Statenvoorstel nr. PS/2004/782 Sociale Actie 2005-2008 Het Presidium stelt voor Statenvoorstel nr. PS/2004/782 te behandelen in: • de Statencommissie Zorg en cultuur op: 15 september 2004 om 09.30 uur • de vergadering van Provinciale Staten op: 13 oktober 2004
Jaargang
Datum
Ons kenmerk
Inlichtingen bij
2004-37
6 juli 2004
ZC/2004/1324
Walther de Haas, telefoon 038 425 23 43 Henk Kleinmeijer, telefoon 038 425 12 20
Aan Provinciale Staten
Onderwerp Nota Sociale Actie 2005-2008. Bijlagen I. Ontwerpbesluit nr. PS/2004/782 (bijgevoegd) II. nota Sociale Actie 2005-2008 (bijgevoegd) (Niet bijgevoegde bijlagen zijn voor Statenleden op te vragen via e -mail ‘statenstukken@prv -overijss el.nl’)
1
Samenvatting
Voor het eerst ligt er één nota Sociale Actie, waarin het provinciale beleid op het gebied van (jeugd)zorg, kunst en cultuur, maatschappelijke ontwikkeling (welzijn) en integratie voor de periode 2005 t/m 2008 op hoofdlijnen is samengebracht. Aparte en uitgebreide beleidskaders zijn hiermee verleden tijd (alleen bij de jeugdzorg komt er ook een wettelijk verplicht kader). De samenhang tussen de diverse beleidsterreinen mondt uit in vier hoofdthema’s oftewel programma’s: een goede sociale en culturele infrastructuur in stad en platteland, het versterken van de maatschappelijke deelname en positie van jongeren, langer zelfstandig wonen voor ouderen en gehandicapten en/of ggz-cliënten en tot slot een sociaal en vitaal platteland. In deze vier programma’s worden de aparte beleidsvelden zoveel mogelijk ondergebracht. Wat apart blijft wordt in de afzonderlijke katernen zorg, jeugdzorg, kunst en cultuur, integratie en maatschappelijke ontwikkeling verantwoord. Daar worden ook de programmadoelen geconcretiseerd. Vanuit de programma’s leggen we uiteraard de dwarsverbanden met het ruimtelijk, economisch en veiligheidsbeleid. De uitvoering nemen we ter hand in jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Externe partners spelen hierbij een cruciale rol. Daarvoor sluiten we zoveel mogelijk aan op gemeentelijke plannen en maken we meerjarige prestatieafspraken met (steun)instellingen. Integraal en gebiedsgericht werken geniet de voorkeur.
2
Inleiding en probleemstelling
2.1
Achtergrond
Provinciale Staten hebben op 10 december 2003 de Startnotitie Sociale Actie 2005-2008 vastgesteld. Daarin hebben zij richting- en kaderstellende keuzes gemaakt voor het provinciale beleid op het gebied van (jeugd)zorg, cultuur, integratie en maatschappelijke ontwikkeling (welzijn). Voor een sterk en samenhangend sociaal en cultureel programma is het wenselijk om het afzonderlijke
deelbeleid sterker te bundelen. Dat voorkómt versnippering, levert meer effect op van de provinciale inspanningen en maakt de sociale pijler herkenbaarder voor partners, ook binnen de ruimtelijke en economische pijlers. In de Takendiscussie hebben Provinciale Staten besloten tot meer samenwerking tussen instellingen op het gebied van zorg en welzijn, een herijking van het integratiebeleid en stopzetten van de subsidies aan de bureaus voor kunstuitleen. Het is de bedoeling dat deze taakstellingen per 2007 door Gedeputeerde Staten zijn geëffectueerd. De vastgestelde taakstellingen en op 23 juni 2004 ingediende moties en amendementen zijn nog niet concreet verwerkt in deze nota Sociale Actie 2005-2008. De uitwerking van deze besluiten (waarvoor extra middelen beschikbaar zijn gesteld) zal daarom nog tot aanpassingen leiden van de acties en inzet van de provincie en het bijbehorende financiële overzicht. Bij de formulering van het beleid in de nota is natuurlijk al wel rekening gehouden met de veranderde besturingsfilosofie zoals die voortvloeit uit het Onderhandelingsakkoord ‘Ruimte voor actie’. Deze uitgangspunten zijn leidraad geweest voor inhoud en aard van de nota en daarmee de rol, actie en inzet van de provincie op het terrein van sociaal en cultureel beleid. De bijgevoegde nota Sociale Actie is gebaseerd op de in de startnotitie vastgestelde hoofddoelen van het provinciaal beleid: 1. participatie: eigen kracht, toegankelijkheid voorzieningen en voorkómen van uitval; 2. leefkwaliteit: vitaliteit van het platteland, netwerksteden en ommeland en sociale veiligheid. Provinciale Staten leggen hierbij de nadruk op de doelgroepen ouderen, jongeren, gehandicapten en allochtonen.
2.2
Korte terugblik 2001-2004 op de voormalige afzonderlijke beleidskaders
Met betrekking tot Kunst en cultuur is de provincie met de nota Vreemd Eten meer aandacht gaan besteden aan de maatschappelijke dimensie van culturele instellingen en activiteiten. Ook hebben we het belang van cultuurhistorie bij de inrichting van de ruimte laten zien. Daarnaast was er een succesvol programma voor de oprichting van kulturhusen en de ver- en nieuwbouw van culturele accommodaties. De Zorgnota 2001-2004 was een belangrijke stap in de richting van een integraal zorgbeleid. Samen met het veld zijn in 2002 integrale regiovisies voor Twente en West-Overijssel opgesteld. Ook de keten wonen en zorg kwam prominent op de agenda. Daardoor konden diverse woonzorgcomplexen met provinciale subsidie worden opgezet. Met het fenomeen zorgboerderijen loopt Overijssel landelijk voorop. Binnen Maatschappelijke ontwikkeling (welzijn) is het vrijwilligerswerk fors gestimuleerd: er kwam een provinciaal Servicecentrum dat ook de provinciale Vrijwilligersprijs organiseert. De impuls van de breedtesport was gericht op bewegen en gezondheid plus waarden en normen. Sinds 2003 is nadrukkelijk sprake van ontschotting tussen zorg en welzijn. De afgelopen jaren zijn ook de sociale pijler van het grotestedenbeleid en de reconstructie van het platteland duidelijk neergezet. Integratie van allochtonen is vooral na september 2001 onderwerp van maatschappelijk en politiek debat. Participatie, communicatie en interculturalisatie waren kernwoorden in het provinciaal beleid. Belangrijk resultaat was een forse toename van bovenlokale zelforganisaties van etnische minderheden. Het Anti Discriminatie Bureau Overijssel kwam provinciebreed beschikbaar. De inzet van andere beleidsterreinen – zoals ouderenzorg, arbeidsmarkt en cultuur – nam aantoonbaar toe. Voortuitlopend op de invoering van de Wet op de Jeugdzorg is in 2001 Bureau Jeugdzorg opgericht. Dit heeft de ontwikkelingen in een stroomversnelling gebracht. Wij hebben met alle partners gewerkt ‘als ware de wet in werking’. Speerpunten waren een vraaggestuurde inrichting van het stelsel van jeugdzorg en meer samenhang tussen het preventief jeugdbeleid en de jeugdzorg. Vanaf 2001 hebben wij beleid gevoerd ter bestrijding van de wachtlijsten in de jeugdzorg.
2.3
Interactief proces
Op basis van de kaders in de startnotitie hebben wij tussen januari en juni 2004 intensief overleg gevoerd met bestuurders van gemeenten, instellingen en partners in de sectoren cultuur, zorg, jeugdzorg, maatschappelijke ontwikkeling en integratie. Veelal waren Statenleden daarbij als toehoorder aanwezig.
2
Statenvoorstel nr. PS/ 2004/ 782
We noemen de volgende bijeenkomsten: • met bestuurders van Overijsselse gemeenten op 3 maart en 16 juni; • op cultuurgebied: Expertmeeting cultuurbereik (23 maart), werkconferentie Cultuureducatie primair onderwijs (24 maart), expertmeeting Podia en de provincie (7 april), ‘toernee’ gedeputeerde Kristen langs culturele instellingen, werkconferentie Bibliotheekwerk met gemeenten en instellingen en Actieplan cultuurbereik (4 juni), debat over het C ultuurbeleid met partners (18 juni); • over onderwijs en arbeidsmarkt: bijeenkomst ‘Werk en inkomen’ met gemeenten (9 februari), Ratio in Progress (26 februari), workshop ‘In actie voor werkgelegenheid’ (31 maart); • over maatschappelijke ontwikkeling: met belangenorganisaties zorg en welzijn (12 maart), werkconferentie met (steun)instellingen welzijn (25 maart); • seminar Innovatie in de zorg (5 februari), symposia over ‘cure’ (1 april) en ‘care’ (8 april) in de zorg; • integratiedebatten (op 16 januari, 10 februari ‘Couleur Provinciale’ en 4 maart), conferentie over meer allochtonen in de zorg (12 maart); • in de jeugdzorg: ‘Verbeter de keten’ met instellingen (21 april), over het convenant met gemeenten (19 mei); • een expertmeeting Vitaliteit platteland (23 april). Op 26 mei jl. hebben wij de Statencommissie Zorg en cultuur geïnformeerd over de uitkomsten van het gehele interactieve proces. We hebben deze zo goed mogelijk verwerkt in deze nota Sociale Actie 2005-2008. De voornaamste bevindingen waren: • gemeenten hebben het primaat bij sociaal beleid en vrezen dominantie van de provincie bij lokaal beleid; wél zien zij een duidelijke rol van de provincie bij bovenlokale/regionale vraagstukken mits vraaggericht en op basis van maatwerk; • gemeenten hebben grote zorgen over de komende Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning en de bezuinigingen. Van de provincie verwachten zij geen veelheid aan projecten en activiteiten, maar juist meerjarige programma’s; • met name kleinere gemeenten hebben behoefte aan goed functionerende provinciale (steun)instellingen, die werken nu nog te versnipperd; • maatschappelijke ontwikkeling: belangenorganisaties willen samenwerken; steunfuncties vragen om provinciale regie; er is dubbeling en versnippering van taken bij instellingen; bij de vitaliteit van het platteland moet de provincie coördineren; kenniscentrum zijn en durven experimenteren; • integratie: ‘empowerment’ en participatie zijn belangrijk; zelforganisaties noemen vooral de positie van oudere, jongere en vrouwelijke allochtonen en gemeenten hebben behoefte aan een platform; • onderwijs: versterk samenwerking vmbo-mbo-bedrijfsleven en de beroepskolom vmbo-mbo-hbowo; pak de jeugdwerkloosheid aan; voorkóm vroegtijdige schooluitval (v)mbo en verbeter de inzichtelijkheid en bereikbaarheid van het onderwijs voor werkgevers en organisaties; • cultuur: gemeenten trekken graag op met de provincie bij cultuurbereik en -educatie; er is een rijkdom aan culturele initiatieven en een groot netwerk aan instellingen; cultuureducatie moet worden uitgebreid naar het primair onderwijs; er is behoefte aan samenhang, ontwikkeling en samenwerking vanuit de provincie; kleinschalige podia hebben de provincie nodig; • zorg: gemeenten hebben veel zorg en aandacht voor de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning; ze vragen een actieve regionale rol van de provincie en het aanbrengen van integrale schakels met wonen, vervoer en arbeid; • jeugdzorg: gemeenten en provincie werken gezamenlijk maar vanuit ieders verantwoordelijkheid aan een voor de cliënt toegankelijk, transparant en samenhangend jeugdzorgstelsel; een betere kwaliteit van de dienstverlening van instellingen en het voorkómen en terugdringen van de wachtlijsten en leggen dit vast in een convenant. Naast de vele en diverse bijeenkomste n hebben we alle beschikbare gemeentelijke sociale en culturele nota’s geïnventariseerd. Dat bevestigde het beeld dat de door ons als vertrekpunt gekozen vraagstukken (zie de startnotitie) en programma’s (zie hierna) goed aansluiten bij de maatschappelijke thema’s van de gemeenten. Ook pleiten gemeenten voor een integrale aanpak, dat wil zeggen met samenhang binnen het sociale en culturele domein en met het economische en fysiekruimtelijke beleid. Dat is ook één van de belangrijkste uitgangspunten van deze nota.
