blok 6
C
32 1
les 1 en 2
Hoelang is het houdbaar? in de winkelwagen
houdbaarheidsdatum
consumeren binnen
03–02–11
zaterdag
��
Ongeopend: 22–01–2014
januari ����
Ongeopend: 24–04–11
C
6 dagen
2
Reken met tijd. a
C
het is nu
3
b over 14 dagen is het
het is nu
8 april
8 april
22 april
30 april
6 mei
1 juni
20 mei
29 december
over 30 dagen is het
Ken de tijd. a Een jaar duurt
weken.
b Een maand duurt of
of
of
dagen.
c Een jaar duurt
of
d Een jaar heeft
kwartalen.
dagen.
e De seizoenen heten
f
Als de zomertijd begint, gaat de klok
g In een jaar met 365 dagen heeft h Er zijn 2 zomermaanden met 31 dagen, dat zijn en
28 dagen.
33 4 CD
Reken uit. a
b
3 7 2 5
1 2 1 8
5 ×
5 CD
d
4 5 6 5
4 ×
7 8 3 6
6 ×
5 ×
Reken uit. a
6 CD
c
b
128 : 7 =
c
924 : 6 =
648 : 4 =
Kies uit miljoen en miljard.
Te koop
Te koop
a Dit huis kost een kwart euro.
Uitbreidingsplan: 2000 woningen en stadspark
b Deze villa kost meer dan
c Dit uitbreidingsplan kost zeker
1
40
euro.
d In Nederland wonen ruim
e Op de wereld wonen ruim
f In China wonen
16
6
1,3
mensen.
mensen.
euro.
mensen.
C
34 1
les 3 en 4
blok 6
Wat kunnen ze het best drinken? Vul in. Calorieën zijn de brandstof voor je lijf. Hoe meer je beweegt, hoe meer calorieën je gebruikt. Als je meer calorieën gebruikt dan je er binnenkrijgt, val je af. Als je minder calorieën gebruikt dan je er binnenkrijgt, kom je aan. per glas (200 ml)
cola
sinaasappelsap halfvolle melk cola light
water
calorieën
88
90
94
2
0
vetten
0g
0,4 g
3g
0g
0g
eiwitten
0g
1,4 g
6,8 g
0g
0g
suiker
22 g
18 g
9,6 g
0g
0g
INHOUD vruchtensap per ��� ml energie �� kcal vitamine c �� mg
a Jasmin wil afvallen. Zij neemt b Max wil aankomen, maar hij wil niet te veel suiker binnenkrijgen. Hij neemt
C
c Sharon wil helemaal geen calorieën binnenkrijgen. Zij neemt
2
Hoeveel calorieën is het samen?
C
in kcal
3
+
70
kaas voor 1 boterham
56
chocoladereep
150
chocola.
bakje yoghurt
90
Hij eet
glas appelsap (150 ml)
70
flesje bitter lemon (20 cl)
100
kroket
145
appel
60
mandarijn
16
+
+
=
calorieën.
b Daniël neemt een boterham met kroket, een flesje bitter lemon en een reep
+
+
+
=
calorieën.
c Schrijf op wat jij eet en reken de calorieën uit.
Hoeveel zit er in vruchtensap?
calorieën vitamine c
4
Ze eet
bruine boterham
hoeveelheid
C
a Ilse eet een appel, een bakje yoghurt en een bruine boterham met kaas.
100 ml
200 ml
300 ml
500 ml
1000 ml
1l
mg
mg
mg
mg
mg
45 30 mg
Hoeveel meel heb je nodig voor de pannenkoeken? aantal gram meel kg meel
8
16
32
320
3200
32 000
250 g
g
g
g
g
g
0,25 kg
kg
kg
kg
kg
kg
35 5 CD
6 CD
Reken uit. a
5 6 7 8
9 8 7 6
8 0 9 0
6 7 8 9 +
4 3 2 1 +
6 5 0 8 –
7 4 4 2 –
6
miljoen =
miljard =
3,5 miljoen =
4,5 miljard =
0,1 miljoen =
0,9 miljard =
0,5 miljoen =
0,5 miljard =
Hoeveel is de 8 waard?
De 8 is
b 18 345 waard.
De 8 is
c 34 872 waard.
d 34,8
De 8 is
waard.
De 8 is
Zet in de goede volgorde. Van klein naar groot. a
b 2,5
25
2,05
c
340
3,40
3,04
99,1
99,01
9,9
d 0,001
9 CD
d
4 3 2 1
a 1689
8 CD
c
Schrijf de getallen in cijfers. 4
7 CD
b
1,00
0,10
Reken uit. a 230 + 46 =
b 380 – 44 =
c 2 × 25 =
d 490 : 7 =
590 + 45 =
420 – 44 =
4 × 25 =
360 : 9 =
360 + 520 =
840 – 75 =
6 × 25 =
350 : 50 =
270 + 520 =
500 – 92 =
8 × 25 =
280 : 70 =
waard.
