8
Ongediertebestrijding
Oriëntatie
extern bedrijf
Ongediertebestrijding is een belangrijk onderwerp voor ieder voedingsmiddelenbedrijf. Producten kunnen worden aangetast door ongedierte. Daarmee is het product ongeschikt voor consumptie. De meeste voedingsmiddelenbedrijven voeren de ongediertebestrijding niet zelf uit, maar laten een extern bedrijf komen. Vaak hebben ze zelf te weinig kennis in huis. Bij de bestrijding van ongedierte worden vaak middelen gebruikt die met zorg moeten worden toegepast. Gespecialiseerde bedrijven hebben meer mogelijkheden om die taken goed uit te voeren. Binnen de ongediertebestrijding bestaat veel wetgeving. Daarom wordt dit onderdeel ook toegelicht.
Fig. 8.1 Vliegenmepper BV: milieubewuste ongediertebestrijding.
8.1
Wetgeving
De overheid heeft onder andere tot taak om de kans op ongelukken/gevaren te verkleinen. Om voor iedereen duidelijk te maken wat je wel en niet mag doen, zijn wetten opgesteld. Het opstellen van een wet kost veel tijd en aandacht. Veel personen zijn daarbij betrokken. Vaak moeten die personen erg deskundig op een bepaald gebied zijn. Ze moeten weten waar ze over praten. Een wet mag ook niet te streng zijn, omdat het werken op een bedrijf daardoor onmogelijk gemaakt kan worden.
114
❑ HYGIËNE EN ZORGSYSTEMEN
Regelmatig worden wetten aangepast. Daarbij worden de eisen vaak strenger gemaakt. Binnen de wetgeving van ongediertebestrijding heb je te maken met: – uitvoering door gediplomeerde vaklieden; – het Nationaal Milieubeleidsplan; – de bestrijdingsmiddelenwet; – de flora- en faunawet; – wet milieugevaarlijke stoffen; – warenwet. Sinds 1 oktober 1999 is de regelgeving veranderd. Als de bestrijding van dierplagen bij derden (door een extern bedrijf) plaatsvindt, dan hebben we een diploma Bestrijdingstechnicus of Bestrijdingsdeskundige nodig. De NMP 3 (Nationaal Milieubeleidsplan 3) geeft aan hoe je rekening moet houden met het milieu. De bestrijdingsmiddelenwet (uit 1964) vermeldt dat alleen middelen die toegelaten zijn, mogen worden gebruikt bij de bestrijding van ongedierte. Een middel is slechts tien jaar toegelaten in Nederland. Daarna moet het weer getoetst worden. Om bij de bestrijding te mogen werken met gassen (het begassen van een ruimte) dan moet je het diploma Gassingsdeskundige hebben. Daarbij worden de middelen methylbromide en fosforwaterstof gebruikt. De Flora- en faunawet (uit 1998) heeft regels opgesteld voor de bescherming van in het wild levende planten en dieren. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen, vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. Niet beschermd zijn: 1 schadelijke dieren (bruine rat, zwarte rat, huismuis); 2 een aantal vissoorten; 3 lagere diersoorten zoals vlinders, libellen en kevers; 4 verwilderde rotsduif (ook wel huisduif genoemd). In deze wet staat ook aangegeven dat vangmiddelen, die onnodig lijden van dieren veroorzaken, verboden zijn (zoals lijmplanken bij de bestrijding van ratten en muizen).
Wet milieugevaarlijke stoffen Deze wet richt zich op de mens en het milieu. De gevaarlijke stoffen zijn daarin aangegeven, met daarbij vermeld of het gaat om: – R-zinnen (risico van de stof); – S-zinnen (veiligheidsmaatregelen). R-zinnen, R5 R 14 R 26
enkele voorbeelden: Ontploffingsgevaar door verwarming Reageert heftig met water Zeer giftig bij inademing
S-zinnen, enkele voorbeelden:
❑ WETGEVING
115
S S S S
1 3 22 29
Achter slot bewaren Op een koele plaats bewaren Stof niet inademen Afval niet in de gootsteen werpen
Via het toelatingsnummer kun je zien of het middel wettelijk is toegelaten (4 of 5 cijfers + letter N).
