9.
CULTUUR
Eén van de redenen om weer naar Santiago te gaan, was om meer van cultuur te proeven dan vier en vijf jaar geleden toen ik in totaal in 23 dagen van Saint-JeanPied-de-Port naar Santiago liep, terwijl 31 dagen al een goed tempo inhoudt. Een dergelijk hoog tempo betekent bijna automatisch het verwaarlozen van het bezoek aan de culturele schatten op de route. Dit jaar zou in het teken van cultuur staan. Maar het liep anders. Dat kwam door de weersomstandigheden. Zo heb ik het in Navarra gelegen zeer interessante stadje Estella niet bezocht, omdat de sneeuwtocht van die dag, en vooral het herstel ervan, geen ruimte liet voor cultureel bezoek. De slechte weersomstandigheden dwongen ook tot meer bar- en restaurantbezoek waardoor er weinig tijd voor andere zaken overbleef. En omdat ik met een min of meer vast groepje optrok, nam het sociale aspect ook veel tijd in beslag. Het culturele aspect kwam vooral tot zijn recht op dagen waarin ik er expliciet tijd voor had ingeruimd. Zo vertrok ik uit Najera pas laat in de ochtend en zorgde ik ervoor om in Leon en Astorga in het begin van de middag aan te komen. In die week was er de semana santa, waardoor ik in die steden ook processies kon aanschouwen. Voor een paar observaties heb ik gebruik gemaakt van tekst uit het boek van mijn tochtgenoot voor één week Jacques Schiferli. In Santiago zijn geen dagboekaantekeningen gemaakt. Najera – Santo Domingo de la Calzada (21,5 km) Zondag 9 maart Najera was vroeger de hoofdstad van Navarra en dat is te merken bij ons bezoek aan de monasteria de Santa Maria la Real, die Jacques, Leni, Anna en ik vanaf 10.00 uur kunnen bezoeken. Om de tijd te doden, ontbijten we eerst uitgebreid in een cafeteria. Daarna gaan we naar het buitengewoon mooie klooster met zijn aanpalende kerk. Het beeldhouwwerk in de kloostergang en het houtsnijwerk in de toegangsdeur naar de kerk zijn erg de moeite waard. De kerk is tegen een rots aan gebouwd waarin een kapel is gebouwd met een schitterend Mariabeeld. Mariabeeld in Najera
De refugio van Najera ligt dicht bij het klooster van Santa Maria la Real en de kerk van Santa Cruz, oorspronkelijk een koninklijke kapel, die bij het klooster hoorde. Ooit was Najera de verblijf- en begraafplaats van de koningen van e Navarra. De huidige 16 -eeuwse hallenkerk met zijn indrukwekkende ronde hoektorens ligt tegen het klooster aan. In een hallenkerk zijn de zijbeuken even hoog als het middenschip. Loop eens een kerk binnen in de buurt en in de regel zijn de zijbeuken lager, maar in Edam bijvoorbeeld is de Grote Kerk een mooi voorbeeld van een hallenkerk. Terug nu naar de kloostergangen van Najera; die zijn werkelijk fenomenaal. De gotische bogen hebben een traceerwerk van fantasiedieren e en mensenfiguren, die doen denken aan Zuid-Amerikaanse invloeden. Zo geraffineerd is dit 16 eeuwse kantwerk van steen. In de kerk liggen de vorsten van Navarra in graftombes, achter in de kerk, onder het koor begraven. Een gang leidt via dit Pantheon naar een kleine Mariakapel in een natuurlijke grot. Aan de grot is een legende verbonden. In 1044 was de jonge koning van Navarra op valkenjacht. Zijn valk achtervolgde een patrijs. Beiden vlogen een grot binnen. Toen de jonge koning de vogels achterna ging, kwam hij in een verlichte ruimte, die naar lelies geurde. Een prachtig Mariabeeld was in het midden van de grot opgesteld. Een jaar later veroverde de koning de stad Calahorra op de Moren en een deel van de buit besteedde hij om een Mariakerk tegen de grote rots te bouwen. Daarmee werd de verering van de Moeder Gods ingeluid. Uit: Jacques Schiferli, Santiago de Compostela. Mijn verhaal, Zevenaar, 2001, pag.70-71.
