A. Teeuw Iets over de jongste Indonesische letterkunde: het werk van Sitor Situmorang In: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 112 (1956), no: 1, Leiden, 41-54
This PDF-file was downloaded from http://www.kitlv-journals.nl
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISCHE LETTERKUNDE: HET WERK VAN SITOR SITUMORANG*).
D
e lezer wie het in de letterkunde niet alleen of overwegend te doen is om puur-aesthetisch genot, maar voor wie de literaire voortbrengselen van een volk, ook die van een eigentijds volk, mede aantrekkelijk zijn als middel om dat volk in zijn geestelijke en culturele situatie te leren kennen en waarderen, vindt in de hedendaagse Indonesische literatuur stof tot waarneming en overdenking te over. Het is zeker niet toevallig dat juist in dit jonge Indonesie een buitengewone literaire activiteit heerst. Men krijgt daarvan slechts een zeer onvolledig beeld als men kennis neemt van de.min of nieer toonaangevende literaire tijdschriften, of kunstrubrieken in vooraanstaande bladen uit het centrum, dat is Djakarta. — en andere bronnen blijken in Nederland moeilijk te bemachtigen. Maar op mijn reis naar. Indonesie, vorig jaar, had ik het voorrecht, in verscheidene plaatsen van dat land, .met name in Medan, Jogjakarta '.en Surabaja in .kennis. te worden gebracht met locale literaire clubs, de tunas muda, zoals* zij zich bij voorkeur noemen, jonge loten aan de stam van de Indonesische letterkunde: veelal studenten in de ruimste zin van het woord, die zich passief, maar. meestal ook actief bezig houden met literatuur, elkaar op. regelmatige bijeenkomsten hup werk voorlezen, besprekingen; van elkaars voortbrengselen leveren, en zo mpgelijk tijdschriftjes in een of andere, meestal niet erg duurzame vorm iiitgeven, om zo aan hun werk in ruimer, maar ook dan. nog zeer beperkte, locale kring bekendheid te geven. . . - . . • . Natuurlijk is nietal dit werk van, grote blijvende waarde:in vele *) Dit artikel is de tekst van een voordracht, gehouden te Leiden op 1 Oct. 1955 op het vijftiende congres van het Oosters Genootschap in Nederland; een uitvoeriger studie over Sitor Situmorang, waaraan hier veel ontleend is, is opgenomen in de derde druk van Pokok dan Tokoh dalam kesusastraan htdonesia modern, Djakarta 1955, dl. 2. Daarin vindt men nadere opgave van de publikaties van deze auteur. Nog niet genoemd zijn daar. de recente verhalen en gedichten, opgenomen in Konfrontasi 5 (Maret-April 1955, Djakarta). Voorts: verscheen eind 1955 een nieuwe bundel gedichten Wadjah tak bernama (Pembangunan, Djakarta),, waarmee in deze voordracht uiteraard nog geen rekening is gehouden. — Voor de vertaling van Indonesische citaten uit deze voordracht zie men hierachter.
42
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISCHE LETTERKUNDE.
gevallen is de literaire expressie niet veel meer dan een Sturm- und Drangverschijnsel, dat vanzelf overgaat — en waarvoor men zich misschien wel zal schamen als men ouder en wijzer geworden zal zijn. En als zodanig is deze poezie en dit proza dus wel niets bizonders — het is bij ons niet veel anders. Wanneer ik niettemin niet aarzel deze jongste Indonesische letterkunde een belangwekkend en fascinerend verschijnsel te noemen, dan is het omdat in de geschiedenis van Indonesie voor het eerst op een dergelijke wijze poezie bedreven wordt, of om het anders te zeggen, omdat deze letterkunde een begeleidend verschijnsel is van de wording van een modern volk, een vorm van zelfontdekking van dat volk als modern volk. In deze poezie zoeken allerlei enorme spanningen, die het binnentreden in de moderne wereld voor Indonesie met zich mee brengt een uitlaat. Letterlijk iedere Indonesier ontdekt zichzelf in deze tijd een Indonesier te zijn, dus niet langer een Javaan of Batak, en met dit Indonesierschap komt een geweldige psychische, culturele en sociale problematiek op hem af, waarvan hij zich natuurlijk maar ten dele rekenschap geeft, maar die daarom niet minder reeel is. En als zeer sprekend teken van die nieuwe menswording bedient hij zich van