ASPECS
A S P E C S N I E U W S VA N A H R E N D J A A R G A N G 3 N U M M E R 4
Digital natives Hoe word je een aantrekke lijke werkgever voor de ko mende generaties van ‘digital natives’? Wat is de impact van de virtuele op de fysieke wereld? Hoe ziet het kantoor van de toekomst eruit? Drie visies.
Herwaardering Biennale 08 Business as historische usual? gebouwen in Haarlem.
Zakelijk, functio functio neel, simpel en niet te duur
De charmes van het industrie terrein
Met haar nieuwe kantoor toont de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers zich een ware vertegenwoordiger van de achterban.
De werkplek van ontwerper Jurgen Bey.
De voordelen van het
actueel
Nieuwe Werken voor bedrijf èn werknemer zijn helder. Toch zijn er nog maar weinig bedrijven die met overtuiging de verandering zoeken. Casper Droog, verandermanager bij adviesbureau Berenschot, maakt duidelijk dat de kennisindustrie toch overstag moet. Door Dirk van Ginkel
Nieuwe competenties voor managers
‘Managers moeten ervoor zorgen dat de zelfstandig opererende kenniswerkers betrokken blijven bij de organisatie en hun collega’s’ De benefits van het Nieuwe Werken voor bedrijven zijn: besparingen van 20-30% op vierkante meters en 20% stijging van de arbeidsproductiviteit. De benefits voor de werknemers: meer arbeidsvreugde, meer vrijheid en meer tijd om werk en privé met elkaar in balans te brengen. Het Nieuwe Werken past bovendien heel goed in grote maatschappelijke bewegingen die gaande zijn. De maakindustrie maakt plaats voor een kennisindustrie: daarbij is het niet meer nodig dat alle werknemers op hetzelfde moment op dezelfde plaats zijn. En de hiërarchische organisatiestructuren uit het industriële tijdperk verdwijnen ten faveure van netwerkorganisaties. Toch
wordt het Nieuwe Werken nog niet echt gestimuleerd. De veelgehoorde verklaring luidt dat werkgevers bang zijn de greep op hun mensen te verliezen. Casper Droog (Berenschot) ziet het iets genuanceerder, al twijfelt hij niet aan de noodzaak tot verandering. ‘Maximalisering van het potentieel van de medewerkers wordt noodzakelijk voor het innoverend vermogen, een “key factor” in de zich internationaliserende kenniseconomie. Bij dat appel op je medewerkers hoort dat je ze maximale flexibiliteit biedt. Om dat te bereiken kun je op een aantal aspecten veranderingen doorvoeren in de organisatie.’ Droog wijst op technische veranderingen (een
ict-systeem dat mensen in staat stelt te werken waar en wanneer ze dat willen), fysieke veranderingen (kleinere kantoren die meer op functionaliteit zijn ingericht) en een aanpassing van werkprocessen. Introductie nieuwe waarden Of bedrijven garen spinnen bij de veranderingen die ze in werking zetten, is afhankelijk van de cultuur van de betreffende organisatie. ‘Om te komen tot kapitalisatie van die veranderingen zijn nieuwe waarden nodig’, aldus Droog. ‘Vertrouwen in je medewerkers bijvoorbeeld. Het Nieuwe Werken behelst een overgang van controleren naar vertrouwen.
De medewerker is zelf verantwoordelijk voor zijn output, maar het is aan de manager om te signaleren of die output op koers ligt met de doelstellingen van de organisatie. Maar veel managers kunnen geen afstand doen van hun neiging tot veel striktere controle. Een andere waarde is “verbinding”. Kenniswerkers zullen steeds meer in tijdelijke samenwerkingsverbanden opereren, voor overleg zoeken ze elkaar op en dan gaan ze weer huns weegs. Managers zullen zich een nieuwe competentie eigen moeten maken. Ze moeten ervoor zorgen dat al die zelfstandig opererende mensen commitment blijven voelen met de organisatie en hun collega’s. Het is aan de managers om iedereen een gevoel van zingeving bij te brengen: begrip van de meerwaarde van wat je met elkaar aan het doen bent. Dit soort cultuuraspecten maken of breken – in samenhang met de eerder genoemde organisatieveranderingen – de overgang naar het Nieuwe Werken.’ Besef van noodzaak Het besef dat het bedrijf beter moet presteren om te kunnen overleven, prikkelt de belangstelling voor innovatie. ‘Het besef van noodzaak is een belangrijke aanjager voor gedragsverandering’, zegt Droog. ‘En successen verankeren het vertrouwen in die verandering. Maar het gaat om het geloof dat voorafgaat aan die successen. En daar ligt een taak voor het topmanagement. Dat moet komen met een overkoepelende en inspirerende visie, voor draagvlak, voor overtuiging. Het is bovendien de kunst om veranderprocessen zodanig te orkestreren dat je de kracht van de formele machtsverhoudingen combineert met die van de informele machtsverhoudingen. Zonder de medewerking van de informelen lukt het vaak niet om veranderingen door te voeren. Er komt heel wat kijken bij cultuur- en organisatieveranderingen. Maar ik geloof dat de bereidheid tot vernieuwing breder is dan je vaak hoort.’ Zie ook: verslag van Worktech08 p. 6 en 7
A S P E C S N I E U W S VA N A H R E N D J A A R G A N G 3 N U M M E R 4