2.4
Probleemstelling
Verschillende maatschappelijke vraagstukken op sociaal en cultureel gebied vragen om oplossingen door overheid en partners. Voorbeelden zijn demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing, ontgroening en individualisering, de afnemende veiligheid en sociale samenhang in de steden, de
Statenvoorstel nr. PS/ 2004/ 782
3
integratie van allochtonen, de vermaatschappelijking van zorg en welzijn, de snelle veranderingen in de landbouw en het landelijk gebied en tot slot de uitval van (veelal allochtone) jongeren uit met name (v)mbo. Zoals gezegd zijn de gemeenten op sociaal gebied veelal de eerstverantwoordelijken. Op enkele deelgebieden, zoals bij jeugdzorg en cultuur, is het een gedeelde verantwoordelijkheid of staat de provincie vooral aan het roer. We komen hierop in paragraaf 3.2 terug. Op basis van het voorgaande luidt de probleemstelling van deze nota Sociale Actie 2005-2008: “Wat is de provinciale rol bij het oplossen van belangrijke maatschappelijke vraagstukken op sociaal en cultureel gebied en welke doelen streven wij na?”
3
Oplossingsrichtingen
3.1
Programma’s en ‘parels’
Ter beantwoording van deze probleemstelling hebben wij op basis van de bevindingen van de inte ractieve discussie en de geschetste ontwikkelingen in maatschappij en beleid gekozen voor focussen op de volgende vier programma’s. 1. Een goede sociale en culturele infrastructuur in stad en platteland
Dit houdt in een goed gespreid en toegerust geheel van sociale en culturele voorzieningen in stad en platteland, behouden en versterken van sociale verbanden en behoud en verdere ontwikkeling van historische en kenmerkende waarden in landschap en ruimtelijke inrichting. 2. Versterken van de maatschappelijke deelname en positie van jongeren
Een sluitende keten jeugdbeleid-jeugdzorg, bevorderen van de veiligheid van de jeugd en een volwaardige deelname van jeugdigen aan de samenleving en het voorkómen van uitval vormen de belangrijkste doelen. 3. Langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en/of ggz-cliënten
Bijdragen aan voldoende woningen en bereikbare voorzieningen voor ouderen en zorgvragers, vergroten van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van ouderen en gehandicapten en een stevig fundament van en voor mantelzorgers en vrijwilligers vormen de provinciale doelen. 4. Een sociaal en vitaal platteland
Instandhouden en versterken van de basisvoorzieningen en sociale cohesie en een goede samenhang tussen de stedelijke infrastructuur en die van het platteland vormen onze inzet. Deze programma’s worden in het eerste deel van de nota nader onderbouwd, toegelicht en uitgewerkt in provinciale beleidsdoelen. Deze doelen worden in de katernen zorg, kunst en cultuur, jeugdzorg, integratie en maatschappelijke ontwikkeling nader uitgewerkt in concrete acties. De programma’s vormen de basis voor de uitvoering van ons provinciale sociaal en cultureel beleid voor de periode 2005 tot en met 2008. Het financiële overzicht staat in hoofdstuk 6 van de nota. Voor extra publiciteit en profilering van de provincie kiezen we binnen de vier programma’s voor acht ‘parels: • vrijwilligerswerk; • vitaal platteland; • weg met de wachtlijsten in de jeugdzorg; • goede aansluiting jeugdzorg met lokaal preventief jeugdbeleid; • zorg en technologie; • ondersteuning van maatschappelijke ontwikkeling; • cultuureducatie en -bereik ; • cultuur en economie.
3.2
Provinciale rol
De eerstverantwoordelijken voor de uitvoering van sociaal en cultureel beleid op lokaal niveau zijn de gemeenten. Zij hebben wettelijke taken en bevoegdheden om deze primaire verantwoordelijkheid en regie op gemeentelijk niveau waar te kunnen maken.
4
Statenvoorstel nr. PS/ 2004/ 782
De provincies hebben een integrale verantwoordelijkheid voor de sociale en culturele dimensie van de provinciale samenleving. Wij zien het als onze verantwoordelijkheid om samen met partners (gemeenten en maatschappelijke organisaties) voor de Overijsselse bevolking te werken aan een leefbare provincie. Daarbij staan wij een integrale benadering voor bij de aanpak van problemen of het benutten van kansen die zich op bovenlokaal niveau voordoen. Onze taken zijn te omschrijven als uitvoerend, adviserend, regisserend, initiërend en/of ondersteunend. De specifieke provinciale medebewindstaken zijn verankerd in de Welzijnswet en de wetgeving op het terrein van (jeugd)zorg en kunst en cultuur en sluiten goed aan bij de rol van de provincie binnen de overheid. Zo is er bij cultuur en jeugdzorg sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid met gemeenten en Rijk (cultuur), staat de provincie vooral aan het roer (jeugdzorg en de planning van de ambulancezorg) of heeft de provincie vooral een adviesrol naar het Rijk (bouwplannen van zorgaanbieders). Het Rijk heeft een eigen taak op het gebied van sociaal en cultureel beleid. Daarbij gaat het om de ontwikkeling en financiering van nieuwe wet- en regelgeving (bijvoorbeeld de Wet op de jeugdzorg en de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning) en het instandhouden van een sociale en culturele nationale infrastructuur (bijvoorbeeld subsidiëring van landelijke steun- en onderzoeksinstellingen en nationale kunst- en cultuurgezelschappen). Het maatschappelijk middenveld is zeer divers en volop in beweging. Er is sprake van een toenemende vervlochtenheid door schaalvergroting en door het aangaan van (strategische) allianties. De oude functionele scheidingen tussen beleidsvelden en doelgroepen worden vager. Er is een netwerkstructuur aan het ontstaan met (wisselende) partners al naar gelang de actuele vraagstukken. De provincie gaf haar verantwoordelijkheid en wettelijke taken op sociaal en cultureel gebied tot nu toe vooral vorm door steunfunctie-instellingen te subsidiëren en aan te sturen. De steunfuncties waren bij wijze van spreken het verlengstuk van de provincie. Deze wederzijdse relatie is aan herijking toe. Naast de steunfuncties financieren wij ook meerdere eerste- en tweedelijnsuitvoeringsorganisaties, in de jeugdzorg maar ook op het terrein van cultuur en welzijn. Ook op dit gebied gaan we bekijken hoe we deze relaties het beste kunnen vormgeven. In de nota – met name de katernen – worden de diverse rollen gedetailleerd uitgewerkt.
4
Uitvoering van het provinciaal beleid
Het provinciale sociaal en cultureel beleid wordt voor het grootste deel met behulp van subsidies aan externe partners uitgevoerd. Er is een breed scala aan uitvoerende organisaties die middelen ontvangen, variërend van kleine stimuleringssubsidies tot omvangrijke meerjarige uitvoeringsbudgetten. Ten aanzien van de subsidiëring en sturing hebben wij de volgende voornemens: • gemeenten als partner: provinciale middelen zoveel mogelijk koppelen aan de gemeentelijke inzet; • projectenbudgetten: vooral inzetten voor thematische projecten en programma’s; • provinciale steunfuncties en uitvoeringsorganisaties: maken van meerjarige prestatieafspraken en komen tot meer efficiënte werkwijzen of vormen van samenwerking en bundeling; • sturing en ontbureaucratisering: de voorwaarden voor subsidies aan kleinere instellingen zullen minder sturend zijn en voor een langere termijn worden vastgesteld; • integraal en gebiedsgericht werken: integrale projecten en programma’s genieten de voorkeur mede omdat er kansen bestaan voor bundeling van subsidiestromen. Inhoudelijke samenwerking tussen partners uit verschillende beleidssectoren zal door ons worden bevorderd.
5
Financiën
Het gezamenlijke aandeel van de diverse beleidsterreinen van Sociale Actie op de jaarlijkse totale Programmabegroting van de provincie bedraagt met een kleine 89 miljoen euro ongeveer 26%. De verdeling per beleidsveld vindt u in hoofdstuk 6 van de nota.
Statenvoorstel nr. PS/ 2004/ 782
5
6
Voorstel
Wij vragen u om: • kennis te nemen van het interactieve proces dat heeft bijgedragen aan de nota Sociale Actie 2005-2008 (zie 2.2 van het statenvoorstel); • te besluiten dat het in de bijgevoegde nota Sociale Actie geformuleerde beleid dient als kaders voor de uitvoering van het sociale en culturele beleid van de provincie voor de periode 20052008. En daaruit voortvloeiend: • in te stemmen met de hoofddoelen en programma’s van de nota (zie 3.1 van het statenvoorstel) en de provinciale rol (zie 3.2 van het statenvoorstel) als uitgangspunten voor de uitvoering van het provinciale beleid de komende vier jaren; • in te stemmen met de voornemens ten aanzien van de uitvoering van beleid (zie paragraaf 4 van dit statenvoorstel); • kennis te nemen van de financiële onderbouwing (zie paragraaf 5 van dit statenvoorstel); • kennis te nemen van de afgesproken inspraakavonden op 1 en 2 september in West-Overijssel en Twente, voorafgaand aan de commissiebehandeling op 15 september 2004. Gedeputeerde Staten van Overijssel, voorzitter, G.J. Jansen secretaris, H.A. Timmerman
6
Statenvoorstel nr. PS/ 2004/ 782
Bijlage I
Ontwerpbesluit nr. PS/2004/782
Provinciale Staten van Overijssel, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 6 juli 2004, kenmerk ZC/2004/1324 en kennisgenomen hebbend van de resultaten van het interactieve proces en de inspraakavonden; besluiten: 1.
dat het in de bijgevoegde nota Sociale Actie geformuleerde beleid dient als kader voor de uitvoering van het sociale en culturele beleid van de provincie voor de periode 2005-2008;
2.
in te stemmen met de hoofddoelen en programma’s van de nota (zie 3.1 van het statenvoorstel) en de provinciale rol (zie 3.2 van het statenvoorstel) als uitgangspunten voor de uitvoering van het provinciale beleid de komende vier jaren;
3.
in te stemmen met de voornemens ten aanzien van de uitvoering van beleid (zie paragraaf 4 van dit statenvoorstel);
4.
het meerjarige financiële overzicht voor kennisgeving aan te nemen.