een nieuwe taal, de Bahasa Indonesia: het is niet toevallig of willekeurig dat alleen de Bahasa Indonesia als voertaal voor die nieuwe letterkunde gebruikt wordt, er is een innerlijke onmogelijkheid voor een Indonesier, zich van zijn moedertaal Javaans of Bataks te bedienen als middel voor deze expressie. Als zodanig is deze Bahasa Indonesia met al zijn problemen en spanningen ook innerlijk-noodzakelijk het 'aangewezen' middel voor deze literaire activiteit: het is, in taal en letterkunde alles in wezen een grote worstelihg om nieuwe vormgeving en nieuwe zingeving tegelijk. Elk Indonesier heeft daaraan op zijn wijze deel, en het is boeiend te zien hoe veelvuldig en graag de jeugd grijpt naar het aloude middel van de poezie om zich rekenschap te geven van de plaats waar hij staat, en de wereld waarin hij is komen te leven. Met kwalificaties als imitatiezucht, would-be-cultuur of mooidoenerij zou men deze overgave aan de letterkunde toch maar zeer onvoldoende en onrechtvaardig bestempelen. Men wordt bij nader tbezien een toewijdihg en een hartstocht, een zelfverzekerdheid en een schuchterheid tegelijk gewaar, die deze drang tot poezie als echt waarmerken, en die de produkten op oprechte belangstelling recht geven. Ik heb mij afgevraagd hoe ik U in deze korte tijd een indruk van deze letterkunde kan geven. Een opsomming van namen en werken
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISCHE LETTERKUNDE.
43
heeft natuurlijk geen zin. Eerder zou men misschien een bevredigend beeld kunnen krij gen door, uitgaande van de voornaamste sociologische en culturele problemen van Indonesie van het ogenblik; te onderzoeken hoe deze vragen vorm krijgen in deze letterkunde. Toch zou ik dan meer socioloog en psycholoog moeten zijn'dan-ik ben om U goed te kunnen voorlichten. Ik fneen daarom U het beste van dienstte kunnen zijn door mij te beperken tot een wat diepgaander bespreking van eeri schrijver, die echter in menig opzicht karakteristiek is voor- Indonesie van vandaag, en die bovendien naar mij n mening de belangrijkste van de jonge auteurs is uit meer strikt literair oogpunt, zodat zijn werk, hoezeer enerzijds leerzaam voor de algemene culturele en sociale problematiek van Indonesia, toch daarnaast ook als literatuur in striktere zin aandacht verdient, en in zijn recht kan blijven. Sitor Situmorang is als ik goed ben ingelicht thans 31 jaar oud. Hij is van Bataks-Christelijke huize, geestelijk uiteraard, zoals al zijn leeftijdgenoten een 'kind van de revolutie', vertoefde omstreeks 1952 lang in Europa, vooral in Parijs, is; daarna weer in de Bataklanden terug geweest.. In deze-spaarzame biografische notities ligt feitelijk zijn hele geestelijke problematiek al uitgestald: Hij is geeii Batakmeer: si-anak hilang noemt hij zich in een van de karakteristiekste gedichteh, de verloren zoon die alleen nog als vreemdelirig thuis kan konien: ' r "' :'
1. Si-anak hilang kini kembali. Tak seorarig'dikenalnja lagi ;
. . . . ••--.-. ':.''-;•*.•'• '•':.'' '.•
E n : Dipahtai' pasir berdesir gelombang " Tahu si-anak tiadapulang.
•
-
-
En ook in tal van andere gedichten weet hij dat. hij niet meer thuis kan komen, dat er geen thuis meer voor hem is. Dat betekeht helemaal niet dat hij los is van zijn Bataks verleden,.het is integendeel opmerkelijk hoe juist in zijn laatste werk "telkens weer gegrepenr wordt;naar ; motieven, en meer dan motieven uit het eigen verleden. Zijn recentste korte verhalen zijn vol van huivering eri heimwee beide om het vertrouwde'dat tegelijk zo onherroepelijk' verloren is". Want deze "men's;-: is Indonesier — en als dat etiket nu maar een concrete inhoud, een eigen bezit dekte. Heel duidelijk blijkt uit het werk van deze auteur hoe problematisch, hoe negatief vooral dat Indonesier-zijn -geestelijk uitvalt. Want behalve niet-Batak is Sitor Situmorang vooral blijkens zijn werk niet- (moet men zeggen nog niet?) Europeaari: de invloed van Europa, en met name van Frankrijk is speurbaar op ieder bladzij
44
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISCHE LETTERKUNDE.
