M.E.Tatalas 05-10-2009 Amsterdam
Master Scriptie Medische Antropologie en Sociologie 2008/9
Dieet-Cultuur
Een onderzoek onder Nederlandse vrouwen naar ervaringen met eten, diëten en het lichaam.
Universiteit van Amsterdam Student nummer: 0413356 Supervisor: Dr. A.J.J. Aalten Tweede beoordelaar:Prof.dr. A.Mol
Samenvatting
In de Nederlandse samenleving is diëten voor vrouwen een vanzelfsprekende bezigheid, die zelden als problematisch wordt beschouwd. Hoewel het dieetgedrag van vrouwen in sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur wel aangekaart wordt, ontbreekt het persoonlijke perspectief van gewone vrouwen (zonder klinisch gediagnosticeerde eetstoornis). Dit onderzoek richt zich op de vraag: Welke rol speelt diëten in het dagelijks leven van gewone Nederlandse vrouwen, en in hoeverre komen de betekenis en beleving van eten, diëten en het lichaam die deze vrouwen omschrijven overeen met bevindingen uit de sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur? In de literatuur is voornamelijk aandacht voor maatschappelijke invloeden op dieetgedrag. Uit dit onderzoek blijkt dat vrouwelijk dieetgedrag voornamelijk door praktische factoren gemotiveerd wordt, en dat obstakels waaraan vrouwen zich het meest storen ook praktisch van aard zijn. De visie op het lichaam als maakbaar speelt tevens een grote rol in de huidige dieet-cultuur onder vrouwen in de Nederlandse samenleving.
Inhoudsopgave
Inleiding.....................................................................................................................P.2
Hoofdstuk 1; Literatuuroverzicht en vraagstelling...........................................................................P.6
Hoofdstuk 2; Opzet en uitvoering onderzoek..................................................................................P.11
Hoofdstuk 3; Dieet ervaringen.........................................................................................................P.16 * Beweegredenen achter dieetgedrag............................................................P.17 * Traditionele diëten versus gezonder eten....................................................P.24
Hoofdstuk 4; Eet-en dieet obstakels...............................................................................................P.28 * Praktische obstakels....................................................................................P.29 * Culturele obstakels......................................................................................P.33
Hoofdstuk 5; Het maakbare lichaam.............................................................................................P.38 * Verantwoordelijkheid voor het lichaam.......................................................P.39 * Vrouwelijkheid en het maakbare lichaam...................................................P.43
Conclusie..................................................................................................................P.47 Literatuurlijst..............................................................................................................P.51 Bijlage 1: Tabel met gegevens van deelneemsters...................................................P.53 Bijlage 2: Topic-lijst....................................................................................................P.54
Inleiding
Diëten wordt in de Nederlandse samenleving beschouwd als normaal vrouwelijk gedrag. Niemand kijkt op van een vrouw die op een verjaardag een taartje weigert omwille van haar lijn, of van een vrouw die na de feestdagen de sportschool induikt om haar schuldgevoelens over het eten van de afgelopen dagen te compenseren. Veel vrouwen zeggen als het onderwerp diëten wordt besproken, “het hoort er nou eenmaal bij”, of “wie mooi wilt zijn moet pijn leiden”. Voor vrouwen in de Nederlandse samenleving is diëten een normaal onderdeel van het dagelijks leven. Producenten van dieetproducten spelen handig in op deze dieet-cultuur onder vrouwen, door bijvoorbeeld na de feestdagen, en voor het bikini-seizoen, volop reclame te maken voor hun producten. Sonja bakker en andere dieetgoeroe's verkopen bestseller na bestseller, terwijl de inhoud van deze diëten vaak niet wezenlijk verschilt van algemene kennis over gezond eten en leven. Reclameboodschappen richten zich erop om ons te vertellen dat het ideale lichaam voor iedereen binnen het bereik ligt die er maar genoeg moeite voor doet, met hulp van hun producten natuurlijk. En de meest modieuze kleding wordt vaak ontworpen om mooi te passen op een vrouw met maatje zesendertig of achtendertig. Het verkrijgen van het ideale lichaam is echter niet zo eenvoudig als de dieet industrie en de populaire media doen geloven. Ondanks verwoede pogingen van vrouwen om het “perfecte lichaam” te verkrijgen, domineert maatje zesendertig het straatbeeld nog altijd niet. Wat het verkrijgen van het gewenste lichaam voor veel vrouwen compliceert, is het feit dat voedsel in de Westerse samenleving in overvloed aanwezig is. De constante en alom vertegenwoordigde verleiding om trek te stillen is moeilijk uit de weg te gaan. Tevens heeft de media een grote invloed op het eetgedrag in de Nederlandse (en Westerse) samenleving. Zo worden we niet alleen verleid door voedsel dat vrijwel op elke hoek van de straat te verkrijgen is, maar worden we ook gedurende de gehele dag blootgesteld aan reclameboodschappen over etenswaren. Niet alleen de verleiding vanuit de voedselindustrie en de media, maar ook de sociale functie van eten bemoeilijkt gewichtsbeheersing voor vrouwen. Ondanks de schijnbare verandering in traditionele rolpatronen van vrouwen en mannen in de Nederlandse samenleving, worden vrouwen nog altijd in verband gebracht met de taak van voedselverstrekking voor het gezin en voor gasten. Ook speelt voedsel vaak een rol bij sociale gelegenheden, zoals bijvoorbeeld bij een zakenlunch of een gezellige borrel met vrienden. En dit zijn slechts enkele problemen die het verkrijgen van het gewenste gewicht voor veel vrouwen in de weg staan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat voor veel vrouwen in de Nederlandse samenleving het ideale, slanke lichaam een onbereikbaar doel blijft. Ook mannen in de Nederlandse samenleving zijn in stijgende mate bezig met het uiterlijk (e.g. Grogan 1999; 58-79). Zij volgen daarbij ook steeds vaker een dieet, vaak in combinatie met het trainen van het lichaam. Toch blijft diëten tot op heden met name onder vrouwen een
wijdverspreid en algemeen geaccepteerd verschijnsel; De dieet-cultuur in Nederland is een uitgesproken vrouwelijke cultuur. Zoals ook in andere Westerse samenlevingen het geval is, staan vooral vrouwen in de Nederlandse samenleving onder druk om hun lichaam aan te passen aan een norm van acceptabel gewicht (e.g. Grogan 1999: 3; Becker 1995: 45). Zowel in de feministische als de sociaal wetenschappelijke literatuur wordt aandacht besteed aan de objectificatie van het vrouwelijke lichaam, en de daaruit voortvloeiende handelingen die door vrouwen worden verricht om het lichaam zoveel mogelijk aan te passen aan de culturele normen van “normale” vrouwelijkheid (e.g Becker 1995: 31, 36; Van Lenning 1992: 161; Grogan 1999: 33, 52, 57; Bordo 1993/2003: 57, 142-144, 165; Hesse-Biber 1991:174-175). De pogingen van vrouwen om hun gewicht te beheersen worden in deze literatuur vaak uitgelegd als normaliserende praktijk, met als doel een lichaam te verkrijgen dat aan de culturele norm voldoet. Vaak wordt een verband getrokken tussen dieetgedrag van “normale” vrouwen en eetgedrag van vrouwen met eetstoornissen en overgewicht. Het medische discours, waarin een ziekte model van eetstoornissen (en momenteel ook in stijgende mate obesitas) wordt gehanteerd, domineert echter tot op heden de publieke opinie. Hierdoor komen slechts de extreme voorbeelden van disfunctioneel eetgedrag, bijvoorbeeld anorexia en obesitas, in de Nederlandse samenleving onder de aandacht. Op televisie zijn bijvoorbeeld veel programma's te zien waarin extreem dikke of dunne mensen gevolgd worden. Hun eetgewoonten worden daarbij schaamteloos tentoongesteld als bizar en afwijkend. Dat zeer veel vrouwen in de Nederlandse samenleving er vrijwel dezelfde “bizarre” eetgewoonten op nahouden wordt buiten beschouwing gelaten. De vanzelfsprekendheid van diëten voor vrijwel alle vrouwen in deze maatschappij wordt dan ook zelden als probleem beschreven buiten de sociale (en de feministische) wetenschap. Diëten heeft echter veel negatieve gevolgen, zoals bijvoorbeeld de gezondheidsrisico's van het zogenaamde “jojo-effect”, waarbij het lichaamsgewicht van vrouwen door diverse perioden van diëten en normaal eten veel schommelt (e.g. Germov & Williams 1996: 100). Ook zijn er de psychologische gevolgen van vrouwelijk dieetgedrag; veel vrouwen krijgen een gevoel van minderwaardigheid wanneer ze een dieet niet volhouden, en hebben vaak een gecompliceerde en zelfs ongezonde relatie met voedsel door hun dieetgedrag. Ook komen de meeste vrouwen in de regel meer aan dan dat ze kwijt zijn geraakt zodra ze het dieet staken; slechts 5 procent van alle vrouwen die geregeld diëten behalen op de lange termijn succes (e.g Grogan 1999: 21; Germov & Williams 1996: 100). Toch worden vrouwen in deze samenleving gestimuleerd om af te vallen, ook al lijden veel vrouwen die diëten niet aan (ernstig) overgewicht, en is het nut van diëten voor hen waarschijnlijk zeer gering en wellicht zelfs schadelijk. De dieet-cultuur onder Nederlandse vrouwen is er een die vele problemen met zich meebrengt. Toch wordt vrouwelijk eet-en-dieetgedrag in de Nederlandse samenleving niet als probleem beschouwd, tenzij het ernstig uit de hand loopt (zoals in het geval van klinisch
gediagnosticeerde eetstoornissen 1 of obesitas). Extreme vormen van disfunctioneel eetgedrag krijgen weliswaar veel aandacht in de Nederlandse samenleving, met name in de media en de medische wetenschap, maar worden hierbij beschouwd als afwijkend; als ziekte. De link tussen dit zogenaamd abnormale eetgedrag, en de rol die diëten speelt in het leven van vrijwel iedere Nederlandse vrouw wordt niet gelegd. Slechts in de sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur krijgt het onderwerp van vrouwelijk eet en dieetgedrag aandacht. De focus van deze literatuur licht echter vaak op eetstoornissen, of op het analyseren van het Westerse medische of populaire discours omtrent eten (Bordo 1993/2003; Saukko 2008; Austin 1999; Germov & Williams 1996; Lester 1997; Hesse-Biber 1991). Hierbij wordt slechts in geringe mate aandacht besteed aan de persoonlijke verhalen van vrouwen, en waar dit wel gebeurd ligt de focus op eetstoornissen (bijvoorbeeld Van Lenning 1992; Saukko 2000, 2008). Naar mijn inzien is juist het persoonlijke perspectief van “gewone 2 ” vrouwen een onmisbare invalshoek voor een goed begrip over wat diëten betekent voor vrouwen in de Nederlandse samenleving. In dit onderzoek zal de focus daarom worden gelegd op de persoonlijke verhalen van gewone Nederlandse vrouwen. Mijn onderzoek zal zich richten op Nederland, aangezien de literatuur vaak de Verenigde Staten of Engeland beschrijft, en er nog maar weinig Nederlands sociaal wetenschappelijk onderzoek op dit gebied beschikbaar is. Mijn persoonlijke interesse voor dit onderwerp komt niet alleen voort uit mijn eigen ervaringen met diëten, eten, en lichaamsbeeld, maar is met name ontstaan door het feit dat deze factoren ook een belangrijke rol spelen in het leven van bijna alle vrouwen die ik ken. Hoewel het daadwerkelijke gewicht en uiterlijk van deze vrouwen zeer divers is, is de preoccupatie met gewicht, eten en het lichaam bij ieder van hen aanwezig. Het is zo een gewoon onderdeel van het dagelijks leven van vrouwen, dat ze er zelden bij stilstaan. Door de aandacht echter te richten op de rol die eten en diëten spelen in ons dagelijks leven, blijkt echter hoe groot de invloed ervan is op de diverse aspecten ervan. Dit heeft mij ertoe doen besluiten om mijn master onderzoek te wijden aan de dieet-cultuur onder Nederlandse vrouwen. Met dit onderzoek hoop ik meer inzicht te verschaffen in de dieet-cultuur, en deze onder de aandacht te brengen. De doelstelling van het onderzoek zal zijn om door middel van de persoonlijke verhalen van vrouwen een nieuw licht te werpen op het belang van eten, diëten en het lichaam voor Nederlandse vrouwen. In het eerst hoofdstuk zal ik een overzicht geven van relevante sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur die de grondslag zijn voor dit onderzoek. Hierin zal ik ook de gebreken in de huidige literatuur aankaarten, wat vervolgens zal uitmonden in mijn onderzoeksvraag. In het
1
De benadering van problematisch eetgedrag als een ziekte of stoornis wordt niet algemeen geaccepteerd. Volgens sommige (feministische) literatuur kan dit soort gedrag beter worden bestudeerd als een cultureel fenomeen. De medische wetenschap benadert deze problematiek echter vanuit het ziekte model, en heeft criteria vastgesteld voor het maken van de diagnose eetstoornis. Hoewel ik in dit werk geen standpunt zal trachten in te nemen (aangezien dit niet het doel van mijn onderzoek is) zal ik voor het gemak de term eetstoornissen hanteren. 2 Dat wil zeggen, vrouwen die niet leiden aan een klinisch gediagnostiseerde eetstoornis of obesitas.
tweede hoofdstuk zal ik nader ingaan op waarom en hoe Nederlandse vrouwen diëten. Zowel het beslissingsproces als de huidige trend om gezond te eten worden hier onder de loep genomen. Het derde hoofdstuk zal met name de obstakels die vrouwen ervaren met eten, diëten en hun lichaam behandelen. Over de obstakels met betrekking tot diëten zijn vrouwen expliciet, terwijl obstakels met betrekking tot eten en het lichaam voor vrouwen minder makkelijk bespreekbaar zijn. In het vierde en laatste hoofdstuk zal ik de visie op het lichaam als maakbaar exploreren, en hoe de factoren verantwoordelijkheid voor het lichaam en vrouwelijkheid het dieetgedrag van vrouwen beïnvloed. In mijn conclusie presenteer ik de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek.
Hoofdstuk 1: Literatuuroverzicht en vraagstelling
In de wetenschappelijke literatuur is reeds veel aandacht geschonken aan eet-endieetgedrag van vrouwen, lichaamsbeeld van vrouwen, en eetstoornissen. In principe kan deze literatuur worden onderverdeeld in drie verschillende stromingen, namelijk de medisch wetenschappelijke literatuur, de sociaal wetenschappelijke literatuur, en de feministische literatuur. Uiteraard bestaan binnen deze stromingen veel verschillende visies en nuances. De medisch wetenschappelijke literatuur 3 maakt onderscheid tussen normaal en pathologisch eetgedrag, en hanteert een ziekte model van eetstoornissen (e.g. Saukko 2008: 37-55; Hesse-Biber 1991: 173174). De sociaal wetenschappelijke literatuur kaart met name maatschappelijke invloeden op eetgedrag en eetstoornissen aan, en zoekt de oorzaken van abnormaal eetgedrag niet in individuele pathologie maar in de interactie van het individu met de omgeving (e.g. Malson & Swann 1999; Lester 1997; Austin 1999; Germov & Williams 1996). Feministische literatuur gaat hierin nog verder, en geeft kritiek op de maatschappij als voornaamste oorzaak van de problemen die vrouwen met eten en hun lichaam ondervinden (e.g. Bordo 1993/2003; Orbach, aangehaald in Lester 1997). Dit is uiteraard een generalisatie van de standpunten gepresenteerd in de verschillende stromingen, en is slechts bedoelt om een indicatie te geven van de verschillende benaderingswijzen van hetzelfde onderzoeksveld. Ik zal in dit hoofdstuk een kort overzicht geven van relevante literatuur van zowel sociaal wetenschappelijke als feministische oorsprong, waarin ik ook de tekortkomingen in de literatuur zal behandelen die de inspiratie vormen voor dit specifieke onderzoek. Vervolgens zal ik de vraagstelling voor dit onderzoek formuleren. Het onderwerp eten en diëten wordt in de sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur vaak gekoppeld aan het zogenaamd abnormale eetgedrag van vrouwen met een eetstoornis zoals anorexia. In deze literatuur wordt kritiek geleverd op de wijze waarmee in de Westerse maatschappij wordt omgegaan met eetstoornissen, met name door de medische wetenschap. Eetstoornissen worden hierin behandeld als abnormaal vrouwelijk eetgedrag, voortkomend uit een individuele pathologie. Hoewel recentelijk ook in de medische wetenschap meer aandacht wordt geschonken aan maatschappelijke invloeden op disfunctioneel eetgedrag van vrouwen, wordt dit uiteindelijk als aanvulling gezien op het bestaande model van individuele pathologie (e.g. Lester 1991: 479-480; Malson & Swann 1999: 398; Hesse-Biber 1991: 174). Sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur richt zich daarentegen op de maatschappelijke invloeden op eet een dieetgedrag van vrouwen. Hierin wordt gesteld dat de nadruk niet moet worden gelegd op het afwijkende gedrag dat vrouwen met een eetstoornis vertonen, maar dat juist meer aandacht moet worden geschonken aan de overeenkomsten die
3
Voor de volledigheid is het van belang te vermelden dat informatie betreffende medische literatuur afgeleid is
uit verwijzingen in de sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur, en dus van secundaire oorsprong is.