design 1
Verrassend werk van jonge designers Business as usual in Kortrijk. Veel was behoudend en zeer prijzig. Voor de verrassing moest je niet bij de grote merken zijn, aldus designkenner Peter van Kester. Het werk van jonge ontwerpers sprak hem veel meer aan. Door Peter van Kester
2
3
4
5
6
A S P E C S N I E U W S VA N A H R E N D J A A R G A N G 3 N U M M E R 4 7
8
9
1. Spacewalker, ontwerp Constantin Wortmann voor Dark: deze lamp is lever baar in een hang en vloerversie en lijkt weggelopen uit een Japanse manga strip. 2. I’am Hungry!, ontwerpgroep Merry: deze jonge, Spaanse ontwerpers vroegen met hun aangevreten, kerami sche borden op een bijzondere manier aandacht voor de werkelijke problemen van onze planeet. 3. Vider, ontwerp Mark Jan Meerdink voor Winoldi: een collectie flexibele, oprolbare kamerschermen, gemaakt van aluminium en syntetisch rubber of silicone. 4. Izar, ontwerp Gerd Couckhuyt voor Modular: futuristisch verlichtingssysteem, waarvan de units apart of in serie kunnen worden toegepast. Schakeling levert 10
In 1968 vond in Kortrijk de eerste woonbiënnale plaats. Het waren roerige tijden en plotseling opende een levendige beurs die aansloot op de veranderende maatschappij. Niet enkel gericht op commercie, maar juist ook ruimte biedend aan experiment en cultuur. Exposanten werden bovendien streng geselecteerd, wat de omvang beperkte en de kwaliteit verhoogde. Opnieuw zijn de tijden turbulent en instabiel, maar in Kortrijk viel daar weinig van te merken. Business as usual. De stands van de grote firma’s toonden bijna zonder uitzondering behoudende interieurs vol comfortabele, luie zithoeken. Eerder passend bij de superbonussen van bankiers- en bestuurscommissarissen dan bij het inkomen van de doorsnee consument. De landerigheid werd fraai geïllustreerd toen aan het einde van de eerste dag uit het niets een luidruchtige fanfare opdoemde, met in haar kielzog een stroom verweesde bezoekers. Alsof een surrealistische processie van de Belgische schilder James Ensor plotseling tot leven kwam. Gebrek aan avontuur Kortrijk opent altijd zes maanden na Milaan. Firma’s hebben nauwelijks tijd voor innovatie en dat verklaart misschien het gebrek aan avontuur. Bij enkele Belgische fabrikanten – de Biennale is altijd een mooie gelegenheid om hen de temperatuur te nemen – gonsde het wel. Modular bouwde onder meer een supermarkt, een boutique en een café na, zo levensecht dat je even vergat dat je op een woonbeurs liep. De nieuwe Modular armaturen hingen er bijna terloops. Fabrikant Dark bood lampen aan die even grillig als wisselend van stijl en kwaliteit waren. Een sign of the time is de Spacewalker van Constantin Wortmann, zo weggelopen uit een Japanse man-
ga strip. Extremis presenteerde de Kosmos, een ronde ‘zitkuil’ voor buiten, inclusief lamp, een handige uitschuifparasol en een bewegelijke tafel in het midden. Teruggeschoven naar zithoogte ontstaat er een gesloten vlak om languit te loungen. Bulo besloot dit jaar eens geen ster-ontwerper in te huren, maar in te spelen op de marktvraag. Het resultaat was ernaar: praktisch en duurzaam, maar esthetisch weinig opwindend. Aantrekkelijk waren de handgeknoopte en getufte tapijten bij JoV, technisch verfijnd en sensueel. De mooiste producten zag ik bij Serafino Zani, de Italiaanse fabrikant van kookgerei. Prachtige schalen, bestekken en pannen van Ettore Sottsass en Konstantin Grcic. Uitgebalanceerd van vorm, concept en uitvoering. Groot nieuws bij Gispen dat de collectie van Richard Hutten opkocht. Zo’n veertig ontwerpen, waaronder een aantal klassiekers vormen de spil van de nieuwe collectie nGispeN. Hutten gaat optreden als artdirector en coacht de nieuwe koers die Gispen sinds enkele jaren vaart. Generatiegenoot Jurgen Bey werkt al enkele jaren voor projectinrichter SV. Zijn nieuwe, contactstimulerende zit- en vergaderelementen zijn interessant qua concept maar weinig overtuigend vormgegeven. Ahrend presenteerde zich met de ‘Philink’, een tafel met de verhoudingen van de ‘gulden snede’, ontworpen door de Belgische architecten Jeroen Theuns en Caroline Voet, die ook de algehele aankleding van de biennale verzorgden. De Philink wil mensen door zijn vorm motiveren tot samenwerking, architecten reageerden er positief op. Young Designers Competitie Omstreeks 1968 leverden jonge ontwerpers
