Afdeling Nederland Keizersgracht 177 Postbus 1968 1000 BZ Amsterdam
Aan de leden van de Algemene Commissie Integratiebeleid Tweede Kamer der Staten-Generaal
T F E I
per post verstuurd
Postbank 454 000
020 626 44 36 020 624 08 89
[email protected] www.amnesty.nl
Datum
19 januari 2007 Onderwerp
Ons kenmerk
Uw kenmerk
dir/en/2007/105
Aan de leden van de algemene Commissie Integratiebeleid, Hierbij verzoeken wij u om vragen en aanbevelingen van Amnesty International over de aanpak van discriminatie in Nederland te betrekken in uw bijdrage tijdens het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer op 25 januari aanstaande en bij andere toekomstige geëigende gelegenheden. Amnesty’s kanttekeningen gaan in het bijzonder in op de brief over de aanpak van discriminatie, die op 30 november 2006 door de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie aan de Tweede Kamer is gestuurd. Aanstaande donderdag gaat de Tweede Kamer over de aanpak van discriminatie met twee ministers uit een demissionair kabinet in gesprek. Amnesty realiseert zich dat deze situatie beperkingen kent. Desalniettemin hoopt en verwacht Amnesty dat u dit Algemeen Overleg aangrijpt, als belangrijke stap, voor het bepleiten van concrete stappen ter verbetering van de aanpak van discriminatie in Nederland. De aanpak van discriminatie, als op zich zelfstaand thema, behoeft permanente aandacht en inspanning van iedere regering (van welke samenstelling dan ook). Immers het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod zijn centrale beginselen in mensenrechtenverdragen en vormen een belangrijk fundament van de Nederlandse rechtsorde. Zoals gezegd gaat Amnesty in het bijzonder in op de brief van 30 november 2006 over de aanpak van discriminatie. De brief is een aaneenschakeling van beschrijvingen van reeds ingezet rijksoverheidsbeleid en bevat, op de plannen voor een landelijke dekking van antidiscriminatievoorzieningen na geen noemenswaardige nieuwe maatregelen om discriminatie te bestrijden. Dit knelt te meer daar bevindingen uit de Monitor Rassendiscriminatie 2005, voor het Rijk aanleiding zouden moeten zijn om met prioriteit de aanpak van discriminatie op tal van punten te verbeteren en aanvullend beleid te ontwikkelen gegeven zorgelijke ontwikkelingen. Amnesty betreurt het dat in deze kabinetsreactie vooral wordt ingegaan op reeds ingezet beleid, terwijl onduidelijk blijft of de ingezette maatregelen ook tot de gewenste resultaten leiden. Zonder strategie, concrete en waar mogelijk meetbare doelstellingen en indicatoren voor evaluatie is het lang verwachte plan van aanpak niet meer dan een opsomming van beleidsvoornemens en een lappendeken van programma’s en activiteiten. En blijft het gissen naar de impact voor burgers.
Amnesty International is een onafhankelijke en onpartijdige organisatie die de naleving van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens nastreeft. Zij voert actie voor beëindiging van ernstige schendingen van het recht op leven, van het recht niet te worden gemarteld, van het recht op vrijheid van geweten en van meningsuiting en van het recht niet te worden gediscrimineerd.
Pagina 2
In navolgende notitie plaatst Amnesty kritische kanttekeningen bij nog tal van andere (zeer) uiteenlopende kwesties. Belangrijkste aanbeveling van Amnesty is dat de regering alles in het werk stelt om nu snel met een werkelijk plan te komen. Een gedegen Plan van Aanpak waarmee de Rijksoverheid zichtbaar aanstuurt op een effectievere aanpak van discriminatie op alle gronden, opdat meer burgers zich beschermd weten tegen discriminatie. Vanzelfsprekend gaan wij graag in op uw vragen over of naar aanleiding van deze brief, respectievelijk bijgaande notitie. Neemt u daartoe svp contact op met Wendy van der Tol of Gerbrig Klos. Beiden zijn telefonisch bereikbaar via 020 6264436 of per e-mail via:
[email protected],
[email protected] Met vriendelijke groet,
Eduard Nazarski Directeur Amnesty International Afdeling Nederland
Pagina 3
Reactie Amnesty International op brief aanpak van discriminatie in Nederland Notitie ten behoeve van het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer op 25 januari as. AI NL dir/en/2007/105 Inhoud Inleiding: Amnesty voert campagne tegen discriminatie in Europa 1. Aanpak discriminatie: nog altijd geen plan 2. Antidiscriminatie-Infrastructuur 2.1 Landelijke dekking ADB’s: uitvoering conform advies Regiegroep 2.2 Stroomlijning infrastructuur binnen de Rijksoverheid: beleidscoördinatie vereist 3. Monitor Rassendiscriminatie 2005: continuering en aanvullend onderzoek noodzakelijk 4. Aantal discriminatie-ervaringen schrikbarend hoog: neem specifieke maatregelen 5. Inzet politie en Openbaar Ministerie: voortvarende uitvoering essentieel 6. Discriminatie op internet: is voorgenomen inzet voldoende? 7. Overige aanknopingspunten voor aanvullend beleid op basis van Monitor 7.1 Meldingsbereidheid verhogen: extra programma’s nodig 7.2 “Redlining” bij financiële diensten: aanpakken! 7.3 Inter-etnische spanningen tussen jongeren: met prioriteit aanpakken 7.4 Discriminatie in de horeca: breng resultaten in kaart 7.5 Nieuwe kansen in aanpak: ambtshalve vervolgen, invoeren praktijktesten 8. EU-kaderbesluit strafbaarstelling racisme en CERD-rapportage Inleiding: Amnesty voert campagne tegen discriminatie in Europa Het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod zijn centrale beginselen in mensenrechtenverdragen en vormen een belangrijk fundament van de Nederlandse rechtsorde. Discriminatie is geworteld in vooroordelen en onjuiste generaliseringen. Het zorgt ervoor dat mensen niet volwaardig kunnen meedraaien in de maatschappij, hoe hard ze ook proberen. Discriminatie speelt overal, ook in Nederland. Internationale mensenrechtenstandaarden verplichten staten discriminatie in al haar vormen aan te pakken.1 Staten zijn volgens internationale normstelling verantwoordelijk voor het discriminerende handelen van hun eigen organen en functionarissen. Volgens dezelfde standaarden zijn ze ook verantwoordelijk voor het voorkomen en bestrijden van discriminatie tussen burgers onderling. Non-discriminatie vormt, samen met gelijkheid voor de wet en gelijke bescherming door de wet zonder enige discriminatie, een fundamenteel en algemeen beginsel van de mensenrechten.2 In deze brief wordt dan ook veelvuldig verwezen naar aanbevelingen van aan intergouvernementele organisaties (Verenigde Naties, Raad van Europa, OVSE, Europese Unie) gekoppelde organen of functionarissen die het bevorderen van de naleving van mensenrechten ten doel hebben. Amnesty International moet helaas constateren dat de Europese regio nog altijd wordt geteisterd door uitingen van racisme, discriminatie en intolerantie. In de afgelopen jaren publiceerde Amnesty onder meer over racistisch politiegeweld in Duitsland en Frankrijk. Racisme en discriminatie domineren ook de rapporten van Amnesty over de Russische Federatie. Ook rapporteerde Amnesty over politiegeweld tegen Roma in bijvoorbeeld Griekenland. Amnesty pleit ook voor effectievere bescherming van seksuele minderheden in onder andere Polen en Letland. In de afgelopen jaren heeft Amnesty ook nog aandacht 1 Onder meer Art. 1 en 2 Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, art. 2 en 26 VN-Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, art. 2 VN-Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, art. 2 VN-Verdrag inzake de Uitbanning van Rassendiscriminatie, art. 1 VN-Verdrag inzake de Uitbanning van Discriminatie van Vrouwen, art. 2 VN-Verdrag voor de Rechten van het Kind, Art. 2 Verdrag Internationale Arbeidsorganisatie nr. 111. Art. 14 en Protocol 12 bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Nederland is partij bij al deze verdragen. Verder bestaat er belangrijk en verstrekkende Europees (EU) beleid en wetgeving inzake het voorkomen en bestrijden van discriminatie, en het tot stand brengen van gelijke behandeling (met name de Richtlijn 2000/43/EG houdende toepassingen van het beginselen van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming en de Richtlijn 2000/78/ tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep). 2 Algemene Aanbeveling Nr. 18 over non-discriminatie (1989), para. 1 van het Mensenrechten Comité.