vrouwen zowel met als zonder eetstoornis vertonen in de omgang met eten. Bordo (1993/2003: 57-61) stelt bijvoorbeeld dat alle vrouwen zijn te plaatsen op een continuüm van eetgedrag, waarbij vrouwen met anorexia een extreem punt innemen, en vrouwen met nagenoeg geen problemen met hun lichaam en met eten het extreme andere punt. Er zou, volgens sociaal wetenschappers en feministische academici, meer aandacht moeten komen voor de maatschappelijke invloeden op het eetgedrag van vrouwen. Tevens zou er meer moeten worden geluisterd naar wat vrouwen zelf over hun eetgedrag te melden hebben. De kritiek vanuit de sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur is dan ook dat dat niet vanuit een ziekte-model zou moeten worden gewerkt, maar vanuit een maatschappelijk (Saukko 2008; Bordo 1993/2003; Lester,1997, HesseBiber 1991; Malson & Swann 1999; Grogan1999) en persoonlijk (Saukko 2008; Van Lenning 1992; Lester 1997) perspectief. Binnen de sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur bestaan echter veel verschillende visies op eetstoornissen en (problematisch) eetgedrag. Met name in de wat oudere feministische literatuur wordt geopperd dat eetstoornissen een protest zijn tegen (hun rol als vrouw in) de maatschappij, en moet worden begrepen als een teken van wat er mis is in de maatschappij (e.g. Orbach, aangehaald in Lester 1997: 479; Bordo 1993/2003: 141; Hesse- Biber 1991). Hoewel dit slechts een van de visies op eetstoornissen is die wordt geuit in sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur, is dit het standpunt dat de meeste bekendheid geniet, en ook op de meeste weerstand stuit. Vanuit de maatschappij, en dan met name vanuit de medische wetenschap, wordt het bezwaar geopperd dat deze visie op eetstoornissen geen recht doet aan het leed van vrouwen met een eetstoornis (e.g. Bordo 1993/2003; 60). Doordat de ziekte wordt gepolitiseerd als maatschappelijk protest zou er onvoldoende begrip zijn voor de destructieve eigenschappen van de ziekte. De tegenreactie vanuit de feministische literatuur is dat het leed van deze vrouwen niet wordt ontkent, maar dat de achterliggende oorzaak van dat leed niet moet worden gezocht in individuele pathologie. Culturele en maatschappelijke invloeden moeten worden onderzocht als veroorzakers van disfunctioneel eetgedrag. Zoals Bordo in haar werk zeer gedetailleerd aantoont, is de rol die de maatschappij heeft in het abnormale eetgedrag van vrouwen zeer groot. Haar discours analyse van de media toont aan hoe subtiel en alomtegenwoordig de druk op vrouwen is om hun lichaam er gedrag aan te passen aan wat sociaal wenselijk is. Zij beargumenteerd dat het leed van vrouwen met een eetstoornis niet wordt ontkend door feministische benaderingen ervan. Juist de medische benadering van eetstoornissen doet geen recht aan vrouwen, door niet te erkennen dat de betekenis van vrouw zijn in een Westerse samenleving centraal staat in het begrijpen van eetproblematiek (ibid: 47-61). Ook Lester (1997: 479-481) verbaast zich over het feit dat de beleving en betekenis van vrouw zijn in de Westerse maatschappij in de medische verklaringen van eetstoornissen eigenlijk geen plaats heeft. Zij uit echter tevens kritiek op feministische benaderingen van eetstoornissen. Waar de medische wetenschap met de benadering van eetstoornissen als ziekte een scheiding
tussen lichaam en geest veroorzaakt, heeft men volgens Lester met de feministische benadering een soortgelijke scheiding gecreëerd, namelijk tussen cultuur en individu. Zoals Lester omschrijft, wordt de vrouw volgens beide benaderingen van eetstoornissen gezien als een “black box”, waarin processen zich afspelen die onduidelijk blijven. Zij stelt dan ook de vraag 'Hoe het “buiten” (de cultuur) het “binnen” (het individu) beïnvloed, en hoe het “binnen” de beleving van “buiten” op zijn beurt weer beïnvloed' (ibid: 481). Om het gestelde probleem op te lossen gebruikt Lester een concept van Foucault; technologies of self. Zij verklaart de gedragingen van vrouwen met een eetstoornis als opzettelijke gedragingen, met als doel een transformatie van het zelf te bewerkstelligen. Deze scheiding tussen individu en cultuur houdt meerdere auteurs bezig. Zo stelt Becker (1995: 27) de vraag hoe sociale waarden op het lichaam worden geïnscribeerd, en in hoeverre het individu een rol speelt bij die inscriptie. Zij onderzoekt het contrast tussen de visie op het lichaam in de Westerse samenleving en de visie op het lichaam van de samenleving op Fiji. In de Westerse maatschappij wordt het lichaam gezien als instrument van het zelf, terwijl men op Fiji het lichaam niet beschouwd als iets dat door een individu kan (en moet) worden gevormd. Hier is het lichaam een reflectie van zorg van de directe omgeving, geen individueel “project”. De vraag hoe de scheiding tussen individu en cultuur kan worden overbrugt is er een die meerdere sociaal wetenschappelijke en feministische auteurs bezighoudt. Zowel Bordo (1993/2003), Becker (1995) als Lester (1997) hebben getracht deze overbrugging te maken. Een bevredigende oplossing is echter in deze literatuur niet te vinden, met name door een gebrek aan onderzoeksmateriaal bestaande uit ervaringen van vrouwen. Hoewel Bordo (1993/2003) een grondige analyse geeft van maatschappelijke invloeden op vrouwelijk eetgedrag, gebruikt zij slechts sporadisch voorbeelden uit de praktijk, in de vorm van verhalen van haar studenten. Becker (1995) geeft een prachtige omschrijving van de visie op de maatschappij, het zelf en het lichaam op Fiji. Er is echter alleen op Fiji onderzoek gedaan, waardoor de beschrijvingen van de Westerse samenleving gebaseerd zijn op theorieën, en op werken van anderen. Lester (1997), die kritiek uit op zowel de medische als de feministische benadering van eetstoornissen, onderbouwd haar theorie ook niet door middel van voorbeelden uit de praktijk. Ze haalt slechts enkele opmerkingen uit interviews van Hilde Bruch (zie Lester 1997) aan om haar theorie te ondersteunen. Haar vraag hoe maatschappelijke invloeden vrouwen daadwerkelijk motiveren is zeer relevant en kaart een daadwerkelijk tekort aan in huidige literatuur. Toch probeert ook zij de processen in de “black box” te doorgronden door middel van theorieën, niet door onderzoek te doen met echte vrouwen. Het is verwonderlijk dat er op het gebied van eetproblematiek maar weinig onderzoeken zijn waarin de persoonlijke ervaringen van vrouwen een grote rol hebben. Een voorbeeld van literatuur waarin de persoonlijke verhalen van vrouwen wel een rol spelen, is het werk van Saukko (2008). Als ervaringsdeskundige en feministisch academicus beschrijft zij haar persoonlijke ervaringen met anorexia. Zij trekt het huidige ziekte-model van de medische wetenschap in twijfel, en met name de daaruit voortvloeiende behandelwijze van deze
en andere eetstoornissen. Saukko keert zich ook af van de traditionele feministische theorieën over eetstoornissen als protest, of als poging om het lichaam van alle vrouwelijke kenmerken te ontdoen. Zij omschrijft beide modellen als beledigend voor vrouwen met anorexia, en hekelt het feit dat niet alleen in de medische wetenschap, maar ook in de feministische modellen van eetstoornissen onvoldoende aandacht is voor wat vrouwen zelf te zeggen hebben. Alles wat een “patiënte” zegt is waardeloos totdat het door een “expert” wordt geanalyseerd. Ook Van Lenning (1992) stelt dat er te weinig aandacht is voor wat vrouwen zelf over hun eetstoornis te vertellen hebben. In haar werk behandelt zij dan ook de persoonlijke ervaringen van vrouwen met een eetstoornis. Van Lenning geeft aan de verhalen van vrouwen niet te willen interpreteren als uiting van hun ziekte, maar te willen luisteren naar hun ervaringen. Hierdoor verschuift de aandacht naar de beleving en de betekenis van het vermageren voor vrouwen (ibid: 8). Ook Saukko behandelt de persoonlijke ervaringen van vrouwen, maar voegt hier een analyse van historische en politieke context aan toe. Zij tracht in haar werk een balans te vinden tussen de persoonlijke verhalen van vrouwen en een analyse van de discours waardoor deze ervaringen gevormd worden. De voornaamste kritiek die deze twee auteurs uiten is dat in de behandeling van eetstoornissen zelden serieus geluisterd wordt naar de inzichten die de patiënten zelf hebben over hun lichamelijke en geestelijke toestand. Zowel Saukko als Van Lenning geven in hun werken een analyse van de persoonlijke verhalen van vrouwen met anorexia. Waar Van Lenning de focus exclusief legt op de verhalen van vrouwen, voegt Saukko een discours analyse toe. Beide werken geven een bijzondere kijk op eetproblematiek, door vanuit het perspectief te werken van het subject in plaats van een maatschappelijk perspectief. Beide werken hebben echter dezelfde tekortkomingen. De auteurs hebben kritiek op de opvatting van de medische wetenschap dat anorexia een ziekte is, en er wordt gesteld dat de rigide scheiding tussen “gezondheid” en “ziekte” bij eetstoornissen nader moet worden beschouwd. Het argument wordt in beide werken aangevoerd dat de medische wetenschap op een verkeerde manier omgaat met eetstoornissen, door geen aandacht te geven aan de persoonlijke ervaringen en belevingen van vrouwen. Hoewel beide auteurs de ervaringen van vrouwen met anorexia behandelen, besteden zij geen aandacht aan de ervaringen en belevingen van vrouwen die geen eetstoornis hebben. Hierdoor wordt een vergelijking tussen “gezondheid” en “ziekte” lastig, hetgeen een verandering in de wijze waarop met eetstoornissen wordt omgegaan onwaarschijnlijk maakt. Ook blijft een analyse van eetproblematiek voor vrouwen in de Westerse samenleving hierdoor incompleet. Zoals uit voorgaande alinea's blijkt, is een belangrijke tekortkoming in de literatuur het ontbreken van onderzoek naar gewone vrouwen. Hoewel in de sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur veelvuldig wordt gesteld dat niet alleen vrouwen met een eetstoornis, maar in feite alle vrouwen in de Westerse samenleving een disfunctionele relatie hebben met eten en hun lichaam, is er opvallend weinig onderzoek gedaan naar gewone vrouwen. Om de bewering te staven dat eetstoornissen voortkomen uit een cultuur van disfunctioneel eten onder alle vrouwen in
de samenleving, mag onderzoek naar gewone vrouwen niet ontbreken. Hoewel er met name in feministisch literatuur wel wordt geschreven over gewone vrouwen en hun relatie met eten en het lichaam (e.g. Bordo 1993/2003; Hesse-Biber 1991; Malson & Swann 1999), wordt er weinig gebaseerd op daadwerkelijke bevindingen uit de praktijk. Hierdoor blijft de afstand tussen theorie en de beleving van vrouwen zelf zeer groot. Dit blijkt bijvoorbeeld uit naïeve aanbevelingen uit de literatuur dat vrouwen moeten trachten te ontsnappen uit hun traditionele rol als vrouw, en dat de normen van vrouwelijkheid zouden moeten worden versoepeld en uitgebreid om meer variatie in uiterlijk toe te staan (e.g Hesse-Biber 1991: 185-186; Grogan, 1999: 189). Dit soort aanbevelingen zijn gebaseerd op theoretische analyses, en reflecteren geen begrip van de beleving van echte vrouwen. Niet alleen blijft de afstand tussen cultuur en individu gehandhaafd door het ontbreken van onderzoek naar de ervaringen van gewone vrouwen met eten en hun lichaam. De focus op eetstoornissen in de literatuur leidt de aandacht tevens af van een groot probleem; dat veel “normale” vrouwen in de Westerse samenleving een problematische relatie hebben met eten, en een negatieve visie op hun lichaam. Deze disfunctionele relatie met eten van veel vrouwen wordt door de maatschappij zelfs actief gestimuleerd. Zo stellen Germov en Williams (1996: 98) en Austin (1999: 245-246) dat voorlichtingscampagnes voor voeding bijdragen aan een ongezonde en obsessieve preoccupatie met gewichtsbeheersing in de Westerse samenleving. Populaire discours-analyses zijn veelvuldig gedaan, wellicht het meest succesvol en uitgebreid door Bordo (1993/2003). Het wetenschappelijke discours blijft wat Austin betreft echter onterecht genegeerd in sociaal wetenschappelijke en feministische analyses van (vrouwelijk) eetgedrag. Germov en Williams (1996: 104) stellen dat het aanmoedigen van veranderingen in de levensstijl die door deze campagnes aanbevolen worden tevens een vrijbrief inhoud voor de maatschappij om slechte praktijken onveranderd te laten. Vanwege het gebrek aan aandacht voor de ervaringen en belevingen van gewone vrouwen in de bestaande literatuur, heb ik het als doelstelling van mijn onderzoek gemaakt om te werken met persoonlijke verhalen van gewone vrouwen, dat wil zeggen zonder klinisch gediagnostiseerde eetstoornis of obesitas. Ik hoop hiermee een oplossing te vinden voor het probleem dat Lester (1997: 481) aankaart, dat de vrouw in de huidige literatuur een “black box” is waarin zich onzichtbare en onbekende processen afspelen. Tevens zal ik aandacht besteden aan invloeden van populaire (media) en medische/wetenschappelijke (voedingscentrum) discours op de belevingen van deze vrouwen. Vanwege de beperkte omvang van dit onderzoek zal ik echter geen discours-analyse ondernemen. De vraagstelling waarop ik mijn onderzoek specifiek zal richten, luidt als volgt; Welke rol speelt diëten in het dagelijks leven van gewone Nederlandse vrouwen, en in hoeverre komen de betekenis en beleving van eten, diëten en het lichaam die deze vrouwen omschrijven overeen met bevindingen uit de sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur?
Hoofdstuk 2: Opzet en uitvoering onderzoek
Gedurende een periode van twee maanden heb ik 11 diepte interviews gehouden met verschillende vrouwen in de leeftijdscategorie 20-60. In bijlage 1 is een overzicht te vinden van de precieze leeftijden almede occupatie van deze vrouwen. Ik heb gekozen om de leeftijdsgrenzen van mijn onderzoek zo breed mogelijk te houden, omdat ik voor variatie in mijn onderzoeksgegevens wil zorgen in plaats van het te beperken tot een selecte groep. Aan de occupatie van vrouwen heb ik geen criteria gesteld, hoewel ik wel heb getracht ook hier variatie in aan te brengen. Door een zo gevarieerd mogelijke onderzoekspopulatie te gebruiken, wil ik aantonen dat het onderwerp van dit onderzoek voor een brede groep vrouwen relevant is. Wel heb ik ervoor gekozen vrouwen (meisjes) jonger dan 20 en vrouwen ouder dan 60 niet deel te laten nemen. Allereerst omdat onderzoeken die er zijn op het gebied van dieetgedrag bij vrouwen zich vrijwel exclusief richten op jonge meisjes en scholieren/studenten. Ik wil daarentegen vrouwen aan het woord laten die tot nog toe zijn genegeerd in het wetenschappelijk onderzoek naar dieetgedrag. Tevens is het mijn veronderstelling dat zowel vrouwen onder de 20als boven de 60 over het algemeen in andere levensfasen verkeren dan vrouwen die wel binnen de categorie vallen. Zo zijn jonge vrouwen vaak nog in een vormende fase, waarin zij opzoek zijn naar hun eigen identiteit. Een onderzoek naar dieetgedrag onder jonge vrouwen zou hierdoor niet hetzelfde betekenen als onderzoek naar dieetgedrag bij “volwassen” vrouwen. Er is uiteraard geen duidelijke grens aan te wijzen waarboven iemand ineens volwassen is, en zijn of haar eigen identiteit heeft gevormd. In de Nederlandse samenleving worden mensen echter vanaf hun 21ste als volwassen beschouwd, daarom heb ik ook bij benadering voor deze grens gekozen. Vrouwen ouder dan 60 heb ik tevens uitgesloten van deelname. Dit is gebaseerd op mijn veronderstelling dat vrouwen, naar mate zij ouder worden, minder met uiterlijk bezig zijn, en dat gezondheidsklachten/zorgen een grotere rol gaan spelen in de beoordeling van het lichaam. Uiteraard is de beslissing om deze leeftijdscategorie te nemen gebaseerd op mijn eigen assumpties, en zijn ook vrouwen binnen de gekozen categorie in verschillende levensfasen in te delen. Het zou dan ook interessant zijn om juist naar leeftijdsverschillen in lichaamsbeoordeling en (di)eetgedrag onderzoek te doen. Dit is echter niet het doel van dit onderzoek. Een ander exclusie criterium dat ik heb gehanteerd, is land van herkomst. Omdat mijn onderzoek zich richt op de Nederlandse samenleving, heb ik ervoor gekozen om alleen vouwen te interviewen die in Nederland zijn opgegroeid. Hoewel ik niet per se de eis heb gesteld dat vrouwen ook daadwerkelijk een Nederlandse afkomst hebben, is het toevallig wel zo uitgekomen dat al mijn deelneemsters Nederlandse zijn. Cultuurverschillen in eetgedrag zijn natuurlijk zeer relevant en interessant om onderzoek naar te verrichten. Vanwege mijn eigen dubbele nationaliteit (half Nederlandse, half Griekse) ben ik uitermate geïnteresseerd in vergelijkingen tussen verschillende culturele achtergronden in eetgedrag. Vanwege de beperkte omvang van dit onderzoek heb ik er
echter niet voor gekozen om een vergelijkend onderzoek te doen. Dit onderzoek richt zich dus exclusief op Nederlandse vrouwen. Het laatste, maar ondanks zijn vanzelfsprekendheid zeker niet onbelangrijkste exclusie criterium dat ik heb gehanteerd, is sekse. Mijn onderzoek richt zich exclusief op dieetgedrag van vrouwen. Dit is niet omdat het eet -en dieet gedrag van mannen oninteressant is. Zeker in de veranderende samenleving, waarin ook mannen steeds meer geacht worden op hun uiterlijk te letten, is het onderwerp eet-en dieetgedrag van mannen een relevant onderwerp. Ik had er dus voor kunnen kiezen om ook mannen in mijn onderzoek te behandelen. Zoals ik echter reeds aangaf, heb ik gekozen om geen vergelijkend onderzoek te doen. Bovendien is het onderwerp diëten bij mannen zeker een eigen onderzoek waardig. Ik herhaal hier echter weer, dat dit niet het doel is van dit onderzoek. Ik heb ervoor gekozen mij te richten op dieetgedrag van vrouwen, omdat het voor vrouwen vanzelfsprekend en geaccepteerd gedrag is. Hoe interessant het onderwerp dieetgedrag van mannen ook is, het is in de Westerse samenleving absoluut (nog) niet het geval dat diëten voor mannen algemeen geaccepteerd en vanzelfsprekend is. Juist die vanzelfsprekendheid maakt het echter zo belangrijk om onderzoek te doen naar dieetgedrag van vrouwen. De onderzoekspopulatie die ik heb gekozen bestaat dus uit vrouwen, in de leeftijdscategorie 20 tot 60, die in Nederland zijn opgegroeid. De interviews die ik heb afgenomen waren semi-gestructureerd, met een van tevoren ontworpen topic-lijst (zie bijlage 2). Deze topic-lijst had als doel ervoor te zorgen dat bepaalde onderwerpen in ieder geval zouden worden behandeld. Ik heb verder geen vaste structuur gebruikt in mijn interviews, om de gesprekken zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen. Hierdoor wou ik vrouwen de ruimte bieden om te vertellen over wat zij zelf belangrijk vinden. Met name om het onderzoek te koppelen aan bevindingen uit de literatuur, heb ik uiteraard wel bepaalde onderwerpen aangehaald, en het gesprek wel enigszins gestuurd. Ik heb voor deze interviews een levensloop aanpak gehanteerd. Hierbij heb ik gevraagd naar het eet en dieetgedrag van vrouwen, hun gevoelens over het lichaam, en hoe dit in de loop van de tijd is veranderd. Dit is een waardevolle aanpak om zowel de dieet geschiedenis van vrouwen, alsmede hun huidige ervaringen met en opvattingen over eten en diëten te kunnen vastleggen. Ik ben een aantal weken voor aanvang van mijn onderzoek begonnen met de werving van deelneemsters. De eerste vrouwen die ik heb geïnterviewd kwamen uit mijn directe familie en kennissenkring, met de rest van de vrouwen ben ik via anderen in contact gekomen. Bij de aanvang van het onderzoek was ik nog niet erg ervaren met het afnemen van interviews, ik had dit slechts twee keer eerder gedaan. Dit heeft met name tot gevolg gehad dat de levensloop aanpak in het begin niet tot de gewenste resultaten leidde. Hoewel ik bekend was met diverse technieken van interviewen, en ook de levensloop aanpak wel kende, had ik deze nog nooit zelf geoefend. Omdat ik te vroeg in het interview begon met de levensloop, bleek dat de vrouwen hier niet echt veel over wisten te vertellen. Dit kwam waarschijnlijk omdat de
verwachtingen van vrouwen over het interview niet overeenkwamen met het terughalen van herinneringen over hun eetgeschiedenis. Na enige aanpassingen in de structurering van mijn interviews bleek de levensloop aanpak echter zeer goed te werken. Met name door het beter inleiden van dit onderwerp, waardoor vrouwen een beter idee hadden wat ik voor informatie wou hebben, verliep de levensloop aanpak na de eerste 3 interviews vrij soepel. De eerdere interviews hebben wat minder informatie over de levensloop opgeleverd Toch hebben ook deze interviews veel waardevolle en bruikbare informatie verschaft. Om die reden heb ik besloten ze gewoon voor mijn onderzoek te gebruiken. Behalve mijn onervarenheid als interviewer, belemmerden ook andere methodologische obstakels mijn onderzoek. Een ervan was het mislopen van mijn vooronderzoek. Ik had in mijn onderzoeksvoorstel de doelstelling om verhalen van vrouwen te verzamelen, en hierbij ook een “mini discours analyse” uit te voeren. Ik wou het effect van televisieprogrammering, reclame boodschappen en informatie van het voedingscentrum op de verhalen van vrouwen bestuderen. In de voorbereiding op mijn onderzoek heb ik notities gemaakt van relevante reclameboodschappen en televisieprogramma's, met als doel deze als onderwerp in mijn interviews te gebruiken. Ik wou bijvoorbeeld weten hoe vrouwen denken over reclameboodschappen van dieetproducten (die door magere modellen worden gepresenteerd), of over reclameboodschappen van het voedingscentrum. Tevens wou ik weten hoe vrouwen denken over het overschot aan programma's waarin vrouwen met een “onwenselijk” uiterlijk metamorfoses ondergaan, waarin “top-modellen” worden verkozen, of waarin “abnormale” eetgewoonten van mensen worden behandeld. Ook vroeg ik mij af hoe de boodschappen van het voedingscentrum overkomen op vrouwen. Het toeval wil echter dat de vrouwen die ik heb geïnterviewd allen aangaven weinig televisie te kijken. Allemaal wisten ze zich wel uit te spreken over deze onderwerpen in zijn algemeenheid, maar slecht weinigen konden zich specifieke voorbeelden voor de geest halen. Helaas heb ik hierdoor weinig gedetailleerde informatie verkregen over deze onderwerpen. Het mislopen van dit onderwerp in mijn interviews is niet het enige dat een obstakel vormde tijdens het uitvoeren van mijn onderzoek. Een ander methodologisch probleem dat ik tegen ben gekomen is het waarborgen van de anonimiteit van de deelneemsters. Ik heb een deel van deze deelneemsters geworven uit mijn eigen familie, vrienden en kennissen-kring. Een aantal van de vrouwen die ik heb geïnterviewd kent elkaar, en vanwege het kleine aantal personen was ik bezorgd over de anonimiteit. In sommige gevallen kan worden afgeleid wie de persoon is aan de hand van de leeftijd. Om de anonimiteit van de deelneemsters te waarborgen, heb ik besloten om in de tekst te werken met pseudoniemen zonder exacte leeftijdsaanduiding. In plaats hiervan heb ik de deelneemsters ingedeeld in leeftijdscategorieën; 20-25, 26-30, 31-35, 36-40, 41-45 en 46-50. In bijlage 1 heb ik een overzicht van de leeftijden en occupatie van de deelneemsters toegevoegd. Hoewel het wellicht niet geheel voldoet aan de regels voor citaten, heb ik hier toch voor gekozen om de anonimiteit van de informanten zoveel mogelijk te respecteren.
