genoemd in bijlage xxx , zal aan het einde van dat tweede studiejaar van inschrijving een definief studieadvies worden gegeven. c. De student dient aan het einde van het tweede studiejaar het propedeutisch programma met goed gevolg geheel te hebben afgerond (P-in-2). Voor het overige is het bepaalde in artikel 5.2 van overeenkomstige toepassing. d. De student valt onder de BSA-regeling van het studiejaar waarin hij zich opnieuw voor de opleiding inschrijft. inschrijving per 1 februari 4. Voor de student die zich vanaf 1 februari inschrijft voor een bacheloropleiding van de RUG en niet eerder in hetzelfde jaar als student stond ingeschreven, geldt een aanpassing van de BSA-norm. Aan het eind van het tweede semester van zijn eerste jaar van inschrijving dient 20 ECTS van het propedeutisch programma van de opleiding te zijn behaald (AoLB minder dan 10 ECTS). Aan het einde van het tweede jaar van inschrijving dient de propedeuse met goed gevolg geheel te zijn afgerond (P-in-2) (AoLB aan het eind van zijn derde jaar van inschrijving). Voor het overige is het bepaalde in artikel 5.2 van overeenkomstige toepassing.
Formatted: Indent: Left: 0,12 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 4 + Alignment: Left + Aligned at: 0,63 cm + Indent at: 1,27 cm Formatted: Font: Not Italic Formatted: Font: Not Italic Formatted: Font: Not Italic Formatted: Font: Not Italic
Artikel 5.4 Persoonlijke omstandigheden 1. In zijn afweging om een bindend studieadvies uit te brengen betrekt het faculteitsbestuur op verzoek van de student diens persoonlijke, individueel bepaalbare, omstandigheden. Bij deze afweging worden tevens betrokken het studiegedrag van de student, de met de studieadviseur gemaakte afspraken en/of studieplanning, het moment van melden van de persoonlijke omstandigheden en het aan het einde van het eerste studiejaar behaalde studieresultaat. 2. Teneinde de student zo goed mogelijk te kunnen begeleiden, dient de student de persoonlijke omstandigheden zo spoedig mogelijk te melden bij de studieadviseur. Ook indien de met de studieadviseur gemaakte studieplanning op grond van de aangepaste BSA-norm niet wordt gehaald, dient de student dit zo spoedig mogelijk bij de studieadviseur te melden. 3. Indien de student op grond van de omstandigheden als bedoeld in lid 1 aan het eind van het eerste studiejaar van de propedeuse niet voldoet aan de BSA-norm, maar wel voldoet aan de afwijkende norm zoals afgesproken met de studieadviseur, wordt aan de student een voorwaardelijk positief advies gegeven. 4. Indien de student een voorwaardelijk positief studieadvies heeft gekregen, wordt aan het einde van het tweede jaar van inschrijving (AoLB derde jaar van inschrijving) voor de opleiding beoordeeld of aan de voorwaarde van het voorwaardelijk positief studieadvies is voldaan.
Formatted: Font: Not Bold
a. Het voorwaardelijk positief advies wordt omgezet in een (onvoorwaardelijk) positief advies indien: 1. De propedeuse met goed gevolg in zijn geheel is afgerond (P-in-2; AoLB Pin-3); 2. De student door persoonlijke omstandigheden aan het einde tweede van het studiejaar de propedeuse niet heeft afgerond, maar de afgesproken aangepaste BSA-norm wel heeft behaald. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing. b. Het positieve advies onder voorwaarden vervalt en verwordt alsnog tot negatief studieadvies, dat bindend is voor de student (BSA), indien de student de propedeuse aan het einde van het tweede studiejaar (AoLB 3e studiejaar) niet heeft afgerond, noch de eventueel afgesproken aangepaste norm voor het tweede studiejaar heeft behaald. 5. Omstandigheden als bedoeld in lid 1 leiden niet automatisch tot een succesvolle aanspraak op een uitkering uit het Profileringsfonds. 1.
Aan de student die voor 1 februari van het eerste jaar van inschrijving een verzoek heeft gedaan tot uitschrijving per die datum, wordt geen definitief studieadvies uitgebracht in dat studiejaar.
2.
Indien deze student zich in een volgend studiejaar opnieuw inschrijft in dezelfde opleiding of in een door het College van Bestuur aangewezen verwante CROHOopleiding, zal in dat volgende studiejaar een definitief studieadvies worden gegeven. In het jaar dat hij zich opnieuw inschrijft, dient hij de propedeuse te behalen (p in 2- eis), artikel 5.3 lid 5 sub b, is van overeenkomstige toepassing. De student valt onder de BSA-regeling van het studiejaar waarin hij zich opnieuw voor de opleiding inschrijft.
3.
Voor de student die zich voorafgaand aan of met ingang van 1 februari uitschrijft voor een opleiding en zich daarna meteen in hetzelfde jaar met ingang van 1 februari inschrijft voor een door het College van Bestuur aangewezen verwante CROHO-opleiding, geldt geen aanpassing van de norm als bedoeld in artikel 5.3, lid 2. De student krijgt een bindend studieadvies indien hij aan het eind van het tweede semester van het eerste jaar van inschrijving minder dan 45 EC(TS) (voor de AoLB minder dan 20 EC(TS)) heeft behaald, dan wel het propedeutisch examen niet heeft behaald aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving (voor de AoLB aan het eind van zijn derde jaar van inschrijving). Voor het overige zijn de bepalingen als bedoeld in artikel 5.3 van overeenkomstige toepassing.
4.
Voor de student die zich voorafgaand aan of met ingang van 1 februari uitschrijft voor een voltijd opleiding en zich daarna in hetzelfde jaar met ingang van 1 februari inschrijft voor dezelfde CROHO-opleiding in deeltijd of voor een door het College van Bestuur aangewezen verwante CROHO-opleiding, geldt geen aanpassing van de norm als bedoeld in art. 5.3, lid 2. De student krijgt een bindend studieadvies indien hij aan het eind van het
Formatted: Superscript
tweede semester van het eerste jaar van inschrijving minder dan 45 EC(TS) heeft behaald, dan wel het propedeutisch examen niet heeft behaald aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving. Voor het overige zijn de bepalingen als bedoeld in artikel 5.3 van overeenkomstige toepassing. 5.
De student die zich vanaf 1 februari inschrijft voor een bacheloropleiding van de RUG en niet eerder in hetzelfde jaar als student stond ingeschreven, krijgt een bindend studieadvies indien hij aan het eind van het tweede semester van het eerste jaar van inschrijving minder dan 20 EC(TS) van deze opleiding (bij de AoLB minder dan 10 EC(TS)) heeft behaald, dan wel het propedeutisch examen niet heeft behaald aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving (bij de AoLB aan het eind van zijn derde jaar van inschrijving). Voor het overige zijn de bepalingen als bedoeld in artikel 5.3 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5.55 - Procedure uitreiken definitief studieadvies / bindend studieadvies 1.
Het definitief studieadvies / bindend studieadvies wordt namens het College van Bestuur uitgebracht door het faculteitsbestuur. In het besluit wordt melding gemaakt van de geldende rechtsbeschermingsvoorziening.
2.
Alvorens een bindend studieadvies wordt uitgebracht, wordt een voornemen tot BSA aan de student verzonden, waarna de student in de gelegenheid wordt gesteld gehoord te worden door of namens het faculteitsbestuur.
Artikel 5.6 - Persoonlijke omstandigheden 1.
a. In zijn afweging om een bindend studieadvies uit te brengen betrekt het faculteitsbestuur op verzoek van de student diens persoonlijke, individueel bepaalbare, omstandigheden. b. Uitsluitend persoonlijke omstandigheden die door de student na intreden zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd bij de studieadviseur zijn gemeld, worden door het faculteitsbestuur betrokken in zijn afweging. Bij deze afweging worden tevens betrokken het studiegedrag van de student en de tussen de student en studieadviseur gemaakte afspraken, c.q. planning.
2.
Indien op grond van de omstandigheden als bedoeld in lid 1 van een bindend studieadvies wordt afgezien, wordt aan de student aan het einde van diens volgende studiejaar opnieuw het studieadvies als bedoeld in art 5.3 uitgebracht.
3.
Indien op grond van het tweede lid is afgezien van een bindend studieadvies en in het volgende jaar wederom, dan wel nog steeds, sprake is van persoonlijke omstandigheden als bedoeld in lid 1, kan het faculteitsbestuur besluiten om ook in dat studiejaar af te zien van een bindend studieadvies. In dat geval wordt definitief afgezien van het uitbrengen van een bindend studieadvies.
4.
Omstandigheden als bedoeld in het eerste lid leiden niet automatisch tot een succesvolle aanspraak op een uitkering uit het Profileringsfonds.
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 1,25 cm
Artikel 5.7 – Beroepsbepaling Artikel 5.6 – Gevolgen bindend studieadvies 1. Het bindend studieadvies heeft als gevolg dat de student zich gedurende een periode van 2 volgende studiejaren ingaande op 1 september van het aansluitende collegejaar niet mag inschrijven voor de opleiding. 2. Het is studenten met een bindend studieadvies niet toegestaan onderdelen voor deze opleiding via een andere opleiding of onderwijsinstelling te volgen teneinde de gevolgen van het BSA te ontlopen. Voor de op deze wijze behaalde onderdelen wordt geen vrijstelling verleend en ook anderszins worden deze onderdelen niet erkend in het kader van de opleiding. In het besluit wordt melding gemaakt van de geldende rechtsbeschermingsvoorziening.
PARAGRAAF 6
TOELATING TOT HET TWEEDE STUDIEJAAR VAN DE OPLEIDING, DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE
Artikel 6.1 - Criteria toelating postpropedeutische fase 1. Toelaatbaar tot het tweede jaar van de opleiding, de postpropedeutische fase, is de bezitter van het propedeutisch getuigschrift. 2. In afwijking van het eerste lid is voorwaardelijk toelaatbaar de student die ten minste 45 ECTS in het eerste jaar van de propedeutische fase heeft behaald en/of in het bezit is van een voorwaardelijk positief studieadvies. In afwijking van het eerste lid is voorwaardelijk toelaatbaar de student die tenminste 45 EC in het eerste jaar van de propedeutische fase heeft behaald en/of in het bezit is van een voorlopig positief studieadvies als bedoeld in artikel 5. 3.
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,5 cm
Formatted: Font: Not Italic
Een voorwaardelijke toelating tot de postpropedeutische fase vervalt, indien de student aan het eind van het tweede jaar van zijn inschrijving het propedeutisch examen niet heeft behaald.
4. Een voorwaardelijke toelating tot de postpropedeutische fase vervalt, indien de student aan het eind van het tweede jaar van zijn inschrijving het propedeutisch examen niet heeft behaald. De reeds behaalde onderdelen van de postpropedeutische fase behouden hun geldigheid.
Formatted: Font: Not Italic
45. De voorwaardelijke toelating als beschreven in lid 2 van dit artikel geldt alleen voor onderdelen van het eerste jaar van de postpropedeuse (het tweede bachelorjaar). Om te kunnen deelnemen aan onderdelen van het tweede jaar van de postpropedeuse (het derde bachelorjaar) dient het propedeutisch examen met goed gevolg te zijn afgelegd.
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,5 cm
Artikel 6.2 - Hardheidsclausule toelating postpropedeutische fase In situaties waarbij een onderwijsinhoudelijke wijziging/onderwijskundige overmacht aantoonbaar leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de examencommissie afwijken van het in artikel 6.1 bepaalde. In dat geval moet er sprake zijn van een unieke persoonlijke omstandigheid die zodanig onderscheidend is dat de toelating redelijkerwijs niet achterwege kan blijven. Artikel 6.3 - Studieplanning 1. Elke student die een voorlopig positief studieadvies heeft gekregen zoals genoemd in artikel 5.3, lid 1, met 50 of minder EC(TS) of een aangepaste BSA norm, wordt bij aanvang van het academisch jaar opgeroepen tot een gesprek met de studieadviseur/mentor/ aangewezen begeleider, om een studieplan op te stellen, dat tenminste behelst: a. de propedeusevakken die nog niet zijn behaald met het daarbij behorende tijdpad; b. de eerstejaarsvakken uit de post-propedeuse die in aanvulling op de onder a. genoemde vakken zouden kunnen worden gevolgd.
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 1,25 cm
Formatted: Indent: Left: 1,25 cm, Hanging: 1,25 cm
Formatted: Indent: Left: 2,5 cm
2. 1.
De student genoemd in bovenstaand lid, kan zich niet eerder zelfstandig inschrijven voor een vak dan nadat hij/zij een studieplanning met de studieadviseur/mentor/ aangewezen begeleider gemaakt heeft. Elke student die een voorlopig positief studieadvies heeft gekregen als genoemd in artikel 5.3, lid 1, moet een studieplanning maken. De student moet in deze gevallen samen met de studieadviseur/mentor/aangewezen begeleider van de opleiding een studieplanning opstellen die tenminste behelst: a. de propedeusevakken die nog niet zijn behaald met het daarbij behorende tijdpad; b. de postpropedeutische vakken die in aanvulling op de onder a. genoemde vakken zouden kunnen worden gevolgd.
Paragraaf 7
De postpropedeutische fase van de opleiding
Artikel 7.1 Samenstelling post-propedeutische fase 1.
De postpropedeutische fase omvat de volgende onderdelen: a. Studieonderdelen behorende tot de major 90 EC; b. Studieonderdelen behorende tot de minorruimte 30 EC (2 x 15 EC); Uitzondering vormt de AOLB, die een major omvat van 120 EC.
2. De student kan ter invulling van de minorruimte een keuze maken uit onderstaande mogelijkheden: - maatschappelijke stage - een studieperiode aan een buitenlandse universiteit - een verbredend of verdiepend minorpakket, bestaande uit vakken van buiten de eigen major (verder uit te werken door de opleiding)
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 1,25 cm Formatted: Highlight
3. De studieonderdelen behorende tot de postpropedeutische fase, de daarbij behorende studielast en indien van toepassing de bijbehorende practica staan vermeld in de bijlage. ` Artikel 7.2 Vervanging en keuzeonderdeel elders: 1.
De Examencommissie kan, na een gemotiveerd verzoek van de student, voorafgaande toestemming verlenen: a. een onderdeel van het examenprogramma te vervangen door een ander door de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland aangeboden vak dat past in het examenprogramma, dan wel b. een keuzeonderdeel van het examenprogramma in te vullen met één of meer vakken die gevolgd worden of aan een andere universiteit in binnen- of buitenland.
2. Bij de beoordeling van het verzoek let de Examencommissie in ieder geval op samenhang van (delen van) het vakkenpakket en het niveau van de vakken.
PARAGRAAF 8 A.
OVERIGE PROGRAMMA’S
Minorpakket
Artikel 8.1 Minorpakket 1. 2.
De minorruimte kan worden ingevuld door de mogelijkheden genoemd in artikel 7.1, lid 2. Bij het volgen van een minorpakket kan worden gekozen uit: a) een universitair minorpakket; b) een persoonlijk minorpakket.
Artikel 8.2 Universitair minorpakket 1. 2. 3.
Een universitair minorpakket betreft een samenhangend pakket van onderwijseenheden ter verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit. Bij de keuze voor een universitair minorpakket ter invulling van de minorruimte van de opleiding, wordt de toestemming van de Examencommissie van de opleiding verondersteld te zijn gegeven. De faculteit biedt de volgende universitaire minorpakketten aan: - Psychology in Society (Bijlage 1 Psychologie) - Challenging Youth (Bijlage 1 Pedagogische Wetenschappen) - Maatschappelijke orde en Sociaal Welzijn (Bijlage 1 Sociologie) - Educatieve minor (OER Universitaire Leraren Opleiding)
Artikel 8.3 Persoonlijk minorpakket
1. 2.
Een persoonlijk minorpakket betreft een door de student zelf samen te stellen samenhangend deel van onderwijsheden, ter verdieping of verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit. Het persoonlijk minorpakket dient voorafgaand ter goedkeuring aan de Examencommissie van de eigen opleiding te worden voorgelegd.
Artikel 8.4 Bevoegdheid Examencommissie minorpakket 1.
De keuze voor een bepaalde invulling van de minorruimte dient door de Examencommissie van de eigen opleiding te worden goedgekeurd, met uitzondering van invulling door middel van een universitair minorpakket conform artikel 8.2 lid 2.
2.
Voor het minorpakket dat studenten van de opleiding volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt.
3.
Voor het minorpakket dat studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen volgen, is de Examencommissie van de opleiding bevoegd.
4.
Ten aanzien van een interfacultair universitair minorpakket wordt een penvoerende examencommissie aangewezen.
Artikel 8.5 Educatieve minor 1.
Beoordeling van de examenonderdelen van de educatieve minor die door de opleiding Sociologie aangeboden wordt, vindt plaats conform de regels en richtlijnen vastgesteld door de examencommissie van de ULO zoals deze zijn omschreven in de studiegids van de ULO.
2.
De student wordt één keer per studiejaar (aan het eind van het vijfde semester) in de gelegenheid gesteld de examenonderdelen van de minor met goed gevolg af te sluiten. In het zesde semester wordt per examenonderdeel minimaal één herkansing geboden. De educatieve minor wordt met goed gevolg afgesloten indien de student voor beide examenonderdelen van de minor een voldoende heeft behaald.
3. Tentamens voor de examenonderdelen van de educatieve minor worden mondeling danwel schriftelijk afgelegd op een door de examencommissie van de ULO vastgestelde wijze. Het practicum wordt afgelegd aan de hand van lesobservaties en evaluaties en verslagen van gegeven lessen en van het functioneren in de school.
B.
Honoursprogramma
Artikel 8.6 Honoursprogramma bacheloropleiding
1.
De faculteit neemt deel aan het Bachelor Honoursprogramma van het University of Groningen Honours College.
2.
Studenten die zijn toegelaten tot een van de bacheloropleidingen van de faculteit kunnen aan het Bachelor Honoursprogramma deelnemen, indien zij worden geselecteerd door de Dean van het University of Groningen Honours College. Voor de selectieprocedure wordt verwezen naar de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College.
3.
Het Bachelor Honoursprogramma heeft een totale studielast van 45 EC, verdeeld over de drie bachelorjaren. Op het Bachelor Honoursprogramma, waar het facultaire verdiepende deel een onderdeel van is, is de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College van toepassing.
4.
a.
C.
Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere bachelorcurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de bacheloropleiding. b. In het bij het bachelordiploma behorende diplomasupplement worden ook de resultaten van het Bachelor Honoursprogramma vermeld. Pre-masters
Artikel 8.7 Pre-masters 1.
De faculteit biedt pre-masters aan met het oog op toelating tot de master Psychologie en Sociologie van de faculteit in de omvang van 15, 30, 45 of 60 EC(TS) (zie Bijlage 1).
2.
Bij deelname aan de pre-master Psychologie vindt inschrijving plaats bij de bacheloropleiding Psychologie; bij deelname aan de pre-master Sociologie vindt inschrijving plaats bij de bacheloropleiding Sociologie.
3.
De Toelatingscommissie van de beoogde masteropleiding beslist over toelating tot de pre-master.
4.
Toelating tot de pre-master vindt één keer per jaar plaats, bij aanvang van de opleiding in het eerste semester.
5.
Het pre-mastertraject moeten binnen twee academische jaren worden voltooid. Indien de pre-master niet binnen deze termijn wordt behaald, vervallen de binnen de pre-master behaalde resultaten en kan het faculteitsbestuur de student uitsluiten van verdere deelname aan de pre-master.
6.
Ten aanzien van onderdelen van de pre-master is de Examencommissie van de opleiding, als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, bevoegd.
7.
De bepalingen betreffende pre-masters in de Regeling Inschrijving en Collegegeld RUG zijn van toepassing.
PARAGRAAF 9
TENTAMENS VAN DE OPLEIDING
Artikel 9.1 Algemeen 1.
Aan elk onderdeel van de opleiding is een tentamen verbonden.
2.
Door middel van het tentamen wordt de student op academische vorming getoetst en wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen heeft behaald.
3.
Het oordeel over een tentamen (de uitslag) is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager.
Artikel 9.2 Verplichte volgorde 1.
Voor sommige studieonderdelen geldt dat niet eerder aan het onderwijs en het tentamen kan worden deelgenomen dan nadat aan de eisen van andere studieonderdelen is voldaan. Indien dit van toepassing is, is dit vermeld in de bijlage.
2. Voor studenten die in studiejaar 2009/2010 of eerder met de studie zijn begonnen geldt dat niet eerder kan worden deelgenomen aan enig onderdeel van de postpropedeutische fase dan nadat alle onderdelen van het propedeutisch examen zijn behaald. 3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt een student op zijn verzoek toegelaten tot het afleggen van bepaalde tentamens van de postpropedeuse nog voordat hij het propedeutisch examen heeft behaald, onder de volgende voorwaarden: a. van de propedeutische onderdelen genoemd in de bijlage heeft hij een gezamenlijke studielast van 45 EC gerealiseerd; b. van de propedeutische onderdelen heeft hij tenminste voldaan aan de in de bijlage genoemde onderdelen; c. voor de toelating geldt een termijn van ten hoogste twaalf maanden. 4. De examencommissie kan afwijken van de in dit artikel geformuleerde bepalingen op grond van een schriftelijk gemotiveerd verzoek van de student, wanneer deze meent dat hij niet aan de geformuleerde voorwaarden kan of heeft kunnen voldoen op grond van overmacht of onvoorziene omstandigheden, die buiten de schuld van de student liggen en waardoor hij het risico loopt op aanzienlijke studievertraging. Artikel 9.3 Tijdvakken en frequentie tentamens 1. Tot het afleggen van de tentamens van de in de bijlage genoemde studieonderdelen wordt per studiejaar tenminste tweemaal de gelegenheid gegeven.