Warenwet HACCP
Vragen 8.1
Via HACCP (Hazard Analysis Critical Control Points) moet je voorkomen dat een product onveilig is voor consumptie. Daarbij wordt vooral gedacht aan besmetting door micro-organismen. Maar een (restant van) ongediertebestrijdingsmiddel in een product maakt het product erg onveilig voor consumptie! a b c
8.2
Noem vier wetten die van toepassing zijn bij ongediertebestrijding. Welke middelen mogen worden gebruikt bij het begassen van ruimten? Leg uit dat HACCP ook speelt bij ongediertebestrijding.
Ongedierte-soorten
Ongedierte zijn dieren die we niet op een bepaalde plaats willen zien. Ze veroorzaken overlast of schade. Je kunt op twee manieren er voor zorgen dat je geen last hebt van ongedierte: 1 er voor zorgen dat er geen ongedierte komt (wering van ongedierte); 2 als er toch ongedierte is: ze bestrijden (bijvoorbeeld doden). In beide gevallen moet je een aantal dingen weten over het soort ongedierte, bijvoorbeeld om welk soort het gaat (om ze te bestrijden). Als je weet welk ongediertesoort je kunt verwachten in bijvoorbeeld een grondstof als graan, dan kun je de omstandigheden ongunstig maken voor het aantrekken van ongedierte. Het Dierenrijk is ingedeeld in 14 groepen (hoofdafdelingen). Daarbij hebben we gekeken naar het uiterlijk en het gedrag van het dier. Bij ongedierte hebben we te maken met drie hoofdafdelingen: – geleedpotigen (gelede pootjes, zonder inwendig skelet, wel een uitwendig skelet); – gewervelde dieren (met inwendig skelet). Van deze groep zijn van de zoogdieren de knaagdieren (ratten en muizen) belangrijk als ongedierte; – vogels (gewervelde dieren) zoals huismussen en duiven. Fig. 8.2 Geleedpotige: het lichaam is opgebouwd uit segmenten
116
❑ HYGIËNE EN ZORGSYSTEMEN
Geleedpotigen De gelede pootjes van deze dieren zijn goed zichtbaar (figuur 8.2). De geleedpotigen kunnen we indelen in klassen (groepen). De belangrijkste klassen hierbij zijn: – spinachtigen (hebben acht poten), bijvoorbeeld mijten; – kreeftachtigen of schaaldieren (pissebedden); – miljoenpoten; – duizendpoten; – insecten (zespotigen), zoals kakkerlakken, zilvervisjes, stofluis, hoofdluis, motten, vlinders, vliegen, muggen, vlooien, wespen, mieren, bijen en torren. Fig. 8.3 Zilvervisje (links) en stofluis (rechts)
Ware grootte
Ware grootte
Fig. 8.4 Duitse kakkerlak
ware grootte
Fig. 8.5 Huisvlieg
ware groote
De huid van geleedpotigen is hard, en van tijd tot tijd krijgen ze een nieuwe huid (ze vervellen). Sommige kunnen alleen lopen (de mier), andere kunnen ook vliegen (de mug).
Reacties Ieder diersoort reageert op z’n eigen manier, zo ook ongedierte.
❑ ONGEDIERTE-SOORTEN
117
Door prikkels uit de omgeving (bijvoorbeeld bij een lichtbron) reageren sommige geleedpotigen met naar het licht toe te gaan, andere soorten geleedpotigen gaan van het licht af.
Gedrag
verdedigingsgedrag
Alle dieren hebben voedsel nodig. Het onderzoeken van de manier waarop ze aan voedsel komen (gedrag) kan je helpen bij het zoeken naar het soort ongedierte. De meeste eten plantaardig voedsel, maar bijvoorbeeld spinnen eten insecten op. Dieren vertonen verdedigingsgedrag. Bijvoorbeeld hun uiterlijk komt overeen met de omgeving (je ziet ze niet’), bijen vallen aan door te steken. Veel insecten leven in groepen waarbij ieder insect een eigen taak heeft (koningin en werkbij).