Zwolle, Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter,
griffier,
Statenvoorstel nr. PS/ 2004/ 782
7
Sociale Actie 2005-2008 Het provinciale beleid op het gebied van jeugdzorg, kunst en cultuur, zorg, maatschappelijke ontwikkeling en integratie
juli 2004
Colofon
Datum
juli 2004 Auteur
Eenheid Zorg en Cultuur Adresgegevens
Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Fax 038 425 26 50 www.prv - overijssel.nl postbus@prv -overijssel.nl
Inhoudsopgave
Voorwoord
5
1
Inleiding
7
2
Maatschappelijke vraagstukken
9
3
De rol van de provincie
11
4 4.1 4.2 4.3 4.4
De provinciale hoofddoelen en programma’s Goede sociale en culturele infrastructuur Versterken maatschappelijke deelname en positie van jongeren Langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en ggz-cliënten Een sociaal en vitaal platteland
13 14 16 19 20
5
Uitvoering
23
6
Financiën
25
7
Katern Jeugdzorg
29
8
Katern Kunst en cultuur
35
9
Katern Zorg
45
10
Katern Maatschappelijke ontwikkeling
53
11
Katern Integratie
61
Sociale Actie 2005- 2008
3
4
Sociale Actie 2005- 2008
Voorwoord
Met gepaste trots presenteren wij de nota Sociale Actie 2005-2008. Voor het eerst ligt er één nota waarin het provinciale beleid op het gebied van (jeugd)zorg, kunst en cultuur, maatschappelijke ontwikkeling (welzijn) en integratie voor de komende jaren op hoofdlijnen is samengebracht. Aparte en uitgebreide beleidskaders zijn hiermee verleden tijd (alleen bij de jeugdzorg komt er ook een wettelijk verplicht kader). Het eerste halfjaar van 2004 hebben we als provincie met vele gemeenten en organisaties gesproken. Gemeenten als eerstverantwoordelijken bij sociaal beleid zien een duidelijke rol van de provincie bij bovenlokale/regionale vraagstukken mits die vraaggericht zijn en op basis van maatwerk. Van de provincie verwachten zij geen veelheid aan projecten en activiteiten, maar juist meerjarige sociale en culturele programma’s. Mede daarom hebben wij de samenhang tussen de diverse beleidsterreinen laten uitmonden in vier hoofdthema’s oftewel programma’s: een goede sociale en culturele infrastructuur in stad en platteland, het versterken van de maatschappelijke deelname en positie van jongeren, langer zelfstandig wonen voor ouderen en gehandicapten en/of ggz-cliënten en tot slot een sociaal en vitaal platteland. In deze vier programma’s worden de aparte beleidsvelden zoveel mogelijk ondergebracht. Wat apart blijft wordt in de afzonderlijke katernen zorg, jeugdzorg, kunst en cultuur, integratie en maatschappelijke ontwikkeling verantwoord. Daar worden ook de programmadoelen geconcretiseerd. Vanuit de programma’s leggen we uiteraard de dwarsverbanden met het ruimtelijk, economisch en veiligheidsbeleid. De uitvoering nemen we ter hand in jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Externe partners spelen hierbij een cruciale rol. Daarvoor sluiten we zoveel mogelijk aan op gemeentelijke plannen en maken we meerjarige prestatieafspraken met (steun)instellingen. Integraal en gebiedsgericht werken geniet de voorkeur. We beginnen uiteraard niet vanaf het nulpunt. De afgelopen jaren hebben we vooruitgang geboekt op tal van terreinen. Voorbeelden zijn de ontwikkeling van Kulturhusen, zorgboerderijen en een provinciaal Servicecentrum vrijwilligerswerk; het verbinden van wonen, zorg en welzijn; de impuls van de breedtesport en sociale vitaliteit binnen de plattelandsontwikkeling. Binnen het integratiebeleid was er een forse toename van bovenlokale zelforganisaties van etnische minderheden, terwijl het Anti Discriminatie Bureau Overijssel provinciebreed beschikbaar kwam. En voortuitlopend op de invoering van de Wet op de Jeugdzorg is in 2001 Bureau Jeugdzorg opgericht. Ook hebben wij hard gewerkt aan bestrijding van de wachtlijsten in de jeugdzorg. U ziet: het provinciale sociaal en cultureel beleid is nog steeds actueel en in ontwikkeling! Daarbinnen profileren we ons de komende jaren met een aantal ‘parels’: • verder ontwikkelen van het vrijwilligerswerk; • een sociaal en vitaal platteland; • weg met de wachtlijsten in de jeugdzorg; • een goede aansluiting jeugdzorg met lokaal preventief jeugdbeleid; • zorg en technologie; • ondersteuning van maatschappelijke ontwikkeling; • cultuureducatie en –bereik ; • cultuur en economie.
Sociale Actie 2005- 2008
5
Wij willen iedereen bedanken die met ons heeft meegedacht over deze nota Sociale Actie en hopen dat u ons ook blijft helpen met de uitvoering van ons sociaal en cultureel beleid in de komende jaren. Want we hebben elkaar nodig bij het oplossen van vele maatschappelijke vraagstukken! Namens het College van Gedeputeerde Staten, J.G. Kristen, gedeputeerde voor Grote steden en Welzijn G.J.H. Ranter, gedeputeerde voor Zorg en Participatie
6
Sociale Actie 2005- 2008
1
Inleiding
Sociale en maatschappelijke deelname, leefkwaliteit en rendement van besturen zijn de leidende principes in het provinciale Onderhandelingsakkoord 2003-2007 ‘Ruimte voor actie’. Daarbinnen kiezen wij voor de komende bestuursperiode voor een beleid dat op resultate n is gericht voor wat betreft jeugdzorg, kunst en cultuur, zorg, welzijn en integratie. Dit beleid heeft ook raakvlakken met speerpunten uit de economische en fysiekruimtelijke hoek, zoals economie als motor, wonen voor iedereen, wervende steden en platteland in ontwikkeling. De nota Sociale Actie 2005-2008 vormt het kader voor ons sociale en culturele beleid van de komende jaren en is daarmee de opvolger van de beleidskaders zorg, cultuur, maatschappelijke ontwikkeling (voorheen welzijn) en integratie 2001-2004. Het is een nota op hoofdlijnen. De nadruk van deze nota ligt op het zichtbaar maken van de dwarsverbanden binnen het sociale en culturele beleid en andere provinciale beleidsterreinen door middel van de vier programma’s. De probleemstelling van deze nota luidt als volgt: wat is de provinciale rol bij het oplossen van belangrijke maatschappelijke vraagstukken op sociaal en cultureel gebied en welke doelen worden daarmee nagestreefd.
Onze besturingsfilosofie zoals opgenomen in onze nota ‘De Andere Provincie’ (zie Perspectiefnota 2005) geeft richting aan de manier waarop wij de nota Sociale Actie 2005-2008 willen gaan uitvoeren. Herkenbaarheid, uitvoeringsgerichtheid en samenwerking met partners vormen de kern. Wij richten ons vooral op díe thema’s die kansen bieden voor de aanpak van regionale en bovenlokale problemen. We willen een samenhangend sociaal en cultureel beleid neerzetten, waarmee versnippering wordt voorkomen. Verder zullen we jaarlijks in de Perspectiefnota en de daarop gebaseerde Programmabegroting aangeven hoe wij de uitvoering handen en voeten gaan geven. Voor onze partners in het veld maken wij elk jaar een overzichtelijk uitvoeringsprogramma met daarin de beoogde resultaten en de beschikbare middelen op het gebied van jeugdzorg (we zijn wettelijk verplicht om jaarlijks een beleidskader jeugdzorg vast te stellen), zorg, kunst en cultuur, maatschappelijke ontwikkeling en integratie.
De totstandkoming van de nota Sociale Actie Bij de voorbereiding van deze nota hebben gemeenten en instellingen dit jaar een waardevolle inbreng geleverd tijdens discussiebijeenkomsten op de terreinen zorg, maatschappelijke ontwikkeling, kunst en cultuur, jeugdzorg, integratie en vitaal platteland. Via inspraakrondes krijgen gemeenten en instellingen vervolgens weer de kans om op deze nota te reageren. Met de invoering van het duale stelsel zijn de taken, rollen en verantwoordelijkheden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten meer onderscheiden. Provinciale Staten stellen de kaders en Gedeputeerde Staten voeren deze beleidskaders uit en sturen op resultaat. Wij hebben de aanpak van de nota Sociale Actie ingericht op deze nieuwe verhoudingen. Vanuit een door Provinciale Staten vastgestelde kadernotitie (Startnotitie Sociale Actie) heeft tussen januari en juni 2004 een interactief beleidsvormingsproces plaatsgevonden. De bestuurders van Overijsselse gemeenten en uitvoerende instellingen, evenals de leden van Provinciale Staten, zijn daarbij via diverse discussiebijeenkomsten betrokken en hebben daarbij hun inbreng geleverd. Daarnaast is ook een analyse gemaakt van de gemeentelijke beleidsnota’s. Dit proces heeft uiteindelijk geleid tot het formuleren van de provinciale rol, positie en taakuitoefening binnen de beleidsopgaven geformuleerd in de voorliggende nota Sociale Actie. Met de vaststelling van deze nota door Provinciale Staten worden de provinciale beleidsopgaven voor het
Sociale Actie 2005- 2008
7
sociaal en cultureel beleid voor de periode 2005-2008 bepaald. Het is aan Gedeputeerde Staten om deze beleidsopgaven te realiseren met de daarbij beschikbaar gestelde middelen. De nota is opgebouwd uit een zogenaamde kopnota en vijf katernen. In de kopnota stellen we de hoofddoelen van het provinciaal beleid Sociale Actie aan de orde (Participatie en Leefkwaliteit) en dat we daar via vier programma’s uitvoering aan willen geven tussen 2005 en 2008. In de katernen gaan we in op de specifieke bijdrage aan de doelstellingen vanuit de verschillende beleidsterreinen.
8
Sociale Actie 2005- 2008
2
Maatschappelijke vraagstukken
In de Startnotitie Sociale Actie 2005-2008 worden enkele belangrijke maatschappelijke problemen gesignaleerd. Samen met de gemeenten, Rijk en uitvoerende partners speelt de provincie een rol bij het oplossen van deze problemen: • • • •
afnemende veiligheid en sociale samenhang in de steden; wachtlijsten in de jeugdzorg; gebrekkige beschikbaarheid en bereikbaarheid van eerste- en tweedelijnszorg; snelle veranderingen in de landbouw en verdwijnen van sociale en culturele voorzieningen (in de kleine kernen) op het platteland; • scheefgroei in de bevolkingsopbouw, minder jongeren, meer ouderen; • weinig woningen voor starters en ouderen in stad en landelijk gebied; • gebrekkige aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en de uitval van (veelal ook allochtone) jongeren uit het onderwijs, vooral (v)mbo. Daarnaast vinden in de samenleving veranderingen plaats, zoals digitalisering van de informatievoorziening, ontgroening, vergrijzing, individualisering en mondialisering. Het maatschappelijk middenveld is volop in beweging. Er is sprake van toenemende vervlochtenheid door schaalvergroting en het aangaan van (strategische) allianties. De scheidslijnen tussen beleidsvelden en doelgroepen worden steeds vager. Er is een netwerkstructuur aan het ontstaan met (wisselende) partners, afhankelijk van de vraagstukken. De laatste jaren staat de integratie van allochtonen prominent op de politieke en burgerlijke agenda. Daarnaast legt de vermaatschappelijking van zorg en welzijn steeds meer verantwoordelijkheid bij de burgers. De Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning zal hiervoor de wettelijke basis vormen. Op cultuurgebied is participatie en een beter publieksbereik – ook bij jongeren – een blijvende uitdaging. Sociaal-maatschappelijke vraagstukken staan vaak niet op zichzelf. Ze hebben dikwijls een economische en/of fysieke component. Zo kan de uitvoering van een goed sociaal beleid niet zonder de economische en/of fysieke samenwerking en andersom. Bijvoorbeeld: bij een aantrekkelijk vestigingsklimaat horen ook goede culturele voorzieningen. Culturele planologie is een onderdeel van ruimtelijke kwaliteit. Technologie (ICT) is onlosmakelijk verbonden met zorg, wonen, landbouw en sociale veiligheid en ook tussen beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt ligt een duidelijke relatie.