2. In afwijking tot het bepaalde in het eerste lid geldt voor enkele studieonderdelen een afwijkende regeling. Indien dit van toepassing is, is dit vermeld in de bijlage. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt tot het afleggen van het tentamen van een niet-verplicht onderdeel, waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de gelegenheid gegeven. 4. Het is niet mogelijk om opnieuw een tentamen van een vak af te leggen waarvan het vak een onderdeel vormt van een reeds behaald propedeutisch of bachelorexamen, zoals bedoeld in artikel 10.1. 5. In de studiegids en/of OCASYS worden de tijdvakken waarin de tentamens kunnen worden afgelegd vermeld. Deeltentamens kunnen ook buiten de aangegeven periode afgenomen worden. Artikel 9.4 - Beoordeling stage- of onderzoeksopdracht De beoordeling van een stage of van een onderzoeksopdracht wordt verricht door de begeleider ter plekke en de achterliggende opdrachtgever, die als Examinator zijn aangewezen door de Examencommissie. Artikel 9.54 De scriptie of bachelorthese 1. De scriptie of bachelorthese kan uitsluitend gelden voor één opleiding. Een vrijstelling voor de bachelorthesescriptie, op grond van de bachelorthesescriptie voor een opleiding, bij een andere opleiding, is ter beoordeling van de Examencommissieniet toegestaan. 2. Artikel 10.1, lid 7 inzake de bewaartermijn van de scriptie of bachelorthese is van toepassing. 3. Nadere regels over de vorm, de inhoud, het tijdpad en de beoordeling van de bachelorthesescriptie zijn opgenomen in het Reglement afstudeerwerkstukken Bachelor- en Masteropleidingen. Dit reglement is onderdeel van deze Onderwijs en Examenregeling. Artikel 9.65 Vorm van de tentamens 1. De tentamens worden afgelegd op de in OCASYS vermelde wijze. 2. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 2. 3. Van elk tentamen wordt een oefenversie beschikbaar gesteld. Artikel 9.76 Tentamenvoorziening bijzondere gevallen
Formatted: List Paragraph, No bullets or numbering, Hyphenate, Tab stops: Not at -2,54 cm + -1,27 cm + 0 cm + 1,27 cm + 1,87 cm + 2,54 cm + 3,81 cm + 5,08 cm + 6,35 cm + 7,1 cm + 7,62 cm + 8,89 cm + 10,16 cm + 11,43 cm + 12,7 cm + 13,97 cm + 15,24 cm + 16,51 cm + 17,78 cm Formatted: No bullets or numbering
1.
Verzoeken om een individuele tentamenvoorziening moeten zo snel mogelijk, inclusief bewijsstukken, worden ingediend bij de Examencommissie.
2. Indien het niet verlenen van een individuele tentamenvoorziening zou leiden tot een ‘bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard’, kan de Examencommissie besluiten een dergelijke voorziening toe te kennen, in afwijking van het bepaalde in artikel 9.3. Artikel 9.78 Bevoegdheid Examencommissie bij keuze-onderdelen 1.
Een verzoek tot een keuzeonderdeel bij een andere opleiding dient goedgekeurd te worden door de Examencommissie van de eigen opleiding.
2. Ten aanzien van de tentaminering van, en bij verzoeken voor een afwijkende tentamenregeling voor, een keuzeonderdeel bij een andere opleiding, is de Examencommissie van die andere opleiding bevoegd. Artikel 9.9 lid 2 is van toepassing. 1.
Voor beoordelingen en klachten over tentamens of een verzoek voor een afwijkende tentamenregeling is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt. Indien het een onderdeel bij een andere opleiding of faculteit betreft, is de Examencommissie van de opleiding waarvan het onderdeel deel uitmaakt bevoegd.
Artikel 9.98 Tentamens en functiestoornis 1.
Formatted: Indent: Left: 0,75 cm, No bullets or numbering
Formatted: Indent: Left: 1,27 cm, Line spacing: single, No bullets or numbering, Hyphenate, Tab stops: Not at -2,54 cm + -1,27 cm + 0 cm + 0,75 cm + 1,87 cm + 2,54 cm + 3,81 cm + 5,08 cm + 6,35 cm + 7,1 cm + 7,62 cm + 8,89 cm + 10,16 cm + 11,43 cm + 12,7 cm + 13,97 cm + 15,24 cm + 16,51 cm + 17,78 cm Formatted: Normal, No bullets or numbering
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in bij de studentendecaan van het Studenten Service Centrum (SSC) alvorens te beslissen.
2. Bij het afleggen van een tentamen van een keuzeonderdeel bij een andere opleiding door een student met een functiestoornis, houdt de Examencommissie van die andere opleiding zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven. 1.
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in bij de studentendecaan van het Studenten Service Centrum (SSC) alvorens te beslissen.
2. Bij het afleggen van een tentamen van een keuze-onderdeel door een student met een functiestoornis houdt de Examencommissie van de opleiding die het
Formatted: Normal, No bullets or numbering
tentamen afneemt zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven. Artikel 9.109 Mondelinge tentamens 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. Formatted: Indent: Left: 0,63 cm, No bullets or numbering
1. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende Examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daar niet mee instemt. Bij het mondelinge tentamen kan een tweede examinator aanwezig zijn, op verzoek van de examinator en/of de student. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daar niet mee instemt. Artikel 9.10 Vrijstelling 1.
De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding, in binnen- of buitenland, heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel; c. voor verleende vrijstellingen voor examenonderdelen (of gedeelten daarvan) geldt een zelfde geldigheidsduur als voor tentamenresultaten.
2. Artikel 5.3, lid 7 is van toepassing. Artikel 9.11 Vervanging en keuzeonderdeel elders: 1.
De Examencommissie kan, na een gemotiveerd verzoek van de student, voorafgaande toestemming verlenen: a. een onderdeel van het examenprogramma te vervangen door een ander door de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland aangeboden vak dat past in het examenprogramma, dan wel b. een keuzeonderdeel van het examenprogramma in te vullen met één of meer vakken die gevolgd worden of aan een andere universiteit in binnen- of buitenland.
2. Bij de beoordeling van het verzoek let de Examencommissie in ieder geval op samenhang van (delen van) het vakkenpakket en het niveau van de vakken. Artikel 9.112 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
Formatted: Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 0 cm + Tab after: 0,63 cm + Indent at: 0,63 cm Formatted: Left, Line spacing: single, Tab stops: 1,87 cm, Left + 2,54 cm, Left + Not at 0,25 cm + 0,75 cm Formatted: Font: Not Italic
1. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student desgevraagd een verklaring uit, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitslag in Progress. 2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen met open vragen vast binnen 10 werkdagen en de uitslag van een schriftelijk tentamen met meerkeuzevragen binnen 5 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitslag in Progress. 3. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student de uitslag zal ontvangen. 4. Bij het bekendmaken van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 9.134, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid. 5. De tentamenuitslag is definitief zes weken nadat de uitslag bekend is gemaakt.
Artikel 9.123 Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Artikel 9.134 Inzagerecht 1. Tot maximaal zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen, kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. Er is een, eventueel collectieve, inzagemogelijkheid waarin op verzoek van de student feedback wordt gegeven over de juiste antwoorden van het afgenomen tentamen. Voorafgaand aan de tentamengelegenheid maakt de examinator bekend hoe en wanneer deze inzagemogelijkheid plaatsvindt, maar in elk geval niet later dan één week na de bekendmaking van de tentamenuitslag en zo mogelijk niet later dan vier werkdagen voor het herhalingstentamen. Indien de
betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest om op een vooraf vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt een andere mogelijkheid geboden, bij voorkeur en zo mogelijk binnen de in dit lid genoemde termijn. Artikel 9.145 Examencommissie en examinatoren 1.
De Examencommissie is het onafhankelijk orgaan dat vaststelt of een student de kennis, het inzicht en de vaardigheden bezit die nodig zijn voor het verkrijgen van de graad.
2. Het faculteitsbestuur benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding (of groep van opleidingen). 3. In de Examencommissie is ten minste: a. één lid dat als docent is verbonden aan de opleiding; en b. één lid dat afkomstig is van buiten de opleiding. 3. De Examencommissie bestaat uit tenminste één lid die: a. als docent is verbonden aan de opleiding; b. afkomstig is van buiten de opleiding. 4. Het is niet toegestaan leden van het bestuur of personen die anderszins financiële verantwoordelijkheid binnen de instelling dragen tot lid van de Examencommissie te benoemen. 5. Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan, wijst de Examencommissie examinatoren aan. 6. De Examencommissie stelt Regels en Richtlijnen van de Examencommissie vast. Artikel 9.165 Fraude en plagiaat 1.
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn of andermans kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt.
2.
Onder fraude wordt tevens het plegen van plagiaat verstaan, hetgeen het overnemen van andermans werk of ideeën zonder correcte bronvermelding is.
3.
Onder fraude wordt tevens verstaan het verstrekken van onjuiste gegevens op grond waarvan in de opleiding bepaalde mogelijkheden, faciliteiten of voorzieningen voor of rond tentaminering, toetsing of onderwijsdeelname kunnen worden verkregen.
4.
Indien een student fraudeert, kan de Examencommissie hem het recht ontnemen een of meer tentamens of examens af te leggen gedurende ten hoogste een jaar na constatering van de fraude, of hem een andere passende maatregel of sanctie opleggen.
Formatted: List Paragraph, Indent: Hanging: 1,27 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 0,63 cm + Indent at: 1,27 cm
54.
Bij zeer ernstige fraude kan de Examencommissie het College van Bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de student definitief te beëindigen.
56.
De Examencommissie legt haar handelwijze bij fraude vast in haar Regels en Richtlijnen.
Artikel 9.167 Ongeldig tentamen Indien er sprake is van zodanige onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen, dat een juist oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus onmogelijk is gebleken, kan de Examencommissie het tentamen ongeldig verklaren voor zowel de examinandus als een groep van examinandi. Indien er sprake is van zodanige onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen, dat een juist oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus onmogelijk is gebleken, kan de Examencommissie het tentamen ongeldig verklaren. Artikel 9.178 Iudicium Abeundi 1. In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. 2. Het hieromtrent bepaalde in de Regeling Inschrijving en Collegegeld van de RUG is van toepassing.
Artikel 9.18 Inschrijving voor vakken en tentamens 1. Aan een vak kan pas worden deelgenomen nadat de student zich tijdig daarvoor heeft inschreven. 2. Studenten kunnen zich, gedurende de eerste twee weken van het blok waarin een vak aanvangt, melden bij de onderwijsbalie om alsnog ingeschreven te worden voor een vak. 3. Een student kan niet deelnemen aan een tentamen wanneer hij/zij niet staat ingeschreven voor het vak.
Formatted: Font: Bold, Font color: Auto Formatted: Not Highlight Formatted: Font: Bold, Font color: Auto Formatted: Font: Not Bold Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm Formatted: Font: Not Bold Formatted: Font: Not Bold Formatted: Font: Not Bold
4. Een student die ingeschreven staat voor een vak wordt automatisch ingeschreven voor het tentamen. Formatted: Font: Not Bold
5. Studenten met een onvoldoende resultaat tijdens de eerste kans van een tentamen worden automatisch ingeschreven voor de herkansing van het tentamen. Formatted: Font: Not Bold
6. Een student kan zich per blok voor maximaal 4 vakken inschrijven. Formatted: Font: Not Bold
7.
Indien een student meer vakken wenst te volgen, dient hij/zij hiertoe een afspraak met een studieadviseur te maken en een studieplanning door te nemen om toegelaten te kunnen worden tot meer dan 4 vakken in dat blok.
PARAGRAAF 10
EXAMEN VAN DE OPLEIDING
Artikel 10.1 – Examen vaststelling 1.
Aan de opleiding is een examen verbonden ter afsluiting hiervan.
2. De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven. 3. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven. 4. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking. 5. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. 6. De datum van afstuderen is de datum waarop het afsluitend examen is behaald, zoals vastgesteld door de Examencommissie conform het bepaalde in lid 2, en niet de datum waarop de bul wordt uitgereikt. 7. Het examen bedoeld in lid 1 dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde werkstukken bachelorthese worden door het faculteitsbestuur gedurende een periode van tenminste 7 jaar bewaard. Artikel 10.2 – Getuigschrift 1.
Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de Examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt, ook al rondt de student meerdere programma’s af.
2.
De Examencommissie voegt aan het getuigschrift het Internationaal Diploma Supplement toe.
Formatted: Font color: Auto
3.
Indien van toepassing, worden de resultaten van het Bachelor Honoursprogramma in het bij het bachelordiploma behorende diplomasupplement vermeld.
Artikel 10.3 - Graad 1.
Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Bachelor of Science verleend.
2.
De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.
Artikel 10.4 - Judicium 1.
De Examencommissie beoordeelt of aan het bachelorgetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2.
Er zijn twee verschillende onderscheidingen: ‘Cum laude’ en ‘Summa cum laude’. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Bij een ‘Cum laude’ moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden: i. het cijfer voor de bachelorscriptie of theseis is tenminste 8,0; ii. het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is groter dan of gelijk aan 8,0; b) Bij een ‘Summa cum laude’ moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden: i. het cijfer voor de scriptie of thesisbachelorthese is ten minste 9,0; ii. het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is groter dan of gelijk aan 9,0;
3.
Geen judicium, zoals bedoeld in artikel 10.4 lid 2, wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in EC(TS) meer dan de helft van het totale aantal EC(TS) van de opleiding bedraagt.
4.
Voor het behalen van een judicium, zoals onder lid 2 bedoeld, geldt dat het tentamen van alle onderwijseenheden, met uitzondering van één, slechts eenmaal afgelegd mag zijn. Voor de uitzondering geldt dat de betreffende onderwijseenheid slechts eenmalig herkanst mag zijn.
5.
De thesis of scriptiebachelorthese iszijn voor het behalen van het judicium, zoals onder lid 2 bedoeld, uitgesloten van de mogelijkheid tot een herkansing.
6.
Voor het behalen van een judicium, zoals onder lid 2 bedoeld, geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
7.
Voor het behalen van een judicium zoals onder lid 2 bedoeld, geldt als voorwaarde dat er geen beslissing is van de Examencommissie inhoudende dat de student, vanwege vastgestelde fraude/plagiaat, niet meer in aanmerking
komt voor een judicium. 8.
In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden 2 tot en met 7 van dit artikel.
9.
Voor studenten die vóór 1 september 2013 met de opleiding zijn gestart blijft de Judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2013.
Artikel 10.5 Toetsplan Er is een door het faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 1. de eindtermen van de opleiding; 2. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 3. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen; 4. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 5. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 6. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie.
PARAGRAAF 11
STUDIEBEGELEIDING
Artikel 11.1 - Studievoortgangsadministratie Het faculteitsbestuur registreert de individuele studieresultaten van de studenten en geeft de student op zijn verzoek en minimaal tweemaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 11.2 – Studiebegeleiding Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
PARAGRAAF 12
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 12.1 - Wijzigingen 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, mits de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de Examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 12.2 - Bekendmaking 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de Regels en Richtlijnen die door de Examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. De bedoelde stukken zijn tevens digitaal toegankelijk op de facultaire website via ‘my university’. Artikel 12.3 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 20145.
Formatted: Justified
GMW Onderwijs- en ExamenRegeling Master-opleiding voor het studiejaar 20154-20165
FGMW-1415-F199??????
Formatted: Highlight
Inhoud: 1. Algemene bepalingen 1.2.
Toelating
2.3.
Inrichting en inhoudOpbouw van de opleiding
Formatted: Justified, Indent: Left: 0,63 cm, No bullets or numbering Formatted: Justified
4. Tentamens en examen van de opleiding, algemene bepalingen 5. Tentamens en examen van de opleiding, specifieke bepalingen 3. 4. Toelating 5.6.
Studiebegeleiding
6.7.
Overgangs- en slotbepalingen
Formatted: List Paragraph, Justified, Right: 0 cm, No bullets or numbering Formatted: Justified Formatted: Justified, No bullets or numbering Formatted: Justified
In de Onderwijs- en Examenregeling zijn de specifieke rechten en plichten opgenomen die per opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen gelden voor zowel student als opleiding. In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden. Deze regeling is vastgesteld door het bestuur van de Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen op ???????15 mei 2014 met instemming van de faculteitsraad op de daartoe wettelijk bepaalde onderdelen ????????d.d. 27 mei 2014.
Formatted: Highlight Formatted: Highlight
Formatted: Justified
Paragraaf 1
Algemene Bepalingen.
Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling 1. Deze regeling geldt voor het studiejaar 2014-2015 en is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en de examens van de masteropleidingen: masteropleiding Onderwijskunde (crohocode 66613), masteropleiding Pedagogische Wetenschappen (crohocode 66607), masteropleiding Psychologie (crohocode 60260), masteropleiding Sociologie (crohocode 66601), masteropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in de Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen (crohocode 60243), Research Master in Behavioural and Social Sciences (crohocode 60654), hierna te noemen: de opleiding, en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven. De specifieke informatie over het programma en de inrichting van de opleiding staat vermeld in de bijlage, hierna te noemen: de bijlage. 2.
De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit Gedragsen Maatschappijwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit.
3.
Deze OER is ook van toepassing op studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, voor zover ze onderdelen van de opleiding volgen.
4.
Voor de onderdelen die studenten van de opleiding, als bedoeld in lid 1, volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, geldt de OER van die andere opleiding, faculteit of instelling.
5.
Deze OER is tevens van toepassing op de toelating van studenten tot een pre-master, als bedoeld in artikel 24.3, met het oog op het volgen van de opleiding. Voor het overige is de desbetreffende bachelor OER van toepassing op studenten ingeschreven voor een premaster. Formatted: Justified
Artikel 1.2 Begripsbepalingen. In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. opleiding: de masteropleidingen genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden;
d. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van artikel 7.3 van de wet, opgenomen in OCASYS; e. OCASYS: het onderwijscatalogussysteem van de Rijksuniversiteit Groningen; f. EC(TS): studiepunt als bedoeld in de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 EC(TS) staat gelijk aan 28 uur studeren; g. pre-master: een deficiëntieprogramma waarmee toelating tot de opleiding kan worden verkregen; h. toets of tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten daarvan; i. examen: het afsluitend masterexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd, als aan alle verplichtingen van de gehele masteropleiding is voldaan; j. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; k. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum, dan wel beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus; l. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het schrijven van een masterthese; - het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. m. examencommissie: het onafhankelijk orgaan belast met de taken en bevoegdheden als vermeld in de artikelen 7.11, 7.12 en 7.12b en 7.12 c van de wet, waaronder de beoordeling of aan de eisen van het afsluitend examen is voldaan; m.n. examinator: degene die door de Examencommissie is aangewezen voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan; o. toelatingscommissie: de commissie die namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding beslist; n.p. opleidingscommissie: het adviesorgaan dat de taken uitoefent als omschreven in art 9.18 van de wet. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
Artikel 1.3 Doel van de opleiding Het doel van de opleiding is vastgelegd in de bijlagen: Bijlage 1 Masteropleiding Onderwijskunde;
Formatted: Underline
Formatted: Underline
Formatted: Justified
Bijlage 1 Masteropleiding Pedagogische Wetenschappen; Bijlage 1 Masteropleiding Psychologie; Bijlage 1 Masteropleiding Sociologie; Bijlage 1 Masteropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in de Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen Bijlage 1 Research Master in Behavioural and Social Sciences, hierna te noemen de bijlage. Artikel 1.4 Vorm van de opleiding 1. De opleiding wordt voltijds verzorgd. 2. In afwijking van het eerste lid wordt het deel van de Masteropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in de Maatschappijleer dat door de ULO wordt verzorgd zowel voltijds als deeltijds aangeboden en heeft dat zowel duale als niet-duale trajecten. Formatted: Justified
Artikel 1.5 Voertaal 1. De voertaal van de opleiding is het Nederlands. Conform de gedragscode Voertalen Rijksuniversiteit Groningen kan het faculteitsbestuur besluiten studieonderdelen in het Engels aan te bieden. De betreffende studieonderdelen staan vermeld in de bijlage. Deze worden in het Engels getentamineerd. De student mag in beide talen antwoorden indien het een essaytentamen betreft. 2. In afwijking van het eerste lid is de voertaal van het onderwijs en de examens van de Research Master in Behavioural and Social Sciences in het Engels. Formatted: Justified
Artikel 1.6 Iudicium Abeundi 1. In het geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen. 2. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord over de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, danwel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het faculteitsbestuur, de Examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
Formatted: Justified
Paragraaf 24
Toelating
Artikel 24.1 Vooropleiding 1. Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma, en die aantoont te beschikken over de in de bijlage genoemde specifieke kennis en vaardigheden. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Pedagogische Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen wordt geacht te beschikken over de kennis en vaardigheden bedoeld in het eerste lid en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de masteropleiding Pedagogische Wetenschappen. 12b. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Pedagogische Wetenschappen, differentiatie Onderwijskunde van de Rijksuniversiteit Groningen wordt geacht te beschikken over de kennis en vaardigheden bedoeld in het eerste lid en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de masteropleiding Onderwijskunde. 12c. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen wordt geacht te beschikken over de kennis en vaardigheden bedoeld in het eerste lid en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de masteropleiding Psychologie. 22d. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Sociologie van de Rijksuniversiteit Groningen wordt geacht te beschikken over de kennis en vaardigheden bedoeld in het eerste lid en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de masteropleiding Sociologie en tot de masteropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Maatschappijleer.
Formatted: Indent: Left: 0,75 cm, No bullets or numbering, Tab stops: Not at 0,75 cm
12a.
2. Voor de toelating gelden twee instroommomenten per studiejaar, namelijk in september bij aanvang van het eerste semester en in februari bij aanvang van het tweede semester. De Research Master in Behavioural and Social Sciences kent één instroommoment, namelijk in september bij aanvang van het eerste semester.
Formatted: Justified Comment [P1]: Moeten we hier niet ReMa noemen als uitzondering? Formatted: Indent: Left: 0,12 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 2 + Alignment: Left + Aligned at: 0,5 cm + Indent at: 1,14 cm Formatted: Dutch (Netherlands) Formatted: Dutch (Netherlands)
3. Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma, en die aantoont te beschikken over de in de bijlage genoemde specifieke kennis en vaardigheden. 3.4. In afwijking van het eerste lid geldt voor de Research Master in Behavioural and Social Sciences een selectieprocedure. De voorwaarden voor toelating en de gevolgde procedure staan beschreven in de bijlage.
Formatted: Indent: Left: 0,12 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 2 + Alignment: Left + Aligned at: 0,5 cm + Indent at: 1,14 cm Formatted: Justified Formatted: Justified, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 4 + Alignment: Left + Aligned at: 0 cm + Tab after: 0,63 cm + Indent at: 0,63 cm, Tab stops: Not at 0,75 cm Formatted: Justified
4.5. Indien aan de voorwaarden als bedoeld in de leden 1 en 23 is voldaan, vindt de selectie van studenten plaats op basis van een oordeel over de volgende aanvullende eisen: NB. Per 1 september 2015
Formatted: Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 4 + Alignment: Left + Aligned at: 0 cm + Tab after: 0,63 cm + Indent at: 0,63 cm Formatted: Justified
a) motivatie en talent; b) niveau van de relevante kennis en van de beheersing van methoden & technieken uit het betreffende vakgebied; c) algemeen academisch denk- en werkniveau; d) beheersing van de in het programma gehanteerde taal of talen. 5.6.
