Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen
A2 Grammatica Algemeen Bestuderen Woordvolgorde Om de volgorde voor een Engelse zin te bepalen, kun je de volgende vraag gebruiken: Wie - doet - wat? Bijvoorbeeld:
• •
Jim goes home. Kate cooks dinner.
Let erop dat je alle werkwoorden bij elkaar zet. Bijvoorbeeld:
•
She has been watching TV for hours now.
Er zijn ook zinnen die wat langer en ingewikkelder zijn. Er staat dan bijvoorbeeld een woord in dat iets over tijd zegt. Vraag je dan af: Wie - doet - wat - wanneer? Bijvoorbeeld:
• •
Jim is going home now. Michael watches TV daily.
Woorden die iets over tijd zeggen, mogen vaak ook aan het begin van de zin staan.
•
On Mondays, he plays tennis.
Zinnen die iets vertellen over plaats. Vraag je dan af: Wie - doet - wat - waar? Bijvoorbeeld:
1
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen
• •
He lives in France. She is still at the zoo.
Zinnen die iets vertellen over tijd én plaats. Als er zowel een beschrijving van tijd als plaats in de zin staat, komt altijd eerst plaats en dan tijd. Dus: Wie - doet - wat - waar - wanneer. Bijvoorbeeld:
• •
He was working in the garden yesterday afternoon. They will be staying in France this summer.
Zinnen die iets vertellen over 'hoe'. Wie - doet - wat - hoe? Bijvoorbeeld:
• •
Jane likes him best. They work hard.
Zinnen die iets vertellen over 'hoe' én over tijd en/of plaats. Wie - doet - wat - hoe - waar - wanneer? Bijvoorbeeld:
•
Danny is painting the house by himself today.
Woorden die iets over tijd zeggen kunnen natuurlijk ook nu weer aan het begin van de zin staan. Bijvoorbeeld:
•
Danny is painting the house by himself today.
2
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
I - me - my - mine
Wanneer gebruik je bijvoorbeeld "I" en "me"? Hoe vertaal je "ik" en "van mij". Kijk eens naar de volgende lijstjes en voorbeelden. Ik
I
me
I see me.
Jij
you
you
You see you.
Hij
he
him
He likes him.
Zij
she
her
She likes her.
Het
it
it
It sees it.
Wij
we
us
We like them.
Jullie
you
you
You hear you.
zij
they
them
They like them.
Mijn
my
mine
This is my hat. It is mine.
Jouw your
yours This is your hat. It is yours.
Zijn
his
his
This is his hat. It is his.
Haar
her
hers
This is her hat. It is hers.
Het
its
its
This is its hat.
Ons
our
ours
This is our house. It is ours.
Jullie
your
yours This is your hat. It is yours.
Hun
their
theirs This is their house. It is theirs.
3
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen
Onregelmatige werkwoorden De werkwoorden to be, to have, to do en to go zijn onregelmatig. Kijk maar eens naar de volgende tabel: to be
to have
to do
to go
I
am
have
do
go
You
are
have
do
go
He
is
has
does
goes
She
is
has
does
goes
It
is
has
does
goes
We
are
have
do
go
You
are
have
do
go
They
are
have
do
go
Deze werkwoorden komen veel voor. De werkwoordsvormen van de eerste twee heb je bovendien nodig om andere tijden te kunnen maken. Uitzonderingsregels Twee andere dingen waar je op moet letten bij de tegenwoordige tijd: 1. Werkwoorden die eindigen op een sisklank (ch, s, sh, x) krijgen bij e de 3 persoon es ipv s. Bijvoorbeeld: “He kisses”. 2. Werkwoorden die op een medeklinker en een y eindigen, krijgen ies. Bijvoorbeeld: “She lies” en dus niet “She lys”. Verleden tijd
Bijlage 1: Onregelmatige werkwoorden
Je moet van de meeste gebruikte Engelse werkwoorden de verleden tijd en de voltooide tijd kennen. Bij veel werkwoorden hoef je er alleen maar –ed achter te plakken. Er zijn echter ook een aantal onregelmatige werkwoorden, net als in het Nederlands (loop – liep – gelopen). In bijlage 1 vind je de lijst met onregelmatige werkwoorden. Het eerste rijtje geeft het hele werkwoord, het tweede rijtje geeft de verleden tijd en het laatste rijtje is de voltooide tijd. Leer deze onregelmatige vormen uit je hoofd.