van zijn werk: hij is eraan verknocht, aan burnt Perantjis, bumi manis — maar hij is vreemdeling gebleven in 2. Paris, kota penj air Gua segala jang terusir. Parijs, dat zo dierbaar is dat het hem in zijn vaderland vreemdeling maakt, maar dat hem niet minder wreed het eigen burgerschap blijft onthouden. Dit is trouwens een van de overheersende therria's in de literaire prpduktie van de laatste jaren, en ook van de debatten en symposia over literatuur die in groten getale en met grote belangstelling worden gehouden: men zoekt zich een houding tegenpver, een relatie tot Europa, of wel men tracht af te rekenen met Europa, niaar hoe dan ook, Europa is een blijvende, essentiele factor geworden in de moderneIndonesische cultuur die aan het groeien is. Bij een intelligent, en tegelijk zeer gevoelig schrijver als Sitor Situmorang voelt men eigenlijk voortdurend deze spanning. Een van de symbolen, bv. in zijn grote en treffende gedicht Cathedrale de Chartres, is de trouwe echtgenote met haar zuivere liefde thuis, in Indonesia, tegenover de geliefde in het nieuwe land en de nieuwe wereld: 3. Karena dia, aku dan isteri jang setia is de hele wereld, zijn hele wereld in onrust. Intussen komt daar dan voor hem nog een derde spanning bij, nog een in eerste instantie bijna negatieve kwaliteit: behalve niet meer Batak en nog niet Europeaan is hij ook in zijn relatie tot het traditionele Christendom in de eerste plaats negatief: hij is in ieder geval niet Christen zoals zijn moeder het was, die hem zeker ook symbool is van het oude, probleemloze christelijk geloof: zie zijn laatste yerhaal (is het wel een verhaal, dit navrante Ibu pergi kesorga!), waar in het korte gesprek tussen de dominee en de zoon van de gestorven moeder de hele kloof op zeer simpele wijze geopenbaard wordt: 4. Saja selalu" jakin tuan berpegang pada Kristus. — kata pendeta seperti pada dirinja sendiri. Bukankah, begitu tuan? Mana bisa manusia tak berTuhan! Mana mungkin tak ada Sorga! — katanja dengan pandang se-akan2 kambing jang menghadapi batu. Ja, benar tuan pendeta — kataku — sudah barang tentu ada Sorga.
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISCHE LETTERKUNDE.
45
Ook deze tegenstelling heeft de tragiek van de onoplosbaarheid in zich, er is geen verstaanbaarheid meer tussen hem en zijn omgeving, hij kent de mensen niet wezenlijk meer en de mensen kennen hem niet, ook als zij hetzelfde zeggen bedoelen zij iets totaal anders. En al mag dan dit specifieke conflict van de van huis uit ChristenIndonesier in deze vorm niet algemeen zijn, soortgelijk is natuurlijk de problematiek van de jbnge mens die uit Islamitisch of ander ouderwets-godsdienstig milieu komt. Ik noem alleen maar de grote roman Atheisvan Achdiat K. Mihardja, om te laten zien dat ook in dit opzicht Sitor Situmorang representatief is voor zijn hele generatie, dat hij in zijn werk de verwarring van zijn hele volk blootlegt en ontmaskert. Deze formulering, ontmaskering van de verwarring, penjingkapan kekatjauan ontleen ik aan de auteur zelf: dat is wat naar zijn opvatting de taak en het wezen van de kunst is, zoals hij in een van zijn essays zegt, en zbals uit zijn hele kunst overduidelijk blijkt. Heel sterk komt deze eigenlijk beperkte functie van de kunst naar voren in een van zijn toneelstukken, Djalan Mutiara, dat is de straat waaraan het huis gelegen is waarin dit stuk speelt: een oud Indisch huis, waarin voor de oorlog drie mensen, vader, moeder en dochter, gewoond hebben, en waarin nu tientallen mensen huizen of hokken, bijna alien lieden aan de zelfkant van de samenleving: een verarmd, vegeterend echtpaar dat leeft zonder doel, letterlijk en figuurlijk van de resten van 't verledeh; een verlopen dronkelap die betere dagen heeft gekend, maar nu zijn tijd . drinkend en kibbelend met zijn vrouw verdoet; een schilder wiens levensfilosofie deze is dat ieder mens voor zichzelf zijn eigen beslissingen moet nemen, vrij van anderer irivloed, Van moraalof publieke opninie, en dat dat de enige tegenstand is die men kan biederi aan het drama dat zich anders aan ons alien voltrekt — maar nergens blijkt iets van positieve kracht van deze filosofie; een paar meisjes van lichte zeden en een gewezen spion van de Kenpetai: dat is het milieu--waarin het meisje Elisabeth, dat als kind dit huis met haar ouders in alle rust bewoond heeft, bij haar terugkomst in Indonesia terechtkomt; en dan gebeurt er in dit stuk inderdaad niet veel meer dan de ontmaskering van de verwarring: oude wonden worden- blootgelegd, oude schuld geopenbaard. Maar er is voor niemand bevrijding of een oplossing .— behalve voor de oude dronkelap die zelfmoord pleegt. Er is in de troebele vijver van het huis aan de Djalan Mutiara een rimpeling geweest door de komst van Elisabeth— maar als zij aan het slot vertrekt (en wat moet zij anders doen, suggereert S. ons?) is er in wezen niets veranderd. Dit stuk heeft iets troosteloos en beklemmends
46
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISCHE LETTERKUNDE.