Een ander probleem, dat niet alleen bij het afnemen van de interviews, maar ook bij mijn analyse ervan een rol speelt, is het feit dat ik een onderzoek doe naar een groep waartoe ikzelf ook behoor, namelijk “gewone” Nederlandse vrouwen. Zoals door bijvoorbeeld Boudewijnse (1994) wordt beschreven, is het doen van veldwerk als “insider” van een bepaalde groep anders dan het doen van veldwerk als “outsider”, hoewel deze posities met betrekking tot de bestudeerde populatie niet absoluut zijn maar enigszins flexibel. Terwijl een onderzoeker die “outsider” is ten opzichte van de bestudeerde populatie zich voornamelijk zal richten op culturele kenmerken, zal een “insider” zich met name richten op individuele kenmerken. Boudewijnse benadrukt dat de rol van de onderzoeker als “outsider” of “insider” niet hoeft te betekenen dat de methodologische aspecten van het onderzoek, of de verkregen data zullen verschillen. Wel zegt ze dat onderzoek doen als “insider” in haar geval heeft geleidt tot de realisatie dat de verkregen informatie geen representatie is van een culturele denkwijze, maar slechts een persoonlijke interpretatie van een individu. Voor mijn onderzoek heeft mijn rol als “insider” van een bepaalde groep ertoe geleid dat ik mijn onderzoek, met name aan de deelneemsters zelf maar ook aan andere geïnteresseerden, uitgebreid heb moeten uitleggen. Vanwege de vanzelfsprekendheid waarmee vrouwen in de Nederlandse samenleving op hun voeding en hun figuur letten, bleek het regelmatig lastig om mijn interesse in hun persoonlijke verhaal te verantwoorden, aangezien ook ik als vrouw in die maatschappij leef. Waar vrouwen het waarschijnlijk makkelijk hadden geaccepteerd als een persoon uit een andere cultuur hun dieetgedrag zou willen bestuderen, was aan de reactie van velen te merken dat zij het vreemd vonden voor een Nederlandse vrouw om onderzoek te doen naar dit onderwerp. Om duidelijk te maken waarom dit daadwerkelijk een relevant onderwerp is voor onderzoek, begon ik hierdoor met het uitleggen van de verontwaardiging die ik voelde over de “verplichting” voor vrouwen om op hun figuur te letten. Tevens benadrukte ik dat ik het van belang vind om de persoonlijke verhalen van vrouwen te analyseren, om zo dicht bij de daadwerkelijke mening van vrouwen te blijven in plaats van alleen de menig van experts en wetenschappers te onderzoeken. Dit bleek een goede manier om meer begrip te creëren voor mijn keuze van onderzoeksonderwerp. Uiteraard heeft dit wel een effect gehad op mijn onderzoeksgegevens. Door het onderwerp op deze manier in te leiden worden mensen al snel in een bepaalde richting gestuurd. Toch ben ik van mening dat dit geen schadelijk effect heeft gehad op mijn onderzoek. Alle vrouwen begrepen de verontwaardiging die ik beschreef, maar waren hier wellicht niet mee naar voren gekomen als ik het niet had geformuleerd. Hoewel dus kan worden gezegd dat deze inleiding sturend is, wil dit dus niet per se zeggen dat dit negatief is. Ik ben dan ook van mening dat enige duidelijkheid verschaffen over het standpunt van de onderzoeker geen “smet” op het interview hoeft te veroorzaken, maar juist kan bijdragen aan een beter begrip van de respondent over het doel van het onderzoek. Hoewel ik de deelneemsters door het uitleggen van mijn visie op dieetgedrag zeker
in een bepaalde richting heb gestuurd, hebben zij de mogelijkheid gekregen en benut om hun eigen visie op dit onderwerp te belichten. Het is geenszins het geval dat vrouwen, na het horen van mijn inleiding, allemaal meningen gaven die met mijn eigen visie overeenkomen. Ik vind het dan ook getuigen van onvoldoende respect voor de autonomie van een persoon, als het doen van enigszins sturende uitspraken wordt geïnterpreteerd als een corruptie van alles wat de respondent vervolgens te melden heeft. Toch is het uiteraard wel van belang te vermelden dat deze sturende inleiding zeker een effect heeft gehad op de informatie die de deelneemsters aan mij hebben verstrekt. Een bijkomend obstakel als “insider”, is dat het onderwerp bij uitstek een onderwerp is waarover vrouwen met elkaar van gedachten wisselen. Op diverse momenten in de interviews was het voor mij van belang om aan mijn rol als onderzoeker vast te houden, en op te passen niet te vervallen in mijn positie van “insider”. Hoewel dit op sommige momenten enigszins in elkaar overliep, was het opnemen van het gesprek op tape bij uitstek een manier om helderheid te creëren over de aard van het gesprek en mijn rol daarin, niet alleen voor de deelneemsters maar met name ook voor mijzelf. Ook bij het analyseren van de informatie was het voor mij af en toe een uitdaging om mijn rol als onderzoeker niet te laten beïnvloeden door mijn rol als “insider”. De informatie die ik heb verzameld is voor mij persoonlijk in hoge mate herkenbaar en vanzelfsprekend. De neiging om op zoek te gaan naar nieuwe, baanbrekende inzichten in de psyche van “de vrouw” of “de invloed van de maatschappij” bemoeilijkte het om de verkregen data te analyseren. Het inzicht is bij mij echter langzaam gegroeid dat juist de vanzelfsprekendheid van diëten voor Nederlandse vrouwen de kracht is achter het materiaal en het onderzoek. Met name de gesprekken met mijn begeleidster hebben hierbij een rol gespeeld, wat aantoont dat het onderzoek tevens een leerproces is geweest. Uit dit inzicht dat juist de vanzelfsprekendheid van diëten voor Nederlandse vrouwen een interessant gegeven is, maar ook uit het feit dat ik dicht bij de persoonlijke verhalen van vrouwen wil blijven in mijn onderzoek, volgt dan ook de keuze voor de onderwerpen die in mijn scriptie aan bod komen. Ik zal de ervaringen van vrouwen met diëten beschrijven. Daarnaast zal ik de betekenis en beleving van eten, diëten en het lichaam die uit de verhalen van vrouwen naar voren komen, vergelijken met bevindingen uit de literatuur. Uiteraard is uit mijn onderzoek naar voren gekomen dat het schoonheidsideaal een grote rol speelt in het dieetgedrag van vrouwen. Tevens is er de bevinding dat de maatschappij een grote rol speelt in het dieetgedrag van vrouwen, ook al beschrijven vrouwen zelf hun dieetgedrag als intern gemotiveerd. Deze bevindingen zijn echter in grote mate voorspelbaar aan de hand van de bestaande literatuur over en kennis van voeding, eet en dieetgedrag van vrouwen. De belangrijke bevindingen uit dit onderzoek geven daarentegen een antwoord op de vraag die niet vaak gesteld wordt; waarom diëten in de Nederlandse samenleving een gewoon onderdeel is in het leven van vrouwen.
Hoofdstuk 3: Dieet ervaringen
Uit de interviews is gebleken dat diëten momenteel een negatieve connotatie heeft onder vrouwen in de Nederlandse samenleving. Een dieet volgen wordt geassocieerd met calorieën tellen en honger lijden. Hoewel ook de zogenaamde honger-diëten nog altijd worden gevolgd door vrouwen die snel van een aantal kilo's af willen, lijken ze toch aan populariteit te verliezen. De huidige trend op het gebied van voeding is dan ook “gezonder eten, meer bewegen”, hetgeen door vrouwen wordt uitgelegd als aanpassing van de levensstijl in plaats van een dieet. Dit terwijl deze aanpassing van de levensstijl toch hoofdzakelijk bestaat uit aanpassingen aan eetgedrag. Het feit dat vrouwen deze trend niet zien als een dieet is een interessante bevinding. In het artikel van Germov en Williams (1996) worden de effecten van campagnes voor gezond eten op het eet en dieetgedrag van (met name) vrouwen beschreven. Ook in het artikel van Austin (1999) wordt kritiek geuit op de rol van de wetenschap in het bevorderen van dieetgedrag bij vrouwen. In de Westerse samenleving wordt, voornamelijk vanuit het medische discours, de boodschap uitgedragen dat een gezond gewicht belangrijk is in het voorkomen van allerlei kwalen zoals hart-en-vaat ziekten en diabetes. Een gezond voedingspatroon wordt beschreven als een belangrijke factor in het voorkomen van allerlei kwalen. Wellicht nog belangrijker is dat gewicht in deze campagnes ook wordt beschreven als een factor die door individueel handelen te beïnvloeden is. De auteurs stellen dat deze campagnes, in plaats van bevorderlijk te zijn voor de volksgezondheid, eerder een averechts effect hebben. Dieetgedrag onder vrouwen zonder medische noodzaak om af te vallen wordt door deze campagnes namelijk gestimuleerd. Tevens wordt volgens hen de stigmatisering van mensen met overgewicht door deze campagnes in de hand gespeeld, door de nadruk te leggen op individuele (in plaats van bijvoorbeeld maatschappelijke) verantwoordelijkheid. Hoewel het doel van deze campagnes de promotie van een gezonde leefstijl is, wordt zowel in het artikel van Germov en Williams als in het artikel van Austin (1999) gesteld dat deze campagnes in werkelijkheid leiden tot onnodig en potentieel schadelijk dieetgedrag onder vrouwen. Ook in Nederland wordt actief campagne gevoerd om gezond eetgedrag onder de bevolking te stimuleren. Onder andere via het voedingscentrum (een wetenschappelijk onderzoekscentrum dat informatie verschaft over voeding) en via diverse media bronnen wordt de boodschap gecommuniceerd aan het publiek dat gezonde voeding zal leiden tot een gezond gewicht en een gezond leven. Ook vrouwen zelf geven aan dat een gezonder voedingspatroon toepassen de voorkeur verdient boven het volgen van een traditioneel dieet. Het lijkt dus op het eerste gezicht inderdaad zo te zijn dat vrouwen gevoelig zijn voor de boodschap dat ze een gezond eetpatroon moeten nastreven, zoals door Germov en Williams (1996) en Austin (1999) word gesteld. Uit de interviews blijkt echter dat motivatie voor vrouwen om een gezonder voedingspatroon na te streven niet is om gezonder te leven (hoewel dit ook als belangrijk wordt gezien), maar op de eerste plaats nog altijd is om gewicht te verliezen en er mooier uit te zien. Dit
komt overeen met diverse bevindingen uit de literatuur, waarin het schoonheidsideaal als belangrijkste beweegreden wordt genoemd onder vrouwen die diëten (zie bijvoorbeeld Bordo 1993/2003; Grogan 1999; Hesse-Biber 1991)). Wordt het “gezondheid-discours” onterecht genegeerd in de sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur over dieetgedrag van vrouwen, zoals Germov en Williams (1996) en Austin stellen (1999)? Of valt uit de belevingen van vrouwen op te maken dat gezonder eten slechts een nieuwe vorm is van een oud verschijnsel, en is er geen werkelijk verschil in de beweegredenen van vrouwen om af te vallen? Om deze vragen te kunnen beantwoorden zal ik de dieet ervaringen van vrouwen onder de loep nemen. In de eerste paragraaf zal ik aan de hand van de verhalen van vrouwen analyseren welke beweegredenen meespelen in de beslissing tot het volgen van een dieet. In de tweede paragraaf zal ik de ervaringen van vrouwen met traditionele diëten vergelijken met huidige ervaringen met gezonder eten als methode om af te vallen. Hieruit moet blijken of de kritiek van Germov en Williams (1996) en Austin (1999) op de bestaande sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur gegrond is, en het huidige “gezondheid-discours” daadwerkelijk een schadelijk effect heeft op het eet-en dieetgedrag van vrouwen.
Beweegredenen achter dieetgedrag
Waarom ik ervoor kies om te diëten? Als ik boven de 70 kom vind ik dat echt teveel, dan ga ik aan de lijn. Tussen de 65 en de 70 vind ik wel acceptabel. Het liefst zou ik natuurlijk 60 wegen, maar dat is niet haalbaar voor mij (Fleur, 26-30).
Deze uitspraak illustreert de zeer pragmatische overweging van een vrouw om wel of niet te diëten. Dit zal voor veel vrouwen een herkenbare en begrijpelijke redenatie zijn. Toch wordt in de huidige sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur weinig aandacht besteed aan dit soort praktische overwegingen die vaak schuilgaan achter vrouwelijk dieetgedrag. Deze paragraaf zal ingaan op de beweegredenen achter vrouwelijk dieetgedrag. Terwijl in deze literatuur veel aandacht wordt besteed aan de beweegredenen van vrouwen om af te vallen, concentreren deze zich vrijwel altijd op maatschappelijke processen. Zo wordt bijvoorbeeld in het werk van Bordo (1993/2003: 99-134) een analyse gegeven van de maatschappelijke druk op vrouwen om een sociaal wenselijk voedingspatroon aan te houden. Ook in de werken van Grogan (1999), HesseBiber (1991) en Lester (1997) wordt aandacht besteed aan de maatschappelijke factoren die invloed hebben op vrouwelijk eet-en dieetgedrag. In deze werken wordt de rol van de maatschappij in de beslissing van vrouwen om een dieet te volgen benadrukt. Er is echter ook kwalitatief onderzoek verricht onder vrouwen. Zo besteed Grogan (1999) veel aandacht aan lichaamsontevredenheid bij vrouwen. Hierin wordt voornamelijk gemeld welke delen van het lichaam door vrouwen het meest met afkeer worden beschreven. Bordo (1993/2003) geeft tevens
een grondige beschrijving van de betekenis van lichaamsvet en vrouwelijke lichaamsvormen. In deze werken wordt begrijpelijk gemaakt hoe vrouwen er door maatschappelijke druk toe worden bewogen om met hun gewicht en hun eetpatroon bezig te zijn. Wat echter ontbreekt in deze werken, is een indruk van hoe vrouwen er op een praktisch niveau toe beslissen om een dieet te volgen. Welke factoren spelen voor vrouwen in het dagelijks leven een rol in de manier waarop zij hun lichaam beoordelen, en welke factoren zijn voor hun van belang in het beslissingsproces om een dieet te gaan volgen? Deze vraag is alleen te beantwoorden door de individuele ervaringen van vrouwen grondig te bestuderen. Iedere vrouw die aan mijn onderzoek heeft meegewerkt, geeft aan ervaring te hebben met diëten, weliswaar in verschillende vormen. Zo geeft de ene vrouw aan bij een poging af te vallen gedurende een lange tijd alleen groenten en fruit te eten, terwijl de andere vrouw slechts vermijdt om snoepgoed en zoutjes te eten. De vrouwen die ik heb geïnterviewd denken bij het woord diëten aan een specifieke periode waarin het normale eetpatroon word aangepast met als doel af te vallen. Gevraagd naar de aanleiding voor het aanvangen van zo'n dieet, geven vrouwen verschillende redenen op. De meest genoemde reden wordt duidelijk uit de opmerking van Fleur aan het begin van deze paragraaf; het getal op de weegschaal. Dit speelt bij vrijwel alle vrouwen een een grote rol in de beslissing om een dieet te gaan volgen. Veel vrouwen geven aan een “grensgewicht” te hebben, waarboven zij absoluut niet willen komen. Ook hebben zij een streefgewicht wat meestal lager ligt dan het daadwerkelijke gewicht. Toch zijn vrouwen niet ten alle tijden bezig om dit streefgewicht te bereiken. Het streefgewicht en het grensgewicht hebben een symbolische functie voor vrouwen; ze geven een soort veilige zone aan waartussen vrouwen hun gewicht, en dus hun lichaam acceptabel vinden. Er wordt door deze vrouwen pas tot diëten overgegaan als ze teveel in de richting van hun grensgewicht komen. Ook geven veel vrouwen aan dat hun beslissing te gaan diëten op de aanblik van het lichaam in de spiegel wordt gebaseerd. Een aantal vrouwen geeft aan zowel op het daadwerkelijke gewicht als op de spiegel af te gaan. Weer anderen geven aan het gewicht niet zo belangrijk te vinden. Zij baseren hun beslissing om wel of niet te gaan diëten puur op de aanblik van het lichaam, en op het oordeel wat zij vellen over hun spiegelbeeld. Deze reden wordt ook in de sociaal wetenschappelijke literatuur veel genoemd als motivatie achter dieetgedrag (zie bijvoorbeeld Grogan 1999: 38). Hierbij spelen ophopingen van vet rond de buik en heupen voor vrouwen een grote rol, hoewel ook andere gebieden van het lichaam worden genoemd. In overeenstemming met bevindingen van Bordo (1993/2003; 185-212), bestaat er onder vrouwen een verachting voor lichaamsvet. Hoewel sommige vrouwen een sterkere afkeer melden dan anderen, drukte elke vrouw die ik heb gesproken inderdaad ongenoegen uit met het voorkomen van vet op ongewenste plekken. Het taalgebruik van deze vrouwen is illustratief voor het ongenoegen dat zij over hun lichaamsvet ervaren;
Als ik mezelf zie [in de spiegel] dan denk ik “gatver, alles blubbert”. De aanblik van die vetrollen vind ik echt verschrikkelijk, en dan moet ik daar iets aan doen (Gerda, 20-25).
De uiterlijke kenmerken van het lichaam spelen voor alle vrouwen mee in hun beslissing om een dieet te gaan volgen. Er is echter een praktische, hiermee samenhangende reden die vrouwen aangeven als motivatie, namelijk het niet meer passen van bepaalde kledingstukken, of het moeten kopen van grotere kleding maten. Vaak wordt dit genoemd in combinatie met een van de twee eerder genoemde redenen om te gaan diëten:
Natuurlijk ben ik niet altijd even tevreden met mijn lichaam. Maar dat is heel afhankelijk van hoe ik me voel, dus het is voor mij niet meteen een reden om te gaan diëten. Wat voor mij echt een teken is dat ik moet diëten is als ik mijn kleding niet meer pas! Dat klinkt misschien stom...maar...ik heb gewoon geen zin om allemaal nieuwe kleding te gaan kopen. Dus als alles te strak gaat zitten, weet ik dat het weer tijd is om wat dingen te laten staan! (Fleur, 26-30).
Deze zeer praktische reden achter vrouwelijk dieetgedrag wordt in de literatuur vrijwel genegeerd. Hoewel Grogan hiervan wel melding maakt, gaat zij helaas niet verder in op de implicaties van deze motiverende factor achter vrouwelijk dieetgedrag (ibid:36-37). In de literatuur wordt met name kritiek geuit op de mode-industrie, die zich te exclusief zou richten op dunne vrouwen (e.g. Bordo 1993/2003; Germov & Williams 1996: 102; Grogan 1999: 36). Deze maatschappelijke kritiek op de mode-industrie overschaduwd echter deze zeer praktische motivatie voor vrouwen om te diëten; ze willen vaak afvallen om geen nieuwe kleding te hoeven kopen, of weer in een favoriet kledingstuk te passen. Voor vrouwen is dit vaak een zeer belangrijke factor in de beslissing om een dieet te gaan volgen. Niet alleen betekent het een financiële investering als vrouwen hun garderobe moeten aanvullen met grotere maten. Ook zien vrouwen het moeten aanschaffen van een grotere maat als een nederlaag. Uit hun verhalen blijkt dat het moeten kopen van nieuwe kleding omdat veel oude kleding niet meer past door vrouwen gezien als een bron van frustratie en schaamte. Het gaat hen echter niet om de mode industrie die te veel op kleine maten gericht is, maar om hun persoonlijk gevoel van falen als ze grotere kleding moeten kopen. Dit is iets waarvan veel vrouwen dan ook aangeven het te willen vermijden, en de aangewezen methode is dan diëten. Het kopen van kleding zelf, waarbij het inderdaad als frustrerend wordt ervaren dat de mode-industrie gericht is op dunne vrouwen, wordt echter niet genoemd als daadwerkelijke motivatie om een dieet te gaan volgen. Hoewel de kritiek op de mode-industrie zeker niet ongegrond is, blijkt uit de ervaringen van vrouwen dat meer praktische factoren belangrijke beweegredenen zijn achter het dieetgedrag van vrouwen. Deze beweegredenen worden door de literatuur niet behandeld, wellicht omdat ze als oppervlakkig of van ondergeschikt belang worden
geacht. Toch zijn deze problemen voor vrouwen wel degelijk van belang, en vormen zelfs zonder uitzondering de directe aanleiding tot de beslissing om een dieet te gaan volgen. De praktische aanleidingen voor vrouwelijk dieetgedrag is echter niet het enige dat in de sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur wordt genegeerd. Er is tevens een gebrek aan aandacht voor de invloed van het zogenaamde gezondheid-discours op het dieetgedrag van vrouwen, aldus Germov en Williams (1996). Deze auteurs uiten in hun artikel de beschuldiging dat campagnes vanuit de medische wetenschap met betrekking tot voeding zouden bijdragen aan onnodig dieetgedrag van vrouwen, en aan het bevorderen van een dieet-cultuur. De medische opvatting van overgewicht zou doorspekt zijn van heersende culturele vooroordelen van dik zijn als “afwijkend”. Ook Austin (1999) richt zich in zijn artikel tegen de (medische) wetenschap, en de naar zijn mening schadelijke kruistocht die wordt gevoerd tegen overgewicht. De kritiek wordt in beide artikelen geuit dat de invloed van de (medische) wetenschap onterecht genegeerd wordt in huidige sociaal wetenschappelijke literatuur. Er zou meer aandacht moeten komen voor het negatieve effect van het (medische) wetenschappelijke discours op het dieetgedrag van vrouwen. Inderdaad is dit gebied nauwelijks geanalyseerd in sociaal wetenschappelijke literatuur. In mijn interviews heb ik de invloed van boodschappen van het voedingscentrum op dieetgedrag van vrouwen onderzocht. Het voedingscentrum speelt in Nederland een actieve rol in publieke voorlichting over gezonde voeding. Slogans zoals “maak je niet dik” moeten de boodschap op het publiek overdragen dat gezonde voeding van belang is voor een goed figuur en een gezond lichaam. Hoewel alle vrouwen bekend zijn met de campagnes van het voedingscentrum, geeft geen van allen aan dat dit een motivatie is om een dieet te gaan volgen. Ze kennen allemaal de adviezen over voeding, en proberen die waar mogelijk na te leven. De schijf van vijf is hier een voorbeeld van. De adviezen met betrekking tot voeding en gezondheid worden ook als waarheid aangenomen door alle vrouwen. Toch geven deze vrouwen aan dat gezondheid geen motivatie is om gewicht te verliezen. De uitzondering hierop is een respondent van hogere leeftijd, die aangeeft dat gezondheidsredenen op het moment wel de motivatie zijn voor haar dieetgedrag. De andere vrouwen geven echter allemaal aan dat gezondheid geen rol speelt in de beslissing om een dieet te beginnen, het wordt hoogstens als positieve bijkomstigheid gezien. Het effect van de “gezondheid” campagnes op de beslissing van vrouwen om een dieet te volgen lijkt dus door Germov en Williams (1996) en door Austin (1999) te worden overschat, ten minste wat de Nederlandse samenleving betreft. De campagnes van het voedingscentrum slagen er niet in om vrouwen te motiveren omwille van hun gezondheid af te vallen. Integendeel; vrouwen geven aan dat ze deze campagnes juist hinderlijk en betuttelend vinden:
Ja, ik ken die reclames wel... dan krijg je zo'n mannetje te zien die van alles gaat eten en steeds dikker wordt. Dat vind ik echt zo dom! Ja, van vreten wordt je dik...Alsof ik dat niet weet! Maar het is niet zo makkelijk als ze zeggen om er ook echt iets aan te doen....En het
is ook gewoon niet eerlijk; sommige mensen kunnen er echt niets aan doen dat ze dik zijn, het is echt niet zo dat die zich de hele dag expres volproppen (Claire, 51-60).