blok 6
C
36 1
les 5 herhalen
Hoelang is het houdbaar? in de winkelwagen
houdbaarheidsdatum
consumeren binnen
28–05–12
dinsdag
Ongeopend: 22–05–2016
�� mei ����
Ongeopend: 14–09–12
C
3 dagen
2
Reken met tijd. a
C
het is nu
3
b over 14 dagen is het
het is nu
over 30 dagen is het
10 mei
1 mei
28 februari
28 februari
31 december
1 juli
30 juli
30 december
Hoeveel hebben Linde en Niels nodig? Vul de tabel in. Linde moet in het zomerkamp voor 90 personen koken. Niels geeft een etentje voor 12 personen. aantal personen
6
12
9
90
andijvie
1 kg
kg
kg
kg
aardappelen
1 kg
kg
kg
kg
rundergehakt
400 g
g
g
2 kopjes
kopjes
kopjes
melk
g=
kg kopjes
C
les 5 oefenen 4
37
Hoeveel meel heeft de toneelvereniging nodig voor 8000 pannenkoeken? Vul in. aantal pannenkoeken
10
gram meel
20
40
300 g
kg meel
5 CD
blok 6
80
800
8000
g
g
g
g
g
kg
kg
kg
kg
kg
� stukje is ��%.
Maak het cirkeldiagram af. gemiddeld gewicht in Nederland
6 CD
ernstig ondergewicht
0%
ondergewicht
5%
normaal gewicht
55%
overgewicht
30%
ernstig overgewicht
10%
Vul de goede percentages in. Kleur daarna het cirkeldiagram voor de Borgmanschool. Op de Borgmanschool is een enquête gedaan onder 250 kinderen. De vraag was: hoeveel fruit eet je? 25 kinderen eten een paar keer per week fruit. Dat is
%.
100 kinderen eten 2 keer per dag fruit. Dat is
%.
paar keer per week fruit
125 kinderen eten 1 keer per dag fruit. Dat is
%.
� keer per dag fruit � keer per dag fruit
7 CD
8 CD
Reken om van breuken naar procenten. a b 1 1 deel = % 4 5 deel =
%
1 10
deel =
%
2 4
deel =
%
2 5
deel =
%
4 10
deel =
%
3 4
deel =
%
3 5
deel =
%
6 10
deel =
%
c
Kleur het goede deel. Vul het goede aantal blokjes in. a Kleur 1 5
1 5
b Kleur
deel.
× 15 =
blokjes
1 4
1 4
c Kleur
deel.
× 16 =
blokjes
2 3
2 3
deel.
× 12 =
blokjes
blok 6
C
38 1
les 6 en 7
Hoe ver is het rijden?
Amsterdam
Arnhem
Den Haag
Groningen
Maastricht
Rotterdam
Utrecht
105
65
188
216
79
43
a De afstand van Amsterdam naar Arnhem is b Van Amsterdam naar Rotterdam is het
km. km.
c Naar welke stad is de afstand het kortst? d Naar welke stad is de afstand het langst? e Boris rijdt op de snelweg gemiddeld 100 km per uur. Naar welke stad is het bijna 2 uur rijden vanaf Amsterdam?
C
f
2
Naar welke 2 steden rijdt hij in ongeveer een half uur? Weet je nog? De snelheid is het aantal kilometers dat je per uur rijdt.
Wat is hun snelheid? Kruis het goede antwoord aan. a Milan afstand: 150 km reistijd: 2 uur de snelheid is:
b Lars afstand: 240 km reistijd: 2 uur de snelheid is:
▫ 120 km/u ▫ 100 km/u ▫ 115 km/u ▫x 75 km/u
▫x 120 km/u ▫ 100 km/u ▫ 115 km/u ▫ 75 km/u
c Janine afstand: 180 km reistijd: 3 uur de snelheid is:
▫ 120 km/u ▫ 100 km/u ▫x 60 km/u ▫ 75 km/u
C
d Wie rijdt er op de snelweg? Zet een rondje om de goede naam. Milan – Lars – Janine
3
Teken de ritten in de grafiek. Gebruik je liniaal. a Sophie heeft na 3 uur 60 km afgelegd. Teken dat met een rode lijn.
km ��
b Manja heeft na 3 uur 40 km afgelegd. Teken dat met een blauwe lijn. ��
c Julia heeft na 3 uur 30 km afgelegd. Teken dat met een groene lijn. d Wie heeft de hoogste gemiddelde snelheid?
��
e Julia rijdt 10 km per uur. Rijdt zij in het echt de hele tijd precies even
��
hard? ja/nee �� �� �
�
�
� uur
39 4 CD
Weet je nog? ��� + �� = ��� + �� – �
Reken handig. b Nu in 1 keer.
a 156 + 39 =
5 CD
156
+
40
1
–
=
234 + 49 =
212 + 29 =
+
–
=
373 + 79 =
738 + 49 =
+
–
=
485 + 69 =
654 + 59 =
+
–
=
579 + 89 =
345 + 49 =
+
–
=
324 + 49 = Weet je nog? ��� – �� = ��� – �� + � = ���
Reken handig. a
b Nu in 1 keer.
