vrg:
trefwoord
PCF
trefwrd onderverdeling
omschrijving aant Css: 4
Communicatie Hoofdstuk:
1
0
- nvt -
AIDA
blz 24
A - attention / I - interest / D - desire / A - action marketing tool, hier kun je ook een bouwplan op baseren
0
2
email
blz 29
ontstond in 1972 / zie blz 29 paraaf 2.1.2
0
3
mosaic for X
blz 29
eerste internet browser die in 1993 het licht zag zie blz 29 paraaf 2.1.2
0
Hoofdstuk: 4
communicatie model
blz 6
3 partijen én 1…..
1
doelgerichte communicatie
ZENDER - UITING - ONTVANGER (publiek) én een DOEL
1.1
5
communicatie model
blz 6
zender
brengt de booschap over naar andere
1.1.1
6
communicatie model
blz 6
ontvanger
is de partij in de communicatie ontvangt de boodschap
1.1.1
7
communicatie model
blz 6
publiek
als er sprake is van meer dan 1 ontvanger
1.1.1
8
communicatie model
blz 6
uiting
1.1.1
9
is datgene dat de zender aan de ontvanger meedeelt. In een gesprek wordt elke gespreksbijdrage als 1 uiting gezien. Er kunnen dus meerdere uitingen binnen 1 gesprek zijn.
verbale communicatie
blz 6
als de zender taal gebruikt voor de uiting
1.1.1
10
non-verbale communicatie
blz 6 1.1.1
zondag 14 juni 2015
als de zender van andere middelen dan taal gebruikt maakt voor zijn uiting zoals bv gebaren, gezichtsuitdrukkingen, lichaamstaal, tekens en afbeeldingen
Pagina 1 van 19
vrg:
11
trefwoord
trefwrd onderverdeling
boodschappen van een uiting zijn
blz 7
1. appelerende boodschap 2. referentiele boodschap 3. expressieve boodschap 4. relationele boodschap
1.1.2
12
uiting
blz 7
appellerende boodschap
1.1.2
omschrijving
zender wil met de uiting een bepaald DOEL bereiken bv "wil je dit projekt leiden of je krijgt 10% korting als je NU besteld" Is ook ALTIJD de zin met het VRAAGTEKEN, dus de vraag.
13
uiting
blz 7
referentiële boodschap het gaat om de FEITELIJKE inhoud van de uiting bv "deze stick heeft een geheugencapaciteit van 10GB"
1.1.2
14
uiting
blz 7
expressieve boodschap uiting geeft de innerlijke gesteldheid van de Zender weer. Geeft weer hoe de zender overkomt of WIL overkomen. Bv "dat vind ik niet kunnen" / zie ook 1.3 op blz 11
1.1.2
15
uiting
blz 7
relationele boodschap
1.1.2
16
De uiting geeft aan hoe de zender de ontvanger ziet bv "daar komen we wel uit" / zie ook 1.4 blz 12
soorten doelen
blz 8
1. directe of communicatie doelen 2. indirecte of beleidsdoelen
1.2
17
directe doelen
blz 8
communicatie doelen
1.2
18
communicatie doelen
blz 8
directe doelen
1.2
19
beleidsdoelen
blz 8
indirecte doelen
directe doelen, deze vinden we terug bij de appelerende boodschap (bv informtatie overbrengen zoals een handleiding of de mening van een gebruiker veranderen of beïnvloeden).
communicatie doelen, deze vinden we terug bij de appelerende boodschap (bv informatie overbrengen zoals een handleiding of de mening van een gebruiker veranderen of beïnvloeden).
liggen verder in de toekomst
1.2
20
indirecte doelen
blz 8
beleidsdoelen
liggen verder in de toekomst
1.2
zondag 14 juni 2015
Pagina 2 van 19
vrg:
trefwoord
trefwrd onderverdeling
21
communicatie doelen komen tot uiting in
blz 8
de appellerende boodschap-soort beïnvloeding:
1.2.1
omschrijving
1. informatief 2. instructief 3. persuasief 4. motiverend 5. affectief
22
communicatie doelen-appellerende boodschap-soort beïnvloeding
blz 8
informatief
1.2.1
zender heeft als doel KENNIS overdracht en wil invloed uitoefenen op de kennis die ontvanger heeft. De ontvanger wil kennis verwerven. BV jaarverslag
23
communicatie doelen-appellerende boodschap-soort beïnvloeding
blz 8
instructief
zender wil ontvanger bepaalde VAARDIGHEID bijbrengen, ontvanger wil leren hoe het moet
1.2.1
24
communicatie doelen-appellerende boodschap-soort beïnvloeding
blz 8
persuasief (=overhalend)
1.2.1
zender wil de MENING van de ontvangen BEïNVLOEDEN of de ontvanger overtuigen, de ontvanger wil zijn mening over een onderwerp vormen en standpunt bepalen bv over een politieke partij
25
communicatie doelen-appellerende boodschap-soort beïnvloeding
blz 9
motiverend
1.2.1
zender wil het GEDRAG van de ontvanger beïnvloeden en ontvanger wil een beslissing kunnen nemen. Dit gaat verder dan persuasief (=overhalend)
26
communicatie doelen-appellerende boodschap-soort beïnvloeding
blz 9
affectief
1.2.1
27
Beleidsdoelen
blz 9
2 soorten / onderverdeling
1.2.2
28
beleids doelen
blz 9
algemene en specifieke doelen
1.2.2
29
communicatie doelen
blz 10
2 soorten / onderverdeling
1.2.3
30
communicatie doelen
blz 10
hoofddoel en ondersteunende doelen
1.2.3
zondag 14 juni 2015
zender probeert op EMOTIES en GEVOELENS van de ontvanger in te spelen, ontvanger wil bv genieten of ontroerd raken.