juist door zijn suggestiviteit — het heeft in Indonesie intusseh ook aanleiding gegeven tot ernstige, principiele critiek. Men heeft het terecht verweten dat het toch te weinig dramatisch heeft: noch de handeling, noch de karakters, noch de wijze van uitbeelding en uitwerking voldoen aan de eisen die men aan een drama mag en moet stellen. Er is een uitstekende situatieschildering — maar Sitor is nu eenmaal nog geen Tsjechof die ons weet te fascineren door sfeer en situatie alleen, die uit en door een sfeer 'vanzelf een drama doet ontstaan. En van andere zijde is ernstig bezwaar gemaakt tegen de doffe berusting en gelatenheid, niet omdat die op zichzelf niet in een drama zouden passen, maar omdat dit in wezen alleen een Westeuropees stuk kan zijn en is: noch de situatie noch de keuze van figuren is reeel voor een Indonesisch drama, ook niet voor een modern, zo formuleerde Soedjatmoko ongeveer zijn bezwaar waaraan hij een interessante beschouwing verbond over het existentialisme, als typisch Westeuropees cultuurverschijnsel, in feite onbestaanbaar in jonge landen als hetzij Amerika, hetzij Rusland, hetzij oosterse landen als Indonesie. Ik weet niet hoever Soedjatmoko gelijk heeft — het is toch wel opvallend dat figuren als Sartre deze jongeren blijkbaar iets te zeggen hebben, dat er toch verwantschap genoeg in de problematiek is om iemand als Sitor zo'n drama te doen schrijven, al betekent dat helemaal niet dat hij er zich voor zijn hele leven op vastlegt: hij is misschien — zijn laatste publikaties zouden het doen geloven — al weer verder in zijn zwerftocht op zoek naar een eigen leven, een eigen vorm en een eigen inhoud. In een ander stuk, dat in Siam speelt in de periode van een opstand tegen de heersende dictatuur, gaat het om de menselijke verantwoordelijkheid, juist in een situatie als in een oosters land zich zo gemakkelijk voordoen kan: want het probleem is niet alleen een probleem in Siam. Hoofdpersoon is een bohemien-politicus, zoals S. hem zelf omschrijft, die, gevangen genomen omdat in zijn huis de gevluchte leider van de opstand gevonden wordt, zich ter dood laat veroordelen, zonder veel moeite te doen zich te rechtvaardigen. Zijn motief is, dat hij zo meent een daad te kunnen stellen, die hij een vorige maal verzuimde: toen hij nl. bij het begin van de Spaanse burgeroorlog zich op het laatste ogenblik als vrijwilliger anti-Franco teruggetrokken had ter wille van een vrouw. Ook nu is er een vrouw, die invloed en begeerte genoeg heeft om hem te redden, maar hij wil het niet meer: deze pertahanan terachir (zo heet het stuk ook) verzuimt hij niet, al is er hier dan geen kans om de strijd uit te vechten op het slagveld: hier ligt een verant-
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISCHE LETTERKUNDE.
