Strategische doelstelling jeugdsportbegeleider.
nr
5:
Kwaliteitsverhoging
van
de
Onder meer met de de kredieten van de impulssubsidie zorgt de sportdienst er voor dat de jeugdsportbegeleider bijzonder aandacht krijgt. De jeugdsportbegeleider moet bijgeschoold worden waarbij bijzondere aandacht gegeven wordt aan verschillende sportieve waarden: fairplay, kindvriendelijke trainingsmethodieken, doping -en drugsvrije sport, gezondheids- en opvoedkundige waarden. Ook de fysieke trainingsaspecten dienen verbeterd te worden. De clubs werken met een goed opgeleide jeugdsportcoördinator aan de hand van een duidelijk jeugdbeleidsplan dat om de paar jaar geëvalueerd wordt. (Alle onderstaande omschrijvingen en actiepunten slaan uitsluitend op jeugdsportclubs, hun jeugdtrainers en gediplomeerde jeugdsportcoördinatoren). In 2009 stellen wij vast dat het aanbod van de bijscholingen steeds groter wordt. Een aantal clubs nemen ook zelf initiatieven - er is nu pro2jeugdsportcoördinator, …. Er is niet nog echt behoefte om van uit de sportdienst nog veel extra initiatieven te gaan ondernemen. De intenties blijven voorlopig bestaan. Dit ganse dossier moet in de komende maanden geëvalueerd worden (tussentijdse evaluatie en mogelijke bijsturing).
A. Gegevensanalyse over de kwaliteit van de jeugdsportbegeleiders in de sportclub 1. Probleemstellingen mbt de kwaliteit van trainingen Het is niet goed gesteld met het aantal gediplomeerde jeugdsportbegeleiders bij onze Harelbeekse sportclubs. In ieder geval toch niet bij onze balsportclubs (voetbal, volleybal, basketbal). Het is schrijnend daar te moeten vaststellen dat de meeste jeugdtrainers niet in het bezit zijn van een sportdiploma. In verschillende andere jeugdsportclubs is die situatie heel anders, en dus veel beter. Bij badminton, judo, zeilen, surfen, kayak, boks staan de trainingen steeds onder de leiding van mensen die ofwel een volwaardig trainingsdiploma hebben, of die toch tenminste een basisdiploma hebben. Dat heeft vooral te maken met de federaties, die in deze sportsectoren inspanningen deden om hun mensen in de clubs te vormen. Opvallend is ook dat in die sporttakken de clubs meestal ook zelfs meerdere gediplomeerde trainers hebben, zodat er soms kan afgewisseld worden. Bij “koning voetbal” is de situatie behoorlijk aan de zwakke kant. Je vind bij onze vier clubs overal wel één of twee volwaardig gediplomeerden, en dan nog ééntje met een basisdiploma, maar de overgrote meerderheid van de jeugdploegen worden dus getraind door niet-gediplomeerden. Dit zijn mensen die ooit nog wel gevoetbald hebben en bereid zijn de jongeren op te leiden. Het is een klein gesloten circuit van trainers die verhuizen van ploeg naar club naar club en we hebben de indruk op basis van wat we horen, dat het niet steeds makkelijk is om nog trainers te vinden. Het feit dat onze voetbalploegen uitkomen in de langere reeksen (provinciale) zorgt er natuurlijk ook voor dat de middelen om de trainers te betalen beperkter zijn, en ook zorgt dit er voor dat er minder eisen gesteld worden wat de kwaliteit van de trainers betreft. Toch zien we hier en daar een paar lichtpuntjes, want een aantal mensen hebben de laatste jaren een trainersopleiding gevolgd. Het is echter duidelijk dat er hier nog een lange weg af te leggen is.
Bij onze volleybalclubs en de basketvereniging is de situatie soortgelijk, maar toch verhoudingsgewijs iets minder slecht te noemen. Immers hier wordt meer en meer geëist door de federaties dat de jeugdtrainers over een volwaardig diploma beschikken. Onze watersportclubs (zeilen, surfen en kano) doen het bijzonder goed. Daar zijn overal volwaardig gediplomeerden in een voldoende aantal aanwezig. Reeds vele jaren zien deze clubs en hun federaties het belang in van gediplomeerde trainers. Anderzijds heeft het wellicht ook te maken met het feit dat deze clubs regelmatig ingeschakeld worden nav allerhande watersportmanifestaties, waarbij die trainers als lesgever fungeren. De trainers verdienen af en toe nog iets met hun diploma. Er zijn schoolsportdagen, grote watersportmanifestaties (driedaagse mindervaliden), en de clubs organiseren zelf ook watersportkampen. Een ander punt waarom er bij de watersportclubs veel gediplomeerden te vinden zijn is mogelijks ook het feit dat het hier gaat om een activiteit op het water, wat toch een zeker risico met zich meebrengt. Een goede begeleider die weet waar hij het over heeft is dan ook zeker een noodzaak. Het cijfermateriaal dat gebruikt werd om tot deze conclusies te komen werd gehaald uit de formulieren die ingediend worden ifv de beleidssubsidie. Het cijfermateriaal geeft een beeld over het aantal trainers en het aantal gediplomeerde trainers. Het geeft helemaal geen beeld over eventuele bijscholingen die bepaalde trainers kunnen gevolgd hebben, over hun periode van ervaring als speler, en op welk niveau, over met welke trainers zij zelf gewerkt hebben tijdens hun sportcarrière, …. Daarom is het dan ook nodig om in het kader van dit project impulssubsidie om een ruime bevraging te doen bij alle trainers om uit te zoeken wie ze zijn, wat ze kunnen, wat hen drijft, … In overleg met hen zal moeten gezocht worden naar een haalbare manier om hen bij te scholen. Daarbij moet er aandacht gegeven worden aan de klachten die wij horen van uit de sector van de trainers. De opleidingen zouden te lang, te zwaar, op slechte tijdstippen zijn. Ze zouden teveel inspanningen vergen van de trainers. Wellicht kunnen meer op maat gemaakte opleidingen, verspreid over meerdere jaarmomenten, en jaren, en meer in de regio georganiseerd, een oplossing kunnen betekenen. De vraag is natuurlijk of de federaties en de VTS hier snel op kunnen of willen reageren. De problematiek van de goede begeleiding van jongeren heeft echter meer dan alleen maar te maken met de kwaliteit van de trainers. Het heeft ook te maken met de visie van de clubbestuurders. Hoe kijken zij aan tegen over jong talent. Willen ze de jongeren een kans geven om door te groeien naar de eerste ploeg, of opteren zij om zoals bv vele voetbalploegen gewoon te gaan shoppen (eventueel in het buitenland). Bij een aantal clubs werd in het verleden soms ook vast gesteld dat er min of meer een wig was tussen het jeugdbestuur en het hoofdbestuur van de club. Dat leidde er toe dat het hoofdbestuur zich weinig inliet met de opvolging van de werking van het jeugdbestuur. Bij die groep leidde dit tot een stuk frustratie, ongenoegen, en soms demotivatie. Daar tegen over staat dat we ook heel goede voorbeelden zien, waar de clubs hun jeugd zowat verafgoden, waar de jongeren in de kern van de belangstelling staan.