Toelating als bedoeld in lid 1 en 32 geeft recht op inschrijving in de opleiding.
6. Voor de toelating gelden twee instroommomenten per studiejaar, namelijk in september bij aanvang van het eerste semester en in februari bij aanvang van het tweede semester.
Formatted: Justified Comment [P2]: Volgens mij gaan we dat niet doen, dus dan kan het eruit. Formatted: Justified, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 4 + Alignment: Left + Aligned at: 0 cm + Tab after: 0,63 cm + Indent at: 0,63 cm, Tab stops: Not at 0,75 cm Formatted: Justified
Artikel 24.2 Taaleis bij buitenlandse diploma’s
Formatted: Tab stops: Not at 0,63 cm Formatted: Justified
1.
Indien de student wordt toegelaten tot de opleiding krachtens een diploma dat buiten Nederland is behaald, dan kan de Examencommissie hem – voorafgaand aan de inschrijving - verplichten tot het met goed gevolg afleggen van een toets Nederlands of Engels, afhankelijk van de taal van de gekozen opleiding, af te nemen door een door de Examencommissie aan te wijzen instantie.
2.
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2).
3.
De eisen inzake voldoende beheersing van de Engelse taal staan vermeld in de bijlage. Formatted: Justified
Artikel 24.3 Pre-master 1.
Degenen die niet aan de toelatingseisen genoemd in art. 24.1 voldoen, kunnen hieraan voldoen door een op het masterprogramma toegesneden pre-mastertraject van de Rijksuniversiteit Groningen met goed gevolg af te ronden. Het pre-mastertraject heeft een omvang van 15/30/45/60 ECTS.
2.
In bijlage zijn de toegangseisen voor het pre-mastertraject opgenomen. De Toelatingscommissie van de opleiding beslist over toelating tot de pre-master.
3.
Het pre-mastertraject moeten binnen twee academische jaren worden voltooid. Indien de pre-master niet binnen deze termijn wordt behaald, vervallen de binnen de premaster behaalde resultaten en kan het faculteitsbestuur de student uitsluiten van verdere deelname aan de pre-master.
4.
Toelating tot de pre-master vindt één keer per jaar plaats, bij aanvang van de opleiding in het eerste semester. Formatted: Justified
Artikel 24.4 Toelating programma’s Voor een aantal programma’s als bedoeld in artikel 23.2 gelden aanvullende toelatingsvoorwaarden, in aanvulling op het in artikel 24.1 bepaalde. Indien dit van toepassing is, wordt dit vermeld in de bijlage. Artikel 42.5 Toelatingscommissie 1.
De Toelatingscommissie beslist namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding.
2.
De Toelatingscommissie wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast; - een lid / twee leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. Formatted: Justified
3.
Als adviserend lid, tevens secretaris, wordt aangewezen de studieadviseur voor de opleiding (of een overeenkomstige facultaire medewerker).
4.
De aanwijzing geschiedt door het faculteitsbestuur, dat tevens het Toelatingsreglement vaststelt. Formatted: Justified
Artikel 24.6 Toelatingsonderzoek: criteria 1. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 24.1, eerste lid, stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. 2. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 24.4 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. het desbetreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Formatted: Justified
Artikel 24.7 Toelatingsonderzoek: tijdstippen De toelatingsmomenten alsmede de tijdstippen waarop het toelatingsonderzoek wordt uitgevoerd, staan beschreven in de bijlage. Formatted: Justified
Paragraaf 23
Opbouw van de opleiding.
Artikel 13.13 Doel van de opleiding Het doel van de opleiding is vastgelegd in de bijlagen: Bijlage 1 Masteropleiding Onderwijskunde; Bijlage 1 Masteropleiding Pedagogische Wetenschappen; Bijlage 1 Masteropleiding Psychologie; Bijlage 1 Masteropleiding Sociologie; Bijlage 1 Masteropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in de Maatschappijleer en Maatschappijwetenschappen Bijlage 1 Research Master in Behavioural and Social Sciences, hierna te noemen de bijlage. Artikel 3.21.4 Vorm van de opleiding 3. De opleiding wordt voltijds verzorgd.
Formatted: Justified, Indent: Left: 0,12 cm, Tab stops: Not at 1,27 cm
4. In afwijking van het eerste lid wordt het deel van de Masteropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in de Maatschappijleer dat door de ULO wordt verzorgd zowel voltijds als deeltijds aangeboden en heeft dat zowel duale als niet-duale trajecten.
Formatted: Justified Formatted: Indent: Left: 0,12 cm, Tab stops: Not at 1,27 cm
Formatted: Justified
Artikel 3.31.5 Voertaal 3. De voertaal van de opleiding is het Nederlands. Conform de gedragscode Voertalen Rijksuniversiteit Groningen kan het faculteitsbestuur besluiten studieonderdelen in het Engels aan te bieden. De betreffende studieonderdelen staan vermeld in de bijlage. Deze worden in het Engels getentamineerd. De student mag in beide talen antwoorden indien het een essaytentamen betreft.
Formatted: Indent: Left: 0,12 cm, Tab stops: Not at 1,27 cm
Formatted: Indent: Left: 0,75 cm
4. In afwijking van het eerste lid is de voertaal van het onderwijs en de examens van de Research Master in Behavioural and Social Sciences in het Engels.
Formatted: Indent: Left: 0,12 cm, Tab stops: Not at 1,27 cm Formatted: Justified, Indent: Left: 0,75 cm
Artikel 32.14 Studielast
Formatted: Justified
De masteropleidingen Onderwijskunde, Pedagogische Wetenschappen, Psychologie en Sociologie hebben een studielast van 60 European Credits (EC), de Masteropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in de Maatschappijleer en de Research Master in Behavioural and Social Sciences hebben een studielast van 120 European Credits (EC), waarbij één EC gelijk staat aan 28 uren studie. Formatted: Justified
Artikel 32.52 Programma’s De programma’s van de opleiding, de samenstelling van de programma’s en indien van toepassing de bijbehorende practica staan vermeld in de bijlage. Artikel 3.8 Deelname aan onderwijseenheden
Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt
1.
Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt, Not Bold
2.
3.
De student kan deelnemen aan een onderdeel van de opleiding nadat hij zich daarvoor tijdig heeft ingeschreven door middel van ProgressWWW (ProgressWWW.nl/Rug). In OCASYS wordt aangegeven hoeveel studenten maximaal aan het onderdeel kunnen deelnemen. Deelname aan een onderdeel met een beperkte capaciteit vindt plaats op volgorde van inschrijving, met dien verstande dat de voor de opleiding ingeschreven studenten voorrang genieten bij de onderdelen die behoren tot het verplichte deel van hun programma.
Formatted: List Paragraph, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 0,5 cm + Indent at: 1,14 cm, Tab stops: Not at -2,54 cm + -1,27 cm + 0 cm + 1,27 cm + 2,54 cm + 3,81 cm + 5,08 cm + 6,35 cm + 7,1 cm + 7,62 cm + 8,89 cm + 10,16 cm + 11,43 cm + 12,7 cm + 13,97 cm + 15,24 cm + 16,51 cm + 17,78 cm Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt
Paragraaf 34 bepalingen
Tentamens en examen van de opleiding, algemene
Artikel 43.1 Examencommissie en examinatoren 1.
De Examencommissie is het onafhankelijk orgaan dat vaststelt of een student de kennis, het inzicht en de vaardigheden bezit die nodig zijn voor het verkrijgen van de graad.
2.
Het faculteitsbestuur benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding (of groep van opleidingen).
3.
De Examencommissie bestaat uit tenminste één lid dat: a. als docent is verbonden aan de opleiding (of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort); b. afkomstig is van buiten de opleiding (of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort).
4.
Het is niet toegestaan leden van het bestuur of personen die anderszins financiële verantwoordelijkheid binnen de instelling dragen tot lid van de Examencommissie te benoemen.
5.
Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan, wijst de Examencommissie examinatoren aan.
Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt Formatted: Font: 12 pt, Not Bold Formatted: Normal, Right: 0 cm Formatted: Font: Frutiger 45 Light, 10 pt Formatted: Justified
Formatted: Justified
6.
De Examencommissie stelt Regels en Richtlijnen van de Examencommissie vast.
Artikel 34.21 Toetsplan Er is een door het faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 1. de eindtermen van de opleiding; 2. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 3. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen; 4. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 5. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 6. de verantwoordelijkheden voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie.
Formatted: Justified
Formatted: Justified
Artikel 34.32 Tentamen - Algemeen 1.
Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken resp. heeft bereikt.
2.
Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager.
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
Formatted: Justified, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
Artikel 4.43.3 Verplichte volgorde
Formatted: Justified
Aan de tentamens van een aantal studieonderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat het tentamen van een ander onderdeel is behaald. Indien van toepassing is dit vermeld in de bijlage bij deze regeling. Artikel 3.4 Beoordeling stage- of onderzoekopdracht De beoordeling van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de begeleider, die als examinator is aangewezen door de examencommissie en die zich in deze laat adviseren door een tweede beoordelaar en/of de achterliggende opdrachtgever. Artikel 43.5 Tijdvakken en frequentie tentamens 1. 2. 3. 4.
5. 6. 7.
Tot het afleggen van de tentamens van de studieonderdelen van de in het artikel 3.52.2 bedoelde programma’s wordt in het studiejaar waarin het vak gegeven wordt tweemaal de gelegenheid gegeven. Voor de opleiding Psychologie geldt dat voor het afleggen van practica jaarlijks eenmaal de gelegenheid wordt geboden. Voor de opleiding Psychologie geldt dat in afwijking van het bepaalde in het eerste lid tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel, waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de gelegenheid wordt gegeven. Voor de opleidingen Sociologie en de Masteropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in de Maatschappijleer geldt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid dat de opleiding een individuele student extra gelegenheid geeft tot het afleggen van een tentamen, indien een student voor maximaal één onderdeel van het masterexamen nog geen voldoende resultaat heeft gehaald en een gelegenheid tot het afleggen van het tentamen voor dit onderdeel niet meer in het lopende collegejaar wordt gegeven, waardoor de student zijn masterexamen niet in het lopende collegejaar kan afronden. Het is niet mogelijk om opnieuw een tentamen van een vak af te leggen waarvan het vak een onderdeel vormt van een reeds behaald examen zoals bedoeld in artikel 3.18 4.15. Een tentamen in een vak dat niet meer wordt aangeboden, kan in het eerste jaar dat dit het geval is nog tenminste tweemaal worden afgelegd. Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen voor een onderdeel heeft voldaan, maar hem niettemin geen voldoende is toegekend, kan hij door de examinator in de gelegenheid worden gesteld een aanvullende of een vervangende toets af te leggen.
Formatted: Not Highlight
Formatted: Justified
Artikel 4.6 Beoordeling stage- of onderzoekopdracht De beoordeling van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de begeleider, die als examinator is aangewezen door de examencommissie en die zich in deze laat adviseren door een tweede beoordelaar en/of de achterliggende opdrachtgever. Formatted: Justified
Artikel 3.6 De masterthese 1.
De masterthese kan uitsluitend gelden voor één opleiding van de RUG. Een vrijstelling voor de masterthese, op grond van de masterthese voor een opleiding, bij een andere opleiding is niet toegestaan.
2.
Artikel 10.1, lid 7 inzake de bewaartermijn van de masterthese is van toepassing.
3.
Er wordt tweemaal per jaar de gelegenheid geboden tot het maken van de (eind) masterthese.
4.
Het tijdvak of de tijdvakken waarin de gelegenheid tot het maken hiervan wordt geboden, wordt in de studiegids en/of OCASYS bekendgemaakt.
5.
Nadere regels over de vorm, de inhoud, het tijdpad en de beoordeling van de masterthese zijn opgenomen in het Reglement afstudeerwerkstukken Bachelor- en Masteropleidingen. Dit reglement is onderdeel van deze Onderwijs en Examenregeling.
6.
Indien aan het einde van het tijdvak genoemd onder 5 de masterthese naar het oordeel van de beoordelaar(s) niet als voldoende aangemerkt kan worden, is er éénmaal de gelegenheid om binnen een door de opleiding vastgestelde periode door middel van een reparatieopdracht alsnog tot een voldoende te komen.
7.
Uitsluitend de Examencommissie kan, op schriftelijk verzoek van de student, afwijken van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde. Formatted: Justified
Artikel 34.7 Vorm van de tentamens 1. De tentamens vworden afgelegd op de in OCASYS vermelde wijzean de studieonderdelen van de in artikel 2.2 bedoelde programma’s, worden schriftelijk afgelegd. Indien van toepassing wordt een andere tentamenvorm vermeld bij de betreffende studieonderdelen in de bijlage van deze regeling. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 3. Van elk tentamen wordt een oefenversie beschikbaar gesteldAan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan
hun individuele beperking aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 34.8.11 Mondelinge tentamens
Formatted: Justified
1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald.Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. Formatted: Justified
Artikel 3.8 Tentamenvoorziening bijzondere gevallen 1.
Indien het niet verlenen van een individuele tentamenvoorziening zou leiden tot een ‘bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard’, kan de Examencommissie besluiten een dergelijke voorziening toe te kennen, in afwijking van het bepaalde in artikel 3.5.
2.
Verzoeken om een individuele tentamenvoorziening moeten zo snel mogelijk, inclusief bewijsstukken, worden ingediend bij de Examencommissie.
Artikel 3.9 Bevoegdheid Examencommissie bij keuze-onderdelen 1.
Voor beoordelingen en klachten over tentamens of een verzoek voor een afwijkende tentamenregeling is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt.
2. Indien het een onderdeel bij een andere opleiding of faculteit betreft, is de Examencommissie van de opleiding waarvan het onderdeel deel uitmaakt bevoegd. Artikel 3.10 Tentamens en functiestoornis 1.
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in bij de studentendecaan van het Studenten Service Centrum (SSC) alvorens te beslissen.
2.
Bij het afleggen van een tentamen van een keuze-onderdeel door een student met een functiestoornis houdt de Examencommissie van de opleiding die het tentamen afneemt zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven.
Formatted: Justified
Formatted: Justified
Artikel 3.124.9 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student desgevraagd een verklaring uit, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitslag in Progress. 2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen met open vragen vast binnen 10 werkdagen en de uitslag van een schriftelijk tentamen met meerkeuzevragen binnen 5 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitslag in Progress. 3. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. 4. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 4.113.9, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. 5. De tentamenuitslag is definitief zes weken nadat de uitslag bekend is gemaakt.
Formatted: Justified
Artikel 4.103.13 Geldigheidsduur 1.
De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt.
2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen.
Formatted: Justified, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm, Tab stops: Not at -2,54 cm + -1,27 cm + 0 cm + 1,27 cm + 1,87 cm + 2,54 cm + 3,81 cm + 5,08 cm + 6,35 cm + 7,1 cm + 7,62 cm + 8,89 cm + 10,16 cm + 11,43 cm + 12,7 cm + 13,97 cm + 15,24 cm + 16,51 cm + 17,78 cm
Formatted: Justified
Artikel 4.11 Inzagerecht 1. Tot maximaal zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op verzoek inzage in het beoordeelde werk. Tevens wordt de student op verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke tentamendeelnemer kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. Er is een, eventueel collectieve, inzagemogelijkheid waarin op verzoek van de student feedback wordt gegeven over de juiste antwoorden van het afgenomen tentamen. Voorafgaand aan de tentamengelegenheid maakt de examinator bekend hoe en wanneer
deze inzagemogelijkheid plaatsvindt, maar in elk geval niet later dan één week na de bekendmaking van de tentamenuitslag en zo mogelijk niet later dan vier werkdagen voor het herhalingstentamen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest om op een vooraf vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt een andere mogelijkheid geboden, bij voorkeur en zo mogelijk binnen de in dit lid genoemde termijn. Formatted: Justified
Artikel 4.12 De masterthese 1.
De masterthese kan uitsluitend gelden voor één opleiding van de RUG. Een vrijstelling voor de masterthese, op grond van de masterthese voor een opleiding, bij een andere opleiding is niet toegestaan.
2.
De masterthese wordt door het faculteitsbestuur gedurende een periode van ten minste 7 jaar bewaard.
3.
Er wordt tweemaal per jaar de gelegenheid geboden tot het maken van de (eind) masterthese.
4.
Het tijdvak of de tijdvakken waarin de gelegenheid tot het maken hiervan wordt geboden, wordt in de studiegids en/of OCASYS bekendgemaakt.
5.
Nadere regels over de vorm, de inhoud, het tijdpad en de beoordeling van de masterthese zijn opgenomen in het Reglement afstudeerwerkstukken Bachelor- en Masteropleidingen. Dit reglement is onderdeel van deze Onderwijs en Examenregeling.
6.
Indien aan het einde van het tijdvak genoemd onder 5 de masterthese naar het oordeel van de beoordelaar(s) niet als voldoende aangemerkt kan worden, is er éénmaal de gelegenheid om binnen een door de opleiding vastgestelde periode door middel van een reparatieopdracht alsnog tot een 6 te komen.
7.
Uitsluitend de Examencommissie kan, op schriftelijk verzoek van de student, afwijken van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde.
Comment [P3]: Ik weet niet of deze protocollen er zijn. Het is niet verplicht om dit lid op te nemen, hoewel het wel een goede situatie zou zijn.
Formatted: Justified
Artikel 3.18 Examen 1.
De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit.
2.
Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven.
3.
Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking.
3.
Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. Formatted: Justified
Artikel 3.194.13 Graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science” verleend. 1. 2. In afwijking tot het bepaalde in het eerste lid wordt aan degene die het examen van de Masteropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in de Maatschappijleer met goed gevolg heeft afgelegd de graad “Master of Science of Sociology”/”Master of Teaching Social Studies” verleend. 2. 3. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.
Formatted: Indent: Left: 0,63 cm, No bullets or numbering
Formatted: Indent: Left: 0,63 cm, No bullets or numbering Formatted: Justified
Artikel 4.143.20 Judicium 1.
De examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2.
Er zijn twee verschillende onderscheidingen: ‘Cum laude’ en ‘Summa cum laude’. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Bij een ‘Cum laude’ moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden: i. het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; ii. het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is groter dan of gelijk aan 8,0; b) Bij een ‘Summa cum laude’ moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden: i. het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0; ii. het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is groter dan of gelijk aan 9,0;
Formatted: Justified
Formatted: Justified
Formatted: Justified
3.
Geen judicium, zoals bedoeld in artikel 3.20 lid 2, wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in EC(TS) meer dan de helft van het totale aantal EC(TS) van de opleiding bedraagt.
4.
Voor het behalen van een judicium, zoals onder lid 2 bedoeld, geldt dat het tentamen van alle onderwijseenheden, met uitzondering van één, slechts eenmaal afgelegd mag
zijn. Voor de uitzondering geldt dat de betreffende onderwijseenheid slechts eenmalig herkanst mag zijn. 5.
De thesis of scriptie zijn voor het behalen van het judicium, zoals onder lid 2 bedoeld, uitgesloten van de mogelijkheid tot een herkansing.
6.
Voor het behalen van een judicium, zoals onder lid 2 bedoeld, geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
7.
Voor het behalen van een judicium, zoals onder lid 2 bedoeld, geldt als voorwaarde dat er geen beslissing is van de Examencommissie inhoudende dat de student, vanwege vastgestelde fraude/plagiaat, niet meer in aanmerking komt voor een judicium.
8.
In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden 2 tot en met 7 van dit artikel.
9.
Voor studenten die vóór 1 september 2013 met de opleiding zijn gestart blijft de Judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2013.
Artikel 4.15 Examen 1. Aan de opleiding is een examen verbonden ter afsluiting hiervan. 2. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit. 3. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven. 4. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking. 5. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. 6. De datum van afstuderen is de datum waarop het afsluitend examen is behaald, zoals vastgesteld door de Examencommissie conform het bepaalde in lid 2, en niet de datum waarop de bul wordt uitgereikt. 7. Het examen bedoeld in lid 1 dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde werkstukken worden door het faculteitsbestuur gedurende een periode van ten minste 7 jaar bewaard.
Formatted: Justified Formatted: Indent: Left: 0,12 cm, Right: 0 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 0,5 cm + Indent at: 1,14 cm Formatted: Indent: Left: 0,75 cm Formatted: Indent: Left: 0,12 cm, Right: 0 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 0,5 cm + Indent at: 1,14 cm Formatted: Indent: Left: 0,75 cm Formatted: Indent: Left: 0,12 cm, Right: 0 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 0,5 cm + Indent at: 1,14 cm Formatted: Indent: Left: 0,75 cm Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt Formatted: List Paragraph, Indent: Left: 0,12 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 0,5 cm + Indent at: 1,14 cm Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt Formatted: Justified, Indent: Left: 1,27 cm, Right: 0 cm, No bullets or numbering Formatted: Justified, Indent: Left: 0,12 cm Formatted: Justified, Indent: Left: 0,75 cm, No bullets or numbering Formatted: List Paragraph, Indent: Left: 0,12 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 0,5 cm + Indent at: 1,14 cm Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt
Formatted: Indent: Left: 0,75 cm Formatted: Justified
Paragraaf 5 Tentamens en examen van de opleiding, specifieke bepalingen Artikel 3.11 Mondelinge tentamens 3. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 4. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. Formatted: Justified
Artikel 5.13.8 Tentamenvoorziening bijzondere gevallen 1.
Indien het niet verlenen van een individuele tentamenvoorziening zou leiden tot een ‘bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard’, kan de Examencommissie besluiten een dergelijke voorziening toe te kennen, in afwijking van het bepaalde in artikel 43.5.
2.
Verzoeken om een individuele tentamenvoorziening moeten zo snel mogelijk, inclusief bewijsstukken, worden ingediend bij de Examencommissie.
Artikel 3.9 Bevoegdheid Examencommissie bij keuze-onderdelen 3. Voor beoordelingen en klachten over tentamens of een verzoek voor een afwijkende tentamenregeling is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt. 4. Indien het een onderdeel bij een andere opleiding of faculteit betreft, is de Examencommissie van de opleiding waarvan het onderdeel deel uitmaakt bevoegd. Artikel 5.23.10 Tentamens en functiestoornis 1.
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in bij de studentendecaan van het Studenten Service Centrum (SSC) alvorens te beslissen.
2.
Bij het afleggen van een tentamen van een keuze-onderdeel door een student met een functiestoornis houdt de Examencommissie van de opleiding die het tentamen afneemt zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven.