1. algemene doelen 2. specifieke doelen
Om een algemeen doel te behalen moeten meerdere specifieke doelen behaald worden. Het algemeen doel staat boven de specifieke doelen. BV Algemeen doel is goede communicatie in bedrijf de specifieke doelen kunnen dan zijn: opstellen communicatie plan, workshops geven en oefenen in vergadertechnieken.
1. hoofddoel 2. ondersteunende doelen
Er is meestal 1 hoofddoel en meerdere andere doelen die het hoofddoel ondersteunen. Bijv. EHBOcursus gids> hoofddoel = informatief en de ondersteunende doelen = de lezer overtuigen van nut en noodzaak (persuasief) / potentiële cursisten bewegen om cursus te volgen (motiverend) / instructief over de hoe men zich aanmeld.
Pagina 3 van 19
vrg:
31
trefwoord
trefwrd onderverdeling
omschrijving
symetrische doelen
blz 10
Als de zender en ontvanger hetzelfde doel hebben
1.2.4
32
asymetrische doelen
blz 10
Als de zender en ontvanger onbewuste niet hetzelfde doel nastreven
1.2.4
33
stijlkeuze
blz 10
Woordkeus en zinsopbouw bepalen voor een groot deel de stijl van communiceren. Ordening in stijlkeuzes wordt vaak aangebracht door het definiëren van stijldimensies.
1.2.5
34
stijldimensies
blz 10
6 soorten
1.2.5
35
stijldimensies
blz 10
gestructureerdheid
1. geSTRUCTUREERdheid 2. MOEILIJKheid 3. EXACTheid 4. INFORMATIEDICHTHEID 5. LEVENDIGheid 6. AFSTANDELIJKheid
structuur kan nadrukkelijk zijn of juist niet
1.2.5
36
stijldimensies
blz 10
moeilijkheid
van eenvoudig tot complex
1.2.5
37
stijldimensies
blz 10
exactheid
van precies tot vaag of dubbelzinning
1.2.5
38
stijldimensies
blz 10
informatiedichtheid
het aantal gebruikte woorden om iets duidelijk te maken varieert
1.2.5
39
stijldimensies
blz 10
levendigheid
van boeiend tot droog
1.2.5
40
stijldimensies
blz 10
afstandelijkheid
van formeel tot informeel
1.2.5
zondag 14 juni 2015
Pagina 4 van 19
vrg:
trefwoord
trefwrd onderverdeling
41
expressieve boodschap
blz 11
soorten gedrag
1.3
42
expressieve boodschap
blz 11
imponeer gedrag
1.3
43
expressieve boodschap
blz 11
facadegedrag
omschrijving
De zender staat centraal kan kan het volgede gedrag vertonen 1. imporneer gedrag 2. facade gedrag
nadruk leggen op de sterke kanten van de zender in de hoop om zo het bereiken van het doel te bevorderen
het verdoezelen van zwakke eigenschappen van de zender.
1.3
44
relationele boodschap
blz 12
onderscheid
1.4.1
Zender kan de volgende veronderstellingen over de ontvanger hebben: 1. kennis 2. taalvaardigheid 3. normen, waarden, voorkeuren en smaken 4. relatie zender en ontvanger 5. strategisch benaderen 6. eigenwaarde en zelfbeschikking
45
relationele boodschap-onderscheid-
blz 12
kennis
1.4.1
is het veronderstelling van. Zender kan ontvanger een bepaalde mate van kennis toedichten, voordeel sommige dingen hoeven niet uitgelegd te worden maar wordt als bekend beschouwd. Men kan dit ook doen om te vleien.
46
relationele boodschap-onderscheid-
blz 12
taalvaardigheid
zender moet zijn taalgebruik op de ontvanger afstemmen.
1.4.2
47
relationele boodschap-onderscheid-
blz 13
normen waarden voorkeuren smaken
1.4.3
De normen, waarden, voorkeuren en smaak van de ontvanger hebben invloed op de argumenten waarvoor hij gevoelig is.
48
relationele boodschap-onderscheid-
blz 13
relatie tussen zender en ontvanger
1.4.4
De relatieve positie in de PIKorde heeft invloed op de communicatie.
49
relationele boodschap-onderscheid-
blz 13
strategisch benaderen
1.4.5
De zender kan bewust de ontvanger andere eigenschappen toedichten en bewust de onderlinge verhouding anders doen voorkomen dan die in werkenlijkheid is.
50
relationele boodschap-onderscheid-
blz 13
eigenwaarde en zelfbeschikking
1.4.6
zondag 14 juni 2015
de manier waarop de ontvanger wordt benaderd en hoe de ontvanger dat ervaart speelt een belangrijke rol bij de acceptatie van de boodschap. EIGENWAARDE houdt in dat mensen positief benaderd willen worden en ZELFBESCHIKKING betekent dat mensen zelf willen kunnen bepalen wat ze doen.
Pagina 5 van 19
vrg:
trefwoord
trefwrd onderverdeling
omschrijving
Hoofdstuk: 51
2
structuur in communicatie
uiting structuur van een tekst
blz 25
2 soorten
2
1. innerlijke structuur 2. uiterlijke structuur
52
soort structuur van een tekst
blz 25
innerlijke structuur
2
De innerlijke structuur van een uiting kan zichtbaar gemaakt worden met een bouwplan. De innerlijke structuur wordt gevormd door onderdelen van de uiting die in een bepaalde logische samenhang gegroeperen worden. Deze bestaan uit: - 5 vaste structuren (probleem/maatregel/evaluatie/handelings/onderzoeks) en - het ordeningsprincipe.
