Aan de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Tweede Kamer der Staten Generaal Amsterdam, 27 februari 2015 Betreft: Algemeen Overleg Emancipatiebeleid op 5 maart 2015 Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis wil graag het volgende onder uw aandacht brengen naar aanleiding van het Algemeen Overleg Emancipatiebeleid op donderdag 5 maart as. Inleiding Dagelijks worden we ermee geconfronteerd dat de onveiligheid in de wereld toeneemt, ook in Europa. Helaas moeten we constateren dat het respect voor mensenrechten minder vanzelfsprekend lijkt te worden. En de pijnlijke realiteit is dat waar mensenrechten niet geëerbiedigd worden, de positie van vrouwen nog eens extra kwetsbaar blijkt te zijn. Zoals we jaarlijks ook in de vergaderzalen van de Verenigde Naties zien dat steeds meer landen, ook landen uit onze regio, een beroep doen op de vermeende 'natuurlijke' verschillen tussen vrouwen en mannen (al dan niet expliciet onder verwijzing naar politiek-ideologische, religieuze waarden en/of culturele tradities die hiërarchische verhoudingen tussen de seksen in stand willen houden). Dit onderstreept dat emancipatie nog niet af is. Gelukkig is er ook het vitale geluid van het nieuwe feminisme naast de boven genoemde zorgelijke internationale ontwikkelingen. Op 5 maart 2015 – gelijktijdig met uw Algemeen Overleg Emancipatiebeleid – lanceert Atria Het F-boek: Hedendaags feminisme in woord en beeld. Ruim vijftig auteurs, vrouwen en mannen, geven in dit boek hun visie en tonen de veelstemmigheid en veelkleurigheid van het hedendaags feminisme. Het is van het grootste belang dat de stille revolutie onder de jonge vrouwen – het 'meisjessucces' zoals minister Bussemaker dat noemde in haar Hoofdlijnenbrief – met politieke aandacht en SMART geformuleerd emancipatiebeleid wordt ondersteund en zichtbaar gemaakt. Het LHBT-emancipatiebeleid hanteert meetbare en concrete emancipatiedoelen voor de samenleving als geheel. Atria vraagt u als vaste kamercommissie tevens belast met 'vrouwenemancipatie' - om de coördinerend minister en de desbetreffende vakministers gezamenlijk meetbare en concrete doelen op het niveau van de samenleving te laten stellen. In deze brief doen wij hiervoor een aantal voorstellen; juist nu – 20 jaar na het Beijing Platform for Action en gezien de politieke situatie in en rond Europa - hebben we nieuwe emancipatiestippen op de horizon hard nodig. Atria hanteert hiervoor als horizon 2025 wanneer dertig jaar na Beijing wederom de stand van zaken opgemaakt wordt.
www.atria.nl
In deze brief richten wij ons op de volgende vier onderwerpen: 1. Opheffen van het verschil in economische zelfstandigheid tussen vrouwen en mannen In de twee brieven1 geeft minister Bussemaker aan dat zij haar inzet op het vergroten van de economische zelfstandigheid van vrouwen continueert. Daartoe worden de 35 centrumgemeenten financieel ondersteund, een conferentie met werkgevers georganiseerd over de combinatie van arbeid en zorg en de de Kracht on Tour bijeenkomsten voortgezet. Wat ontbreekt in deze plannen zijn overkoepelende, meetbare emancipatiedoelen die bij deze inspanningen horen. Dit is het