Pagina 4
gevraagd voor discriminatie in de gezondheidszorg van (verstandelijk) gehandicapten in Bulgarije en Ierland.3 Discriminatie is een hardnekkig probleem waarvan geen land gevrijwaard is. Daarom heeft Amnesty besloten om zich met vereende kracht in te zetten tegen discriminatie in Europa en een stem toe te voegen aan die van nationale en internationale organisaties die vanouds strijden tegen racisme en discriminatie, en naar wier informatie we veel verwijzen in deze brief. Amnesty International Nederland is eind 2006 gestart met een Campagne tegen Discriminatie in Europa. In het kader van deze campagne volgt Amnesty ook de inspanningen van de Nederlandse overheid om discriminatie te voorkomen en te bestrijden. In aanloop naar de Campagne heeft Amnesty in maart 2006 een aantal bevindingen hieromtrent neergelegd in de publicatie “Het Nederlandse antidiscriminatiebeleid. Het kan en moet beter”.4 In deze publicatie presenteert Amnesty de volgende aanbevelingen ter verbetering van het Nederlands antidiscriminatiebeleid en implementatie van beleid op decentraal niveau: (1) Ontwikkel een brede, alle gronden van discriminatie dekkende visie en strategie; (2) Zorg voor een spoedige versterking van het overzicht over en de coördinatie van het Nederlandse beleid; (3) Draag er als nationale overheid zorg voor dat in het beleid gekozen wordt voor een brede benadering van discriminatie en dat er onderlinge samenhang bestaat tussen verschillend lokaal vormgegeven beleid; (4) Zorg ook bij een gedecentraliseerde aanpak van discriminatie dat er centraal verantwoording wordt afgelegd over het gevoerde beleid en de bestede middelen. Amnesty International meent dat de effectieve bestrijding van discriminatie als zelfstandige kwestie – dat wil zeggen niet alleen als afgeleide van terrorismebestrijding, arbeidsmarktbeleid of andere beleidsterreinen – permanente inspanning en verbetering behoeft. 1. Aanpak discriminatie: nog altijd geen plan Bijna twee jaar geleden, in februari 2005, heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in een debat toegezegd om met een Plan van Aanpak Discriminatie te komen gericht op alle discriminatiegronden.5 In een brief aan de Kamer6 van 24 april 2006 heeft de Minister aangegeven wat in dit plan zou worden opgenomen: (1) toekomst van de antidiscriminatiebureaus, (2) bestudering van de stroomlijning van de antidiscriminatieinfrastructuur binnen de Rijksoverheid en (3) de kabinetsreactie op de Monitor Rassendiscriminatie 2005. Naar het zich liet aanzien een veelbelovend plan. Helaas, de brief die op basis van deze toezegging aan de Kamer is gezonden op 30 november jl. kan volgens Amnesty niet worden aangemerkt als “plan van aanpak”. Deze analyse lijkt de Minister zelf ook te delen, daar in de brief alleen nog wordt gesproken over de “aanpak van discriminatie”. Het woord ‘plan’ wordt in de brief niet meer genoemd. De brief is een aaneenschakeling van beschrijvingen van reeds ingezet rijksoverheidsbeleid en bevat, op de plannen voor een landelijke dekking van antidiscriminatievoorzieningen na (waarover later meer), geen noemenswaardige nieuwe maatregelen om discriminatie te bestrijden. Dit knelt te meer daar bevindingen uit de Monitor Rassendiscriminatie7, voor het Rijk aanleiding zouden moeten zijn om met prioriteit de aanpak van discriminatie op tal van punten te verbeteren en aanvullend beleid te ontwikkelen gegeven zorgelijke 3
Zie voor een kort overzicht van Amnesty’s zorgen over racisme en discriminatie in Europa, pagina’s 27 en 28 Amnesty International Report 2005 en pagina 41 en 42 Amnesty International Report 2006, http://www.amnesty.org/ailib/aireport/. 4 Voor een elektronische versie van dit document, zie http://www.amnesty.nl/documenten/paperdiscriminatie.pdf. 5 TK handelingen 2004-2005, nr. 48, pag. 3039-3123. 6 TK vergaderjaar 2005-2006, 29754, nr. 72. 7 Bevindingen in de monitor zijn onder meer: het zeer grote aantal mensen dat discriminatie ervaart, de nog altijd haperende registratie van discriminatieklachten, de tekortkomingen bij de opsporing en vervolging van discriminatie en het feit dat zich wekelijks interetnische gewelddadigheden voordoen.
Pagina 5
ontwikkelingen. Amnesty betreurt het dat in deze kabinetsreactie vooral wordt ingegaan op reeds ingezet beleid8, terwijl onduidelijk blijft of de reeds ingezette maatregelen ook tot de gewenste resultaten leiden. Zonder strategie, concrete en waar mogelijk meetbare doelstellingen en indicatoren voor evaluatie is het lang verwachte plan van aanpak niet meer dan een opsomming van beleidsvoornemens en een lappendeken van programma’s en activiteiten. En blijft het gissen naar de impact voor burgers. Uitvoering antidiscriminatiebeleid In eerdere beleidsstukken over discriminatiebestrijding, zoals bijvoorbeeld het Nationaal Actieplan tegen Racisme (NAP)9, wordt herhaaldelijk verwezen naar andere actoren die betrokken moeten zijn/worden bij de uitvoering van beleid. Te noemen vallen o.a. gemeenten en provincies, Openbaar Ministerie, politie, maar ook bedrijven, minderhedenorganisaties, niet-gouvernementele organisaties, scholen, sportverenigingen. Echter de Rijksoverheid is in beleidsstukken niet duidelijk, respectievelijk niet concreet over voorwaarden voor beleid, doelstellingen en beschikbaarheid van (voldoende) financiële middelen om deze verdeling van verantwoordelijkheden ook daadwerkelijk te ondersteunen. Afgezien van het begrip voor de wens van de regering om meerdere partijen op diverse niveaus te betrekken bij het vormgeven van antidiscriminatiebeleid, is Amnesty Nederland van mening dat de primaire verantwoordelijkheid bij het Rijk ligt om inhoud en richting te geven aan (wettelijke) maatregelen ter preventie van discriminatie. Is de regering bereid om op korte termijn een nieuw plan van aanpak discriminatie met een overtuigende strategie voor de aanpak van discriminatie in Nederland tot stand te brengen. Een plan met daarin in ieder geval een helder tijdspad, concrete en waar mogelijk meetbare doelstellingen, en een structuur voor resultaatgerichte rapportage aan de Tweede Kamer? Kan de regering verduidelijken welke specifieke maatregelen in het huidige antidiscriminatiebeleid voorzien zijn ter implementatie van rijksbeleid op gemeentelijk niveau en wat de resultaten van deze implementatie zijn?