fikse kritiek op de industrie die vervuilend werkte en nauwelijks oog had voor de werkelijke behoeften van de consument. Het uitbundige, zorgeloze oeuvre van het Spaanse wonderkind Jaime Hayon, eregast van deze 21e biennale, lijkt de kant van de fabrikanten te kiezen. De overdaad van zijn overzichtsexpositie riep onbehagen en vervreemding op. Het keramische bord ‘I’m hungry’ van zijn jonge landgenoten van studio Merry heeft aangevreten, vergulde randen alsof uitgehongerden er hun tanden in hadden gezet. Groter contrast met Hayon was nauwelijks mogelijk. Dit protest tegen de nog altijd niet uitgebannen honger in de wereld was onderdeel van de ‘Young Designers Competitie’ die Kortrijk traditiegetrouw organiseert. Het vormde een uitzondering want ook hier stond veel design, terwijl er weinig urgentie voelbaar was. Hoewel de Nederlanders en Belgen soms sterk uit de bus kwamen. Mark Jan Meerdink toonde een serie aantrekkelijke en oprolbare kamerschermen. Ishele Levy won een prijs met haar keramische vloertegels, waarvan zij de voegen uitbuitte om er decoratieve patronen mee te ontwerpen. De ‘Plakbanterie’ van de Belg Johan Bruninx – met bruine tape beplakte meubels – zijn een aanstekelijke vorm van hergebruik. De met veel liefde en kunde aangebrachte patronen zijn een lust voor het oog. Een heel ander verhaal dan de meubels die sterontwerper Maarten Baas recyclet door ze domweg in brand te steken. Het kleurige wandmeubel ‘Valises’, een fraai uitgevoerde en geestige stapeling van reis- en hutkoffers van de net in Eindhoven afgestudeerde Maarten de Ceulaer, stond als noviteit in de stand van de firma Casamilla. Niet gering voor een afstudeerder!
verrassend decoratieve composities op. 5. Accento, ontwerp Konstantin Grcic voor Serafino Zani: dit even sierlijke als functionele bestek was een van de verrassingen van de Kortrijk Interieur 2008. Grcic ontwierp voor Zani ook schalen en pannen. 6. Tapijt uit de collectie van JoV: technische verbeteringen en natuurlijke materialen zoals wol, zijde, linnen en mohair resulteren in comfortabele en sensuele vloerbedekking en karpetten. 7. Valises, ontwerp Maarten De Ceulaer voor Casamila: de leren koffers zijn aan de achterzijde verbonden. De gebruiker bepaalt en varieert zelf de compositie van dit bergmeubel. 8. Kosmos, ontwerp Dirk Wynants voor Extremis: wanneer de beweegbare tafel omlaag wordt geschoven, verandert de tuinbank in een zitkuil. De uitschuifbare parasol beschermt tegen regen en zon. 9. Sottsass, ontwerp Richard Hutten voor Gispen: Gispen kocht de rechten van Richard Hutten die nu optreedt als artdirector van de speciale ‘nGispeN’ collectie. De fauteuil eert de vorig jaar overleden Ettore Sottsass. 10. Unite 1406 en 2604, tegelontwerpen van Ishele Levy: door slim te spelen met de voegen krijgen eenvoudige vloerte gels een verrassend decoratief karakter. Levy was een van de winnaars van de door de bieënnale uitgeschreven Design Competition.
A S P E C S N I E U W S VA N A H R E N D J A A R G A N G 3 N U M M E R 4
case
Ruig, rafelig en aantrekkelijk De Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers BNO heeft zich, in de slipstream van de creatieve industrie, gevestigd aan het IJ. Inrichting en meubilair zijn al even Amsterdams. Door Dirk van Ginkel
‘Het wordt hier rond het IJ een uiterst aantrekkelijk centrum van de creatieve industrie’, zegt BNO-directeur Rob Huisman. ‘Steeds meer bureaus vestigen zich er. Hier aan de Danzigerkade wordt het steeds drukker en aan de overkant ook, daar heb je onder meer het NDSM-terrein.’ Hij kan het zich goed voorstellen dat creatieven de binnenstad verlaten, Huisman zelf is immers ook als een blok gevallen voor het IJ-gebied dat hij ruig, rafelig en aantrekkelijk noemt. ‘We hebben het tien jaar lang goed naar onze zin gehad in het pand aan de Weesperstraat. Maar omdat we groeiden – in termen van personeel en dienstverlening – zaten we tegen onze grenzen aan. De indeling was niet handig, er waren nauwelijks parkeerfaciliteiten en we moesten buitenom naar de vergaderzaal. Facilitair was het onvoldoende. Toen ik hier eens bij ontwerpers op bezoek was, werd ik meteen verliefd op dit gebied. En mijn collega’s van het BNO-bureau ook.’ Zakelijk, functioneel en niet te duur Het oude, wat vervallen pand moest helemaal worden gestript. De twintig kleine kamertjes die het telde verdwenen allemaal en maakten plaats voor een paar grote ruimtes die flexibel ingedeeld kunnen worden. ‘Voordat we gingen verhuizen, hebben we goed nagedacht over hoe we onze werkzaamheden het beste konden structureren’, zegt Huisman. We hebben besloten dat we in één grote ruimte bij elkaar wilden zitten, met een open afscheiding tussen de vijf verschillende afdelingen.’ Voor het vlekkenplan en de inrichtingsideeën zocht Huisman contact met buurman Dedato. ‘Ik was erg gecharmeerd van de manier waarop zij zelf hun kantoor hadden ingericht: strak, zakelijk, functioneel, simpel en niet te duur. Dat wilden wij ook. Niet alleen omdat die kernbegrippen het karakter van het Nederlands ontwerp verbeelden, maar ook omdat dit gebouw over hooguit tien jaar tegen de grond gaat. Je wilt niet meer geld uitgeven dan nodig is.’ Marcel Baten van Dedato: ‘De opdrachtgever was heel helder in zijn wensen, we hebben ons daarom dienstbaar opgesteld. Het was geen ingewikkelde opdracht, maar je expertise komt toch goed van pas bij zaken waar je in eerste instantie niet aan denkt, zoals flexibiliteit van de indeling en akoestiek. Er wordt zoveel vergaderd in dat pand, er zijn zoveel trainingen en andere bijeenkomsten dat de akoestiek perfect moest zijn. Op dat