De kritiek die Germov en Williams (1996) en Austin (1999) uiten op het zogenaamde gezondheid-discours lijkt in ieder geval gedeeltelijk ongegrond; gezondheid speelt voor vrouwen geen grote rol in de beslissing om een dieet de gaan volgen. Dat vrouwen hun beslissing om te diëten niet baseren op (medische) gezondheidsredenen blijkt ook uit het feit dat de Body Mass Index (BMI) geen enkele rol speelt. De BMI is een in de medische wetenschap veel gebruikte schaal om over- en ondergewicht te bepalen, en werkt met de factoren lengte, gewicht, leeftijd en sekse. In de medische wetenschap wordt de BMI veelvuldig gebruikt, en mensen worden gestimuleerd om door middel van deze vrij eenvoudige rekensom hun eigen gewicht in de gaten te houden. Op de site van het voedingscentrum kan men eenvoudig de eigen BMI berekenen (www.voedingscentrum.nl). Toch lijkt de BMI, hoewel het een door de medische
wetenschap ondersteunde maatstaaf is, geen invloed te hebben in het beslisingsproces om een dieet te volgen. Geen van de vrouwen noemde de BMI als factor in hun beslissing. Dit terwijl de BMI in veel literatuur betreffende diëten wordt aangehaald (e.g. Grogan 1999: 10-12; Germov & Williams 1996: 99). In deze literatuur wordt kritiek geuit op het gebruik van de BMI, aangezien het geen correcte indicatie zou geven van de daadwerkelijke individuele noodzaak om gewicht te verliezen. Net als de eerder genoemde kritiek op de gezondheid-campagnes, is de kritiek op het gebruik van de BMI gebaseerd op een angst die ongegrond is; vrouwen trekken zich in werkelijkheid weinig aan van deze maatschappelijk en medisch gevalideerde redenen om af te vallen. Hoewel alle vrouwen aangeven zich bewust te zijn van gezondheidsrisico's die overgewicht met zich mee zou brengen, bepalen vrouwen de noodzaak om een dieet te volgen niet aan de hand van medische maatstaven, zoals de BMI, of de preventie van gezondheidsklachten. Zij hanteren allen zeer persoonlijke, niet objectieve criteria om hun lichaam (en de noodzaak van een dieet) te beoordelen. De redenen die vrouwen werkelijk aangeven als motivatie om gewicht te verliezen, hebben alles te maken met het nastreven van een mooi en vrouwelijk lichaam. Toch speelt het schoonheidsideaal naar eigen zeggen van vrouwen geen rol. Er is zelfs een afkeer merkbaar onder vrouwen over de manier waarop dit slanke ideaal in de media wordt gepresenteerd. Vrouwen zeggen zonder uitzondering dat ze de modellen die gebruikt worden te dun vinden, en er zelf niet zo uit zouden willen zien:
Ik vind het echt belachelijk dat ze altijd maar van die dunne modellen gebruiken. Dat is gewoon niet realistisch. En dan denkt iedereen vervolgens ook nog dat vrouwen allemaal zo dun willen zijn, dat alle vrouwen er net zoals die modellen uit wil zien. Ik zou er echt
niet als een model willen uitzien! Het zijn vaak van die planken, ik vind er niets vrouwelijk aan....ik ben blij dat ik gewoon een goede voorgevel heb, niet zoals die modellen; plat van voor en plat van achter! (Abby, 20-25).
Geen van de vrouwen geeft aan de modellen als voorbeeld te zien van hoe zij zelf zouden willen zijn. Deze bevinding komt overeen met het werk van Grogan (1999: 116). Ook zij bemerkt een afkeer onder vrouwen over het gebruik van onrealistisch slanke modellen in de media. Uit mijn onderzoek blijkt dat vrouwen zich negatief uitlaten over dit schoonheidsideaal, en veel van hen weten te melden dat de manier waarop het schoonheidsideaal in de media wordt gebruikt zelfs een schadelijk effect kan betekenen voor vrouwen. Wel geven alle vrouwen aan zelf niet een van die vrouwen te zijn die vatbaar is voor de boodschap dat vrouwen dun moeten zijn. Toch streven zij allen dit doel in meer of mindere mate wel na. Het is dan ook zeer onwaarschijnlijk dat de modellen die in de media worden gepresenteerd, en de producten die worden ontworpen voor vrouwen, geen invloed hebben op hoe vrouwen hun lichaam beoordelen. Zo is een andere bevinding uit het werk van Grogan dat alle vrouwen hun ideale lichaam baseren op modellen en actrices. Ook uit deze onderzoeksgegevens blijkt dat, ondanks de kritiek die vrouwen uiten op het schoonheidsideaal uit de media, de invloed hiervan wel degelijk merkbaar is. Het is bijvoorbeeld een feit dat al deze vrouwen kritiek hebben op hun eigen lichaam, en dat deze kritiek gericht is op lichaamsdelen die niet overeenkomen met het heersende schoonheidsideaal. Dit zijn tevens de lichaamsdelen waar reclamecampagnes zich met name op richten. De blootstelling van vrouwen aan reclameboodschappen en dergelijke is zo continue dat het iets is geworden waar zij nog nauwelijks bij stilstaan. Dit maakt het lastig om de invloed ervan op het gedrag van vrouwen precies te onderzoeken. De effecten van deze blootstelling zijn naar alle waarschijnlijkheid zeer groot. Met name in de feministische literatuur is veel geschreven over deze blootstelling aan het schoonheidsideaal, bijvoorbeeld in het boek van Bordo (1993/2003). Zij toont aan hoe subtiel en hoe sturend de boodschappen zijn waaraan vrouwen worden blootgesteld, en maakt het begrijpelijk dat vrouwen door deze boodschappen worden beïnvloed. Ze stelt dat de bewuste kennis van vrouwen dat beelden uit de media zijn gemanipuleerd en niet realistisch zijn, niet kan opwegen tegen de verleidelijkheid en aantrekkingskracht van deze beelden (ibid: 104). Ook Grogan (1999: 94-116) beschrijft in haar boek hoe de media zijn uitwerking heeft op de lichaamsontevredenheid van vrouwen. Zij concludeert tevens dat de verontwaardiging die vrouwen voelen over het gebruik van onrealistisch dunne modellen, in contrast staat tot het feit dat alle vrouwen een onrealistisch ideaalbeeld na streven, hetgeen ook uit mijn onderzoeksgegevens blijkt. Om de invloed van het maatschappelijke schoonheidsideaal op vrouwen te meten, is het taalgebruik van vrouwen een belangrijke indicatie van invloeden van buitenaf op hun lichaamsbeeld. Geen enkele vrouw is in de interviews geheel positief in de beschrijving van haar eigen lichaam. Zelfs vrouwen die aangeven tevreden te zijn met hun
lichaam, blijken toch zonder uitzondering wel een aantal punten te noemen die verbeterd kunnen worden. Uit de interviews blijkt dat vrouwen over het algemeen negatieve taal gebruiken in de omschrijving van hun lichaam, met name als het gaat om overtollig lichaamsvet;
Ik wordt er vooral de laatste tijd niet vrolijk van als ik in de spiegel kijk...die dikke buik, vooral die buik...er zitten gewoon echt wat kilo's teveel aan, teveel vetrollen...die storen mij....(Kathy, 31-35).
Of juist als het gaat om het ontbreken van lichaamsvet waar het wel gewenst is;
Ik vind het wel jammer dat mijn kont zo plat is...daar zou ik best wat meer spek op willen, een ronde kont vind ik wel veel mooier voor vrouwen! (Barbara, 26-30).
Vrouwelijke lichamen dienen slechts op een aantal plaatsen, zoals de borsten en de billen, voorzien te zijn van vet. Het ontbreken van vet op deze plaatsen wordt omschreven als “onvrouwelijk”. Wat echter nog meer walging veroorzaakt bij vrouwen is het voorkomen van lichaamsvet op ongewenste plaatsen, zoals de buik en heupen. Hoewel vrouwen aangeven niet door het schoonheidsideaal te worden beïnvloed, klinken de effecten van het heersende schoonheidsideaal wel degelijk door in de negatieve en kritische omschrijvingen die vrouwen van hun lichaam geven. De opvattingen van vrouwen over lichaamsvet en vrouwelijke lichaamsvorm komen overeen met bevindingen uit de literatuur. Bijvoorbeeld de werken van Bordo (1993/2003), Austin (1999), Braziel en LeBesco (2001), Van Lenning (1992), en Grogan (1999) behandelen afkeer die bestaat onder vrouwen (en de maatschappij) van ongewenst lichaamsvet. In de literatuur wordt aandacht besteed aan de negatieve taal die gebruikt wordt om het lichaam te omschrijven, hetgeen zeer kenmerkend voor het gevoel dat veel vrouwen over hun lichaam hebben. Veelgebruikte termen als “vetrol” en “blubberig” geven inderdaad aan dat vrouwen negatief denken over delen van hun lichaam die niet aan de norm voldoen. Hoe het lichaamsdeel er volgens hun uit zou moeten zien wordt aan de andere kant vaak beschreven als vrouwelijk (e.g. vrouwelijke rondingen, strak, slank), hetgeen aangeeft dat het niet voldoen aan de schoonheidsideaal voor veel vrouwen betekent dat ze zich minder vrouwelijk voelen. Opvallend is dat alle vrouwen wel negatieve aanmerkingen hebben op hun eigen lichaam, maar stuk voor stuk hun eigen negatieve opmerkingen ontkrachten of bagatelliseren. Vrouwen denken weliswaar negatief over (delen van) hun lichaam die niet voldoen aan de norm, maar ze voelen zich tevens ongemakkelijk over deze negatieve opvattingen. Ze uiten ze wel, maar proberen vervolgens hun opmerkingen te verzachten. Dit doen zij bijvoorbeeld door te zeggen dat ze er niet zo mee zitten, dat het slechts een kleinigheid voor ze is, of dat ze de tekortkomingen van hun lichaam geaccepteerd hebben.
Blijkbaar is het niet sociaal wenselijk om negatieve uitlatingen te doen over het lichaam. Dit toont des te meer aan dat vrouwen hun lichaamsontevredenheid als problematisch ervaren. De schaamte voor de eigen negatieve gevoelens over het lichaam is dus wel degelijk van belang, maar krijgt in de huidige literatuur niet veel aandacht. De beslissing om een dieet te gaan volgen hangt, in tegenstelling tot wat de medische wetenschap als motivatie geeft om af te vallen, niet af van gezondheidsredenen, maar hangt af van de beoordeling die vrouwen aan hun lichaam geven. Het schoonheidsideaal speelt een grote rol in de manier waarop vrouwen hun lichaam beoordelen, hoewel vrouwen dit zelf niet als zodanig beleven, en waar vrouwen zich op een bewust niveau zelfs tegen proberen te verzetten. Hoewel vrouwen negatief denken over de keuze van magere modellen in reclameboodschappen, is hun visie op wat een normaal vrouwelijk lichaam in grote mate gevormd door het heersend schoonheidsideaal. Niet alle vrouwen worden echter in dezelfde mate geaffecteerd door deze maatschappelijke invloed. Met name vrouwen van een wat hogere leeftijd geven nog wel aan niet geheel tevreden te zijn met hun lichaam, maar er niet meer zoveel voor willen ondernemen. Er is dan een groeiende acceptatie voor de “tekortkomingen” van het lichaam merkbaar. Het is echter een feit dat vrouwen aspecten van hun lichaam die afwijken van het ideale vrouwelijke lichaam als een tekortkoming beschouwen, hetgeen tevens de grootste motivatie is voor vrouwen om af te vallen. Enerzijds voelen vrouwen zich ontevreden met hun lichaam. Dit is met name in het verleden voor vrouwen een reden geweest om te diëten. Anderzijds ervaren vrouwen de druk om zich niet negatief uit te laten over hun eigen lichaam. Dit heeft er wellicht toe bijgedragen dat diëten (als term) niet meer populair is onder vrouwen; het impliceert namelijk ontevredenheid met het lichaam. Dit onderwerp is in de huidige literatuur onderbelicht gebleven. Toch is het waarschijnlijk een van de redenen achter de verschuiving in populariteit van traditionele diëten onder vrouwen, naar de huidige trend om gezond te eten. Met oog hierop is het van belang om de ervaringen van vrouwen met zowel de traditionele dieet methoden als met het gezonder eten nader te beschouwen.
Traditionele diëten versus gezonder eten
Ik geloofde er eerst echt in, ik dacht “dit is veel makkelijker en gezonder [dan diëten]!”. Maar ik moet zeggen dat “gewoon” een verandering in je eetpatroon makkelijker klinkt dan het is. Ik merk van mezelf dat als ik een periode heb met meer stress, ik toch weer verval in oude patronen van makkelijk eten...en meer snoepen (Irma, 31-35).
Deze opmerking illustreert dat de nieuwe trend van gezonder eten in de praktijk niet zo ideaal is als men wellicht zou denken. Uit de omschrijvingen die vrouwen geven van hun ervaringen met gezonder eten blijkt dat veel problemen die zij ervaren met diëten ook gelden voor
het gezonder eten als methode om af te vallen. Toch is dit de enige negatieve opmerking die ik in mijn interviews ben tegengekomen. Het is opmerkelijk dat slechts een vrouw een negatieve opmerking maakt over de gezonder eten methode, terwijl de traditionele dieet methoden daarentegen openlijk bekritiseerd worden door alle vrouwen. In deze paragraaf zal ik daarom aandacht besteden aan de ervaringen van vrouwen met zowel traditionele dieet methoden als met gezonder eten. Alle vrouwen die ik heb geïnterviewd geven aan wel eens een dieet te hebben gevolgd. Veel van hen geven aan in het verleden een vermageringsdieet te hebben geprobeerd, waarbij op calorieën en vetten werd gelet. Sommigen van hen geven aan nooit echt op die manier met diëten bezig te zijn geweest, maar bijvoorbeeld perioden te hebben gehad waarbij zij over het algemeen minder aten, en met name minder snoepten, met als doel af te vallen. Dit valt in de opvatting van deze vrouwen nog wel in de categorie diëten. Wat velen van hen echter niet als een dieet zien, is de huidige trend om gezonder te eten en meer te bewegen, waar zij ook allemaal ervaring mee hebben. In de praktijk is het zo dat ook deze nieuwe trend betekent dat sommige oude eetgewoonten moeten worden afgeleerd, en een nieuw eetpatroon moet worden gevolgd. Dit is in die zin vergelijkbaar met traditionele diëten waarbij bijvoorbeeld calorieën moeten worden geteld. Hoe beschrijven vrouwen zelf hun ervaringen met deze verschillende strategieën om het eetpatroon aan te passen, die beide als doel hebben af te vallen? Valt uit hun ervaringen op te maken dat er een daadwerkelijk verschil is tussen “traditionele diëten” en “gezonder eten” als methoden om af te vallen? Hoewel alle vrouwen aangeven in het verleden aan verschillende vormen van diëten te hebben gedaan, zijn veel vrouwen niet erg positief over deze ervaringen. Bijna allemaal beschrijven ze dat diëten op de langere termijn juist een averechts effect heeft gehad op hun figuur. Dit geld voor vrouwen uit alle leeftijdscategorieën. Zowel vrouwen van in de twintig als vrouwen van over de veertig geven aan dat hun lijn-pogingen ertoe hebben geleid dat ze op de lange duur juist zijn aangekomen;
Het heeft gewoon geen nut...het is zelfs zo dat als je stopt, het er niet alleen zo weer aan zit, maar vaak kom je daarna nog meer aan! Dus nee, voor mij geen strenge diëten meer (Diana, 46-50).
Het verschil is dat dit voor wat oudere vrouwen een reden is om niet meer aan dit soort diëten te doen, terwijl jongere vrouwen aangeven dat zij ondanks negatieve ervaringen nog wel eens een traditioneel dieet (zouden willen) volgen om snel af te vallen:
Ik merk best wel dat het er zo weer aan zit als je stopt, dus uiteindelijk heeft het dan geen nut...maar ja, op het moment dat je al die vetrollen vast kunt pakken wil je gewoon afvallen..en dan maakt het niet zoveel uit wat je verstand zegt! (Helga, 20-25).