2. Antidiscriminatie-Infrastructuur 2.1 Landelijke dekking van ADB’s: uitvoering conform advies Regiegroep Het kabinet geeft in de brief van 30 november 2006 aan zich in te spannen voor het realiseren van een landelijke dekking van antidiscriminatiebureaus en –meldpunten (ADB’s) om alle burgers in Nederland toegang te geven tot een laagdrempelige klachtvoorziening. Op dit moment hebben slechts ca. 8 miljoen burgers toegang tot een dergelijk meldpunt. Het Ministerie wil de landelijke dekking realiseren door een wettelijke regeling in 2008 in werking te stellen. Hierop vooruitlopend is een overbruggingsmaatregel gecreëerd door het Ministerie van Justitie. Gemeenten en provincies worden nu in medebewind betrokken bij het proces. Geld is door Justitie beschikbaar gesteld via het Gemeente- en Provinciefonds. Door de aard en opzet van de overbruggingsmaatregel heeft de Minister echter weinig zicht op de concrete uitwerking ervan. En lijkt sturing, niet in de laatste plaats om de witte vlekken (daar waar geen ADB is) op te vullen, tamelijk lastig. Amnesty krijgt signalen uit het veld dat provincies en gemeenten onzeker zijn over de uiteindelijke wettelijke regeling die in 2008 in werking zou moeten treden en momenteel door een Stuurgroep ontwikkeld wordt. Onzekerheid die zou kunnen resulteren in een afwachtende houding van (sommige) gemeenten en provincies, of tot overmatige druk op ADB’s om tot een goed (regionaal) plan te komen. Bovendien zijn er signalen dat juist in regio’s met witte vlekken er geen volwaardig ADB wordt opgericht. Volwaardig in de zin dat een bureau uitvoering geeft aan alle kerntaken zoals benoemd in het advies van de
8 Zoals de uitwijding over de maatregelen gericht op discriminatie op de arbeidsmarkt/werkvloer, het verbeteren van registratie (door politie en Openbaar Ministerie) en de activiteiten in het kader van het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding (BIMB). 9 Het Nationaal Actieplan tegen Racisme is een uitvloeisel van de VN-Wereldconferentie tegen Racisme, gehouden in 2001, TK vergaderjaar 2003-2004, 29200 VI, nr. 121. Zie voor de Voortgangsrapportage over het NAP: TK vergaderjaar 2004-2005, 29800VI, nr. 154.
Pagina 6
door Minister Verdonk ingestelde Regiegroep Borst.10 Wanneer een (nieuwe) Antidiscriminatievoorziening niet tenminste de (kern)taken rond klachtafhandeling, registratie/monitoring en voorlichting/beleidsadvisering op zich neemt, betekent dat verdere vertraging in de totstandkoming van een landelijk dekkend netwerk van antidiscriminatievoorzieningen.11 Conform het advies van de Regiegroep Borst is er ca. € 12 miljoen nodig om een landelijk dekkend netwerk te realiseren. In de kabinetsreactie op dit advies wordt duidelijk dat de regering structureel € 6 miljoen ter beschikking stelt. Het kabinet realiseert zich dat dit budget niet toereikend is om in de financiering van alle basistaken van ADB’s te voorzien. Maar tegelijk stelt het kabinet dat de gemeenten een eigen verantwoordelijkheid hebben bij een goede aansluiting en inpassing van een Antidiscriminatievoorziening in het lokale beleid. Amnesty maakt zich zorgen dat deze financieringsconstructie in de praktijk tot problemen leidt, omdat niet alle gemeenten middelen kunnen of willen vrijmaken, en dat niet alle burgers in Nederland toegang zullen krijgen tot een meldpunt. In de in de brief aangekondigde voortgangsrapportage – voorzien voor juni 2007- hoopt Amnesty dan ook dat de (feitelijke) financiering door zowel gemeenten als Provincies betrokken wordt. Op welke wijze verzekert de regering zich ervan dat de middelen voor de landelijke dekking van antidiscriminatievoorzieningen worden benut conform de aanbevelingen van de Regiegroep Borst, waarmee voorzieningen gecreëerd worden waar alle burgers die zich gediscrimineerd voelen terecht kunnen voor laagdrempelig, onafhankelijk en efficiënt advies en bijstand.12 2.2 Stroomlijning infrastructuur binnen de Rijksoverheid: beleidscoördinatie vereist Binnen de Rijksoverheid zijn verschillende departementen verantwoordelijk voor (delen van) het antidiscriminatiebeleid. Ministeries ontwikkelen beleid om discriminatie op bepaalde gronden tegen te gaan en emancipatie van bepaalde groepen te bevorderen13, of zijn juist bevoegd voor bepaalde werkterreinen14. In bijlage 4 van het advies van de Regiegroep Borst is een uitgebreide opsomming van verdeling van bevoegdheden opgenomen.15 Dit betekent in de praktijk dat er de nodige overlegstructuren bestaan voor afstemming en coördinatie, zowel interdepartementaal als tussen ministeries en organisaties uit het maatschappelijk middenveld. De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft in de brief van 24 april 200616, aangekondigd dat stroomlijning van de antidiscriminatieinfrastructuur binnen de Rijksoverheid meegenomen zou worden in het Plan van Aanpak. De brief van 30 november meldt daarover alleen dat de beslissing om een coördinerend bewindspersoon te benoemen voor een samenhangende uitvoering van beleid, wordt overgelaten aan een nieuw kabinet. Gegeven de huidige verantwoordelijkheidsverdeling rond het ontwikkelen en uitvoeren van antidiscriminatiebeleid en –maatregelen en de overlap in interdepartementaal overleg en netwerken tussen departementen en maatschappelijke organisaties, meent Amnesty dat 10 De kerntaken zijn in het advies van de Regiegroep Borst als volgt benoemd: klachtbehandeling, registratie en monitoring, voorlichting en beleidsadvies. Daarnaast kan onderwijs op scholen gegeven worden en kan een ADB de uitvoering van (preventief) beleid ondersteunen. TK vergaderjaar 2005-2006, 30300 VI, nr. 117. 11 Een dergelijke ontwikkeling lijkt ook een obstakel te vormen voor de samenwerking tussen de verschillende plaatselijk en regionale antidiscriminatievoorzieningen, immers een van de vereisten voor lidmaatschap van de Landelijke Vereniging tegen Discriminatie is dat een bureau uitvoering moet geven aan alle taken, zoals benoemd door de Regiegroep Borst. Zie daarover paragraaf 4.2.2 van het organisatieplan Vereniging tegen Discriminatie. Alle informatie en documenten rond de landelijke dekking van ADV’s en over de oprichting van de landelijke Vereniging tegen Discriminatie is te vinden via de website: http://www.lbr.nl/?node=6370. 12 Waarbij opgemerkt dat een dergelijke landelijke structuur ook een belangrijke en noodzakelijke stap betekent voor de verbetering van de gegevensverzameling omtrent discriminatie, waartoe Nederland verplicht is gegeven internationale normstelling inzake registratie en rapportage van discriminatie. Nog afgezien van het feit dat betrokken instanties en instelling zichzelf daartoe ook verplichtingen hebben opgelegd in onderlinge afspraken en richtlijnen. 13 Zoals bijvoorbeeld ‘ras’/etnische afkomst/religie, leeftijd, handicap/chronische ziekte, seksuele oriëntatie, homo- en vrouwenemancipatie. 14 Bijvoorbeeld voor arbeidsmarkt of onderwijs. 15 TK vergaderjaar 2005-2006, 30300 VI, nr. 117, pagina 29-34. 16 TK vergaderjaar 2005-2006, 29754, nr. 72.