47
woordelijkheid in de strijd van zijn eigen hart, en hij kan niet meer capituleren. Het motief is natuurlijk niet erg duidelijk, en het antwoord op de vanzelfsprekende vraag Van-zijri celgenoot: ,,Zijn wij van onze verantwoordelijkheid gekweten, als we op een dergelijke manier de dood aanvaarden?" blijkt rijkelijk vaag: ,,Wij zijn althans quitte tegenover onze levensdrift". Ook al is het waar dat deze berustende overgave aan de schijnbaar nutteloze dood niet.alleen maar een soort van persoonlijke boetedoening is, want het is ook een opstand tegeri de omstandigheden van zijn land en volk: als het waar is, dat men in een dgl. onrijp en onontwikkeld land alleen maar dictatuur kan breken door zelf een andere dictatuur te bedrijven, kan men die impasse maar op een manier doorbreken: „Als het onze omstandigheden zijn, die de dictatuur voortbrengen, is er geen andere weg dan die van opstand tegen die omstandigheden. Dat is het allerlaatste verzet'.'. Ik kan niet zeggen dat ik zeer overtuigd ben door dit stuk: ook hier is de oplossing, de beslissing op grorid van eigen keus niet een weirkelijke oplossing, althans niet een bevrijding. Maar het.stuk is opnieuw de aandacht waard als poging tot opheldering van de eigen situatie en verantwoordelijkheid van een mens -— en van de schrijver — die in traditie of leer geen houvast meer vindt. Curieus zeker is het stuk Pulo Batu, -dat speelt 'aan de oever Van het Tbba-meer, 300 jaar geleden'. Het.ademt aan de ene kant die sfeer. van een primitieve, gesloten gemeenschap, en aan de andere kant doet het, in een stellig bewust en gewild anachronisme, zo modern aan. Pulo Batu is de sprookjesprins uit vele oude Indonesische legenden, die, opgevoed in een hutje van arme mensen als vondeling, later de rechtmatige fadja van de gemeenschap blijkt te zijn,- wiens koningswijding' alleen de goden zal kunnen verzoenen en de rampen vpor de maatschappij kan doen eindigen. Maar alle intriges.haat en liefdeom hem heen schrikken hem af, en maken hem ongeschikt, hem de rriens die inien met en. van de natuur leeft, en daardbbr ongeschikt is pm mens te zijn (de peran, de acteurs van dit stuk zegt de schr., zijn natuur eh mens!). Want er is in de mensenwereld geen waarheid, omdater zohde is: ,,ach, goden, de waarheid komt alleen uit de mohd van1 een gek, omdat die rein is van alle zonde. De natuur zelf spreekt in hem. De waarheid die uit de ogen van een buffel straalt. De zuiverheid van de toon die uit een fluit oprijst. De glans die schittert op de kabbeling van het w a t e r . . . . Maar ook de duivel is altijd aanwezig. In deze stilte;; in de aderen van een steen, tussen de bladeren. Het is vol duivel'in ; het hart van de berg, in het blauw van het m e e r . . . . O, mijn hart, mensen-
48
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISCHE LETTEEKUNDE.
hart, dat de goden voortbracht". En weer is er voor deze ihens die zichzelf te goed kent, dan dat hij mee mens kan zijn met de mensen maar een penjelesaian tjinta dan dendam, oplossing van liefde en haat: de zelfmoord. Het leven is onleefbaar voor wie een werkelijke oplossing zoekt: God en duivel in ons zijn niet te verzoenen. Het is zeker niet de oplossing waartoe een Christen komt — maar het is even zeker een probleemstelling waaraan een mens niet ontkomt. Het is de tragiek van de mens wien alle pasklare oplossingen ontnomen zijn, die eigenlijk alle reserves verspeeld heeft, en van meet moet beginnen. In de poezie van Sitor Situmorang horen we uiteraard dezelfde tragiek. In zijn eerste bundel is er in de eerste verzen nog vvel een zwak geloof in de liefde, in de kekinian, het nu van de omarming die opweegt tegen de onbestendigheid en onduurzaamheid van het leven. Maar een enkel seizoen, dan is het voorbij, dan krijgen.de onvrede en de wanhoop de overhand: de kebuntuan (duurzame impasse) en de kekosongan (leegheid) zijn de reisgenoten op de zwerftocht die hij volvoeren moet, en die geen einde heeft omdat er geen thuis meer is, omdat hij orang asing, vreemdeling is in zijn vaderland en in de wereld. In een gedicht Duka (Leed) dat hij aan Chairil Anwar, de grote voorganger en leider van de eerste literatuur van de nieuwe generatie wijdt spreekt hij het uit:
5. Manakah lebih sedih? Nenek terhujung tersenjum Djelma sepi abadi • Takkan bertukar rupa Atau petualang muda sendiri? Gapaian rindu ter-sia 2 Tak sanggup hidup rukun Antara anak minta ditajang -. Manakah lebih sedih? Nenek terhujung tersenjum Atau petualang mati muda Mengumur duka telah dinudjum. Het een is immers al even triest als het ander. En de oplossing die hij dan ergens zijn kind opdringt, is geen oplossing, maar een naieve illusie, die hemzelf zo min kan bateh als zijn kind: . . .