Rob Huisman: ‘Ons interieur is strak, zakelijk, functioneel, simpel en niet te duur. Geheel conform het karakter van het Nederlands ontwerp’ soort onderdelen hebben wij goed kunnen adviseren. Verder hebben we ons geconformeerd voor wat betreft belettering en kleurstelling aan de huissstijlvoorschriften van Dietwee Ontwerpers. En we hebben veel samengewerkt met vertegenwoordigers van Ahrend, die ook meedachten over de inrichting. Het is moeilijk aan te geven waar ons werk ophield en dat van Ahrend begon.’ Identiteitsplaatjes Monique Pinckaers, accountmanager bij Ahrend, vertelt dat de meubels van Ahrend
in de smaak vielen bij de BNO. ‘De zakelijkheid, functionaliteit en tijdloosheid die men in het pand weerspiegeld wilde zien, zijn precies de waarden van de designs van Ahrend. We hebben al het meubilair geleverd: tafels, stoelen, kasten en lampen. En waar men de voorkeur gaf aan meubilair van derden hebben wij dat ook verzorgd. Als finishing touch heeft onze interieurarchitecte Heleen Eijlers bedacht dat elk meubel een identiteitsplaatje moest krijgen met daarop de gegevens van het meubel zelf en van de ontwerper. Daarmee betoont de BNO zich ook tot in het kleinste detail het vertegenwoordigend orgaan van de Nederlandse ontwerpindustrie.’
A S P E C S N I E U W S VA N A H R E N D J A A R G A N G 3 N U M M E R 4
de werkplek
Jurgen Bey
‘De ideale werkplek ontstaat uit dienende architectuur’
De loods waarin Studio Makkink & Bey zit, heeft wel iets weg van de winterberging van een kermisexploitant. Een vergelijking waarin Jurgen Bey zich wel kan vinden. De plaatsen waar kermisexploitanten buiten het kermis-
seizoen leven en werken, fascineren hem, omdat ze je verrassen. ‘Je leert anders naar de dingen te kijken, onbevangener. Mensen hebben overal een voorgevormd idee over, zoals over werken. Ook de publieke ruimte
wordt beheerst door regels, omdat we denken dat we alleen op die ene manier de zaken kunnen organiseren.’ Als hij in India is ziet hij dat die regels helemaal niet nodig zijn. ‘Daar functioneert de publieke ruimte prima zonder
Op een industrieterrein wil je in eerste instantie niet wonen of werken. Pas als je er zit blijkt zo’n plek veel kwaliteiten te hebben. ‘Zoals de SRV-wagen die naar binnen komt rijden om ons te bedienen: de meest luxe winkel die je kunt bedenken.’ Door Marc Vlemmings
De winterberging van een kermisexploitant
regels. Je kunt je afvragen of de weg die wij bewandelen de juiste is.’ Scenario’s De publieke ruimte fascineert Bey, vooral waar ze raakt aan de werkomgeving. Tot vorig jaar zat zijn studio, waar acht mensen werken, antikraak in een hele grote loods op een industrieterrein in de Rotterdamse Alexanderpolder. ‘Je gaat anders werken als je zo’n grote ruimte tot je beschikking hebt en je krijgt er een andere visie door. Op een industrieterrein wil je in eerste instantie niet wonen of werken. Pas als je er zit blijkt de plaats veel kwaliteiten te hebben. Op een industrieterrein is het na zes uur en in de weekends rustig. Je hoeft je ruimte niet af te schermen, want er is niemand die haar claimt. Met dat gegeven wil ik iets doen als ontwerper. Je stelt je de vraag wat de betekenis hiervan is voor de werkvloer of het kantoor.’ Jurgen Bey stelt zich niet alleen deze vraag, hij komt ook met antwoorden. Soms in de vorm van conceptueel idee, soms in de vorm van een product dat op de markt wordt gebracht. Met SV Interieurgroep heeft hij het label Prooff opgericht, wat staat voor ‘Product Development for the Progressive Office’. Prooff brengt de producten van Bey op de markt, waaronder de Oorstoel, die hij voor het hoofdkantoor van Interpolis heeft ontworpen. ‘We schrijven scenario’s op basis waarvan Prooff producten kan ontwikkelen.’ Ideale werkplek Vorig jaar verhuisde Bey zijn studio. ‘We zitten tegenwoordig op een industrieterrein in de Spaanse Polder. Dat is verouderd, wat leidt tot leegstand en verwaarlozing, want de meeste bedrijven willen op het nieuwste industrieterrein zitten. In de tijd dat in de Spaanse Polder gebouwd werd, werd er nagedacht over hoe de ideale werkplek eruit zou moeten zien. De architectuur was dienend. Achter de architectuur van de Van Nelle fabriek bijvoorbeeld zitten ook sociale aspecten. Ik denk dat iets dergelijks zal terugkomen. Industrieterreinen zouden zulke betere plekken kunnen zijn, waar je graag wilt vertoeven. Ze verdienen ook een betere behandeling, want mensen verblijven er veertig uur per week.’ De volgende stap van Bey zou een stap in de politiek kunnen zijn om de veranderingen die hij voor ogen heeft, te realiseren. ‘We proberen een beetje politiek te bedrijven. Onze scenario’s bestaan vaak uit tekeningen die laten zien hoe wij denken dat de stad of de werkplek zou kunnen veranderen. Die veranderingen hebben consequenties voor de architectuur en de producten.’