Pagina 7
een coördinerend bewindspersoon kan bijdragen aan het ontwikkelen van een meer coherent antidiscriminatiebeleid op alle gronden17. Een coördinerend bewindspersoon kan tevens bijdragen aan een verbetering in de centrale verantwoording over beleid en bestede middelen. Amnesty vraagt de Tweede Kamer-fracties die betrokken zijn bij het formatieproces om nut en noodzaak van een coördinerend bewindspersoon voor antidiscriminatiebeleid voor alle gronden onder de aandacht te brengen van de formateur en politiek leiders.
3. Monitor Rassendiscriminatie 2005: continuering en aanvullend onderzoek noodzakelijk In het Algemeen Overleg op 25 januari 2007 staat de Monitor Rassendiscriminatie centraal18 en het antwoord van het kabinet op de bevindingen van de Monitor. Het ontwikkelen van een brede Monitor inzake rassendiscriminatie is één van de actiepunten uit het Nationaal Actieplan tegen Racisme19 van december 2003. De opdracht voor de Monitor is destijds verleend omdat het Ministerie van Justitie meer inzicht wilde krijgen in aard en omvang van rassendiscriminatie, gegeven de wezenlijke taak van de overheid om rassendiscriminatie te bestrijden. Op basis van het verkregen inzicht lag het in de bedoeling om voor de bestrijding van rassendiscriminatie adequaat beleid te ontwikkelen en uit te voeren.20 Gegeven deze ambitie van het Ministerie van Justitie, is het teleurstellend dat er amper nieuwe (beleids)maatregelen worden aangekondigd in de brief van 30 november. Amnesty Nederland spreekt waardering uit voor de Monitor Rassendiscriminatie en is van mening dat de Monitor Rassendiscriminatie een vervolg moet krijgen. Minister Verdonk heeft bij de presentatie van de Monitor op 14 juni 2006 zelf al aangekondigd dat zij voornemens is om de Monitor tweejaarlijks te laten uitvoeren. Voorzover ons bekend is nog geen opdracht verleend om het Monitor-onderzoek weer op te starten. Amnesty bepleit dan ook voortzetting van de Monitor, met dien verstande dat in een volgende Monitor meer aandacht is voor gender-aspecten van rassendiscriminatie, conform aanbeveling nr. 25 van het VN-Committee on the Elimination of Racial Discrimination (CERD).2122 Amnesty meent dat het ervaringsonderzoek, conform aanbeveling Nr. 4 van de European Commission against Racism and Intolerance (ECRI)23, zeker voortgezet moet worden, opdat het signaleren van trends en vergelijkingen over meerdere jaren mogelijk is. Verantwoordelijkheid voor beleid ter bestrijding van achterstelling en discriminatie van Roma en Sinti in Nederland is destijds- in 1995- nadrukkelijk naar gemeenten verwezen. ECRI24 heeft echter in haar tweede landenrapport over Nederland van 15 december 200025 een specifieke aanbeveling opgenomen over Roma en Sinti-beleid. In paragraaf 39 van dit rapport wordt benadrukt dat beleid op lokaal niveau van belang is, maar dat desalniettemin de centrale overheid een rol heeft in het toezicht op lokale ontwikkelingen. Tevens heeft ECRI in een algemene aanbeveling specifieke aandachtspunten voor dergelijk beleid geformuleerd26. 17 Beleidscoördinatie inzake de aanpak van discriminatie bepleit Amnesty ook in haar brief aan de formateur van 21 december 2006. Een digitale versie van de brief is te verkrijgen via: http://www.amnesty.nl/index?w=13843. 18 De Monitor Rassendiscriminatie is op 14 juni 2006 aangeboden aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Een digitale versie van de Monitor is te vinden via: http://www.lbr.nl/?node=5378. 19 TK vergaderjaar 2003-2004, 29200 VI, nr. 121. 20 Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR), Monitor Rassendiscriminatie 2005, p. 11. 21 CERD, General Recommendation No. 25: Gender related dimensions of racial discrimination, 20/03/2000. 22 Zoals Amnesty er eveneens voor wil pleiten om in het in 2007 op te starten onderzoek in het kader van een Monitor Arbeidsmarkt, in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, niet alleen te kijken naar discriminatie op de werkvloer en arbeidsmarkt in relatie tot etnische afkomst, maar ook naar discriminatie op grond van geslacht, seksuele oriëntatie, handicap/chronische ziekte, leeftijd, etc.. 23 ECRI, General Policy Recommendation nr. 4, National surveys on the experience and perception of discrimination and racism from the point of view of potential victims, CRI (98) 30. 24 ECRI komt overigens eind maart 2007 naar Nederland, ter voorbereiding op het derde landenrapport waarin de implementatie van de aanbevelingen aan Nederland uit het tweede rapport centraal staat. 25 ECRI’s landenrapportages, aanbevelingen en overige publicaties zijn te vinden via: http://www.coe.int/T/e/human_rights/ecri/4-Publications/. 26 ECRI, General Policy Recommendation Nr. 3: Combating racism and intolerance against Roma/Gypsies, CRI (98) 29rev.
Pagina 8
Het kabinet geeft aan in haar brief van 30 mei 200527 geen reden te zien om dit uitgangspunt te verlaten.28 De regering erkent echter in genoemde brief dat belemmeringen om te participeren op de arbeidsmarkt en in het onderwijs nog spelen. De afwezigheid van aandacht voor de situatie van Roma en Sinti in de Monitor Rassendiscriminatie 2005 roept de vraag op of de regering voldoende in kaart heeft in welke mate Roma en Sinti (nog) met achterstelling en discriminatie te maken hebben. Daarom bepleit Amnesty om in de volgende monitor een hoofdstuk over discriminatie en achterstelling van Roma en Sinti in Nederland29 op te nemen. Wil de regering de toezegging doen om financiële middelen voor voortzetting van de Monitor Rassendiscriminatie, inclusief het ervaringsonderzoek, te reserveren. Wil de regering in de opdrachtverlening aanvullingen op de huidige monitor mogelijk maken, met name gericht op het meenemen van gender-aspecten in de huidige onderzoeksvelden. Kan de regering toezeggen dat het ervaringsonderzoek verbreed wordt en mede omvat personen uit de Roma en Sinti-gemeenschap in Nederland om aard en omvang van discriminatie en achterstelling onder deze groep in kaart te brengen.