156 – 39 =
6 CD
156
–
40
1
+
234 – 49 =
262 – 29 =
–
+
=
373 – 79 =
738 – 49 =
–
+
=
485 – 69 =
654 – 59 =
–
+
=
559 – 89 =
334 – 19 =
–
+
=
233 – 79 =
Zet de komma op de goede plaats. a
b
c
€ 3 1 2 0 0
€ 2 3 5 0 0 0 0
e
f
7 2 0 kg
d
8 4 0 0 0 kg
7 CD
=
Hoeveel is de 5 waard? a 750
4 8 0 0 0 kg
b 31500
c 34,5
1 2 5 0 m
d 235 000
De 5 is
De 5 is
De 5 is
De 5 is
waard.
waard.
waard.
waard.
blok 6
40
C
1
les 8 en 9
Bekijk het bankafschrift. Zet een rondje om de goede antwoorden. a 15−4−2011 is: 1. wat erbij gekomen is 2. wat er uitgegeven is 3. het nummer van de rekening 4. de datum
Afschrift betaalrekening Datum
Betaalrekening
Pagina
Volgnr.
15−4−2011
1234567
1 van 2
2
Totaal bijgeschreven bedrag
b 4,67 is: 1. de datum 2. hoeveel er uitgegeven is 3. wat er de vorige keer op de rekening stond 4. wat er nu op de rekening staat
C
c 75,00 is: 1. de datum 2. hoeveel erbij gekomen is 3. wat er de vorige keer op de rekening stond 4. wat er nu op de rekening staat
C
2
3
4
75,00
4,67
Totaal afgeschreven bedrag
Nieuw saldo
83,45
–3,78
d –3,78 betekent: 1. dat er te weinig geld op de rekening staat 2. dat er geld teruggegeven moet worden 3. dat er geld over is 4. wat er uitgegeven is
Wat wordt het nieuwe saldo? Reken uit. vorig saldo
bijgeschreven
nieuw saldo
4,50
25
4,50 + 25 =
9,95
10,05
+
=
26,75
3,25
+
=
Wat wordt het nieuwe saldo? Let op: je begint met een tekort. vorig saldo
C
Vorig saldo
bijgeschreven
nieuw saldo
−4,50
25
25 − 4,50
−10,75
25
–
=
−30,75
40,25
–
=
=
Hoeveel is het samen? Gebruik je rekenmachine a
b
c
d
� �,�� � �,�� � �,��
� �,�� � �,�� � �,��
� ��,�� � ��,�� � ��,��
� � � �
�
�
�
�
�,�� �,�� �,�� �,��
41 5 CD
Vriezen en dooien. Kleur de thermometer tot de goede hoogte. Zet een rondje om het goede antwoord. a −6 °C
b −14 °C
15
15
15
10
10
10
5
5
5
0
0
0
-5
-5
-5
-10
-10
-10
-15
-15
-15
-20
-20
-20
Het dooi/vriest.
6 CD
c 2 °C
Het dooit/vriest.
Vul in. a
Het dooit/vriest.
b
c
5 6
d
16 7
27
14
13
23
15
48
80
71 23
32
38
e
f 7 12
g 11
18
37
7
8
h 18
46
26
28
17 26
33
57 40
54
7 CD
Wat is evenveel? Geef die vakjes dezelfde kleur. a 3 4
0,3
4 5
0,6
0,5
0,2
3 5
0,8 5 10
2 5
0,4
1 5
3 10
0,75
b 1 4
25%
2 5
4 5
60%
20%
3 5
50%
5 10
40%
3 10
80%
1 5
30%
C
42 1
blok 6
les 10 herhalen
Hoe ver is het?
Groningen
Amsterdam
Arnhem
Den Haag
Maastricht
Rotterdam
Utrecht
188
170
235
349
249
188
a Welke stad ligt het verst van Groningen? b Welke stad ligt het dichtst bij Groningen? c Anouk rijdt op een dag op en neer van Groningen naar Maastricht. Hoeveel kilometer is dat ongeveer?
km
d Ze rijdt gemiddeld 120 km per uur. Hoelang zit ze ongeveer in de auto?
C
e Rachid rijdt gemiddeld 100 km per uur. Naar welke steden kan hij in ongeveer 2 uur rijden?
2
Bereken de reistijd in uren en minuten. a De afstand is 210 km. De gemiddelde snelheid is 70 km per uur.
b De afstand is 150 km. De gemiddelde snelheid is 75 km per uur.
c De afstand is 880 km. De gemiddelde snelheid is 110 km per uur.
d De afstand is 200 km. De gemiddelde snelheid is 80 km per uur.