53
uiting soorten structuur
blz 25
uiterlijke structuur
2
54
is de vorm, woordkeuze en andere hulpmiddelen waarmee de innerlijke structuur mee ondersteund kan worden.
bouwplan
blz 25
functies 3 (VSO)
VERZAMELEN, SELECTEREN en ORDENEN van informatie
2
55
bouwplan
blz 26
opbouw/bestaat uit
2.1
56
bouwplan
blz 26
thema
2.1.1
57
bouwplan
blz 27
hoofdvragen
2.1.1
58
bouwplan
blz 31
subvragen
2.1.1
zondag 14 juni 2015
bouwplan bestaat uit: 1. Thema [T] 2. Hoofdvragen [H] 3. Kernantwoorden [K] 4. Subvragen [S] 5. Antwoorden [A]
het thema geeft aan waar de tekst over gaat. Een tekst moet een onderwerp hebben. Het Thema MOET: de vorm hebben van een zelfstandig naamwoord met een of meer toevoegingen ter verduidelijking, het moet kort en bondig zijn voor zover mogelijk, moet exact aangeven waar de tekst over gaat. Het Thema NIET IN VRAGENDE VORM stellen dus niet beginnen met waarom of hoe.
hoofdvragen zijn vragen die direct over het thema of een deel van het thema van de tekst gaan. Thema moet zelf letterlijk in vraag staan of erna verwezen worden. Hou de vraag bondig. Stel deze dan ook als vragende zin en als open vraag.
subvragen zijn vragen die naar aanleiding van (kern-)antwoorden op de (hoofd-)vragen gesteld kunnen worden. Stel deze dan ook als vragende zin als open vraag. Zie ook nog paraaf 2.1.4
Pagina 6 van 19
vrg:
trefwoord
59
bouwplan
blz 30
kernantwoorden
trefwrd onderverdeling
2.1.3
60
bouwplan
blz 31
deelthema [D]
2.1.3
61
bouwplan - thema
blz 26
optimale verhouding
2.1.4
62
bouwplan
blz 27
minibouwplan
2.1.5
63
bouwplan
blz 32
kort bouwplan
2.1.5
64
bouwplan
blz 32
gedetaillieerd bouwplan
2.1.5
65
bouwplan
blz 33
als hulpmiddel voor
2.1.6.1 schrijver (VSOB)
66
bouwplan
blz 33
als hulpmiddel voor
2.1.6.2 lezer
zondag 14 juni 2015
omschrijving
kernantwoorden zijn de antwoorden op de hoofdvragen, ze moeten de essentie van het antwoord op de hoofdvraag in één zin vangen en bondig zijn. EISEN: 1. moeten op hoofdvraag aansluiten, HOE/WAAROM/WAARDOOR: 1a. HOE>antw met instructies 1b. WAAROM>antw met opsommen v argumenten 1c. oorzaak WAARDOOR>antw met opsomming oorzaken) 2. bondig, bij meerdere antwoorden deze nummeren.
Een kernantwoord dat weer nieuwe [S]-subvragen oproept wordt als deelthema gezien. Dit hoeft niet een Thema-vorm te hebben. Aan de formulering van de subvragen en antwoorden worden dezelfde eisen gesteld als aan de hoofdvragen en kernantwoorden. Je kunt heel ver en gedetailleerd te werk gaan met subvraag op subvraag en verder…..
in een Thema van een bouwplan gaan bondig en exact vaak moeilijk samen, daar zoek je een "optimale verhouding" voor, en dat kan per tekst verschillen. Zie paraaf 2.1.1
T+H zijn de Thema en de hoofdvragen (zie paraaf 2.1.1)
T+H+K minibouwplan met de kernantwoorden, dus het Thema, de Hoofdvragen met de Kernantwoorden
T+H+K+S+A Elk bouwplan dat verder gaat dan het korte bouwplan, dus het Thema, de Hoofdvragen met de Kernantwoorden, Subvragen en de Antwoorden hierop.
1. VERZAMELEN van info 2. SELECTEREN van informatie 3. ORDENEN van informatie 4. BESPREEKSTUK in overleg Bij ordenen denk aan hoofdstukken en paragrafen en indelingen van een presentatie. Bij bespreekstuk kan dienen om werk te verdelen of met bouwplan kan men zich beter voorstellen hoe het resultaat eruit zal zien.
bouwplan kan dienst doen als hulpmiddel voor lezer bij 1. een gestructureerde samenvatting 2. beoordelen van een tekst
Pagina 7 van 19
vrg:
trefwoord
67
vaste structuren
blz 35
(HOMEP)
trefwrd onderverdeling
2.2
hoofdvragen en kernantwoorden kunnen op diverse manieren met elkaar gecombineerd worden, sommige combinaties zijn logischer dan andere en komen vaker voor, die noemen we dan de vaste structuren. Dit zijn: 1. Probleemstructuur (oplossing/symptoombestrijding) 2. Maatregelstructuur (effecten maatregel) 3. Evaluatiestructuur (oordeel) 4. Handelingsstructuur (uitkomst) 5. Onderzoeksstructuur (conclusies)
68
vaste structuur-probleemstructuur
blz 36
vaste vragen (WWOG/WWOO)
2.2.1
het Probleem staat centraal: 1. WAT is het probleem precies? (beeld schetsen v probleem en grenzen stellen) 2. WAAROM is het een probleem? 3. wat zijn de OORZAKEN van het probleem? 4. wat kan GEDAAN worden aan het probleem? (oplossen)
69
vaste structuur-probleemstructuur
blz 36
1. WAT is het probleem precies? 2 groepen
2.2.1
1. De situatie heeft ongewenste gevolgen 2. De situatie is in strijd met ongewenste normen en waarden - ethisch, politiek, moreel.
70
vaste structuur-probleemstructuur
blz 37
4. wat kan GEDAAN worden aan het probleem?
2.2.1
in kernantwoord kunnen mogelijk oplossingen worden geìnventariseerd. Als een van deze met argumenten boven de andere de voorkeur geniet dan spreekt men van een voorstel.