4. Aantal discriminatie-ervaringen schrikbarend hoog: neem specifieke maatregelen De gegevens uit het Monitor 2005-ervaringsonderzoek onder (potentiële) slachtoffers van discriminatie laten zien dat discriminatie op grond van etniciteit en religie een groot probleem is in Nederland. De cijfers uit de Monitor geven aan dat 55% van mensen van Marokkaanse afkomst en 48% van Turkse afkomst zeggen een of meer keer in het jaar voorafgaand aan het onderzoek discriminatie te hebben ervaren. Gevolgd door een percentage van 40 resp. 37% van mensen van Surinaamse en Antilliaanse afkomst. Juist de gegevens uit dit deel van de Monitor zou reden moeten zijn voor zorg en een gevoel van urgentie bij de overheid om mensen van genoemde etnische groepen te beschermen tegen discriminatie. Toch noemt het kabinet geen enkele specifieke maatregel of activiteit op dit punt. Discriminatie op grond van religie Een onderbelicht probleem in de aanpak van discriminatie is de aanpak van discriminatie op grond van religie. In de Monitor Rassendiscriminatie 2005 wordt aandacht geschonken aan discriminatie op grond van religie. Uit het onderzoek blijkt dat vooral mensen van Marokkaanse en Turkse afkomst zich gediscrimineerd voelen op grond van land van herkomst en religie (Islam). Hoewel klachten en meldingen over antisemitisme en discriminatie op grond van religie fluctueren, is antisemitisch geweld en anti-Islam geweld30 een blijvend probleem.31 Hoewel discriminatie op grond van religie en etnische afkomst door onderzoekers beschreven wordt als (groeiend) probleem in Nederland, worden in het plan van aanpak geen maatregelen genoemd om meer inzet op deze vormen van discriminatie te verzekeren. Amnesty is van mening dat meer aandacht voor discriminatie op grond van etnische afkomst en religie noodzakelijk is. EU, OVSE en VN In Europees en internationaal verband wordt regelmatig zorgen geuit over discriminatie op grond van religie in Nederland. Het Europees Waarnemingscentrum voor Racisme en Vreemdelingenhaat van de Europese Unie signaleert in enkele rapporten32 dat bij racistisch 27
TK Vergaderjaar 2004-2005, 29837, nr. 4. Dit kan tevens verklaren waarom bijvoorbeeld in het Nationaal Actieplan tegen Racisme er geen aandacht is voor Roma en Sinti. 29 In lijn met en als vervolg op het onderzoek dat is uitgevoerd in 2004 door de Anne Frank Stichting. Anne Frank Stichting, Monitor racisme en extreemrechts, Cahier Roma en Sinti, 2004. 30 Conform de definitie die wordt gebruikt in het Monitor-onderzoek (p. 120) verstaan wij onder geweld: “..gedrag waarbij de ene partij de andere partij opzettelijk schade toebrengt, of ermee dreigt dat te doen, en waarbij dit gedrag in hoofdzaak is gericht op fysieke aantasting van objecten en/of personen. In aansluiting hierop kan onder racistisch geweld worden verstaan: die vorm van geweld waarbij de slachtoffers of doelwitten zijn uitgekozen vanwege hun etnische, raciale, etnisch-religieuze, culturele of nationale herkomst. 31 LBR, Monitor Rassendiscriminatie 2005, pagina 18 en 123. 32 Om enkele recente EUMC-rapporten te noemen: The Annual report on the situation regarding racism and xenophobia in the Member States of the EU 2006, en Muslims in the European Union, discrimination and islamophobia, december 2006. Rapporten zijn te vinden via: http://eumc.europa.eu/eumc/index.php. 28
Pagina 9
geweld o.a. Moslims, Joden en Roma een verhoogd risico lopen om gediscrimineerd te worden. In het Perceptions of Islamophobia-rapport33 wordt aangegeven dat moslims dagelijks te maken hebben met discriminatie.34 In mei 2005 heeft Ambassadeur Orhun, Persoonlijk Vertegenwoordiger inzake Intolerantie jegens Moslims van het Voorzitterschap van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) gewaarschuwd voor groeiende intolerantie jegens Moslims in Nederland en de noodzaak voor iedereen om te werken aan een atmosfeer van wederzijds begrip, respect en tolerantie.35 De Speciaal Rapporteur inzake Rassendiscriminatie van de Verenigde Naties heeft in februari 2006 de alarmklok geluid over de (plotselinge) toename van Islamofobie in Europa en de daaruit volgende discriminatie van (vermeende) moslims. Hij herinnert Staten aan het belang van goede, betrouwbare en systematische analyse gegevensverzameling en analyse van het probleem, opdat racisme en discriminatie van (vermeende) moslims effectief kan worden bestreden.36 Kan de regering aangeven met welke maatregelen de overheid de preventie van discriminatie op grond van etnische afkomst en religie wil verbeteren? Bij voorkeur dient beleid op dit punt deel uit te maken van een gedegen Plan van Aanpak zoals bedoeld in paragraaf 1.
5. Inzet Politie en Openbaar Ministerie: voortvarende uitvoering essentieel In de brief van 30 november wordt in paragraaf 4.1.8 uitvoerig ingegaan op de inzet van politie en Openbaar Ministerie (OM) en worden een aantal belangrijke nieuwe ontwikkelingen gemeld die ingaan op de in de Monitor gesignaleerde knelpunten (zoals problemen rondom de registratie van discriminatie, opnemen van aangiftes en onderkennen van discriminatie in commune delicten). Verbetering van de aanpak van de politie wordt beoogd middels implementatie van negen randvoorwaarden die opgenomen zijn in het Landelijke Politiekader 2007. Amnesty wil daarover het volgende opmerken. De randvoorwaarden inzake discriminatiebestrijding zijn door de Raad van Hoofd Commissarissen al in januari 2004 vastgelegd. Overigens waren de randvoorwaarden ook toen al niet nieuw: het betrof voornemens en toezeggingen van soms jaren her. Nu wordt implementatie ervan ‘opnieuw’ voorzien. Op zich een belangrijke en positieve stap, maar in het licht van de moeizame implementatie in de afgelopen jaren is Amnesty er niet gerust op dat het in het komende jaar wel gaat lukken. Discriminatie door politie en justitie In de brief van 30 november wordt zoals gezegd uitvoerig ingegaan op de inzet van politie en OM. In de brief wordt opvallend genoeg niet ingegaan op discriminatie door politie en justitie. Dit terwijl de Monitor Rassendiscriminatie 2005 een apart hoofdstuk aan dit onderwerp besteedt. In de Zevende Monitor Racisme & Extremisme die afgelopen december is verschenen, wordt een eerste analyse gemaakt van mogelijke discriminatie, resp. discriminatoire effecten van optreden van politie en justitie onder meer bij preventief fouilleren en identiteitscontroles.37 Volgens Amnesty is nadere verkenning en analyse van discriminatie in de politie- en justitieketen gewenst. Te meer daar het ervaringsonderzoek in de Monitor Rassendiscriminatie 2005 onderstreept dat discriminatie en in het bijzonder incidenten met politiefunctionarissen en andere publieke functionarissen diep ingrijpen in het persoonlijke leven en kan leiden tot het terugtrekken uit en zich isoleren van de Nederlandse samenleving.38
33
EUMC, Perceptions of islamophobia, december 2006. Het begrip Islamofobie is niet omschreven in internationale mensenrechtenstandaarden, de term wordt echter in toenemende mate gebruikt in onderzoek naar discriminatie. Amnesty verstaat onder de term Islamofobie de zorg om anti-Islam geweld en discriminatie, intolerantie, vijandigheid en angst voor de Islam, (vermeende) Moslims en/of mensen afkomstig uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika. 35 www.volkskrant.nl, Orhun: Nederland moet tolerantie anders invullen, 23 mei 2005. 36 Mr. Doudou Diène, VN-Speciaal Rapporteur inzake hedendaagse vormen van racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat etc., Situation of Muslims and Arab peoples in various parts of the world, 13 februari 2006, E/CN.4/2006/17. 37 Anne Frank Stichting, Monitor Racisme & Extremisme, zevende rapportage, p. 40-62. 38 LBR, Monitor Rassendiscriminatie 2005, p. 44. 34
Pagina 10
Het Comité bij het VN-Verdrag inzake de Uitbanning van Rassendiscriminatie concludeerde in 2005 in een Algemene Aanbeveling dat: “No country is free from racial discrimination in the administration and functioning of the criminal justice system, regardless of the type of law applied or the judicial system in force, whether accusatorial, inquisitorial or mixed.”39 De uitgebreide Algemene Aanbeveling bespreekt specifieke factoren die zicht kunnen geven op de aard en frequentie van discriminatie in de strafrechtketen. Verder geeft de Aanbeveling aanknopingspunten voor de bestrijding en preventie van discriminatie op dit terrein. Kan de regering de Kamer tussentijdse resultaten geven van het door Justitie en OM ingezette beleid? Op welke wijze wordt de Kamer gedurende het jaar geïnformeerd over de voortgang in de uitvoering van de afspraken uit het Landelijk Politiekader 2007 bij de verschillende korpsen? Is de regering bereid om eventueel discriminerend handelen van politie en justitie in kaart te brengen en daarover aan de Tweede Kamer te rapporteren. Kan de regering erop toezien dat bij dergelijk onderzoek Aanbeveling 31. van het Comité bij het VN-Verdrag inzake de Uitbanning van Rassendiscriminatie uit 2005 wordt meegenomen?