A S P E C S N I E U W S VA N A H R E N D J A A R G A N G 3 N U M M E R 4
visie
Erik Veldhoen is oprichter van Veldhoen + Co. De missie van zijn bedrijf is het creëren van betere, meer plezierige en effectievere manieren van werken. Hij publiceerde verschillende boeken, waaronder ‘The Art of Working’.
Een nieuwe werkcultuur Hoe word je een aantrekkelijke werkgever voor de komende generaties van ‘digital natives’? Wat is de impact van de virtuele op de fysieke wereld? Hoe ziet het kantoor van de toekomst eruit? Op het symposium Worktech08 werd naar een antwoord op deze vragen gezocht. Door Dirk van Ginkel
Andy Boyd is werkzaam bij Shell en houdt zich bezig met kennismanagement. Hij was tot voor kort Visiting Professor of Knowledge Management aan de London School of Economics.
Veldhoen: ‘De fysieke werkomgeving bestaat straks uit het thuiskantoor, het kantoor zelf, de regionale kantoren en kantoorruimte bij de klanten’ De essentie van het Nieuwe Werken is dat de productie van en toegang tot informatie onafhankelijk is van tijd en plaats. Je moet de beschikking hebben over de juiste technologie en 24 uur per dag “connected” zijn. Een bedrijf kan er kosten mee besparen op vierkante meters, de arbeidsproductiviteit stijgt aanzienlijk en de arbeidsvreugde van de werknemers neem toe. Hoe kan zo’n nieuwe werkcultuur worden gerealiseerd?
De visionair
Philip Ross heeft diverse boeken gepubliceerd over de invloed van technologie op werk en werkomgevingen: ‘The Creative Office’, ‘The 21st Century Office’ en ‘Space to Work’.
‘Honderd jaar geleden werkte zo’n 15% van de beroepsbevolking op kantoor. Inmiddels is dat 75-80%. Mensen moeten elke dag tijden energievretende reizen maken om er te komen, met alle gevolgen van dien voor het privéleven. De structuur van ons leven is erdoor ontwricht geraakt. We leven nu in een nieuw tijdperk. De informatie-revolutie stelt ons in staat de kloof tussen werk en privé weer te dichten. Maar daartoe moeten we wel een nieuwe werkcultuur ontwikkelen. De betekenis van werk moet anders gedefinieerd worden en we moeten anders over onze bedrijven gaan nadenken, nieuwe visies ontwikkelen. Wie wil je zijn in de nieuwe digitale wereld, wat wil je bijdragen, hoe wil je je klanten benaderen?
En dat moet je gaan vertalen in je werkomgeving, je manier van werken en in de omgang met je medewerkers. Voor de medewerkers – en daarmee voor het bedrijf – is er veel te winnen bij een nieuwe werkcultuur. Naarmate zij meer worden aangesproken op hun ondernemerszin en eigen verantwoordelijkheid, zal hun arbeidsvreugde en productiviteit toenemen. Omdat iedereen straks 24 uur per dag “connected” is, zijn we voor wat betreft werk niet meer tijd- en plaatsgebonden. Je hoeft dus niet meer zo vaak naar kantoor, want werken kun je overal. Dank zij flexwerk, zo wijzen cijfers uit, kan de productiviteit met 20% stijgen en kun je als bedrijf 30% besparen op vierkante meters. Deze nieuwe ontwikkelingen zijn niet tegen te houden. We moeten alleen de organisatie erop aanpassen. In de nieuwe situatie is het ondenkbaar dat we op kantoor allemaal bureaus voor onszelf hebben. Onderzoek heeft uitgewezen dat we maar voor eenderde van onze werktijd een bureau gebruiken. Wat hebben we nodig voor de rest van de tijd? We maken onze bedrijven klaar voor de toekomst als we “activity-based” gaan denken en die activiteiten moeten we ondersteunen, binnen kantoor, buiten kantoor en thuis. Zorg voor verschillende soorten werkplekken en creëer verschillende ambiances waarin mensen alleen of gezamenlijk hun werk kunnen doen.