Over die jongeren is er ook heel wat te zeggen. Doorheen de jaren zijn er verschillende wetenschappelijke studies geweest die duidelijk aantonen dat de fysiek van de jeugd bergaf gaat. Jongeren krijgen teveel andere zaken voorgeschoteld zoals het internet, TV, cinema, dansmogelijkheden, …. De concurrentie van actief sporten, naar hun tijdsbesteding toe is bijzonder groot. De verleiding is dan ook sterk om het soms wat makkelijker te gaan zoeken. In de zetel of achter het computerscherm zitten is uiteraard minder lastig dan een uur te gaan sporten. De mentaliteit van onze jongeren is doorheen de jaren ook sterk veranderd op dit terrein. Je hoort wel eens zeggen “Wij hadden vroeger niks anders dan voetbal. Dit was onze uitlaatklep”. Nu heeft men zowat alles en is de gedrevenheid bij velen verdwenen. Dit in combinatie met misschien ietwat te weinig gevarieerde en intensieve trainingssessies zorgt er misschien voor dat jongeren nog sneller uit de club stappen. Soms lees je wel eens van professionele sporters dat met hun nieuwe trainer, de trainingen veel aangenamer, gevarieerder zijn. Als profsporters die begeleid worden door professionele trainers daar al over klagen, wat moet dat dan zijn voor amateursporters met amateurtrainers? Binnen dit project zal moeten na gegaan worden hoe ze kunnen proberen het tot een zekere mentaliteitswijziging te laten komen. 2. Interessante teksten en onderzoeken - De eigen sportbeleidsnota’s van de vorige jaren en die van 2007-2013. - Het kwaliteitsonderzoek naar de werking van de jeugdsportclubs (bijlage bij de sportbeleidsnota) - Een grafiek van de evolutie van het aantal jeugdtrainers op basis van de documenten ingediend ifv de beleidssubsidie (2003-2007) - Diverse uitgaven van de onderheid “Sportbeleid in Vlaanderen”, deel 1, met aandacht voor de hoofdstukken 8 – 10 – 11 – 13 – 14. “Sportbeleid in Vlaanderen”, deel 2, met bijzondere aandacht voor de hoofdstukken 10 – 13 – 14 Congresboeken “Dag van de trainer 2004 en 2006” 3. Swotanalyse Zie de bijlage achteraan dit hoofdstuk
B. Strategische doelstellingen mbt de impulssubsidie (IS) 1. Op basis van onderzoeken wordt om de paar jaar gepeild naar de kwaliteit en structuur van de jeudsportbegeleiding in de clubs. Aan de hand van de resultaten wordt de kwaliteit van de jeugdsportbegeleidersen jeugdsportcoördinatoren bijgestuurd tvv de clubs. OD1 - Organisatie van onderzoek specifiek gericht naar de kwaliteit van de jeugdsportbegeleiders en de jeugdsportcoördinatoren zowel inzake hun organisatie als begeleiding ifv de jeugdige sporter in clubverband OMSCHRIJVING DOELSTELLING:
Teneinde een goed zicht te hebben op de juiste verhoudingen, werkwijzen, systemen , kwalificaties, aantallen, die er nu zijn bij enerzijds de jeugdspeler en de jeugdtrainersbegeleiders is het wenselijk om een vrij uitgebreid onderzoek te doen hier rond. De bedoeling is ondermeer om na te gaan door wie de begeleiding van de jongeren allemaal gebeurt, wat hun kwalificaties zijn, welke opleidingen zij reeds gevolgd hebben, welke bijscholingen zij eventueel deden, hoe zij een training bekijken, wat volgens hen kan verbeterd worden, of zij over voldoende materiaal beschikken, …. Er zal ook ondermeer nagevraagd worden in hoeverre dat de uitbouw van een sporttrainingsbibliotheek op de sportdienst wenselijk is. Deze gegevens zullen mee bepalend zijn voor de verdere uitwerking van initiatieven rond bv opleidingen (OD6), maar ze kunnen ook gebruikt worden om in overleg met de clubs om bv tot aanpassingen te komen. Het is immers de bedoeling dat de jeugdsportbegeleider de kans krijgt om zelf inspraak te hebben in heel het project rond de impulssubsidie. TIMING: 2009: Voorjaar: Onderzoek bij de JSB/JSC hoe men de werking, verwerking van het onderzoek, maken van conclusies en uitschrijven van de nodige direct te nemen acties of aanbevelingen voor de clubs. Deze bevraging zal eveneens diepgaand polsen naar hoe de jeugdtrainer tegenover een officiële verloning staat, wat eventuele hinderpalen zijn, of hij of zij voldoende geïnformeerd is, en wat een jeugdtrainer er toe zou kunnen aanzetten om zich volledig officieel te laten verlonen. Het onderzoek moet naamloos zijn, maar de clubs moeten toch een aantal conclusies kunnen trekken uit wat misschien fout loopt, wat kan verbeterd worden, waar de wensen vooral liggen van de jeugdsporttrainers. 2011: Tweede onderzoek (wordt niet in rekening gebracht naar de impulssubsidie) bij de jongeren en JSB/JSB.. Zijn er ondertussen zaken veranderd? Dit moet ondermeer een basis worden om bij te sturen voor het tweede project rond de IS. 2012-2013: ORGANISATIE/MODALITEITEN: De sportdienst werkt samen met een stagiair (Unif Gent) een gedetailleerde vragenlijst uit. De sportdienst organiseert in samenwerking met mensen van Vlabus de bevraging bij de jeugdtrainers, enkele bestuursleden en een selectie van jongeren. De bevraging zal gebeuren aan de hand van het reeds vroeger gebruikte systeem van IKsport (een deeltje hiervan), maar met heel wat aanvullingen specifiek gericht naar de jeugdsportbegeleiders toe (zie ook hoger). Het is de bedoeling dat er ook interviews plaats grijpen met de jeugdtrainers zodat een duidelijk beeld bekomen wordt mbt de problemen van de jeugdsportbegeleiders. Er moet daarbij vooral gepolst worden naar hun wensen, bemerkingen, verzuchtingen. De formulieren zullen digitaal verwerkt worden door de mensen van Vlabus. De conclusies zullen zowel door de sportdienst als door de Vlabusmedewerkers gemaakt worden, en deze zullen besproken worden met de clubs en jeugdcoördinators. In 2011 zal een tweede bevraging gebeuren die vooral zal gebeuren via een invullijst op het internet. Er zal niet meer ter plaatse gegaan worden bij de jeugdtrainers. De resultaten zullen digitaal verwerkt worden, en geëvalueerd worden door de sportdienst. Daarna zal er overleg zijn met de jeugdcoördinatoren zodat bijsturingen in de clubs waar nodig mogelijk worden. BEGROTING: 2009: 1u onderzoek per jeugdtrainer, 2u onderzoek per jeugdcoördinator, verwerking en analyse een kwartier per persoon: raming 4.000 euro. 2011: De kosten voor de tweede meer oppervlakkige bevraging worden opgenomen niet onder de rubriek van de impulssubsidie, maar onder de gewone administratieve werking van de sportdienst, gezien maar één bevraging terug betaald wordt. 2012-2013:
KWALITEITSZORG/EISEN: De bevraging moet resultaten en conclusies opleveren voor 100% van het aantal van onze jeugdsportclubs. Daarbij rekenen wij op een valabele respons van minstens 70% van de jeugdtrainers van al onze jeugdsportclubs. INDICATOR Het voltooien van het onderzoek en het onderzoeksdocument zelf, zowel in 2009 als in 2011. 2. Alle jeugdsportclubs hebben tegen 2013 een sportgekwalificeerde jeugdsportcoördinator. Die coördinator is gemotiveerd en opgeleid om het jeugdsportbeleid binnen de clubs te sturen. De coördinatoren werken samen in een eigen overlegplaftorm en hebben tools en de kennis opgedaan om hun opdracht waar te maken. OD2 Aanduiding en subsidiëring van gediplomeerde jeugdcoördinatoren (JSC) OMSCHRIJVING DOELSTELLING: . De JSC moet een sportkwalificatie hebben en zich bezig houden met de coördinatie van het sporttechnische, het beleidsmatige en het organisatorische binnen de club. Via de beleidssubsidie (laag) en via de impulssubsidie (hoger bedrag) wordt een toelage gegeven voor de gediplomeerde jeugdsportcoördinator. Clubs die beschikken over een jeugdcoördinator die mogelijks nog niet over een sportdiploma beschikt zullen gevraagd worden om te zoeken naar een tweede coördinator die wel een diploma heeft, of de JSC zal gevraagd worden om zich zo snel mogelijk bij te scholen. TIMING: 2009: Tegen juni 2009 heeft elke sportclub een gediplomeerd JSC, of werd het engagement aangegaan, waar de JSC niet over een diploma beschikt, dit te behalen in de komende twee jaar. Ondertussen wordt de JSC bijgestaan door een sportgediplomeerde “assistent-JSC” dit om de kans te geven aan de JSC om zich bij te scholen, maar ondertussen in dienst te blijven van de club. 2010: Controleren of de JSC nog steeds in dienst is bij de club en zijn functie ook kan invullen zoals dit nodig geacht wordt. 2011: Controleren of de JSC nog steeds in dienst is bij de club en zijn functie ook kan invullen zoals dit nodig geacht wordt. 2012-2013: ORGANISATIE/MODALITEITEN: De SD-SR bespreekt nav het gesprek rond OD1 de hoger vermelde intenties met de clubs. Er wordt daarbij gezocht naar wat haalbaar is, en wat de gevolgen zijn, hoe kan bijgestuurd worden, wie men eventueel moet aantrekken. BEGROTING: 2009-2010-2011: De aanwezigheid van een JSC met diploma zorg voor extra punten binnen de beleidssubsidie, dit voor een gering bedrag. Daarnaast is er wel een hogere tegemoetkoming via de impulssubsidie. De bedragen bij beide subsidies zijn een zeker percentage van de subsidies (zie de overeenkomstige reglementen). Er worden geen punten toegekend voor jeugdsportcoördinatoren die niet sporttechnisch geschoold zijn. 2012-2013: KWALITEITSZORG/EISEN: Het aantal en uiteraard de kwalificatie van de JSC is bepalend voor het bekomen van een subsidie zowel naar de beleidssubsidie als naar de impulssubsidie toe.
INDICATOR Het aantal JSC en gediplomeerde JCC’s. De cijfers van 2008 (komende uit de cijfers ifv het opvragen van de beleidssubsidie) wordt gezien als nulmeting.
OD3 Opstarten van een overlegplatform van jeugdsportcoördinatoren OMSCHRIJVING DOELSTELLING: In overleg met de sportclubs is het wenselijk dat er een overlegplatform opgestart wordt waarbij de clubs onder meer via hun gediplomeerde jeugdsportcoördinatoren een paar keer per jaar samen zitten om zich te buigen over probleempunten rond jeugdsportbegeleiding. Eén van de opdrachten van het overlegplatform wordt ondermeer om voor de clubs een jeugdsportactieplan aan te maken voor de toekomst. In dit actieplan dienen de verschillende facetten van jeugdbegeleiding aan bod te komen (sporttechnisch, fysiek, faiplay, mentaliteit, ….). Via dit platform kan er sneller gewerkt worden, kan men aan ervaringsuitwisseling doen, kunnen problemen opgelost worden. De sportdienst zal sturend en adviserend werken tvv de clubs in overleg met de JSC’n. Eventueel kan een – binnen dezelfde sporttak – sportgekwalificeerde JSC, tijdelijk aangetrokken worden om binnen en tvv de clubs de effectieve functie van JSC uit te voeren. Timing: 2009: Vanaf het voorjaar worden een paar bijeenkomsten gepland. 2010-2011: Meerdere bijeenkomsten, à rato van de wensen van de coördinatoren zelf. 2012-2013: ORGANISATIE/MODALITEITEN: De SD fungeert als administratief steunpunt.(opm:administratief steunpunt is niet zijn functie, hij heeft functie in de club zelf cfr. Alle andere JSC van de clubs). De sportdienst fungeert als coördinator voor dit platform. De sportdienst zal in overleg met de JSC’n agendapunten naar voor schuiven die door de groep vervolgens in deelgroepen, of in algemeen verband, kunnen besproken worden. De SD zal zorgen voor de verslaggeving, rapporteren naar de clubs en sportraad toe. BEGROTING: 2009-2010-2011: Inhuren van een tijdelijk JSC via Vlabus voor bepaalde sporttakken: 500 euro Administratieve kosten specifiek voor de werking van dit platform (portkosten, kopies, ….): 200 euro 2010-2011: idem 2012-2013: KWALITEITSZORG/EISEN:
Het succes van de goede werking van het overlegplatform dient afgemeten te worden enerzijds aan de aanwezigheid van de JSC’n van de clubs, en anderzijds aan de “producten” (jeugdsportbeleidsplan, deontologische code, gebruiksreglement, sporttechnische fiches, jaartrainingsprogramma en zijn doelstellingen, spelersopvolgsysteem, vormingen, ….). De kwaliteit van de JSC is hier ook rechtstreeks mee verbonden. INDICATOR Het bestaan van het overlegplatform. Het aantal geleverde “producten” van het overlegplatform.