gevolg van haar positie als coördinerend minister voor het emancipatiebeleid: voor 'gender mainstreaming' en het realiseren van emancipatiedoelen die op het terrein van de vakministeries liggen, draagt zij geen directe verantwoordelijkheid. De consequentie hiervan is dat het emancipatiebeleid van het kabinet geen stip op de horizon heeft, geen helder gespecificeerde doelen op basis waarvan de inzet van de vakministers, de samenleving in het algemeen en de vrouwenorganisaties in het bijzonder gemobiliseerd en getoetst kunnen worden. In Nederland is maar iets meer dan de helft van de vrouwen economisch zelfstandig (drempelwaarde circa 900 euro netto per maand). Tot 2010 was er een overkoepelend, meetbaar doel: 60% van de vrouwen had tegen die tijd economisch zelfstandig moeten zijn. Helaas kwam daar de crisis tussen, en verder was over het hoofd gezien dat lager opgeleide vrouwen minder vaak en minder makkelijk economisch zelfstandig kunnen worden dan hoger opgeleide vrouwen 2. Atria stelt voor om een nieuw doel voor economische zelfstandigheid op te stellen. Waar het om gaat bij economische zelfstandigheid is dat vrouwen net zo vaak economisch zelfstandig zouden moeten zijn als mannen. Het verschil in economische zelfstandigheid tussen vrouwen en mannen neemt al jaren met ongeveer één procentpunt per jaar af3. Atria stelt daarom het volgende concrete emancipatiedoel voor: Opheffen van het verschil in de mate van economische zelfstandigheid tussen vrouwen en mannen; met als doel dat in 2025 vrouwen even vaak economisch zelfstandig zijn als mannen. Een dergelijk overkoepelend doel is ook een goede manier om het emancipatiebeleid meer op maatschappelijke opbrengst als uitkomstmaat te richten in plaats van op SMART-doelen van projecten. Dit emancipatiedoel kan alleen gerealiseerd worden door verhoogde inspanning en nauwere samenwerking tussen de coördinerende emancipatieminister en de relevante vakministers (SZW, Financiën, EZ, VWS). Vervolgens moet er uitdrukkelijk rekening gehouden worden met het verschil in verdiencapaciteit gerelateerd aan opleiding. Daarom is het noodzakelijk dat bij het monitoren van deze Economische Zelfstandigheids-doelstelling gedifferentieerd wordt tussen vrouwen en mannen met een opleiding tot het niveau startkwalificatie, met een middelbare opleiding en een hogere opleiding. Tabel 1 – Mate van economische zelfstandigheid van personen 20-64 jaar naar opleidingsniveau (2012) Voltooide opleiding Lager Middelbaar Hoger Totaal
Vrouwen 29 53 73 53
Mannen 65 72 82 73
Bron: Emancipatiemonitor 2014
De tabel maakt in één oogopslag duidelijk – gegeven het statistische feit dat partners meestal een vergelijkbaar opleidingsniveau hebben - dat het kostwinnersmodel juist voor lager opgeleide vrouwen een wankele bescherming biedt: hoe lager de opleiding van een man, hoe kwetsbaarder zijn positie op de arbeidsmarkt. Het emancipatiebeleid doet er dus goed aan om te streven naar meer effectieve inspanningen met de relevante vakministers gericht op het vergroten van de arbeidsparticipatie en de economische zelfstandigheid van lager opgeleide vrouwen, zodat zij vaker ‘tweeverdieners’ worden.