Kijk niet naar de activiteiten die je nu hebt, focus je op de activiteiten in de nabije toekomst. Welke zouden dat kunnen zijn? Kijk naar de trends: computers nemen operationele taken over; creatie en ontwikkeling zullen in belang toenemen; alle werkzaamheden zullen gedigitaliseerd worden; werk wordt tijd- en plaatsonafhankelijk; flexibele werkkrachten – zzp’ers – zullen steeds vaker ingeschakeld worden; globalisering neemt toe; er komt meer samenwerking binnen de waardeketen. En dan komt er straks ook nog een geheel nieuwe mensensoort op de werkvloer, de Einstein-generatie, voor wie we een nieuwe werkomgeving moeten creëren. Door de digitale informatie op alle mogelijke manieren te mobiliseren creëren we een virtuele omgeving die een enorme impact zal hebben op de fysieke omgeving. Van individuele werkplekken gaan we naar werkplekken waar je samen kunt werken, de productieplatforms veranderen in ontmoetingsplaatsen, de saaie cellenkantoren worden omgetoverd tot transparante en inspirerende kantooromgevingen. De fysieke werkomgeving bestaat in de nabije toekomst uit het thuiskantoor, het kantoor zelf, de regionale kantoren en kantoorruimte bij de klanten. We hebben nieuwe inspirerende gebouwen nodig, inspirerend als het Museum of Modern Art, met invisible technology, gericht op ont-
A S P E C S N I E U W S VA N A H R E N D J A A R G A N G 3 N U M M E R 4
“gatekeepers” en “hubs”. We moedigen die mensen aan om hun specifieke netwerkvaardigheid verder te ontwikkelen. We zijn ook bezig met een ShellTube, een Shell FaceBook en een soort Shell Second Life. It’s a great new world out there. Don’t resist change.’
De denker
Boyd: ‘Het kan niet zo zijn dat we kinderen op school wegwijs maken in de digitale wereld en dat ze in het bedrijfsleven niet uit de voeten kunnen met die vaardigheden’ moeten en samenwerken, met bijpassend meubilair. En we hebben nieuwe vaardigheden nodig. Vaardigheden om digitaal te werken, om tijd- en plaatsonafhankelijk te functioneren, om zelf onze tijd goed in te delen. De managers zullen moeten leren hun werknemers te vertrouwen. Trust instead of control. Het gaat om de geintegreerde benadering: als je alles digitaal wilt organiseren - en dat moeten we - neem dan afscheid van de papieren wereld. Maak alles digitaal en daarmee vitaal en effectief.’
De kennismanager ‘Binnen een periode van vijf jaar zal zo’n 65% van de mensen die bij Shell werken minder dan drie jaar ervaring hebben binnen het bedrijf. Scary! Dat is het gevolg van het feit dat we in het verleden veel mensen de tent uit geautomatiseerd hebben. Ik ben 43, na mij is er een groot gat met niks, eenvoudigweg omdat we niemand hebben aangenomen. De mensen die straks de Shell-populatie zul-
len vormen, zijn mensen van een nieuwe en volkomen andere generatie: de “digital natives”. Het is van groot belang die mensen te leren kennen, te weten hoe ze willen werken en wat ze nodig hebben, want er zijn er niet zo heel veel van. Als je ze eenmaal binnen hebt, wil je ze ook aan je kunnen binden. Het kan niet zo zijn dat we ze op school wegwijs maken in de digitale wereld en dat ze in het bedrijfsleven niet uit de voeten kunnen met die vaardigheden, omdat wij van de oude garde niet wilden veranderen. De digital natives wonen en werken in een hele nieuwe wereld die zich kenmerkt door een veelheid aan netwerken en enorm snelle veranderingen. En ze weten er nog het overzicht te houden ook! Het is een echte wereld, want voor de digital natives bestaat er geen verschil tussen de online en de offline wereld. Om voor hen een aantrekkelijke werkgever te zijn, zullen we moeten veranderen. Binnen Shell werken we al jaren met een Standard Document Management System, daarin ga je zoeken als je iets wilt weten. De nieuwe ge-
neratie doet dat niet. Die gaat het gewoon aan jan en alleman vragen. Inmiddels is onze ervaring dat je 70% van de meest waardevolle antwoorden krijgt van mensen van wie je niet wist dat ze over die kennis beschikten. We proberen die wetenschap te implementeren. We werken met weblogs waarin mensen vertellen wat ze willen gaan ondernemen of onderzoeken. Het blijkt dat er dan heel veel mensen klaar staan om je te helpen. Het inspireert mensen om mede richting te geven aan zaken die andere mensen willen ondernemen en het gaat vaak om zeer goede adviezen. We hebben ook een eigen Wikipedia gebouwd. We hebben de mensen het systeem gegeven en ze zijn het gewoon gaan gebruiken Jonge mensen bouwen de basispagina’s, ervaren mensen brengen de detailleringen aan. Die combinatie werkt geweldig. En we hebben in kaart gebracht aan wie onze werknemers info vragen over innovaties, kennis, klanten enz. Zo hebben we interne netwerken in kaart gebracht en analoog aan niet-menselijke netwerken onderscheiden we nu ook