Reistijd:
Reistijd:
Reistijd:
Reistijd:
uur.
uur.
uur.
en
C
e Kijk bij c. Zou iemand dat rijden zonder onderweg te stoppen? ja/nee
C
3
4
Wat wordt het nieuwe saldo? Reken uit. vorig saldo
bijgeschreven
nieuw saldo
14,10
25,90
+
=
28,85
11,15
+
=
17,25
12,75
+
=
26,45
23,55
+
=
Wat wordt het nieuwe saldo? Let op: je begint met een tekort. vorig saldo
bijgeschreven
nieuw saldo
–24,05
25,55
–
=
–101,75
125
–
=
–200,50
400,75
–
=
–2,25
100
–
=
uur minuten.
les 10 oefenen 5 CD
blok 6
43
Hoeveel kosten de tuinen? Schrijf de som op en reken uit. a Tuin 1 kost:
1
De som is:
1 m2 kost € 2,50 3
b Tuin 2 kost: De som is: 2 c Tuin 3 kost: De som is:
4
d Tuin 4 kost: De som is:
6 CD
Hoeveel dozen graszaad heb je nodig? Let op de rest. Je mag je rekenmachine gebruiken.
= 1 m2
b
a
De oppervlakte is: ×
=
:
=
m 2.
De som is: De oppervlakte is:
Je hebt dus
×
=
De som is:
:
=
Je hebt dus
dozen nodig.
GRASZ
AAD
c Iris heeft een grasveld van 284 m2. Ze koopt 10 dozen. Heeft ze genoeg? Zet een rondje om het goede antwoord. ja/nee
7 CD
dozen nodig.
m 2.
voor ca. �� m²
Hoeveel liter water gaat er in dit aquarium? Vul in. a Het aquarium wordt tot 1 dm van de bovenrand gevuld.
�,� dm
Er gaat
×
Dat is
liter.
×
dm3 in.
=
b Na een tijdje is de helft verdampt. � dm � dm
Hoeveel liter water moet er dan bij?
l.
blok 6
44
C
1
les 11 en 12
Heeft Sanders nieuwe computer genoeg ruimte op de harde schijf? Vul in. Sander laadt eerst een programma van 3 gigabyte. 1000 megabyte (MB) = 1 gigabyte (GB) Daarna laadt hij een spel van 1000 MB, een spel van 800 MB en een cd-rom van 1200 MB. a Dat is samen totaal
20 gigabyte harde schijf
+
+
+
=
gigabyte.
b Zet een rondje om het goede antwoord. Sander kan dit allemaal wel/niet laden.
C
C
2
3
Maak vast wat bij elkaar hoort. driehonderdduizend
500 000 000
twee miljoen
1 400 000 000
vijf miljard
2 000 000
een half miljard
2 000 000 000 000
1,4 miljard
5 000 000 000
twee biljoen
300 000
Hoeveel procent is er al geladen? Hoeveel kB is dat? Vul in. a
b
Programma laden Al geladen -
c
Al geladen -
X
% van 120 kB =
kB
e
kB
Al geladen -
g
kB
X
% van 1 GB =
MB
X
% van 1000 kB = h
Programma laden Al geladen -
kB
Programma laden Al geladen -
X
% van 2000 kB =
X
% van 1000 kB = f
Programma laden
kB
Programma laden Al geladen -
X
% van 600 kB =
X
% van 500 kB = d
Programma laden Al geladen -
Programma laden
kB
Programma laden Al geladen -
X
% van 1 GB =
MB
45 4 CD
Zichtlijnen. De stippellijn is de zichtlijn. De zichtlijn begint bij het oog en gaat precies over de schutting. Max en Famke zien het stuk van de flat boven hun zichtlijn.
a Famke ziet de bovenste 5 verdiepingen. Wat ziet Max? De bovenste
verdiepingen.
b Wie staat het dichtst bij de flat? c Julian ziet de bovenste 6 verdiepingen. Hij staat dichter bij/verder weg dan Famke. d Bram ziet de bovenste 2 verdiepingen. Hij staat dichter bij/verder weg dan Max.
5 CD
Waar stond de spion? Zet in de tekening een rondje om het goede nummer.
Spionage in Nederland Een spion heeft een foto gemaakt van de uitkijktoren op de militaire basis Volkel. Deze foto werd bij de spion thuis aangetroffen.
6 CD
Wat zien de camera’s?
C
a Camera
maakte dit beeld.
A
b Laat camera B de duiker van de voorkant of van de achterkant zien? c Laat camera C de duiker van de voorkant of van de achterkant zien? d Laat camera A de duiker van bovenaf of van onderaf zien?
B
blok 6
46
C
1
les 13 en 14
Vergroten en verkleinen met cm. Vul de tabellen in.
�� cm
�� cm
Niels heeft een plaatje gescand. Hij wil het formaat aanpassen. Als hij rechtsonder trekt aan het plaatje, worden de lengte en de breedte groter of kleiner. b Wat wordt de hoogte als hij gaat verkleinen?
C
a Wat wordt de hoogte als Niels het plaatje vergroot?
2
breedte
10 cm
20 cm
40 cm
35 cm
breedte
10 cm
5 cm
2 cm
7 cm
hoogte
15 cm
cm
cm
cm
hoogte
15 cm
cm
cm
cm
Vergroten en verkleinen met procenten. Vul de tabellen in. Niels kan het plaatje ook vergroten en verkleinen met percentages. 100% is het normale formaat. a Wat worden de breedte en de hoogte als hij het plaatje vergroot? %
100%
200%
150%
breedte
10 cm
cm
cm
hoogte
15 cm
cm
cm
C
b Wat worden de breedte en de hoogte als hij gaat verkleinen?