De lange termijn effecten van diëten zijn natuurlijk al langer algemeen bekend, en worden in de volksmond met de term “jojo-effect” aangeduid. Ook in de literatuur is er veel geschreven over dit fysiologische fenomeen (e.g Germov & Williams 1996: 100, Grogan 1999: 22). Het is dan ook niet onverwacht dat dit door veel vrouwen wordt genoemd. Wat wel opmerkelijk is, is het feit dat dit jojo effect niet voor alle vrouwen voldoende afschrikt om een traditioneel dieet te volgen. In de huidige literatuur is deze opmerkelijke bevinding helaas niet onderzocht. Uit mijn onderzoek blijkt dat met name oudere vrouwen het jojo-effect zien als reden om geen traditioneel vermageringsdieet te volgen. Hoewel ook jongere vrouwen veelal aangeven deze negatieve effecten van diëten aan den lijve te hebben ondervonden (hetgeen niet verwonderlijk is aangezien de leeftijd waarop vrouwen aangeven voor het eerst diëten vaak al vroeg in de puberteit is), is dit voor hun geen reden om traditionele dieet-methoden geheel op te geven. Een aantal van hun geven dan ook aan dit nog wel eens te (willen) doen. Veel vrouwen contrasteren hun vroegere ervaringen met diëten met de huidige methode om af te vallen; gezonder eten en meer bewegen. Opvallend is dat vrouwen hun ervaringen met gezonder eten niet in hetzelfde licht zien als hun eerdere pogingen om gewicht te verliezen. Veel vrouwen zeggen niet meer te diëten, maar zijn klaarblijkelijk nog steeds bezig om hun eetpatroon aan te passen met als doel af te vallen. Uit de beschrijvingen die vrouwen geven van hun ervaringen blijkt dat er veel overeenkomsten zijn tussen de traditionele diëten, die velen van hun hebben afgezworen, en “gewoon gezonder eten”. Er wordt aangegeven dat het bij traditionele diëten veel moeite kostte om speciaal eten te bereiden. Zo heeft Diana (46-50) het over de moeite die het kostte om de juiste hoeveelheid voedsel te nuttigen; 'In het begin ben je dan met een weegschaal in de weer om al je eten te wegen, maar op een gegeven moment schep je gewoon maar wat op...al dat gedoe!'. Hoewel bij de huidige trend om gezonder te eten niet specifiek op calorieën hoeft te worden gelet, is het ook bij deze aanpassing van eetgewoonten een probleem om de juiste hoeveelheid van bepaalde voedingsmiddelen te consumeren. Diana beschrijft het probleem om minder vlees te eten; 'Ik probeer wel om gezonder te koken, met meer groenten enzo...toch hebben wij wel altijd een groot stuk vlees op het bord, dat hoort er gewoon bij, en dat eet mijn man ook zo graag'. Ook het in huis hebben van lekkernijen is een probleem wat niet allen bij traditionele diëten, maar ook bij huidige pogingen om gezonder te eten speelt. Dit is iets wat bij alle vrouwen een obstakel vormt bij hun pogingen om gewicht te verliezen of op hun gewicht te letten. Voor de ene vrouw is chocolade een onweerstaanbare verleiding, voor andere vrouwen blijken juist hartigheid hun achilleshiel te zijn. Hoewel vrouwen beschrijven dat gezond eten hun over het algemeen wel redelijk lukt, geven ze toch allemaal aan verleidingen op het gebied van eten te hebben waaraan ze af en toe voor zwichten. En zowel bij traditionele diëten als bij het “gewoon gezonder eten” zien vrouwen dit als een zwakke plek, als een zonde. Hoewel de een hier strenger in is als de ander, en ook veel vrouwen het belang aangeven van af en toe te mogen
zondigen, blijft het een feit dat ze het bestempelen als een “fout” in hun eetpatroon. Uit de verhalen van vrouwen blijkt dat gezonder eten momenteel onder Nederlandse vrouwen populair is als methode om gewicht te beheersen. Toch verschilt deze methode niet wezenlijk van andere dieet methoden. Vrouwen laten zich weliswaar positiever uit over deze methode dan over hun eerdere ervaringen met diëten, maar uit hun verhalen valt op te maken dat beide methoden voor dezelfde resultaten worden ingezet. Tevens brengt deze dieet-methode grofweg dezelfde praktische problemen met zich mee. Zo is het doel in beide gevallen om gewicht te verliezen of op gewicht te blijven, en zijn andere motieven hoogstens een bijzaak. Vrouwen moeten vrouwen in beide gevallen constant alert zijn op wat voor voeding ze nuttigen. Ze moeten in beide gevallen dingen laten staan die ze eigenlijk wel graag zouden eten of drinken. Ze vallen in beide gevallen vaak terug in hun oude eetpatroon, en moeten dus constant alert zijn om dit te voorkomen. Hoewel niet alle vrouwen hierin even streng zijn voor zichzelf, lijkt dit meer een individueel verschil dan een verschil tussen beide dieet-methoden. Uiteraard zijn er nog geen lange termijn effecten bekend van deze nieuwe dieet methode, aangezien het een vrij nieuwe trend is. Het lijkt echter waarschijnlijk dat ook deze dieet methode lastig vol te houden is, ook al wordt het geprezen als aanpassing van de levensstijl. Ook bij deze methode moeten namelijk veel verleidingen worden weerstaan, en moeten er veel aanpassingen worden gedaan aan het normale eetpatroon. Het lijkt er dus op dat gezonder eten gewoon een vriendelijkere term is die momenteel gebruikt wordt door vrouwen, om de term diëten niet meer te hoeven gebruiken. In de huidige literatuur is echter nog geen aandacht voor deze nieuwe trend op het gebied van diëten. Ook de reden achter de verschuiving van traditionele diëten naar gezonder eten wordt in de huidige literatuur niet behandeld. De door mij verkregen onderzoeksresultaten lijken de conclusie te staven dat diëten onder andere aan populariteit heeft verloren omdat het in de huidige samenleving niet sociaal wenselijk is om negatieve uitlatingen te doen over het lichaam. De trend van gezond eten en meer bewegen passen beter in de huidige maatschappelijke opvattingen over goede lichaamsverzorging. Aangezien het niet als een dieet wordt beschouwd, kunnen vrouwen dit zonder al teveel kritiek vanuit de omgeving praktiseren. Tevens speelt het jojo-effect van traditionele diëten waarschijnlijk een rol in de populariteit van deze nieuwe dieet methode. Nu het jojo-effect ook door de wetenschap met bewijs wordt onderbouwd, gaan vrouwen op zoek naar alternatieven. Vrouwen zien het “gezonder eten” als een alternatief voor een vermageringsdieet, en denken dat het jojo effect niet zal optreden als ze hun voedingspatroon op deze manier veranderen. Of dit ook daadwerkelijk zo is valt natuurlijk nog te bezien, want in veel gevallen blijkt een gezonder voedingspatroon net zo moeilijk te zijn als een vermageringsdieet. “Gezonder eten, meer bewegen” blijkt een nieuwe omschrijving te zijn voor een oud verschijnsel, en biedt uitkomst voor vrouwen die trachten te ontsnappen aan de negatieve effecten van diëten, en de negatieve connotaties die het woord diëten met zich meebrengt.
Hoofdstuk 4: Eet-en dieet obstakels
Voor vrouwen brengt diëten de nodige problemen met zich mee, zoals reeds is gebleken uit het voorgaande hoofdstuk. Zo is het zogenaamde jojo effect van diëten genoemd als een probleem waar vrouwen die diëten mee te maken kunnen krijgen. Ook het onvermogen om weerstand te bieden aan verleidelijk voedsel is reeds genoemd als een obstakel voor vrouwen die een dieet volgen. Veel van de problemen op het gebied van eten en diëten komen in de literatuur aan bod. Zo wordt het jojo-effect onder andere genoemd door Grogan (1999: 22) en Germov en Williams (1996: 100). De strijd die vrouwen constant leveren tegen de verleiding van voedsel komt bijvoorbeeld in het werk van Bordo (1993/2003) uitgebreid aan bod. Auteurs die zich buigen over dieetgedrag van vrouwen in de Westerse samenleving hebben veel obstakels voor vrouwen op het gebied van eten en diëten beschreven. Deze beschrijvingen zijn echter vanuit een maatschappelijk perspectief, en bieden weinig inzicht in de daadwerkelijke beleving die vrouwen hebben van deze problemen. Hoewel deze werken van groot belang zijn in het begrijpen van de dieet cultuur onder vrouwen, ontbreekt het tot op heden aan een persoonlijk perspectief. Slechts in de werken over vrouwen met een eetstoornis (Van Lenning 1992; Saukko 2008) wordt aandacht geschonken aan hoe vrouwen zelf hun eetproblemen ervaren. Dit onderzoek richt zich erop dit persoonlijke perspectief ook te gebruiken om de beleving van eten en diëten voor gewone vrouwen inzichtelijk te maken. De obstakels die zij ervaren op het gebied van eten en diëten zijn hierbij van belang. Alleen door deze obstakels vanuit een persoonlijk perspectief te beschouwen kan men immers inzicht krijgen in de motivatie van vrouwen om ondanks deze hindernissen toch massaal te blijven diëten. In dit hoofdstuk zullen daarom diverse obstakels aan bod komen die vrouwen ervaren op het gebied van eten en diëten. De obstakels die in dit hoofdstuk zullen worden behandeld zijn in te delen in twee categorieën. Allereerst zijn er de praktische problemen die het volgen van een dieet bemoeilijken, waar vrouwen in de interviews openlijk melding van maken. Zo hebben veel vrouwen de rol van verzorgende en voedsel verstrekker in het gezin, hetgeen een probleem kan zijn bij het praktiseren van een dieet. Ook de sociale functie van eten bemoeilijkt het volhouden van een dieet, aangezien het weigeren van voedsel of drank in sommige situaties als niet sociaal wordt gezien. Tevens speelt het vaak aanwezige hongergevoel een belangrijke storingsfactor, en is tijd en geld een probleem bij het volgen van diëten. In de eerste paragraaf zal ik aandacht schenken aan deze praktische problemen die door vrouwen worden beschreven. Vervolgens zijn er ook hindernissen aan te wijzen die door vrouwen niet expliciet genoemd worden, maar die wel uit hun verhalen naar voren komen. Dit zijn hindernissen die voortkomen uit de culturele opvattingen die in de Nederlandse samenleving heersen over wat een acceptabel vrouwelijk uiterlijk is en wat geoorloofd vrouwelijk eetgedrag is. Zo speelt de culturele opvatting over hoe een vrouwelijk lichaam eruit zou moeten zien een grote rol bij de ontevredenheid die veel vrouwen voelen over
hun eigen lichaam. In het voorgaande hoofdstuk is dit onderwerp reeds aan bod gekomen. Daarbij werd aandacht besteed aan hoe het heersende schoonheidsideaal zorgt voor ontevredenheid bij vrouwen over hun lichaam. In dit hoofdstuk zal verder worden ingegaan op de rol die de maatschappij heeft in de afkeer die vrouwen melden van lichaamsvet, en het stigma dat rust op overgewicht. Een andere hindernis die zal worden behandeld is de culturele opvatting over betamelijk vrouwelijk eetgedrag. De behoeften en verlangens van het lichaam moeten door vrouwen worden gecontroleerd of zelfs genegeerd, omdat de omgeving “onbetamelijk” vrouwelijk eetgedrag veroordeeld. Deze hindernissen, die voortkomen uit de culturele opvattingen over vrouwelijkheid en gepast vrouwelijk gedrag zal ik in de tweede paragraaf behandelen.
Praktische obstakels
Voor een reep chocola kan je mij wel wakker maken! ...nee, ik vind het dan niet erg om te zondigen...maar dan moet het wel een heel lekkere reep zijn, anders vind ik het wel weer zonde van mijn dieet (Barbara, 26-30).
Welke vrouw kent het niet; met jezelf in onderhandeling om te beslissen of je een bepaald “zondig” stuk voedsel wel of niet zal eten. De voordelen van verzadiging van een verlangen worden hierbij opgewogen tegen de nadelen van het effect van dit eten op de lijn. In deze paragraaf zullen de verschillende praktische obstakels aan bod komen, die vrouwen op het gebied van eten en diëten tegenkomen. Het zijn de obstakels die door vrouwen zelf genoemd worden. Hiermee wordt inzichtelijk welke problemen door vrouwen zelf als belangrijk worden beschouwd. Het voornaamste probleem dat door vrouwen genoemd wordt blijkt uit bovenstaand citaat; het feit dat veel voedsel zo lekker en verleidelijk is, en dat dit voor vrouwen vaak ingewikkelde en lastige afwegingen tot gevolg heeft. Elke vrouw biecht zonder enige moeite diverse etenswaren op die voor haar moeilijk te weerstaan zijn, en waar ze haar dieet af en toe even voor aan de kant zet. Zoals Bordo (1993/2003: 103) stelt, is voedsel een nimmer aflatende verleiding voor vrouwen, omdat zij zichzelf constant dingen ontkennen. Inderdaad blijkt uit alle verhalen van vrouwen dat voedsel wordt gezien als (verboden) verleiding, een behoefte die slechts sporadisch mag worden bevredigd. Niet alle vrouwen gaan echter op dezelfde manier om met deze verleidingen. Een veel gehoorde reactie is dat zondigen af en toe geen probleem moet zijn. Niet alle vrouwen zijn even streng voor zichzelf als het aankomt op het eten van lekkernijen. Sommige vrouwen geven zelfs aan regelmatig aan hun verlangens toe te geven, omdat ze het constant weerstaan van verleiding zien als het in de weg staan van een gelukkig leven. Toch voelt het breken van voornemens om een bepaald voedingspatroon aan te houden voor alle vrouwen als zondig. Ook bij vrouwen die aangeven vaak van bepaalde lekkernijen te genieten klinkt toch een schuldgevoel door; het niet kunnen of willen weerstaan van een lekkernij wordt door vrouwen gezien als een persoonlijke
zwakte. Becker (1995: 33) omschrijft dat lichamelijke behoeften zoals trek in de Westerse samenleving vaak worden gezien als conflicterend met de doelstellingen en verlangens van het individu. Dit blijkt uit de verhalen van vrouwen duidelijk zo te zijn; de verleiding van eten wordt door alle vrouwen, ongeacht hoe streng zij voor zichzelf zijn, beschreven als potentieel gevaar dat bedwongen moet worden. Doordat vrouwen trek in eten interpreteren als potentieel gevaar, als iets dat zij moeten controleren, hebben zij ook diverse strategieën ontwikkeld om verleidingen te weerstaan. Een veelgenoemde strategie om verleiding te weerstaan is dat bepaalde dingen door vrouwen niet in huis worden gehaald. Deze strategie wordt door vrijwel alle vrouwen genoemd, en is met name effectief als vrouwen verantwoordelijk zijn voor de boodschappen van het huishouden, hetgeen vaak het geval is. Het idee achter deze strategie is simpel; wat niet in huis is kan ook geen onweerstaanbare bron van verleiding vormen. Veel vrouwen geven namelijk aan dat voedsel dat in huis aanwezig is een grote bron van verleiding is, en daarmee tot veel frustratie kan leiden. Een rol koekjes, een zak chips, een reep chocola; veel vrouwen melden wel een bepaald product dat gegarandeerd opgaat als het in huis aanwezig is;
Ik haal tegenwoordig geen koekjes meer in huis, want als ik in een slechte bui ben of me verveel dan is het op...dan is het heel jammer voor gasten, dan maar geen koekje bij de koffie...vaak zeggen ze toch nee, en ben ik uiteindelijk degene die de hele rol wegwerkt! (Jasmine, 36-40).
Veel vrouwen geven aan dat er perioden zijn dat ze zichzelf veel toestaan, maar uiteindelijk weet elke vrouw wat het is om je schuldig te voelen na het eten van iets lekkers. “Weer een kilo erbij” is dan ook een veel gehoorde uitdrukking in de gesprekken met vrouwen. Maar naast het uit de weg gaan van verleidelijk voedsel, kan een bepaalde lekkernij ook gebruikt worden in de strijd tegen verleidelijk voedsel. Het (zeer) beperkt toestaan van bepaalde lekkernijen is een strategie die veel vrouwen noemen, de lekkernij wordt dan een zelf toegediende beloning voor goed gedrag:
Ik ben bijvoorbeeld verzot op een lekker patatje...die haalde ik op een gegeven moment elke week op de markt...dat werd echt wel te gek...nu haal ik eens in de vijf weken ofzo een patatje, dat vind ik heerlijk! En ik doe het minder, dus dat vind ik dan geen probleem (Eva, 51-60).
Deze vrouw, zoals veel anderen met haar, meld het gebruik van een bepaald soort voedsel als een beloning die ze zichzelf met mate toestaat. Met name goed gedrag op het gebied van diëten of lichaamsbeweging wordt dan beloont met een kleine lekkernij. Hoewel deze vrouwen het eten als
een beloning uitleggen, wordt eveneens duidelijk dat de beloning zich slechts onderscheid van daadwerkelijk zondigen door het sleutelbegrip “met mate”. In een kleine hoeveelheid wordt dit voedsel door vrouwen gezien als een beloning, maar boven alles blijven zij zich bewust van het potentiële gevaar van dit voedsel. Bordo behandeld in haar werk onder andere de betekenis van voedsel (1993/2003: 99134). Zij beschrijft onder andere hoe vrouwen lekker eten, en voornamelijk veel eten, koppelen aan gevaar. Volgens haar symboliseert het te buiten gaan aan grote hoeveelheden voedsel voor vrouwen het verliezen van controle. Dit is iets dat uit de verhalen va vrouwen sterk blijkt; de functie van alle strategieën die vrouwen melden om hun behoeften aan voedsel te bedwingen is om controle te houden. Door controle uit te oefenen op de behoeften aan voedsel, worden vrouwen echter geconfronteerd met een ander probleem, namelijk het omgaan met het hongergevoel. Vrouwen melden, naast hun strategieën om verleiding te weerstaan, ook diverse methoden om controle uit te oefenen op het hongergevoel dat mede wordt veroorzaakt door het weerstaan van trek. Voorbeelden hiervan zijn: veel (en vullende etenswaren) eten bij het ontbijt, appels als tussendoortje, of afleiding zoeken in andere bezigheden. Voornamelijk verveling of thuis werken blijkt een probleem, het hongergevoel speelt in deze situaties een grote rol omdat er meer gelegenheid is tot eten. Veel vrouwen merken op dat als ze druk zijn, het denken aan eten en honger gevoelens makkelijker worden onderdrukt;
Als ik thuis bezig ben laat de gedachte aan een lepel pindakaas me soms echt niet met rust...als ik onderweg ben, of ergens aan het werk, dan komt de gedachte misschien wel op, maar dan kan ik er op dat moment toch niets aan doen dus dan is dat gevoel ook zo weer weg (Irma, 31-35).
De verleidelijkheid van voedsel en het omgaan met hongergevoel wordt door alle vrouwen genoemd. Uit hun verhalen blijkt tevens dat dit niet alleen tijdens het volgen van een dieet een rol speelt, maar ook tijdens “normale” eet-perioden. De ene vrouw draagt een groter schuldgevoel mee dan de ander over het toegeven aan verleidingen, en niet alle vrouwen even streng zijn in wat ze zichzelf toestaan. Toch is het een feit dat vrouwen het eten van lekkere dingen vrijwel direct koppelen aan het effect ervan op hun figuur, zelfs als ze naar eigen zeggen niet aan het diëten zijn. De betekenis van voedsel voor vrouwen is klaarblijkelijk problematisch. In de literatuur wordt veel aandacht besteed aan deze betekenissen van voedsel voor vrouwen; voedsel als gevaarlijk, voedsel als zondig (e.g Bordo 1993/2003; Van Lenning 1992, Lester 1997). Deze bevindingen uit de literatuur komen overeen met de bevindingen uit de praktijk. Desondanks schenken vrouwen zelf niet veel aandacht aan de verleidelijkheid van voedsel als een daadwerkelijk probleem. Ze beschrijven het als een vervelende bijkomstigheid van diëten, maar zien het schijnbaar niet als een grote storende factor in hun dagelijks leven.
De strijd tegen verleidelijk voedsel en hongergevoel zijn niet de enige praktische obstakels die door vrouwen worden genoemd. Tijd en geld zijn andere factoren die vrouwen noemen als een mogelijk probleem bij het volgen van een dieet. Zo omschrijven veel vrouwen dat het volgen van een dieet veel extra tijd kost, omdat ze vaak speciale dingen in huis moeten halen, en aparte maaltijden voor zichzelf moeten bereiden naast die van de rest van het gezin. De meeste vrouwen geven aan dat het bereiden van speciaal voedsel gewoonweg teveel tijd in beslag neemt. Aangezien veel vrouwen in het gezin degene zijn die het voedsel klaarmaken, hebben zij niet alleen met hun eigen wensen, maar ook met die van eventuele andere gezinsleden te maken. Slechts een enkeling geeft aan geen probleem te hebben om twee verschillende maaltijden te bereiden. De meeste vrouwen benadrukken echter dat dubbele maaltijden bereiden tijdrovend is, en dus het volgen van een dieet in de weg kan staan. Tevens zijn producten die voor een dieet moeten worden gebruikt, zoals producten met minder vet of minder suiker, vaak duurder dan gewone producten. Ook tijd vrijmaken om meer te bewegen, bijvoorbeeld door een sport te gaan beoefenen, blijkt voor veel vrouwen een obstakel;
Ik heb gewoon geen tijd en geen geld om naar de sportschool te gaan...en overdag meer bewegen is lastig, als ik de hele dag op school heb gezeten heb ik echt geen fut meer om nog te gaan sporten (Barbara, 26-30).
In de literatuur worden deze praktische obstakels vrijwel genegeerd, of slechts vluchtig genoemd maar niet uitgediept. Toch blijken ze voor vrouwen wel degelijk een belangrijke storingsfactor te zijn die hun belemmert in het volgen van een (door hun) wenselijk voedingspatroon. Aan de betekenis van eten voor vrouwen is in de literatuur wel veel aandacht besteed. Met name Bordo (1993/2003) maakt inzichtelijk dat de betekenis van eten voor vrouwen leidt tot een problematische houding tegenover eten. Dat dit van belang is in het bestuderen van vrouwelijk dieetgedrag staat buiten kijf. Het feit dat alle vrouwen voedsel beschrijven als verleiding en als potentieel gevaarlijk ondersteunt de conclusies van Bordo. Toch is uit de interviews nog een andere belangrijke conclusie te trekken. Uit de problemen die vrouwen beschrijven bij het volgen van een dieet blijkt dat ze met name praktische obstakels noemen. Te weinig tijd, geld, het moeten laten staan van lekker eten, het moeten omgaan met verleidelijk voedsel en hongergevoel, dit soort dingen belemmeren vrouwen in hun dagelijkse bezigheden. Voor veel vrouwen zijn deze praktische problemen ook de reden dat ze een dieet niet lang volhouden, en al snel weer hun oude eetgewoonten oppakken, aangezien deze vaak veel beter in hun dagelijks leven zijn te integreren. Het belang van deze praktische problemen is dus voor vrouwen zeer groot. Opvallend is dat deze praktische redenen die vrouwen allemaal melden in de literatuur weinig aandacht krijgen. Door slechts het maatschappelijke perspectief te belichten is tot op heden weinig aandacht gericht op de beleving van vrouwen. Deze interviews hebben duidelijk gemaakt dat met name de praktische
obstakels vrouwen belemmeren in hun dagelijkse bezigheden. Naast deze praktische obstakels, die door vrouwen worden genoemd, zijn er echter ook obstakels die voortkomen uit culturele opvattingen over eten, gewicht, gepast vrouwelijk gedrag en de rol van vrouwen in de samenleving. Deze culturele obstakels worden door vrouwen niet openlijk besproken, maar blijken wel uit hun verhalen.
Culturele obstakels
Soms zie je iemand, die echt ontzettend dik is, op weerzinwekkende manier een patatje naar binnen werken...dan denk ik echt, “mens, wat doe je jezelf aan.” Dat is echt zonde, hoewel ze waarschijnlijk denken dat ze toch al dik zijn, en dat het allemaal toch niet meer uitmaakt (Kathy, 31-35).