2
2. Gelijke beloning v/m Op 7 maart 2015 is het Equal Pay Day in Nederland. Equal Pay Day memoreert de omvang van de gender pay gap, de loonkloof tussen vrouwen en mannen, die jaar in jaar uit ontstaat als gevolg van een optelsom aan structurele, gendergerelateerde factoren. Deze (‘ongecorrigeerde’) loonkloof bedraagt op dit moment in Nederland 18 procent per uur, dat wil zeggen dat de gemiddelde werkende vrouw in Nederland 18 procent per uur minder verdient dan de gemiddelde werkende man. Dit betekent dat vrouwen gemiddeld meer uren moeten werken om hetzelfde inkomen te verdienen. Toegespitst op de emancipatiedoelstelling economische zelfstandigheid betekent dit mannen 'sneller' economisch zelfstandig zijn dan vrouwen. De gemiddelde man moet hier circa twee dagen (16 uur per week) voor werken, de gemiddelde vrouw een halve dag meer (20 uur per week). WOMEN Inc. verwijst naar deze ongelijkheid in haar campagne 'Waar is mijn 3 ton gebleven?'4 Graag verwijzen wij u voor gedetailleerde informatie over leeftijdsverschillen en sectoren naar de bijgevoegde Factsheet Gelijke beloning v/m. Bij het Algemeen Overleg Emancipatie staat ook de brief5 van minister Asscher d.d. 17 november 2014 over beloningsverschillen tussen vrouwen en mannen op de agenda. Voor het eerst in de geschiedenis is er op het moment dat vrouwen en mannen gemiddeld hun eerste kind krijgen (vrouwen 30 jaar, mannen 32 jaar) sprake van een 'level playing field' aan de keukentafel: vrouwen verdienen per uur nagenoeg evenveel als mannen op dit cruciale moment in de levensloop. De loonkloof in de leeftijdscategorie 30-35 jaar bedraagt momenteel 3 procent. Hiermee vervalt het traditionele argument van mannen om niet minder te gaan werken ('het is het meest logisch dat jij korter gaat werken en ik niet, want ik verdien meer’). Daarom stelt Atria het volgende concrete emancipatiedoel voor gelijk loon voor: Streven naar opheffing van loonkloof voor de vrouwen van 40-45 jaar in 2025 met in het achterhoofd houdend dat tenminste de status quo van 3 procent beloningsverschil het minimumdoel is. Realisatie van deze ambitieuze doelstelling vereist een vooruitstrevend emancipatiebeleid dat randvoorwaarden schept zodat sociale partners, individuele werkgevers en hun werknemers zich inspannen om dit doel te bereiken. Dit doel kan alleen gerealiseerd worden als aanstaande vaders in de gezinsfase van hun levensloop hun voltijdbaan tijdelijk omzetten in een deeltijdbaan en/of flexibel gaan werken zodat deeltijdarbeid niet langer een vrouwenzaak blijft. Een positieve eerste stap in deze richting is de uitbreiding van het vaderverlof door minister Asscher. Uw Kamer behandelt binnenkort het Voorstel van wet van het lid Yücel tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en het Burgerlijk Wetboek om gelijke beloning van mannen en vrouwen te bevorderen.6 Het is zoals de Memorie van Toelichting stelt: "De oorzaken van ongelijke beloning zijn te divers en te complex voor een eenduidige algehele oplossing." 7 De werkgever dient volgens het wetsvoorstel meer verantwoording af te leggen over de beloningsverhoudingen tussen de vrouwen en de mannen aan de ondernemingsraad; ook moet de werkgever zijn beleid en cijfers over de belonings(on)gelijkheid tussen vrouwen en mannen openbaar maken in het jaarverslag. Atria pleit er voor in deze nieuwe ronde in een langlopende discussie over gelijke beloning v/m om vooral te richten op bewustwording. 3. Arbeid & mantelzorg Na het dichten van de economische zelfstandigheidskloof tussen vrouwen en mannen, en het uitsterven van de loonkloof, is de volgende kwestie in de levensloop van vrouwen het behoud van economische zelfstandigheid in combinatie met toenemende vraag voor mantelzorg (vooral voor hulpbehoevende ouders en in mindere mate partners en andere hulpbehoevende intimi). Het combineren van betaalde arbeid met mantelzorg speelt vooral vanaf het 50e levensjaar (gemiddeld zijn de ouders dan rond de 80 jaar oud). De paradox is dat in het huidige tijdsgewricht (decentralisatie en vermindering van de formele ouderenzorg) de meeste 50-plussers (mannen èn vrouwen) betaald werken
3