3
%
100%
50%
40%
80%
breedte
10 cm
cm
cm
cm
hoogte
15 cm
cm
cm
cm
Hoeveel procent van de harde schijf is vol? Het grijze stuk is vol. a
b
%
c
%
d
%
%
47 4 CD
5 CD
6 CD
Reken handig. Schrijf de lange som als je dat makkelijk vindt. a 248 + 49 =
+
–
=
b 468 – 79 =
–
+
=
474 + 59 =
+
–
=
395 – 39 =
–
+
=
346 + 49 =
+
–
=
645 – 89 =
–
+
=
739 + 79 =
+
–
=
424 – 79 =
–
+
=
Reken uit. a 6 × 700 =
b 5 × 600 =
c 800 : 10 =
d 100 : 25 =
6 × 70 =
5 × 60 =
850 : 10 =
125 : 25 =
6 × 770 =
5 × 660 =
260 : 10 =
150 : 25 =
6 × 771 =
5 × 661 =
340 : 10 =
200 : 25 =
Zet de komma op de goede plaats. a
b
6 3 5 0 0 kg
c
€ 6 1 2 4 5 0
d
e
1 4 0 0 0 0 kg
5 8 0 0 0 0 kg
g
h
1 0 0 0 l
€ 8 5 6 3 4 0 0 f
2 5 0 kg i
1 0 0 0 l
1 5 0 0 l
blok 6
48
C
1
les 15 herhalen
Heeft Fatima’s computer genoeg ruimte op de harde schijf? Vul in. Fatima laadt eerst een programma van 3 gigibyte. 10 GB harde schijf
Daarna laadt ze een spel van 1600 MB, een spel van 1200 MB en een cd-rom van 1800 MB. a De som is:
+
+
+
=
b Zet een rondje om het goede antwoord:
C
Fatima kan dit allemaal wel/niet laden.
2
Hoeveel procent is er al geladen? Hoeveel kB is dat? Vul in. a
b
Programma laden Al geladen -
X
% van 160 kB = c
3
X
% van 600 kB = d
kB
Programma laden Al geladen -
X
% van 700 kB =
C
kB
Programma laden Al geladen -
Programma laden Al geladen -
kB
X
% van 1100 kB is
kB
Vergroten en verkleinen. Vul de tabellen in. a Wat wordt de hoogte als je het plaatje vergroot? breedte
20 cm
40 cm
30 cm
60 cm
hoogte
30 cm
cm
cm
cm
C
b Wat wordt de hoogte als je het plaatje verkleint?
4
breedte
20 cm
10 cm
5 cm
15 cm
hoogte
30 cm
cm
cm
cm
Hoeveel procent van de harde schijf is vol? Het grijze stuk is vol. a b
%
c
%
d
%
%
les 15 oefenen 5 CD
6 CD
Reken uit. a
c
d
5 4 8 2
6 3 8 1
9 4 7 6
8 5 9 7
3 2 7 4 +
2 5 3 9 +
6 5 2 4 –
7 4 4 2 –
Reken uit. a
7 CD
b
blok 6
b
3725 × 6 =
1218 × 9 =
c
1078 : 7 =
Zet de klok vooruit of achteruit. a oude tijd vooruit zetten
01.25
03.15
10.45
23.45
30 minuten
3 kwartier
1 uur en 15 minuten
2 uur
11.45
03.45
11.45
01.45
30 minuten
3 kwartier
1 uur en 15 minuten
2 uur
nieuwe tijd
b oude tijd achteruit zetten nieuwe tijd
c Als je om half 9 ’s avonds gaat slapen en om 7 uur ’s morgens wakker wordt, hoelang heb je dan geslapen?
uur en
minuten.
49
blok 6
50
C
1
les 16 en 17
Op elk dak wordt 13 deel van de oppervlakte gevuld met zonnepanelen. Kleur de zonnepanelen op de daken en vul de tabel in. �
�
� � m²
�
�
�
C
dak
2
3
2
5
6
m2
m2
m2
m2
m2
oppervlakte zonnepanelen
m2
m2
m2
m2
m2
m2
Reken uit. a Het dak van de familie Krol is 50 m2 groot. 1 5 deel bestaat uit zonnepanelen.
b Het dak van de familie Van Osch is 75 m2 groot. 1 5 deel bestaat uit zonnepanelen.
m 2.
Dat is
c Het dak van de familie Sweers is 120 m2 groot. 1 6 deel bestaat uit zonnepanelen.
m 2.
m 2.
Dat is
Gasverbruik in Nederland. Bekijk de grafiek. Vul in of zet een rondje om het goede antwoord.
verbruikt in 1984? b In 1992 werd meer/minder/bijna evenveel gas verbruikt.
m³ per inwoner ���� ��� ���
c Er wordt steeds meer/steeds minder gas verbruikt.