In de vorige paragraaf is besproken hoe vrouwen dag in dag uit bezig zijn om verleidingen op het gebied van eten te weerstaan. De meeste vrouwen slagen erin een zekere mate van controle uit te oefenen op hun eetgewoonten, hoewel is gebleken dat dit vaak de nodige moeite kost. Als een dik persoon schijnbaar weinig moeite doet om zijn of haar figuur binnen de perken te houden, stuit dit bij de meeste vrouwen dan ook eerder op weerstand en onbegrip dan op medelijden, zoals blijkt uit bovenstaand citaat. In deze paragraaf zal met name aandacht worden besteed aan de negatieve culturele opvattingen over vet en overgewicht, en de daarmee samenhangende problemen die vrouwen ervaren op het gebied van eten en diëten. Bordo (1993/2003: 203) geeft aan dat dikke mensen vaak stuiten op onbegrip, omdat ze in de ogen van anderen niet genoeg moeite doen om controle uit te oefenen op hun eetgedrag. Dit is in overeenstemming met de beschrijving van Becker (1995), dat het lichaam in de Westerse samenleving wordt gezien als persoonlijke verantwoordelijkheid, en dat een lichaam dat afwijkt van de norm wordt gezien als resultaat van persoonlijk falen om het lichaam correct te verzorgen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat uit de interviews blijkt dat vrouwen weinig medelijden hebben met mensen die veel eten en dik zijn. Met name mensen die zelf veel moeite doen om hun gewicht binnen acceptabele normen te houden hebben weinig tolerantie voor personen die schijnbaar niet die moeite nemen. Vrouwen geven aan dat overgewicht in hun ogen door de persoon zelf in de hand kan en moet worden gehouden. “Elk pondje gaat door het mondje” is dan ook een opmerking die in meerdere interviews naar voren kwam. Slechts voor personen die buiten hun eigen schuld dik zijn, zoals mensen met een medische aandoening, is begrip en medelijden te merken onder vrouwen; het hebben van ene schildklier-afwijking is bijvoorbeeld door meerderen genoemd. Het stigma dat rust op overgewicht (e.g. Germov & Williams 1996; Austin 1999; Braziel & LeBesco 2001; Link & Phelan, 2001), heeft echter niet alleen invoeld op het leven van zwaarlijvige mensen. Ook vrouwen die niet leiden aan (zwaar) overgewicht hebben eronder te leiden. Hoewel
uit de verhalen van vrouwen niet direct blijkt dat dit voor hen een probleem is, blijkt dit vooral uit het feit dat het eetgedrag van vrouwen in het openbaar beïnvloed wordt door mogelijk negatieve reacties vanuit de omgeving. Met name vrouwen die zichzelf te zwaar vinden melden een zekere schaamte om in het openbaar te eten. Met name “slecht voedsel” zoals patat of snoep wordt door deze vrouwen liever privé genuttigd dan in het openbaar. Bij veel van de geïnterviewde vrouwen speelt wel degelijk een zekere angst mee om door de omgeving negatief te worden beoordeeld;
Ik hou er niet van om onderweg eten te halen...dat doe ik alleen als ik echt heel erg honger heb, en ik nog lang niet thuis ben...ik vind het gewoon vervelend als mensen me zien eten...dan haal ik nog wel eens een broodje, maar een patatje halen ofzo dat doe ik dan echt niet (Jasmine, 36-40).
Ik wil niet dat mensen denken “kijk haar, die kan dat patatje beter laten staan”....niet dat ik mezelf echt zo dik vind, maar ik voel me er ook niet echt gemakkelijk bij om in het openbaar fastfood te eten (Gerda, 20-25).
De mogelijk negatieve beoordeling van de omgeving speelt mee in het eetgedrag van vrouwen. Slechts een aantal vrouwen geeft aan dat ze eten waar ze zin in hebben, ongeacht wat de omgeving daar van zou denken. De meeste vrouwen geven echter aan dat hun eetgedrag in het openbaar wel verschilt van hun eetgedrag in privé sfeer. Angst voor het stigma dat rust op overgewicht speelt blijkbaar voor alle vrouwen wel een bepaalde rol bij hun eetgedrag, met name in het openbaar. Dit is in overeenstemming met de stelling van Bordo (1993/2003: 129-131) dat bij veel vrouwen schaamte heerst om te genieten van eten in het openbaar. Volgens Bordo is het onderdrukken van verlangens naar eten in het openbaar dan ook een reden voor vrouwen om, als ze alleen zijn, te gaan bunkeren. Slechts een enkeling gaf in de interviews toe last te hebben van deze befaamde “vreet buien”. Toch blijkt uit de verhalen van veel vrouwen dat ze wel bekend zijn met het verschijnsel om in privé sfeer meer te eten dan ze in het openbaar zouden hebben gedaan, “alsof de remmen eraf gaan”, meld bijvoorbeeld Gerda (20-25). Zoals in veel literatuur wordt vermeld (e.g. Bordo 1993/2003; Grogan 1999, Becker 1995; Germov & Williams 1996) zijn vrouwen zich bewust van de mogelijke negatieve beoordeling die zij vanuit de omgeving kunnen krijgen als ze eten in het openbaar. Ze zijn bang om door de omgeving gezien te worden als dik en vraatzuchtig. Deze angst van vrouwen om als dik te worden beoordeeld houdt geen verband tot hun daadwerkelijke lichaamsomvang. De vrouwen die ik heg geïnterviewd zijn geen van allen ernstig overgewicht. Blijkbaar heeft deze vorm van sociale druk een grote invloed op het eetgedrag van vrouwen, zowel in het openbaar, waar vrouwen vaak terughoudend zijn, als privé, waar veel vrouwen de onderdrukte verlangens compenseren door meer te eten dan ze eigenlijk willen. Dit wordt door deze onderzoeksgegevens bevestigd, hoewel vrouwen hier niet openlijk over praten.
De sociale druk op eetgedrag waaraan vrouwen zijn blootgesteld is echter tegenstrijdig. Enerzijds voelen vrouwen druk in sommige sociale situaties te eten; bijvoorbeeld op een verjaardag een taartje te nemen, of op visite het bord leeg te eten. Het falen hiervan kan worden gezien een belediging van de gastheer/vrouw. Anderzijds wordt er door vrouwen ook druk ervaren om niet te veel te eten in het openbaar, aangezien dit niet als wenselijk vrouwelijk gedrag wordt gezien. Veel vrouwen benadrukken dat zij zelf een gezette vrouw die in het openbaar eet immers ook negatief beoordelen. De tegenstrijdigheid van de sociale druk op vrouwen met betrekking tot hun eetgedrag leidt tot problemen die vrouwen niet met zoveel woorden beschrijven, maar wel degelijk last van hebben. De vrouwen die ik heb geïnterviewd gaan allemaal verschillend om met deze tegenstrijdige sociale druk. Het taartje op een verjaardag staat voor veel vrouwen symbool voor de sociale functie van eten. Met name de jongere vrouwen beschrijven dat de beslissing om wel of geen gebakje te nemen niet altijd eenvoudig is. Ze laten het bijvoorbeeld afhangen van hoe goed ze zich tot op dat moment aan hun dieet hebben gehouden, hoe dringend de noodzaak voor hen is om af te vallen, of hoe lekker het gebakje is;
Als het bijvoorbeeld slagroomgebak is, dan vind ik het echt niet erg om te zeggen dat ik niet hoef, ook al wordt er aangedrongen...maar als het aan de andere kant een lekkere mokkapunt is ofzo, dan denk ik ach, het is niet elke dag feest! (Helga, 20-25).
Met name de wat oudere vrouwen zullen echter minder snel een taartje weigeren. Naar eigen zeggen is dit omdat ze er geen probleem in zien om af en toe een gebakje te nemen, en dat ze zichzelf niet alles willen verbieden. Waarschijnlijk speelt het echter ook een rol dat het gebak een sociale functie heeft, en dat deze voor oudere vrouwen zwaarder weegt dan hun dieet. Dit blijkt met name uit de opmerking die meerdere van hen maakten, dat het bij de gezelligheid van een verjaardag hoort om een gebakje te eten. Voor veel vrouwen kan de sociale druk om op bepaalde momenten wel te eten, en op bepaalde momenten juist weer niet, leiden tot een schuldgevoel over eten. In het werk van Bordo (1993/2003: 99-133) wordt uitgebreid omschreven hoe sociale druk op vrouwen leidt tot schuldgevoelens over sociaal onwenselijk eetgedrag. Impliciet is dit schuldgevoel aanwezig in de verhalen van alle vrouwen. Enerzijds is dit een schuldgevoel over een om sociale reden genuttigd taartje, dat de vrouw eigenlijk omwille van haar lijn niet had willen nemen. Anderzijds is er het schuldgevoel van eten terwijl dit als onnodig kan worden gezien door de omgeving, zoals het nuttigen van een tweede bord eten op visite. Dan is er ook nog het schuldgevoel voortkomend uit het weigeren van eten, terwijl de omgeving deze weigering als onbeleefd zou kunnen ervaren, zoals het weigeren van alcoholische of frisdranken en in plaats daarvan water vragen. Diverse sociale situaties kunnen dus eetgedrag veroorzaken bij vrouwen dat in strijd is met de daadwerkelijke wensen van vrouwen over hun eetgedrag. Ook het wel volgen van de eigen
wensen met betrekking tot eten kan leiden tot een schuldgevoel, aangezien dan niet aan de verwachtingen van de omgeving wordt voldaan. Uit de interviews blijkt duidelijk dat vrouwen vaak in conflict zijn tussen het volgen van de eigen verlangens naar eten en het volgen eetgedrag dat wenselijk is voor de specifieke sociale situatie. Dit conflict leidt onvermijdelijk tot schuldgevoelens, omdat vaak maar aan een van de twee kan worden voldaan. Het is opmerkelijk dan geen van de vrouwen die ik heb geïnterviewd dit schuldgevoel uitdrukkelijk vermelden in hun verhalen over eten en diëten. Slechts uit hun taalgebruik blijkt dat bij veel sociale situaties het schuldgevoel wel degelijk een rol speelt in hun eet-en dieetgedrag. Zo zijn hun verhalen doorspekt van de termen “zondigen”, “balen” en “frustrerend” als ze het hebben over eten. Schuldgevoel speelt, zoals Bordo aangeeft, wel degelijk een rol in hoe vrouwen denken over eten en diëten. Niet alleen sociale druk op eetgedrag is voor veel vrouwen een obstakel. Ook de beoordeling van vrouwen over hun eigen lichaam is voor veel van hen problematisch. Zoals eerder vermeld zijn vrouwen allemaal, zij het in verschillende mate, negatief over hun eigen lichaam. Allen hebben zij wel iets aan te merken op hun lichaam. Sommigen van hen geven aan het geaccepteerd te hebben, en/of er wel mee te kunnen leven. Weer anderen, en dan met name de wat jongere vrouwen, proberen de aspecten van hun lichaam waar ze niet tevreden mee zijn te veranderen. In de literatuur wordt veel aandacht besteed aan aan de negatieve kijk van veel vrouwen op hun lichaam (e.g Bordo ibid; Grogan 1999; Lester 1997). Wat echter ontbreekt is inzicht in de betekenis van dit negatieve lichaamsbeeld voor vrouwen zelf. In de huidige literatuur is weinig te vinden over hoe vrouwen in het dagelijks leven omgaan met hun negatieve lichaamsbeeld, oftewel, welk effect een negatief lichaamsbeeld in de praktijk heeft op het leven van vrouwen. Uit de interviews blijkt dat vrouwen enerzijds negatief denken over (bepaalde aspecten van) hun lichaam, maar zich anderzijds schamen over deze negatieve beoordeling. Dit is op te maken uit de manier waarop ze hun negatieve opmerkingen ontkrachten, zoals in een eerdere alinea al aan bod is gekomen. Hierover is in de literatuur niets te vinden. Veel vrouwen vervolgen hun negatieve uitingen over de tekortkomingen van hun lichaam ook met uitingen van verontwaardiging over de maatschappij. Zo geven veel vrouwen aan dat ze het zeer frustrerend vinden dat de kledingindustrie alleen mooie kleding maakt voor perfecte figuurtjes, en dat zij zelf vaak buiten de boot vallen als het aankomt op kleding kopen;
Doordat het ideale figuurtje maat 36 is, is de hele mode daarop gericht..terwijl er echt zoveel vrouwen zijn die grotere maten hebben, dar wordt gewoon geen rekening mee gehouden....ik kan bijvoorbeeld nooit in modieuze truitjes, omdat ik gewoon een grotere boezem heb...kleding kopen is echt niet leuk als niets mooi staat (Fleur, 26-30).
Ook deze manier van vrouwen om om te gaan met negatieve gedachten over het lichaam is niet terug te vinden in de literatuur. Het is mijn veronderstelling dat er wel degelijk een verband is
tussen lichaamsontevredenheid bij vrouwen en de negatieve uitingen die zij doen over de maatschappij. Naar mijn inzien schuilt achter deze negatieve uitingen over bijvoorbeeld de mode industrie vaak een afkeer van het eigen lichaam, dat niet voldoet aan het schoonheidsideaal. De negatieve gedachten die vrouwen hebben over bepaalde delen van hun lichaam worden enerzijds verbloemd door vrouwen, en anderzijds richten zij hun afkeer op het onvermogen van de maatschappij om figuren die afwijken van de norm te kunnen waarderen. Vrouwen zelf noemen met name de praktische belemmeringen die het volgen van een dieet bemoeilijken. Deze problemen worden in de huidige literatuur onvoldoende belicht, terwijl ze een grote impact hebben op het dagelijks leven van vrouwen. Uit de verhalen van vrouwen valt ook op te maken dat er veel culturele obstakels zijn die van invloed zijn op hun eet-en dieetgedrag. Vrouwen zelf spreken hier niet openlijk over. Toch blijken deze obstakels wel uit de interviews; ze komen bijvoorbeeld door het taalgebruik van vrouwen aan het licht. Met name de negatieve kijk op het eigen lichaam, voortvloeiend uit het feit dat het figuur van deze vrouwen niet geheel voldoet aan het heersende schoonheidsideaal, is een probleem dat bij veel vrouwen hun eet-en dieetgedrag beïnvloed. Uit voorgaand hoofdstuk is immers gebleken dat dit de belangrijkste motivatie is achter dieetgedrag van vrouwen. Ook blijkt dat schaamte een grote invloed heeft op het eetgedrag van vrouwen in het openbaar. Hoewel de huidige literatuur deze culturele obstakels voor vrouwelijk eet-en dieetgedrag behandeld, bied het geen persoonlijk perspectief. Het feit dat vrouwen zelf meer frustratie melden over de praktische obstakels maakt dat dit niet als onbelangrijk af mag worden gedaan. Tevens wordt uit de interviews duidelijk dat culturele obstakels vanuit een persoonlijk perspectief een beter begrip geven van de impact ervan op het dagelijks leven van vrouwen. Vrouwen lijken diverse methoden te hebben om in het dagelijks leven om te gaan met deze struikelblokken, waardoor de meeste vrouwen er relatief weinig hinder van ondervinden. De keuze tussen het toegeven aan behoefte of sociaal wenselijk eetgedrag te vertonen hangt voor vrouwen af van persoonlijke, niet objectieve afwegingen. Het omgaan met negatieve gevoelens over het lichaam doen zij door bijvoorbeeld kritiek te richten op de maatschappij, of door het relativeren van deze negatieve gedachten. Dit persoonlijk perspectief is van groot belang in het begrijpen van de dieet-cultuur onder vrouwen. De huidige literatuur bied slechts een beschrijving van obstakels op eet-en dieet gebied. Na het lezen van veel literatuur is het lastig te begrijpen hoe vrouwen onder druk van al deze obstakels nog normaal kunnen leven. Het persoonlijke perspectief maakt inzichtelijk hoe vrouwen in het dagelijks leven weerstand weten te bieden aan deze obstakels. Uit de praktijk blijkt namelijk dat de meeste vrouwen, ondanks de problemen die zij ondervinden op het gebied van eten en diëten, goed functioneren.
Hoofdstuk 5: Het maakbare lichaam
In de voorgaande hoofdstukken zijn de ervaringen en problemen van vrouwen met betrekking tot eten en diëten behandeld. Onder andere is aan bod gekomen hoe de ontevredenheid van vrouwen met hun lichaam, of wellicht beter gezegd hun verlangen om een mooier en vrouwelijker lichaam na te streven, aan de grondslag ligt van hun dieetgedrag. Vrouwen voelen de behoefte om hun lichaam aan te passen om een mooier en vrouwelijker lichaam te verkrijgen, en zien diëten als een methode om hun lichaam vorm te geven. Hierbij wordt het lichaam beschouwd als maakbaar; met voldoende moeite en wilskracht menen vrouwen hun lichaam aan te kunnen passen aan hun eigen wensen. Dit hoofdstuk zal ingaan op de opvattingen over de maakbaarheid van het lichaam. In de literatuur is veel te vinden over dit onderwerp (e.g. Bordo 1993/2003; Becker 1995; Davis 1995; Hesse-Biber 1991; Van Lenning 1992). Zo wordt bijvoorbeeld in deze werken de objectificatie van het vrouwelijk lichaam in de Westerse samenleving besproken, en de hieruit voortvloeiende problemen die vrouwen beleven als hun lichaam niet voldoet aan de norm. Het lichaam wordt volgens deze auteurs gezien als object dat kan en moet worden gevormd om daarmee de karakteristieke eigenschappen van het individu te reflecteren. Dit leidt in de praktijk tot ontevredenheid met het lichaam, met name onder vrouwen. De visie op het lichaam als maakbaar ligt ten grondslag aan opvattingen over verantwoordelijkheid voor lichamelijke gesteldheid (Becker 1995; Germov & Williams 1996; Hesse-Biber 1991). Uit de redenatie dat een individu de mogelijkheid heeft om het lichaam te vormen, volgt namelijk logischerwijs dat dit individu ook in grote mate verantwoordelijk wordt gehouden voor de gesteldheid van het lichaam. Met name in het werk van Becker (1995) wordt veel aandacht besteed aan de visie op het lichaam als gebied van individuele verantwoordelijkheid in Westerse samenlevingen. Dit wordt door haar gecontrasteerd met opvattingen op Fiji, waar het lichaam wordt gezien als teken van de kwaliteit van zorg die het individu van de omgeving ontvangt. Door dit culturele verschil te gebruiken toont Becker aan dat in Westerse samenlevingen veel nadruk ligt op individuele verantwoordelijkheid voor de verzorging van het lichaam, en dat de opvatting heerst dat een individu een grote invloed heeft op de gesteldheid van het eigen lichaam. Het lichaam wordt dan ook gezien als uiting van karakter; een dik persoon wordt gezien als zwak, lui, laks, en zelfs dierlijk, terwijl een strak afgetraind persoon wordt geprezen als krachtig, hardwerkend, succesvol en wilskrachtig. Het werk van Becker maakt duidelijk dat opvattingen in de Westerse samenleving over het lichaam als maakbaar gekoppeld zijn aan opvattingen over individuele verantwoording voor lichamelijke gesteldheid. Deze kwestie is met name van toepassing op het dieet vraagstuk, aangezien diëten algemeen wordt beschouwd als een vrij beschikbare en relatief eenvoudige methode om het lichaam vorm te geven. In haar werk buigt Becker zich over de kwestie eten en diëten in relatie tot het maakbare lichaam. Zij hanteert hierbij een persoonlijk perspectief, dat zich
richt op de samenleving op Fiji. Dit onderzoek is daarop een aanvulling, aangezien in de behandeling van het dieet vraagstuk het persoonlijke perspectief van vrouwen in een Westerse samenleving wordt gebruikt. In de eerste paragraaf zal worden onderzocht hoe vrouwen de verantwoordelijkheid voor lichamelijke gesteldheid zien in relatie tot eten en diëten. Tevens zal worden voorgesteld hoe de visie op verantwoordelijkheid voor het (maakbare) lichaam de huidige dieet-cultuur in de Nederlandse samenleving vormgeeft. Naast de opvattingen over verantwoordelijkheid voor het lichaam, spelen ook de opvattingen over vrouwelijkheid een grote rol in het analyseren van het maakbare lichaam. Zoals onder andere Bordo (1993/2003), Van Lenning (1992), Saukko (2008) en Lester (1997) stellen, wordt met name het vrouwelijke lichaam in de Westerse samenleving beschouwd als interventieterrein. Op diverse manieren zijn vrouwen vrijwel continue bezig om hun lichaam aan te passen aan de normen voor vrouwelijke schoonheid, bijvoorbeeld door te diëten, ontharen en cosmetica te gebruiken. Vrijwel alle vrouwen ondernemen handelingen om hun lichaam “vrouwelijker” te maken, en het lijkt haast zo te zijn dat aanpassingen aan het lichaam centraal staan in het nastreven van vrouwelijkheid. In haar kritiek op de huidige theorievorming over anorexia, stelt Lester (ibid: 480) dan ook dat het van cruciaal belang is om te begrijpen wat de betekenis is van het hebben van een vrouwelijk lichaam in een Westerse samenleving. Ook Bordo (1993/2003: 47-60) vindt het zorgelijk dat de betekenis van vrouwelijkheid wordt gebagatelliseerd of zelfs ontbreekt als factor in theorieën over eetproblematiek. Deze auteurs stellen dat de betekenis van vrouwelijkheid in de Westerse samenleving de oorzaak is van de onzekerheid van veel vrouwen over hun lichaam, en de daaruit voortvloeiende problemen. Het ontbreekt in deze werken echter aan een persoonlijk perspectief. Hoewel Saukko (2008) en Van Lenning (1992) wel een persoonlijk perspectief hanteren, biedt dit geen inzicht in de beleving van vrouwen die geen klinisch gediagnosticeerde eetstoornis hebben. Een auteur die wel een persoonlijk perspectief gebruikt in haar onderzoek naar de kwestie vrouwelijkheid en het maakbare lichaam is Davis (1995). Zij onderzoekt waarom vrouwen gewillig plastische chirurgie ondergaan om hun lichaam te vormen, ondanks de pijn en de risico's die met deze praktijken zijn verbonden. Hoewel Davis zich richt op plastische chirurgie, kan deze vraag ook worden gesteld met betrekking tot diëten. In voorgaande hoofdstukken is de vraag reeds aan bod gekomen waarom vrouwen ondanks alle obstakels toch massaal blijven diëten. In de tweede paragraaf zal worden onderzocht of de opvattingen van vrouwen over vrouwelijkheid en het maakbare lichaam een antwoord kunnen geven op die vraag.