Mansilla de las Mulas – Leon (19 km) Woensdag 19 maart ’s Middags bezoek ik de indrukwekkende kathedraal die van een andere schoonheid is dan die van Burgos, meer ingetogen en minder pompeus en schreeuwerig. Er is nog een kerk die indruk maakt, de kerk San Isidoro. Ik ga ook even langs het Hostal de San Marcos met zijn prachtige gevel, nu een dure parardor. Ten slotte bezoek ik op deze toeristische middag een gebouw van Gaudi, nu in gebruik als bank en deze maand door de bank ingericht met een tentoonstelling over Leonardo da Vinci, het genie. Met wat voorbeelden van wetenschappelijke staaltjes van zijn hand en kopieën van zijn beroemdste schilderijen. Hier merk ik dat ik Milaan en Florence toch snel eens moet bezoeken om enkele van zijn schilderijen te zien. Casa Bottines van Gaudi
Om 20.00 uur zien we elkaar voor de kathedraal, op een ijskoude avond maar met heel mooi licht van de ondergaande zon en de maan, waartegen de gevel van de kathedraal majestueus afsteekt. Een niet te vergeten moment. Daarna wachten de tapas en komt bij ons eerste en naar later blijkt enige café de processie van de dag langs. In de nauwe straatjes van Leon staat het publiek vele rijen dik en duurt het een eeuwigheid voordat de stoet voorbij is. Iedere keer als er weer een beeld wordt gedragen, staat men een tijd stil en doet men een aantal op danspasjes lijkende pasjes. Een hele opgave als je met zijn tientallen zo’n zwaar beeld draagt. En, tot mijn stomme verbazing, levert het soms enthousiast applaus op van het publiek. Voor het eerst zie ik een volledige processie in het echt voorbijkomen. Wat ik later met Anna bespreek, is het beangstigende aspect van al die gemaskerde in het zwart geklede mannen. En nog veel beangstigender is het als er af en toe een groep in witte gewaden voorbijkomt met Ku Klux Klan achtige hoofddeksels. Volgens haar is het lopen met maskers een teken dat in deze tijden het individu een ondergeschikt element is, waarvan de onzichtbaarheid wordt gesymboliseerd door de maskers. We weten het verder niet, we zullen het opzoeken. Ook of dit een algemeen katholiek gebruik is of dat het vooral met de conservatieve traditie van de kerk te maken heeft. Wat het bij mij wel goed doet, is de muziek: af en toe is zeer gepassioneerd koper te horen, afgewisseld door het tromgeroffel van wat we in Nederland een drumband zouden noemen.
Processie
De kathedraal is een openbaring. Het glas-in-lood duizelt als een schitterend wandtapijt van miljoenen edelstenen. In Chartres overheersen het rood en blauw, hier zijn ook de groen/geel- en paarsschakeringen magnifiek. Bloemmotieven, bomen, heiligen, koningen, profeten en heraldische motieven flonkeren als in een hemels Jeruzalem. Het geheim van haar schoonheid is haar Franse uitstraling. Geen Spaanse barokelementen en geen retabel die het altaar afsluit, maar wat opvalt is een onbelemmerde blik in het middenschip. Het westportaal lijkt zo van Chartres overgenomen en de plattegrond van de kathedraal van Reims. Soms bekruipt je het gevoel dat er geen nieuwe verrassingen meer mogelijk zijn en dan opeens dit hemelse paleis. Uit: Jacques Schiferli, Santiago de Compostela. Mijn verhaal, Zevenaar, 2001, pag.85.