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISCHE LETTERKUNDE.
6. Hai anakku djadilah tukang Diwaktu senggang djangan batja Sadjak2 petualang • '
.
.
49
.
Bahagia Hanja dihidup sederhana Antara pagi kerdja Dan sendj a memudja Kehidupan sederhana Ditengah manusia kenal setia. Niemand beter dan Sitor zelf weet dat dit een illusie is — heeft hijzelf niet in eeri essay Tentang seni dan tukang betja betoogd dat ook de tukang betja het niet laten kan om zich te weer te stellen en de verwarring te ontmaskeren, die ook onherroepelijk zijn deelis? Soms is er wel een vaag idee, een weggedrongen geloof misschien dat er iets beters is, dat er ergens een trouw is die stand houdt, een vrede die blijft en een liefde die overwint, maar voor mij is dat niet weggelegd, is het thema van het gedicht Tentu: 7. Kenapa sampai begini Hingga kasih sutji dan bulat Dahulu terpisah dari chianat Satu senjawa kini.
-
.
-
Nog veel sterker en beklemmender spreekt dit besef van onheroepelijke bedorvenheid, van onontwarbare verstrengeling van zinah' dan setia, van kutuk nafsu dan rahmat Tuhan, van hidup kiamat jang bersatu padu, tiada terpisah (8) in het al genoemde gedicht Cathedrale de Chartres, stellig een van de mooiste van deze merkwaardige bundel Surat kertas hidjau. Want deze poezie is belangrijk. Het is de belangrijkste verschijning na de dood van Chairil Anwar, daaraan kan geloof ik geen twijfel bestaan.Hier is voor het eerst weer een dichter opgestaan die er in slaagt zijn situatie, zijn existentie te ontmaskeren, en die dat weet te doen in een vorm die misschien de spanning en geladenheid van • Chairil Anwar's beste verzen mist, maar die toch strakker, directer en inhoudrijker is dan zoveel poezie die de laatste jaren verschenen is. Hier is voor het eerst weer een dichter die reikt naar de ke'man'usiaan, de Dl. 112 4
50
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISCHE LETTEEKUNDE.
menselijkheid, zij het dan misschien in een wat andere zin dan zijn voorgangers, naar de keuniversilan, die in zoveel alleen maar incidenteel, of anecdotisch interessante poezie van jongeren ontbreekt. Het is inderdaad een onbarmhartige, rake ontmaskering van de verwarring, en het is een ontmaskering op de wijze en in de vorm der kunst. De taal is verrassend, boeiend, hier en daar flitsend. Er is geen strakke binding aan traditionele vormen, maar bepaald ook geen vormeloosheid: uiterlijk is er veelal regelmatige strofebouw, opvallend vaak (maar nooit als dreun) streven naar evenwichtigheid in de versregelstructuur, bijna zonder uitzondering, maar niet plichtmatig rijm. En ook meer innerlijk, als ik het zo mag noemen is de vorm beheerst: van de potentie van de Bahasa Indonesia tot het typische woordvers is veelvuldig gebruik gemaakt en met groot succes — al is de duidelijkheid met de daardoor verwerkelijkte grote compactheid niet altijd gediend! De poetische zeggingskracht van de woorden wordt telkens verrassend uitgebuit, versterkt door assonanties, maar meer dan door vormelijke middelen door originele associaties, onverwachte tegenstellingen, en bv. ook door een plotseling accentueren van de relativiteit door het gewone woord naast het verhevene. Het is misschien niet toevallig dat deze dichter,
die kennelijk in het gewone woord ook 'geboorten van literatuur' hoort Nijhoff's Ster van Bethlehem in het Indonesisch vertaald heeft. Zo'n beginregel als 9. Kudjeladjah bumi dan alis kekasih, onvertaalbaar feitelijk, brengt ons met een slag midden in het vers, en maakt dit Berita perdjalanan, dit reisverslag dadelijk tot een verslag van een ontredderd leven. Zo zijn er telkens van die kleine poetische vondsten die bewerken dat dit werk onze aandacht gevangen houdt. Ik citeer nog de beginregels van Dia dan Aku (Zij en Ik; een sonnet): 10. Akankah kita bertjinta dalam kealpaan semesta? — Bukankah udara penuh hampa ingin harga ? — Kernachtiger, drastischer kan het wel niet: de lucht die vol is van een Ieegheid die begeert waarde te krijgen. En in de volgende strofe de parallellie: Akankah kita utamakan pertjakapan begini? — Bukankah bumi penuh suara inginkan isi? — Het past geheel bij de instelling van de schrijver dat hij soms pantunachtige stijlmiddelen gebruikt. Het duidelijkste voorbeeld is wellicht
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISCHE LETTERKUNDE.