Verantwoordelijkheid voor het lichaam
Natuurlijk is het niet makkelijk om altijd verleidingen te weerstaan...maar ik vind niet dat de maatschappij echt schuldig is aan overgewicht van mensen. Niemand dwingt je om zoveel te eten, dat doen ze echt zelf...elk pondje gaat door het mondje (Jasmine 36-40).
De culturele visie op eigen verantwoordelijkheid voor overgewicht klinkt door in de verhalen van veel vrouwen, zoals bovenstaand citaat illustreert. Het stigma dat rust op overgewicht is in het vorige hoofdstuk aan bod gekomen. In deze paragraaf zal aandacht worden besteed aan de Westerse visie op individuele verantwoordelijkheid voor lichamelijke gesteldheid, die van grote invloed is op de stigmatisering van mensen met overgewicht in de Nederlandse samenleving. Becker (1995) beschrijft de Westerse visie op het lichaam als maakbaar; mensen beschouwen het lichaam als een te bewerken object, die door wilskracht en moeite uit te oefenen kan worden vormgegeven. Lichamen die voldoen aan de norm worden geassocieerd met persoonlijk succes. Lichamen die echter ver buiten de norm vallen worden door de maatschappij al snel geïnterpreteerd als teken van individuele zwakte. Becker (ibid: 28) stelt dat de sociale positie die een individu inneemt in de samenleving wordt beïnvloed door de mate waarin deze persoon zijn of haar lichaam bereid is aan te passen aan de norm. Er wordt getracht individuele waarden uit te dragen door de vormgeving van het lichaam. Becker's werk behandeld enerzijds de samenleving op Fiji vanuit een persoonlijk perspectief, maar anderzijds behandeld haar werk de Westerse samenleving vanuit een maatschappelijk perspectief. Lester (1997) stelt de vraag hoe culturele waarden daadwerkelijk vertaald worden in persoonlijke belevingen. Zij stelt dat de vrouw in de huidige literatuur wordt behandeld als “black box” waarin zich onzichtbare processen afspelen. Welke visie hebben vrouwen zelf op de vraag wie verantwoordelijk is voor lichamelijke gesteldheid? Zien zij de problemen die zij ervaren met betrekking tot eten en diëten als een maatschappelijke kwestie, of zijn zij van mening dat dit hun eigen verantwoording is? Door de kwestie verantwoordelijkheid voor het lichaam te beschouwen vanuit een persoonlijk perspectief zal meer inzicht komen in deze zogenaamde “black box” van Lester. Gevraagd naar hun mening over de rol van de maatschappij in het probleem van overgewicht in de samenleving, zijn vrouwen eenduidig van mening dat je gewicht je eigen verantwoordelijkheid is. Dit blijkt dan ook uit het citaat aan het begin van de paragraaf. Hierop worden twee uitzonderingen genoemd door de meeste vrouwen: in het geval van overgewicht dat door een duidelijke medische reden wordt veroorzaakt, en in het geval dat een persoon ondanks duidelijk veel moeite te doen om af te vallen en duidelijk niets doet om de situatie te verergeren toch dik blijft. De invloed van reclameboodschappen en de gemakkelijke en continue beschikbaarheid van voedsel wordt door vrouwen niet als storend omschreven. Dit terwijl vrouwen vrij kritische uitlatingen doen over de rol van de maatschappij (met name de media) in het aanprijzen van een slank schoonheidsideaal. Het lijkt dus zo te zijn dat de maatschappij volgens vrouwen wel een schadelijke invloed heeft als het gaat om het aanprijzen van het schoonheidsideaal, maar dat vrouwen de invloed van de maatschappij met betrekking tot het verleiden tot eten niet als schadelijk zien. De vraag is dan waarom vrouwen een negatief zelfbeeld (veroorzaakt door het schoonheidsideaal) niet zien als persoonlijke verantwoordelijkheid, terwijl het
constant weerstand bieden aan de verleidingen vanuit de maatschappij om te eten wel wordt beschouwd als kruis dat persoonlijk moet worden gedragen. Volgens Bordo (1993/2003: 203) wekken mensen met overgewicht walging op omdat de meeste mensen veel werk besteden aan het behouden van een acceptabel lichaam, en het daardoor moeilijk te tolereren is dat een ander de moeite blijkbaar niet neemt om zijn of haar lichaam te verzorgen. Becker (1995) noemt het feit dat een lichaam dat niet voldoet aan de culturele standaard vaak een marginale positie in de samenleving inhoud voor die persoon. Deze werken maken echter niet duidelijk hoe het kan dat het stigma op overgewicht zo leeft in een maatschappij waar een overgroot deel van de mensen continue en met slechts matig succes poogt het lichaam aan de persoonlijke wensen aan te passen. Waarom zijn vrouwen, die zelf de moeilijkheden van eten en diëten in detail omschrijven, weinig begripvol voor mensen die hierin geen succes hebben? De hierboven genoemde suggestie van Bordo (1993/2003), dat juist door de moeite die vrouwen zelf doen het voor hen moeilijk is om te begrijpen dat anderen die moeite blijkbaar niet nemen, lijkt te kloppen. Uit de interviews blijkt inderdaad een afkeer te bestaan onder vrouwen voor de veronderstelde laksheid van mensen met overgewicht:
Ik snap best dat er mensen zijn die er echt niets aan kunnen doen dat ze dik zijn. Bijvoorbeeld mensen met een schildklier afwijking ofzo, dat hoor je wel eens...ja dat is echt triest. Maar voornamelijk denk ik dat mensen gewoon te veel eten. Ik bedoel, ik vind het ook niet leuk om altijd met mijn lijn bezig te zijn, maar ik zie er tenminste niet uit als een koe! Dat is wel een beetje lullig dat ik dat zeg, maar ja, ik denk echt vaak, eet dan gewoon niet zoveel! Je snapt toch dat je daar dik van wordt... (Irma, 31-35)
Niet alle vrouwen zijn even stelling in hun bewoording. Toch blijkt uit de verhalen van alle vrouwen onbegrip te bestaan voor mensen die ondanks hun overgewicht niet proberen af te vallen. Alle vrouwen erkennen hoe moeilijk het is om daadwerkelijk en met name blijvend gewicht te verliezen. Waar mensen met overgewicht voor verantwoordelijk worden gehouden lijkt dan ook niet hun gewicht, maar eerder het schijnbare gebrek aan moeite te zijn. Vrouwen worden in hun beoordeling van mensen met overgewicht beïnvloed door hun eigen ervaringen met eten en diëten. Het lijkt er echter op dat vrouwen dit niet zozeer doen uit gevoelens van afkeer omdat deze dikke mensen hun lichaam niet aanpassen aan de norm en trachten daarmee weg te komen, zoals Bordo (ibid) stelt. Hoewel een zekere afkeer blijkt uit het taalgebruik van vrouwen, lijkt deze afkeer meer te zijn gericht op de dikheid van het lichaam dan op de persoon zelf. Voor de persoon lijkt eerder een onbegrip te bestaan dan afkeer. Uit de meningen van vrouwen over overgewicht blijkt dat ze in die kwestie zeker de verantwoordelijkheid voor het lichaam leggen bij het individu. In voorgaande hoofdstukken is reeds besproken dat vrouwen slechts geringe succes boeken in de continue strijd tegen de kilo's. Ook al
verliezen ze wellicht wat aan gewicht, vaak zit dit gewicht er na een korte tijd alweer aan. Aangezien vrouwen melden dat ze gewicht zien als persoonlijke verantwoordelijkheid, volgt hieruit dan ook dat vrouwen het onvermogen om het gewenste gewicht te verkrijgen of behouden dan ook zien als persoonlijk falen. Dit is in overeenstemming met bevindingen uit de literatuur (e.g Grogan 1999: 167, 174; Germov & Williams 1996, Bordo 1993/2003). Uit het negatieve taalgebruik van vrouwen blijkt inderdaad vrouwen het niet volhouden van een dieet of het aankomen van verloren gewicht als persoonlijk ervaren;
Het geeft wel een rotgevoel als een dieet niet lukt..alsof je te slap bent ofzo...ik heb me wel een aantal keer slecht gevoeld over mezelf omdat het me niet lukte, dat duurt wel even voordat het gevoel weer weggaat (Helga, 20-25).
Het is gewoon zo moeilijk om het lang vol te houden...als de kilo's er in het begin afvliegen geeft het echt een goed gevoel...maar op een gegeven moment gaat het allemaal niet meer zo hard, en dan verslap ik gewoon...eigenlijk moet je juist dan streng blijven voor jezelf, maar dat kan ik gewoon niet! (Gerda, 20-25).
Het idee van verantwoordelijkheid voor het eigen lichaam veroorzaakt bij vrouwen een negatief zelfbeeld wanner een dieet faalt. Vrouwen hebben het gevoel dat ze de controle kwijtraken over hun eigen lichaam, hetgeen een gevoel van zwakte veroorzaakt en het zelfvertrouwen van vrouwen kan schaden. Anderzijds is er natuurlijk het slagen van een dieet, dat door vrouwen wordt gezien als een persoonlijke overwinning:
Diëten kan ook een goed gevoel geven...als ik afval voelt dat echt geweldig! Dan leef ik ook tijdelijk in een soort van roes, alsof ik alles aan kan, omdat ik er mooi wel in geslaagd bent om mijn doel te bereiken! (Kathy, 31-35)
Het gevoel dat vrouwen krijgen van het volgen van een dieet is sterk afhankelijk van de uitkomst. Het succesvol verliezen van een paar kilo's wordt gezien als persoonlijke overwinning, als teken van wilskracht, en geeft vrouwen niet alleen een positief beeld over hun lichaam maar een positief zelfbeeld. Aan de andere kant veroorzaakt het falen van een dieet ook een negatief zelfbeeld. Door de visie op eigen verantwoordelijkheid voor het lichaam voelen vrouwen zich bovenal persoonlijk verantwoordelijk voor hun gewicht. Dit is waarschijnlijk de reden dat vrouwen weinig negatieve uitlatingen doen over andere factoren die het succes van een dieet beïnvloeden, zoals de directe omgeving of de maatschappij. De constante verleiding waaraan vrouwen blootstaan, en de tegenstrijdige sociale druk die is behandeld in het voorgaande hoofdstuk, worden door vrouwen niet gebruikt als argument waarom een dieet faalt. Stuk voor stuk schrijven zij het falen toe aan
hun eigen zwakte. En hoewel vrouwen allemaal negatieve uitlatingen doen over diëten, zijn dit vooral praktische bezwaren die hun belemmeren in hun dieet, zoals tevens besproken in voorgaand hoofdstuk. Over de noodzaak die zij allen voelen om te diëten zijn vrouwen echter niet negatief. Hoewel vrouwen hun keuze om af te vallen toeschrijven aan persoonlijke motivatie, speelt het gevoel van verantwoordelijkheid voor het lichaam naar mijn mening een grote rol in het dieetgedrag van vrouwen. Ze willen immers niet door anderen als zwak of lui worden gezien, en om die reden blijven ze ondanks de matige resultaten bezig om hun figuur onder controle te houden. Zoals uit hun beoordelingen over mensen met overgewicht namelijk blijkt is het niet zozeer het gewicht zelf maar voornamelijk die moeite die iemand blijkbaar doet om af te vallen die in de ogen van de omgeving telt. Van een vrouw die vrijwel constant op dieet is kan namelijk moeilijk worden gezegd dat zij zelf de oorzaak is van haar zware gewicht. Dat veel van deze vrouwen in werkelijkheid niet eens te zwaar zijn doet niet af aan het feit dat zij zelf de noodzaak om af te vallen of slank te blijven wel voelen, en om deze reden hun eigen verantwoordelijkheid in hun gewicht zien als motivatie om te diëten. De verantwoordelijkheid voor het lichaam speelt dus een rol in het eet-en dieetgedrag van vrouwen, als gevolg van het feit dat vrouwen hun lichaam beschouwen als maakbaar. Een ander gevolg van de visie op het lichaam als maakbaar is dat er een nauwe definitie is van vrouwelijkheid, en dat veel vrouwen hun leven lang bezig zijn hun lichaam aan te passen aan deze standaard.
Vrouwelijkheid en het maakbare lichaam
Ik heb gewoon geen mooi figuur....geen heupen, het loopt allemaal recht...niet vrouwelijk...(Eva, 51-60).
In de Westerse samenleving heers een duidelijk idee van vrouwelijke schoonheid. Een slank figuur met rondingen op de juiste plaatsen. Dat er in werkelijkheid een grote verscheidenheid is aan figuren doet niet af aan het feit dat de meeste vrouwen dit ideaalbeeld als voorbeeld nemen van hoe hun lichaam er eigenlijk uit zou moeten zien. Niet kunnen voldoen aan dit ideaalbeeld leidt bij veel vrouwen tot frustratie, zoals blijkt uit bovenstaand citaat. Het is niet verwonderlijk dat vrouwen dit ideaalbeeld willen nastreven, aangezien zij omringd worden door voorbeelden vanuit de media en de mode industrie van zogenaamd perfect vrouwelijke lichamen. In de literatuur is veel te vinden over dit vrouwelijke ideaal. Zo schrijven onder andere Van Lenning (1992), Saukko (2008), Hesse-Biber (1991), Bordo (1993/2003) en Grogan (1995) over de negatieve gevolgen voor vrouwen die niet voldoen aan het ideaalbeeld. Vrouwen die te slank of te dik worden bevonden, worden door de omgeving bestempeld als afwijkend. Met name de visie op het lichaam als maakbaar draagt bij aan het marginaliseren van deze afwijkende figuren; als de mogelijkheid er (schijnbaar) is om het lichaam naar wens te vormen, dan volgt hieruit dat mensen die hun lichaam
niet vormen naar de standaard zich niet willen aanpassen. Zoals Van Lenning (1992: 161) stelt, worden vrouwen in deze maatschappij bepaald door hun lichaam, en voor vrouwen is het lichaam een object is dat ze kunnen en moeten veranderen. Volgens Bordo (1993/2003: 143) is de manipulatie van het vrouwelijk lichaam zelfs een centrale strategie in de instandhouding van machtsrelaties tussen de seksen. Vrouwelijkheid wordt in de literatuur behandeld als abstract begrip, en hoewel dit veel inzichten biedt in de maatschappelijke processen, is er maar weinig aandacht voor de betekenis van vrouwelijkheid voor vrouwen zelf. Welke ervaringen hebben vrouwen met het nastreven van vrouwelijkheid, en wat is de betekenis van vrouwelijkheid voor vrouwen zelf? Hoewel Saukko (2008) en Van Lenning (1992) in hun behandeling van eetstoornissen wel vanuit het perspectief van de vrouw werken, biedt dit helaas geen inzicht in de beleving van normale vrouwen. In deze paragraaf zal het persoonlijke perspectief van vrouwen met betrekking tot vrouwelijkheid en het maakbare lichaam worden gehanteerd. Hiermee zal worden getracht om de betekenis van vrouwelijkheid voor vrouwen zelf en het effect ervan op hun dieetgedrag te doorgronden. Uit de gesprekken met vrouwen komt een duidelijk beeld naar voren van wat vrouwen beschouwen als vrouwelijkheid. Het figuur speelt hierbij een zeer grote rol. Zoals reeds aan bod is gekomen, ervaren vrouwen lichaamsvet op plaatsen zoals de borsten en het achterwerk als wenselijk, hoewel dit wel goed geproportioneerd moet zijn. Vet op plaatsen zoals de buik worden gezien als onvrouwelijk, ook al is dit een plaats waar zeer veel vrouwen vet hebben. De ideeën die vrouwen hebben over vrouwelijke lichamen worden in sterke mate bepaald door het huidige schoonheidsideaal. Aspecten van het lichaam die niet makkelijk te veranderen zijn, zoals bijvoorbeeld lengte, worden door vrouwen niet zo storend ervaren als aspecten waarop zij denken wel controle te kunnen uitoefenen. Gewicht is bij uitstek een aspect waarvan vrouwen denken dat ze er controle op moeten kunnen krijgen. Als dit in de praktijk lastig blijkt te zijn leidt dit dan ook tot veel frustratie:
Ik zou wel wat langer willen zijn, maar goed, daar doe je niks aan. Ook vind ik het heel vervelend en lelijk dat ik een buikje heb, dat moet gewoon weg. Dat is denk ik gewoon een kwestie van wat beter mijn best doen...ook mijn armen zouden wel wat dunner mogen vind ik...daarom ga ik tegenwoordig naar de sportschool, ik vond het echt tijd worden om wat aan mijn figuur te doen! (Gerda, 20-25).
Lichaamsdelen die in strijd zijn met wat vrouwen als vrouwelijk zien worden gehaat en bestreden. In de literatuur is veel te vinden over de pogingen van vrouwen om hun lichaam aan te passen aan de ideale vrouwelijke vormen. Zo schrijft Bordo (1993/2003: 247) dat de Westerse cultuur vrouwen aanspoort tot fantasieën van transformatie van het lichaam. Er wordt ons constant verteld dat we ons eigen lichaam kunnen kiezen. Deze fantasieën die vrouwen koesteren over het vormen van
hun lichaam worden versterkt door het feit dat met plastische chirurgie tegenwoordig veel bereikt kan worden op het gebied van daadwerkelijke transformaties van het lichaam. Hoewel chirurgische ingrepen veel gevaren met zich meebrengen, wordt de notie dat het lichaam echt naar eigen wens te vormen is hiermee extra versterkt. Davis (1995) behandeld in haar boek het dilemma van cosmetische chirurgie voor vrouwen. Zij ziet plastische chirurgie bij uitstek als voorbeeld van hoe ver vrouwen bereid zijn te gaan en hoe veel pijn en moeite vrouwen doen om het perfecte vrouwelijke lichaam te verkrijgen. Op het eerste gezicht zijn plastische chirurgie en diëten twee zeer verschillende dingen. Plastische chirurgie is vaak veel ingrijpender, en van korte duur, terwijl de dieet praktijken van vrouwen vaak minder ingrijpend zijn maar vaak langer duren. Toch tonen beide aan hoe veel vrouwen over hebben om een vrouwelijker lichaam te verkrijgen. Zoals Davis (ibid: 58) omschrijft, is het behandelen van het begrip vrouwelijkheid vanuit een persoonlijk perspectief nodig om de ervaringen van vrouwen met hun lichaam beter te begrijpen. Zij behandeld de vraag waarom vrouwen ondanks alle nadelen toch bewust kiezen voor plastische chirurgie. Davis concludeert uit haar interviews met vrouwen dat ze niet moeten worden gezien als slachtoffers van maatschappelijke druk om vrouwelijk te zijn. Vrouwen maken vanuit beperkte mogelijkheden een afgewogen keuze om hun lichaam aan te passen, met als doel vrouwelijker te worden. Ook de keuze van vrouwen om te diëten toont hun bereidwilligheid om ondanks mogelijk negatieve gevolgen toch een vrouwelijker lichaam na te streven:
Dat buikje van mij vind ik gewoon niet passen. En nu komt de zomer er weer aan, dus moet ik weer in mijn bikini! Ik weet dat het effect van lijnen waarschijnlijk niet lang blijft als je eenmaal stopt, maar ik wil er toch gewoon goed uitzien in een bikini dus ik ben weer aan het diëten (Helga, 20-25).
Of het nu plastische chirurgie is, diëten, ontharen, make-up gebruiken of een van de vele andere dingen die vrouwen doen om hun lichaam aan te passen, vrouwelijkheid is duidelijk iets waar vrouwen veel voor over hebben. De pijn die een ingreep met zich meebrengt, de negatieve gevolgen van herhaaldelijk diëten, het geld dat vrouwen uitgeven aan cosmetische producten, voor veel van hen wegen deze kosten niet op tegen de mogelijke baten: een vrouwelijker lichaam. De vraag van Lester (1997) staat hierbij centraal; Wat betekent het om een vrouwelijk lichaam te hebben in deze samenleving? Hoewel in veel literatuur kritiek wordt gegeven op de negatieve invloeden vanuit de maatschappij op vrouwen, draagt dit niet bij aan een beter begrip waarom vrouwen blijkbaar zoveel overhebben om er vrouwelijker uit te zien. Uit de gesprekken met vrouwen komt een mogelijke verklaring naar voren; de belofte van een mooier lichaam is zo verleidelijk, dat vrouwen de negatieve kanten van diëten bagatelliseren. Slechts naderhand, indien blijkt dat het effect tegenvalt, praten vrouwen negatief over diëten. Het is dan ook niet zo
opmerkelijk dat vrouwen die op het moment actief bezig zijn om af te vallen diëten omschrijven als een handig middel om een doel te bereiken, terwijl vrouwen die momenteel niet af proberen te vallen meer kritiek leveren op diëten. Toch zijn alle vrouwen even bewust van de negatieve kanten van diëten, en hieruit kan worden geconcludeerd dat vrouwen die aan het diëten zijn een hier bewuste keuze voor maken, en zich vervolgens afsluiten voor gedachten over mogelijk negatieve uitkomsten. Hoewel vrouwen zich ervan bewust zijn dat het ultieme doel, namelijk een perfect lichaam, waarschijnlijk onbereikbaar blijft, zien ze het als hun taak om in ieder geval zoveel mogelijk moeite te doen om dichter in de buurt te komen van dit doel:
ik zal nooit een topmodel worden, dat weet ik best...maar dat betekent niet dat ik niet mijn best kan doen om gewoon iets slanker en mooier te worden! Ik heb eerlijk gezegd niet altijd evenveel zin om te diëten, soms kan ik er de kracht gewoon niet voor opbrengen...maar uiteindelijk is het nog altijd mijn doel om een mooier figuur te krijgen, en ik weet dat als ik maar gewoon genoeg moeite doe dit wel kan lukken (Kathy, 31-35).