71
vaste structuur-probleemstructuur
blz 37
oplossingen
2.2.1
Oplossingen kunnen maatregelen zijn om oorzaken van het probleem omschreven zoals in het kernantwoord, weg te nemen.
72
vaste structuur-probleemstructuur
blz 37
symptoombestrijding
2.2.1
Als men geen oplossingen voor een probleem zoals omschreven zoals in het kernantwoord heeft, kan men de gevolgen van het probleem zoveel mogelijk beperken. Dit hoeft niet slecht te zijn, maar men moet er op toezien dan niet alleen de gevolgen worden verminderd maar ook de oorzaken worden aangepakt.
73
vaste structuur-probleemstructuur
blz 37
toepassing
2.2.1
behandelen van problemen en bv adviesnota´s. Eerst een beeld schetsen voordat er advies uitgebracht wordt. Probleemstructuur kan ook met de maatregelstructuur gemengd worden.
74
vaste structuur-maatregelstructuur
blz 39
vaste vragen (WWHE)
2.2.2
zondag 14 juni 2015
omschrijving
De maatregel staat centraal, hier mag men ook aangeven wat het probleem is waar de maatregel voor nodig is. is een maatregel: een actie of een voorstel tot actie: 1. WAT is de maatregel precies? Voor de beeldvorming 2. WAAROM is de maatregel NODIG? 3. HOE wordt de maatregel uitgevoerd? 4. wat zijn de EFFECTEN van de maatregel? Positieve en negatieve neveneffecten mogen niet uit het oog verloren worden.
Pagina 8 van 19
vrg:
trefwoord
trefwrd onderverdeling
75
vaste structuur-maatregelstructuur
blz 40
toepassing
2.2.2
kan worden toegepaste op allerlei teksten waarin adviezen worden gegeven, verzoeken worden gedaan e.d., maar ook bij teksten waarin besluiten worden toegelicht.
76
vaste structuur-evaluatiestructuur
blz 41
vaste vragen (KBPNT)
2.2.3
Er moet een oordeel gegeven worden over een verschijnsel, een situatie e.d. 1. wat zijn de relevante KENMERKEN ervan? (ivm beeldvorming) 2. wat zijn de relevante BEOORDELINGSCRITERIA ervan? (is vaak meetbaar en afhakelijk v context, normen waarden doelgroep) 3. wat zijn de POSITIEVE EFFECTEN ervan? (vloeit voort uit vraag 2) 4. wat zijn de NEGATIEVE EFFECTEN ervan? (vloeit voort uit vraag 2) 5. hoe luidt het TOTAALOORDEEL erover? (vloeit voort uit vraag 3 en 4) Het uitgangspunt hoeft niet de hele tekst te zijn, maar kan ook het kernantwoord betreffen. Kan worden toegepast bij een bepaalde oplossing die wordt voorgesteld bij een bouwplan op basis van de probleemstructuur.
77
vaste structuur-evaluatiestructuur
blz 42
toepassing
2.2.3
Is bij uitstek geschikt in kwesties waarin men tot een rationele beoordeling moet komen. Echte neutraliteit komt niet vaak voor en het kan de schijn van neutraliteit meekrijgen.
78
vaste structuur-handelingsstructuur
blz 44
vaste vragen (DVDU) 4
2.2.4
1. wat is het DOEL ervan? 2. wat zijn de VOORWAARDEN ervoor? 3. wat zijn de DEELSTAPPEN van de handeling? 4. hoe is de UITKOMST te CONTROLEREN?
79
vaste structuur-handelingsstructuur
blz 44
toepassing
2.2.4
als er sprake is van instructies om te komen tot een bepaald proces of waar sprake is van een proces. (bv de beschijving van een staartdeling)
80
vaste structuur-handelingsstructuur
blz 44
twee soorten
2.2.4
omschrijving
1. teksten die instructies geven hoe iets UITGEVOERD moet worden en 2. teksten die beschrijven hoe bepaalde GEBEURTENISSEN LOPEN
81
vaste structuur-onderzoekstructuur
blz 47
vaste vragen (WMRC) 4 1. WAT is er precies onderzocht? 2. volgens welke METHODE? (experimenteel, observatie e.d.) 3. met welke RESULTATEN? (kunnen cijfers of statische analyses zijn e.d.) 4. wat zijn de CONCLUSIES? (zijn uit resultaten af te leiden, kunnen ook adviserend werken of discussie oproepen)
2.2.5
82
vaste structuur-onderzoekstructuur
blz 47
1. WAT onderzoeksvraag
2.2.5
in de eerste van de vaste vragen moet duidelijk en expleciet worden aangegeven wat de reden is dat er een voor een bepaalde onderzoeksvraag gekozen is. Dit dient verantwoord te zijn. Reden kan zijn dat bv aan de hand van een literatuurlijst men erachter komt dat dit nog niet onderzocht is en terwijl er toch wetenschappelijke of maatschappelijke relevantie kan worden aangetoond.
83
vaste structuur-onderzoekstructuur
blz 48
toepassing
2.2.5
zondag 14 juni 2015
is geschikt voor onderzoeksverslagen, kan ook gebruikt worden als structuur voor een onderzoekplan dus vóór het daadwerkelijke onderzoek.
Pagina 9 van 19
vrg:
trefwoord
trefwrd onderverdeling
84
ordeningsprincipes voor kernantwoorden
blz 49
voor antwoorden 4 (RCBC)
2.2.7
1. RUIMTELIJK ordeningsprincipie (bv plattegrond, routeadvies, installatiehandleiding) 2. CHRONOLOGISCH ordeningsprincipie (overal waar personen of objecten in de tijd geplaatst kunnen worden) 3. BEKEND-NIEUW ordeningsprincipie (eerst het bekende weergeven daarna het minder bekende) 4. CLASSIFISEREND ordeningsprincipie (als antwoorden kunnen worden ingedeeld in klassen, soorten e.d.)