Figuur 1 Sociaal -demografische schets van Overijssel Ongeveer een half miljoen Overijsselaren (45%) wonen in de vijf grote steden die een hogere bevolkingsgroei kennen dan het platteland. Ook de meeste niet -westerse allochtonen wonen in de grote steden. Het totale aandeel allochtonen zal in de Twentse steden in 2020 meer dan 30% bedragen. Overijssel heeft steeds meer ruimte nodig voor wonen. Het aantal inwoners per bebouwde hectare neemt af door de individualisering, kleinere huishoudens en grotere woonwensen. Meer jongeren zoeken zelfstandige woonruimte en ouderen blijven langer zelfstandig wonen. In heel Overijssel vindt een ontgroening plaats: het aandeel jongeren tot 19 jaar neemt af, op het platteland sneller dan in de steden. Tegelijk neemt het aandeel 65-plussers sneller toe dan in Nederland, wederom sterker op het platteland. Op dit moment is bijna 14% van de Overijsselaren 65 jaar of ouder. Rond 2040 is dat maar liefst 23%. Daarnaast neemt het aantal 80-plussers dat zorg nodig heeft snel toe. De demografische druk (‘inactieve’ bevolking t.o.v. de potentiële beroepsbevolking) is op het platteland het grootst en zal naar verwachting vooral in Twente toenemen (zie figuur). Ten opzichte van het landelijke gemiddelde kent Overijssel een hoger percentage huishoudens op of on der het sociale minimum, vooral in de Twentse steden (11%). De werkgelegenheid in die steden blijft achter. Op het platteland is de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt relatief gering (37%).
Sociale Actie 2005- 2008
9
De werkgelegenheid in landbouw (van 8% in 1994 naar 6% i n 2001) en nijverheid (van 22 naar 19%) loopt het hardst van alle sectoren terug. De dienstensector groeit en het gebruik van informatie- en communicatietechnologie neemt een hoge vlucht. In de informatiesamenleving worden internet en e-mail gemeengoed. De leescultuur wordt steeds meer een beeldcultuur. De deelname aan vrijwilligerswerk loop t terug in de zorg, onderwijs en kinderopvang en voor sommige functies zoals bestuurswerk. De traditionele en trouwe vrijwilliger wordt een ‘zap vrijwilliger’. De beoef ening van amateurkunsten (vooral muziek en toneel) is onverminderd populair. Overijssel herbergt een grote hoeveelheid monumenten, musea en landgoederen en koestert haar streekeigen karakter. Er zijn veel archeologische en cultuurhistorische verenigingen en er zijn twee academies die zich bezighouden met de streektaal en de cultuurhistorie. In de steden zijn van oudsher de meeste culturele faciliteiten. Vooral voor het ‘grotere aanbod’ moet de inwoner naar de stad. Overigens laat de cultuurparticipatie een stijgende lijn zien, waarbij de mensen bereid zijn langer te reizen voor een culturele voorstelling of evenement. Het percentage hoogopgeleiden blijft achter bij de rest van Nederland. De meeste afgestudeerden vinden buiten de provincie woon - en werkgeleg enheid. Voortijdig schoolverlaten en schooluitval zijn een groeiend probleem vooral in vmbo en mbo. Steeds meer – met name allochtone – jongeren verlaten hun opleiding zonder startkwalificatie. De beleving van onveiligheid in Overijssel is al jaren stabiel en ligt onder het landelijk gemiddelde. (Bron: o.a. Staat van Overijssel 2002 .)
Enkele indicatoren t.o.v. het Nederlands gemiddelde in één figuur/spinnenweb:
Allochtoon 125 100
Bevolkingsgroei
75 50
Inkomen
25
Nederland
0
Overijssel Bevolkingsdichtheid
Groene Druk
Grijze Druk
Bron: Stogo onderzoek en advies.
10
Sociale Actie 2005- 2008
3
De rol van de provincie
De eerstverantwoordelijken voor de uitvoering van sociaal en cultureel beleid op lokaal niveau zijn de gemeenten. Zij hebben wettelijke taken en bevoegdheden om deze primaire verantwoordelijkheid en regie op gemeentelijk niveau waar te kunnen maken. Zo voeren gemeenten de Wet Voorzieningen Gehandicapten uit, zijn zij verantwoordelijk voor het primair en voortgezet onderwijs en zorgen zij in regionaal verband voor onderdelen van de gezondheidszorg. Verder zijn ook de maatschappelijke opvang, het welzijnsbeleid, de thuiszorg en de arbeidsvoorziening bij wet grotendeels ondergebracht bij de gemeenten. De provincies hebben een integrale verantwoordelijkheid voor de sociale en culturele dimensie van de provinciale samenleving. Wij zien het als onze verantwoordelijkheid om samen met partners (gemeenten en maatschappelijke organisaties) voor de Overijsselse bevolking te werken aan een leefbare provincie. Daarbij staan wij een integrale benadering voor bij de aanpak van problemen of het benutten van kansen die zich op bovenlokaal niveau voordoen. Bovenlokale afstemming met fysiekruimtelijk en economisch beleid, zoals ruimtelijke ordening, wonen, vervoer, economische structuurversterking en verbetering aansluiting onderwijs-arbeid, is daarbij uiteraard van groot belang. Daarbij kiezen wij meer en meer voor een gebiedsgerichte ontwikkelingsaanpak, zoals bijvoorbeeld in het kader van vitaal platteland of het stedenbeleid. Onze taken zijn te omschrijven als adviserend, regisserend, initiërend, ondersteunend en/of uitvoerend. Belangrijk in dit verband zijn bijvoorbeeld activiteiten in het kader van wonen-zorgwelzijn, waarmee de provincie via een integrale aanpak en inzet van middelen alle betrokken partijen stimuleert om de benodigde resultaten voortvarend te realiseren. De specifieke provinciale medebewindstaken zijn verankerd in de Welzijnswet en de wetgeving op het terrein van (jeugd)zorg en kunst en cultuur en sluiten goed aan bij de rol van de provincie binnen de overheid. Zo is er bij cultuur en jeugdzorg sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid met gemeenten en Rijk (cultuur), staat de provincie vooral aan het roer (jeugdzorg en de planning van de ambulancezorg) of heeft de provincie vooral een adviesrol naar het Rijk (bouwplannen van zorgaanbieders). Het Rijk heeft een eigen taak op het gebied van sociaal en cultureel beleid. Daarbij gaat het om de ontwikkeling en financiering van nieuwe wet- en regelgeving (bijv. de Wet op de Jeugdzorg en de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning) en het instandhouden van een sociale en culturele nationale infrastructuur (bijv. subsidiëring van landelijke steun- en onderzoeksinstellingen en nationale kunst en cultuurgezelschappen). Ook de Europese Unie vervult een belangrijke taak op sociaal gebied via Europese sociale programma’s (Leader+, Efro/Doelstelling 2, etc.) en daaraan verbonden subsidiestr omen. Het maatschappelijk middenveld is zeer divers en volop in beweging. Er is sprake van een toenemende vervlochtenheid door schaalvergroting en door het aangaan van (strategische) allianties. De oude functionele scheidingen tussen beleidsvelden en doelgroepen worden vager. Er is een netwerkstructuur aan het ontstaan met (wisselende) partners al naar gelang de actuele vraagstukken. Van oudsher geeft de provincie haar verantwoordelijkheid voor de ondersteunende functie op sociaal en cultureel gebied vorm door steunfunctie-instellingen te subsidiëren en aan te sturen. De provincie gaf haar verantwoordelijkheid en wettelijke taken op sociaal en cultureel gebied tot nu toe vooral vorm door steunfunctie-instellingen te subsidiëren en aan te sturen. De steunfuncties waren bij wijze van spreken het verlengstuk van de provincie. Deze wederzijdse relatie is aan herijking toe. Naast de steunfuncties financieren wij ook meerdere eerste- en tweedelijnsuitv oeringsorganisaties, in de jeugdzorg maar ook op het terrein van cultuur en welzijn. Ook op dit gebied gaan we bekijken hoe we deze relaties het beste kunnen vormgeven.
Sociale Actie 2005- 2008
11
Rol van de provincie bij de verschillende deelterreinen op een rij: • op het gebied van jeugdzorg is de belangrijkste rol van de provincie die van (mede)regisseur, financier en aanjager van vernieuwingen; • op het vlak van kunst en cultuur heeft de provincie een rol als financier van voorzieningen. Maar we zorgen ook voor vernieuwing en bereik. We ondersteunen gemeenten en stellen samen met partners verschillende cultuurprogramma’s op; • op het gebied van zorg ondersteunt de provincie gemeenten eveneens. De provincie vervult als het ware de rol van makelaar. Samen met externe partners zoeken we innovatieve oplossingen voor knelpunten. We behartigen belangen en bieden steun aan zorgvragers; • de provinciale rol bij welzijn en maatschappelijke ontwikkeling richt zich vooral op het ondersteunen van gemeenten. We werken programmatisch samen onder meer door de inzet van steunfuncties en uitvoeringsorganisaties. We stemmen af tussen sectoren en zorgen voor integratie; • op het gebied van integratie speelt de provincie een initiërende en ondersteunende rol. De belangrijkste taken en rollen van de provincie op het gebied van sociaal en cultureel beleid: • het uitvoeren van wettelijke taken op het terrein van jeugdzorg, cultuur en zorg (o.a. ambulances); • het ondersteunen van – veelal kleinere – gemeenten bij hun lokale cultuur-, zorg-, jeugd- en welzijnsbeleid; • het als partner van gemeenten bijdragen aan bovenlokale samenhang en dwarsverbanden met ruimtelijke ontwikkeling, wonen, vervoer en economie; • het aanjagen en stimuleren van nieuwe ontwikkelingen, zoals bij zorg en technologie; • het (mede)regie voeren over sociaal en cultureel beleid, bijvoorbeeld over de aansluiting tussen jeugdbeleid en jeugdzorg en bij het Cultuurprofiel Oost-Nederland; • het verlenen van budget-, programma- en projectsubsidies aan en prestatieafspraken met (steun)instellingen en (belangen)organisaties; • het opstellen van sociale rapportages, met name ten behoeve van regionale gebiedsagenda’s; • het vormen van een kenniscentrum voor gemeenten en partners, vooral met provinciaal cijfermate riaal; • het bieden van een platform voor gemeenten en organisaties bij een Overijsselse reactie op (inter)nationale gebeurtenissen en ontwikkelingen met een sociale component.