Formatted: Justified
Artikel 3.12 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
Formatted: Justified, Right: 0 cm Formatted: Justified
6. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student desgevraagd een verklaring uit, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitslag in Progress. 7. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen met open vragen vast binnen 10 werkdagen en de uitslag van een schriftelijk tentamen met meerkeuzevragen binnen 5 werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitslag in Progress. 8. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. 9. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. 10. De tentamenuitslag is definitief zes weken nadat de uitslag bekend is gemaakt.
Formatted: Justified
Artikel 3.13 Geldigheidsduur 4. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. 5. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Formatted: Justified
Artikel 3.14 Inzagerecht 1. Tot maximaal zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op verzoek inzage in het beoordeelde werk. Tevens wordt de student op verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke tentamendeelnemer kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. Er is een, eventueel collectieve, inzagemogelijkheid waarin op verzoek van de student feedback wordt gegeven over de juiste antwoorden van het afgenomen tentamen. Voorafgaand aan de tentamengelegenheid maakt de examinator bekend hoe en wanneer deze inzagemogelijkheid plaatsvindt, maar in elk geval niet later dan één week na de bekendmaking van de tentamenuitslag en zo mogelijk niet later dan vier werkdagen voor
het herhalingstentamen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest om op een vooraf vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt een andere mogelijkheid geboden, bij voorkeur en zo mogelijk binnen de in dit lid genoemde termijn. Formatted: Font: Not Italic Formatted: Justified
Artikel 35.3.15 Vrijstelling 1.
De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. 2. In aanvulling op het vorige lid kan een vrijstelling voor de Masteropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in de Maatschappijleer ook verleend worden door de ULO. 6.3. Voor verleende vrijstellingen voor examenonderdelen (of gedeelten daarvan) geldt een zelfde geldigheidsduur als voor tentamenresultaten. Formatted: Justified
Artikel 5.4 Verzoek buitenreguliere tentamenmogelijkheid 1. Een student kan de Examencommissie verzoeken om aan hem een buitenreguliere tentamenmogelijkheid toe te kennen. 2. Een dergelijk verzoek kan worden toegewezen, indien de student door bijzondere omstandigheden het betreffende tentamen niet heeft gehaald en het niet toekennen van een buitenreguliere tentamenmogelijkheid onaanvaardbare studievertraging oplevert. 3. Voor het toekennen van een buitenreguliere tentamenkans voor het laatste onderdeel van de opleiding gelden de navolgende criteria: - het moet gaan om het laatst te behalen studieresultaat; - de studievertraging bedraagt bij het niet toekennen van de buitenreguliere tentamenmogelijkheid ten minste een semester; - de examinandus moet hebben deelgenomen aan de laatste twee reguliere tentamenmogelijkheden van het vak waarvoor hij een buitenreguliere tentamenmogelijkheid aanvraagt, en daarop tenminste de cijfers 4 en 5 hebben behaald.
Comment [P4]: Dit deel is cursief in Model OER. Vraag is of we dit zo willen opnemen. Ik vind de toevoeging over de 4 en 5 wat merkwaardig. Moet hij zowel een 4 als een 5 gehaald hebben, of dit cijfer op een van de tentamens?? Formatted: Justified Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt
Artikel 5.5 Bevoegdheid Examencommissie bij keuze-onderdelen van andere opleidingen 1.
Een verzoek tot een keuzeonderdeel bij een andere opleiding dient goedgekeurd te worden door de Examencommissie van de eigen opleiding.
Formatted: List Paragraph, Justified, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 0,5 cm + Indent at: 1,14 cm, Tab stops: Not at -2,54 cm + -1,27 cm + 0 cm + 1,27 cm + 1,87 cm + 2,54 cm + 3,81 cm + 5,08 cm + 6,35 cm + 7,1 cm + 7,62 cm + 8,89 cm + 10,16 cm + 11,43 cm + 12,7 cm + 13,97 cm + 15,24 cm + 16,51 cm + 17,78 cm
2.
Ten aanzien van de tentaminering van, en bij verzoeken voor een afwijkende tentamenregeling voor, een keuzeonderdeel bij een andere opleiding, is de Examencommissie van die andere opleiding bevoegd.
Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt
Formatted: Justified
Artikel 5.63.16 Fraude en plagiaat 1.
2. 2.
3.
1. Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn of andermans kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt.
OOnder fraude wordt tevens het plegen van plagiaat verstaan, hetgeen het overnemen van andermans werk of ideeën zonder correcte bronvermelding is.
Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt Formatted: List Paragraph, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm, Outline numbered + Level: 4 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 5,08 cm + Tab after: 5,71 cm + Indent at: 5,71 cm, Tab stops: 2 cm, List tab + Not at 0,75 cm + 5,71 cm Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt
3.
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
Onder fraude wordt tevens verstaan het verstrekken van onjuiste gegevens op grond waarvan in de opleiding bepaalde mogelijkheden, faciliteiten of voorzieningen voor of rond tentaminering, toetsing of onderwijsdeelname kunnen worden verkregen.
Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt Formatted: Tab stops: Not at 0,75 cm Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt
7.
Indien een student fraudeert, kan de Examencommissie hem het recht ontnemen een of meer tentamens of examens af te leggen gedurende ten hoogste een jaar na constatering van de fraude, of hem een andere passende maatregel of sanctie opleggen.
4.
5.
6.
Formatted: List Paragraph, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 0,63 cm + Indent at: 1,27 cm, Tab stops: Not at 0,75 cm Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt
4. BBij zeer ernstige fraude kan de Examencommissie het College van Bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de student definitief te beëindigen. 5. De Examencommissie legt haar handelwijze bij fraude vast in haar Regels en Richtlijnen.
Formatted: Tab stops: Not at 0,75 cm Formatted: Indent: Left: 0 cm, First line: 0 cm, Tab stops: Not at 0,75 cm Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt Formatted: List Paragraph, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm, Right: 0 cm, Numbered + Level: 1 + Numbering Style: 1, 2, 3, … + Start at: 1 + Alignment: Left + Aligned at: 0,5 cm + Indent at: 1,14 cm, Tab stops: Not at 0,75 cm Formatted: Justified
Artikel 3.175.7 Ongeldig tentamen Indien er sprake is van zodanige onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen, dat een juist oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus onmogelijk is gebleken, kan de Examencommissie het tentamen ongeldig verklaren. Formatted: Justified
Artikel 5.8 Elders behaalde onderdelen Formatted: Font: Not Bold
1.
Voorwaarde voor het behalen van het getuigschrift van het Masterexamen van de opleiding is dat tenminste de helft/twee derde van het onderwijsprogramma is behaald door middel van onderdelen die verzorgd zijn door de RUG/ de faculteit/de opleiding, tijdens de inschrijving als student aan de RUG.
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
2.
In geval van een double degree Masterprogramma met een buitenlandse instelling dient ten minste een kwart (of een afwijking naar boven) van het programma daadwerkelijk aan de RUG/de faculteit/de opleiding te zijn gevolgd tijdens de inschrijving als student aan de RUG.Artikel 3.18 Examen
Formatted: Justified, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
1.
De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit.
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
2.
Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven.
3.
Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking.
8.4. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. Formatted: Font: Not Bold
Artikel 3.19 Graad 4. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science” verleend. 5. In afwijking tot het bepaalde in het eerste lid wordt aan degene die het examen van de Masteropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in de Maatschappijleer met goed gevolg heeft afgelegd de graad “Master of Science of Sociology”/”Master of Teaching Social Studies” verleend. 6. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend.
Formatted: Justified, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
Formatted: Justified, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm Formatted: Font: Not Bold
Artikel 3.20 Judicium 1.
De examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2.
Er zijn twee verschillende onderscheidingen: ‘Cum laude’ en ‘Summa cum laude’. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Bij een ‘Cum laude’ moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden: i. het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; ii. het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is groter dan of gelijk aan 8,0; b) Bij een ‘Summa cum laude’ moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden: i. het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0; ii. het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is groter dan of gelijk aan 9,0; 3.
Geen judicium, zoals bedoeld in artikel 3.20 lid 2, wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in EC(TS) meer dan de helft van het totale aantal EC(TS) van de opleiding bedraagt.
5.
Voor het behalen van een judicium, zoals onder lid 2 bedoeld, geldt dat het tentamen van alle onderwijseenheden, met uitzondering van één, slechts eenmaal afgelegd mag zijn. Voor de uitzondering geldt dat de betreffende onderwijseenheid slechts eenmalig herkanst mag zijn.
5.
De thesis of scriptie zijn voor het behalen van het judicium, zoals onder lid 2 bedoeld, uitgesloten van de mogelijkheid tot een herkansing.
6.
Voor het behalen van een judicium, zoals onder lid 2 bedoeld, geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
7.
Voor het behalen van een judicium, zoals onder lid 2 bedoeld, geldt als voorwaarde dat er geen beslissing is van de Examencommissie inhoudende dat de student, vanwege vastgestelde fraude/plagiaat, niet meer in aanmerking komt voor een judicium.
8.
In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden 2 tot en met 7 van dit artikel.
9.
Voor studenten die vóór 1 september 2013 met de opleiding zijn gestart blijft de Judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2013.
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm Formatted: Justified, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
Formatted: Justified, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
Formatted: Justified, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
Formatted: Font: Not Bold
Artikel 3.21 Toetsplan
Formatted: Justified, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
Er is een door het faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen:
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
de eindtermen van de opleiding; de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen; de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; de verantwoordelijkheden voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; de wijze van periodieke evaluatie.
Formatted: Justified, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm Formatted: Justified, Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm Formatted: Font: Not Bold
Artikel 1.6 5.9 Iudicium Abeundi
Formatted: Justified
3.
In het geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen.
Formatted: Indent: Left: 0 cm, Hanging: 0,75 cm
4.
Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord over de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, danwel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het faculteitsbestuur, de Examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
Artikel 5.10 Toevoegen intekenen voor vakken is intekenen voor tentamen Formatted: Justified
Paragraaf 4 Toelating Artikel 4.1 Vooropleiding 2.1. Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma, en die aantoont te beschikken over de in de bijlage genoemde specifieke kennis en vaardigheden. 2a. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Pedagogische Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen wordt geacht te beschikken over de kennis en vaardigheden bedoeld in het eerste lid en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de masteropleiding Pedagogische Wetenschappen. 2b. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Pedagogische Wetenschappen, differentiatie Onderwijskunde van de Rijksuniversiteit Groningen wordt geacht te beschikken over de kennis en vaardigheden bedoeld in het eerste lid en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de masteropleiding Onderwijskunde.
Formatted: Tab stops: Not at 0,63 cm
2c. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen wordt geacht te beschikken over de kennis en vaardigheden bedoeld in het eerste lid en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de masteropleiding Psychologie. 2d. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Sociologie van de Rijksuniversiteit Groningen wordt geacht te beschikken over de kennis en vaardigheden bedoeld in het eerste lid en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de masteropleiding Sociologie en tot de masteropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Maatschappijleer. Formatted: Justified
4.3. In afwijking van het eerste lid geldt voor de Research Master in Behavioural and Social Sciences een selectieprocedure. De voorwaarden voor toelating en de gevolgde procedure staan beschreven in de bijlage.
Formatted: Justified, Tab stops: Not at 0,63 cm
Formatted: Justified
5.4. Indien aan de voorwaarden als bedoeld in de leden 1 en 2 is voldaan, vindt de selectie van studenten plaats op basis van een oordeel over de volgende aanvullende eisen: NB. Per 1 september 2015 a) motivatie en talent; b) niveau van de relevante kennis en van de beheersing van methoden & technieken uit het betreffende vakgebied; c) algemeen academisch denk- en werkniveau; d) beheersing van de in het programma gehanteerde taal of talen.
Formatted: Justified
Formatted: Justified
7.5. Toelating als bedoeld in lid 1 en 2 geeft recht op inschrijving in de opleiding.
Formatted: Justified, Tab stops: Not at 0,63 cm
8.6. Voor de toelating gelden twee instroommomenten per studiejaar, namelijk in september bij aanvang van het eerste semester en in februari bij aanvang van het tweede semester.
Formatted: Justified Formatted: Tab stops: Not at 0,63 cm Formatted: Justified
Artikel 4.2 Taaleis bij buitenlandse diploma’s 1.
Indien de student wordt toegelaten tot de opleiding krachtens een diploma dat buiten Nederland is behaald, dan kan de Examencommissie hem – voorafgaand aan de inschrijving - verplichten tot het met goed gevolg afleggen van een toets Nederlands of Engels, afhankelijk van de taal van de gekozen opleiding, af te nemen door een door de Examencommissie aan te wijzen instantie.
2.
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2).
3.
De eisen inzake voldoende beheersing van de Engelse taal staan vermeld in de bijlage. Formatted: Justified
Artikel 4.3 Pre-master
5.
Degenen die niet aan de toelatingseisen genoemd in art. 4.1 voldoen, kunnen hieraan voldoen door een op het masterprogramma toegesneden pre-mastertraject van de Rijksuniversiteit Groningen met goed gevolg af te ronden. Het pre-mastertraject heeft een omvang van 15/30/45/60 ECTS.
6.
In bijlage zijn de toegangseisen voor het pre-mastertraject opgenomen. De Toelatingscommissie van de opleiding beslist over toelating tot de pre-master.
7.
Het pre-mastertraject moeten binnen twee academische jaren worden voltooid. Indien de pre-master niet binnen deze termijn wordt behaald, vervallen de binnen de premaster behaalde resultaten en kan het faculteitsbestuur de student uitsluiten van verdere deelname aan de pre-master.
8.
Toelating tot de pre-master vindt één keer per jaar plaats, bij aanvang van de opleiding in het eerste semester. Formatted: Justified
Artikel 4.4 Toelating programma’s Voor een aantal programma’s als bedoeld in artikel 2.2 gelden aanvullende toelatingsvoorwaarden, in aanvulling op het in artikel 4.1 bepaalde. Indien dit van toepassing is, wordt dit vermeld in de bijlage. Artikel 4.5 Toelatingscommissie 1.
De Toelatingscommissie beslist namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding.
2.
De Toelatingscommissie wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast; - een lid / twee leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. Formatted: Justified
3.
Als adviserend lid, tevens secretaris, wordt aangewezen de studieadviseur voor de opleiding (of een overeenkomstige facultaire medewerker).
4.
De aanwijzing geschiedt door het faculteitsbestuur, dat tevens het Toelatingsreglement vaststelt. Formatted: Justified
Artikel 4.6 Toelatingsonderzoek: criteria
3. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.1, eerste lid, stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. 4. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 4.4 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. het desbetreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Formatted: Justified
Artikel 4.7 Toelatingsonderzoek: tijdstippen De toelatingsmomenten alsmede de tijdstippen waarop het toelatingsonderzoek wordt uitgevoerd, staan beschreven in de bijlage. Formatted: Justified
Paragraaf 56
Studiebegeleiding
Artikel 65.1 Studievoortgangsadministratie 1. De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Zij verschaft jaarlijks elke student na afronding van het studiejaar een digitaal overzicht van de door hem behaalde studieresultaten van de opleiding. 3. Op verzoek verschaft de faculteit de student een schriftelijk gewaarmerkt overzicht van de door hem behaalde studieresultaten van de opleiding. Formatted: Justified
Artikel 5.2 Studiebegeleiding 1. In het kader van de toelatingsprocedure maakt de faculteit een afspraak met de student over de individuele inrichting van het door hem te volgen programma. 2. De faculteit draagt zorg voor een inwerkprogramma van de student bij de aanvang van zijn opleiding. 3. De faculteit draagt zorg voor voldoende begeleiding van de student tijdens zijn opleiding, en schenkt daarbij in het bijzonder aandacht aan mogelijke aanpassingen in het belang van de aansluiting van het gekozen programma op een eventuele onderzoekersopleiding of de beroepsuitoefening buiten de universiteit. Formatted: List Paragraph, Right: 0 cm, No bullets or numbering
3.
Formatted: No bullets or numbering Formatted: Font: +Body (Calibri), 12 pt Formatted: List Paragraph, Indent: Left: 0,62 cm, Bulleted + Level: 2 + Aligned at: 1,9 cm + Indent at: 2,54 cm Formatted: Justified, Indent: Left: 1,25 cm Formatted: Justified
Paragraaf 67
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 67.1 Wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur en na overleg met de faculteitsraad of opleidingscommissie, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, mits de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Formatted: Justified
3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: - een goedkeuring die krachtens art. 2.24 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Formatted: Justified
Artikel 76.2 Bekendmaking 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. De bedoelde stukken zijn tevens digitaal toegankelijk op de facultaire website via ‘my university’. Formatted: Justified
Artikel 76.3 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 20154.
Faculteit ………….. Model Onderwijs- en Examenregeling (OER) bacheloropleiding ………….. voor het studiejaar 2015-2016
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
1
Inhoud:
1
Algemene bepalingen……………………………………………………
pagina ..
2
Vooropleiding en toelating…………………………………………….
pagina ..
3
Inhoud en inrichting van de opleiding………………………………
pagina ..
4
De propedeutische fase van de opleiding…………………………..
pagina ..
5
Studieadvies………………………………….…………………………….
pagina ..
6
Toelating tot de postpropedeutische fase van de opleiding…..
pagina..
7
De postpropedeutische fase van de opleiding……………………..
pagina ..
8
Overige programma’s………………………………………………………. pagina ..
9
Tentamens ……………..……………………………………………..
pagina ..
10
Het examen …..………………………………………………….
pagina ..
11
Studiebegeleiding……………………………………………………………. pagina ..
12
Overgangs- en slotbepalingen…………………………………………..
pagina ..
In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) zijn de specifieke rechten en plichten opgenomen die per opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen gelden voor zowel student als opleiding. In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
2
PARAGRAAF 1 - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de OER 1.
Deze regeling geldt voor het studiejaar 2015-2016 en is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en de examens van de bacheloropleiding .................. , met CROHO-opleidingscode …………., hierna te noemen: de opleiding, en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven.
2.
De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit ............... van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit.
3.
Deze OER is ook van toepassing op studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, voor zover ze onderdelen van de opleiding waar deze OER voor geldt volgen, al dan niet in de vorm van een door de faculteit aangeboden minor.
4.
Voor de onderdelen of de minor die studenten van de opleiding, als bedoeld in lid 1, volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, geldt de OER van die andere opleiding, faculteit of instelling.
5.
Deze OER is tevens van toepassing op studenten die staan ingeschreven voor de opleiding teneinde een pre-master als bedoeld in artikel 8.6, lid 1, te volgen.
Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding. Waar in de OER de student als ‘hij’ wordt aangeduid, wordt tevens ‘zij’ bedoeld; c. opleiding: de bacheloropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; d. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van artikel 7.3 van de wet, opgenomen in OCASYS; e. OCASYS: het onderwijscatalogussysteem van de Rijksuniversiteit Groningen; f. ECTS: studiepunt als bedoeld in artikel 7.4 van de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 ECTS staat gelijk aan 28 uur studeren; g. propedeuse: de propedeutische fase van de bacheloropleiding, bedoeld in artikel 7.8 van de wet; h. postpropedeuse: het gedeelte van de bacheloropleiding dat volgt op de propedeutische fase; i. studievoortgangsoverzicht: een schriftelijk resultatenoverzicht met de daarbij behorende ECTS, dat per e-mail aan de student wordt verstuurd; j. voorlopig studieadvies: een voorlopig studieadvies verbonden aan een studievoortgangsoverzicht, dat gegeven wordt halverwege het studiejaar;
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
3
k. definitief studieadvies: een studieadvies, dat gegeven wordt aan het einde van het eerste studiejaar, dat kan luiden: negatief, voorwaardelijk positief en positief. Zulks conform artikel 7.8b lid 1 van de wet; l. bindend studieadvies: een negatief studieadvies dat bindend is voor de student, inhoudende een afwijzing voor de opleiding. Zulks conform artikel 7.8b, lid 3 van de wet; m. major: het geheel van verplichte onderwijseenheden in de propedeutische- en postpropedeutische fase; n. minorruimte: de geprogrammeerde ruimte voor differentiatie binnen de opleiding; o. minorpakket: samenhangend pakket van onderwijseenheden die in de minorruimte gevolgd kunnen worden; p. universitair minorpakket: het minorpakket ter verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit; q. persoonlijk minorpakket: het minorpakket door de student zelf samen te stellen, ter verdieping of verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit; r. toets of tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten daarvan; s. examen: het propedeuse- of afsluitend bachelorexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd, als aan alle verplichtingen van respectievelijk de gehele propedeuse- of bacheloropleiding is voldaan; t. studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; u. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum, dan wel beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus; v. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie; - het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; - het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; - het deelnemen aan veldwerk of een excursie; - het doorlopen van een stage; - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. w. Examencommissie: het onafhankelijk orgaan belast met de taken en bevoegdheden als vermeld in de artikelen 7.11, 7.12, 7.12b en 7.12 c van de wet, waaronder de beoordeling of aan de eisen van het afsluitend examen is voldaan; x. Toelatingscommissie: de commissie die namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding beslist; y. Examinator: degene die door de Examencommissie is aangewezen voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan; z. vwo-diploma: het diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, conform art. 13, lid 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel art. 7 van de Wet voortgezet onderwijs BES. aa. Opleidingscommissie: het adviesorgaan dat de taken uitoefent als omschreven in artikel 9.18 van de wet. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
4
PARAGRAAF 2
VOOROPLEIDING EN TOELATING
U dient een keuze te maken tussen onderstaande twee varianten van artikel 2.1: Voor opleidingen waar alle vwo-profielen toelating geven: Artikel 2.1 - Toelating tot de opleiding 1.
Een VWO-diploma geeft toegang tot de opleiding.
2.
Naast de in de wet genoemde diploma’s die toegang geven tot de opleiding, heeft de bezitter van het diploma van een in bijlage 1 vermelde gelijkwaardige vooropleiding toegang tot de opleiding.
3.
Op de bezitter van de in lid 2 bedoelde diploma’s, is artikel 2.4 lid 3 van toepassing (toelichting: alleen indien Engels de taal van de opleiding is).
Voor opleidingen waar alleen bepaalde vwo-profielen toelating geven: Artikel 2.1 – Toelating tot de opleiding met profieleis 1. 2.
Toegang tot de opleiding geeft een VWO-diploma met het profiel ….. Het bezit van: - een vwo-diploma zonder juist profiel; - een ander in de wet genoemd diploma dat toegang geeft tot de opleiding; dan wel - een diploma van een in bijlage 1 vermelde gelijkwaardige vooropleiding, geeft toegang tot de opleiding, mits is voldaan aan de voorwaarden in het derde lid.