��� ���
d In welk jaar werd er het meest verbruikt?
4
4
m2
a Hoeveel m3 gas werd er per inwoner
C
3
oppervlakte
Dat is
C
1
�
����
cm in het echt m in het echt
����
����
����
����
����
����
Weet je nog? Schaal � : ���� betekent dat � cm in het echt ���� cm is. Dat is �� m.
Hoe hoog zijn de windmolens? De schaal is 1 : 2000.
cm op het plaatje
����
5 cm
4 cm
3 cm
2 cm
10 000 cm
cm
cm
cm
m
m
m
m
jaar
51 5 CD
Rond af. a Rond af op hele euro’s.
€
348,36 wordt € 300
€ 528,96 wordt €
€
764,63 wordt €
€ 799,36 wordt €
€
3658,00 wordt €
€ 1899,76 wordt €
€ 62 429,73 wordt €
€
6 CD
b Rond af op honderdtallen.
26,65 wordt € 27
Maak de kaartjes op de goede plaats vast. a 0
1000
500
900
b �
��� ���
�� ���
�� ���
c �
� ��� ���
��� ���
��� ��� d �
� ��� ���
��� ���
��� ���
7 CD
Eerlijk verdelen. a Kijk naar het plaatje. Verdeel eerlijk. Ieder krijgt
pannenkoek.
b Klopt deze som? 4 : 3=1
1 3
Zet een rondje om het goede antwoord. ja/nee c Reken uit. Denk aan pannenkoeken verdelen. 4 : 2=2
5 : 2 = 2 21
3 : 3=
4 : 3=
8 : 4=
9 : 4=
10 : 5 =
11 : 5 =
24 : 6 =
25 : 6 =
blok 6
52
C
1
les 18 en 19
Kleur de vakken.
A
Vak A1 is al gekleurd.
a Kleur B3 en C4 rood. b Kleur C2 en C1 blauw. c Kleur D6 en F5 groen.
B
C
D
F
E
�
�
�
�
�
�
�
�
�
� �
�
C
A
2
B
C
D
Welke vakken zijn gekleurd? a A
B
C
D
E
F
E
b
F
A
B
C
D
E
F
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
� A
B
C
D
E
F
� A
B
C
D
E
F
Kleur zelf een patroon en schrijf op welke vakken
Deze vakken zijn gekleurd:
C
je hebt gekleurd.
3
Waar staan de figuren? A
a Het rondje staat in vak b De driehoek staat in vak
B
C
D
E
F
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
c Het vierkant staat in vak d De ster staat in vak e De rechthoek staat in de vakken f
en
Teken nu zelf 3 figuren. Schrijf op in welke vakkken ze staan
A
B
C
D
E
F
Zwolle
4 CD
53
Wat is de afstand in het echt? Meet op en vul in. De schaal is 1 : 500 000. Dat betekent dat 1 cm op de kaart in het echt 5 km is.
a Van Zwolle naar Apeldoorn is Dat is in het echt
cm.
km.
b Van Apeldoorn naar Arnhem is Dat is in het echt
cm.
km.
Apeldoorn
c Van Arnhem naar Nijmegen is Dat is in het echt
5 CD
cm.
km.
Hoe groot is het reclamebord in het echt? Gebruik je liniaal.
Arnhem
Een reclameontwerper maakt dit bord. De schaal is 1 : 80. a De letters zijn
cm hoog. Dat is in het echt
×
cm =
b Een pak melk is
cm.
cm hoog. Dat is in het echt
×
cm =
c Het hele bord is
Nijmegen
cm.
cm hoog. Dat is in het echt
×
cm =
d Het hele bord is
cm.
cm lang. Dat is in het echt
×
cm =
MET MELK MEER KANS
cm.
melk melk
e Is het reclamebord groter dan of kleiner dan of ongeveer even
� liter
groot als jullie schoolbord?
6 CD
Wat hoort bij elkaar? Maak vast.
€ €
4,75
734,99
€
0,95
€
24 500
€
34,95
€
224 649
� liter
blok 6
54
C
1
les 20 herhalen
Op elk dak wordt 14 deel van de oppervlakte gevuld met zonnepanelen. Kleur de zonnepanelen op de daken en vul de tabel in. �
�
� � m²
�
� �
C
dak
C
2
3
1
2
3
4
5
6
oppervlakte
m2
m2
m2
m2
m2
m2
oppervlakte zonnepanelen
m2
m2
m2
m2
m2
m2
Reken uit. a Het dak van de familie Van Dam is 120 m2 groot. 1 4 deel bestaat uit zonnepanelen.
b Het dak van de familie Meertens is 120 m2 groot. 1 6 deel bestaat uit zonnepanelen.
c Het dak van de familie Nijs is 63 m2 groot. 1 3 deel bestaat uit zonnepanelen.
Dat is
Dat is
Dat is
m 2.
m 2.
m 2.