Kathedraal Leon
Hospital de Orbigo – Astorga (18 km) Vrijdag 21 maart Astorga is niet zo groot, maar het is wel wel een stad om van te houden met zijn prachtige Plaza Mayor, het bisschoppelijke paleis van Gaudi en de kathedraal. Het vaste clubje van vier wordt vandaag weer min of meer verenigd. Anna is in mijn herberg aangekomen, Uwe en Liam zitten in de andere. Voordat ik het weet is het al tijd voor de processie die om 18.30 uur begint. Hij begint voor de albergue, zodat ik me er goed van kan vergewissen hoe normaal iedereen is, wanneer ze hun maskers nog niet ophebben. Ze praten wat met elkaar, steken een sigaretje op en aaien hun kinderen over de bol. Wat ook opvalt, zijn de wereldlijke autoriteiten die in de processie meelopen. Hier is niets te merken van een scheiding van kerk en staat. Er is een kapitein van het leger, van de guardia civil, ik zie een paar politieofficieren, de burgemeester en mensen die ik inschat als het Spaanse equivalent van de Nederlandse wethouder. Om alles van de stoet te zien, loop ik een eindje verder en ga op een hoek staan. Daar zie je pas goed hoe het lopen met een zwaar beeld op een zware houten standaard in zijn werk gaat. Je kunt niet zomaar de hoek omgaan, maar er moet heel wat geschuifeld worden voordat in de hoek de nieuwe richting wordt gevonden. Er zijn twee leiders die precies aangeven hoe de dragers moeten schuifelen. De wijze waarop ze communiceren, is niet iets waaraan je snel denkt, maar wat op een hoek wel belangrijk is. Verder wordt er gewerkt met klopsignalen op een houten blok: 1x kloppen is stoppen, 2x is de standaard neerzetten. Op deze manier word ik nog een specialist in het processiewezen.
Voor begin processie in Astorga
10.
WAT IS PELGRIMEREN (5)? HET MODERNE PELGRIMEREN
Het moge duidelijk zijn, het oude pelgrimeren bestaat niet meer. Er is een modern pelgrimeren voor in de plaats gekomen. Maar wat houdt dat in? Daar ben ik zelf erg benieuwd naar. Voor een antwoord op deze vraag heb ik me laten leiden door een essay van Dirk Aerts uit een boek van Frans Frijns, Niet zomaar een weg, uit 1996. Het essay heeft als titel: Van Pelgrimeren met kalebas naar pelgrimeren met credit card. Frijns betoogt dat na de opdroging van de stroom pelgrims na de Franse Revolutie in het begin van de 20e eeuw Santiago en de pelgrimswegen langzamerhand opnieuw onder de aandacht kwamen. Dit was het werk van kunsthistorici en taalkundigen. Zowel bij de studie van de Romaanse kunst als van de middeleeuwse epiek werd snel duidelijk welke belangrijke rol de pelgrimswegen hebben gespeeld bij het verspreiden van nieuwe ideeën en kunstvormen. Deze vernieuwde interesse was vooral merkbaar in Frankrijk, waar trouwens in 1950 het eerste Compostelagenootschap in Europa gesticht werd. Uit die tijd dateren ook de eerste hedendaagse georganiseerde Compostelatochten. De invalshoek was dus in eerste instantie cultuurhistorisch. De veranderingen die zich gedurende de laatste twintig jaar hebben voltrokken op het vlak van het toerisme en de vrijetijdsbeleving, waarbij steeds meer nadruk wordt gelegd op actief bezig zijn, aandacht voor de natuur en kleinschaligheid, zorgden ervoor dat de wegen naar Compostela ook uiterst geschikt werden bevonden voor deze nieuwe vormen van vakantie. Ook deze trend was echter het eerst merkbaar in West-Europa en is pas de laatste jaren ook doorgedrongen in Spanje. In 1993 beleefden talloze jonge Spanjaarden hun tocht langs de Camino op een pas gekochte mountain-bike. De