85
ordeningsprincipes voor kernantwoorden
blz 50
toepassingseisen
2.2.7
1. op één opsomming mag je maar één ordeningsprincipe toepassen 2. binnen het ordeningsprincipe de antwoorden op hetzelfde niveau houden 3. kernantwoorden moeten volledig zijn en elkaar niet overlappen
86
vaste structuren en ordeningsprincipes
blz 52
toepassingsmogelijkhe den
2.2.8
87
bouwplan
blz 52
voorlopig bouwplan
2.2.9
88
voorlopig bouwplan-
blz 54
conventionele indeling
2.2.9.2
zijn handige HULPmiddelen voor schrijver én lezer.
voorlopig bouwplan gebruik je in beginstadium van het schrijven van een tekst om de hoofdlijnen van deze tekst vast te leggen. Dit kan nog veranderd worden. hulpmiddelen bij een voorloipig bouwplan zijn: 1. voorgeschreven indelingen (vaak bij bedrijven en vaak alleen op het hoge niveau van hoofdvragen en kernantwoorden) 2. conventionele indelingen 3. eigen indelingen 4. vaste structuren
Heeft in het verleden zijn nut al bewezen en is al vaak gebruikt in deze of een gedeelte van deze opstelling, het kan ook NIET worden aangevuld met vaste structuren. voorbeeld van een scriptie 1. omslag 2. titelpagina 3. opdracht 4. samenvatting 5. inhoudsopgave 6. voorwoord 7. inleiding 8. hoofdstukken 9. conclusies en aanbevelingen 10. noten 11. literatuurlijst 12. index 13. bijlage zoals lijst van afbeeldingen gebruikte afkortingen en literatuur e.d. Niet elk onderdeel hoeft gebuikt te worden.
89
soort structuur van een tekst
blz 55
uiterlijke structuren
2.3
zondag 14 juni 2015
omschrijving
hebben twee hoofdindelingen: 1. GLOBALE structuur (hulpmiddelen die de grote lijn van de tekst duidelijk maken) 2. LOKALE structuur (hulpmiddelen die ter verheldering van de samenhang op het niveau van een of meerder alinea's)
Pagina 10 van 19
vrg:
90
trefwoord
trefwrd onderverdeling
omschrijving
uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Globale structuur
blz 55
indelingsmogelijkhede 2.3.1.1 n tekst
1. hoofdstukken (hebben altijd een titel en vaak ook een nummer) 2. paragrafen (hebben altijd een titel en vaak ook een nummer) 3. subparagrafen (hebben altijd een titel en vaak ook een nummer) 4. subsecties (is een groep alinea's gescheiden door een witregel) 5. alinea's (is een verzamleing bij elkaar horende zinnen) Hier zit geen verplichting aan.
91
uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Globale structuur
blz 55
indeling alinea-
2.3.1.1 vuistregels
-lengte: 5 tot 10 regels -aantal zinnen moeten minimaal 2 zijn -zinnen over hetzelfde onderwerp horen in dezelfde alinea -zinnen over een nieuw aspect horen in een nieuwe alinea
92
uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Globale structuur
blz 56
structuuraanduidende
2.3.1.2 passages
93
zijn tekstonderdelen die expliciet de structuur van de tekst aangeven en die meestal in de inleiding of aan het einde van de tekst staan
uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Globale structuur
blz 56
structuuraanduiders 2.3.1.2 soorten
94
globale structuur
blz 57
hulpmiddelen
2.3.2
95
lokale structuur
blz 57
hulpmiddelen
2.3.2
1. de VOORUITBLIK (samenvatting waarin thema en hoofdvragen met soms enkele kernantwoorden staan, ook kan worden toegelicht welke structuur de tekst heeft en waarom deze is gekozen) 2. de TERUGBLIK (samenvatting aan het einde van tekst of hoofdstuk. Kan het karakter van persuasieve uiting hebben door argumenten hier terug te laten komen)
1. indeling tekst, titel s en inhoudsopgave 2. structuuraanduidende passage 3. slotsamenvatting
1. voorkeursplaatsen voor het thema 2. verwijzen naar het thema 3. signaalformulering 4. opmaak en typografie
96
uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Lokale structuur
blz 57
voorkeursplaatsen
2.3.2.1 voor het thema
- eerste zin van de alinea - 2e zin van de alinea, eerste is inleiding - laatste zin van een alinea, vaak in de vorm van een conclusie die bereikt wordt aan de hand van voorbeelden of argumenten
97
uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Lokale structuur
blz 58
verwijzen naar het
2.3.2.2 thema
zondag 14 juni 2015
meestal staat in een van de eerste zinnen het thema en wordt er later in de alinea vaak op terug gewezen (deze, die , dat, hierdoor e.d.)
Pagina 11 van 19
vrg:
trefwoord
trefwrd onderverdeling
omschrijving
98
uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Lokale structuur
blz 59
signaalformulering
2.3.2.3
zijn woorden en woordgroepen die duidelijk maken welke vraag er beantwoord is, beantwoord gaat worden of welk antwoord er gegeven is. signaalwoord / signaleert de vraag bv: oorzaak / wat is de oorzaak? Immers / waarom? Methode, werkwijze / hoe? signaalwoord / singnaleert in het kader van het kernantwoord bv: kortom, samenvattend, dus / bondige formulering van kernantwoord maar, echter, toch / juiste kernantwoord na een aantal onjuiste
99
uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Lokale structuur
blz 59
opmaak en typografie
2.3.2.4
Hier gaat het om de letterlijke vorm van de tekst. Opmaak = vlakverdeling bv hoofdstukken op nieuwe pagina, paragrafen scheiden met witregel, voorbeelden omkaderen, alinea's inspringen, trefwoorden in marge, voetnoten e.d.