Welke vakken zijn gekleurd? A
B
C
D
E
F
A
B
C
D
F
E
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
A
B
C
D
E
F
A
a Deze vakken zijn gekleurd:
B
C
D
F
E
b Kleur zelf een patroon en schrijf op welke vakken je hebt gekleurd. A �
C
Wat zie je?
4
�
Teken de figuren. a b c d e
Teken een hartje in vak B2. Teken een driehoek in vak F3. Teken een rondje in vak E5. Teken een ster in vak E2. Bedenk zelf nog 3 figuren. Teken ze en schrijf op in welke vakken ze staan: en
�
�
�
en �
B
C
D
E
F
les 20 oefenen 5 CD
6 CD
Hoeveel euro is het? a 1 3 × € 30 = €
b
1 3 1 3
1 4
8 CD
× € 40 = €
1 5
× € 50 = €
× € 15 = €
1 4
× € 24 = €
1 5
× € 40 = €
× € 24 = €
1 4
× € 32 = €
1 5
× € 35 = €
Wat is meer? Kleur dat vakje groen. b 1 liter
of
110 cl
1 liter
of
11 dl
10 liter
of
110 cl
10 liter
of
11 dl
20 liter
of
2100 cl
23 liter
of
234 dl
10 liter
of
110 dl
43 liter
of
480 dl
Reken met liters en dm3. a l 10 dm3 =
� dm³ = � liter � dm³ = ���� cm³ � liter = ���� ml
b 100 cm3 =
l
c 1 dm3 =
cm3
d 100 cm3 =
dm3
0,8 dm3 =
l
400 cm3 =
l
5 dm3 =
cm3
500 cm3 =
dm3
1,5 dm3 =
l
2500 cm3 =
l
6 dm3 =
cm3
1500 cm3 =
dm3
Weet je nog? � kg = ���� gram � ton = ���� kg
Wat weegt het meest? Kleur dat vakje rood. a
9 CD
55
c
a
7 CD
blok 6
b 1 kg
of
110 gram
2,3 kg
of
2034 gram
1 kg
of
1100 gram
1000 kg
of
1,1 ton
1,5 kg
of
2000 gram
43 000 kg
of
4,8 ton
Zet op volgorde van groot naar klein. a 110 cm
1m
b
2100 cm
c
1200 cm
2,3 m
2034 cm
2,1 km
2000 m
3200 m
d 899 cm
10 m
9000 cm
blok 6
56
C
1
les 21 en 22
Hoeveel kubussen zitten er in deze piramide? Schrijf op hoe je rekent.
7
C
a De onderste laag is
2
3
b
=
blokjes.
c De derde laag is
×
=
blokjes.
d De vierde laag is
×
=
blokjes.
e De vijfde laag is
×
=
blokjes.
f
×
=
blokjes.
De zesde laag is
g De bovenste laag is
blokje.
h De hele piramide is
blokjes.
d
c
d
Vul in. Let op: het zijn keersommen. Je mag je rekenmachine gebruiken. a
b 3456 48 4 1
×
× 4
× 12
×
�� ��� 72
× 3
��� 6
��
×
×
2
blokjes.
×
c
b
49
b De tweede laag is
Hoe moet je zagen om deze blokken doormidden te delen? Het kan steeds op 3 manieren. a
4 CD
=
Deel de figuren doormidden. Teken steeds 2 spiegellijnen. a
C
7
×
5
× 6
× 12
×
��
× 2
�
×
4
57 5 CD
Eerlijk verdelen. a Kijk naar het plaatje. Verdeel eerlijk. Ieder krijgt
pannenkoek.
b Klopt deze som? 6 : 5=1
1 5
Zet een rondje om het goede antwoord. ja/nee c Reken uit. Denk aan pannenkoeken verdelen.
6 CD
7 CD
Reken uit. Let op de nullen. a 905 + 30 =
b 325 – 20 =
657 + 40 =
867 – 60 =
823 + 70 =
288 – 90 =
547 + 60 =
524 – 30 =
Passen deze blokjes in de doos? Schrijf op hoe je rekent.
4 : 3 = 1 31
5 : 2 = 2 21
3 : 2=
7 : 3=
9 : 4=
13 : 4 =
11 : 5 =
16 : 5 =
70 =
d 2580
: 10 =
70 × 600 =
258
: 100 =
258
: 10 =
c 60 ×
800 ×
30 =
25,8 : 10 =
8 × 3000 =
1 blokje is 1 dm × 1 dm × 1 dm = 1 dm3
� dm
� dm
� dm
a De doos is b Er staan
× ×
× +
dm = =
dm3. blokjes.
c Zet een rondje om het goede antwoord. De blokjes passen wel/niet in de doos.
8 CD
� liter = �� dl = ��� cl = ���� ml � liter = � dm³ = ���� cm³ � cm³ is dus hetzelfde als � ml.
Reken om naar liters. a 1 liter 1000 cm3 =
b 1500 cm3 =
liter
c 150 cl =
liter
2000 cm3 =
liter
2500 cm3 =
liter
250 cl =
liter
4000 cm3 =
liter
6500 cm3 =
liter
550 cl =
liter
9000 cm3 =
liter
8500 cm3 =
liter
750 cl =
liter
blok 6
C
58 1
les 23 en 24
Een dubbele trap.
a Hoeveel hokjes is de hoogste trede breed? b Hoe breed is de laagste trede? c Hoe breed zijn de andere 4 treden?