nieuwe aandacht voor Santiago kwam tot uiting in meer wetenschappelijk onderzoek. Maar dat richtte zich vooral op het verleden en niet op de vraag wat er zich heden ten dage afspeelt op de Jacobswegen en waarom ze nu zo populair zijn. Terwijl jaarlijks opnieuw duizenden pelgrims te voet of per fiets naar Compostela trekken, wordt het debat in verband met Compostela nog steeds beheerst door dezelfde historische, kunsthistorische en religieuze thema’s. Toch is deze nieuwe aandacht, als sociologisch-antropologisch gegeven, op zich reeds een onderzoek waard. Want wat bezielt deze nieuwe Compostelagangers, die zich graag pelgrim noemen? Duidt dit op een terugkeer van een bepaalde soort van gelovigheid of juist niet? Hoe beleven zij hun tocht? In hoeverre verschillen ze hierin van hun middeleeuwse voorgangers? Nog steeds zijn er Santiagogangers die hun tocht zien als een uitdrukking van geloof. Maar voor veel mensen is dat tegenwoordig niet meer het geval. Van hen zijn er velen die met allerlei vragen bezig zijn en die hun tocht niet in de eerste plaats doen als vorm van ontspanning. Dit zijn de nieuwe pelgrims. Ontdaan van een concrete praxis, is pelgrim een metafoor geworden, wat op zich geen nieuw verschijnsel is. Reeds in de bijbel wordt het aardse leven gelijkgesteld met een pelgrimstocht. Maar het begrip pelgrim heeft als het ware ook het christendom overleefd en krijgt bijvoorbeeld in de Romantiek de betekenis van een zwerver die doelloos op aarde ronddoolt. Wanneer een
hedendaagse Santiagoganger zich pelgrim wil noemen, kan hij in dit uitgestrekte veld van soms diametraal tegengestelde betekenissen werkelijk alle kanten uit. Frijns haalt de schrijver Jean Rémy aan die stelt dat het typisch voor de mens is dat hij niet alleen in het hier en nu leeft maar dat hij ook bezig is met een andere wereld en een andere tijd. De bedevaart is een structuur waarin dit afstand nemen van het alledaagse en zich opnieuw integreren, op geordende en sociaal aanvaardbare wijze kan plaatsvinden. Het is hoe dan ook nuttig dat wordt onderzocht wie de mensen zijn die vandaag langs de Jakobswegen stappen en fietsen, wat hun motieven zijn en hoe ze zich gedragen. Op het eerste zicht heeft men hier te maken met een heropleving, een revitalisering. Oude gebruiken komen opnieuw tot leven: er worden weer geloofsbrieven uitgereikt bij het begin van de tocht en Compostela’s aan het eind. De pelgrim gooit opnieuw zijn steen op de Cruz de Ferro. Hij wordt weer gastvrij onthaald in refugios. Maar zelfs wanneer men enkel het uiterlijk in ogenschouw neemt, is er veel veranderd. Wie vandaag langs de Jakobsweg trekt is niet meer de hulpeloze en aan alle onheil overgeleverde pelgrim van vroeger. Wat kleding, schoeisel en bepakking betreft, beschikken de meesten over uitstekend materiaal. Enerzijds is men wel bereid om de last van de weg en de weeromstandigheden te dragen maar anderzijds neemt men toch liefst geen enkel risico. Of, enigszins lapidair: men is bereid te pelgrimeren maar dan niet zonder credit card. Meer fundamenteel is sinds de oude pelgrimstochten niet alleen de aard van het reizen geëvolueerd maar vooral het wezen zelf van de reis. Reizen hebben hun eigen discours. Hoe moet een reis verlopen, wat mag er worden gedaan en wat niet, oftewel wat zijn de regels? Typisch voor onze tijd is dat wij voor het eerst in de geschiedenis echt kunnen kiezen welk type van reis we gaan maken en dus ook volgens welk discours we op reis zullen gaan. De