100
lokale structuur letterlijke vorm
blz 59
opsomming
2.3.2.4
puntsgewijs onder elkaar noteren voorafgaand met cijfers, streepjes, stipjes, letters e.d. bij cijfers kan men ook een rangorde mee aangeven gaten achter de opsommingstekens dienen gelijk te zijn.
101
lokale structuur letterlijke vorm
blz 59
typografie
2.3.2.4
102
bouwplan
blz 63
welke typen
Hier gaat het om de letterlijke vorm van de tekst. Typografie = gebruikte lettertypes en andere tekens hulpmiddelen: vet/ cursief onderstrepen e.d. is ook een kwestie van smaak
minibouwplan (T+H) / kort bouwplan (T+H+K) / gedetailleerd bouwplan (T+H+K+S+A)
2.4
103
innerlijke structuur
blz 63
van een bouwplan
2.4
Er zijn vijf vaste innerlijke structuren, dit zijn (HOMEP): 1. Probleemstructuur (oplossing/symptoombestrijding) 2. Maatregelstructuur (effecten maatregel) 3. Evaluatiestructuur (oordeel) 4. Handelingsstructuur (uitkomst) 5. Onderzoeksstructuur (conclusies)
104
bouwplan functies
blz 63
voor de schijver (VSOB) 1. VERZAMELEN van informatie 2. SELECTEREN van informatie 3. ORDENEN van informatie 4. dienen als BESPREEKSTUK
2.4
105
bouwplan functies
blz 63
voor de lezer
2.4
1. samenvatten van informatie 2. hulpmiddel bij beoordelen van tekst
Hoofdstuk:
zondag 14 juni 2015
3
schriftelijke communicatie
Pagina 12 van 19
vrg:
trefwoord
trefwrd onderverdeling
106
schriftelijke communicatie
blz 79
schriftelijk proces
3
Schriftelijke communicatie is een PROCES dat bestaat uit (VSBUSO) 1. voorbereiding 2. schrijfplan 3. bouwplan 4. uitvoering 5. samenvatting 6. opdrachten
107
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-
blz 80
voorbereiding
3.1.1
omschrijving
1. algemene orëntatie 2. uitgangspunten
108
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces- voorbereiding
blz 80
algemene orëntatie
3.1.1
is van groot belang, vooraf en tijdens het hele schrijfproces. Er wordt nagedacht over : -boodschap -doelgroepen -schrijfstijl -vormgeving gedurende het hele proces constant nagaan of het schrijfwerk nog aan de gestelde eisen voldoet.
109
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces- voorbereiding
blz 80
uitgangspunten
3.1.2
1. zorg voor een goede ALGEMENE ORïENTATIE 2. ga GESTRUCTUREERD te werk en stel een reële tijdsplanning op 3. zorg voor OBJECTIEVE KIJK op het werk, en laat andere meekijken 4. zorg voor OPTIMALE SCHRIJFOMSTANDIGHEDEN daarnaast helpt een grote woordenschat en kennis van grammatica ook veel. Het schrijfPROCES mag geen routine worden
110
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-
blz 82
schrijfplan
3.2.1
bestaat uit de volgende onderdelen (ADPGIE) 1. aanleiding 2. doelgroep 3. planning 4. globale inhoud 5. informatie en onderzoek 6. evaluatie
111
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan
blz 82
aanleiding
3.2.1
- de REDEN is meestal een afgeleide van de beleidsdoelen - een reden heeft weer vaak een (historische) ACHTERGROND - BETROKKENEN of DOELGROEP voor wie is het bestemd en daar de taal op aanpassen, zijn er schaduwlezers? - DOEL er zijn er 5 (IIOMA): Informatief / Instrueren / Overtuigen / Motiveren / Affecteren. Deze kunnen in de praktijk ook gecombineerd gebruikt worden.
112
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan
blz 83
schaduwlezers
3.2.1
zondag 14 juni 2015
zijn personen aan wie de boodschap niet in eerste instantieis gericht, maar die het schrijven bewust of onbewust, onder ogen krijgen.
Pagina 13 van 19
vrg:
trefwoord
trefwrd onderverdeling
omschrijving
113
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan-aanleiding
blz 83
Doel
3.2.1
DOEL er zijn er 5 (IIOMA): 1. Informatief 2. Instrueren 3. Overtuigen 4. Motiveren 5. Affecteren in de praktijk worden deze communicatiedoelstellingen ook vaak gecombineerd
114
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan
blz 84
doelgroep -oriëntatie
3.2.2
is van belang dat we weten wie de doelgroep(en) zijn! 1. voorkennis vd doelgroep mbt beleidsdoelen 2. voorkennis vd doelgroep mbt onderwerp 3. relatie van doelgroep met zender 4. voorkennis vd doelgroep over zender 5. meningen en emoties van de doelgroep 6. persoonskenmerken vd doelgroep 7. doelen vd doelgroep Er echt alles bij betrekken zoals leeftijd, woongbied/sociaal cultureel e.d.
115
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan
blz 85
doelgroep -strategiën
3.2.2
mogelijkheden: 1. interviewen van lezers 2. verrichten van onderzoek 3. verplaatsen in de lezer 4. analyseren van voorbeelden
116
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan
blz 85
planning
3.2.3
belangrijk! Hierin wordt werk georganiseerd en alle werkzaamheden worden weergegeven. Zorgt voor overzichtelijkheid.
117
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan-planning
blz 86
vertragende factoren
3.2.3
1. optimistische tijdsinschatting 2. afhankelijkheid van anderen 3. slechte algemene oriëntatie 4. onvoorziene situaties
118
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan
blz 87
globale inhoud
3.2.4
in deze fase worden de hoofd-/deelvragen en bijbehorende antwoorden opgesteld die later in de tekst worden opgenomen en de hoofd-/deelvragen worden ook later in een bouwplan verwerkt worden. De (kern)antwoorden roepen weer nieuwe vragen (zijn deelvragen) op en zo verder. Men kan zo ook gerichtere informatie zoeken die in de tekst erbij moet komen te staan.