en later met pensioen gaan, terwijl er nu minder formele ouderenzorg beschikbaar is dan toen er nog een kostwinnersmodel was en de meeste ouderen in bejaardentehuizen zaten. Ter illustratie: in 1986 werkte maar 14 procent van de vrouwen in de leeftijd van 55-65 jaar, terwijl dit in 2012 52 procent bedroeg 8 (en het einde van deze stijging is nog niet in zicht). Op dit moment verrichten vrouwen twee keer zoveel mantelzorg voor hulpbehoevende ouders als mannen.9 De Nederlandse Vrouwen Raad (NVR) wijst in zijn brief aan u van 12 februari 2015 op het risico dat de vraag naar meer mantelzorg en vrijwillige zorg onevenredig bij vrouwen terecht komt.10 Atria deelt de zorg van de NVR in deze. Vooral als de mantelzorg langduriger en/of intensiever wordt, wordt deze vaker door vrouwen dan door mannen verricht. De toename van de arbeidsparticipatie en de economische zelfstandigheid van de oudere vrouwelijke werknemers kan alleen voortduren als de verdeling van de mantelzorg tussen vrouwen en mannen minder ongelijk wordt. Economische zelfstandigheid van vrouwen tussen 55 en 65 jaar is des te belangrijker omdat de pensioenvoorziening in de (nabije) toekomst kwetsbaarder wordt en de AOWleeftijd stijgt. Daarom stelt Atria het volgende concrete emancipatiedoel voor de combinatie van arbeid & mantelzorg: Zonen verrichten in 2025 evenveel mantelzorg voor hun hulpbehoevende ouders als dochters. Het Sociaal en Cultureel Planbureau benoemt regelmatig de vrouwen van 45 jaar en ouder als risicogroep in de participatiesamenleving.11 In hoeverre dit risico zich voordoet, moet het kabinet jaarlijks monitoren aan de hand van de mate waarin vrouwen èn mannen tussen 45 jaar en de geldende AOW-leeftijd langdurig en/of intensief mantelzorg verlenen aan hun ouders. Atria werkt samen met de NVR om te bevorderen dat de gemeenten een gendersensitief mantelzorgbeleid gaan voeren. Atria werkt ook samen met Movisie om te stimuleren dat mantelzorg (ook) een mannenzaak wordt. 4. Geweld tegen vrouwen De omvang van het gendergerelateerde geweld tegen vrouwen en meisjes is één van de belangrijkste indicatoren van de stand van het emancipatieproces in de wereld. 'The ‘duty to protect' van de overheid krijgt met het ratificeren van de Conventie van Istanbul vooral voor vrouwen een nieuwe dimensie. Achter de voordeur is het immers voor vrouwen onveiliger dan voor mannen. Begin 2014 verscheen het onderzoeksrapport Violence against Women van de European Union Agency for Fundamental Rights (FRA)12. Voor het eerst in de geschiedenis is er nu een representatief prevalentie onderzoek dat een gedegen vergelijkend beeld geeft van de schaal waarop vrouwen en meisjes in de Europese Unie te maken hebben met geweld. En daarmee hebben de landen van de Europese Unie een eerste empirische indicatie hoe het staat met de dagelijkse praktijk van één van de meest fundamentele mensenrechten van vrouwen, het recht om gevrijwaard te blijven van geweld in afhankelijkheidsrelaties in het bijzonder en van seksueel geweld in het algemeen. Eerder heeft Atria in de publicatie Geweld tegen vrouwen. Europese onderzoeksgegevens in Nederlandse context deze FRA-cijfers nader geanalyseerd13. Uit het onderzoek blijkt dat vrouwen bij uitstek thuis en in de privésfeer niet veilig zijn; de eigen woning is de gevaarlijkste plek voor vrouwen en meisjes. Bijna de helft (45 procent) van de Nederlandse vrouwen die voor het FRA-onderzoek zijn geïnterviewd geeft aan dat zij ooit in hun leven (vanaf hun 15 e jaar) een vorm van fysiek huiselijk geweld of seksueel geweld hebben meegemaakt.14 Deze cijfers onderstrepen de noodzaak van het voeren van een gendersensitief beleid. Atria heeft in haar eerdere analyses aangegeven dat het Nederlandse overheidsbeleid inzake geweld tegen vrouwen belangrijke ondersteuning biedt aan slachtoffers. Wel is een kanttekening op zijn plaats op dit moment in de tijd. Sinds januari 2015 ligt de verantwoordelijkheid voor het beleid niet meer bij de landelijke overheid, maar is decentraal belegd bij de 35 centrumgemeenten. Atria adviseert met klem om
4