12
Sociale Actie 2005- 2008
4
De provinciale hoofddoelen en programma’s
We hebben voor wat betreft het sociaal en cultureel beleid gekozen voor twee hoofddoelen: Participatie en Leefkwaliteit waarbij de nadruk ligt op de doelgroepen ouderen, jongeren, allochtonen en gehandicapten. De hoofddoelen zijn uitgewerkt in vier programma’s. In deze nota Sociale Actie 2005-2008 worden deze programma’s verder uitgewerkt. De programma’s sluiten aan bij de maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen waarvoor ook op rijks- en gemeentelijk niveau de nodige aandacht is. Voorbeelden zijn de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning, de nota Ruimte met een Agenda Vitaal Platteland en het Cultuurconvenant 2005-2008. In de katernen laten we vervolgens zien hoe we vanuit de verschillende beleidsterreinen en invalshoeken gaan bijdragen aan deze vier programma’s. Waar dat aan de orde is, wordt in de katernen een relatie gelegd met het provinciaal economisch en ruimtelijk beleid, zoals aangekondigd in bijvoorbeeld de nota Wonen en het Meerjarig Economisch Uitvoeringsperspectief In actie voor werkgelegenheid. De opbouw van de nota ziet er als volgt uit:
Opbouw Nota Sociale Actie 2005-2008 hoofddoelen
Participatie (eigen kracht, toegankelijke voorzieningen, voorkomen uitval)
Leefkwaliteit (vitaliteit platteland, stad en ommeland, sociale veiligheid)
programma’s
1. Goede sociale en culturele infrastructuur
2. Versterken deelname en positie jongeren
3. Langer zelfstandig wonen ouderen en gehandicapten
4. Sociaal en vitaal platteland
sociale en culturele doelstellingen
1. Voorzieningen 2. Cultuurhistorisch landschap & ruimte 3. Sociale verbanden
1. Keten jeugdbeleidjeugdzorg 2. Veiligheid 3. Deelname en voorkomen uitval
1. Zorgwoningen 2. Zorgvoorzieningen 3. Zelfredzaamheid en participatie 4. Mantelzorg en vrijwilligers
1. Basisvoorzieningen 2. Sociale cohesie 3. Niet-agrarische bedrijvigheid 4. Samenhang stadplatteland
Hierna staan per doelstelling in een overzicht de provinciale subdoelen, de acties die we daarvoor vanuit de provincie moeten verrichten. In de katernen worden deze subdoelen en acties voor elk afzonderlijk beleidsterrein verder concreter uitgewerkt.
Sociale Actie 2005- 2008
13
4.1
Goede sociale en culturele infrastructuur Sociale infrastructuur is “het geheel van voorzieningen en betrekkingen die het mogelijk maken dat mensen in redelijkheid in sociale verbanden kunnen leven en kunnen participeren aan de samenleving”. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling noemt als belangrijke onderdelen de deelname aan verenigingen of belangengroepen, persoonlijke en relatienetwerken, zelfstandigheid en zelfredzaamheid en sociaal-economische positie. Het gaat dus om mensen, instellingen en hun netwerken die zorgen voor sociale cohesie, kwaliteit en duurzaamheid. Kunst en cultuur dragen in steden, stadswijken en dorpen bij aan de leefbaarheid en de sociale netwerken (ontmoeting). Kunst en cultuur brengen mensen bij elkaar en overbruggen (culturele) verschillen. Cultuur trekt toeristen en bedrijvigheid. De samenhang tussen cultuur, economie, ruimte en sociale infrastructuur wordt zichtbaar bij culturele planologie als onderdeel van ruimtelijke kwaliteit. Dorpshuizen, bibliotheken, kulturhusen maar ook sportaccommodaties, bejaardenhuizen en scholen maken deel uit van een wijdvertakte sociale infrastructuur. Het vrijwilligerswerk wordt wel het cement van de samenleving genoemd. De sport verbroedert en het welzijnswerk verbindt. Streektaal en cultuurhistorie versterken de eigen identiteit. Met dit programma dragen wij als provincie bij aan het instandhouden van al deze verbanden en voorzieningen. Het programma ( Mede)zorgdragen voor een goede sociale en culturele infrastructuur in stad en platteland
Provinciale doelen (wat willen wij bereiken)
Provinciale actie/inzet (wat gaan wij daarvoor doen de komende 4 jaar)
1.
Bijdragen aan een goed gespreid en toegerust geheel van sociale en culturele voorzieningen in stad en platteland.
• Zorgen voor een effectief in te zetten infrastructuur van provinciale steuninstellingen en belangenorganisaties en uitvoeringsorganisaties. • Bundeling van en samenwerking tussen steuninstellingen en belangenorganisaties op basis van programma-afspraken. • Stimuleren van ‘cross-overs’ en combinaties van functies. • Ondersteunen van lokale en regionale voorzieningen en accommodaties. • Maken van programmatische afspraken met gemeenten (veelal via gebiedsgericht werken).
2.
Bijdragen aan behoud en verdere ontwikkeling van historische en kenmerkende waarden in landschap en ruimtelijke inrichting.
• Stimuleren culturele projecten t.b.v. kwaliteitsimpuls toerisme. • De culturele planologie inbedden in het provinciaal Ruimtelijk Beleid. • Het cultureel erfgoed meer ontsluiten voor publiek.
3.
Bijdragen aan behoud en versterken van sociale verbanden.
• Ondersteuning bieden aan de werving en behoud van de inzet van vrijwilligers. • Stimuleren van projecten van de provinciale uitvoeringsorganisatie die de betrokkenheid van burgers vergroten (eigen kracht versterken).
De inzet van provinciale steuninstellingen en belangenorganisaties vindt plaats binnen de beschikbaar gestelde middelen van de organisatie.
14
Sociale Actie 2005- 2008
Figuur 2 Een belangrijk instrument om de sociale en culturele infrastructuur te behouden en t e versterken is de Regeling vitaliteit kleine kernen en kulturhusen. Onderstaand figuur geeft een overzicht van lokale ontmoetingsplaatsen in de vorm van gemeenschapscentra als gemeenschappelijke noemer voor wijk- en buurthuizen, jeugdhonken, dorpshuizen, kulturhusen en dergelijke. Dit overzicht is een indicatie voor de omvang van het aanwezige voorzieningenniveau.
Overijssel Steenwijkerland Zwartewaterland Noordwest-Overijssel Zwolle Kampen Netwerkstad Zwolle-Kampen Dalfsen Hardenberg Staphorst Ommen Noordoost-Overijssel Raalte Olst-Wijhe Salland Deventer Bathmen Deventer-Bathmen Tubbergen Losser Oldenzaal Dinkelland Noordoost-Twente Almelo Enschede Hengelo (O.) Borne Netwerkstad Twente Twenterand Hof van Twente Wierden Haaksbergen Hellendoorn Rijssen-Holten Zuidwest-Twente 0,00
0,50
1,00
1,50
2,00
2,50
3,00
3,50
4,00
Sociale Actie 2005- 2008
4,50
15
4.2
Versterken maatschappelijke deelname en positie van jongeren “De jeugd heeft de toekomst.” Dat geldt ook in Overijssel. Elke jongere moet zich kunnen ontwikkelen tot iemand die zelfstandig en volwaardig kan deelnemen aan de samenleving. Op landelijk niveau is de Operatie Jong bezig, waarbij het kabinet een integrale agenda opstelt voor alle jeugdigen van 0 tot 23 jaar, met extra nadruk op risicogroepen zoals allochtone jongeren. Gemeenten hebben hun integrale en preventieve jeugdbeleid ontwikkeld of zijn daar mee bezig. Ook de provincie zet in op een integrale benadering. We leggen verbanden tussen bijvoorbeeld cultuureducatie, preventief jeugdbeleid, aanpak jeugdwerkloosheid (via het MEUP, Meerjarig Economisch Uitvoerings Perspectief), integratiebeleid, veiligheid en jeugdzorg.
Kaart 1
Percentage 0 -14 jarigen per gemeente, 1-1-2004
0 - 14 jaar (%) 18.1 - 18.7 18.7 - 19.3 19.3 - 20 20 - 2 0.4 20.4 - 21.5
Noordwest-Overijssel Noordoost-Overijssel
Netwer kstad Zwolle-Kampen
Noordoost-Twente
Salland
Deventer-Bathmen
Zuidwest-Twente
Netwer kstad Twente
In kaart 1 geven wij per gebied weer het aandeel jongeren in Overijssel. Hierop is te zien in welke gebieden en gemeenten relatief veel jongeren woonachtig zijn en daarmee is bekend welke gemeenten qua jongeren relatief over- of ondervertegenwoordigd zijn.
16
Sociale Actie 2005- 2008
Het programma Versterken van de maatschappelijke deelname en positie van jongeren
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
1.
Sluitende keten jeugdbeleid-jeugdzorg.
• Wegwerken van de wachtlijsten in de jeugdzorg. • Uitvoering geven aan onze wettelijke rol, taak en verantwoordelijkheid vanuit de Wet Jeugdzorg met inzet van Bureau Jeugdzorg. • Zorgdragen voor eenduidige en transparante cliëntroutes in de jeugdzorg. • Bijdragen aan een goede aansluiting van de jeugdzorg met achterliggende voorzieningen zoals maatschappelijke opvang (zwerfjongeren) en GGZ. • Mede-ontwikkelen van een nieuwe vraaggestuurde aanpak van zorg en preventie. • Stimuleren van Bureau Jeugdzorg tot deelname aan zorgstructuren onderwijs. • Afspraken maken met gemeenten over een afgestemde en gezamenlijke aanpak van jeugdzorgbeleid en preventief jeugdbeleid. • Stimuleren van een samenhangende aanpak vanuit welzijn, sport en onderwijs.
2.
Bevorderen veiligheid jeugd.
• Ondersteunen netwerkaanpak risicogroepen. • Flexibel en tijdig inspelen op gesignaleerde problemen. • Stimuleren van de uitvoering van projectvoorstellen die bijdragen aan het bevorderen van de jeugdveiligheid en leiden tot minder jeugdcriminaliteit. • Stimuleren van de totstandkoming van afspraken met gemeenten en partners in strafrechtsketen, jeugdzorg en veiligheid. • Stimuleren van de samenwerking AMK met initiatieven huiselijk geweld.
3.
Volwaardige deelname van jeugdigen aan de samenleving en het voorkómen van uitval.
• Bijdragen aan het verminderen van schooluitval en voortijdig schoolverlaten door bij te dragen aan het versterken van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. • Belemmeringen wegnemen en goede voorwaarden scheppen voor het ontwikkelen van werkgelegenheid met extra aandacht voor de jeugdwerkloosheid. • Het stimuleren van activiteiten die jeugdparticipatie en zelfontplooiing vergroten. • Bijdragen aan voldoende huisvestingsmogelijkheden voor jongeren. • Bijdragen aan een toename van huisvesting, opvang en zorg voor zwerfjongeren in het bijzonder. • Ondersteunen van het sociaal-cultureel jongerenwerk en vrijwilligerswerk via de provinciale steunfuncties en belangenorganisaties.
De inzet van provincial e steuninstellingen en belangenorganisaties vindt plaats binnen de beschikbaar gestelde middelen van de organisatie.