OD 4 Studiebezoeken aan goedwerkende jeugdsportclubs OMSCHRIJVING DOELSTELLING: Het is de bedoeling om met de JSC’n een aantal bezoeken te brengen aan goedwerkende jeugdsportclubs om daar meer te vernemen over de aanpak, de modaliteiten, de doelstellingen, … Anderzijds is het ook de bedoeling om te luisteren naar de pijnpunten, de problemen bij die jeugdwerkingen. Deze studiebezoeken kunnen ook gebruikt worden in de vorm van bv powerpointpresentaties bij uiteenzettingen naar de eigen jeugdtrainers toe, bijvoorbeeld bij de presentatie van een nieuwe werkwijze, jeugdsportbeleidsnota, … TIMING: 2009-2010-2011: Vanaf het voorjaar van 2009 kunnen een twee tot drie bezoeken gebracht worden aan sportclubs die gekend zijn voor hun goede jeugdsportwerking. Eventueel is er ook een studiebezoek mogelijk aan een federaal of provinciaal trainingscentrum. 2012-2013: ORGANISATIE/MODALITEITEN: De SD, de JSC binnen de club doen voorstellen mbt deze bezoeken. De voorbereiding wordt gedaan door de JSC van de diverse sporttakken ism de sportdienst. BEGROTING: 2009-2010-2011: 700-800 euro zal jaarlijks besteed worden aan de organisatie en uitwerking van deze studiebezoeken door de diplomeerde JSC. Het gaat hier vooral om verplaatsingskosten (kmvergoeding), representatiekosten, inhuren van personen die een uiteenzetting geven, …. 2012-2013: KWALITEITSZORG/EISEN: Door deze bezoeken moet de kennis en aanpak van andere clubs beter gekend worden, moeten eventueel samenwerkingsverbanden kunnen ontstaan. De kwaliteit moet kunnen afgemeten worden in de vaststelling dat men wellicht bij elk bezoek wel iets nieuws zal weten op te steken. Dat nieuwe moet ook mede gedeeld worden via een korte rapportering en ter kennis gebracht worden aan de jeugdtrainers waar het toepassing op zou kunnen hebben. INDICATOR
Het aantal georganiseerde bezoeken. Het nieuwe dat ontdekt werd bij die bezoeken (te beoordelen door de deelnemers). OD 5 In gebruik neming van een opvolgingssysteem van sportende jongeren. OMSCHRIJVING DOELSTELLING: Aan de hand van een administratief systeem, of zo dit bestaat een gespecialiseerd softwarepakket kunnen de JSC en de jeugdtrainers en ploegafgevaardigden hun jeugdspelers opvolgen zodat ze een beter zicht krijgen over hun technische vaardigheden, spelinzicht, conditie, … TIMING: 2009: Onderzoek voeren welke systemen of softwareprogramma’s in aanmerking komen voor het opvolgen van de prestaties van de jongeren. 2010: Organisatie van opleidingen en starten met het gebruik van het systeem. 2011: Navraag bij de clubs wat hun ervaringen zijn met de software en wat de gevolgen hier van zijn. Eventuele bijsturingen, extra opleidingen, waar nodig. 2012-2013:
ORGANISATIE/MODALITEITEN: De sportdienst ism de JSC en het overlegplatform zal de markt dergelijke systemen of software toe. Dit zal ondermeer gebeuren in sportfederaties en andere actoren die actief zijn rond ontwikkeling van clubs wordt gepleit om de opvolgsystemen aan te kopen. Via opleidingen georganiseerd mbt het gebruik van het systeem.
verkennen naar overleg met de software. Via de de JSC worden
BEGROTING: 2010-2011: 650 euro voor het volgen van cursussen door gediplomeerde JSC en jeugdtrainers rond het gebruik van dit softwarepakket 2012-2013: KWALITEITSZORG/EISEN: Eind 2011 zal nagezien worden hoeveel JSC’n en jeugdtrainers effectief gebruik maken van de software. Aan de hand van een kleine bevraging zal dan een eerste evaluatie gemaakt worden. Dan zal geoordeeld worden hoe nuttig het opvolgsysteem is en hoeveel sportbegeleiders het pakket gebruiken. INDICATOR Het aantal clubs, jeugdsporttrainers en –coördinatoren die gebruik maken van een dergelijk opvolgsysteem. OD 6 Infosessies/vormingen voor aspecten mbt het jeugdsportbeleid
jeugdsportcoördinatoren
rond
diverse
OMSCHRIJVING DOELSTELLING: De JSC heeft binnen de club een belangrijke taak. Hij moet samen met het (jeugd)clubbestuur de lijnen uitzetten voor het jeugdbeleid van de club. Er mag van hem verwacht worden dat hij de meest professionele kijk heeft op het jeugdbeleid. Hij moet dan ook niet alleen een visie hebben, maar hij moet die ook kunnen naar voor brengen, verduidelijken, motiveren, en uiteindelijk implementeren.
Kortom de JSC moet niet alleen sporttechnische skills hebben, maar hij moet ook een stuk een manager zijn. Hij moet ondermeer een beleidsnota kunnen uitschrijven, plannen en een timing opmaken. Daarnaast moet hij zijn trainers kunnen motiveren, hij moet tevens zorgen voor een goede communicatie. Hij moet bovendien ook aandacht hebben voor niet sporttechnische aspecten van het jeugdbeleid. Denk maar aan de fair play, de deontologische code enz. Ook moet er aandacht zijn aan zaken rond materialen, accommodaties (bv veiligheidsaspecten). Er mag van uit gegaan worden dat de JSC in dienst van de club wellicht vele van de hoger vermelde taakaspecten niet beheerst en daarom zullen dan ook verschillende opleidingen moeten georganiseerd worden. TIMING: 2009: De SD ism de JSC zal de nodige voorstellen formuleren en op zoek gaan naar lesgevers en cursussen die kunnen georganiseerd worden in de komende jaren. De eerste cursussen worden op getouw gezet. 2010-2011: Verdere organisatie van cursussen, vooral op basis van de wensen van de JSC’n zelf. 2012-2013: ORGANISATIE/MODALITEITEN: De SD ism de JSC zal de nodige voorstellen formuleren en op zoek gaan naar lesgevers en cursussen die kunnen georganiseerd worden in de komende jaren. De sportdienst werkt hier administratief ondersteunend, maar de input/voorstellen komen van uit het overlegplatform.