3.
Degene die een in lid 2 genoemd diploma bezit, kan pas worden ingeschreven voor de opleiding nadat is aangetoond dat hij/zij inhoudelijk voldoende kennis op het niveau van het vwo-eindexamen bezit van de volgende vakken van het verplichte vwo-profiel: ....... …….
4.
De Toelatingscommissie kan in bijzondere gevallen een universitair docent in het desbetreffende vak belasten met het afnemen van een of meer toetsen.
Artikel 2.2 - Toelating tot de opleiding met een propedeuse van het hbo, het wo of de OU 1.
Een met goed gevolg afgeronde propedeuse van de hbo-bachelor ……………./wobachelor………..of /OU-bachelor……., zonder het bezit van een vwo-diploma of een hieraan gelijkwaardig diploma als genoemd in artikel 2.1, geeft rechtstreeks toegang tot de opleiding.
2.
Een met goed gevolg afgeronde propedeuse van de hbo-bachelor ……………./wobachelor…………/OU-bachelor…….geeft toegang tot de opleiding, nadat is aangetoond
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
5
dat de student inhoudelijk voldoende kennis op het niveau van het vwo-eindexamen bezit van de volgende vakken, conform de ingangseis die voor vwo-ers geldt. Het betreft de volgende vakken: ………… ………… 3.
Degene met een afgeronde propedeuse van een andere opleiding dan is vermeld in de voorgaande leden, zonder het bezit van een vwo-diploma of een hieraan gelijkwaardig diploma, kan een verzoek indienen bij de Toelatingscommissie om te worden toegelaten tot de opleiding. Hij/zij dient aan te tonen inhoudelijk voldoende kennis te bezitten op het niveau van het vwo-eindexamen bezit van de volgende vakken, conform de ingangseis die voor vwo-ers geldt. Het betreft de volgende vakken: …………………………. ………………………….
Artikel 2.3 - Taaleis bij buitenlandse diploma’s 1.
Indien de student wordt toegelaten tot de opleiding krachtens een diploma dat buiten Nederland is behaald, dan kan de Examencommissie hem – voorafgaand aan de inschrijving - verplichten tot het met goed gevolg afleggen van een toets Nederlands of Engels, afhankelijk van de taal van de gekozen opleiding, af te nemen door een door de Examencommissie aan te wijzen instantie.
2.
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2).
3.
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Engelse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van een tentamen Engels op het niveau van het VWO-eindexamen of het behalen van de TOEFL met een score van tenminste .. (computer TOEFL .., internet TOEFL ..) of een IELTS score van .. of een Cambridge Proficiency van ….
Artikel 2.4 - Colloquium doctum 1.
Degene die niet voldoet aan de vooropleidingseis als genoemd in de artikelen 2.1 en 2.2, kan deelnemen aan een toelatingsonderzoek (colloquium doctum), conform artikel 7.29 van de wet.
2.
Degene die het colloquium doctum wil afleggen, dient de leeftijd van eenentwintig jaar te hebben bereikt op de datum, waarop het onderzoek zal plaatsvinden. Van deze eis kan worden afgezien, als betrokkene een diploma bezit dat buiten Nederland is afgegeven. Van de leeftijdseis kan eveneens worden afgezien als betrokkene een vluchtelingenstatus bezit en zijn diploma om die reden niet kan tonen.
3.
Het toelatingsonderzoek, heeft betrekking op de volgende vakken op het daarbij vermelde niveau: .................. ................. Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
6
................. Het bepaalde in artikel 2.3 is van toepassing. 4.
Het bewijs dat het colloquium doctum met goed resultaat is afgelegd, geeft gedurende één studiejaar (of: twee studiejaren) na het afleggen van het colloquium doctum toelating tot de opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen waarvoor het colloquium doctum is afgelegd.
Artikel 2.5 - Toelatingscommissie 1. De Toelatingscommissie beslist namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding. 2. De Toelatingscommissie wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast; - een lid / twee leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 3. Als adviserend lid, tevens secretaris, wordt aangewezen de studieadviseur voor de opleiding (of een overeenkomstige facultaire medewerker). 4. De aanwijzing geschiedt door het faculteitsbestuur, dat tevens het Toelatingsreglement vaststelt. Artikel 2.6 - Studiekeuzeactiviteiten en -advies 1.
Voorafgaand aan de eerste inschrijving voor de opleiding, dient een aspirant-student deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten, met daaraan verbonden een studiekeuzeadvies, zoals deze gelden voor de opleiding.
2.
Het hieromtrent bepaalde in de Regeling Inschrijving en Collegegeld (RIC) van de RUG en de facultaire matchingsprocedure is van toepassing.
PARAGRAAF 3 – INHOUD EN INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1. - Doel en eindkwalificaties van de opleiding 1.
Met de opleiding wordt beoogd: a. het verkrijgen van kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van ...………, en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid. b. de academische vorming. Hieronder wordt verstaan het ontwikkelen van competenties (kennis, vaardigheden en attitudes) ten aanzien van: - zelfstandig academisch denken, handelen en communiceren; - hanteren van relevant wetenschappelijk instrumentarium; - (wetenschappelijk) communiceren in de eigen taal; - hanteren van specifieke kennis van een vakgebied in een bredere wetenschappelijke,
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
7
wetenschapsfilosofische, en maatschappelijk/culturele context; - gedragsnormen die gelden tijdens de studie en binnen de wetenschap. c. voorbereiding op een verdere studieloopbaan. Studenten worden vanaf het eerste bachelorjaar vertrouwd gemaakt met theorie en praktijk van wetenschappelijk onderzoek. 2.
De afgestudeerde: a. heeft kennis van en inzicht in het vakgebied ………., in het bijzonder……. b. heeft kennis van en inzicht in de theoretische en methodologische grondslagen van ….. c. beschikt over algemene academische vaardigheden, in het bijzonder met betrekking tot: …… d. is in staat om kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien; e. kan een praktijkvraag of probleem op het vakgebied herformuleren tot een duidelijke en onderzoekbare probleemstelling; de daarin vervatte begrippen op adequate wijze operationaliseren; een onderwerp zowel theoretisch als empirisch bestuderen, in onderlinge samenhang; het resultaat weergeven in een coherent betoog dat wordt afgesloten met een heldere, synthetiserende conclusie; de resultaten gebruiken voor het beantwoorden van de praktijkvraag of het bijdragen aan verheldering en zo mogelijk oplossing van het probleem; vormt een oordeel dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten; f. is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten; g. bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een masteropleiding aan te gaan.
Artikel 3.2 - Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. voorbeelden van alternatieven 1: De opleiding wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd 2: De opleiding wordt zowel voltijds, deeltijds, als duaal verzorgd 3: De opleiding wordt zowel voltijds als duaal verzorgd. Artikel 3.3 - Taal van de opleiding 1.
De opleiding wordt in het Nederlands/Engels verzorgd.
2. < Indien Nederlandstalige opleiding>: In afwijking van het eerste lid kunnen een of meer onderdelen van de opleiding in het Engels worden verzorgd, conform de Gedragscode Voertaal van de RUG. Artikel 3.4 - Studielast 1.
De opleiding heeft een studielast van 180 ECTS.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
8
2.
De propedeutische fase van de opleiding heeft een studielast van 60 ECTS.
3.
De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS.
4.
De deeltijdopleiding heeft een jaarlijkse studielast van 30 ECTS
Artikel 3.5 - Voorwaarden graadverlening RUG 1.
Voorwaarde voor het verlenen van de bachelorgraad van de opleiding is dat ten minste de helft van het onderwijsprogramma is behaald via onderdelen verzorgd door de RUG, tijdens de inschrijving als student aan de RUG.
2.
In geval van een double degree bachelorprogramma met een buitenlandse instelling dient ten minste een kwart (of een afwijking naar boven) van het onderwijsprogramma daadwerkelijk aan de RUG te zijn gevolgd, tijdens de inschrijving als student aan de RUG.
Artikel 3.6 - Contacturen 1.
De opleiding heeft in de propedeutische fase minimaal 480 contacturen per jaar (voltijdse variant) en minimaal …contacturen per jaar (deeltijdse variant).
2.
De opleiding heeft in de postpropedeutische fase minimaal …contacturen per jaar (voltijdse variant) en minimaal …contacturen per jaar (deeltijdse variant).
3.
De vormgeving van de contacturen is opgenomen in de bijlage 2 van deze OER en tevens geregistreerd in de studiegids en/of OCASYS
Artikel 3.7 - Indeling en examens van de opleiding 1.
In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: a. het propedeutisch examen; b. het bachelor examen.
2.
De opleiding is opgedeeld in een propedeutische fase en een postpropedeutische fase.
3.
Het geheel van de opleiding bestaat uit een major en, een universitair/persoonlijk minorpakket.
Artikel 3.8 - Deelname aan onderwijseenheden 1.
De student kan deelnemen aan een onderdeel van de opleiding nadat hij zich daarvoor tijdig heeft ingeschreven door middel van … (verwijzing naar webpagina).
2.
In OCASYS wordt aangegeven hoeveel studenten maximaal aan het onderdeel kunnen deelnemen.
3.
Deelname aan een onderdeel met een beperkte capaciteit vindt plaats op volgorde van inschrijving, met dien verstande dat de voor de opleiding ingeschreven studenten Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
9
voorrang genieten bij de onderdelen die behoren tot het verplichte deel van hun major (c.q. minor). Alternatief: Deelname aan een onderdeel met een beperkte capaciteit vindt plaats op basis van vooraf vastgestelde en gepubliceerde toelatingscriteria en voorrangsregels, met dien verstande dat de voor de opleiding ingeschreven studenten voorrang genieten bij de onderdelen die behoren tot het verplichte deel van hun major.
PARAGRAAF 4 - DE PROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING Artikel 4.1 - Samenstelling propedeutische fase 1. De propedeutische fase omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: 1. .....…….. (.. ECTS) 2. ...………. (.. ECTS) 3. ………... (.. ECTS) 4. ...……. (.. ECTS) enz. 2. Alle onderdelen zijn opgenomen in de digitale universitaire onderwijscatalogus, OCASYS, onder vermelding van de vorm waarin het onderwijs wordt verzorgd. Artikel 4.2 - Vrijstelling 1.
De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende Examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen op grond van eerder (elders) behaalde resultaten, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding, in binnen- of buitenland, heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel.
2.
Het bepaalde in artikel 3.5 is van toepassing op het verlenen van vrijstellingen.
3.
Voor verleende vrijstellingen voor examenonderdelen (of gedeelten daarvan) geldt eenzelfde geldigheidsduur als voor tentamenresultaten.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
10
PARAGRAAF 5 -
STUDIEADVIES
Artikel 5.1 - Voorlopig studieadvies 1. In het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse van de opleiding, ontvangt de student halverwege het eerste semester een studievoortgangsoverzicht, met daarin een overzicht van de gerealiseerde studielast. Ook later in studiejaar worden de student studievoortgangsoverzichten toegezonden. 2. Zo spoedig mogelijk na afloop van het eerste semester, doch uiterlijk vóór 1 maart ontvangt de student een schriftelijk voorlopig studieadvies. 3. Dit voorlopig studieadvies geeft een waarschuwing indien er sprake is van onvoldoende studievoortgang, zodat de student nog de gelegenheid heeft om zijn prestaties te verbeteren. 4. Wanneer de studievoortgang dermate onvoldoende is dat in redelijkheid niet te verwachten is dat de student aan de voorwaarden van een (voorlopig) positief studieadvies zal gaan voldoen, zoals genoemd in artikel 5.2, lid 2, onder a en b, wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. Dit gesprek heeft tot doel het bespreken van de wijze van studeren, een heroverweging van de studiekeuze en een eventuele verwijzing naar een andere opleiding. Artikel 5.2 - Definitief studieadvies 1. Als BSA-norm (Bindend Studieadvies-norm) geldt een minimum van 45 ECTS in het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse. 2. Het definitieve studieadvies wordt gegeven aan het einde van het eerste studiejaar, uiterlijk 31 juli, en is: a. positief: indien de student het propedeutisch programma met goed gevolg geheel heeft afgerond; b. voorwaardelijk positief: indien de student ten minste 45 ECTS (voor deeltijdstudenten 20 ECTS) van het propedeutisch programma heeft behaald, met de aan het advies verbonden voorwaarde dat de propedeuse aan het einde van het tweede studiejaar geheel moet zijn afgerond (P-in-2); c. negatief: indien de student minder dan 45 ECTS (voor deeltijdstudenten 20 ECTS) van het propedeutisch programma heeft behaald. Dit studieadvies is bindend voor de student (BSA), op grond van artikel 7.8b, lid 3 van de wet. 3. Indien de resultaten tussentijds al dermate onvoldoende zijn dat het redelijkerwijs niet mogelijk zal zijn om aan het einde van het eerste studiejaar te voldoen aan de BSA-norm van 45 ECTS (voor deeltijdstudenten 20 ECTS), kan, desgewenst ook op verzoek van de student, na het voorlopige studieadvies conform artikel 5.1, reeds voor het einde van het eerste studiejaar een bindend studieadvies worden uitgebracht. De procedure als beschreven in artikel 5.5 is van toepassing.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
11
4. Aan het einde van het tweede jaar van inschrijving voor de opleiding (bij een deeltijdopleiding aan het eind van zijn derde jaar van inschrijving P-in-3), uiterlijk 31 juli, wordt beoordeeld of aan de voorwaarde van een op grond van lid 2, sub b, afgegeven voorwaardelijk positief studieadvies is voldaan: a. indien de student alsnog voldoet aan alle eisen van de propedeuse (P-in-2), wordt het voorwaardelijk positief advies omgezet in een (onvoorwaardelijk) positief advies. b. indien de student nog steeds niet voldoet aan alle eisen van de propedeuse (geen Pin-2), heeft hij daarmee de voorwaarde van het afgegeven voorwaardelijk positief advies niet vervuld. Het positieve advies onder voorwaarden vervalt en verwordt alsnog tot een negatief advies, dat bindend is voor de student (BSA). 5. In de afweging voor een studieadvies in het eerste jaar van inschrijving voor de opleiding, dan wel bij de beoordeling van het voorwaardelijk positief advies in het tweede jaar van inschrijving, betrekt het faculteitsbestuur de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden: a. persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 5.4 en b. het bekleden van een erkende bestuursfunctie in het tweede jaar van inschrijving op grond van een voorwaardelijk positief studieadvies. Artikel 5.3 – Uitzonderingen definitief studieadvies meerdere opleidingen RUG 1. Indien de student zich voor het eerste jaar van de propedeuse bij 2 of meer opleidingen aan de RUG heeft ingeschreven en hij voldoet vervolgens bij één van de opleidingen aan de BSA-norm als bedoeld in artikel 5.2, lid 1, vervalt dat jaar de verplichting om bij de andere opleiding(en) aan de norm te voldoen. Nadat de student de propedeutische fase met goed gevolg geheel heeft afgerond bij één van de opleidingen, wordt hij ontheven van de BSAverplichting bij inschrijvingen bij andere opleidingen. reeds behaalde propedeuse 2. Indien de student voor een wo-opleiding aan de RUG of aan een andere Nederlandse universiteit reeds het propedeutisch examen heeft behaald, dan wel -bij afwezigheid daarvan- de 60 ECTS van het eerste jaar heeft afgerond, valt de student voor de opleiding aan de RUG waarbij hij zich in de propedeutische fase inschrijft niet onder het BSAregime. uitschrijving vóór 1 februari 3. Aan de student die een verzoek tot uitschrijving vóór of met ingang van 1 februari van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse van de opleiding doet, wordt geen definitief studieadvies uitgebracht. Indien deze student zich in een volgend studiejaar opnieuw inschrijft, zal in dat volgende studiejaar de procedure als genoemd onder artikel 5.1 opnieuw van toepassing zijn. De student valt onder de BSA-regeling van het studiejaar waarin hij zich opnieuw voor de opleiding inschrijft.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
12
uitschrijving vóór 1 februari + inschrijving per 1 februari 4. De student die zich vóór 1 februari uitschrijft voor een opleiding en zich per 1 februari van hetzelfde studiejaar inschrijft voor een opleiding behorend tot hetzelfde opleidingscluster als genoemd in bijlage xxx, geldt artikel 5.2 onverminderd. 5. Voor de student die zich vóór 1 februari uitschrijft voor de voltijdse variant van de opleiding en zich per 1 februari van hetzelfde studiejaar inschrijft voor de deeltijdvariant van dezelfde opleiding of voor een opleiding behorend tot hetzelfde opleidingscluster als genoemd in bijlage xxx, geldt artikel 5.2 onverminderd. inschrijving per 1 februari 6. Voor de student die zich vanaf 1 februari inschrijft voor een bacheloropleiding van de RUG en niet eerder in hetzelfde jaar als student stond ingeschreven, geldt een aanpassing van de BSA-norm. Aan het eind van het tweede semester van zijn eerste jaar van inschrijving dient 20 ECTS van het propedeutisch programma van de opleiding te zijn behaald (bij een deeltijdopleiding minder dan 10 ECTS). Aan het einde van het tweede jaar van inschrijving dient de propedeuse met goed gevolg geheel te zijn afgerond (P-in-2) (bij een deeltijdopleiding aan het eind van zijn derde jaar van inschrijving). Voor het overige is het bepaalde in artikel 5.2 van overeenkomstige toepassing. Artikel 5.4 - Persoonlijke omstandigheden 1. In zijn afweging om een bindend studieadvies uit te brengen betrekt het faculteitsbestuur op verzoek van de student diens persoonlijke, individueel bepaalbare, omstandigheden. Bij deze afweging worden tevens betrokken het studiegedrag van de student, de met de studieadviseur gemaakte afspraken en/of studieplanning, het moment van melden van de persoonlijke omstandigheden en het aan het einde van het eerste studiejaar behaalde studieresultaat. 2. Teneinde de student zo goed mogelijk te kunnen begeleiden, dient de student de persoonlijke omstandigheden zo spoedig mogelijk te melden bij de studieadviseur. Ook indien de met de studieadviseur gemaakte studieplanning op grond van de aangepaste BSA-norm niet wordt gehaald, dient de student dit zo spoedig mogelijk bij de studieadviseur te melden. 3. Indien de student op grond van de omstandigheden als bedoeld in lid 1 aan het eind van het eerste studiejaar van de propedeuse niet voldoet aan de BSA-norm, maar wel voldoet aan de afwijkende norm zoals afgesproken met de studieadviseur, wordt aan de student een voorwaardelijk positief advies gegeven. 4. Indien de student een voorwaardelijk positief studieadvies heeft gekregen, wordt aan het einde van het tweede jaar van inschrijving voor de opleiding beoordeeld of aan de voorwaarde van het voorwaardelijk positief studieadvies is voldaan. a. Het voorwaardelijk positief advies wordt omgezet in een (onvoorwaardelijk) positief advies indien: a. De propedeuse met goed gevolg in zijn geheel is afgerond (P-in-2); b. De student door persoonlijke omstandigheden aan het einde tweede van het
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
13
studiejaar de propedeuse niet heeft afgerond, maar de afgesproken aangepaste BSA-norm wel heeft behaald. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing. b. Het positieve advies onder voorwaarden vervalt en verwordt alsnog tot negatief studieadvies, dat bindend is voor de student (BSA), indien de student de propedeuse aan het einde van het tweede studiejaar niet heeft afgerond, noch de eventueel afgesproken aangepaste norm voor het tweede studiejaar heeft behaald. 5. Omstandigheden als bedoeld in lid 1 leiden niet automatisch tot een succesvolle aanspraak op een uitkering uit het Profileringsfonds. Artikel 5.5 - Procedure uitreiken definitief studieadviess 1. Het definitief studieadvies wordt namens het College van Bestuur uitgebracht door het faculteitsbestuur. In het besluit wordt melding gemaakt van de geldende rechtsbeschermingsvoorziening. 2. Alvorens een negatief studieadvies wordt uitgebracht, wordt een voornemen tot BSA aan de student verzonden, waarna de student in de gelegenheid wordt gesteld gehoord te worden door of namens het faculteitsbestuur. Artikel 5.6 – Gevolgen bindend studieadvies 1. Het bindend studieadvies heeft als gevolg dat de student zich gedurende een periode van 2 volgende studiejaren ingaande op 1 september van het aansluitende collegejaar niet mag inschrijven voor de opleiding, noch voor de overige opleidingen behorend tot het cluster met verwante opleidingen als genoemd in bijlage xxx. 2. Het is studenten met een bindend studieadvies niet toegestaan onderdelen voor deze opleiding via een andere opleiding of onderwijsinstelling te volgen teneinde de gevolgen van het BSA te ontlopen. Voor de op deze wijze behaalde onderdelen wordt geen vrijstelling verleend en ook anderszins worden deze onderdelen niet erkend in het kader van de opleiding.
PARAGRAAF 6
TOELATING TOT DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING
Artikel 6.1 - Criteria toelating postpropedeutische fase 1. Toelaatbaar tot de postpropedeutische fase van de opleiding, is de bezitter van het propedeutisch getuigschrift. 2. In afwijking van het eerste lid is voorwaardelijk toelaatbaar de student die ten minste 45 ECTS in het eerste jaar van de propedeutische fase heeft behaald en/of in het bezit is van een voorwaardelijk positief studieadvies.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
14
3. De voorwaardelijke toelating geldt niet voor de minor van de opleiding. Hiervoor is het propedeutisch getuigschrift vereist. 4. Een voorwaardelijke toelating tot de postpropedeutische fase vervalt, indien de student aan het eind van het tweede jaar van zijn inschrijving het propedeutisch examen niet heeft behaald. De reeds behaalde onderdelen van de postpropedeutische fase behouden hun geldigheid. 5. De voorwaardelijke toelating als beschreven in lid 2 van dit artikel geldt alleen voor onderdelen van het eerste jaar van de postpropedeuse (het tweede bachelorjaar). Om te kunnen deelnemen aan onderdelen van het tweede jaar van de postpropedeuse (het derde bachelorjaar) dient het propedeutisch examen met goed gevolg te zijn afgelegd. Artikel 6.2 - Hardheidsclausule toelating postpropedeutische fase In situaties waarbij een onderwijsinhoudelijke wijziging/onderwijskundige overmacht aantoonbaar leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de Examencommissie afwijken van het in artikel 6.1 bepaalde. In dat geval moet er sprake zijn van een unieke individuele omstandigheid die zodanig onderscheidend is dat de toelating redelijkerwijs niet achterwege kan blijven. Artikel 6.3 - Studieplanning 1. Elke student die een voorwaardelijk positief studieadvies heeft gekregen als genoemd in paragraaf 5, moet een studieplanning maken. De student moet in deze gevallen samen met de studieadviseur/mentor/aangewezen begeleider van de opleiding een studieplanning opstellen die ten minste behelst: a. de propedeusevakken die nog niet zijn behaald met het daarbij behorende tijdpad; b. de postpropedeutische vakken die in aanvulling op de onder a. genoemde vakken zouden kunnen worden gevolgd.