Ontwikkeling geleedpotigen De meeste geleedpotigen leggen eieren. Via larven worden het volwassen dieren. Daarbij kunnen we onderscheiden: – ongevleugeld (het zilvervisje: geen gedaanteverandering); – gevleugeld (waarbij een groep die van gedaante verandert via ei - larve - pop volwassen dier). Fig. 8.6 Gedaanteverandering bij bijvoorbeeld kevers, vliegen, motten, vlooien
Knaagdieren
alleseters
118
De naam zegt het al: deze dieren knagen. Daarvoor hebben ze twee scherpe tanden in onderkaak en bovenkaak. Muizen en ratten behoren tot de knaagdieren. Ze leven in familieverband en hebben daarbij een strenge rangorde. Een mannetje is de leider en de familiegroepen leven gescheiden van elkaar. Het zijn echte alleseters, maar vaak eten ze plantaardig materiaal.
❑ HYGIËNE EN ZORGSYSTEMEN
Fig. 8.7 Zwarte rat
Fig. 8.8 Muis
Fig. 8.9 Uitwerpselen van ratten en muizen
Knaagdieren hebben hun eigen gewoontes: – ze lopen langs wanden en achter objecten (niet in open ruimte); – ze hebben vaste looppaden (in het donker kunnen ze op gevoel door hun snorharen goed lopen). Hiermee kun je rekening houden bij het weren en het bestrijden van knaagdieren. De draagtijd van knaagdieren is circa 3 weken. In één jaar kan een rattenpaar in totaal 200 nakomelingen produceren. Vragen 8.2
a b c
❑ ONGEDIERTE-SOORTEN
Waarom is het belangrijk te weten om welke soort ongedierte het gaat in een bedrijf? Hoe reageren diersoorten op licht? Hoe verloopt de gedaanteverandering bij motten?
119
8.3
Aantastingen
Insecten kunnen grondstoffen, verpakkingsmaterialen en eindproducten aantasten. Insecten of delen daarvan kunnen in de producten terechtkomen of deze via hun poten besmetten met ziektekiemen. Vliegen laten uitwerpselen achter in het voedsel; tijdens het eten braken ze soms halfverteerde voedselresten uit. Ze dragen bacteriën bij zich. Kakkerlaken verspreiden een onprettige geur en zijn altijd besmet met ziekteverwekkende micro-organismen. Motten en kevers kunnen schade veroorzaken door hun vraatzucht. De faraomier is moeilijk te bestrijden, doordat de nesten niet te vinden zijn. Knaagdieren als ratten en muizen veroorzaken soms grote overlast door knaagschade (rommel, kortsluiting door het doorknagen van elektrische bedrading), urine en muizenkeutels, micro-organismen. Ratten kunnen door beton knagen van enkele centimeters dik en zelfs metalen platen doorvreten. Vogels kunnen ook hinder en schade veroorzaken doordat ze micro-organismen verspreiden via hun uitwerpselen, nestmateriaal of veertjes. Ook kunnen vogels via hun nesten insecten en mijten overbrengen. Vragen 8.3
a b
Noem drie redenen om vliegen te weren uit productieruimten. Op welke manier kunnen knaagdieren machines aantasten?
8.4
Wering van ongedierte
Insectenbestrijding begint met voorkomen dat ze zich in de productieruimte vestigen. Zorg dus voor: – geen slecht sluitende deuren en ramen en/of slechte afwerking van muren; – geen poreuze plafonds; – een droge omgeving. Grondig schoonmaken, geen voedsel achterlaten en goede riolering zijn voor de hand liggende maatregelen. Bovendien kan een goede bouw van het bedrijfspand veel problemen voorkomen.
8.5
Bestrijdingsmiddelen
Als de wering van ongedierte niet lukt, dan moet je vaak overgaan tot bestrijding. De bestrijdingsmiddelen zijn ingedeeld naar het soort ongedierte dat het bestrijdt: – fungiciden (schimmels); – insecticiden (insecten); – rodenticiden (knaagdieren); – acariciden (mijten).