Sociale Actie 2005- 2008
17
Figuur 3 Leefbaarheid wordt door een veelheid van zaken bepaald. Wenselijke is een set van valide indicatoren als maatstaf voor een gebiedsspecifiek ‘vitaliteitsprofiel ’, die zoveel mogelijk aansluit bij de provinciale beleidsinspanningen. Dit wordt ons inziens een belangrijk actiepunt. Als aanzet treft u onderstaande figuur aan. Een indicatie voor de sociaal - economische positie van de gebieden in de vorm van het aantal niet -werkende werkzoekenden uitgesplitst naar leeftijd. Hiermee wordt bijvoorbeeld de mate waarin jongeren participeren op de arbeidsmarkt zichtbaar en is een relevant gegeven voor de verhouding onderwijs -arbeidsmarkt en in h et bijzonder voor de aanpak van jeugdwerkloosheid.
Aantal niet- werkende werkzoekenden uitgesplitst naar leeftijd, Overijssel (1-1-2003) jonger dan 23
23 jaar e.o.
totaal
210
1.140
1.350
15,6
30
250
270
11 ,1
Noordwest -Overijssel
240
1.390
1.620
14,8
Zwolle
330
3.170
3.500
9,4
Kampen
150
1.150
1.300
11,5
Netwerkstad Zwolle-Kampen
480
4.320
4.800
10,0
Hardenberg
Steenwijkerland Zwartewaterland
% NWW < 23 jr.
170
1.250
1.420
12,0
Ommen
30
280
310
9,7
Dalfsen
30
380
410
7,3
Staphorst
20
160
170
11,8
250
2.070
2.310
10,8
Raalte
40
580
620
6,5
Olst- Wijhe
30
260
280
10,7
Salland
70
840
900
7,8
Deventer
350
3.010
3.360
10,4
Bathmen
10
70
70
14,3
Deventer-Bathmen
360
3.080
3.430
10,5
Oldenzaal
100
910
1.010
9,9
Losser
40
530
570
7,0
Dinkelland
30
380
410
7,3
Noordoost -Overijssel
Tubbergen
30
270
300
10,0
Noordoost -Twente
200
2.090
2.290
8,7
Enschede
560
6.150
6.720
8,3
Almelo
360
3.790
4.150
8,7
Hengelo
290
3.330
3.620
8,0
20
490
510
3,9
Borne Netwerkstad Twente
1.230
13.760
15.000
8,2
T wenterand
120
820
940
12,8
Hellendoorn
70
620
690
10,1
Rijssen -Holten
60
520
580
10,3
Hof van Twente
50
720
760
6,6
Wierden
40
400
430
9,3
Haaksbergen Zuidwest -Twente
Totaal
30
520
550
5,5
370
3.600
3.950
9,4
3.190
31.110
34.310
Afgerond o p tientallen. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan in de randtotalen. Bron: Centrum voor Werk en Inkomen (CWI).
18
Sociale Actie 2005- 2008
9,3
4.3
Langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en ggzcliënten De keten wonen-zorg-welzijn is één van de topprioriteiten in het provinciaal sociaal beleid. Vergrijzing en extramuralisering en vermaatschappelijking van de zorg leiden namelijk tot een grote vraag naar aangepaste, levensloopbestendige (zorg)woningen. Met zorgwoningen alleen zijn we er niet. Ook de toegankelijkheid van het zorgaanbod is belangrijk, net als veiligheid en de nabijheid van winkels en voorzieningen. Dat alles draagt bij aan het langer zelfstandig kunnen wonen van ouderen, gehandicapten en/of ggz-cliënten. Allochtone ouderen en dak- en thuislozen vormen bijzondere doelgroepen. De mantelzorg speelt overigens een cruciale rol bij zolang mogelijk zelfstandig wonen. In de voorgenomen wetgeving van de rijksoverheid (Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning) krijgen de gemeenten een belangrijke rol toebedeeld bij de zorg. De provincie kan daarbij helpen met kennis, innovaties en ondersteuning bij de uitvoering. Bij langer zelfstandig wonen is er natuurlijk een relatie met ons volkshuisvestingsbeleid. In gemeentelijke woonvisies moet de samenhang tussen sociaal, economisch en ruimtelijk tot uitdrukking komen. Samenwerking tussen gemeenten, cliëntenorganisaties, woningcorporaties en zorgverzekeraars is in de keten wonen-zorg-welzijn van groot belang. De provincie zal die samenwerking waar mogelijk stimuleren en steunen. Kaart 2
Percentage 65 plussers, 1-1-200 4
Noordwest-Overijssel
65 plussers (%) 12.5 - 13.0 13.0 - 13.5 13.5 - 14.0 14.0 - 14.5 14.5 - 15.0
Noo rdo ost-O verijssel
Netwerkstad Zw olle-Kampen
Noordoost-Twente
Salland
Deven ter-Bath men Netwerkstad Twente
Zuid west-Tw ente
In kaart 2 geven wij per gebied weer het aandeel ouderen in Overijssel. Hierop is te zien in welke gebieden en gemeenten relatief veel ouderen woonachtig zijn en daarmee is bekend welke gemeenten qua ouderen relatief over- en ondervertegenwoordigd zijn. Het programma Versterken van langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en ggz -cliënten (de keten wonen-zorg -welzijn)
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
1.
• Toetsen van gemeentelijke woonvisies op ouderenhuisvesting en huisvesting voor gehandicapten. • Ontwikkelen van een stimuleringsregeling waarmee gemeenten worden ondersteund om de aansluiting en samenhang zorg en welzijn te versterken.
Bijdragen aan voldoende woningen voor ouderen en zorgvragers.
Sociale Actie 2005- 2008
19
• Stimuleren/subsidiëren ICT en domotica. • Ontwikkelen innovatieve oplossingen (o.a. woon-zorgcomplexen, zorgboerderijen). 2.
Bijdragen aan voldoende en bereikbare zorgvoorzieningen voor ouderen en zorgvragers.
• Adviseren over spreiding en bundeling van voorzieningen. • Initiatieven ontwikkelen tot vernieuwing van de zorg, zoals zorgposten-plus. • Bijdragen aan de bereikbaarheid door openbaar vervoer via het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan.
3.
Bijdragen aan het vergroten van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van ouderen en gehandicapten.
• Ontwikkelen van een programma Zorg en technologie/ICT. • Bijdragen aan een goede informatievoorziening. • Initiëren en ondersteunen/subsidiëren van aansprekende projecten. • Bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe vormen van dienstverlening. • Stimuleren van experimenten met inzet en bijdrage van (allochtone) ouderen aan onderwijs, evenementen, toerisme e.d. • Stimuleren van een efficiënt en effectief zorgvragersbeleid.
4.
Bijdragen aan een stevig fundament van en voor mantelzorgers en vrijwilligers.
• Bijdragen aan meer samenhang en afstemming tussen programma’s mantelzorg, zorgvragers, vrijwilligers en wonen-zorg-welzijn. • Stimuleren van steuninstellingen om bij te dragen aan een stevig fundament. • Bevorderen samenwerking tussen ouderenorganisaties, vrouwen- en vrijwilligersorganisaties. • Bijdragen aan de versterking en vernieuwing van het vrijwilligerswerk. • Instandhouden en verder uitbouwen van Digitale Vrijwilligers Portal.
De inzet van provinciale steuninstel lingen en belangenorganisaties vindt plaats binnen de beschikbaar gestelde middelen van de organisatie.
4.4
Een sociaal en vitaal platteland Op het platteland is een geleidelijke, maar ingrijpende ontwikkeling gaande. De voedselproductie maakt steeds meer plaats voor wonen, werken, natuur en recreatie. Het platteland zal hierdoor sterk veranderen, zowel in ruimtelijke, economische als sociaal-culturele zin. Vitalisering van het platteland is niet alleen nodig omdat allerlei voorzieningen uit de kernen verdwijnen. Er ontstaat namelijk ook een nieuwe vraag naar bepaalde vormen van dienstverlening op het gebied van bijvoorbeeld toerisme, zorg, en gezondheid. Het beschikbaar en bereikbaar houden van basisvoorzieningen in het landelijk gebied (waaronder openbaar vervoer) is belangrijk voor de leefbaarheid. Een gebiedsgerichte benadering moet zorgen voor de afstemming tussen stad en ommeland. De provincie heeft daarom samen met gemeenten en waterschappen gebiedsteams en bestuurlijke gebiedsoverleggen ingesteld. Bij de reconstructie van het landelijk gebied heeft de provincie nadrukkelijk ook de leefbaarheid als belangrijk thema opgenomen in het uitvoeringsprogramma. In de komende beleidsperiode willen we nieuwe ontwikkelingen op gang brengen en projecten subsidiëren die de sociale vitaliteit versterken.
20
Sociale Actie 2005- 2008
Het programma Sociaal en vitaal platteland
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
1.
Bijdragen aan het instandhouden en versterken van de basisvoorzieningen op het platteland.
• Stimuleren van gebundelde functies zoals bij Kulturhusen, dorpshuizen plus en zorgposten plus o.a. via (co)financiering via Vitaliteitsregeling kleine kernen en Kulturhusen. • Gemeenten ondersteuning bieden bij de bundeling door middel van de inzet van provinciale steunfuncties. • Gemeenten stimuleren tot een toename van de combinatie van diensten of functies (bijvoorbeeld vervoersdiensten of hergebruik vrijkomende agrarische bebouwing).
2.
Bijdragen aan het behouden van sociale cohesie en vitaliteit.
• Inzetten steuninstellingen en belangenorganisaties in het gebiedsgericht werken om de betrokkenheid van de burgers te vergroten. • Ondersteunen van initiatieven van bewoners in het kader van gebiedsgericht werken. • Ondersteunen bij het opstellen van gebiedsgerichte sociale rapportages en agenda’s. • Stimuleren van gemeenten bij de ontwikkeling van woonplannen om de spreiding van voorzieningen te bevorderen. • Stimuleren van de versterking en vernieuwing van het vrijwilligerswerk. • Stimuleren van de uitvoering van projecten die bijdragen aan de versterking (streek)identiteit.
3.
Bijdragen aan de structuurversterking niet-agrarische bedrijvigheid.
• Stimuleren van Rood-voor-rood en hergebruik van Vrijkomende Agragrische Bebouwing (VAB’s) en gemeenten stimuleren tot de ontwikkeling van bedrijvigheidsplannen. • Mogelijkheden bieden om te experimenteren met alternatieve economische dragers en maatschappelijke diensten (o.a. zorg, welzijn). • Stimuleren en aanjagen van de ontwikkelen van kleinschalige vormen, bijvoorbeeld van zorg en dagbesteding.
4.
Stimuleren van een goede samenhang tussen de stedelijke infrastructuur en die van het platteland.
• Via gebiedsgericht werken de uitvoering van de sociale pijler versterken. • Zoveel als mogelijk afsluiten van meerjarige programma-afspraken met de Overijsselse gemeenten. • Via GGW bevorderen van regionale afstemming in voorzieningenaanbod, bijvoorbeeld bij de (jeugd)zorg en het cultuuraanbod. • Bevorderen van de bereikbaarheid van gespecialiseerde stedelijke voorzieningen vanuit de regio’s.
De inzet van provinciale steuninstellingen en belangenorganisaties vindt plaats binnen de beschikbaar gestelde middelen van de organisatie.
