^,
Aan de Tweede Kamer de Staten-Generaal.
Den len Maart j l . werden door Zijne Excellentie den Minister van Justitie bij Uwe Vergadering ingediend wetsontwerpen, betreffende de inrichting en het rechtsgebied der Arrondissements-Rechtbanken gerechten.
en Kanton-
Onder meerdere werd daarbij voorgesteld
de opheffing der Arrondissements-Rechtbank te Deventer. De ondergeteekenden, diep doordrongen dat de voorgestelde Avetsontwerpen niet zijn in 's lands belang en zeer verderfelijk
— niet het minst wat handel en in-
dustrie aangaat — voor hunne Gemeente, nemen de vrijheid zich tot U te wenden, ten einde hunne bezwaren U eerbiedig in overweging te geven.
Veel
wordt hunne taak verlicht door de uitnemende wijze waarop de Raad hunner Gemeente in deze is voorgegaan; zij achten het onnoodig alle de gewichtige door dat College aangevoerde gronden, tot behoud hunner Rechtbank, te herhalen en nemen deze gelegenheid te
2
baat, om van liumie krachtige instemming met het door den Raad aangevoerde te doen blijken. De ondero-eteekenden zouden in 's Ministers voorstellen berusten, wanneer zij de overtuiging hadden dat het algemeen belang een offer van hen vergde.
Geen enkel deugde-
lijk motief, 't zij met allen eerbied gezegd, hebben ze echter daarvoor zien aanvoeren. Algemeen toch is de klacht over ons langzaam en duur
recht; de trage gang der processen is vooral
onzen handelaren een doorn in 't oog; de groote kosten maken veelal de inroeping van 's Rechters beslissing onmogelijk, tenzij voor rijken en armen.
Geen zweem
om dat te verhelpen is in de voorgestelde ontwerpen te
vinden.
Integendeel.
Door
vele
rechtzoekenden'
verder van hunnen rechter te brengen, worden de kosten grooter en verzwaart men hunne positie tegenover hen, die den rechter voor de deur hebben.
Want
men
vergete 't niet, waar geene Rechtbank bestaat kan geene Balie in stand blijven en ieder, die bekend is met handel en industrie, weet van hoeveel belang het i s , onmiddellijk na het ontstaan eener quaestie, rechtsgeleerde hulp te kunnen bekomen. Velen van de onderoeteekenden erkennen dankbaar, dat dikwijls een tijdig to
advies hen voor hoed.
groote geldelijke verliezen heeft be-
Worden de ontwerpen
wet, dan zal in vele
aanzienlijke Gemeenten het recht minder gemakkelijk te verkrijgen en duurder worden dan voorheen.
Is
dit algemeen belang? Een tweede klacht, vooral van handel en industrie.
8
is over de wijze van vervulling der rechterlijke betrekkingen.
Niet dat de ondergeteekenden in 't minst
een • smet zouden willen werpen op den Nederlandsclien Rechtersstand, integendeel, zij brengen hulde aan zijne onkreukbare
eerlijkheid
en
volkomen
goede
trouw.
Maar wèl zouden ze wenschen, en de wensch is algemeen^ dat daarin meer mannen konden gevonden worden, ervaren in de praktijk, door langdurige
ondervinding
bekend met de eischen van het maatschappelijk verkeer, niet geheel vreemd aan de wereld van den koopman en industrieel, mannen zooals ze tegenwoordig slechts bij exceptie voor rechterlijke betrekkingen kunnen gevonden worden. Maar ook hier stellen ontwerpen hen weer teleur, daar voor eene organisatie, die uit den aard der zaak tientallen van jaren zal blijven bestaan,
tractementen
worden voorgesteld, die geen enkel ervaren praktizijn méér zullen aanlokken een rechterszetel te vervullen. Alzoo
bevredigen
de ingediende
ontwerpen
geen
enkele grief' en elke organisatie die hierin te kort schiet, durven de ondergeteekenden te kenschetsen als niet in ^t algemeen belang. E n wat tal van grieven worden bij aanneming opgewekt? Overal waar een Rechtbank of Kantongerecht verdwijnt, worden betrekkingen verbroken, die jaren lang bestaan hebben en elementen weggenomen, die moeielijk kunnen gemist worden.