4
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen
A of an Deze woorden betekenen allebei ‘een’. Welke je kiest, hangt af van het woord dat erop volgt. Je moet daarbij letten op de uitspraak. Veel mensen denken dt ze moeten kijken naar de spelling van het volgende woord, maar dat is niet zo. Kijk maar: a car a house an owl an hour Je ziet dat je voor ‘a’ kiest als het volgende woord in de uitspraak met een medeklinker begint. Je kiest voor ‘an’ als het volgende woord in de uitspraak met een klinker begint (a,e,o,i,u,). Bij het woordje ‘hour’ schrijf je wel een medeklinker, de ’h’, maar je spreekt deze niet uit.
5
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen
Oefenen Word order Exercise You are going to do an exercise for practice. Deze oefening staat op www.instruct-online.nl Put the results in your portfolio. 1 Throw the dice, part A Word order. Let's practice. Number of persons: 2 Estimated time: 30 minutes
Bijlage 2: Dice
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Take the worksheet of annex 2. Cut out the dice (dobbelstenen) on your worksheet. Find a partner to work with. Throw the dice. Make a sentence. Write it down. Repeat this assignment a number of times. Ask another group to check your sentences. Did you use the correct order? Put your sentences and the corrections made by the other team in your portfolio.
2 Throw the dice, part B Practice word order. You are going to make sentences and a short story. Number of persons: 3 or 4 Estimated time: 50 minutes Form a group of 3 or 4. 1. Repeat assignment 2. 2. This time, after making a sentence, use this sentence to make a story. 3. Use short sentences. This story should be half a page long. 4. Ask another group to read your story and to check the word order. 5. Put your story and the corrections in your portfolio.
6
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen
3 Throw the dice, part C Practice making sentences. Number of persons: 2-4 Estimated time: 50 minutes Bijlage 3: Dice 2 1. Repeat assignment 2 and/or 3. 2. For this assignment you have to copy the blank model of the dice and fill in words of your own. 4 Form sentences Practice making sentences on your own. Number of persons: 1 Estimated time: 30 minutes Bijlage 4: Words
1. 2. 3. 4. 5.
Take bijlage 4, the file with words Cut out the words. Form as many good sentences as you can. Write them down and ask someone else to check your work. Put everything in your portfolio.
7
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen
I - me - myself - etc. Exercise You are going to do an exercise for practice. Deze oefening staat op www.instruct-online.nl Put the results in your portfolio. 1 I, me, mine Make your own sentences using "I, me, mine" etc. Number of persons: 2 Estimated time: 20 minutes 1. Work with a partner. 2. Make a list of short sentences in Dutch. Use words like: ik, jou, mijn, de zijne etc. Make at least 10 sentences. 3. Give your list to your partner. He/She will give his/her list to you. 4. Translate the sentences. 5. Give the sentences back. You will get your own sentences back too. 6. Check your partners work. 7. Hand the corrected sentences to your partner and give him/her feedback. 8. Rewrite your sentences based on the feedback you received. 9. Put your sentences (version 1&2) in your portfolio. 2 Me, myself and my story Write a short story using "I, me, my" etc. Number of persons: 1-4 Estimated time: 50 minutes 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Write a short story. It should be half a page long. Include as many words like I, me, you, he, them etc. as you can. Form groups of 4 and read your stories to each other. Check one team member’s work. Which story is the best, funniest etc.? Put your results in your portfolio.
Irregular verbs Exercise You are going to do an exercise for practice. Deze oefeningen staan op www.instruct-online.nl (Als je halverwege een oefening stopt omdat het te gemakkelijk wordt, noteer dan het nummer van de laatste vraag) Put the results in your portfolio.
8
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen
‘a’ of ‘an’ Exercise You are going to do an exercise for practice. Deze oefeningen staan op www.instruct-online.nl Put the results in your portfolio. 1 Quick thinking We are going to practice choosing a or an. You have to work quickly, without thinking. Number of persons: 2 Estimated time: 20 minutes 1. 2. 3. 4.
Find someone to work with. Make a list of nouns. Try to use all the letters of the alphabet. Hand the list to your partner. He/She has to fill in a or an Do the same for the list he/she will give to you. 5. Work quickly. 6. Check the answers when you are done. 7. Answer the following questions: a. Did you make any mistakes? b. Which ones? c. Do you know when to use a and when to use an? What is the rule? 8. Put everything in your portfolio.