juist nu de mate van geweld tegen vrouwen en meisjes in Nederland structureel en landelijk volgens een deugdelijke methodiek te gaan monitoren. Hiervoor verwijzen wij naar de verplichtingen zoals vastgelegd in diverse bepalingen in de Conventie van Istanbul. Neemt het geweld tegen vrouwen af? In haar brief van 5 februari schrijft minister Bussemaker bij de bespreking van de resultaten van de Emancipatiemonitor 2014: "Geweld tegen vrouwen lijkt afgenomen te zijn." 15 In de Beleidsdoorlichting emancipatie 2011-2014 hetzelfde geluid: "Uit de statistieken blijkt dat het percentage van geweld tegen vrouwen van 15 jaar en ouder vanaf 2008 (5,1%) tot 2011 (4,8%) licht is gedaald." 16 Deze conclusie van de Emancipatiemonitor wordt gebaseerd op de Veiligheidsmonitor van het CBS. In deze monitor worden via een representatief digitaal onderzoek tamelijk algemene vragen gesteld met een nadruk op de laatste 12 maanden.17 Atria wijst er op dat de Veiligheidsmonitor van het CBS niet voldoet aan de verplichtingen die de ratificatie van de Conventie van Istanbul met zich meebrengt omdat het geen specifiek prevalentie onderzoek is op dit terrein. Nederland is verplicht om de prevalentie van gendergerelateerd geweld tegen vrouwen en meisjes structureel te monitoren.18 Zoals uit het voorgaande is gebleken, spreken cijfers niet voor zich. Atria staat vanzelfsprekend achter de overkoepelende emancipatiedoelstelling ‘afname van lichamelijk en seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes’. Hierbij zijn wel een paar opmerkingen te maken. Effectief beleid kan op korte termijn leiden tot hogere cijfers in rapportages. Hetgeen betekent dat op dit beleidsterrein een lange adem nodig. Waarbij prioriteit moet liggen bij een effectief preventiebeleid met nadruk op de jongere generatie vrouwen en mannen: effectieve voorlichting aan jongeren en effectieve interventieprogramma’s gericht op verandering van attitudes en verhoging van seksuele en fysieke weerbaarheid van meisjes. Preventie sluit ook aan bij de verplichtingen die de ratificatie van de Conventie van Istanbul met zich meebrengt: ‘Put in place policies that are necessary to change attitudes, gender roles and stereotypes that make violence against women acceptable; train professionals working with victims; raise awareness of the different forms of violence and their traumatising nature; co-operate with NGOs, the media and the private sector to reach out to the public.’19 Dit is in lijn met aanbevelingen van de WHO uit 2014 die ook nadruk legt op preventie.20 Voor het monitoren van de prevalentie van gendergerelateerd geweld tegen vrouwen en meisjes is het instellen van een bevolkingsonderzoek nodig dat qua methodiek aansluit bij de gangbare internationale surveytechnieken zoals in het FRA-onderzoek gehanteerd. Trends kunnen alleen met regelmatig herhaald onderzoek zichtbaar worden. Atria gaat in 2015 de mogelijkheden onderzoeken om een Alliantie Gender & Geweld op te richten, analoog aan de Gay Straight Alliances en de Alliantie Gender & Gezondheid. Deze nieuwe Alliantie richt zich op het vergroten van de maatschappelijke bewustwording ten aanzien van het gendergerelateerde geweld en een breed spectrum aan partijen vertegenwoordigen zowel uit het veld als uit de wetenschap. De Alliantie zal vanuit preventie-oogpunt ook uitdrukkelijk mannen betrekken. Tot slot: Nieuw elan voor emancipatie Effectief emancipatiebeleid heeft een effectieve infrastructuur nodig om de gendersensitiviteit van het beleid te versterken. Atria neemt binnen deze structuur een bijzondere positie in, als kennisproducent en als verbinder tussen partijen in wetenschap en samenleving. Daarom willen wij nogmaals de aandacht vestigen op de brieven van de Nederlandse Vrouwen Raad en WOMEN Inc. die u ter voorbereiding op dit overleg al mocht ontvangen. Tevens benadrukken wij de samenwerking met IHLIA, COC en andere LHBTIorganisaties ter bevordering van de zichtbaarheid van lesbische en bi-seksuele vrouwen. 2015 is een belangrijk jaar voor emancipatie waarin Atria op verschillende manieren en momenten een actieve rol speelt. Niet alleen viert Atria het 80-jarig bestaan van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in december 2015. Wij zijn ook actief betrokken bij de voorbereidingen voor de herdenking van 100 jaar Algemeen kiesrecht en 100 jaar Vrouwenkiesrecht in 2019.