6. Discriminatie op internet: is voorgenomen inzet voldoende? Uit een zeer recent WODC-onderzoek40 blijkt dat de grote massa van strafbare uitingen op internet – denk ook aan indirecte oproepen tot geweld – momenteel nagenoeg ongemoeid wordt gelaten. De onderzoekers concluderen dat de politie een lage prioriteit toekent aan goede landelijke dataverzameling en opsporing van haatzaaiende uitingen en incidenten. In reactie op dit onderzoek erkent het Ministerie van Justitie41 dat bestaande wetgeving en rechtspraak wel degelijk ruimte biedt voor ‘robuuste’ vervolging van onverbloemde racisten en doorgewinterde haatzaaiers. “Als het gaat om die gevallen zou een duidelijk en voortvarender vervolgingsbeleid kunnen worden gevoerd, zeker nu het aantal haatuitingen op internet zo sterk is toegenomen. Openbaar Ministerie en de politie zouden sterker de boodschap kunnen uitzenden dat haatpropaganda geen tolerantie verdient.” In de Monitor Rassendiscriminatie 2005 wordt melding gemaakt van de overlegstructuur die door het parket Amsterdam, het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) en de politie Amsterdam-Amstelland in het leven is geroepen naar aanleiding van eerdere kritiek op het vervolgingsbeleid bij internetzaken. De vraag is of dit ook leidt tot meer vervolging van discriminatie op internet door het OM. Dat lijkt niet het geval. In haar verslag over discriminatiecijfers in 2004, plaatst het Landelijk ExpertiseCentrum Discriminatie van het OM zelf ook vraagtekens bij de relatief geringe instroom van internetzaken.42 In 2005 zijn er acht internetzaken bij de parketten ingeboekt, in 2004 waren dat er nog 14. Voor de zaken uit 2004 zijn er verhoudingsgewijs veel zaken afgedaan met een transactie (4) of een sepot (5). Vier zaken zijn voorgelegd aan een rechter. Naar het oordeel van het MDI ontbreekt schijnbaar de prioriteit en wordt er te weinig capaciteit vrijgemaakt om zaken van discriminatie op internet snel af te handelen.43 In het voorjaar van 2006 is het Meldpunt Cybercrime opgericht44, waar meldingen over radicale en terroristische uitingen kunnen worden gedaan. Hoewel de regering aangeeft dat een nieuw kabinet een standpunt zal bepalen over het WODC-onderzoek, meent Amnesty dat gegeven de uitkomsten van het onderzoek een grote prioriteit moet worden toegekend aan opsporing en vervolging van –discriminerendehaatuitingen op internet. Gericht patrouilleren op internet door de politie lijkt een oplossing 39
Comité bij het VN-Verdrag inzake de Uitbanning van Rassendiscriminatie, General Comment XXXI on the prevention of racial discrimination in the administration and functioning of the criminal justice system, 2005. http://www.ohchr.org/english/bodies/cerd/docs/GC31Rev_En.pdf. 40 WODC, Godslastering, discriminerende uitingen wegens godsdienst en haatuitingen, een inventariserende studie, Ministerie van Justitie, 2006. 41 Persbericht Ministerie van Justitie van 19-12-2006, Pak haatpropaganda harder aan, via www.justitie.nl/actueel/persberichten. 42 LBR, Monitor Rassendiscriminatie 2005, p. 191-192. 43 Anne Frank Stichting, Monitor Racisme & Extremisme, zevende rapportage, p. 197-198. 44 TK Vergaderjaar 2005-2006, 29754, nr. 73, p. 9.
Pagina 11
te bieden om tenminste de internetgebruikers tot nadenken te stemmen en discriminerende uitingen te voorkomen dan wel te vervolgen. Het plan van aanpak van de regering kondigt geen nieuwe maatregelen aan om op internet het tegengaan van discriminatie en het vervolgen van discriminerende uitingen met prioriteit op te pakken door politie en OM. Kan het kabinet aangeven wat nu reeds wordt gedaan om discriminatie op internet tegen te gaan en opsporing en vervolging van discriminerende haatuitingen te bevorderen? Waaruit bestaat de inzet van politie en OM en waar is de inzet specifiek op gericht? Kan de regering inzicht verschaffen in het aantal meldingen over haatzaaiende en andere discriminerende uitingen op internet dat bij het Meldpunt Cybercrime is binnengekomen?
7. Overige aanknopingspunten voor aanvullend beleid op basis van Monitor Rassendiscriminatie 2005 7.1 Meldingsbereidheid verhogen: extra programma’s nodig Een probleem dat onderkend wordt in de Monitor is de lage meldingsbereidheid.45 Het kabinet stelt in het plan van aanpak dat door het realiseren van een landelijke dekking van ADB’s de meldingsbereidheid bevorderd wordt. Naar de mening van Amnesty is dit niet voldoende. De discrepantie tussen de schattingen over de omvang van discriminatie in onder andere de Monitor Rassendiscriminatie en het onderzoek in het evaluatierapport van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB)46 en het totaal aantal geregistreerde meldingen en klachten is enorm. Zelfs een landelijk dekkende antidiscrimininatie-infrastructuur, hoe belangrijk ook, zal dat gat bij lange na niet dichten. De regering geeft in het plan van aanpak zelf aan dat “daarnaast ook gedacht kan worden aan campagnes zoals “Discriminatie? Bel Gelijk!” en “Discriminatie? Niet met mij!”. Naar de mening van Amnesty zijn en blijven (daarnaast) aanvullende maatregelen en initiatieven noodzakelijk om de klachtbereidheid te verbeteren. Kan de regering aangeven met welke maatregelen de overheid de meldingsbereidheid substantieel gaat vergroten? Bij voorkeur dient beleid op dit punt deel uit te maken van een gedegen Plan van Aanpak zoals bedoeld in paragraaf 1. 7.2 “Redlining” bij hypotheekverlening: aanpakken In de Monitor Rassendiscriminatie wordt melding gemaakt van aanwijzingen dat banken en hypotheekverstrekkers bepaalde postcodegebieden uitsluiten van hypotheekverlening.47 De regering stelt in het plan van aanpak dat door het ontbreken van recente cijfers en materiaal er geen reden is om nu maatregelen te treffen. Zodra er nieuwe aanwijzingen zich voordoen, zal de regering gepaste maatregelen nemen. Nieuwe aanwijzingen zijn recent beschikbaar gekomen. Uit onderzoek van de CGB48 blijkt dat hypothecair financiers onderscheid maken op grond van afkomst. Zo verlenen vrijwel alle banken geen hypotheek aan de groep ‘mensen met een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd’. Daarnaast hanteren enkele banken aanvullende voorwaarden voor (delen van) bepaalde grote steden, waardoor met name ‘allochtonen’ lastiger een hypotheek kunnen afsluiten. Welke maatregelen is het kabinet voornemens uit te voeren om discriminatie bij hypotheekverlening te bestrijden en te voorkomen?