9
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen – Bijlagen
Bijlage 1: Onregelmatige werkwoorden
A
B
Engels
Nederlands
Hele werkwoord
Verleden tijd
Voltooid deelwoord
arise, to
ontstaan
arise
arose
arisen
awake, to
wakker worden
awake
awoke
awoken
be, to
zijn
be
was, were
been
bear, to
verdragen
bear
bore
borne
beat, to
(ver)slaan
beat
beat
beaten
become, to
worden
become
became
become
begin, to
beginnen
begin
began
begun
bend, to
buigen
bend
bent
bent
bet, to
wedden
bet
bet
bet
bind, to
(vast)binden
bind
bound
bound
bite, to
bijten
bite
bit
bitten
bleed, to
bloeden
bleed
bled
bled
blow, to
blazen
blow
blew
blown
break, to
breken
break
broke
broken
breed, to
kweken, fokken, verbouwen
breed
bred
bred
bring, to
brengen
bring
brought
brought
broadcast, to
uitzenden
broadcast
broadcast
broadcast
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
C
D
A2 Workshops – Grammatica Algemeen – Bijlagen
build, to
bouwen
build
built
built
burn, to
branden
burn
burnt / burned
burnt / burned
burst, to
barsten
burst
burst
burst
buy, to
kopen
buy
bought
bought
can, to
kunnen
can
could
could
cast, to
werpen
cast
cast
cast
catch, to
vangen
catch
caught
caught
choose, to
uitkiezen
choose
chose
chosen
cling, to
zich vastklemmen
cling
clung
clung
come, to
komen
come
came
come
creep, to
kruipen
creep
crept
crept
cost, to
kosten
cost
cost
cost
cut, to
snijden, knippen
cut
cut
cut
deal, to
handelen, uitdelen
deal
dealt
dealt
dig, to
graven
dig
dug
dug
do, to
doen
do
did
done
draw, to
trekken, tekenen
draw
drew
drawn
dream, to
dromen
dream
dreamt dreamed
dreamt dreamed
drink, to
drinken
drink
drank
drunk
drive, to
(auto)rijden
drive
drove
driven
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen – Bijlagen
dwell, to
wonen, uitweiden
dwell
dwelt
dwelt
E
eat, to
eten
eat
ate
eaten
F
fall, to
vallen
fall
fell
fallen
feed, to
voeden, voeren
feed
fed
fed
feel, to
(zich) voelen
feel
felt
felt
fight, to
vechten
fight
fought
fought
find, to
vinden
find
found
found
fly, to
vliegen
fly
flew
flown
fly, to
vluchten
fly
fled
fled
forbid, to
verbieden
forbid
forbade
forbidden
forecast, to
voorspellen
forecast
forecast
forecast
forget, to
vergeten
forget
forgot
forgotten
forgive, to
vergeven
forgive
forgave
forgiven
freeze, to
(be)vriezen
freeze
froze
frozen
get, to
krijgen
get
got
got
give, to
geven
give
gave
given
go, to
gaan
go
went
gone
grind, to
malen, slijpen
grind
ground
ground
grow, to
groeien
grow
grew
grown
hang, to
hangen
hang
hung
hung
G
H
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
K
L
A2 Workshops – Grammatica Algemeen – Bijlagen
have, to
hebben
have
had
had
hear, to
horen
hear
heard
heard
hide, to
verschuilen
hide
hid
hidden
hit, to
raken, slaan
hit
hit
hit
hold, to
(vast)houden
hold
held
held
hurt, to
kwetsen
hurt
hurt
hurt
keep, to
houden
keep
kept
kept
kneel, to
knielen
kneel
knelt
knelt
knit, to
breien
knit
knit
knit
know, to
kennen, weten
know
knew
known
lay, to
leggen
lay
laid
laid
lead, to
leiden
lead
led
led
lean, to
leunen
lean
leant
leant
leap, to
springen
leap
leapt
leapt
learn, to
leren
learn
learnt / learned
learnt / learned
leave, to
verlaten; vertrekken
leave
left
left
lend, to
Lenen (aan)
lend
lent
lent
let, to
toestaan; verhuren
let
let
let
lie, to
liegen; liggen
lie
lay
lain
light, to
aansteken
light
lit
lit
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
M
P
R
S
A2 Workshops – Grammatica Algemeen – Bijlagen
lose, to
verliezen
lose
lost
lost
make, to
maken
make
made
made
mean, to
bedoelen, betekenen
mean
meant
meant
meet, to
ontmoeten
meet
met
met
may, to
mogen; kunnen
may
might
---
mean, to
bedoelen; betekenen
mean
meant
meant
meet, to
ontmoeten
meet
met
met
mow, to
maaien
mow
mowed
mown
must, to
moeten
must
must
---
pay, to
betalen
pay
paid
paid
put, to
leggen, zetten
put
put
put
read, to
lezen
read
read
read
ride, to
rijden
ride
rode
ridden
ring, to
klinken; bellen
ring
rang
rung
rise, to
stijgen; opkomen
rise
rose
risen
run, to
rennen
run
ran
run
say, to
zeggen
say
said
said
see, to
zien
see
saw
seen
seek, to
zoeken
seek
sought
sought
sell, to
verkopen
sell
sold
sold
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen – Bijlagen
send, to
(ver)sturen, (ver)zenden
send
sent
sent
set, to
zetten, ondergaan