51
het vers Lagu gadis Itali in zijn dit voorjaar verschenen bundel: Dalam sadjak: 11. Kerling danau dipagi hari Lontjeng geredja bukit Itali . Djika musimmu tiba nanti Djemputlah abang diteluk Napoli. In deze tweede bundel ontmoeten we Sitor Situmorang trouwens tendele weer in andere gedaanten. Parijs en Frankrijk zijn wat op de achtergrond geraakt, Indonesie staat weer centraal — maar zoals gezegd: Indonesie na Parijs is een ander Indonesie dan Indonesie voor Parijs. Veel van deze laatste poezie is zeer moeilijk verstaanbaar — ligt buiten de sfeer van het verstandelijk begrip eigenlijk. Dat geldt vooral van de afdeling Bunga sepi: deze verzen zijn meestal korte, soms zeer korte taalflitsen, meer door associatief verband dan door logische betekenis samenhangend, misschien in hoge mate suggestief voor wie grote congenialiteit met de dichter heeft, maar voor mij moeilijk te waarderen: hier spreekt natuurlijk. de taalf actor in bizondere mate mee-: voor de vreemdeling zal, ook al meent hij een taal redelijk te verstaan dit intuiitieve aanvoelen van sterk individuele associatieve verbanden tussen woordeh toch wel altijd grote moeilijkheden blijven opleveren. Het slot van de bundel bestaat uit een viertal zeer opmerkelijke verzen, waarin ook datzelfde flitsende op associaties meer dan op betekenisverband berustend woordgebruik is ingepast in grotere verbanden: suggestieve, maar ook moeilijk verstaanbare poezie — als dat woord verstaanbaar hier al op zijn plaats is. Hoe de dichter worstelt met zijn taal blijkt uit het begin van het gedicht Condition: 12. Kami telah berharap dengan kehangatan tunas dimusim hudj an, dan bila kami ketjewa seperti anak, tidakpun karena kebohongan lagi, hanja karena ketidakamanan kata, perumus ingin berhubungan dalam balutan pengertian.... Moeten we dit zo interpreteren dat de woorden de dichter altijd verraden, omdat zijn (werkelijke) verlangens altijd geformuleerd moeten worden in de omwikkeling, dat is de verbergende inkapseling van de begrippen der gewone taal ? En is heel het stfeven van de dichter in deze bundel — experimenteel als men wil — niet te verklaren als een poging om zich te ontdoen van die klemmende band van het verstand, om de begrippen te laten schieten, dat de woorden als perumus ingin direct hun, taak kunnen vervullen ?
52
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISCHE LETTERKUNDE.
In het eerste deel van de bundel, Angin Danau (Meerwind) vinden we poezie van een geheel andere aard: naar de inhoud overheerst het thema yan de verloren zoon, si-anak hilang, waarvan ik al een enkel voorbeeld gaf: wie zover van huis geweest is komt nooit meer thuis, zo kunnen we samenvatten wat de schrijver hier zegt. In dit deel is opmerkelijk de tot het uiterste gereduceerde eenvoud van taal, waardoor vormen verwant aan die van de oude pantun en sjair die hier bij voorkeur gebruikt worden, springlevend en charmant-fris worden, want elk cliche, elke retoriek, elke plichtmatigheid is vermeden. Ik citeerde al een strofe van Lagu gadis Itali. Zo is het telkens. Merkwaardig is ook het lange gedicht Matinja Djuara Djudi (De dood van de kampioen-dobbelaar), naar het schijnt een volksverhaal, dat in deze bijna rudimentaire poetische vorm sterk aanspreekt: anders dan, maar van geest niet ongelijk aan Amir Hamzah's Batu belah. Dit is het verhaal van de jager-dobbelaar, die alles kan en die ieder de baas is — maar het lot kan hij niet dwingen, de kleinzoon die hij begeert krijgt hij niet, en ook aan zijn tenslotte vruchteloos leven voltrekt zich de hukum dewata, de goddelijke wet. Dames en Heren! Ik vlei mij niet met de hoop U het belangrijk dichterschap van Sitor Situmorang in strikt literaire zin bewezen te hebben — ik heb