5
De focus van het IAV uit de begintijd verschilt niet zo veel van die van het huidige Atria dat archieven verzamelt, relevante literatuur aanschaft, zelf onderzoek doet en het emancipatiebeleid constructief volgt. Met als doel kennis te verzamelen, informatie te verspreiden en het debat over de positie van vrouwen in de hedendaagse maatschappij te voeden. Het verleden vormt immers de actuele identiteit van het individu en ligt ten grondslag aan het collectieve geheugen in de maatschappij. Bovendien wordt in 2015 een nieuwe wereldagenda voor het komend decennium vastgesteld. De mondiale onderhandelingen daarover vinden plaats in een uiterst complexe context van (inter)nationale en lokale conflicten, spanningen en polarisatie, gepaard met geweld, instabiliteit, groeiende ongelijkheid, corruptie en straffeloosheid en toenemend religieus extremisme. Vrouwen dragen een onevenredig groot deel van de lasten van deze mondiale en lokale problemen. Dit biedt nieuwe kansen om de nog niet gerealiseerde mensenrechten van vrouwen, meisjes en transgenders, wereldwijd èn in Nederland, opnieuw op de agenda te zetten. Voor de geloofwaardigheid van Nederland op het internationale toneel is het van het grootste belang dat ook het nationale beleid voldoet aan de internationale verplichtingen die Nederland is aangegaan. Een groot aantal Nederlandse organisaties heeft besloten om het Gender Justice for All initiatief (werktitel) op te zetten. Met als doel in 2015 in Nederland reuring te creëren zodat ook de komende tien jaar substantiële stappen gezet worden om gendergelijkheid en emancipatie in ons land en daarbuiten te bereiken. Het Gender Justice for All initiatief is een gelegenheidscoalitie en verwelkomt iedereen die mee wil doen. Atria is een van de coördinerende organisaties in deze beweging. Met de publicatie van Het F-boek: Hedendaags feminisme in woord en beeld op 5 maart wil Atria de maatschappelijke discussie een impuls geven. Vanzelfsprekend zijn wij bereid op de genoemde of op andere beleidsterreinen u van aanvullende informatie te voorzien. Met vriendelijke groet,
Dr. Renée Römkens Directeur/bestuurder Atria, Kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis
6
Eindnoten 1
TK 2014-2015, 30420 nr. 211 en nr. 211, dd 19 december 2014 en 5 februari 2015. De toename van economische zelfstandigheid van vrouwen loopt niet recht evenredig op met de toename van de arbeidsparticipatie van vrouwen. Ten eerste vanwege het lagere uurloon van lager opgeleide vrouwen, en ten tweede omdat lager opgeleide vrouwen vaker dan hoger opgeleide vrouwen in een kleine deeltijdbaan werken. Door beide redenen komt het bij lager opgeleide vrouwen vaker voor dat zij wel betaald werken, maar niet economisch zelfstandig zijn. 3 De stand in 2012 was 20 procent-punt verschil, 53% voor vrouwen versus 73% voor mannen. In het jaar 2000 was dit verschil nog 32 procent-punt verschil, 39% voor vrouwen en 71% voor mannen (op basis van 15-64 jaar). Sinds de financiële crisis van 2008 is het verschil afgenomen doordat het percentage economisch zelfstandige mannen iets gedaald is. 4 Zie http://www.womeninc.nl/actueel/loonverschil/ 5 TK 27 099/29 544, nr. 22. 