set
set
set
sew, to
naaien
sew
sewed
sewn
shake, to
schudden
shake
shook
shaken
shall
(ik) zal; (wij) zullen
shall
should
--
shine, to
schijnen
shine
shone
shone
shoot, to
schieten
shoot
shot
shot
show, to
laten zien
show
showed
shown
shrink, to
krimpen
shrink
shrank
shrunk
shut, to
sluiten
shut
shut
shut
sing, to
zingen
sing
sang
sung
sink, to
zinken
sink
sank
sunk
sit, to
zitten
sit
sat
sat
sleep, to
slapen
sleep
slept
slept
slide, to
glijden
slide
slid
slid
smell, to
ruiken
smell
smelt / smelled
smelt / smelled
sow, to
zaaien
sow
sowed
sown
speak, to
spreken
speak
spoke
spoken
spell, to
spellen
spell
spelt / spelled
spelt / spelled
spend, to
uitgeven
spend
spent
spent
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
T
A2 Workshops – Grammatica Algemeen – Bijlagen
spill, to
morsen
spill
spilt
split
spin, to
spinnen
spin
spun/span
spun
spring, to
springen; stuk gaan
spring
sprang
sprung
split, to
splijten
split
split
split
spoil, to
Bederven, verwennen
spoil
spoilt/spoiled
spoilt/spoiled
spread, to
(zich) verspreiden
spread
spread
spread
stand, to
staan
stand
stood
stood
steal, to
stelen,sluipen
steal
stole
stolen
stick, to
plakken
stick
stuck
stuck
sting, to
steken
sting
stung
stung
stink, to
stinken
stink
stank/stunk
stunk
strike, to
slaan, staken
strike
struck
struck
swear, to
vloeken, zweren
swear
swore
sworn
sweat, to
zweten
sweat
sweat
sweat
sweep, to
vegen
sweep
swept
swept
swim, to
zwemmen
swim
swam
swum
swing, to
zwaaien
swing
swung
swung
take, to
nemen
take
took
taken
teach, to
leren; les geven
teach
taught
taught
tell, to
vertellen
tell
told
told
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
U
W
A2 Workshops – Grammatica Algemeen – Bijlagen
throw, to
gooien
throw
threw
thrown
think, to
denken
think
thought
thought
throw, to
gooien
throw
threw
thrown
understand, to
begrijpen
understand
understood
understood
upset, to
van streek maken
upset
upset
upset
wake, to
wekken; wakker worden
wake
woke
woken
wear, to
dragen; aan hebben
wear
wore
worn
weep, to
huilen
weep
wept
wept
will
(jij, hij) zal; (zij) zullen
will
would
---
win, to
winnen
win
won
won
wind, to
(op) winden
wind
wound
wound
write, to
schrijven
write
wrote
written
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
yesterday
usually
generally
the children A2 Workshops – Grammatica Algemeen – Bijlagen
mostly
the house
we
during the day
my father
since 2005
I
they
Bijlage 2: Dice
nicely
on fire
TV
are/is playing
by train
was/were
love watching
for a bank
work(s)
5 days a week
attend(s) school
go/goes
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen – Bijlagen
Bijlage 3: Dice 2
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen – Bijlagen
Bijlage 4: Words I It them book house bad old movie nephew paper talk China they teach music tasty you you green pet sing e-mail dog children love salt fridge how did cold stone pages diary warm say spoon
you we your money chair table new classic teacher white radio horse create learn bath bad we us blue soft call laugh letter cook pen sugar where do shower ice difficult interesting is painter speak picture
he you shirt water tree them good beautiful son read travel dog write potato kitchen I we they pink talk phone comedy when train sweet coffee why does weather bear drive computer every had chair colour
she us car air clothes blue bag parents red listen far love work piano good I you animals cat make write teeth do you sour tea ? did sun garden three think after lonely Chinese monkey
©Instruct b.v.
Engels op Niveau
A2 Workshops – Grammatica Algemeen – Bijlagen
purple those is have s alone church class must men can shine girl change behind water than worse safe never date ill eye take invite hard smile cloud golden am
has that are has s great hospital buy know know might be it only in their big queen live always tennis bring see send cry intelligent easy flame is life
these am are like s healthy words gift may will wonder self about smell business then bigger fear self hour game round watch laugh anger nice grow are our
this am have s together doctor English broken man would miracle boy present through course almost better bee miss time exciting circle find flower show fine enormous holiday ball
©Instruct b.v.