45
LBR, Monitor Rassendiscriminatie 2005, p. 207-208. 15% van respondenten in onderzoek geeft aan dat zij zelf - in het jaar voorafgaand aan het interview – discriminatie of ongelijke behandeling te hebben ervaren. Gemeten naar de Nederlandse bevolking komt dit neer op een aantal tussen 1,6 en 2 miljoen mensen van 18 jaar en ouder. CGB, Het verschil gemaakt, evaluatie AWGB 1999-2004, p. 71. 47 LBR, Monitor Rassendiscriminatie 2005, pagina 98-99. 48 Commissie Gelijke Behandeling, Risicoselectie op grond van postcode en verblijfsstatus. Een onderzoek uit eigen beweging naar onderscheid door hypothecair financiers, december 2006. 46
Pagina 12
7.3 Inter-etnische spanningen tussen jongeren: met prioriteit aanpakken Over de aard en omvang van groepen Lonsdale-jongeren en contacten tussen dergelijke groepen jongeren en rechts-extremisten is middels publicaties van zowel overheid als belangengroepen en racismeonderzoekers de laatste jaren meer bekend geworden. Daarbij is veel aandacht voor de toenemende openbare orde-problematiek, ondermeer als gevolg van interetnische spanningen en geweld. In de rapporten wordt geconcludeerd dat Lonsdale-jongeren een aanzienlijk probleem vormen dat serieus moet worden genomen en dat verder dient te worden onderzocht. Onderzoekers constateren dat er wekelijks wel rassenrelletjes tussen groepen jongeren plaatsvinden.49 De Monitor Rassendiscriminatie 200550 merkt daarbij op dat niet alleen gekeken moet worden naar de rol van Lonsdalejongeren, maar ook naar groepen ‘allochtone’ jongeren die betrokken zijn bij gewelddadige incidenten en confrontaties onderling, juist omdat vaak moeilijk is vast te stellen wie nu ‘slachtoffer’ is en wie ‘dader’. Onderzoek naar discriminatie en hedendaagse vormen van extremisme vormt een essentieel onderdeel van breder onderzoek naar de aard en omvang van discriminatie (mede in het licht van internationale rapportageverplichtingen) en dient dan ook periodiek, systematisch en kwalitatief uitstekend te zijn. Beleid om interetnische spanningen aan te pakken In 2004 zijn door Minister Verdonk een viertal interventieteams opgericht, waarvan één team zich richtte op spanningen tussen etnische (jongeren)groepen op lokaal niveau. In de eindrapportage “Vrijblijvendheid voorbij. Eindrapportage Interventieteams 2004-2005” van Forum51 wordt ten aanzien van de aanpak van interetnische spanningen tussen jongeren op lokaal niveau opgemerkt dat “ondanks de actualiteit van het thema en de duidelijk zichtbare problemen op lokaal niveau de urgentie door bestuurders om te komen tot een gerichte aanpak niet altijd gevoeld (wordt).” Een andere constatering uit de eindrapportage betreft de aanpak van interetnische spanningen op Rijksniveau: “De aanpak van interetnische spanningen lijkt geen prioriteit te hebben op rijksniveau. Concrete handreikingen aan gemeenten blijven uit. Er zijn zelfs signalen die erop wijzen dat de landelijke politiek een gedegen aanpak in de weg staat.”52 Amnesty heeft al eerder zorgen geuit over de concrete implementatie van antidiscriminatiebeleid op lokaal niveau in haar publicatie van maart 2006. Amnesty onderschrijft dan ook de aanbevelingen van Forum en dan in het bijzonder die aanbeveling waarin de Rijksoverheid gevraagd wordt om een landelijke taskforce multicultureel jeugdbeleid in te stellen met een daaraan gekoppeld actieprogramma dat gemeenten ondersteunt bij de ontwikkeling van een visie op jeugd en multicultureel jeugdbeleid, naast de aanbeveling om gemeenten te faciliteren door instrumenten, (tijdelijke) extra capaciteit en handreikingen aan te bieden op terreinen als kwalititeitszorg, visieontwikkeling, probleemanalyse, monitoring etc.. Kan de regering concreet aangeven op welke wijze monitoring en onderzoek naar hedendaagse vormen van (rechts)extremisme plaatsvindt. En wil zij daarbij aangeven in hoeverre dergelijk onderzoek wordt uitgebreid naar de uitwerking van rechtsradicalisering op islamitische radicalisme en racistische bejegening van autochtone Nederlanders. Is de regering op korte termijn van plan om de aanbevelingen van o.a. Forum, gericht op de aanpak van interetnische spanningen tussen jongeren, mee te nemen in het door Amnesty bepleite (nieuwe) plan van aanpak discriminatie? 49
Anne Frank Stichting, Monitor Racisme en Extremisme, zevende rapportage, p. 244: “De problematiek van diffuse, extreemrechtse jongerengroepen is in Nederland van aanzienlijke betekenis geworden.” In het AIVD Vervolgonderzoek "Lonsdale-jongeren, komt het volgende naar voren “Belangrijkste conclusie is dat het fenomeen “Lonsdale-jongeren” in toenemende mate voor openbare orde-problemen zorgt.” En op dezelfde pagina wordt gemeld dat deze problematiek “nergens een zodanige vlucht heeft genomen als in Nederland." Tot besluit wordt opgemerkt “…dat het hier om een serieuze problematiek gaat.” Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, brief van 17 januari 2006, AIVD Vervolgonderzoek "Lonsdalejongeren, p. 3. Laatste uitspraak is van Jaap van Donselaar, AD 3 mei 2006. 50 LBR, Monitor Rassendiscriminatie 2005, pagina 139. 51 Forum, Vrijblijvendheid voorbij. Eindrapportage Interventieteams 2004-2005, voor een digitale versie van de eindrapportage : http://www.forum.nl/interventieteams/eindrapp_%20interventieteams.doc.