119
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan
blz 87
informatie en onderzoek (VSO)
3.2.5
zondag 14 juni 2015
als de schrijver niet voldoende informatie van de opdrachtgever krijgt zal hijzelf onderzoek moeten verrichten. Informatie die verzamelt is moet ook worden geordend. 1. VERZAMELEN (eigen geheugen / schriftelijke bronnen / praten met mensen / beeldmateriaal) 2. SELECTEREN van informatie (alleen relevante info meenemen/kwaliteit controleren/heldere wijze presenteren) 3. ORDENEN van informatie (logische samenhang bepalen/hoe info voorleggen/stelling innemen? (tegenargumenten en weerleggen)
Pagina 14 van 19
vrg:
trefwoord
trefwrd onderverdeling
omschrijving
120
schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan
blz 89
evaluatie
3.2.6
voor het echte schrijven begint, evalueert men het schrijfplan nog en kan nagaan wat de schrijver reeds gedaan heeft en nog wil gaan doen. De opdrachtgever, collega's en andere betrokkenen kunnen een rol spelen in deze evaluatie. Indien uit dit plan blijkt dat de doelen van schrijver en opdrachtgever niet meer gelijk zijn kan het schrijfplan nog aangepast worden.
121
schriftelijke communicatie
blz 90
bouwplan
3.3
1. indeling 2. structuur 3. evaluatie
122
schriftelijke communicatie-bouwplan
blz 90
indeling
3.3.1
bepaalt de opbouw vd tekst: 1. hoofdstukken 2. paragrafen 3. subparagrafen 4. alinea's: 4a. thematische alinea's: maken inhoudelijke onderverdeling in tekst 4b. verbindende alinea's: geven samenhang weer tussen delen van tekst
123
schriftelijke communicatie-bouwplan
blz 91
structuur
3.3.2
1. vaste structuren (probleem/maatregel/evaluatie/handelings/onderzoek) 2. eigen structuren men mag een eigen structuur maken of een bestaande structuur aanpassen of structuren combineren (bv probleem en maatregel structuur)
124
schriftelijke communicatie-bouwplan
blz 92
evaluatie
3.3.3
goed evalueren, als bouwplan niet leidt tot het kunnen opstellen van een goede duidelijke gestructueerde tekst, moet het aangepast worden.
125
schriftelijke communicatie
blz 93
uitvoering (SSRA)
3.4
1. schrijfstijl 2. schrijven 3. redactie 4. afwerking
126
schriftelijke communicatie-uitvoering
blz 93
schrijfstijl
3.4.1
de 4 aspecten zijn (ARER) 1. APPELEREND - effect (formulering vd boodschap af stemmen op wat men wil bereiken) 2. REFENTIEEL-feitelijk (inhoud vd boodschap weergeven met juiste taalgebruik) 3. EXPRESSIEF-imago (formulering vd tekst moet juiste imago afspiegelen) 4. RELATIONEEL-verhouding (taalgebruik moet verhouding tussen zender en ontvanger weergeven)
127
schriftelijke communicatie-uitvoering
blz 94
schrijven
uitschrijven van de tekst gebeurt aan de hand van het bouwplan
3.4.2
zondag 14 juni 2015
Pagina 15 van 19
vrg:
trefwoord
trefwrd onderverdeling
128
schriftelijke communicatie-uitvoering
blz 94
redactie
3.4.3
opdrachtgever evalueert het resultaat en geeft nog aanpassingen door indien nodig. Dan een redactie op correcte schrijfwijze, goed gebruik grammatica en interpunctie en vocalubaire. Dit kan door verschillende personen op verschillende momenten gebeuren. Na laatste redactie is inhoudelijke tekst klaar en kan er niets meer gewijzigd worden.
129
schriftelijke communicatie-uitvoering
blz 94
afwerking
3.4.4
omschrijving
uiterlijke presentatie van tekst wordt aangepast, tabellen, grafieken en illustraties worden toegevoegd. Het geheel moet een samenhangend geheel zijn met een logische volgorde. Indien het naar de drukker moet kan die ook nog eisen hebben waar men rekening mee moet houden.
Hoofdstuk: 130
mondelinge communicatie
interactie
blz 114
bij een gesprek gaat het om tweerichting verkeer waarbij zender en ontvanger voortdurend van rol wisselen.
4
131
4
zakelijke gesprekken
blz 114
dienen een zakelijk doel
4
132
mondelinge communicatie
blz 114
1 voorbereiding zakelijk gesprek 2. fasering 3. gesprekvaardige technieken 4. samenvatting 5. opdrachten
4
133
mondelinge communicatie
blz 116 voorbereiding zakelijk gesprek 4.1
134
mondelinge communicatie-voorbereiding
blz 116 orïentatie 4.1.1
135
bestaat uit 2 componenten: 1. orïentatie 2. afspraak
belangrijke vragen spelen rol: 1. wat is het doel? 2. op welke manier kan het doel worden bereikt? 3. wie is de gesprekspartner? 4. welke informatie is belangrijk? 5. welke taken hebben deelnemers?
mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie
blz 116 doel 4.1.1
zondag 14 juni 2015
kunnen van volgende soort zijn: 1. informatief 2. instructief 3. persuasief 4. motiverend 5. emotioneel
Pagina 16 van 19
vrg:
136
trefwoord
trefwrd onderverdeling
mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie
blz 117 gesprekspartner 4.1.1
137
er zijn 5 specifieke structuren: 1. Interview 2. Sollicitatiegesprek 3. Opdrachtgesprek 4. Functioneringsgesprek 5. Beoordelingsgesprek
mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie
blz 119 inhoud-zakelijke kern 4.1.1
142
er zijn 5 vaste structuren: 1. PROBLEEMstructuur (WWOO - wat /waarom / oorzaken / Oplossingen) PO 2. MAATREGELstructuur (WWHE - wat / waarom / hoe /effect) ME 3. EVALUATIEstructuur (KCPNT - kenmerken / criteria / positieve aspecten / negatieve aspecten / totaalOordeel) EO 4. HANDELINGSstructuur (DVDU - doel / voorwaarden / deelstappen / Uitkomst) HU 5. ONDERZOEKSstructuur (WHRC - wat / hoe / resultaat / Conclusies) OC=OK
mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie-structuur
blz 118 SPECIFIEKE structuren 4.1.1 (FOBIS)
141
er wordt onderscheid gemaakt in: 1. vaste structuren 2. specifieke gespreksstructuren
mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie
blz 118 structuur- vaste 4.1.1 structuren
140
hier gaat het niet om de inhoud vd gespreksvoering zelf, maar om de factoren die van invloed zijn: 1. tijdsduur 2. locatie 3. vertrouwelijkheid 4. aard van het gesprek 5. notuleren 6. vervolgafspraak 7. goedkeuring inhoud
mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie
blz 118 structuur 4.1.1
139
behalve welke persoon de gesprekspartner is kunnen zijn doelen zijn: 1. identiek 2. complementair 3. uiteenlopend 4. tegengesteld
mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie
blz 117 randvoorwaarden 4.1.1
138
omschrijving
is de inhoud van een zakelijk gesprek
mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie
blz 119 inhoud 4.1.1
zondag 14 juni 2015
aandachtspunten zijn: 1. lijst met gespreksonderwerpen 2. afspraken overzicht 3. tijdspad 4. inleiding 5. afsluiting 6. documenten
Pagina 17 van 19
vrg:
143
trefwoord
trefwrd onderverdeling
mondelinge communicatie-voorbereiding
blz 119 afspraak van gesprek 4.1.2
144
stimuleren is de gesprekspartner aanzetten tot uiten van informatie. Technieken hiervoor zijn: 1. duidelijke DOELEN aangeven 2. wijzen op het BELANG van het gesprek 3. stellen van VRAGEN 4. DOORVRAGEN 5. HERHALEN en/of SAMENVATTEN 6. korte VERBALE UITINGEN 7. NON-VERBALE UITINGEN
mondelinge communicatie-gespreksvaardigheid en technieken-
blz 122 overtuigen en 4.3.3 motiveren
149
door te structureren krijgt de structurerende partner het initiatief, technieken hiervoor zijn: 1. inleiding geven 2. markeren van overgangen 3. corrigeren van afwijkingen 4. samenvatten (kan aan het eind maar ook tussentijds)
mondelinge communicatie-gespreksvaardigheid en technieken-
blz 122 stimuleren 4.3.2
148
als gespreksvaardigheid wordt beschouwd: 1. structureren 2. stimuleren 3. overtuigen en motiveren 4. reageren op standpunten, voorstellen en ideëen 5. reageren op gedrag
mondelinge communicatie-gespreksvaardigheid en technieken-
blz 121 structureren 4.3.1
147
gespreksverloop kent het volgende verloop/heeft de volgende fases: 1. inleiding met opening 2. zakelijke kern 3. afsluiting met samenvatting, vervolgafspraak, social talk, afscheid.
mondelinge communicatie
blz 121 gespreksvaardigheid en technieken 4.3
146
goede afspraak maken is van belang. Randvoorwaarden spelen een rol maar ook te verwachten aard vh gesprek. Eensgezindheid over de afspraak is belangrijk voor datum/tijd/plaats/tijdsduur/doel. Gemaakte afspraak altijd bevestigen.
mondelinge communicatie
blz 120 fasering 4.2
145
omschrijving
Technieken hiervoor zijn: 1. informeren en argumenteren 2. enthousiasmeren
mondelinge communicatie-gespreksvaardigheid en technieken-
blz 123 reageren op 4.3.4 standpunten,
voorstellen en ideën
zondag 14 juni 2015
Hier is sprake van een rationele aanpak. Technieken hiervoor zijn: 1. informeren en argumenteren (wees expliciet / spreek in ik-vorm) 2. reageren op kritiek (hoor rustig aan / neem serieus / richt op inhoud niet op persoon // wees expliciet / geef kans op weerwoord / toon begrip voor standpunt vd ander)
Pagina 18 van 19
vrg:
150
trefwoord
trefwrd onderverdeling
mondelinge communicatie-gespreksvaardigheid en technieken-
blz 124 reageren op gedrag 4.3.5
151
omschrijving
Technieken hiervoor zijn: 1. standpunt geven en argumenteren 2. metacommunicatie (als het over communiceren zelf gaat in het gesprek) 3. tijd winnen
mondelinge communicatie-gespreksvaardigheid en technieken-
blz 124 reageren op gedrag 4.3.5 metacommunicatie -
feedback
feedback is terugkoppeling en een onderdeel van metacommunicatie. Er zijn 2 manieren om feedback te geven: 1. INDIRECTE feedback (bv instemmend knikken) 2. DIRECTE feedback (antwoord geven bv het is niet duidelijk) feedback kan divers van inhoud zijn: positief, negatief of productief/constructief REGELS voor hoge acceptatiegraad voor het GEVEN feedback: 1. waarom is feedback van toepassing 2. geef positieve feedback 3. geef constructieve feedback 4. geef feedback in ik-vorm REGELS voor hoge acceptatiegraad voor het ONTVANGEN feedback: 1. doorvragen naar precieze bedoeling 2. toon waardering 3. beschouw de feedback als constructief
zondag 14 juni 2015
Pagina 19 van 19