Voor veel vrouwen is de (vaak kleine) kans op het verkrijgen van een vrouwelijker lichaam genoeg om hun vele teleurstellingen en problemen te doen vergeten. Het lichaam wordt door vrouwen gezien als een maakbaar object, en betekent voor veel vrouwen een leven lang werken. Deze moeite hebben vele vrouwen er wel voor over, aangezien het volgens velen gewoon hoort bij de rituelen die vrouwen toepassen om vrouwelijk te zijn. Er kan zelfs worden gezegd dat vrouwen hun vrouwelijke identiteit in sterke mate koppelen aan dit soort “rituelen van vrouwelijkheid”. Niet alleen betekent de visie op het lichaam als maakbaar voor vrouwen dat zij vrouwelijkheid zien als actief na te streven doel, tevens zien vrouwen het als hun verantwoordelijkheid om hun gewicht binnen de normen te houden. De visie op het lichaam als eigen verantwoordelijkheid houdt namelijk in dat een lichaam wat buiten de normen valt wordt geïnterpreteerd als teken van persoonlijke zwakte en laksheid. Hoewel deze onderwerpen in de literatuur uitgebreid worden behandeld, laat het persoonlijke perspectief hierop voornamelijk zien hoe normaal en geaccepteerd deze kwesties zijn. Vrouwen geven aan dat diëten voor hen niet zonder problemen is, zoals blijkt uit voorgaande hoofdstukken. Tevens geven zij aan dat gezonder eten voor hen de voorkeur verdient boven diëten, hoewel dit slechts een nieuwe term lijkt te zijn voor hetzelfde. Toch blijkt dat vrouwen accepteren dat diëten een plaats inneemt in hun leven. Het nastreven van het schoonheidsideaal, het beoefenen van vrouwelijkheid en het voelen van verantwoordelijkheid voor het eigen lichaam zijn stuk voor stuk belangrijke factoren die het dieetgedrag van vrouwen motiveren. Naar mijn inzien zijn dit zelfs de belangrijkste invloeden op het dieetgedrag van gewone Nederlandse vrouwen, omdat deze een deel uitmaken van hoe vrouwen hun eigen lichaam zien in relatie tot de maatschappij. Het maakbare lichaam speelt hiermee een centrale rol in het begrijpen van de dieet-cultuur onder vrouwen.
Conclusie
In de inleiding omschreef ik mijn verbazing en verontwaardiging over het feit dat diëten in deze maatschappij als vanzelfsprekend vrouwelijk gedrag wordt gezien, en dat dit grootschalige vrouwelijke dieetgedrag (buiten de sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur) zelden als problematisch wordt beschouwd. Tevens stelde ik dat de huidige literatuur zich me name buigt over het maatschappelijke discours, of over eetstoornissen. Wat naar mijn mening ontbrak was een persoonlijk perspectief op vrouwelijk dieetgedrag. Lester (1997) omschrijft dit gebrek aan inzicht in de beweegredenen van vrouwen achter dieetgedrag door te stellen dat de vrouw in de huidige literatuur een “black box” is. Er spelen zich wel degelijk processen af in die “black box”, maar die worden door middel van de huidige literatuur niet belicht. De doelstelling van dit onderzoek was dan ook om door middel van de persoonlijke verhalen van vrouwen een nieuw licht te werpen op het belang van eten, diëten en het lichaam voor gewone Nederlandse vrouwen. De onderzoeksvraag die ik in het literatuuroverzicht heb geformuleerd luidde: Welke rol speelt diëten in het dagelijks leven van gewone Nederlandse vrouwen, en in hoeverre komen de betekenis en beleving van eten, diëten en het lichaam die deze vrouwen omschrijven overeen met de bevindingen uit de sociaal wetenschappelijke en feministische literatuur? Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de onderwerpen die in de literatuur worden behandeld niet per definitie de onderwerpen zijn die vrouwen zelf belangrijk vinden. De onderwerpen die in de literatuur worden behandeld spelen zeker een rol in het dieetgedrag van Nederlandse vrouwen, maar voor vrouwen is de betekenis van eten, diëten en het lichaam met name te vinden in praktische onderwerpen, die in de literatuur helaas worden genegeerd. Waar de literatuur zich met name richt op maatschappelijke invloeden op vrouwelijk dieetgedrag, blijkt uit dit onderzoek dat vrouwen zelf meer aandacht besteden aan praktische motivaties en obstakels met betrekking tot diëten. Het kan wel zo zijn dat vrouwen worden blootgesteld aan invloeden vanuit de maatschappij om een schoonheidsideaal na te streven, in de praktijk blijkt dat de directe aanleiding voor vrouwen om een dieet te volgen vaak het niet meer passen van een favoriet kledingstuk is. Natuurlijk is het waar dat vrouwen te maken hebben met tegenstrijdige maatschappelijke druk als het gaat om gewenst vrouwelijk eetgedrag, maar in de praktijk storen vrouwen zich veel meer aan de praktische obstakels, zoals tijdrovende maaltijd voorbereidingen en het omgaan met verleiding. De praktische motivaties en obstakels voor dieetgedrag van vrouwen worden in de literatuur niet uitgebreid behandeld, wellicht omdat veel van deze factoren erg voor de hand liggend zijn. Het is ironisch dat juist deze voor de hand liggende factoren de grootste invloed blijken te hebben op vrouwelijk dieetgedrag, en naar mijn mening dan ook onterecht genegeerd worden in de huidige literatuur. Het gebruiken van een persoonlijk perspectief heeft geleid tot het inzicht dat met name de alledaagse problemen de aanleiding vormen voor dieetgedrag van vrouwen, alsmede de oorzaak zijn van frustraties van vrouwen met betrekking tot diëten. De maatschappelijke factoren
die in de literatuur worden behandeld spelen wel degelijk een (grote) rol, maar op de achtergrond. Slechts door diëten te bestuderen vanuit het alledaagse, persoonlijke perspectief van gewone vrouwen kan men komen tot een beter inzicht in de huidige dieet-cultuur onder vrouwen. Om de belangrijkste bevindingen nog even op een rij te zetten, volgt een korte samenvatting van de laatste drie hoofdstukken, waarin het interview materiaal is behandeld. In het derde hoofdstuk is aandacht besteed aan de kritiek van Germov en Williams (1996) en Austin (1999) dat het gezondheids-discours in de huidige literatuur onterecht genegeerd wordt. Volgens deze auteurs heeft het gezondheids-discours een negatief effect op vrouwen, omdat het onnodig dieetgedrag zou veroorzaken. Uit mijn onderzoeksgegevens blijkt dat gezondheid geen belangrijke factor is in het dieetgedrag van vrouwen. Het schoonheidsideaal is, zoals in bijna alle gebruikte literatuur wordt vermeld, de belangrijkste motivatie achter vrouwelijk dieetgedrag. Hoewel dit op zich geen opmerkelijke conclusie is, daar hij vanuit de literatuur gemakkelijk te voorspellen was (e.g. Bordo 1993/2003; Grogan 1995; Hesse-Biber 1991), blijkt echter dat voornamelijk de zeer praktische overwegingen die verband houden met dit schoonheidsideaal een rol spelen in de beslissing van vrouwen om te diëten. Hierbij moet worden gedacht aan het niet meer passen van veel kleding uit de garderobe, of het passeren van een persoonlijk en subjectief grensgewicht waarboven vrouwen niet willen komen. In de huidige literatuur is vrijwel geen aandacht voor de praktische beweegredenen achter dieetgedrag, ze worden als niet erg belangrijk beschouwd. Toch zijn dit wel de redenen die door vrouwen genoemd worden, en die een grote impact op het leven van vrouwen hebben. Een andere conclusie die in het derde hoofdstuk naar voren komt is het feit dat het woord diëten een negatieve connotatie heeft voor vrouwen. De vele problemen die zij in het verleden hebben ervaren met afvallen associëren zij sterk met het woord diëten. De nieuwe trend van “gezonder eten en meer bewegen” wordt door vrouwen niet gezien als dieet, waardoor zij zich vrijwel allemaal enkel positief uitlaten over deze methode om gewicht te beheersen. In de praktijk blijkt er echter geen wezenlijk verschil te zijn; de motivatie is nog altijd om af te vallen, en het brengt veel vergelijkbare problemen met zich mee voor vrouwen. Het lijkt dan ook zo te zijn dat enkel door het woord diëten niet toe te passen getracht wordt om de problemen die met diëten gepaard gaan te omzeilen. Het is nog een relatief nieuwe trend, hetgeen kan verklaren waarom er tot op heden geen aandacht aan is besteed in de literatuur. Toch is het zeker een interessant onderwerp voor onderzoek. Het is namelijk een mogelijkheid dat de negatieve connotatie van het woord diëten bijdraagt aan de verschuiving naar en populariteit van de trend gezonder eten. Het wordt door vrouwen blijkbaar als minder vervelend ervaren om te zeggen “ik probeer gezonder te eten” dan om te zeggen “ik ben aan het diëten”. In het vierde hoofdstuk zijn de problemen die vrouwen ervaren op het gebied van eten, diëten en hun lichaam besproken. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen praktische obstakels, die door vrouwen genoemd werden, en obstakels die voortkomen uit maatschappelijke opvattingen over gepast vrouwelijk gedrag en een normaal vrouwelijk uiterlijk. In veel literatuur worden met
name de zogenaamd culturele obstakels behandeld (e.g. Bordo 1993/2003; Grogan 1995; HesseBiber 1991; Malson & Swann 1999; Germov & Williams 1996). Dit gebeurt voornamelijk vanuit en maatschappelijk perspectief. De bevindingen uit de literatuur zijn niet onjuist; uit de verhalen van vrouwen blijkt dat problemen zoals stigma op overgewicht en schaamte om ongepast eetgedrag te vertonen wel degelijk een rol spelen in het eet-en dieetgedrag van vrouwen, ondanks het feit dat hierover door vrouwen niet openlijk gesproken wordt. Doordat in de huidige literatuur niet wordt gewerkt met het persoonlijke perspectief van gewone vrouwen, wordt niet inzichtelijk gemaakt waarom vrouwen ondanks al deze obstakels toch massaal blijven diëten. Uit mijn onderzoek blijkt dat vrouwen diverse strategieën hanteren om in het dagelijks leven met deze obstakels om te gaan. Bijvoorbeeld het bagatelliseren van hun eigen negatieve gedachten over het lichaam, of het richten van kritiek (die voortvloeit uit hun lichaamsontevredenheid) op aspecten van de maatschappij zoals de mode industrie, die niet ingericht is op hun figuur. De culturele obstakels worden door vrouwen niet letterlijk genoemd als probleem, wellicht omdat ze trachten ermee om te gaan door ze te negeren. De praktische obstakels zijn echter obstakels die vrouwen noemen; dit zijn dan ook obstakel waar zij relatief makkelijk invloed op kunnen uitoefenen. Zo spreken alle vrouwen uitgebreid over hoe ze continue bezig zijn om om te gaan met verleidingen, en beschrijven zij hoe het goed volhouden van een dieet wordt bemoeilijkt door hun rol als voedsel verstrekker voor het gezin. Het is naar mijn inzien onterecht dat deze problemen in de huidige literatuur niet worden behandeld, aangezien zij wel degelijk een grote impact hebben op het dagelijks leven van vrouwen. In het vijfde en laatste hoofdstuk is besproken hoe de visie op het lichaam als maakbaar invloed heeft op het dieetgedrag van vrouwen. Het lichaam wordt gezien als verantwoordelijkheid van het individu, en een persoon die niet goed zorgt voor zijn of haar lichaam wordt door de omgeving negatief beoordeeld. Onder andere Becker (1995), Germov en Williams (1996), en Bordo (1993/2003) bespreken deze visie op het lichaam als maakbaar, en de verantwoordelijkheid voor het lichaam die daaruit volgt. Hun bevindingen komen overeen met de door mij verkregen onderzoeksresultaten. Er blijkt inderdaad een afkeer te bestaan onder deze vrouwen van personen die schijnbaar niet genoeg moeite doen om hun lichaam te verzorgen. In de literatuur wordt gesteld dat de afkeer van vrouwen voor mensen met overgewicht voortkomt uit verontwaardiging dat deze persoon blijkbaar geen moeite doet terwijl vrouwen zelf dit wel doen. Uit dit onderzoek blijkt dat hun afkeer meer gebaseerd lijkt te zijn op onbegrip; vrouwen snappen niet dat een individu geen verantwoording neemt voor de verzorging van het lichaam, ze kunnen zich niet inleven in het schijnbare gebrek aan motivatie om een acceptabel uiterlijk na te streven. Ook vrouwelijkheid in relatie tot het maakbare lichaam is in dit hoofdstuk besproken In de literatuur is veel geschreven over vrouwelijkheid, bijvoorbeeld door Bordo (!993/2003), Grogan (1995), Hesse-Biber (1991), Lester (1997), Van Lenning (1992) en Saukko (2008). De interviews tonen aan dat vrouwen, zoals in de literatuur wordt gesteld, zeer veel doen en zeer veel over hebben om hun lichaam aan te
passen aan het ideaalbeeld van het perfecte vrouwelijke lichaam. Ook bevestigen mijn onderzoeksgegevens de bevindingen uit de literatuur dat vrouwelijkheid een leven lang werken aan het uiterlijk betekent. In het licht hiervan is het dieetgedrag van vrouwen te begrijpen als onderdeel van een bredere onderneming, namelijk het actief ondernemen van vrouwelijkheid. Het verkrijgen van het perfecte vrouwelijke lichaam is voor vrouwen het na te streven doel, en de visie op het lichaam als maakbaar, tezamen met kwesties vrouwelijkheid en verantwoordelijkheid voor het lichaam, motiveren vrouwen om te diëten. Wat het persoonlijke perspectief toevoegt aan bevindingen uit de huidige literatuur, is het besef dat vrouwen hier in de praktijk niet veel bij stilstaan. Vrouwen zien het nastreven van vrouwelijkheid en de daarbij behorende rituelen niet zozeer als verplichting of als last. Het wordt beschouwd als volstrekt normaal onderdeel van het dagelijks leven. Ook al hebben zij op praktisch niveau wellicht bezwaren tegen “vrouwelijkheidsrituelen” zoals diëten, wel zijn zij allemaal van mening dat het gewoon hoort bij vrouw zijn. Vrouwen verzetten zich niet tegen deze rituelen, omdat het hoort bij hun vrouwelijke identiteit. Samengevat is diëten voor vrouwen geen ongecompliceerde bezigheid. Er zijn vele obstakels op hun pad, zowel op maatschappelijk niveau als op kleinschaliger, praktisch niveau. Hoewel de praktische motivatie achter dieetgedrag en de praktische obstakels op het gebied van diëten in de literatuur onderbelicht blijven, zijn deze wel degelijk van belang in het begrijpen van de dieet-cultuur onder vrouwen. De nieuwe trend op dieet gebied, gezonder eten, zou tevens aandacht moeten krijgen in de literatuur. Hoewel in de huidige literatuur van groot belang is in het bestuderen van de dieet-cultuur onder vrouwen, maakt onderzoek onder vrouwen zelf begrijpelijk en inzichtelijk waarom vrouwen massaal diëten. Daarom is in dit onderzoek getracht een blik te werpen op de belevingen en ervaringen van vrouwen zelf met eten, diëten en hun lichaam. Hoewel vrouwen niet allemaal even streng zijn voor zichzelf, en niet alle vrouwen evenveel doen om het ideale lichaam na te streven, is het een feit dat alle vrouwen zichzelf (ongewild) meten aan dit ideaalbeeld. De aspecten van het lichaam die ervan afwijken worden door hen beschouwd als “tekortkomingen”, en aspecten van hun eetgedrag die niet als gepast worden beschouwd dor de maatschappij bestempelen vrouwen zelf ook als “fouten” in hun eetpatroon. Bovenal is het een feit dat alle vrouwen zich vrijwel continue bewust zijn van het effect van eten op hun figuur. Voor vrouwen staat eten gelijk aan diëten, omdat bewustzijn over voeding en het lichaam in direct verband staat met de betekenis van vrouw zijn in de Nederlandse samenleving.
Literatuurlijst
Austin, S., B. 1999
Fat, Loathing and Public Health: The Complicity of Science in a Culture of
Disordered Eating. Culture, Medicine and Psychiatry, 23, 245-268, Kluwer Academic Publishers.
Becker, A., E. 1995
Body, Self and Society; The view from Fiji. University of Pennsylvanina Press;
Philadelphia.
Bordo, S. 2003 (1993)
Unbearable Weight; Feminism, Western Culture, and the Body. University
of California Press; Berkely
Boudewijnse, B. 1994
Fieldwork at Home; The interest in Psychology and the Problem of Writing.
Etnofoor, 7 (1), 73-95, Free University; Amsterdam.
Braziel, J., E. & LeBesco, K. 2001
Bodies out of Bounds; Fatness and Transgression. University of California
Press; Berkely.
Davis, K. 1995
Reshaping the Female Body; The Dilemma of Cosmetig Surgery. Routledge;
New York.
Germov, J. & Williams, L. 1996
The Epidemic of Dieting Women; The Need for a Sociological Aproach to
Food and Nutrition. Appetite, 27, 97-108, Academic Press Ltd.
Grogan, S. 1999
Body Image; Understanding Body Dissatisfaction in Men, Women and Children.
Routledge; London.
Hesse-Biber, S. 1991
Women, Weight and Eating Disorders; A Socio-Cultural and Political-Economic
Analysis. Women's Studies International Forum, 14/3, 173-191,
Pergamon Press Plc.
Lenning, A. van. 1992
Het Vege Lijf; Anorexia Nervosa: Lijnen, Kwijnen of Hongeren. Dekker & van de
Vegt, Assen.
Lester, R., J. 1997
The (Dis)Embodied Self in Anorexia Nervosa. Social Science and Medicine,
44/4, 479-489, Pergamon Press.
Link, B. G., & Phelan, J, C. 2001
Conceptualising Stigma. Annual Reviews; Sociology, 27, 363-385.
Malson, H. & Swann, C. 1999
Prepared for Consumption; (Dis)Orders of Eating and Embodiment. Journal of
Community and Applied Social Psychology, 9, 397-405, Wiley and Sons ltd.
Saukko, P. 2000
Between Voice and Discourse: Quilting Interviews on Anorexia. Qualitative
Inquiry, 6/3, 299-317, Sage Pubications Inc.
Saukko, P. 2008
The Anorexic Self; A Personal, Political Analysis of a Diagnostic Discourse.Suny
Press; New York.
Stichting Voedingscentrum (internetsite) Voedingscentrum, eerlijk over eten (2009). http:\\www.voedingscentrum.nl (laatst bezocht 25-08-2009).
Bijlage 1: Tabel met gegevens van deelneemsters
Leeftijdscategorie
Exacte leeftijd
Occupatie
20-25
24
zorg/studerend
20-25
23
zorg/studerend
20-25
23
student
26-30
26
student
26-30
28
administratief
31-35
35
administratief
31-35
31
detailhandel
36-40
40
zorg
46-50
48
huishoudelijk
51-60
58
gepensioneerd
51-60
52
huishoudelijk
Bijlage 2: Topiclijst
Levensloop; voeding/gezondheid en gewicht *gezin en opvoeding; invloed door de jaren heen, zowel praktisch als emotioneel *vrienden; invloed door de jaren heen, zowel praktisch als emotioneel *school; invloed door de jaren heen, zowel praktisch als emotioneel *werk; invloed door de jaren heen, zowel praktisch als emotioneel *veranderingen door de jaren heen (e.g. pubertijd) *ervaringen met/kijk op diëten door de jaren heen *ervaringen met/kijk op gewicht en het lichaam door de jaren heen *invloeden van buitenaf door de jaren heen Invloed van buitenaf; voeding/gezondheid en gewicht (Heden) *reclame (televisie, reclameposters, etc) *vrouwen bladen *“aanwezigheid” dieetproducten in winkels *mode *sociale druk vanuit directe omgeving *voedingscentrum *nieuwsberichten over voeding/gewicht/gezondheid Thema's om focus op te leggen praktische zaken betreffende voeding/gewicht en gezondheid praktische effecten van invloeden van buitenaf (e.g reclame) gedachten en gevoelens betreffende voeding/gewicht en gezondheid gedachten en gevoelens over verantwoordelijkheid voor lichamelijk welzijn gedachten en gevoelens betreffende het eigen lichaam gedachten en gevoelens over invloeden van buitenaf gedachten en gevoelens over eetstoornissen