Wèl mag er in den
tegenwoordigen tijd van centralisatie, zoowel op materieel als intellectueel gebied, nu alles aan de groote steden
4
wordt toegevoerd en deze van jaar tot jaar in belang toenemen, op gelet worden dat aan de kleinere niet meer dan hoogst noodzakelijk is, worde ontnomen. Bij de steeds hoogere eischen op elk gebied wordt het haar al moeielijker en moeielijker gemaakt aan die voorwaarden te voldoen, zonder welke zij tot algeheele onbeduidendheid zouden afdalen. Nimmer kan dit laatste staatsbelang zijn, en al zeer overwegend en zeer dringend moeten de gronden wezen die een stap verder op dien weg leiden. En deze worden, naar der ondergeteekenden meening, in de aangeboden wetsontwerpen niet gevonden, de noodzakelijkheid der voorgestelde opheffingen springt niet in het oog. De ondergeteekenden zullen hier natuurlijk alleen spreken, voor zooverre hunne Gemeente aangaat. De Minister stelt voor het Arr. Zutfen te doen bestaan uit 4 kantons: Zutfen, Groenlo, Apeldoorn en Deventer, met het eerste als Arrondissements-hoofdplaats, ^t Zij verre van de ondergeteekenden om aan hunne zusterstad eene Arr,-Rechtbank te misgunnen; ten zeerste zouden ze wenschen dat ook deze kon behouden blijven. En onmogelijk is dat niet: integendeel een ontwerp van een vroeger Minister van Justitie, Olivier, liet zoowel Deventer als Zutfen bestaan en maakte Deventer door toevoeging van de gem. Apeldoorn tot centrum van een goed afgerond Arrondissement, Latere ontwerpen, die van de Ministers van Lilaar en Jolles, supprimeerden Zutfen. Men ziet het, de tegenwoordige
5
Minister van Justitie — van wien men, na de argumenten door Zijne Exc. vóór de vestiging van 't Hof te Leeuwarden te berde gebracht, iets anders had mogen verwachten — staat met zijn voorstel zonder precedent. De ondergeteekenden herhalen dat hun eene regeling van rechtsgebied in den zin als het ontwerp Olivier bedoelde, het meest zou toelachen. De aloude Hoofdstad van de Graafschap Zutfen bleef dan als vroeger de Arrondissements-hoofdplaats; de Graafschap sints tal van eeuwen één samenhangend geheel, werd dan niet — zooals nu is voorgesteld — in twee deelen gescheiden; Deventer verloor het noordelijk deel van zijn Arrondissement, dat veel beter bij Zwolle of Almelo wordt gevoegd en verkreeg naar het zuiden eene wenschelijke uitbreiding. Maar moet er gekozen worden, dan gelooven de ondergeteekenden met volle overtuiging, dat hunne Gemeente voor de vestiging van den zetel der Rechtbank in het nieuwe Arrondissement verre de voorkeur verdient boven Zutfen. Niet minder dan Zutfen zal Deventer komen te liggen in het centrum van het nieuwe Arrondissement, de afstand der verschillende plaatsen in dat Arrondissement is niet grooter naar Deventer dan naar Zutfen, want een even groot deel daarvan zal vallen ten noorden van Deventer als ten zuiden van Zutfen. Hier ligt dus geen reden van voorkeur. Maar wèl ligt er een reden ten gunste onzer Gemeente in de aanzienlijker bevolking en het grooter verkeer. Het adres van den Raad hunner Gemeente
6
geeft enkele cijfers aan, die alle overweging verdienen. Terwijl
Ziitfen zelfs in bevolking acbteruit gaat en
volgens eigen bekentenis eenen slechts weinig beteekenenden binnenlandschen handel heeft, groeit onze bevolking gestadig aan, blijft onze handel vooruitgaan en verrijzen jaarlijks nieuwe fabrieken, niettegenstaande de ongunstige omstandigheden waaronder deze, tengevolge der knellende wallen, moesten geplaatst worden. Nog altijd is Deventer het middenpunt van het handelsverkeer in het oosten des lands, ja zelfs doet zich het merkwaardig feit voor dat de relatien met de Graafschap Zutfen blijven bestaan en men zich van daar — met voorbijgang van Zutfen — hier ter stede voorziet.
Ten blijke leggen de ondergeteekenden over het
verslag der kamer v. kooph. en fabrieken in hunne Gemeente over 1874.
Nog inniger zijn de betrekkin-
gen met de welvarende Gemeente Voorst, die aan de poort onzer Gemeente ligt en bijna geheel op Deventer is aangewezen; evenzoo die met de Gemeenten Olst, Wijhe,
Diepenveen en Kaalte, die niet de minste re-
latie op Zutfen hebben.
Gerustelijk durven de onder-
geteekenden beweren dat verreweg het grootste gedeelte der Gemeenten in het nieuwe Arrondissement meer met eene vestiging der Rechtbank te Deventer dan te Zutfen gebaat zijn. E n waarom nu Deventer,
de zooveel aanzienlijker
Gemeente, opgeheven en Zutfen behouden? De Minister
voert slechts één argument aan en dat is het
minder getal zaken dat tegenwoordig te Deventer dan
7 te Zutfen wordt berecht. De Raadscommissie heeft er reeds opgewezen, dat vergelijking van een vroeger Arrondissement met een nieuw interichten niets bewijst. Had de Minister iets willen bewijzen, dan had hij moeten aantoonen dat het getal zaken voortkomende uit de Gemeente Zutfen, grooter was dan dat uit de Gemeente Deventer. Een tweede argument, dat wel niet uitdrukkelijk wordt genoemd, maar tusschen de regels der Mem. v. Toel. is te lezen, is de loop der spoorweglijnen. Ten sterkste meenen de ondergeteekenden tegen het gebruiken van dit argument, zoo het al iets bewijst, te moeten opkomen. Algemeen wordt thans toegegeven dat onze Gemeente op grievende wijze bij den aanleg van spoorwegen is te kort gekomen; een net van straat- en grindwegen was door hare zorg in de omliggende Gemeenten tot stand gebracht, aanzienlijke rentegarantiën had zij op zich genomen, welke thans — na den aanleg der Staatsspoorwegen voor 't meerendeel paralel loopende — haar jaarlijks op groote offers te staan komen. En nu zou men het spoorwegargument kunnen gebruiken tegen onze Gemeente? Terecht heeft de Minister het niet rechtstreeks geuit en de ondergeteekenden hopen, ter wille der rechtvaardigheid, dat men het ook verder zal laten rusten. Bovenstaande bevelen de ondergeteekenden eerbiedig in Uwe overweging aan; niettegenstaande alle verdachtmaking, blijven zij meenen dat de voorgestelde wetsontwerpen niet zijn in 's lands belang en zeer
8
verderfelijk — niet het minst wat handel en industrie aangaat — voor onze Gemeente. Zij verzoeken U dus dringend die te verwerpen en meer in 't bijzonder in elk geval hunne Gemeente hare A. R. te doen behouden.
DEVENTER,
April 1876.
{VolgpM de onderteekeningeti).