PARAGRAAF 7
DE POSTPROPEDEUTISCHE FASE VAN DE OPLEIDING
Artikel 7 .1 - Samenstelling postpropedeutische fase 1. De postpropedeutische fase omvat de verplichte volgende onderdelen, met de daarbij vermelde studielast: 1. .......... (..ECTS), (major;) 2. .......... (..ECTS), (major; ) 3. 15 of 30 (2 x 15 ) .......... (..ECTS), (minorruimte) 4. enz. 2. De student kan ter invulling van de minorruimte een keuze maken uit onderstaande mogelijkheden: Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
15
- onderzoeksstage - maatschappelijke stage - een studieperiode aan een buitenlandse universiteit - een verbredend of verdiepend minorpakket, bestaande uit vakken van buiten de eigen major (verder uit te werken door de opleiding) 3. De student kan kiezen uit de volgende keuzeonderdelen, ter goedkeuring van de Examencommissie 1a. .......... (..EC), (major/minorruimte) 2a. .......... (..EC), (major/minorruimte) 3a. .......... (..EC), (major/minorruimte) 4. Alle onderdelen zijn opgenomen in de digitale universitaire onderwijscatalogus, OCASYS, onder vermelding van de vorm waarin het onderwijs wordt verzorgd. Artikel 7.2 - Vervanging en keuzeonderdelen elders 1.
2.
De Examencommissie kan, na een gemotiveerd verzoek van de student, voorafgaande toestemming verlenen om: a. een onderdeel van het examenprogramma te vervangen door een ander door de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland aangeboden vak dat past in het examenprogramma, dan wel b. een keuzeonderdeel van het examenprogramma in te vullen met één of meer vakken die gevolgd worden aan de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland. Bij de beoordeling van het verzoek let de Examencommissie in ieder geval op samenhang van (delen van) het vakkenpakket en het niveau van de vakken.
PARAGRAAF 8 A.
OVERIGE PROGRAMMA’S
Minorpakket
Artikel 8 .1 – Minorpakket 1. 2.
De minorruimte kan worden ingevuld door de mogelijkheden genoemd in artikel 7.1, lid 2. Bij het volgen van een minorpakket kan worden gekozen uit: a) een universitair minorpakket; b) een persoonlijk minorpakket.
Artikel 8.2 – Universitair minorpakket 1.
Een universitair minorpakket betreft een samenhangend pakket van onderwijseenheden ter verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
16
2.
Bij de keuze voor een universitair minorpakket ter invulling van de minorruimte van de opleiding, wordt de toestemming van de Examencommissie van de opleiding verondersteld te zijn gegeven.
Artikel 8.3 – Persoonlijk minorpakket 1.
2.
Een persoonlijk minorpakket betreft een door de student zelf samen te stellen samenhangend deel van onderwijsheden, ter verdieping of verbreding van de opleiding, te volgen bij de eigen of een andere faculteit. Het persoonlijk minorpakket dient voorafgaand ter goedkeuring aan de Examencommissie van de eigen opleiding te worden voorgelegd.
Artikel 8.4 – Bevoegdheid Examencommissie minorpakket 1.
De keuze voor een bepaalde invulling van de minorruimte dient door de Examencommissie van de eigen opleiding te worden goedgekeurd, met uitzondering van invulling door middel van een universitair minorpakket conform artikel 8.2 lid 2.
2.
Voor het minorpakket dat studenten van de opleiding volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen is de Examencommissie bevoegd van de opleiding die het tentamen afneemt.
3.
Voor het minorpakket dat studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen volgen, is de Examencommissie van de opleiding bevoegd.
4.
Ten aanzien van een interfacultair universitair minorpakket wordt een penvoerende Examencommissie aangewezen.
B.
Honoursprogramma
Artikel 8.5 - Honoursprogramma bacheloropleiding 1.
De faculteit neemt deel aan het Bachelor Honoursprogramma van het University of Groningen Honours College. Dit Bachelor Honoursprogramma maakt geen deel uit van het reguliere bachelorcurriculum.
2.
Studenten die zijn toegelaten tot een van de bacheloropleidingen van de faculteit kunnen aan het Bachelor Honoursprogramma deelnemen, indien zij worden geselecteerd door de Dean van het University of Groningen Honours College. Voor de selectieprocedure wordt verwezen naar de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College. Eventueel: bij de selectie voor deelname aan het honoursprogramma gelden de volgende criteria ….
3.
Het Bachelor Honoursprogramma heeft een totale studielast van 45 EC, verdeeld over de drie bachelorjaren.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
17
Op het Bachelor Honoursprogramma, waar het facultaire verdiepende deel een onderdeel van is, is de Onderwijs- en Examenregeling van het University of Groningen Honours College van toepassing. 4.
a.
b.
C.
Het Honoursprogramma maakt geen onderdeel uit van het reguliere bachelorcurriculum. De resultaten en cijfers tellen niet mee voor de toekenning van het judicium cum laude of summa cum laude van de bacheloropleiding. In het bij het bachelordiploma behorende diplomasupplement worden ook de resultaten van het Bachelor Honoursprogramma vermeld.
Pre-masters
Artikel 8.6 - Pre-masters 1.
De faculteit biedt pre-masters aan met het oog op toelating tot een master van de faculteit.
2.
Bij deelname aan de pre-master………. vindt inschrijving bij de bacheloropleiding als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, plaats. (evt. verder uitbreiden bij meerdere pre-masters).
3.
De Toelatingscommissie van de beoogde masteropleiding beslist over toelating tot de pre-master.
4.
Ten aanzien van onderdelen van de pre-master is de Examencommissie van de opleiding, als bedoeld in artikel 1.1, lid 1, bevoegd.
5.
De bepalingen betreffende pre-masters in de Regeling Inschrijving en Collegegeld RUG 2015-2016 zijn van toepassing.
PARAGRAAF 9
TENTAMENS
Artikel 9.1 - Algemeen 1.
Aan elke onderdeel van de opleiding is een tentamen verbonden.
2.
Door middel van het tentamen wordt de student op academische vorming getoetst en wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt.
3.
Het oordeel over een tentamen (de uitslag) is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager.
Artikel 9.2 - Verplichte volgorde Aan de tentamens van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat de tentamens van de daarbij vermelde onderdelen zijn behaald: a. propedeuse: Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
18
.......... ná behalen van ......... .......... ná behalen van ......... en .......... b. postpropedeuse: .......... ná behalen van ......... .......... ná behalen van ......... en .......... enz. Artikel 9.3 - Tijdvakken en frequentie tentamens 1. Tot het afleggen van de tentamens van de in de artikel 4.1. en artikel 7.1. genoemde onderdelen wordt per studiejaar ten minste tweemaal de gelegenheid gegeven. 2. In de studiegids en/of OCASYS worden de tijdvakken waarin de tentamens kunnen worden afgelegd vermeld. Deeltentamens kunnen ook buiten de aangegeven periode afgenomen worden. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel, waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts eenmaal de gelegenheid gegeven. 4. Een tentamen in een vak dat niet meer wordt aangeboden, kan in het eerste jaar dat dit het geval is nog ten minste tweemaal worden afgelegd. 5. Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen voor een onderdeel heeft voldaan, maar hem niettemin geen voldoende is toegekend, kan hij door de Examinator in de gelegenheid worden gesteld een aanvullende of een vervangende toets af te leggen. Artikel 9.4 - Beoordeling stage- of onderzoeksopdracht De beoordeling van een stage of van een onderzoeksopdracht wordt verricht door de begeleider ter plekke en de achterliggende opdrachtgever, die als Examinator zijn aangewezen door de Examencommissie. Artikel 9.5 - de scriptie 1. De scriptie geldt in beginsel voor één RUG-opleiding. Een (gedeeltelijke) vrijstelling voor de scriptie bij een opleiding, op grond van een scriptie voor een andere opleiding, is ter beoordeling van de Examencommissie. 2. De toetsing van de scriptie wordt verricht door ten minste twee examinatoren. 3. Artikel 10.1, lid 7 inzake de bewaartermijn van de scriptie is van toepassing. 4. Er wordt tweemaal per jaar de gelegenheid geboden tot het maken van de (eind)scriptie. 5. Het tijdvak of de tijdvakken waarin de gelegenheid tot het maken hiervan wordt geboden, wordt in de studiegids en/of OCASYS bekendgemaakt.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
19
6. Nadere regels over de vorm, de inhoud, het tijdpad en de beoordeling van de scriptie zijn opgenomen in het Reglement afstudeerwerkstukken Bachelor- en Masteropleidingen. Dit reglement is onderdeel van deze Onderwijs- en Examenregeling. 7. Indien aan het einde van het tijdvak genoemd onder 5 de scriptie naar het oordeel van de beoordelaar(s) niet als voldoende aangemerkt kan worden, is er éénmaal de gelegenheid om binnen een door de opleiding vastgestelde periode door middel van een reparatieopdracht alsnog tot een 6 te komen. 8. Uitsluitend de Examencommissie kan, op schriftelijk verzoek van de student, afwijken van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde. 9. Om in aanmerking te komen voor begeleiding en beoordeling van de (eind)scriptie van de opleiding dient de student aan de volgende eisen te hebben voldaan: – hij heeft ten minste 60 EC aan postpropedeutische onderdelen met succes afgerond; – zijn bachelorprogramma is goedgekeurd door de Examencommissie, indien vereist op grond van paragraaf 7. Artikel 9.6 - Vorm van de tentamens 1. De tentamens worden afgelegd op de in OCASYS vermelde wijze. 2. Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 3.
Van elk tentamen wordt een oefenversie beschikbaar gesteld.
Artikel 9.7 – Verzoek buitenreguliere tentamenmogelijkheid 1.
Een student kan de Examencommissie verzoeken om aan hem een buitenreguliere tentamenmogelijkheid toe te kennen.
2.
Een dergelijk verzoek kan worden toegewezen, indien de student door bijzondere omstandigheden het betreffende tentamen niet heeft gehaald en het niet toekennen van een buitenreguliere tentamenmogelijkheid onaanvaardbare studievertraging oplevert.
3.
Voor het toekennen van een buitenreguliere tentamenkans voor het laatste onderdeel van de opleiding gelden de navolgende criteria: - het moet gaan om het laatst te behalen studieresultaat; - de studievertraging bedraagt bij het niet toekennen van de buitenreguliere tentamenmogelijkheid ten minste een semester; - de examinandus moet hebben deelgenomen aan de laatste twee reguliere tentamenmogelijkheden van het vak waarvoor hij een buitenreguliere tentamenmogelijkheid aanvraagt, en daarop tenminste de cijfers 4 en 5 hebben behaald.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
20
Artikel 9.8 - Bevoegde Examencommissie keuzeonderdelen andere opleiding 1. 2.
Een verzoek tot een keuzeonderdeel bij een andere opleiding dient goedgekeurd te worden door de Examencommissie van de eigen opleiding. Ten aanzien van de tentaminering van, en bij verzoeken voor een afwijkende tentamenregeling voor, een keuzeonderdeel bij een andere opleiding, is de Examencommissie van die andere opleiding bevoegd. Artikel 9.9 lid 2 is van toepassing.
Artikel 9.9 - Tentamens en functiestoornis 1.
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in bij de studentendecaan van het Studenten Service Centrum (SSC) alvorens te beslissen.
2.
Bij het afleggen van een tentamen van een keuzeonderdeel bij een andere opleiding door een student met een functiestoornis, houdt de Examencommissie van die andere opleiding zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven.
Artikel 9.10 - Mondelinge tentamens 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. 2.
Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende Examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daar niet mee instemt. Bij het mondelinge tentamen kan een tweede examinator aanwezig zijn, op verzoek van de examinator en/of de student.
Artikel 9.11 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De Examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student desgevraagd een verklaring uit. 2.
De Examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen tien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van registratie van de uitslag in Progress.
3.
Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de Examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student de uitslag zal ontvangen.
4.
Bij het bekendmaken van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 9.13, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
21
Artikel 9.12 - Geldigheidsduur 1.
De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes (of: ..) jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. 3.
Deeltoetsen en opdrachten die zijn behaald binnen een onderdeel dat niet met goed gevolg is afgelegd, vervallen na het studiejaar waarin zij zijn behaald.
Artikel 9.13 - Inzagerecht 1.
Gedurende tenminste … dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk.
2.
Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen, kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.
3.
De Examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokken student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn.
Artikel 9.14 - Examencommissie en Examinatoren 1.
De Examencommissie is het onafhankelijk orgaan dat vaststelt of een student de kennis, het inzicht en de vaardigheden bezit die nodig zijn voor het verkrijgen van de graad.
2.
Het faculteitsbestuur benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding (of groep van opleidingen).
3.
In de Examencommissie is ten minste: a. één lid dat als docent is verbonden aan de opleiding (of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort); en b. één lid dat afkomstig is van buiten de opleiding (of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort).
4.
Het is niet toegestaan leden van het bestuur of personen die anderszins financiële verantwoordelijkheid binnen de instelling dragen tot lid van de Examencommissie te benoemen. Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
22
5.
Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan, wijst de Examencommissie Examinatoren aan.
6.
De Examencommissie stelt Regels en Richtlijnen van de Examencommissie vast.
Artikel 9.15 - Fraude en plagiaat 1.
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn of andermans kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt.
2.
Onder fraude wordt tevens het plegen van plagiaat verstaan, hetgeen het overnemen van andermans werk zonder correcte bronvermelding is.
3.
Indien een student fraudeert, kan de Examencommissie hem het recht ontnemen een of meer tentamens of examens af te leggen gedurende ten hoogste een jaar.
4.
Bij ernstige fraude kan de Examencommissie het College van Bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de student definitief te beëindigen.
5.
De Examencommissie legt haar handelwijze bij fraude vast in de haar Regels en Richtlijnen.
Artikel 9.16 – Ongeldig tentamen Indien er sprake is van zodanige onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen, dat een juist oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus onmogelijk is gebleken, kan de Examencommissie het tentamen ongeldig verklaren voor zowel de examinandus als een groep van examinandi. Artikel 9.17 - Iudicium Abeundi 1.
In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en/of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding.
2.
Het hieromtrent bepaalde in de Regeling Inschrijving en Collegegeld van de RUG is van toepassing.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
23
PARAGRAAF 10
HET EXAMEN
Artikel 10.1 – Examen vaststelling 1.
Aan de opleiding is een examen verbonden ter afsluiting hiervan.
2.
De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven.
3.
Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven.
4.
Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking.
5.
Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken.
6.
De datum van afstuderen is de datum waarop het afsluitend examen is behaald, zoals vastgesteld door de Examencommissie conform het bepaalde in lid 2, en niet de datum waarop de bul wordt uitgereikt.
7.
Het examen bedoeld in lid 1 dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde werkstukken worden door het faculteitsbestuur gedurende een periode van ten minste 7 jaar bewaard.
Artikel 10.2 – Getuigschrift 1.
Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de Examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt, ook al rondt de student meerdere programmas van de opleiding af. Artikel 3.5 is van toepassing.
2.
De Examencommissie voegt aan het getuigschrift het Internationaal Diploma Supplement toe.
3.
Indien van toepassing, worden de resultaten van het Bachelor Hounoursprogramma in het bij het bachelordiploma behorende diplomasupplement vermeld.
Artikel 10.3 - Graad 1.
Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Bachelor of Science / Arts /Laws” verleend.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
24
2.
De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen vermeld.
Artikel 10.4 - Judicium 1.
De Examencommissie beoordeelt of aan het bachelorgetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2.
Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: i. ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; ii. ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de Examencommissie goedgekeurde examenprogramma is i. groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; ii. groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’.
3.
Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in ECTS meer dan de helft van het totale aantal ECTS van de opleiding bedraagt. Deze bepaling is niet van toepassing op de Double Degree programma’s.
4.
Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn.
5.
Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
6.
Voor het behalen van een judicium geldt als voorwaarde dat er geen beslissing is van de Examencommissie inhoudende dat de student, vanwege vastgestelde fraude/plagiaat, niet meer in aanmerking komt voor een judicium.
7.
In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel.
8.
Voor studenten die vóór 1 september 2010 met de opleiding zijn gestart blijft de Judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2010.
Artikel 10.5 – Toetsplan Er is een door het faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 1. de eindtermen van de opleiding; 2. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 3. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen; 4. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 5. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 6. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
25
7. de wijze van periodieke evaluatie.
PARAGRAAF 11
STUDIEBEGELEIDING
Artikel 11.1 - Studievoortgangsadministratie Het faculteitsbestuur registreert de individuele studieresultaten van de studenten en geeft de student op zijn verzoek en minimaal tweemaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 11.2 – Studiebegeleiding Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
PARAGRAAF 12
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 12.1 - Wijzigingen 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met, en waar nodig met instemming van, de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de Examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 12.2 - Bekendmaking 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, alsmede van elke wijziging hiervan. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van deze OER verkrijgen. De bedoelde stukken zijn digitaal toegankelijk op de facultaire website via ‘my university’. Artikel 12.3 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015.
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
26
Deze regeling is vastgesteld door het bestuur van de Faculteit ……….. op ………… (datum) met instemming van de faculteitsraad op de daartoe wettelijk bepaalde onderdelen d.d. ……… (datum)
Model OER bachelor ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
27
Faculteit der …… Model Onderwijs- en Examenregeling (OER) Masteropleiding… Studiejaar 2015-2016 Inhoud: 1. Algemene bepalingen
pag
2. Toelating
pag
3. Inrichting en inhoud van de opleiding
pag
4. Tentamens en examen van de opleiding, algemene bepalingen
pag
5. Tentamens en examen van de opleiding specifieke bepalingen
pag
6. Studiebegeleiding
pag
7. Overgangs- en slotbepalingen
pag
In de Onderwijs- en Examenregeling zijn de specifieke rechten en plichten opgenomen die per opleiding van de Rijksuniversiteit Groningen gelden voor zowel student als opleiding. In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden. Deze regeling is vastgesteld door het bestuur van de Faculteit ……….. op ………… (datum) met instemming van de faculteitsraad op de daartoe wettelijk
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
1
bepaalde onderdelen d.d. ……… (datum)
Paragraaf 1 - Algemene Bepalingen Artikel 1.1 - Toepasselijkheid van de OER 1.
Deze regeling geldt voor het studiejaar 2015-2016 en is van toepassing op het onderwijs, de toetsen en de examens van de masteropleiding .................. , met CROHO opleidingscode……, hierna te noemen: de opleiding, en op alle studenten die voor de opleiding staan ingeschreven.
2.
De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit ............... van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit.
3.
Deze OER is ook van toepassing op studenten van andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, voor zover ze onderdelen van de opleiding waar deze OER voor geldt, volgen.
4.
Voor de onderdelen die studenten van de opleiding, als bedoeld in lid 1, volgen bij andere opleidingen, faculteiten of onderwijsinstellingen, geldt de OER van die andere opleiding, faculteit of instelling.
5.
Deze OER is tevens van toepassing op de toelating van studenten tot een pre- master, als bedoeld in artikel 2.3, met het oog op het volgen van de opleiding. Voor het overige is de desbetreffende bachelor OER van toepassing op studenten ingeschreven voor een premaster.
Artikel 1.2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. opleiding: de masteropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden; d. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van artikel 7.3 van de wet, opgenomen in OCASYS; e. OCASYS: het onderwijscatalogussysteem van de Rijksuniversiteit Groningen; f. ECTS: studiepunt als bedoeld in de wet, waarmee de omvang van het onderdeel van de opleiding wordt uitgedrukt. 1 ECTS staat gelijk aan 28 uur studeren; g. pre-master: een deficiëntieprogramma waarmee toelating tot de opleiding kan worden verkregen; h. toets of tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
2
i. j. k.
l.
m.
n. o. p.
van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten daarvan; examen: het afsluitend masterexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd, als aan alle verplichtingen van de gehele masteropleiding is voldaan; studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar; semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum, dan wel beginnend op een door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus; practicum: een praktische oefening, als bedoeld in artikel 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: het maken van een scriptie; het maken van een werkstuk of een proef-ontwerp; het uitvoeren van een onderzoeksopdracht; het deelnemen aan veldwerk of een excursie; het doorlopen van een stage; het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. Examencommissie: het onafhankelijk orgaan belast met de taken en bevoegdheden als vermeld in de artikelen 7.11, 7.12 en 7.12b en 7.12 c van de wet, waaronder de beoordeling of aan de eisen van het afsluitend examen is voldaan; Examinator: degene die door de Examencommissie is aangewezen voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan; Toelatingscommissie: de commissie die namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding beslist; Opleidingscommissie: het adviesorgaan dat de taken uitoefent als omschreven in art 9.18 van de wet.
De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 - Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd: - voor te bereiden op de beroepsuitoefening als …….c.q. op het gebied van …….., - gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van ...……… bij te brengen, en - voor te bereiden op de wetenschapsbeoefening op het gebied van ………
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
3
Paragraaf 2 - Toelating Artikel 2.1 - Vooropleiding 1.
Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van het diploma van de bacheloropleiding “…….” (in de afstudeerrichting ………) van de Rijksuniversiteit Groningen (of: van de Universiteit …) .
2. Voor de toelating gelden twee instroommomenten per studiejaar, te weten 1 september en 1 februari van elk collegejaar. Facultatief bij selectieve masters: Er is voor deze Master één instroommoment, te weten 1 september. 3. Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: (a) kennis van het vak …….. op het niveau (b) enz. in te vullen) 4. Indien aan de voorwaarden als bedoeld in de leden 1 en 2 is voldaan, vindt de selectie van studenten plaats op basis van een oordeel over de volgende aanvullende eisen: NB. Per 1 september 2015 a) motivatie en talent; b) niveau van de relevante kennis en van de beheersing van methoden & technieken uit het betreffende vakgebied; c) algemeen academisch denk- en werkniveau; d) beheersing van de in het programma gehanteerde taal of talen. 5. Het geselecteerd zijn voor de opleiding als bedoeld in lid 4, geeft recht op inschrijving in de opleiding, indien door de toelating het (eventuele) maximum aantal voor de opleiding in te schrijven personen niet wordt overschreden.