Gevaar Bestrijdingsmiddelen hebben tot doel het doden van ongedierte. Doordat ongedierte het middel inneemt, gaat het dood. Je moet dus erg voorzichtig zijn met
120
❑ HYGIËNE EN ZORGSYSTEMEN
bestrijdingsmiddelen in een productieruimte. Er mag niets van dat middel in het product terechtkomen. Daarom moet degene die de bestrijding uitvoert, veel voorzorgsmaatregelen nemen. De giftigheid voor de mens kun je aflezen op het etiket. Hierop staat aangegeven hoe giftig het middel is en in welke mate het de huid irriteert als je het middel op de huid krijgt. Fig. 8.10 Giftigheid van bestrijdingsmiddelen
werkzame stof
Het bestrijdingsmiddel bestaat voor een gedeelte uit werkzame stof en voor een gedeelte uit hulpstof (om bijvoorbeeld de oplosbaarheid te verhogen). Als bestrijdingsmiddel wordt gebruikt: – een oplossing (de stof opgelost in vloeistof, bijvoorbeeld in water); – een spuitpoeder (vaste deeltjes verdeeld in water); – stuifpoeders (plaatselijke bestrijding); – lokaas (bijvoorbeeld een doos met rattengif); – verdampers (gassen met bestrijdingsmiddel).
Techniek
bespuiten vernevelen
Het bestrijdingsmiddel moet aangebracht worden op de plaats waar je het ongedierte verwacht. Voor het bestrijden van ongedierte dat kan vliegen, moet je de hele ruimte behandelen en niet alleen het oppervlak (vloeren, wanden, plafond). Bij bespuiten ontstaan grote druppels. Deze methode wordt gebruikt als naden en kieren maar ook als oppervlakten worden behandeld (kakkerlakken, vlooien). Bij het vernevelen ontstaat een kleinere druppel. Dat is nodig omdat bij deze methode ruimtes worden behandeld. Als het ongedierte wat je wilt bestrijden, kan vliegen, dan moet je de hele ruimte behandelen (muggen, motten).
Bestrijding Je gaat eerst onderzoeken met welk soort dieren je te maken hebt. Let daarbij op: – de plaats waar het dier leeft; – de schade die het aanricht; – de uitwerpselen; – het geluid dat het dier voortbrengt. Vooronderzoek: – het opsporen van de bron of oorzaak; – het tegengaan van schuilgelegenheid of binnenkomen; – het weghalen van voedsel; – het veranderen van temperatuur (warmtebron weghalen);
❑ BESTRIJDINGSMIDDELEN
121
– –
het veranderen van de luchtvochtigheid; het treffen van maatregelen bij afval en opslag.
Als je na onderzoek niet weet om welk dier het gaat, dan kun je een monster opsturen naar het KAD (Kennis- en Adviescentrum Dierplagen in Wageningen. Tel.: 0317 419061). Daarbij moet je aangeven: – de vindplaats; – de omstandigheden waaronder je het dier aantrof; – de duur en het soort hinder of schade. Door kieren van 0,5 cm kan een muis naar binnen. Zorg er dus voor dat dergelijke kieren niet aanwezig zijn. Goederen en pallets moeten minimaal 30 cm vrij van de vloer en minimaal 50 cm vrij van de wand opgesteld zijn (ook tussen stapels 50 cm ruimte houden). Inspecteer de opgeslagen producten regelmatig. Fig. 8.11 Minimale ruimte tussen de pallets onderling en de pallets en de muur
Fig. 8.12 Minimale hoogte van de pallets ten opzichte van de vloer
Vragen 8.4
122
a b c
Wat zijn rodenticiden? Noem vier manieren om te onderzoeken met welk soort dieren je te maken hebt. Waarom zijn kieren van 0,5 cm te groot als je bestrijding goed wilt uitvoeren?
❑ HYGIËNE EN ZORGSYSTEMEN
8.6
Samenvatting
Voedingsmiddelbedrijven moeten veel zorg besteden aan ongediertebestrijding. Als wering van ongedierte onvoldoende is, moet worden overgegaan tot bestrijding ervan. Kennis van soort en gedrag van ongedierte is nodig voor een goede bestrijding.
❑ SAMENVATTING
123