Ross: ‘De werkplek van de toekomst is niet het door managers gewenste overzichtelijke Mondriaan-schilderij, maar een Kandinsky: geen ordening maar spontaniteit’
‘In het verleden hebben we allemaal veel tijd en moeite geïnvesteerd om te leren hoe we supervisie konden verkrijgen over mensen op de werkplek. Dat heeft ermee te maken dat managers ervan houden mensen daadwerkelijk aan het werk te zien. Er zijn eindeloos veel uitvluchten, bedacht door diezelfde managers, om verandering tegen te gaan. Maar we hebben een andere visie op werken en werkomgevingen nodig om aansluiting te vinden bij de digital natives die we straks als werknemer willen. We zullen over werk niet meer moeten denken in termen van bestemming of plaats, maar we moeten het definiëren als een proces dat zich kan voltrekken op veel verschillende locaties. Zelfs op de fiets zullen we straks “connected” zijn en aan meetings deel kunnen nemen. Dat maakt allemaal deel uit van “Workplace 2.0”: de nieuwe visie van een “networked society”, waarin je op heel veel verschillende manieren, tijdstippen en plekken kunt werken en samenwerken. In die networked society is het van belang informatiestromen in kaart te brengen. Er zijn experimenten gaande waarbij email flow charts worden gecreëerd waarbij, op basis van subject lines en attachments, wordt bijgehouden wie emails stuurt aan wie en waarover. Zo kom je erachter welke mensen over welke onderwerpen intensief van gedachten wisselen en die betrokkenheid kun je benutten door ze te laten samenwerken. Mensen die zich met dezelfde onderwerpen bezighouden maar dat niet van elkaar weten omdat ze in verschillende vestigingen of andere landen actief zijn, kun je met elkaar in contact brengen als ze wel eens in hetzelfde gebouw verkeren. Dat noemen we “engineering chance encounters”. Dat ze op zeker moment bij elkaar in de buurt zijn weten we doordat de mensen bijvoorbeeld sensors bij zich dragen die duidelijk maken wie zich waar bevindt. Technologie is dus van groot belang in het concept Workplace 2.0. Denk ook aan een multimedia-omgeving waarin mensen die zich elders ophouden “pictured-on-the-wall” deelnemen aan vergaderingen. Die meetings zullen worden opgenomen, met voor elke deelnemer een aparte audio stream, en die opnames worden opgeslagen in de kennisbank van het bedrijf. Als mensen eenmaal hebben ervaren hoe goed ze kunnen werken en communiceren met hun portable devices zonder collega’s in de buurt zullen ze niet meer terugverlangen naar hun bureaus. En de komende generaties hebben dat verlangen al helemaal niet. De managers moeten er klaar voor zijn. De werkplek van de toekomst ziet er niet uit als het door hen gewenste overzichtelijke beeld van een Mondriaan-schilderij, het zal eerder een Kandinsky zijn. Zonder duidelijke ordening, zonder controle, maar ad hoc, spontaan, peer-to-peer enzovoort. So go get your workplaces ready for the future.’
A S P E C S N I E U W S VA N A H R E N D J A A R G A N G 3 N U M M E R 4
Nieuws
Bureaucratica
Prijs jaarverslag Ahrend
Het commercieel verslag over boekjaar 2007 van Koninklijke Ahrend NV is door de Grafische Cultuurstichting uitgeroepen tot één van de vijf bestverzorgde jaarverslagen in Nederland. Irma Boom Office tekende voor het ontwerp, Hans Morren en Yves Paternoster verzorgden de fotografie. Naast jaarcijfers en directieverslag, geschreven door Patrick de Leede (Catch of the Day), bevat het jaarverslag een thematisch gedeelte waarin het ontwikkelings- en productieproces van Ahrend wordt beschreven aan de hand van het Ahrend 800-tafelprogramma, dat eerder de prestigieuze Red dot: best of the best award kreeg. Dit thematisch gedeelte werd verzorgd door Aspecs-redacteur Dirk van Ginkel. Uit het juryrapport: ‘Cijfers presenteren en
vertellen wat je doet. Dat is ongeveer wat een jaarverslag moet doen. Het verslag van Ahrend doet dat onder andere met een tweezijdig papier (eenzijdig hoogglanzend gestreken) en zogenoemde luikvouwen, zodat je de producten achter de cijfers ziet en de verhalen achter de producten. Mooi gedaan, met liefde voor het werk en aandacht voor de eigen identiteit.’ De andere winnaars zijn het Aids Fonds, BOOM (Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie), Insinger de Beaufort en het VSBfonds. Na expositie in binnen- en buitenland worden de bekroonde jaarverslagen opgenomen in de collectie Zeldzame en Kostbare Werken van de Universiteitsbibliotheek Amsterdam.