Artikel 2.2 – Taaleis bij buitenlandse diploma’s 1.
Indien de student wordt toegelaten tot de opleiding krachtens een diploma dat buiten Nederland is behaald, dan kan de Examencommissie hem – voorafgaand aan de inschrijving - verplichten tot het met goed gevolg afleggen van een toets Nederlands of Engels, afhankelijk van de taal van de gekozen opleiding, af te nemen door een door de Examencommissie aan te wijzen instantie.
2.
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT2).
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
4
3.
Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Engelse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van een tentamen Engels op het niveau van het VWOeindexamen of het behalen van de TOEFL met een score van tenminste .. (computer TOEFL .., internet TOEFL ..) of een IELTS score van .. of een Cambridge Proficiency van ….
Artikel 2.3 - pre-master 1.
Degenen die niet aan de toelatingseisen genoemd in art. 2.1 voldoen, kunnen hieraan voldoen door een op het masterprogramma toegesneden pre- mastertraject van de Rijksuniversiteit Groningen met goed gevolg af te ronden. Het pre-mastertraject heeft een omvang van 15/30/45/60 ECTS.
2.
In bijlage 1 zijn de toegangseisen voor het pre-mastertraject opgenomen. De Toelatingscommissie van de opleiding beslist over toelating tot de pre-master.
3.
Het pre-mastertraject moeten binnen …….maanden worden voltooid. Indien de premaster niet binnen deze termijn wordt behaald, vervallen de binnen de pre- master behaalde resultaten en kan het faculteitsbestuur de student uitsluiten van verdere deelname aan de pre-master.
Artikel 2.4 - Toelatingscommissie 1.
De Toelatingscommissie beslist namens het faculteitsbestuur over de toelating tot de opleiding.
2.
De Toelatingscommissie wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast; - een lid / twee leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast.
3.
Als adviserend lid, tevens secretaris, wordt aangewezen de studieadviseur voor de opleiding (of een overeenkomstige facultaire medewerker).
4.
De aanwijzing geschiedt door het faculteitsbestuur, dat tevens het Toelatingsreglement vaststelt.
Artikel 2.5 - Toelatingsonderzoek master honour’s-opleiding: criteria 1.
Met het oog op de toelating tot de master honour’s opleiding onderzoekt de toelatingscommissie of de kandidaat voldoet aan de voor de opleiding gestelde voorwaarden van kennis, kunde en vaardigheden.
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
5
2.
De commissie betrekt bij haar onderzoek tevens de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. de desbetreffende opleiding, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd.
2.6 Toelatingsonderzoek; tijdstippen 1.
Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding in het eerste en het tweede semester.
2.
Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma wordt voor 1 maart resp. 15 september ingediend bij de toelatingscommissie.
3.
In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen.
4.
De toelatingscommissie beslist voor 1 juni resp. 15 november op het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 2.1 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. Op de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens.
Paragraaf 3 - Inrichting en inhoud van de opleiding Artikel 3.1 - doel van de opleiding 1. Met de opleiding wordt beoogd: gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van ....., en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid voorbereiding op de beroepsuitoefening als ….. c.q. op het gebied van ….., en voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van …. 2. De afgestudeerde: heeft diepgaande kennis van en inzicht in het vakgebied ………., in het bijzonder……. heeft een grondige kennis van een specialisme binnen de opleiding, dan wel een gedegen kennis op het snijvlak van de opleiding en een ander vakgebied; heeft de vaardigheid om zelfstandig problemen op het terrein van …………… te signaleren, formuleren, analyseren en eventuele oplossingen aan te dragen. heeft de vaardigheid om onderzoek op …………………uit te voeren en daarover te rapporteren op een wijze die voldoet aan de gebruikelijke disciplinaire normen. beschikt over professionele en academische vaardigheden, in het bijzonder met betrekking tot: …… is in staat om kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
6
-
is in staat om conclusies, alsmede kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet- specialisten.
In de bijlage zijn de vakspecifieke eindkwalificaties van de verschillende programma’s opgenomen. Artikel 3.2 - Vorm van de opleiding De opleiding wordt voltijds verzorgd. Alternatieven: 1: De opleiding wordt zowel voltijds als deeltijds verzorgd 2: De opleiding wordt zowel voltijds, deeltijds, als duaal verzorgd 3: De opleiding wordt zowel voltijds als duaal verzorgd.
Artikel 3.3 - Taal van de opleiding 1.
De opleiding wordt in het Nederlands/Engels verzorgd.
2.
< Indien Nederlandstalige opleiding>: In afwijking van het eerste lid kunnen een of meer onderdelen van de opleiding in het Engels worden verzorgd, conform de Gedragscode Voertaal van de RUG.
Artikel 3.4 - Studielast 1. De opleiding heeft een studielast van 60 ECTS / 120 ECTS, 180 ECTS. 2. De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS. Artikel 3.5 - Programma’s De opleiding kent de volgende programma’s: a) het programma (A)……., het programma (B)…………, b) het programma (C)……, dat enz c) het programma (D)….., dat enz. Artikel 3.6 - Samenstelling programma’s 1. De programma’s omvatten de volgende theoretische onderdelen met de daarbij vermelde studielast (A) 1. .......... (..ECTS); 2. .......... (..ECTS); 3. .......... (..ECTS); 4. enz.
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
7
-
-
-
(B) 1. .......... 2. .......... 3. .......... 4. enz. (C) 1. .......... 2. .......... 3. .......... 4. enz. (D) 1. .......... 2. .......... 3. .......... 4. enz.
(..ECTS); (..ECTS); (..ECTS); (..ECTS); (..ECTS); (..ECTS); (..ECTS); (..ECTS); (..ECTS);
2. Daarnaast omvatten de onderscheidene programma’s de volgende verplichte onderdelen met de daarbij vermelde studielast: (A) een praktijkstage à .. ..ECTS; (A) ……………. .. à .. ..ECTS; (A) ……………… à .. ..ECTS; (B) een onderzoekopdracht à ...ECTS; (B) een onderzoekstage à ...ECTS; (B) ………………………. à ...ECTS; (B) ………………………. à ...ECTS; (C) een onderzoekopdracht à ...ECTS; (C) een onderzoekstage …..à ...ECTS; (C) ………………………. à ....ECTS; (C) ………………………. à ....ECTS; (D) een onderzoekopdracht à .. ECTS; (D) ………………………. à ...ECTS; (D) ………………………. à ...ECTS. 3. In de bijlage worden de inhoud en de onderwijsvorm van de verplichte onderdelen van de onderscheidene programma’s nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. Artikel 3.7 - Keuzeonderdelen 1.
De Examencommissie kan, na een gemotiveerd verzoek van de student, voorafgaande toestemming verlenen om: a. een onderdeel van het examenprogramma te vervangen door een ander door de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland aangeboden vak dat past in het examenprogramma, dan wel b. een keuzeonderdeel van het examenprogramma in te vullen met één of meer vakken die gevolgd worden aan de RUG of een andere universiteit in binnen- of buitenland.
2. Voor een keuze als genoemd in lid 1 komen in aanmerking de onderdelen, genoemd in de bijlage onder … In bijzondere gevallen kan de Examencommissie toestaan dat een of meer onderdelen van andere universitaire masterprogramma’s worden gekozen.
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
8
3.
Bij de beoordeling van het verzoek let de Examencommissie in ieder geval op samenhang van (delen van) het vakkenpakket en het niveau van de vakken.
Artikel 3.8 - Practica 1.
De volgende onderdelen, als genoemd in art. 2.3 omvatten, naast het onderwijs in de vorm van hoorcolleges, een practicum in de daarbij aangegeven vorm en van de daarbij vermelde omvang: no. 1: (vorm) ..............., (omvang) .. ochtenden/middagen/weken/maanden); no. 4: (vorm) ..............., (omvang) .. ochtenden/middagen/weken/maanden); enz.
2. Het tentamen van een onderdeel, genoemd in dit artikel, kan niet worden afgelegd dan nadat het desbetreffende practicum *(met voldoende resultaat) is gevolgd. 3. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan het desbetreffende practicum als het behalen van het tentamen …………….. ………………. ………………. ……………….
Paragraaf 4 - Tentamens en examen van de opleiding, algemene bepalingen Artikel 4.1 - Examencommissie en examinatoren 1.
De Examencommissie is het onafhankelijk orgaan dat vaststelt of een student de kennis, het inzicht en de vaardigheden bezit die nodig zijn voor het verkrijgen van de graad.
2.
Het Faculteitsbestuur benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding (of groep van opleidingen).
3. De Examencommissie bestaat uit ten minste één lid dat: a. als docent is verbonden aan de opleiding (of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort); b. afkomstig is van buiten de opleiding (of een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort 4.
Het is niet toegestaan leden van het faculteitsbestuur of personen die anderszins financiële verantwoordelijkheid binnen de instelling dragen tot lid van de Examencommissie te benoemen.
5.
Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan, wijst de Examencommissie examinatoren aan.
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
9
6. De Examencommissie stelt Regels en Richtlijnen van de Examencommissie vast.
Artikel 4.2 - Toetsplan Er is een door het faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 1. de eindtermen van de opleiding; 2. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 3. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen; 4. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 5. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 6. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie. Artikel 4.3 - Tentamen- algemeen 1.
Het tentamen geeft de student zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of hij de gestelde leerdoelen zal bereiken resp. heeft bereikt.
2.
Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager.
3.
Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen voor een onderdeel heeft voldaan, maar hem niettemin geen voldoende is toegekend, wordt hij in de gelegenheid gesteld een aanvullende of een vervangende toets af te leggen.
Artikel 4.4 - Verplichte volgorde van tentamens Aan het tentamen van de hierna te noemen onderdelen kan niet eerder worden deelgenomen dan nadat aan het tentamen van de daarbij vermelde onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: .......... ná behalen van ......... .......... ná behalen van ......... en .......... .......... ná behalen van ......... .......... ná behalen van ......... en .......... enz. Artikel 4.5 - Tijdvakken en frequentie tentamens 1.
Tot het afleggen van de tentamens wordt per studiejaar maximaal tweemaal de gelegenheid gegeven. Indien er sprake is van deeltentamens kan desgewenst gekozen worden voor één herkansing van alle deeltentamens tegelijk.
2.
In de studiegids en/of OCASYS worden de tijdvakken waarin de tentamens kunnen
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
10
worden afgelegd vermeld. Deeltentamens kunnen ook buiten de aangegeven periode afgenomen worden. 3.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt tot het afleggen van het tentamen van een onderdeel, waarvan het onderwijs in een bepaald studiejaar niet is gegeven, in dat jaar slechts éénmaal de gelegenheid gegeven.
4.
Een tentamen in een vak dat niet meer wordt aangeboden, kan in het eerste jaar dat dit het geval is nog ten minste tweemaal worden afgelegd.
5.
Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen voor een onderdeel heeft voldaan, maar hem niettemin geen voldoende is toegekend, kan hij door de examinator in de gelegenheid worden gesteld een aanvullende of een vervangende toets af te leggen.
Artikel 4.6 - Beoordeling stage- of onderzoekopdracht De beoordeling van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de begeleider ter plekke en de achterliggende opdrachtgever, die als examinator zijn aangewezen door de Examencommissie. Artikel 4.7 - Vorm van de tentamens 1.
De tentamens worden afgelegd op de in OCASYS vermelde wijze.
2.
Op verzoek van de student kan de Examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd.
3.
Van elk tentamen wordt een oefenversie beschikbaar gesteld.
Artikel 4.8 - Mondelinge tentamens 1.
Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de Examencommissie anders heeft bepaald. Bij het mondelinge tentamen kan, op verzoek van student en/of examinator, een tweede examinator aanwezig zijn.
2.
Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de Examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt.
Artikel 4.9 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1.
De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student desgevraagd een verklaring uit.
2.
De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen tien werkdagen na de dag waarop het is afgelegd en verschaft de administratie van de faculteit de nodige
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
11
gegevens ten behoeve van registratie van de uitslag in Progress. 3.
Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de Examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student de uitslag zal ontvangen.
4.
Bij het bekendmaken van de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid.
Artikel 4.10 - Geldigheidsduur 1.
De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt.
2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Examencommissie voor een onderdeel, waarvan het tentamen langer dan zes (of: ..) jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen, ondermeer indien de kennis van de student aantoonbaar verouderd is.
3
Deeltoetsen en opdrachten die zijn behaald binnen een onderdeel dat niet met goed gevolg is afgelegd, vervallen na het studiejaar waarin zij zijn behaald.
Artikel 4.11 - Inzagerecht 1.
Gedurende tenminste zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk.
2.
Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.
3.
De Examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn.
Artikel 4.12 - Scriptie 1.
De scriptie geldt in beginsel voor één opleiding van de RUG. Een (gedeeltelijke) vrijstelling voor de scriptie bij een opleiding, op grond van de scriptie bij een andere opleiding is ter beoordeling van de examencommissie
2.
De scriptie wordt door het faculteitsbestuur gedurende een periode van ten minste
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
12
7 jaar bewaard. 3.
Er wordt tweemaal per jaar de gelegenheid geboden tot het maken van de (eind)scriptie.
4.
Het tijdvak of de tijdvakken waarin de gelegenheid tot het maken hiervan wordt geboden, wordt in de studiegids en/of OCASYS bekendgemaakt.
5.
Nadere regels over de vorm, de inhoud, het tijdpad en de beoordeling van de scriptie zijn opgenomen in het Reglement afstudeerwerkstukken Bachelor- en Masteropleidingen. Dit reglement is onderdeel van deze Onderwijs en Examenregeling.
6.
Indien aan het einde van het tijdvak genoemd onder lid 5 de scriptie naar het oordeel van de beoordelaar(s) niet als voldoende aangemerkt kan worden, is er éénmaal de gelegenheid om binnen een door de opleiding vastgestelde periode door middel van een reparatieopdracht alsnog tot een 6 te komen.
7.
Uitsluitend de Examencommissie kan, op schriftelijk verzoek van de student, afwijken van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde.
Artikel 4.13 - Graad Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of ………” verleend. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 4.14 - Judicium 1.
De Examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend.
2.
Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) Het cijfer voor de scriptie moet voldoen aan de volgende minima: - ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 8,0; - ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is tenminste 9,0. b) Het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de Examencommissie goedgekeurde examenprogramma is - groter dan of gelijk aan 8,0 voor ‘Cum laude’; - groter dan of gelijk aan 9,0 voor ‘Summa cum laude’.
3.
Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in ECTS meer dan de helft van het totale aantal ECTS van de opleiding bedraagt. Deze bepaling is niet van toepassing op de Double Degree programma’s.
4.
Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn.
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
13
5.
Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
6.
In bijzondere gevallen kan de Examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden twee tot en met vijf van dit artikel.
Artikel 4.15 - Examen 1.
Aan de opleiding is een examen verbonden ter afsluiting hiervan.
2. De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit. 3.
Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de Examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven.
4.
Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de Examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking.
5.
Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de Examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken.
6.
De datum van afstuderen is de datum waarop het afsluitend examen is behaald, zoals vastgesteld door de Examencommissie conform het bepaalde in lid 2, en niet de datum waarop de bul wordt uitgereikt.
7.
Het examen bedoeld in lid 1 dat met goed gevolg is afgelegd en de met het oog daarop vervaardigde werkstukken worden door het faculteitsbestuur gedurende een periode van ten minste 7 jaar bewaard.
Paragraaf 5: Tentamens en examen van de opleiding, specifieke bepalingen Artikel 5.1 - Tentamenvoorziening bijzondere gevallen 1.
Indien het niet verlenen van een individuele tentamenvoorziening zou leiden tot een ‘bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard’, kan de Examencommissie besluiten een dergelijke voorziening toe te kennen, in afwijking van het bepaalde in artikel 4.5.
2.
Verzoeken om een individuele tentamenvoorziening moeten zo snel mogelijk,
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
14
inclusief bewijsstukken, worden ingediend bij de Examencommissie. Artikel 5.2 - Tentamens en functiestoornis 1.
Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in bij de studentendecaan van het Studenten Service Centrum (SSC) alvorens te beslissen.
2.
Bij het afleggen van een tentamen van een keuze-onderdeel door een student met een functiestoornis houdt de Examencommissie van de opleiding die het tentamen afneemt zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de Examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven.
Artikel 5.3 - Vrijstellingen 1.
De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding, in binnen- of buitenland, heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel;
2.
voor verleende vrijstellingen voor examenonderdelen (of gedeelten daarvan) geldt een zelfde geldigheidsduur als voor tentamenresultaten.
Artikel 5.4 – Verzoek buitenreguliere tentamenmogelijkheid 1.
Een student kan de Examencommissie verzoeken om aan hem een buitenreguliere tentamenmogelijkheid toe te kennen.
2.
Een dergelijk verzoek kan worden toegewezen, indien de student door bijzondere omstandigheden het betreffende tentamen niet heeft gehaald en het niet toekennen van een buitenreguliere tentamenmogelijkheid onaanvaardbare studievertraging oplevert.
3.
Voor het toekennen van een buitenreguliere tentamenkans voor het laatste onderdeel van de opleiding gelden de navolgende criteria: - het moet gaan om het laatst te behalen studieresultaat; - de studievertraging bedraagt bij het niet toekennen van de buitenreguliere tentamenmogelijkheid ten minste een semester; - de examinandus moet hebben deelgenomen aan de laatste twee reguliere tentamenmogelijkheden van het vak waarvoor hij een buitenreguliere
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
15
tentamenmogelijkheid aanvraagt, en daarop tenminste de cijfers 4 en 5 hebben behaald. Artikel 5.5 - Bevoegdheid Examencommissie bij keuze-onderdelen van andere opleidingen 1.
Een verzoek tot een keuzeonderdeel bij een andere opleiding dient goedgekeurd te worden door de Examencommissie van de eigen opleiding.
2.
Ten aanzien van de tentaminering van, en bij verzoeken voor een afwijkende tentamenregeling voor, een keuzeonderdeel bij een andere opleiding, is de Examencommissie van die andere opleiding bevoegd.
Artikel 5.6 - Fraude en plagiaat 1.
Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn of andermans kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt.
2.
Onder fraude wordt tevens het plegen van plagiaat verstaan, hetgeen het overnemen van andermans werk zonder correcte bronvermelding is.
3.
Indien een student fraudeert, kan de Examencommissie hem het recht ontnemen een of meer tentamens of examens af te leggen gedurende ten hoogste een jaar.
4.
Bij ernstige fraude kan de Examencommissie het College van Bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de student definitief te beëindigen.
5.
De Examencommissie legt haar handelwijze bij fraude vast in haar Regels en Richtlijnen.
Artikel 5.7 - Ongeldig tentamen Indien er sprake is van zodanige onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen, dat een juist oordeel over de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus onmogelijk is gebleken, kan de Examencommissie het tentamen ongeldig verklaren voor zowel de examinandus als een groep van examinandi. De bepalingen in de Regels en Richtlijnen van de Examencommissie zijn hierop tevens van toepassing.
Artikel 5.8 - Elders behaalde onderdelen 1.
Voorwaarde voor het behalen van het getuigschrift van het Masterexamen van de opleiding is dat tenminste de helft/twee derde van het onderwijsprogramma is behaald door middel van onderdelen die verzorgd zijn door de RUG/ de faculteit/de opleiding, tijdens de inschrijving als student aan de RUG.
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
16
2.
In geval van een double degree Masterprogramma met een buitenlandse instelling dient ten minste een kwart (of een afwijking naar boven) van het programma daadwerkelijk aan de RUG/de faculteit/de opleiding te zijn gevolgd tijdens de inschrijving als student aan de RUG.
Artikel 5.9 - Iudicium Abeundi 1.
In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen.
2.
Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en /of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het faculteitsbestuur, de Examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld.
Paragraaf 6
Studiebegeleiding
Artikel 6.1 - Studievoortgangsadministratie 1.
Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de individuele studieresultaten van de studenten.
2. Het faculteitsbestuur verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. Artikel 6.2 - Studiebegeleiding Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Paragraaf 7 - Overgangs- en slotbepalingen
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
17
Artikel 7.1 - Wijziging 1.
Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur, gehoord de Opleidingscommissie en na overleg met, en waar nodig met instemming van, de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld.
2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: een goedkeuring die krachtens art. 2.4 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 7.2 - Bekendmaking 1.
Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, , alsmede van elke wijziging hiervan.
2.
Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van deze OER verkrijgen. De bedoelde stukken zijn tevens digitaal toegankelijk op de facultaire website via ‘my university’.
Artikel 7.3 - Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2015
Model OER Master ABJZ voor het studiejaar 2015-2016
18
Algemene toelichting op de model Onderwijs- en Examenregeling (OER) voor de bacheloropleiding voor het studiejaar 2015-2016 Medezeggenschap: De faculteitsraad heeft instemmingsrecht ten aanzien van de OER, met uitzondering van een aantal onderwerpen. Zie hiervoor art. 9.38, tweede lid van de ‘Wet op Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek’ (WHW). Er is géén instemmingsrecht bij de volgende onderwerpen: 1. De inhoud van de opleiding en van de daaraan verbonden examens, 2. De inhoud van de afstudeerrichtingen binnen een opleiding (tracks) 3. De kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student zich bij beëindiging van de opleiding moet hebben verworven 4. Waar nodig, de inrichting van praktische oefeningen 5. De studielast van de opleiding en van elk van de daarvan deel uitmakende onderwijseenheden 6. De nadere regels omtrent studieadvies propedeutische fase 7. Ten aanzien van welke masteropleidingen een hogere studielast hebben 8. Indien van toepassing, de wijze waarop de selectie van studenten voor een speciaal traject van de opleiding geschiedt, bijvoorbeeld het Honours College. Overgangsbepalingen: De OER wordt jaarlijks vastgesteld en de OER van het betreffende studiejaar is van toepassing op alle studenten die dat jaar voor de opleiding staan ingeschreven. Bij een verandering van de regels (bijvoorbeeld bij de invoering van een nieuw curriculum) gelden de regels voor iedereen, tenzij er een overgangsregeling van toepassing is op een bepaalde groep studenten. Deze overgangsbepalingen kunnen worden opgenomen in paragraaf 12, Overgangs- en slotbepalingen. Bij deze bepalingen moet worden aangegeven voor welke groep deze regels gelden (bijvoorbeeld voor studenten die voor studiejaar…. stonden ingeschreven bij de opleiding) en tot wanneer de overgangsregels blijven gelden. Algemene toelichting: In de WHW staat de opleiding centraal (art. 7.3). Een opleiding is een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de welomschreven eindkwalificaties. Binnen een opleiding zijn veelal meerdere afstudeerrichtingen aanwezig (ook wel specialisaties of tracks genoemd).