Pagina 13
Discriminatie in de horeca: breng resultaten in kaart Uit de Monitor Rassendiscriminatie 2005 blijkt dat het uitsluiten door discotheken vooral wordt ervaren door mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Bijna 15% geeft aan een of meerdere keren te zijn geweigerd door een uitgaansgelegenheid. Mensen van Antilliaanse en Surinaamse afkomst geven aan dit in mindere mate te ervaren: ongeveer 4% zegt gediscrimineerd te zijn.53 Naar aanleiding van een Actieplan van de PvdA54, heeft het kabinet in de brief aan de Tweede Kamer van 12 augustus 200555 enkele maatregelen genoemd om deze vorm van discriminatie aan te pakken. Het kabinet zet hierbij vooral in op preventieve maatregelen, maar vindt dat een repressieve aanpak in voorkomende gevallen noodzakelijk is. Tevens heeft het kabinet opdracht gegeven voor een Werkconferentie “Ontspannen deurbeleid: veilig en plezierig uitgaan voor iedereen”. Deze conferentie is georganiseerd door RADAR, Koninklijk Horeca Nederland en de Nationale Jeugdraad op 14 december 2005. Doel was om verschillende lokale actoren binnen een gemeente die betrokken zouden moeten zijn bij de aanpak van horecadiscriminatie in de gelegenheid te stellen om elkaar te ontmoeten en van elkaar te leren. Verschillende instrumenten uit de praktijk zijn toegelicht en ervaringen zijn uitgewisseld. Amnesty constateert dat er het nodige aan instrumenten en maatregelen door de Rijksoverheid is aangereikt aan gemeenten en andere partners op lokaal niveau. Amnesty meent echter dat de brief van het kabinet nog te weinig aanspoort tot actie, en ruimte laat voor vrijblijvend aan de kant van lokale overheden en andere betrokken partners, zoals ADB’s, jongerenorganisaties, horeca-ondernemers, politie en OM. Amnesty is van mening dat duidelijkere en meer bindende afspraken met genoemde betrokkenen in de Horecasector nodig zijn om alle burgers in Nederland tegen deze vorm van uitsluiting te beschermen. Te denken valt dan aan een herziene gedragscode voor de Horeca, gericht op alle discriminatiegronden, inclusief een landelijke klachtenprocedure om discriminatie bij uitgaansgelegenheden in te dienen. Nu blijkt nog te vaak dat mensen afhankelijk zijn van de toevallige aanwezigheid van een ADB in de gemeente of regio waar de uitgaansgelegenheid zich bevindt. Amnesty vraagt zich af in welke mate de door de Rijksoverheid genoemde maatregelen worden geëvalueerd om te zien of ze ook in de praktijk voldoende effectief zijn. Kan de regering toelichten in welke mate de instrumenten genoemd in haar brief van 12 augustus 2005 over discriminatie in het uitgaansleven door gemeenten en andere betrokken partijen zijn ingezet? Is de regering bereid om de effectiviteit van de in genoemde brief aangegeven maatregelen te evalueren? Kan de regering informatie verschaffen over het aantal aangiften over discriminatie in het uitgaansleven dat bij de politie is gedaan en in behandeling is genomen door het OM? 7.5 Nieuwe kansen in aanpak: ambtshalve vervolgen, invoeren praktijktesten Een (nog) niet gebruikte mogelijkheid, waartoe wel de wettelijke mogelijkheid bestaat, is het ambtshalve vervolgen van discriminatie. Conform ECRI’s algemene aanbeveling nr. 156, moet overwogen worden om deze mogelijkheid in discriminatiezaken beter te benutten. Bij de presentatie van de Monitor Rassendiscriminatie 2005 op 14 juni is, op vraag van een journalist naar statistische discriminatie, door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie toegezegd dat op dit punt nader zou worden ingegaan in de kabinetsreactie op 52
Ibid., pagina 12-13. LBR, Monitor Rassendiscriminatie 2005, p. 100. 54 PvdA- Dijsselbloem en Van Heemst, Actieplan tegen discriminatie in het uitgaansleven, via: http://pvda.nl/download.do/id/300003243/cd/true/ , 17 februari 2005. 55 TK vergaderjaar 2004-2005, 29800 VI, nr. 165. 56 ECRI, General Policy Recommendation nr. 1 on combating racism, xenophobia, antisemitism and intolerance, CRI (96) 43rev. Het VN-CERD-Comité zegt eveneens iets over de taak van de overheid in relatie tot vervolging: “States parties should remind public prosecutors and members of the prosecution service of the general importance of prosecuting racist acts, including minor offences committed with racist motives, since any racially motivated offence undermines social cohesion and society as a whole”. Zie: CERD, General recommendation XXXI on the prevention of racial discrimination in the administration and functioning of the criminal justice system, Sub C, para. 15. 53
Pagina 14
de Monitor. Het begrip statistische discriminatie is ontleend57 aan de verwijzing naar 'previous statistical experiences' die werkgevers zouden gebruiken om zich een oordeel te vormen omtrent de productiviteit van individuele werknemers die op basis van eenvoudig waarneembare kenmerken als lid van een bepaalde groep kunnen worden geïdentificeerd. In het plan van aanpak wordt echter geen reactie op dit punt gegeven. Naar de mening van Amnesty is het interessant om onderzoek te doen naar discriminatie en beeldvorming onder werkgevers door middel van statistische discriminatie. Via statistische discriminatie kan gezocht worden naar verborgen vormen van discriminatie en bewuste en onbewuste vormen van uitsluiting. Indien uitsluitingsmechanismen beter begrepen worden, kan met meer gericht beleid, en indien nodig wetgeving, discriminatie op de arbeidsmarkt aangepakt worden. In het plan van aanpak wordt ook overigens geen melding gemaakt van andere mogelijkheden die ingezet kunnen worden om achtergronden en vormen van discriminatie op diverse terreinen op te sporen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld het inzetten van (undercover) praktijktesten bij horecadiscriminatie en bij discriminatie op de arbeidsmarkt, indien er aanwijzingen zijn van structurele discriminatie door bedrijven en werkgevers. Uit het ervaringsonderzoek in de Monitor wordt duidelijk dat ongeveer driekwart van degenen die in het afgelopen jaar zeggen met discriminatie te maken te hebben gehad, geen enkel van die incidenten heeft gemeld. Amnesty is van mening dat nader onderzoek naar de lage aangifte- en meldingsbereidheid van burgers noodzakelijk is. Is de regering bereid om deze suggesties voor nader onderzoek en praktijktesten nader te bestuderen en mee te nemen in een (nieuw) plan van aanpak?
8. EU-kaderbesluit en CERD-rapportage 8.1 EU-kaderbesluit racisme en vreemdelingenhaat Amnesty uit al vele jaren haar bezorgdheid over racisme en discriminatie in Europa. Alleen al in de afgelopen drie maanden zijn Amnesty-rapporten verschenen over discriminatie van: Roma-kinderen in het onderwijs, de Russisch sprekende minderheden in Estland en seksuele minderheden in Letland en Polen.58 Geen enkel Europees land is gevrijwaard van discriminatie. De bestrijding ervan is niet alleen een zaak van afzonderlijke EU-lidstaten, maar dient ook gezamenlijk verder verbeterd te worden. Het ‘Europees Jaar voor Gelijke Kansen voor Iedereen’ dat ingegaan is op 1 januari jl. biedt een uitgelezen kans aan overheden om politieke wil en daadkracht te tonen. Vorige week presenteerde Amnesty een 10-puntenprogramma voor het Duitse Voorzitterschap van de Europese Unie en gaat daarin ook in op de aanpak van discriminatie in Europa.59 De Duitse regering heeft aangekondigd om het Ontwerp-kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat60 opnieuw in bespreking te brengen. Amnesty bepleit dat de Nederlandse regering de agendering door de EU-Voorzitter steunt en dat zij een actieve bijdrage levert aan een spoedige totstandkoming van genoemd kaderbesluit, mits dat tot een effectievere rechtsbescherming tegen discriminatie leidt. 57
Prof. Dr. J. Schippers in zijn rede Arbeidsmarkt en emancipatiebeleid: de vraag naar diversiteit, p. 6, maart 2001. 58 Amnesty International, Lesbian, Gay, Bisexual and Transgender Rights in Poland and Latvia, 15 november 2006, (EUR 01/019/2006); Amnesty International, False starts: The exclusion of Romani children from primary education in Bosnia and Herzegovina, Croatia and Slovenia, 16 november 2006, (EUR 05/003/2006); Amnesty International, Linguistic minorities in Estonia: Discrimination must end, 8 December 2006, (EUR 51/002/2006. 59 Amnesty International EU-Office, The ambivalent state of EU human rights policy: Amnesty International’s ten-point programme for the German Presidency of the European Union, januari 2007. 60 Het Ontwerp-Kaderbesluit (COM(2001) 664 def.) is er voor te zorgen dat binnen de Europese Unie racisme en vreemdelingenhaat in aanmerking komen voor doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties die aanleiding kunnen geven tot uitwijzing en overlevering van de personen die racistische of xenofobe handelingen hebben gepleegd; het verbeteren en aanmoedigen van de justitiële samenwerking. Het eerste voorstel van de Europese Commissie dateert al van november 2001, is onder verschillende EU-voorzitterschappen besproken, maar nog altijd is er geen besluit genomen.
Pagina 15
Kan de regering aangeven wanneer en op welke wijze zij zich, tijdens het Duits Voorzitterschap van de EU, zal inzetten voor de spoedige totstandkoming van een EUkaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat? 8.2 Rapportageverplichting aan het CERD-Comité Amnesty brengt graag in herinnering dat op 9 januari 2007 de 17e en 18e rapportage ingediend had moeten worden bij het VN-Comité inzake de Uitbanning van alle vormen van Rassendiscriminatie (CERD). Kan de regering de voortgang inzake het indienen van de 17e en 18e rapportage aan het CERD-Comité toelichten?