daarnaar niet eens gestreefd. Niettemin heb ik gemeend Uw aandacht te mogen vragen voor deze figuur die ik ook in ruimere zin wel belangrijk en de moeite waard acht — en ik hoop erin geslaagd te zijn, U althans van dat belang iets te laten zien. Sitor Situmorang is niet een eenling: hij is een typisch vertegenwoordiger, misschien mag ik zeggen symbool van zijn volk. En hoewel ik besef dat oosters en oud dicht bij elkaar liggen, dat orientalistiek veelal bijna synoniem is met bestudering van het oude Oosten, zodat ik mij afgevraagd heb of ik hier wel voor zo iets actueels en onvoltooids als dit Indonesische schrijverschap uw aandacht mocht vragen, zo heb ik mij toch over mijn aanvankelijke schroom heengezet, omdat ik mij overtuigd houd dat geen rechtgeaard orientalist het moderne, levende Oosten onverschillig laat. Deze dichter, zei ik U, is symbool van zijn oosters volk. Hij is niet klaar — als dichter niet en als mens niet; als zoeker naar vormen niet, en als zoeker naar zin en inhoud niet. Maar op zijn doolweg waarop geen terug meer mogelijk is verdient hij juist als symbool van zijn volk door onze belangstelling gevolgd te worden
A. TEEUW.
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISGHE LETTERKUNDE.
53
VERTALING DER CITATEN, 1, De verloren zoon is nu teruggekomen Maar er is niemand meer die Hij kent
.
•
.
. :
Aan het strand ruisen de golven ZijjWeten dat de zoon niet is thuisgekomen. 2. Parijs, de stad der dichters, Vluchthol voor alle verdrevenen. 3; Omdat zij, ik en de trouwe echtgenote er zijn 4. Ik was er steeds zeker van dat U vast in Christus geloofde, zei de dominee als bij zichzelf. Immers, zo is het toch, mijnheer? Hoe zou een mens geen God kunrien hebben ? Hoe zpu er geen Hemel kunnen zijn! zei hij met een blik als van een geit, die (bij het grazen) ineens voor een steen staat. Ja, inderdaad, mijnheer de dominee, zei ik, allicht is er een Herriel. 5. Wat is triester? . Een van ouderdom wankele, star glimlachende grijze voorvader, Manifestatie van eeuwige stilte, . . Die nooit anders zal zijn dan hij is, Of een jonge eenzame zwerver ? . ; Wiens tasterid verlangen ijdel blijft, Diehet niet uithbudt iri een- traditionele gemeenschap, Tussen kinderen die gedragen willen w o r d e n . . . . Wat is triester? Een van ouderdom wankele, star glimlachende grijze yoorvader, Of een jong stervende zwerver Een leven van leed staat nu eenmaal al in de sterren. 6. O, mijn kind, word ambachtsman, En lees in je vrije uren geen Verzen van zwervers Het geluk Ligt slechts in een eenvoudig leven Tussen het werk in de ochtend En het gebed in de avond Ligt het eenvoudige leven Te midden van mensen die de trouw kennen.
54
IETS OVER DE JONGSTE INDONESISCHE LETTERKUNDE.
7. Waarom is het zover gekomen Dat reine en gave liefde, Eenmaal van het bedrog gescheiden, Er nu onafscheidelijk een mee zijn? 8. van ontrouw en trouw, van de vloek van de hartstocht en de genade van God, van leven en opstanding, die een onscheidbare eenheid vormen 9. Ik zwierf door de wereld en langs wimpers van geliefden. tO. Zullen wij liefhebben in alvergetelheid ? — Is niet de lucht vol van leegte die waarde begeert te krijgen? — Zullen wij zulk een (liefdes)gesprek bovenal stellen? — Is niet de aarde vol geluid dat inhoud begeert te krijgen? — 11. De vonkeling van het meer in de morgenstond Een kerkklok op een Italiaanse heuvel Als je seizoen straks gekomen is Haal mij dan af aan de baai van Napels. 12. Wij hebben gehoopt met de gretigheid van jonge loten in de regentijd, en wanneer wij teleurgesteld zijn als kinderen, is het niet omdat we weer beldgen zijn, maar alleen om de onveiligheid van de woorden, formuleerders, die begeren zich te verbinden in de omwikkeling van de begrippen.