Een opleiding staat met een opleidingscode geregistreerd in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO). Het doel en de inhoud van de opleiding zijn vastgelegd in de OER. De OER bevat de hoofdzaken van het onderwijs en de examinering en is bedoeld voor student en docent. Het faculteitsbestuur stelt de OER vast en is daarmee eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. De Examencommissie toetst o.a. of de individuele student voldoet aan de eisen die in de OER worden gesteld. Als de Examencommissie oordeelt dat voldaan is aan de eisen van het afsluitend examen, verleent het College van Bestuur de graad. De Examencommissie reikt het getuigschrift uit. In artikel 7.13 WHW is vermeld welke onderwerpen in ieder geval in de OER opgenomen moeten worden. De voorliggende model-OER is een ondersteuning voor de faculteiten bij het opstellen van de OER. Dit model wordt jaarlijks geactualiseerd aan de hand van nieuwe wet- en regelgeving. De tekst van de model-OER is vastgesteld door het CvB, en volgt de wettelijke bepalingen alsmede de eigen voorschriften van het CvB. In het model zijn rechte en cursieve bepalingen opgenomen. De rechte bepalingen zijn verplicht. De cursieve bepalingen zijn niet verplicht, maar kunnen worden gezien als een handreiking, de faculteit kan deze toepassen indien deze omstandigheid van toepassing is. Voor het overige wordt opgemerkt dat de taken en bevoegdheden van de Examencommissies nader vermeld staan in het ‘Handboek Examencommissies’. In de OER zijn alleen de bepalingen ter uitvoering van deze taken opgenomen, voor zover deze relevant zijn voor onderwijs en examinering.
Wijzigingen ten opzichte van de modelOER voor de bacheloropleiding 2014-2015 De belangrijkste wijzigingen worden hieronder benoemd en kort toegelicht. Paragraaf 1 – Algemene bepalingen In artikel 1.1, lid 1: nieuw is de vermelding van de CROHO-opleidingscode. Deze is toegevoegd omdat een OER vaak betrekking heeft op meerdere opleidingen en daarbinnen op meerdere afstudeerrichtingen (ook wel tracks of specialisaties genoemd). Op deze wijze bestaat er geen misverstand op welke opleiding(en) de OER betrekking heeft. In artikel 1.2 is een aantal begrippen nader verduidelijkt en toegevoegd. Paragraaf 2 – Vooropleiding en toelating Tekstueel is getracht deze paragraaf leesbaarder te maken. Er zijn twee artikelen 2.1 geformuleerd: voor een opleiding zonder profieleis voor een opleiding met profieleis De opleiding dient een keuze te maken tussen beide artikelen. M.b.t. artikel 2.1 betreffende een opleiding met profieleis: Voorheen artikel 2.2. (betreffende vervangende eisen deficiënties voor toelating tot opleiding met profieleis), is nu samengevoegd met artikel 2.1 geldend voor een opleiding met profieleis. In de tekst van lid 2 is duidelijker geformuleerd dat de voorwaarden genoemd in lid 3 gelden voor een vwo-diploma met verkeerd profiel (art. 7.25 lid 2 en 5 WHW), een ander in de wet genoemd diploma dat toegang geeft tot de opleiding (art. 7.28 lid 1 en 3 WHW) en voor een door het faculteitsbestuur gelijkwaardig geacht diploma genoemd in bijlage 1 (art. 7.28 lid 2 en 3 WHW). Om herhaling te voorkomen wordt in lid 3 kortweg verwezen naar “degene die een in lid 2 genoemd diploma bezit”. In lid 4 is Examencommissie vervangen door Toelatingscommissie. Toelating tot de opleiding geschiedt op grond van de WHW namelijk door het faculteitsbestuur of namens dit door de Toelatingscommissie. Artikel 2.2. (voorheen art. 2.3) Al eerder is het automatisch toelatingsrecht tot het universitair onderwijs o.g.v. een hbopropedeuse afgeschaft, zonder het bezit van een vwo-diploma of een hieraan gelijkwaardig diploma. Met ingang van de OER voor het studiejaar 2015-2016 dient in de OER te worden opgenomen welke hbo-propedeuses toegang geven tot de opleiding en welke eventuele aanvullende ingangseisen hierbij gelden. Recentelijk is in 2014 een wetsvoorstel met daarin nog enige wijzigingen van de WHW aangenomen. Als gevolg daarvan geldt de afschaffing van het automatisch toelatingsrecht per 1
september 2015 tevens voor degene met een propedeuse van de universiteit of de open universiteit (OU), zonder het bezit van een vwo-diploma of een hieraan gelijkwaardig diploma. E.e.a. is gebundeld in artikel 2.2. Er zijn 3 opties: Lid 1. Toegang bepaalde propedeuses rechtstreeks. Lid 2. Toegang bepaalde propedeuses + voldoen aan kenniseis vakken. Lid 3. Mogelijkheid tot verzoek toelating in geval van propedeuse andere opleiding + voldoen aan kenniseis vakken via verzoek Het is goed voorstelbaar dat bij de opleidingen vooral is nagedacht over hbo-opleidingen waarvan de propedeuse toegang geeft of kan geven tot de opleiding. In dat geval kunnen de hboopleidingen in het eerste, dan wel het tweede lid worden vermeld. Het derde lid kan dan dienen als vangnet voor propedeuses van andere opleidingen, waaronder die van het wo en de OU. Paragraaf 3 - Inhoud en inrichting van de opleiding Artikel 3.5: dit artikel is aangescherpt door niet alleen, zoals voorheen, als eis te stellen dat 50% van de opleiding moet zijn behaald aan de RUG, maar tevens dat dit tijdens de inschrijving als student aan de RUG moet hebben plaatsgehad. De hoofdregel dat 50% moet bestaan uit aan de RUG behaalde onderdelen, hangt samen met de kwaliteitszorg t.a.v. het diploma dat de RUG uitgeeft en de inspanningsverplichting van de RUG verbonden aan de Rijksbekostiging van de graad. De uitzondering die geldt voor double degree programma’s met een buitenlandse instelling is conform het beleid van het ministerie OC&W. De WHW gaat uit van studenten die zich inschrijven voor een opleiding met als doel het behalen van de hieraan verbonden graad. Hiervoor is het collegegeld verschuldigd. Deze aangescherpte bepaling tracht recht te doen aan dit wettelijke uitgangspunt. Het behalen van de graad door het onderwijsprogramma grotendeels als cursist aan de RUG te volgen tegen betaling van cursusgeld, wordt door de eis van inschrijving als student voorkomen. Door een inschrijving als student zijn de regels inzake collegegeld, inschrijfbekostiging, matching en BSA etc. op reguliere wijze van toepassing. De titel van het artikel is gewijzigd en luidt nu ‘Voorwaarden graadverlening RUG’. Paragraaf 4 – De propedeutische fase van de opleiding Artikel 4.2 is verplaatst vanuit hoofdstuk 9 (voorheen art. 9.10). Het artikel betreft het geven van vrijstellingen voor vakken bij aanvang van de opleiding, op basis van vóór de opleiding behaalde overeenkomstige onderdelen elders dan wel o.g.v. eerder verworven competenties (EVC’s). In lid 2 wordt verwezen naar artikel 3.5.
Paragraaf 5 – Studieadvies Dit hoofdstuk is geheel herschreven en herschikt om de leesbaarheid te vergroten. Artikel 5.1 - Voorlopig studieadvies Het eerdere artikel 5.1 over het studievoortgangsoverzicht is geschrapt. Artikel 5.1 betreft nu het voorlopig studieadvies na het eerste semester, waarbij het studievoortgangsoverzicht in lid 1 wordt benoemd. In lid 2 is “na het eerste semester en zo mogelijk vóór het begin van het tweede semester” gewijzigd in “na afloop van het eerste semester, doch uiterlijk vóór 1 maart”. Het afgeven van het voorlopig studieadvies vóór de start van het tweede semester blijkt in de praktijk niet mogelijk te zijn. De datum van 1 maart is conform de nieuwe versie van het Handboek BSA. Artikel 5.2 - Definitief studieadvies Er is een nieuw lid 1 toegevoegd waarin de BSA-norm van 45 ECTS wordt benoemd. Naar aanleiding van een recente uitspraak van het CBHO 1, is de formulering betreffende het voorlopige studieadvies aangepast. De uitspraak is van wetstechnische aard en houdt kort samengevat in dat een student slechts eenmaal een studieadvies kan krijgen waaraan een bindende afwijzing is verbonden, als bedoeld in artikel 7.8b WHW. Als een OER uitgaat van een studieadvies aan het einde van het eerste studiejaar en een studieadvies aan het einde van het tweede jaar, is de bepaling betreffende het studieadvies aan het einde van het tweede jaar in strijd met de WHW voor zover ook in dat geval een bindende afwijzing aan het studieadvies kan worden verbonden. Op grond van de ModelOER 2014-2015 wordt aan het einde van het eerste studiejaar een definitief studieadvies gegeven, dat een negatief bindend studieadvies kan zijn. Aan het einde van het tweede studiejaar krijgen studenten met een voorlopig positief studieadvies opnieuw een studieadvies, dat een negatief bindend studieadvies kan zijn als de propedeuse niet is afgerond. Volgens de uitspraak van het CBE is het BSA aan het einde van het tweede studiejaar, naast de mogelijkheid van een BSA aan het einde van het eerste studiejaar, in strijd met de WHW. Het is echter wel toegestaan om aan het einde van het eerste studiejaar een (positief) studieadvies onder voorwaarden te geven. De voorwaarden van dit definitieve advies hebben dan betrekking op het tweede jaar van de propedeuse. Het is een kwestie van semantiek. Het voorlopig positief studieadvies heet daarom voortaan een voorwaardelijk positief studieadvies. De voorwaarde waaronder het positieve advies wordt afgegeven is dat de propedeuse aan het einde van het tweede studiejaar moet zijn behaald (de P-in-2-regel). Is dit het geval dan vindt omzetting in een onvoorwaardelijk positief advies plaats. Is dit niet het geval, dan is de voorwaarde niet vervuld en vindt een omzetting in een negatief bindend studieadvies plaats (zie lid 4). In lid 5 staat vermeld dat de bijzondere omstandigheden worden betrokken bij de overweging van het studieadvies. 1
CBHO t.a.v. de OER van de HvA (2014/022)
Artikel 5.3 – Uitzonderingen definitief studieadvies In artikel 5.3 (voorheen artikel 5.3, lid 4 en artikel 5.4) staan de uitzonderingen op het definitief studieadvies vermeld. Via tussenkopjes worden de sub-onderwerpen aangegeven. De tekst van de artikelleden is hier en daar aangepast ter verbetering van de leesbaarheid. Artikel 5.4 – Persoonlijke omstandigheden Recentelijk heeft het CBE in een uitspraak 2 aangegeven dat persoonlijke omstandigheden, ongeacht of deze tijdig of niet door de student zijn gemeld, altijd in de afweging om een bindend studieadvies te geven moeten worden betrokken. De uitspraak van het CBE betekent niet dat elke niet-tijdige melding van persoonlijke omstandigheden verschoonbaar is. Een niet-tijdige melding mag echter ook niet betekenen dat de desbetreffende persoonlijke omstandigheden dan geheel buiten beschouwing worden gelaten bij de overwegingen om tot een studieadvies te komen. In de afweging betreffende het studieadvies moeten alle in lid 1 genoemde aspecten worden betrokken. Indien de persoonlijke omstandigheden pas laat zijn gemeld door de student, kan het van belang zijn of de BSA-norm net niet is gehaald of kan de aard van de persoonlijke omstandigheden een rol spelen. De bepaling dat uitsluitend persoonlijke omstandigheden die na intreden door de student zo spoedig mogelijk zijn gemeld door het faculteitsbestuur worden betrokken in de afweging voor het studieadvies, is vervangen door de huidige leden 1 en 2. Voorheen werd er in de ModelOER uitgegaan van het mogelijkerwijs afzien van het geven van een studieadvies vanwege persoonlijke omstandigheden (bijv. art. 5.6 lid 2 OER 2014-2015). Omdat het studieadvies ook bij persoonlijke omstandigheden moet worden afgegeven, is de desbetreffende formulering aangepast (zie leden 3 en 4). Paragraaf 6 – Toelating tot de postpropedeutische fase van de opleiding. In artikel 6.1 lid 2 is ‘en/of met een voorwaardelijk positief advies’ cursief gemaakt. Een voorwaardelijke toelating tot de postpropedeuse is in de eerste plaats bedoeld voor de student die ten minste 45 ECTS in het eerste jaar van de propedeutische fase heeft behaald en op grond daarvan een voorwaardelijk positief advies krijgt. Een voorwaardelijk positief advies kan echter ook worden gegeven indien 20 ECTS is behaald bij een deeltijdopleiding of indien een aangepaste norm geldt o.g.v. persoonlijke omstandigheden. De keuze om in dat geval toelating tot de postpropedeuse te geven, is door de cursivering bij de faculteit neergelegd. Aan de lid 4 is toegevoegd dat de behaalde onderdelen van de postpropedeuse hun geldigheid behouden bij het vervallen van de voorwaardelijke toelating vanwege het niet afronden van de propedeuse.
2
CBE 134-2014.
Paragraaf 7 - De postpropedeutische fase van de opleiding Artikel 7.2 is verplaatst vanuit hoofdstuk 9 (voorheen art.9.11) en betreft ‘vervanging en keuzeonderdelen elders’. Paragraaf 9 -Tentamens De nummering van de artikelen in paragraaf 9 is gewijzigd. Artikel 9.4 is nieuw toegevoegd conform het bepaalde in de masterOER. In artikel 9.5, lid 1 is de hoofdregel vastgelegd dat een scriptie in beginsel voor 1 RUG-opleiding geldt, maar thans is expliciet toegevoegd dat de beslissingsbevoegdheid hieromtrent bij de Examencommissie ligt. Artikel 9.6 lid 3 betreft het beschikbaar stellen van oefententamens. Tot deze verplichting heeft het CvB eerder besloten. Op welke wijze deze beschikbaarstelling geschiedt, is aan de faculteit. De tekst van de artikelen 9.8 en 9.9 zijn enigszins aangepast ter verduidelijking van de inhoud. In artikel 9.10, lid 2 is de mogelijkheid opgenomen een tweede examinator bij een mondeling tentamen aanwezig te laten zijn, zowel op verzoek van de examinator als van de student. Dit in verband met de onpartijdigheid van de beoordeling van het tentamen. De verplichting in artikel 9.14, lid 3, sub b gaat in per 1 september 2015. In artikel 9.16 is verduidelijkt dat het ongeldig verklaren van een tentamen betrekking kan hebben op individuele gevallen en op het tentamen als geheel.
Algemene toelichting op de model Onderwijs- en Examenregeling (OER) voor de masteropleiding voor het studiejaar 2015-2016
Medezeggenschap: De faculteitsraad heeft instemmingsrecht ten aanzien van de OER, met uitzondering van een aantal onderwerpen. Zie hiervoor art. 9.38, tweede lid van de ‘Wet op Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek’ (WHW). Er is géén instemmingsrecht bij de volgende onderwerpen: 1. De inhoud van de opleiding en van de daaraan verbonden examens, 2. De inhoud van de afstudeerrichtingen binnen een opleiding (tracks) 3. De kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student zich bij beëindiging van de opleiding moet hebben verworven 4. Waar nodig, de inrichting van praktische oefeningen 5. De studielast van de opleiding en van elk van de daarvan deel uitmakende onderwijseenheden 6. De nadere regels omtrent studieadvies propedeutische fase 7. Ten aanzien van welke masteropleidingen een hogere studielast hebben 8. Indien van toepassing, de wijze waarop de selectie van studenten voor een speciaal traject van de opleiding geschiedt, bijvoorbeeld het Honours College. Overgangsbepalingen: De OER wordt jaarlijks vastgesteld en de OER van het betreffende studiejaar is van toepassing op alle studenten die dat jaar voor de opleiding staan ingeschreven. Bij een verandering van de regels (bijvoorbeeld bij de invoering van een nieuw curriculum) gelden de regels voor iedereen, tenzij er een overgangsregeling van toepassing is op een bepaalde groep studenten. Deze overgangsbepalingen kunnen worden opgenomen in paragraaf 7, Overgangs- en slotbepalingen. Bij deze bepalingen moet worden aangegeven voor welke groep deze regels gelden (bijvoorbeeld voor studenten die voor studiejaar.. stonden ingeschreven bij de opleiding) en tot wanneer de overgangsregels blijven gelden. Algemene toelichting: In de WHW staat de opleiding centraal (art. 7.3). Een opleiding is een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de welomschreven eindkwalificaties. Binnen een opleiding zijn veelal meerdere afstudeerrichtingen aanwezig (ook wel specialisaties of tracks
1
genoemd). Een opleiding staat met een opleidingscode geregistreerd in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO). Het doel en de inhoud van de opleiding zijn vastgelegd in de OER. De OER bevat de hoofdzaken van het onderwijs en de examinering en is bedoeld voor student en docent. Het faculteitsbestuur stelt de OER vast en is daarmee eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. De Examencommissie toetst of de individuele student voldoet aan de eisen die in de OER worden gesteld. Bij een positief resultaat, verleent het College van Bestuur de graad. De Examencommissie reikt het getuigschrift uit. In artikel 7.13 WHW is vermeld welke onderwerpen in ieder geval in de OER opgenomen moeten worden. De voorliggende model-OER is een ondersteuning voor de faculteiten bij het opstellen van de OER. Dit model wordt jaarlijks geactualiseerd aan de hand van nieuwe wet- en regelgeving. De tekst van de model-OER is vastgesteld door het CvB, en volgt de wettelijke bepalingen alsmede de eigen voorschriften van het CvB. In het model zijn rechte en cursieve bepalingen opgenomen. De rechte bepalingen zijn verplicht. De cursieve bepalingen zijn niet verplicht, maar kunnen worden gezien als een handreiking, de faculteit kan deze toepassen indien deze omstandigheid van toepassing is. Overigens; de taken en bevoegdheden van de Examencommissies staan nader in het Handboek Examencommissies vermeld. In de OER zijn alleen de bepalingen ter uitvoering van deze taken opgenomen, voor zover deze relevant zijn voor onderwijs en examinering. Wijzigingen ten opzichte van de model-Master OER 2014-2015: 1. De indeling is gewijzigd. Paragraaf 4, over toelating, is verplaatst naar paragraaf 2, zodat de indeling overeenkomt met de indeling van de Bachelor-OER. De oorspronkelijke paragraaf 3, over tentamens en examens, is vanwege de lengte opgesplitst. In paragraaf 4 zijn de algemene bepalingen opgenomen, in paragraaf 5 de specifieke bepalingen. De volgorde van de artikelen is daarbij gewijzigd, volgens deze transponeringstabel: oud 3.2 3.3 3.4 3.11 3.12
nieuw 4.3 4.4 4.6 4.8 4.9
2
3.13 3.14 3.6 3.19 3.20 3.18 3.8 3.10 3.15 3.9 3.16 3.17 1.5
4.10 4.11 4.12 4.13 4.14 4.15 5.1 5.2 5.3 5.5 5.6 5.7 5.9
De oorspronkelijke paragraaf 5 is omgenummerd naar 6, en paragraaf 6 wordt nu paragraaf 7. 2. Wijzigingen inhoudelijk, per artikel 1.1, lid 1: nieuw is de vermelding van de CROHO-opleidingscode. Deze is toegevoegd omdat een OER vaak betrekking heeft op meerdere opleidingen en daarbinnen op meerdere afstudeerrichtingen (ook wel tracks of specialisaties genoemd). Op deze wijze bestaat er geen misverstand op welke opleiding(en) de OER betrekking heeft. 2.1.2: instroommomenten: (verplaatst van lid 5, redactioneel) toegevoegd is dat hier moet worden ingevuld welke data dit zijn. Het woord “tenminste” is hier weggelaten, omdat in de praktijk blijkt dat dit misverstanden opleverde. 2.1.3: de nadere toelatingseisen zijn cursief gemaakt 2.1.4: de selectie voor de Master kan met ingang van 1.9.15 op deze gronden geschieden, aldus de wet Kwaliteit in Verscheidenheid (KIV). Daarbij kan op grond van artikel 7.30b lid 3 WHW nu ook een maximaal aantal studenten voor de opleiding worden bepaald. 3 lid 1 is toegevoegd, en komt nu inhoudelijk overeen met de Bachelor OER. 4 lid 5: toegevoegd is ter verdere uitleg dat indien er sprake is van deeltentamens desgewenst gekozen kan worden voor één herkansing van alle deeltentamens tegelijk. 4.12 en 4.15 : de wettelijk bepaling voor bewaring van de eindwerken geldt vanaf 1 september 2014. Met het oog op de kwaliteitszorgcyclus verdient het aanbeveling ook de tentamenopgaven, uitwerkingen en uitslagen gedurende 7 jaar te bewaren, zodat visitatiecommissies deze desgevraagd in kunnen zien. In artikel 4.12 is de hoofdregel vastgelegd dat een scriptie in beginsel voor 1 RUG-opleiding geldt, maar thans is expliciet toegevoegd dat de beslissingsbevoegdheid hieromtrent bij de Examencommissie ligt.
3
4.1o, geldigheidsduur: er heeft een discussie plaatsgevonden in de Tweede Kamer, de Minister heeft naar aanleiding hiervan gemeld dat de meest geëigende reden voor het beperken van de geldigheidsduur gelegen is in de veroudering van de kennis van de student. De tekst van 4.21 lid 7 oud (nieuw 4.14) is verwijderd, de hier eerder vermelde overgangsbepaling is niet meer relevant. De tekst is vervangen door een bepaling die verwijst naar vrijstellingen voor het bepalen van het judicium. Toegevoegd is artikel 5.4, dezelfde bepaling is terug te vinden in de BachelorOER Toegevoegd is artikel 5.8, het betreft een facultatieve bepaling met het oog op de taak van de examencommissie, de kwaliteitszorg rond de diploma’s. Elders (buiten de RUG) behaalde onderdelen kunnen nu voor maximaal de helft van het programma meetellen. Dit kan desgewenst nader gespecificeerd worden. De onderdelen van de opleiding moet een “voor een substantieel deel” bij de RUG gevolgd zijn, om een RUG-diploma te kunnen afgeven 7.1 Verduidelijkende aanvulling.
4