Intermezzo: de dwarsverbanden Een effectief plan voor Sociale Actie kan niet zonder een samenhangende aanpak op het ruimtelijk, economisch en veiligheidsterrein. Voor het omgekeerde geldt hetzelfde. We willen ons beleid binnen de verschillende domeinen zoveel mogelijk op elkaar laten aansluiten en elkaar laten versterken. Zo zetten we kunst en cultuur in als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkeling. We vinden het
Sociale Actie 2005- 2008
21
belangrijk dat kunst en cultuur de inrichting van de ruimte mede bepalen. Dat kunst en cultuur van invloed zijn op bestemmingsplannen, streekplannen, bedrijvigheidsplannen en woonvisies.
Het MEUP in samenhang met de programma’s Goede sociale en culturele infrastructuur en Versterken deelname en positie jongeren Kunst en cultuur dragen door hun creativiteit en originaliteit bij aan de ontwikkeling van de economie. Ze maken deel uit van de voorwaarden voor een goed vestigingsklimaat. Kenmerkende culturele voorzieningen, het behoud van cultureel erfgoed en het levendig houden van het verhaal van de streek dragen bij aan een interessant aanbod in recreatie en toerisme. Cultuur is een groeiende bedrijfstak die werkgelegenheid biedt en relaties onderhoudt met de opleidingen in Overijssel Deelname aan het arbeidsproces is voor mensen met een handicap en ggz-cliënten van groot belang, maar niet vanzelfsprekend. In ons arbeidsmarktbeleid besteden we aandacht aan bijzondere doelgroepen. Ook aan de jeugd, want de jeugdwerkloosheid is een punt van zorg. In ons beleid jeugdzorg en het beleid maatschappelijke ontwikkeling en integratiebeleid sluiten we aan bij het onderwijsbeleid om schooluitval of voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Cultuureducatie vormt een wezenlijk onderdeel van het primair en voortgezet onderwijs.
Veiligheid in samenhang met het programma Versterken deelname en positie jongeren De veiligheid in Overijssel wordt bevorderd door de aandacht die daaraan wordt gegeven bij de jeugdzorg en de maatschappelijke opvang en verslavingszorg. Veiligheid voor vrouwen van allochtone afkomst is een speerpunt binnen ons integratiebeleid.
Bereikbaarheid en mobiliteit in samenhang met de programma’s Langer zelfstandig wonen van ouderen, gehandicapten en GGZ-cliënten, Versterken deelname en positie jongeren en Sociaal en vitaal platteland Bereikbaarheid en mobiliteit zijn erg belangrijk voor een leefbare stad en platteland. Dat geldt in het bijzonder voor doelgroepen als ouderen, zorgvragers en schoolgaande jeugd. Wij houden daar rekening mee in ons vervoersbeleid. Als ouderen en jongeren willen blijven wonen op het platteland dan moet er vervoer zijn, maar ook woningen. Aangepast en levensloopbestendig bouwen heeft de aandacht in ons volkshuisvestingsbeleid.
Landbouw in samenhang met de programma’s Goede sociale en culturele infrastructuur en Sociaal en vitaal platteland Niet alleen groen en ruimte op het platteland zijn belangrijk voor de leefkwaliteit van mensen. Het behoud en de vernieuwing van welzijns- en culturele voorzieningen op het platteland dragen bij aan de vitaliteit en scheppen mogelijkheden voor nieuwe economische dragers. Op plaatsen waar de landbouw inkrimpt komen zorgboerderijen, Kulturhusen en nieuwe dienstverlenende bedrijven. We stimuleren de ontwikkeling van ICT, bijvoorbeeld in de zorg en in de bibliotheken en daarmee ook de bedrijvigheid en het maatschappelijk ondernemerschap in stad en platteland. In ons beleid voor maatschappelijke ontwikkeling wordt de relatie gelegd tussen werk en privé. Er worden projecten ontwikkeld om het combineren van zorgtaken en werk buitenshuis beter mogelijk te maken.
22
Sociale Actie 2005- 2008
5
Uitvoering
Ons sociale en culturele beleid wordt voor het grootste deel met behulp van subsidies aan externe partners uitgevoerd. Er is een breed scala aan uitvoerende organisaties die middelen ontvangen variërend van kleine stimuleringssubsidies tot omvangrijke meerjarige uitvoeringsbudgetten. Wij willen de bestaande wijze van subsidieverlening heroverwegen om de volgende redenen: • betere beheersing van onze juridische en financiële risico’s; • slagvaardiger kunnen handelen en komen tot een toename van de effectiviteit van ons beleid; • betere afstemming tussen ons beleid, de inzet van de middelen en het maatschappelijk resultaat; • zakelijke afspraken met de nadruk op prestaties en resultaatafspraken; • duidelijke positiebepaling ten aanzien van alle subsidieontvangers; • eenduidigheid en waar mogelijk vermindering van de administratieve inspanningen bij subsidieverlening. We hebben ons daarom het volgende voorgenomen.
Projectenbudgetten Onze projectenbudgetten willen we vooral inzetten voor thematische projecten en programma’s. Deze zullen telkens voor een bepaalde periode gericht zijn op enkele thema’s of speerpunten uit de nota Sociale Actie. Daarop kan worden ingeschreven door (clusters van) provinciale instellingen, maar afhankelijk van het onderwerp wellicht ook door commerciële bedrijven, gemeenten en anderen. Meerjarige projecten hebben de voorkeur, maar voorkomen moet worden dat de budgetten zo snel uitgeput raken dat er op een bepaald moment niet meer ingespeeld kan worden op de actualiteit.
Provinciale steunfuncties en uitvoeringsorganisaties De provincie is gebaat bij het functioneren van een aantal provinciale instellingen op het terrein van cultuur, zorg, jeugdzorg, integratie en maatschappelijke ontwikkeling (vrijwilligerswerk, sport, jeugd en jongeren) die een belangrijk deel van ons beleid uitvoeren. Zij bouwen en onderhouden een Overijssels netwerk met lokale en regionale partners op de verschillende deelterreinen. Met deze instellingen zullen meerjarige prestatieafspraken gemaakt worden. De in deze nota genoemde inzet van steuninstellingen en belangenorganisaties vindt plaats binnen de bestaande door de provincie beschik baar gestelde middelen. Toch zal er geen sprake zijn van een vanzelfsprekend voortbestaan van de huidige infrastructuur van steun- en uitvoeringsorganisaties in de huidige omvang. Wij willen onze subsidies dáár kunnen inzetten waar het meeste resultaat of effect behaald wordt. Dat is niet automatisch bij de instellingen waar wij een vaste relatie mee hebben. Een deel van de vaste (historische) subsidies zal worden toegevoegd aan de projectenbudgetten binnen de verschillende deelterreinen. Hoe groot dat deel per instelling is, zal onder meer afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van alternatieve instellingen of bedrijven voor de uitvoering van het provinciale beleid. Er moet rekening gehouden worden met een vermindering van 10% tot 25% van de huidige vaste subsidies. De bepaling van de hoogte van het percentage per instelling zal plaatsvinden aan de hand van een daartoe ontwikkeld toetsingskader. De besluitvorming vindt plaats bij het vaststellen van de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s en het Beleidskader Jeugdzorg.
Sociale Actie 2005- 2008
23
Meer efficiëntie Naast de flexibilisering van de subsidies bestaat er op deelterreinen van het sociale en culturele beleid aanleiding om tot meer efficiënte werkwijzen of vormen van samenwerking te komen. Waar sprake is van versnippering, overlap of niet meer op de nieuwe beleidsdoelstellingen toegesneden werkwijzen, gaat dat ten koste van de door ons nagestreefde effectiviteit en herkenbaarheid. Voornemens om te bevorderen dat instellingen en organisaties waar mogelijk efficiënter gaan werken worden in de sectorale katernen verder uitgewerkt.
Sturing en ontbureaucratisering Om onze voornemens tot deregulering en ontbureaucratisering kracht bij te zetten zullen de voorwaarden voor subsidies aan kleinere instellingen veel minder sturend zijn. De subsidies zullen voor een langere termijn (planperiode) worden vastgesteld. Sommige kleine instellingen krijgen een subsidie als erkenning van de waarde van hun activiteiten. Daar zullen verdere inhoudelijke eisen zelfs ontbreken. Vaak ontbreekt voldoende professionele capaciteit om aan een gedetailleerde resultaatverantwoording te kunnen voldoen. Net als voor de grotere steuninstellingen wordt ook hiervoor een toetsingskader ontwikkeld om per instelling het sturingsmodel vast te stellen. Overigens zullen wij ons inspannen om de regels voor subsidieaanvragen duidelijker en makkelijker te maken. Door de verdere ontwikkeling van ons digitale subsidieloket zal het gebruiksgemak steeds groter worden.
Gemeenten als partner Gemeenten zijn onze belangrijkste partners voor de uitvoering van ons sociale en culturele beleid. Hoe ook de formele verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden ligt, wij willen ons inzetten voor een versterking van de onderlinge samenwerking. Daarbij gaan wij ervan uit dat in het sociale domein de gemeenten, binnen de kaders van ons eigen beleid, voor een belangrijk deel richtinggevend zullen zijn voor de uitvoering. Wij zullen onze beleidsspeerpunten waar mogelijk koppelen aan gemeentelijke prioriteiten en maatwerk leveren. We houden daarbij rekening met de verschillen in grootte tussen gemeenten en met de uiteenlopende ontwikkelingen in de diverse regio’s. Onze provinciale middelen willen we waar mogelijk koppelen aan de gemeentelijke inzet, wanneer dat de beoogde effecten dichterbij brengt. Dat kan in de vorm van convenanten, arrangementen, cofinanciering en gezamenlijke (gebiedsgerichte) programma’s.
Integraal werken door gebiedsgericht te werken Per 1 mei 2004 zijn we provinciebreed met gebiedsgericht werken begonnen. Gebiedsgericht werken betekent een andere manier van werken om tot betere en snellere realisatie van het provinciaal beleid te komen. Met gebiedsgericht werken wordt beoogd: sneller signaleren en effectiever handelen, zodat de uitvoering van beleid sneller van de grond komt. Samen kunnen we meer, sneller en beter veranderingen tot stand brengen! Gebiedsgericht werken vraagt een intensievere samenwerking en een open, constructieve houding van iedereen die er bij betrokken is. Bovenlokale vraagstukken en problemen kunnen beter te lijf worden gegaan wanneer de provincie met gemeenten en maatschappelijke organisaties en burgers gebiedsgewijs de handen ineenslaan. Door een interactieve invalshoek te kiezen komen we tot een gezamenlijke sociale agenda, waarin de provincie haar beleidsspeerpunten kan inbrengen en waarin de gemeenten en maatschappelijke organisaties en burgers hun prioriteiten kunnen aangeven. Met het Interprovinaal overleg (IPO) en de conclusies van de Commissie Simons pleiten wij voor een sterke wisselwerking tussen provincie en gemeenten. Wij denken daarbij aan een horizontale relatie, op basis van partnerschap, daar waar gemeente overstijgende zaken aan de orde zijn. De ontwikkeling in de verhouding tussen provincie en gemeenten is minder een van opleggen en meer een van complementair en samen beleid vormgeven en uitvoeren.