BEGROTING: 2009-2010-2011: 400 euro zal besteed worden aan de organisatie en uitwerking van de eerste vormingen voor gediplomeerde jeugdsportcoördinatoren. 2012-2013: KWALITEITSZORG/EISEN: Door deze opleidingen en infosessies moet de kennis rond de gegeven onderwerpen verbeteren. Dit moet via de JSC en zijn trainers, de clubwerking (training, begeleiding) ten goede komen. Aan de hand van het aantal inschrijvingen en de evaluaties na elke opleiding of infosessie zal het succes afgemeten worden. INDICATOR Het aantal georganiseerde opleidingen Het aantal deelnemende JSC 3. Opmaken van een jeugdsportbeleidsnota jeugdsportcoördinatoren en jeugdtrainers
binnen
de
club
tvv
de
OD 7 Via de sportdienst en ism met de JSC en het overlegplatform maken de JSC’n elk voor hun eigen club een jeugdsportbeleidsnota op. OMSCHRIJVING DOELSTELLING: Het aanmaken van een goede jeugdsportbeleidsnota is niet zo makkelijk. Na het volgen van de opleiding(en) hier rond moet de JSC binnen de club de nodige impulsen geven opdat elke JSC voor zijn eigen vereniging een jeugdsportbeleidsnota aanmaakt. Daarbij dient best rekening gehouden te worden met een aantal aspecten. Het best komt men wellicht tot een soort model (dat niet a priori moet gevolgd worden). Daarbij kunnen de JSC’n van elkaars kennis en ervaring profiteren, maar toch elk op zich klemtonen voor hun eigen club leggen.
De jeugdsportbeleidsnota moet kenbaar gemaakt worden bij de leden van de club (eventueel in afgeslankte vorm). TIMING: 2009-2010: Organisatie opleidingen mbt de opmaak van een jeugdsportbeleidsnota 2012-2013: ORGANISATIE/MODALITEITEN: De JSC ism de sportclubs en met steun van de sportdienst zal de clubs motiveren tot het effectief opmaken van een jeugdsportbeleidsnota voor hun club. Er dient over gewaakt te worden dat er voldoende inspraak mogelijk is van uit de kant van de trainers, eventueel spelers, en natuurlijk ook het clubbestuur dat de beleidsnota moet goedkeuren. De gemeentelijke sportbeleidsnota, de cursus van Sportac en beleidsnota’s die op het internet te vinden zijn rond jeugdsportopleiding kunnen daarbij ondermee fungeren als handleiding. BEGROTING: 2009-2010: 700 euro 2009-2011: 700 euro 2012-2013: KWALITEITSZORG/EISEN: De jeugdsportbeleidsnota van de club moet een handleiding zijn binnen de club mbt de werking rond het jeugdsportbeleid. Het moet de bedoeling zijn dat zoveel mogelijk clubmensen de nota kennen, en er natuurlijk ook achter staan. De inhoud van de sportbeleidsnota zal ondermeer ook bekeken worden door de sportraad en sportdienst. De clubs moeten hun beleidsnota zelf als een zeer waardevolle handleiding bekijken. INDICATOR Het aantal clubs dat een jeugdsportbeleidsnota heeft. De aanwezigheid van de juiste inhoud (beleidsmatig!) 4. De kennis van de jeugdtrainer wordt verhoogd zodat hij een betere kwaliteit kan aanwenden ifv van zijn sportieve en pedagogische taak als begeleider en trainer van jongeren. OD8 - De sportdienst zal in overleg met het Bloso, Vlabus, de federaties en de clubs opleidingen organiseren naar de jeugdsporttrainers en jeugdsportbegeleiders toe teneinde de kwaliteit van de jeugdtrainingen te verhogen. OMSCHRIJVING DOELSTELLING: Er werd en er wordt vast gesteld dat er nog heel wat kan verbeteren mbt de inhoud en kwaliteit van de jeugdtrainingen. Daarbij gaat het om de kwaliteitsverhoging van het aspect “techniek en tactiek” en “het fysieke (trainings)aspect”. In overleg met de federaties, clubs, Bloso, Vlabus, … zullen gespecialiseerde en gerichte bijscholingscyclussen georganiseerd worden. Er dient nog afgewacht te worden wat de VTS en de federaties eventueel zullen organiseren als extra opleidingen naar de jeugdtrainers toe. Indien hier initiatieven genomen worden, zal aan de clubs en jeugdtrainers voorgesteld worden om in te pikken op die opleidingen. Tevens zal voorgesteld worden om die opleidingen eventueel in onze omgeving te organiseren. De kosten voor het bijwonen van deze opleidingen zouden terug betaald worden via het subsidiereglement van de impulssubsidie (zie ook verder).
Indien er van uit de kant van de federaties en VTS niet direct veel impulsen hier rond genomen worden, zal de sportdienst zelf uitkijken om in overleg met de jeugdsportcoördinator en de clubcoördinatoren om zelf een aantal opleidingen te organiseren. Er zal nagevraagd worden in hoeverre dat de uitbouw van een sporttrainingsbibliotheek op de sportdienst wenselijk is. TIMING: 2009: Er wordt bij de clubs na gegaan waar de grootste behoeften liggen (OD1), en wie wil meewerken. Er wordt een plan opgemaakt waarbij in eerste instantie gestart wordt met het doorgeven van basisinformatie van algemene training. Daarbij moet in eerste instantie aandacht gegeven worden aan kennisoverdracht mbt begrippen zoals snelheid, uithouding, snelkracht, kracht, weerstand, lenigheid, …. Er moet kennis gemaakt worden met het trainen met een hartslagmeter. Naast het fysieke aspect moet ook heel wat kennisoverdracht gebeuren ifv het aanleren van techniek. Tegen het najaar van 2009 moet ook gewerkt worden met één patroon van tactiek binnen dezelfde club. Ook hier rond moeten er infosessie komen. Zo nodig wordt gestart met een sporttrainingsbibliotheek op de sportdienst. 2010: De kennis mbt het verberen van de conditie door training moet dit jaar nog verhoogd worden. Meer en meer moet de trainer aangeleerd worden hoe hij de speler als individu moet bekijken, de speler eventueel extra trainingen (bv thuis) laat doen met de bedoeling om de fysiek en techniek te verbeteren. Het gebruik van de hartslagmeter moet verder bijzondere aandacht blijven krijgen. Er wordt in het voorjaar een sessie gegeven, ifv een echte seizoensopbouw. De fysieke testwagen van Mensana wordt ingehuurd zodat de jeugdtrainers de theorie van lactaatmeting kunnen aanleren, en meteen ook de praktijk kunnen koppelen (lactaattesten, fietstesten, ….) aan deze theorie. De JSC/JSB kan op die manier zich zelf testen. Er worden verder infosessies gegeven mbt het aanleren van techniek en tactiek. 