Iedereen telewerkt
column
Telewerken is een geliefd onderwerp voor statistische onderzoekjes. Met grote regelmaat wordt de Nederlandse kantoorbevolking bevraagd over haar telewerkgedrag. De uitkomsten van deze onderzoeken kunnen nogal variëren. Sommige studies schetsen een buitengewoon positief beeld. Een survey van Ernst & Young stelt dat momenteel 51% van de Nederlandse kenniswerkers geregeld thuiswerkt. Het onderzoek roept een beeld op van vrije, blije medewerkers die verlost zijn van de knellende ketenen van het kantoorbestaan. Er zijn ook onderzoeken die menen aan te tonen dat telewerken nog steeds een marginaal verschijnsel is. Volgens Heliview is slechts 4% van de Nederlandse werkenden te typeren als telewerker. Dit onderzoek suggereert dat de meesten van ons nog steeds eenvoudige, geknechte kantoorslaven zijn,
Vijf jaar trokken fotograaf Jan Banning en publicist Will Tinnemans over de wereld om ambtenaren op de foto te zetten en met hen te spreken. Het resultaat van hun onderneming is te zien in de tentoonstelling Bureaucratica in de Kunsthal en voor de eeuwigheid neer neergelegd in de boeken ‘Alledaagse macht’ en ‘Bureaucratics’. Overal in de wereld zitten ambtenaren aan een bureau. Dat kan een mooi, glimmend bureau zijn, maar vaker is het een gammele houten tafel. De stapels papier maken duide duidelijk dat de idee van het paperless office nog niet overal ingang heeft gevonden. Soms is er op het meubilair met sjabloonletters iets geschreven in een vreemde taal, wat misschien ‘Staatseigendom’ betekent. Een enkele ambtenaar in China, Jemen, Frank Frankrijk, de Verenigde Staten, Bolivia, India, Rusland en Liberia draagt een uniform. In Jemen zijn de vrouwen helemaal gehuld in een burka. Opvallend zijn de verschillen in kantoorcultuur tussen China en India. Deze samenlevingen hebben ongeveer hetzelfde ontwikkelingsni ontwikkelingsniveau, maar terwijl de Chinese ambtenaar over een PC beschikt, zit zijn Indiase collega tussen
stapels papier aan een tafel die waarschijnlijk nog door een Britse ambtenaar is gebruikt. Een enkele keer kun je uit de foto opmaken wat de ambtenaar doet. Een Liberiaanse politieman zit voor een schoolbord waarop de situatie van een verkeersongeval is getekend. ‘Wednesday January 25, 2006’ staat er boven een tekening van een bocht in een weg waar waarschijnlijk twee auto’s op elkaar zijn gebotst. Persoonlijke zaken ontbreken in bijna alle kantoren, behalve in de Verenigde Staten. Daar mogen de ambtenaren hertenkoppen met gewei aan de muur ophangen.
Shane Fenton, sheriff in Ozona Crockett County
Adolph Dalaney, verkeersagent bij de Liberia National Police
die door paranoïde managers gedwongen worden hun dagen op kantoor te slijten. Dergelijke onderzoeken lijken elkaar tegen te spreken, maar dat is ongetwijfeld slechts een kwestie van definities, onderzoekspopulaties, betrouwbaarheidsintervallen en foutmarges. Intussen blijft onduidelijk hoe het nu zit met de domesticering van het ooit zo innovatieve fenomeen telewerken. Mijn geheel eigen mening (een zeer selecte, niet-representatieve steekproef van n=1) is dat telewerken een non-issue is geworden. Het ‘conventionele’ telewerken, waarbij medewerkers meerdere vaste dagen per week thuiswerken, komt simpelweg niet van de grond. Deze vorm van werken wordt al decennia lang gepropageerd door allerhande telewerkevangelisten, maar sluit niet aan op de natuur van de mens. Mensen zijn sociale wezens die de roedel niet graag verlaten, hetgeen verklaart waarom Nederland nog steeds wordt geteisterd door ellen-
Bureaucratica is tot en met 15 januari 2009 te zien in de Kunsthal te Rotterdam. ‘Alledaagse macht. Ontdekkingsreis langs ambtelijke werelden’ van Will Tinnemans, met foto’s van Jan Banning, is uitgegeven door Nieuw Amsterdam; ISBN 978 90 468 0488 9; €14,95. ’Bureaucratics’ van Jan Banning, foreword by Marin Parr, introduction by Will Tinnemans, is een uitgave van Nazraeli Press LLC,Portland,Oregon, USA, ISBN 1-59005232-7 €50,-
lange files en uitpuilende treinen. Tegelijkertijd is overduidelijk dat de moderne werkomgeving zich niet meer beperkt tot het traditionele kantoorgebouw. In korte tijd hebben we een collectieve dwangneurose weten te ontwikkelen om altijd en overal te willen bellen, chatten, internetten en mailen. Niet alleen op kantoor of thuis, maar ook in de auto, trein, vliegtuig en op alle andere mogelijke plekken. Veel van die communicatie gaat over onzinnige privéaangelegenheden, maar het gaat net zo vaak over werk. In die zin is telewerken de gewoonste zaak van de wereld. Iedereen werkt overal en nergens. Om tot deze conclusie te komen, heb je geen enkele statistiek nodig. Kijk maar om je heen. Kijk naar jezelf. En dan weet je het meteen. Dr. ir. Juriaan van Meel is senior adviseur bij ICOP. Hij is docent/onderzoeker aan de TU Delft (Real Estate & Housing) en publiceerde o.m. ‘The European Office’.
Colofon: ASPECS is een uitgave van Koninklijke Ahrend NV. Redactie: Dirk van Ginkel Redactionele medewerkers: Peter van Kester, Juriaan van Meel, Marc Vlemmings Vormgeving: About Design Fotografie: Bram Budel, Hans Morren Illustratie: Peter de Wit (Comic House) Drukwerk: Grafinoord Koninklijke Ahrend NV, Laarderhoogtweg 12, Postbus 70, 1101 EA Amsterdam. www.ahrend.com,
[email protected]