C
d Teken nu de trap aan de andere kant.
2
In de spiegel.
C
Maak aan de rechterkant precies zo’n figuur, maar dan gespiegeld. Het eerste hokje staat er al.
3
Kleur de schilderijen. Maak er een mooi patroon van. a
b
c
d
59 4 CD
Zand voor de zandbak. Vader heeft een zandbak in de tuin gemaakt. Hij wil de zandbak tot de rand vullen. Hoeveel m3 zand moet vader kopen? Hoe vaak rijdt hij op en neer? Reken uit. Je mag je rekenmachine gebruiken. a In de zandbak past b In de aanhangwagen past ×
×
m=
m 3.
×
×
m=
m 3.
�m �,� m
�,� m
�,� m
�,� m
c Vader moet
5 CD
6 CD
7 CD
8 CD
:
�m
=
keer op en neer rijden.
Hoeveel zand past er in de zandbak? Gebruik je rekenmachine. lengte
breedte
hoogte
inhoud
1,50 m
0,80 m
0,20 m
2m
0,80 m
0,30 m
×
2,20 m
1m
0,40 m
2,50 m
1,20 m
0,40 m
1,50
×
0,80
×
0,20
=
m3
×
=
m3
×
×
=
m3
×
×
=
m3
Reken met kommagetallen. b a 4,8 – 2,4 = 2,5 + 2,5 =
c 3 × 1,5 =
d 1,2 : 2 =
6,2 + 3,4 =
8,5 – 3,4 =
5 × 1,5 =
1,4 : 7 =
7,5 + 7,5 =
3,5 – 3,4 =
4 × 2,5 =
3,6 : 6 =
2,4 + 2,6 =
9,2 – 0,4 =
6 × 2,5 =
4,5 : 5 =
Reken om. a € 3,85 =
cent
6,50 m =
cm
3,75 l =
cl
€ 17,43 =
cent
4,86 m =
cm
12,25 l =
cl
€ 25,25 =
cent
23,23 m =
cm
25,25 l =
cl
€ 101,01 =
cent
101,01 m =
cm
101,01 l =
cl
c
b
Schrijf steeds 2 dingen op die je zou kunnen kopen. a Wat koop je voor € 1? b Wat koop je voor € 10? c Wat koop je voor € 100?
C
60 1
les 25 herhalen
blok 6
Hoeveel blikken appelmoes zijn het? Schrijf op welke som je maakt. a Er staan
+
+
+
+
+
+
+
+
+
b Hoeveel kosten deze blikken samen?
MEk. li RECceLnA t per b
Schat eerst hoeveel het ongeveer is. Reken het
nu 49
daarna precies uit met je rekenmachine.
C
2
Teken van elke figuur het spiegelbeeld.
C
3
Kleur de figuren. Maak er een mooi patroon van. a
b
Ik schat:
×€
=€
Het is precies:
×€
=€
c Teken eerst zelf lijnen.
=
blikken.
les 25 oefenen 4 CD
Maak zelf getallenmuurtjes.
5 CD
Maak zelf rekendriehoeken.
6 CD
7 CD
blok 6
Bedenk een rekenverhaal bij het plaatje. Maak de som erbij.
Maak er rekensommen bij. a
b
c Bedenk zelf plaatsen en afstanden.
61
Alles telt
Reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs
Auteurs: Els van den Bosch-Ploegh Brugt Krol Jeannette Nijs-van Noort Ad Plomp Wim Sweers Anne Coos Vuurmans Inhoudelijke redactie: Broodtekst redactie, Utrecht / Marieke van Osch Redactie: Fundamentaal, Culemborg Ontwerp: Criterium, Arnhem
Fotografie: iStockphoto.com – pag. 11, 28, 30, 32, 36, 44, 47, 48, 50, 53 LaVerbe – pag. 9, 11, 14, 15, 26, 30, 32, 36, 44, 46, 47 Ron Steemers – omslagfotografie Illustraties: Marian Latour – pag. 45, 51, 57 LaVerbe – pag. 2, 4, 5, 6, 8, 10, 11, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 40, 41, 43, 46, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 60, 61 Anka Kresse - omslagillustratie Overige foto’s in deze uitgave: Paul Meek; Dirk E. de Jong; Gerben Edens; Conrad Woltersº
Opmaak: GrafiData, Deventer Vormgeving en beeldverwerving: LaVerbe, Nijmegen
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 17 ISBN 978 90 06 63308 5 Tweede druk, derde oplage, 2012 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2012 De 2e editie van Alles telt is een volledige herziening van de 1e editie © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort De 1e editie van Alles telt is gebaseerd op Das Zahlenbuch © Ernst Klett Verlag GmbH, Stuttgart, Federal Republic of Germany Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Deze uitgave is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde manier heeft plaatsgevonden.
9 789006 633085