toeristische industrie biedt ons ononderbroken en met grote hardnekkigheid dergelijke types aan, waartussen we een keuze maken maar waarbij we ook soms verschillende discours met elkaar combineren. Dit lijkt ook het geval te zijn met Compostela. Uit de wijze waarop thans de Jakobswegen opnieuw verkend worden en naar Compostela wordt gepelgrimeerd, valt af te leiden dat hier meerdere discours tegelijk aan het werk zijn, dat elk van hen wordt aangereikt door een andere instantie en dat de vorm die de huidige Compostelaganger aan zijn tocht geeft, bepaald wordt door de wijze hij tussen deze discours heeft gekozen, of onderdelen ervan met elkaar heeft gecombineerd. Het is nogal evident dat een eerste discours uitgaat van de Kerk. Zij is de stichtster van het pelgrimsoord en toen Compostela zijn hoogdagen beleefde en zelfs Rome als pelgrimsoord naar de kroon wilde steken, was zij ook de belangrijkste actor in de gehele organisatie van de pelgrimstochten. Nu Compostela herontdekt wordt, blijkt dat zij haar monopolie heeft moeten prijsgeven. Er zijn twee andere instanties opgedoken die beweren eveneens een zekere claim te kunnen leggen op Compostela en de Jakobswegen, namelijk de Raad van Europa, die in oktober 1987 de Camino frances uitriep tot eerste Europse cultuurroute, en de nationale en regionale overheden in Spanje. Door hun claim treden de drie genoemde instanties op als actor. Door middel van activiteiten, programma’s en publiciteit proberen zij een bepaald beeld van
Compostela en de Jakobswegen op te hangen en uit te dragen. Deze discours vertonen belangrijke verschillen. Algemeen kan gesteld worden dat de Kerk vooral aandacht heeft voor het religieuze en spirituele karakter van de Compostelatocht. De Raad van Europa daarentegen richt zich vooral op de cultuurhistorische en artistieke waarden. De Spaanse overheden ten slotte proberen door allerlei programma’s het belang van Compostela en de Compostelatocht in de verf te zetten op recreatief en sportief gebied.
Pelgrimsbeeld op Alto San Roque
Laat ons de vraag stellen op welke wijze de Santiagoganger zich deze interpretaties eigen maakt. Het eerste wat we willen weten is hoe hij bij zijn tocht de aangeboden waarden doseert, met andere woorden: naar welke waarden zijn voorkeur uitgaat en in hoeverre de keuze voor bijvoorbeeld de religieus-spirituele waarden de sportiefrecreatieve uitsluit. Een andere vraag is hoe de Santiagoganger die waarden invult en in hoeverre deze invulling in overeenstemming is met wat de actor in kwestie voorhoudt…Wat de religieus-spirituele pool betreft, is het vermoeden groot dat er inderdaad een grote afstand bestaat tussen de visie van de Spaanse bisschoppen en de drijfveren van hen die niet alleen teleurgesteld zijn over de moderne wereld, maar ook over de moderne Kerk en zich, op zoek naar zingeving, op het Jakobspad begeven. Het zou echter ook interessant zijn te peilen naar de wijze waarop allerlei vormen van toerisme langs de Camino kunnen samengaan met een hernieuwde kennismaking met een stuk geschiedenis of kunstpatrimonium. Het essay sluit af met een constatering waar ik me helemaal achter kan scharen. Het is verbazingwekkend hoe Compostela en de Camino er vandaag in slagen om deze drie zo verschillende interpretaties te incarneren en zo’n breed publiek te boeien. De winterslaap van Compostela heeft een kleine tweehonderd jaar geduurd. Het Compostela van vandaag is weliswaar fundamenteel veranderd maar misschien levenskrachtiger dan ooit.