2011: Er wordt verder gewerkt aan nog specifiekere opleidingen, en bij de clubs wordt verder gepleit om te investeren in de aankoop van middelen om de opleidingen inhoudelijk attractiever en kwaliteitsvoller te maken: hartslagmeters, audiovisuele middelen, boeken, trainingstools (CDs, software, ….), … 2012-2013: ORGANISATIE/MODALITEITEN: Waar dit kan zullen de jeugdtrainers inpikken op opleidingen van VTS of van de federaties. Indien dit niet georganiseerd wordt, zal de sportdienst zelf zoeken naar cursussen en opleidingen op getouw zetten in nauw overleg met de clubs en federaties, en Vlabus. BEGROTING: 2009: 400 euro 2010: 800 euro 2011: 800 euro 2012-2013: KWALITEITSZORG/EISEN: Na elke opleiding-vorming moet een kort evaluatiemoment gebeuren en moet na gegaan worden of de vorming als positief ervaren werd. De vormingen moeten dermate praktisch zijn, dat ze ook echt toepasbaar zijn bij de trainingen, in de omstandigheden die gekend zijn in de clubs (mbt accommodaties, materialen, …).Dit moet ondermeer blijken uit het overlegplatform van coördinatoren, en uit de korte evaluaties. INDICATOR Het aantal georganiseerde opleidingen
De aan bod gekomen onderwerpen en de kwaliteit hier van OD9 - Regelmatig worden extra lesgevers-begeleiders aangeboden aan de clubs, die de jeugdsporttrainers op het veld “bijscholen” in de praktijk en zo zorgen voor een nog specifiekere trainingsinhoud of trainingsaanpak (bv ook individuele trainingsopbouw). OMSCHRIJVING DOELSTELLING: In overleg met de clubs wordt een actieplan opgesteld om gespecialiseerde extra lesgevers-trainers gedurende korte specifieke periodes de bestaande jeugdtrainers te begeleiding bij hun trainingsopbouw. Het doel is om de jeugdsporttrainer ook in de praktijksituatie, op het veld dus, bij te scholen in “life-situaties”. Er wordt gestart met een proefproject (twee clubs) waarna het systeem geëvalueerd wordt en waarbij later meerdere clubs betrokken worden. TIMING: 2010: In overleg met de clubs wordt een actieplan opgesteld en wordt bij wijze van proef een tweetal clubs aangeduid die in 2010 een aantal keer gespecialiseerde extralesgevers ter beschikking zullen krijgen op de trainingen. Het systeem wordt na een aantal maanden werking geëvalueerd en er wordt nagezien of het budget hier voor moet verhoogd worden ifv het komende jaar. 2011: Verdere verfijning en bijsturing of uitbreiding van het project. Met jaarlijks een evaluatie naar de jeugdtrainers die om te horen hoe hun ervaringen zijn hier rond. 2012-2013: ORGANISATIE/MODALITEITEN: De SD ism de JSC van de clubs organiseren dit project in overleg met Vlabus, de federaties en de lokale sportclubs. In het bijzonder dient er gewezen te worden op de doelstelling, namelijk de verbetering van de aandacht van de jeugdtrainer voor eventuele gebreken van een jeugdspeler, de verbetering van de individuele trainingen, … Het is niet de bedoeling dat de “begeleider-specialist” extra jongeren gaat trainen. Zijn aandacht moet volledig gaan naar het aanleren van technieken en aandachtspunten om de jeugdtrainers er toe aan te zetten tot meer individuele begeleiding van hun jeugdspelers te komen op het speelveld. BEGROTING: 2009: 0 euro 2010-2011: 2.500 euro 2012-2013: KWALITEITSZORG/EISEN: Via een bevraging en het mondeling aanhoren van de bemerkingen van de jeugdtrainers moet de waarde van dit project ingeschat worden. De kwantiteit moet afgemeten worden op basis van het aantal ingeschreven deelnemers en of clubs. De kwaliteit moet afgemeten worden aan de hand van een scorelijst die de waarde probeert te meten van het verhogen van meer individuele trainingen, het toepassen van het aangeleerde, de motivatie om meer tijd te investeren in de meer persoonlijke begeleiding van jongeren. INDICATOR Het aantal deelnemende clubs en jeugdtrainers OD10 - Vormingen en acties ifv fairplay, waarden in de sport, jeugdcultuur, integratie via sport, inspraakorganisatie bij jongeren, OMSCHRIJVING DOELSTELLING:
De jeugdsporttrainers van onze jeugdige sporters moeten opgeleid worden zodat er meer achtergrond mee krijgen rond fairplay, waarden in de sport, jeugdcultuur, integratie via de sport, inspraakorganisatie bij de jongeren, …. Tevens moeten een aantal “acties” gevoerd worden rond thema’s zoals fairplay, waarden in de sport, … Ook zal aandacht gegeven worden aan een aantal actiepunten die opgenomen staan in een lijst uitgaande van de provinciale werkgroep “middelen en sport” TIMING: 2009: In overleg met de clubs (JSC) en onder meer ifv het jeugdsportbeleidsplan wordt een actieplan opgemaakt voor de komende vijf jaar. Het gaat enerzijds over opleidingen naar de jeugdsportbegeleiders (jeugdtrainers, jeugdcoördinatoren) toe, en anderzijds over het organiseren van een aantal acties, waarop de opgedane kennis dan kan vertaald worden in de praktijk (bv een actie rond fairplay, de wedstrijd “meest fairplaye speler, ….”. 2010: De eerste opleidingen worden georganiseerd en geëvalueerd. 2011: Na de evaluatie van de opleidingen worden bijsturingen gedaan aan de cursussen (onderwerp, inhoud, organisatie) en wordt via infosessies verder gewerkt aan de operationele doelstelling 10. 2012-2013: ORGANISATIE/MODALITEITEN: De SD neemt samen met de JSC in overleg met de clubs en federaties het initiatief om verschillende cursussen te organiseren op lokaal vlak. Ook kan via Burensportdienst samen gewerkt worden aan een aantal infosessies. BEGROTING: 2009: 0 euro 2010-2011: 250 euro voor opleiding van jeugdtrainers jeugdsportcoördinatoren (niet voor organisatie van acties) 2012-2013:
en
gediplomeerde
KWALITEITSZORG/EISEN: Via een bevraging en het mondeling aanhoren van de bemerkingen van de jeugdtrainers moet de waarde van dit project ingeschat worden. De kwantiteit moet afgemeten worden op basis van het aantal ingeschreven jeugdtrainers. De kwaliteit moet afgemeten worden aan de hand van een scorelijst die de waarde probeert te meten van de tevredenheid over de inhoudelijke aspecten, en wat men effectief met het aangeleerde kan doen ifv de trainingen. De waarde kan ook afgemeten worden aan de initiatieven die ontplooid worden, of waar op ingepikt wordt (bv rond fairplay). INDICATOR Het aantal deelnemende clubs en hun JSB of JSC. OD11 - Vormingen mbt spelregels, veiligheid, onderhoud, … OMSCHRIJVING DOELSTELLING: In functie van de impulssubsidie moet een zeker krediet voorzien worden de organisatie van opleidingen die er in de “rand toe kunnen bijdragen” dat de sport beter kan beoefend worden. Er wordt hierbij gedacht aan opleidingen mbt spelregels, veiligheidsaspecten (bv van accommodaties, verantwoordelijkheid) of onderhoud. Jeugdtrainers moeten binnen hun werking en trainingen ook aandacht gaan geven aan veiligheidsaspecten, spelregels, … direct traininggerelateerde aspecten. Maar daarnaast is het ook wenselijk dat zij een aantal basisregels aanleren hoe zij bv een grassportveld kunnen “sparen”, hoe zij zich kunnen organiseren om bv materiaal langer te laten meegaan, hoe jongeren kunnen betrokken worden bij het onderhoud van materialen, kleedkamers, …
TIMING: 2009: De sportdienst zal in overleg met de JSC de nodige voorstellen formuleren en op zoek gaan naar lesgevers en cursussen die kunnen georganiseerd worden in de komende jaren. Er wordt daarbij gedacht aan de volgende zaken: Opleidingen mbt spelregels in sporttakken (voor jeugdtrainers) Infosessies mbt het onderhoud en voorkomen van beschadigingen van sportterreinen (bv onderhoud van grassportvelden, waarom niet te betreden op bepaalde momenten) 2009-2011: Elk jaar zullen een aantal infosessies of vormingen op getouw gezet worden rond deze items (eventueel per sporttak). 2012-2013: ORGANISATIE/MODALITEITEN: De sportdienst en de JSC’n zoeken opleidingen bij federaties, opleidingscentra, …. De sportdienst zal ook zelf de opleidingen organiseren, eventueel ism Burensportdienst. BEGROTING: 2009: 350 euro 2010: 350 euro 2011: 350 euro 2012-2013: KWALITEITSZORG/EISEN: Door deze opleidingen en infosessies moet de kennis rond de gegeven onderwerpen verbeteren. Dit moet de clubwerking (training, begeleiding) ten goede komen. Aan de hand van het aantal inschrijvingen zal het succes afgemeten worden (kwantitatief). Via korte evaluaties na de infosessies zal de kwaliteit van de sessie gemeten worden. INDICATOR Het aantal georganiseerde opleidingen voor jeugdtrainers rond dit thema OD12 - Lokale dag van de jeugdtrainers rond een specifiek onderwerp OMSCHRIJVING DOELSTELLING: De jeugdsporttrainers en JSC’n zullen aangemoedigd worden om deel te nemen aan de Vlaamse dag van de trainers (terugbetaling deelnamekosten, voor het eerst in 2010?). Daarnaast wordt nagezien om tijdens de oneven jaren een lokale dag van de jeugdsporttrainer te organiseren. De doelstelling van een dergelijke dag moet enerzijds zijn om aan kennisoverdracht te doen door voordrachten van specialisten, maar anderzijds moet ook de klemtoon gelegd worden op het projectmatige werken. Ook het sociale contact en de ervaringsuitwisseling moeten aan bod komen. TIMING: 2009: Harelbeekse jeugdsporttrainersdag: - Resultaten bevraging bij de clubs, conclusies - Wat is de impulssubsidie en hoe werkt dit ? - Voorstellen tot aanpak van de verbetering van de kwaliteit - Inspraakmogelijkheid mbt het project - Voorbeeld van een goed jeugdsportbeleid bij een grote en kleine club - Intentieverklaring JSC’n en jeugdtrainers clubs 2010: Dag van de trainers VTS 2011: Harelbeekse jeugdsporttrainersdag: - Sporttechnische trainingsaspecten (gastsprekers) aansluitend bij de infosessies en opleidingen die er voor 2011 gepland staan. - Evaluatie impulsproject (goede en minder goede zaken) aan de hand van resultaten bevragingen en inspraak trainers
-
Voorbeeld van een goed jeugdsportbeleid bij een grote en een kleine club Voorstellen verdere aanpak 2012 en 2013 (voorbereid door de JSC’n en de sportdienst) - Hernieuwing intentieverklaring 2012-2013: ORGANISATIE/MODALITEITEN: De sportdienst en JSC’n zorgen voor de organisatie van de Harelbeekse jeugdsporttrainersdag. De sportdienst probeert inhoudelijk sturend te werken en met de inbreng van de visie van de JSC’n. De deelnamekosten voor deelname aan de Dag van de jeugdsporttrainers kunnen terug betaald worden via het impulssubsidiereglement. BEGROTING: 2009: 1.000 euro. 2010: 250 euro 2011: 1.100 euro 2012-2013: KWALITEITSZORG/EISEN: Het moet de bedoeling zijn om 70% van de jeugdsporttrainers in Harelbeke naar de Harelbeekse jeugdsporttrainersdag te lokken. De jeugdsporttrainersdag moet het midden houden tussen een leermoment, een inspraakmoment, en een sociaal moment. Daarnaast moet er een formeel engagement zijn (ondertekenen) om zich in te zetten voor het project, en dit volgens de regels die mee gegeven worden tijdens de verschillende infosessies en opleidingen. Daarnaast moet er naar gestreefd worden dat er van uit elke jeugdsportclub ten minste een jeugdsporttrainer of een jeugdsportcoördinator naar de door het VTS georganiseerde dag van de trainer gaat. INDICATOR Het aantal deelnemers aan de “VTS-Dag van de trainer” en de eigen lokale “dag van de jeugdsporttrainer”.