6 TK 2013-2014, 33 922. 7 TK 2013-2014, 33 922, nr. 3, blz. 2. 8 Sociaal en Cultureel Planbureau (2015), Aanbod van arbeid 2014, Den Haag, blz. 27. 9 Atria, De Nieuwe Mantelzorger v/m, september 2014. http://www.atria.nl/atria/nl/actueel/publicaties_en_aanwinsten/_pid/column2_1/_rp_column2_1_elementId/1_346 245 10 Reactie op de Midterm Review Emancipatie/AO Emancipatie, brief van de NVR dd 12 februari 2015. 11 Zie bv. Emancipatiemonitor 2014, blz. 228. 12 European Union Agency for Fundamental Rights (FRA), Violence against Women, 2014. http://fra.europa.eu/en/publication/2014/violence-against-women-eu-wide-survey-survey-methodology-sample-andfieldwork 13 Atria brief dd 9 oktober 2014 tbv AO Geweld in afhankelijkheidsrelaties. opzoeken; Römkens e.a., Geweld tegen vrouwen; Europese onderzoeksgegevens in Nederlandse context, Atria (2014). 14 De Nederlandse cijfers liggen boven het Europese gemiddelde van 33 procent. Voor een goed begrip van de uitkomsten van het EU-onderzoek wordt in het FRA-rapport een aantal factoren benoemd dat van invloed kan zijn op de verschillen in de mate waarin geweld in de 28 EU-landen is gerapporteerd. In sommige landen is het taboe om het stilzwijgen over geweld achter de voordeur te doorbreken groter dan in andere landen. Voorts valt op dat landen met een hoog voorzieningenniveau voor de opvang en hulp voor slachtoffers van gendergerelateerd geweld ook de landen zijn met een hoog prevalentiecijfer. Hoe verder de emancipatie van vrouwen is gevorderd en hoe actiever de vrouwenbeweging is in een land, hoe sterker het maatschappelijk bewustzijn is over het onacceptabel zijn van geweld tegen vrouwen, hoe eerder vrouwen waarschijnlijk bereid zijn te praten over geweld in een interviewsituatie in het kader van een prevalentie-onderzoek. 15 TK 2014-2015 30420 nr. 211, blz. 2. 16 Auditdienst Rijk, Beleidsdoorlichting emancipatie 2011-2014, blz. 6. 17 Zie Emancipatiemonitor 2014, blz. 153:"Heeft iemand u zelf in de afgelopen vijf jaar/12 maanden wel eens aangevallen of mishandeld of daarmee gedreigd? Denk bijvoorbeeld aan slaan of schoppen , of het gebruik van een pistool, een mes, een stuk hout, een schaar of iets anders tegen u." En de vervolgvraag: "Had(den) de dader(s) seksuele bedoelingen?" Wat was de relatie met de dader? De Veiligheidsmonitor meet dat 1,9% van de vrouwen en 2,9% van de mannen in de afgelopen 12 maanden slachtoffer is geweest van geweldsdelicten. Bij 0,15 % van de vrouwen en 0,07 % van de mannen was hierbij sprake van 'seksuele delicten'. Bij seksuele delicten is niet doorgevraagd naar de aard van het delict. 18 Het is opvallend dat het enige min of meer 'Istanbulproof' cijfer over hoe vaak vrouwen met gendergerelateerd geweld te maken krijgen, voorkomt in de Beleidsdoorlichting Emancipatiebeleid van de Auditdienst Rijk: "Uit de bevolkingsstudie seksuele gezondheid in Nederland uit 2011 is gebleken dat ruim 34% van alle vrouwen een of meerdere vormen van seksueel geweld heeft meegemaakt." (Auditdienst Rijk, blz. 13) 19 http://www.coe.int/t/dghl/standardsetting/convention-violence/faq_en.asp 20 http://www.who.int/violence_injury_prevention/violence/status_report/2014/en/ 2
7