5 .Via subsidies wordt de uitbouw en bestendiging van het project”verbetering van de kwaliteit van de jeugdsportbegeleiders” uitgewerkt. OD 13 - Subsidiereglement voor het volgen van opleidingen, stages, … OMSCHRIJVING DOELSTELLING: In de impulssubsidie naar de sportclubs toe, moet een zeker krediet voorzien worden, waarbij aan de hand van een reglement de kosten voor het volgen van opleidingen of stages door jeugdtrainers en gediplomeerde JSC’n terug betaald worden. Het gaat hier over inschrijfgelden, kmvergoeding, deelnamegelden aan vormingsweekends, eventueel korte buitenlandse stages die specifiek georganiseerd worden voor jeugdtrainers. Ook het ter beschikking hebben van een gediplomeerd JSC op zich dient via het subsidiereglement ondersteund te worden. Clubs die een JSC hebben krijgen dus extra centen. Daarnaast wordt ook de kwaliteit van de aanwezige jeugdtrainers beloond via dit reglement. De subsidie moet ook de clubs ertoe aanzetten om meer en meer te gaan werken met gediplomeerde jeugdtrainers binnen hun organisatie. TIMING: 2009 – 2010 - 2011: Aan de hand van het in 2008 uitgewerkte subsidiereglement wordt elk jaar de berekening gemaakt van de subsidies die de clubs moeten krijgen op basis van de parameters die vast gelegd werden in het reglement. 2012-2013:
ORGANISATIE/MODALITEITEN: De sportdienst berekent en beoordeelt op basis van het reglement dat opgemaakt werd in 2009 hoeveel elke club moet ontvangen. De sportraad geeft hier over advies. De nodige bewijzen en documenten zullen door de clubs telkens moeten ingediend worden opdat de subsidies kunnen gestort worden. BEGROTING: 2009-2010-2011: ? euro (afhankelijk van het reglement waarbij er eerst een aftrek is van de kosten gemaakt voor de eigen organisaties/acties van de sportdienst ifv het impulsproject. Volgens de ramingen kunnen dit volgende bedragen zijn: 12.715 euro (2009) – 13.665 euro (2010) – 13.515 euro (2011) 2012-2013: 16.265 euro (2012) – 15.465 euro (2013) KWALITEITSZORG/EISEN: Door deze subsidie zou het aantal vormingen bij onze jeugdsportbegeleiders moeten stijgen. Ook het aantal gediplomeerde jeugdsportbegeleiders in de Harelbeekse clubs moet stijgen. Dit zal beoordeeld worden op de basis van de ingediende stavingsdocumenten, en op basis van de onderzoeken die er uitgevoerd worden bij de sportclubs. INDICATOR Het aantal gevolgde bijscholingen door JSB/JSC dat in aanmerking komt Het aantal sportgekwalificeerde JSB en aantal gediplomeerde JSC in de jeugdsportclubs Kwalificatie van de JSB en JSC Het aantal sportclubs die werken met sportgekwalificeerde JSB en sportgekwalificeerde JSC. 6 .Via stimulansen en ondersteuning zal geprobeerd worden bij een aantal clubs ook van start te gaan met een jeugdwerking. OD 14 – Met een aantal clubs zal overleg gepleegd worden om hen er toe aan te zetten ook met een jeugdafdeling te starten, en dus afzonderlijke trainingen te organiseren. OMSCHRIJVING DOELSTELLING: Een aantal clubs hebben een goede werking, maar werken bv nog niet met jongeren. Ze hebben in het verleden al enige interesse getoond om eventueel van start te gaan met een jeugdwerking, maar om verschillende redenen besloten ze dan toch maar niet van start te gaan met een jongerenafdeling. Met een aantal clubs zal overleg gepleegd worden, en zal voorgesteld worden om eventueel bij wijze van proef, voor een zekere periode een jeugdwerking op te starten. Na die periode kan dan een evaluatie gemaakt worden, en uiteindelijk beslist worden of men al of niet verder gaat met de jeugdafdeling. Voor die clubs die overwegen om met een jeugdafdeling te starten, zou de toelating gegeven worden dat hun kandidaat-jeugdsportbegeleider(s) ook de vormingen volgen die georganiseerd worden door de sportdienst. Zij zouden echter niet kunnen genieten van het voordeel van het bekomen van een subsidie. Dit zou pas kunnen na minstens één jaar werking van de jeugdsportafdeling (dus vanaf 2010) van die club. Er wordt daarbij onder meer gedacht aan de volgende clubs: badminton, tafeltennis, jogging, kickbox, en eventueel ook anderen. Deze doelstelling wordt niet ingebracht in de impulssubsidie. TIMING: 2009 – 2010 - 2011: Elk jaar wordt na gegaan welke clubs eventueel in aanmerking zouden kunnen komen om met een jeugdafdeling van start te gaan. 2012 – 2013: idem
ORGANISATIE/MODALITEITEN: De sportdienst zal gesprekken voeren met de clubs die mogelijks interesse zouden hebben om met een jeugdsportafdeling te starten. Indien men dat wenst zal de sportdienst ondersteunend werken naar die clubs toe. Die ondersteuning kan in de vorm van een tijdelijke lesgever, een promotieactie voor de sportbedrijvigheid in de club, eventueel het afsluiten van een sportverzekering. De kosten worden niet ingebracht in het project impulssubsidie. BEGROTING: 2009-2010-2011: Echt veel kosten dienen hier niet verwacht te worden. Deze kunnen gedragen worden via de gewone werking van de sportdienst, of hoeven niet altijd ten laste te komen van de sportdienst (bv lesgeversondersteuning Bloso?). De kosten worden niet ingebracht in het project impulssubsidie. 2012-2013: KWALITEITSZORG/EISEN: De bedoeling is om in de komende 5 jaar twee tot drie clubs er toe aan te zetten met een jeugdafdeling van start te gaan. INDICATOR Het aantal clubs dat inpikt op dit initiatief OD 15 – Aan de clubs die besluiten om te starten met een jeugdwerking zal minstens één jaar een intensieve ondersteuning gegeven worden via het ter beschikking stellen van maximaal één jeugdsportbegeleider per club en het betalen van een aantal kosten. OMSCHRIJVING DOELSTELLING: Die clubs die bewezen hebben echt interesse te hebben voor een jeugdafdeling, door toch gedurende een zekere periode van het sportseizoen een werking ontplooid te hebben (al of niet met lesgeversondersteuning), en die duidelijk een engagementsverklaring ondertekenen om verder te willen gaan met een jeugdbeleid, en in te pikken op het project impulssubsidie door ondermeer te streven naar bijscholingen enz, kunnen één jaar een intensieve ondersteuning krijgen ten laste van de sportdienst. (niet voor impulssubsidie) TIMING: 2009 – 2010 - 2011: De clubs die in aanmerking komen vergaderen jaarlijks minstens één keer met de sportdienst, waar concrete afspraken gemaakt worden mbt de ondersteuning. 2012-2013: idem ORGANISATIE/MODALITEITEN: De sportdienst zorgt dat er ten minste jaarlijks éénmaal overleg is met de clubs die in aanmerking komen voor deze operationele doelstelling. Daarbij worden concrete afspraken gemaakt mbt de te nemen maatregelen ifv de OD15. Die ondersteuning bestaat onder meer uit het volgende: Het er beschikking stellen van een gediplomeerde jeugdtrainer gedurende een gans speelseizoen Het verkrijgen van een sterke promotievoering tvv de jeugdwerking van de club, dit via de sportdienst. Het bekomen van toelagen, overeenkomstig de regelgeving terzake (zowel van uit de beleids- als impulssubsidie). Het gratis kunnen volgen van allerlei opleidingen georganiseerd door de sportdienst in het kader van het project impulssubsidie.
Betaling van de aansluitingskosten bij de federatie voor het eerste volledige werkjaar (kosten komen niet in het dossier afrekening impulssubsidie) BEGROTING: 2009:2010-2011: 1.200 euro – Deze bedragen kunnen niet ingediend worden voor de afrekening impulssubsidie (naar Bloso) toe. Deze bedragen worden dan ook niet ingeschreven in de kostenraming impulssubsidiefonds. 2012-2013: 0 euro. KWALITEITSZORG/EISEN: De lesgever die ter beschikking gesteld of betaald wordt, moet houder zijn van een sportdiploma. De club moet zich ook engageren om verdere bijscholingen te volgen en in te pikken op de acties uitgaande van de JSC’n (overlegplatform). Via de deelnemerslijsten bij die organisaties of initiatieven moet de effectiviteit van hun genomen intenties vast gesteld worden. INDICATOR Het aantal nieuwe jeugdsportclubs en het aantal JSB