24
Sociale Actie 2005- 2008
6
Financiën
In de voorgaande hoofdstukken hebben we aangegeven wat we willen bereiken met het sociale en cultuurbeleid de komende 4 jaren. Hieronder hebben wij uitgewerkt welke middelen we daarvoor willen inzetten. De middelen zijn onderverdeeld naar de onderscheiden beleidsterreinen en in programma- en personeelsgebonden kosten. Verder wordt inzichtelijk gemaakt hoe de inzet van middelen tussen de beleidsterreinen zich onderling verhoudt en de verhouding tussen bijdragen van derden en autonome middelen. De onderstaande cijfers zijn gebaseerd op de begroting 2004 en de meerjarenraming (meest actuele stand incl. Takendiscussie, Perspectiefnota en te verwachten rijksbijdragen; excl. Actiefonds). De besluitvorming door Provinciale Staten met betrekking tot Perspectiefnota en Takendiscussie op 23 juni 2004 is hierin nog niet meegenomen, omdat op dit moment nog niet helder is hoe de dekking van de hierdoor beschikbaar komende middelen zal worden ingevuld. Dit wordt nog uitgewerkt. Het budget voor onderwijs is niet meegenomen in de overzichten (betreft € 90.000,-programmabudget en € 150.000,-- personeelskosten per jaar). De inzet van deze middelen wordt hoofdzakelijk aangestuurd vanuit de programmalijn ‘Economie als motor’ (MEUP). Aangezien de meerjarenraming maar beschikbaar is tot en met 2007, kan geen doorkijk voor de gehele looptijd van de nota, dus tot en met 2008, worden gegeven. De verdeling van de personeelsgebonden kosten over de katernen is een momentopname. Deze zal jaarlijks worden geactualiseerd. Het totale aandeel van de inzet van middelen voor de nota Sociale Actie op de totale begroting van de provincie is ongeveer 26%. x € 1.000 ,-2004
2005
2006
2007
Totaal
programma
personeel
programma
personeel
programma
personeel
programma
personeel
Jeugdzorg
51.778
740
49.347
691
49.842
682
50.174
671
203.925
Kunst en
24.679
909
20.957
849
19.490
837
19.136
825
87 .682
Zorg
4.978
703
3.517
657
3.442
647
3.082
638
17.664
Maatsch.
5.528
641
5.156
599
4.566
590
4.049
577
21.706
1.711
74
1.666
70
1.646
69
1.346
68
6.650
88.674
3.067
80.643
2.866
78.986
2.825
77.787
2.779
337.627
c ultuur
ontwikkeling Integratie Totaal
Toelichting op bovenstaande cijfers: • jeugdzorg: de beschikbare middelen in 2004 zijn incidenteel hoger i.v.m. onttrekking aan de reserve en extra middelen voor de wachtlijstbestrijding. Vanaf 2005 is een verhoging van de rijksbijdrage geraamd; • cultuur: in 2004 en 2005 zullen de laatste middelen voor de podiumaccommodaties tot besteding komen en is het budget daarvoor uitgeput. Het programmageld in 2004 is inclusief de eenmalige bijdrage voor het cultuurfonds monumenten;
Sociale Actie 2005- 2008
25
• zorg: de beschikbare middelen voor 2004 zijn incidenteel hoger in verband met de onttrekking aan de reserve ouderenzorg. In 2005 lopen de incidentele middelen vanuit de IJsselmijgelden terug en in 2006 helemaal af; • maatschappelijke ontwikkeling: in 2004 en 2005 zijn incidenteel extra middelen beschikbaar voor Kulturhusen en Vitaliteit kleine kernen. De Stimuleringsregeling breedtesport (extra rijksmiddelen) loopt in 2005 terug en in 2006 af. Figuur 4
Bijdrage derden en autonoom geld per katern (20042007, x € 1.000) 250000 200000 150000 100000 50000 0
autonoom
Zorg
Maatsch. ontwikkeling
Jeugdzorg
Integratiebeleid
Cultuur
bijdrage derden
Figuur 5
Verhouding tussen de katernen (totaal 2004-2007)
Cultuur Integratiebeleid Jeugdzorg Maatsch. ontwikkeling Zorg
26
Sociale Actie 2005- 2008
Sociale Actie 2005- 2008
27
28
Sociale Actie 2005- 2008
7
Katern Jeugdzorg
Jeugdzorg is er voor kinderen tot 18 jaar met ernstige opgroei- en opvoedproblemen. Die problemen moeten vroeg gesignaleerd worden. Jeugdzorg moet zo toegankelijk mogelijk en zo snel als mogelijk beschikbaar zijn en het liefst dicht bij huis. Kinderen met problemen moeten als het even kan niet in een langdurig en kostbaar hulptraject belanden. In Overijssel lopen circa 50.000 kinderen kans op het ontwikkelen van problemen. De vraag naar jeugdzorg neemt toe: het aantal aanmeldingen bij het Bureau Jeugdzorg is in 2003 ten opzichte van 2002 met 40% gestegen. Er zijn specifieke doelgroepen die extra aandacht nodig hebben: zwerfjongeren, allochtone jongeren, voortijdig schoolverlaters en jeugdigen die in hun veiligheid worden bedreigd. Uit landelijke cijfers blijkt dat het aandeel allochtonen in de eindstations van de jeugdhulpverlening sneller stijgt dan in de vrij toegankelijke zorg. Groeiende wachtlijsten vormen het grootste knelpunt in de jeugdzorg. Daarom scherpen wij voor de periode 2005-2008 ons beleid ter bestrijding van de wachtlijsten verder aan. Naast het geven van financiële impulsen werken wij aan onorthodoxe maatregelen zoals de introductie van Eigen Kracht Conferenties en Echt Recht Conferenties, inzet van jeugdzorgboerderijen voor wachtlijstkinderen en dreigende schooluitvallers, crisisaanpak, intensivering van Hulp-aan-Huisprogramma’s en pleegzorg, introductie van gezinscoaching. Met gemeenten maken we bestuurlijke afspraken in een Convenant Jeugdbeleid-Jeugdzorg 20052008. Rode draad in ons jeugdzorgbeleid is een grotere effectiviteit en doelmatigheid, met als resultaat méér kinderen binnen hetzelfde budget helpen. Absolute prioriteit heeft de aanpak van de wachtlijsten voor de zorg bij kindermishandeling. Jeugd en veiligheid is een thema binnen het provinciaal veiligheids- en integratiebeleid. Er ligt een sterke relatie tussen jeugdzorg en jeugd en veiligheid. De jeugdzorg kan een bijdrage leveren aan het voorkomen en aanpakken van jeugdcriminaliteit. Wij zoeken samenwerking met partners om een sluitende veiligheidsketen te realiseren. Wij doen dit naast onze wettelijke jeugdzorgtaken.
Terugblik 2001-2004 Provinciale Staten hebben in 1999 in het Plan Jeugdhulpverlening 2000-2003, vooruitlopend op de invoering van de Wet op de Jeugdzorg, besloten tot een juridisch onafhankelijke Bureau Jeugdzorg. Dit besluit heeft de ontwikkelingen jeugdzorg in Overijssel in een stroomversnelling gebracht. De Wet op de Jeugdzorg heeft vergaande gevolgen voor de inrichting van het stelsel van jeugdzorg. In de periode 2001-2004 hebben wij met alle partners in een implementatietraject gewerkt volgens het principe ‘als ware de wet in werking’. De invoering van de wet was beoogd per 1-1-2003. De speerpunten van ons jeugdzorgbeleid waren, in lijn met intenties van de wet, gericht op het ontwikkelen van een vraaggestuurde inrichting van het stelsel van jeugdzorg en op het ontwikkelen van samenhang tussen het preventief jeugdbeleid en de jeugdzorg. In 2001 is formeel het onafhankelijk Bureau Jeugdzorg opgericht. In lijn met de eisen van de wet is een gestructureerd overleg tussen provincie en gemeenten over de lokale inzet van Bureau Jeugdzorg ontwikkeld. De jeugdzorgaanbieders werken aan een vraaggericht aanbod, waarbij de cliënt centraal staat. Eind 2001 bleken de wachtlijsten voor de toegang tot de jeugdzorg explosief te groeien. Vanaf dat jaar hebben wij beleid gevoerd ter bestrijding van de wachtlijsten in de jeugdzorg. Het college heeft in haar Onderhandelingsakkoord 2003-2007 autonome middelen beschikbaar gesteld om de acute nood van de wachtlijsten te lenigen. Op 1 januari 2005 treedt de nieuwe Wet op de Jeugdzorg in werking. Het volledig doorvoeren van de wet duurt nog een aantal jaren en vraagt de nodige inspanningen van alle partners.
Sociale Actie 2005- 2008
29
De uitwerking van de programma’s De rol van de provincie Op het gebied van jeugdzorg is de belangrijkste rol van de provincie die van (mede) regisseur, financier en aanjager van vernieuwingen.
Goede sociale en culturele infrastructuur Per 1 januari 2005 is de provincie verantwoordelijk voor een adequate spreiding van herkenbare, bereikbare en laagdrempelige toegang tot de jeugdzorg en voor een genoegzaam jeugdzorgaanbod. Met gemeenten in Overijssel bestaan afspraken over de bereikbaarheid en beschikbaarheid van het BJZ. Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), de jeugdbescherming (voogdij) en de jeugdreclassering zijn vanaf 2005 onderdeel van de jeugdzorg. Kinderen met een indicatiebesluit hebben recht op jeugdzorg. Deze zorg wordt verleend door drie grote instellingen. Twee daarvan hebben een eigen regio als werkgebied (Twente en IJssel Vecht). De derde voorziening richt zich op de hele provincie en dient als achtervang voor moeilijke doelgroepen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een solide sociale infrastructuur rondom het gezin. In de komende Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning worden gemeentelijke functies -geschakeld aan de jeugdzorg- verankerd. Gemeenten en provincie hebben aanvullende regieverantwoordelijkheid voor een naadloze aansluiting tussen lokaal jeugdbeleid en provinciaal jeugdzorgbeleid. Daar waar de regieverantwoordelijkheden elkaar raken, werken zowel lokale als provinciale instellingen. Ons beleid richt zich op het versterken van de inhoudelijke samenwerking tussen partijen. Bestuurders van provincie en gemeenten hebben medio 2004 besloten meerjarige afspraken te maken over die samenwerking in een Convenant Jeugdbeleid-Jeugdzorg 2005-2008 onder de titel “Van afstemming naar Samenwerking”. Andere belangrijke partners waarmee wij onze relaties willen verstevigen zijn de AWBZ zorgkantoren, de jeugd GGZ en de justitiële Jeugdinrichtingen.
Het programma S ociale en culturele infrastructuur uitgewerkt in doelen en acties voor jeugdzorg
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
Efficiënt werkende infrastructuur van jeugdzorginstellingen waardoor de wachtlijsten in de jeugdzorg kunnen worden weggewerkt.
• Uitvoeren Wet Jeugdzorg o.a. via ondersteuning van Bureau Jeugdzorg. • Zorgdragen voor een evenwichtige spreiding van jeugdzorgvoorzieningen. • Ondersteunen van jeugdzorgboerderijen op het platteland. • Stimuleren en versterken van de samenwerking tussen gemeenten en provincie en stad en platteland. • Herijken van het overlegmodel. • Verschepen consultatie en sturing van uitvoerende instellingen. • Bevorderen transparantie in de financiering.
Versterken maatschappelijke deelname en positie van jongeren Kinderen en jongeren moeten tijdig en goed ondersteund worden in hun ontwikkeling. Voor jeugdigen met ernstige opvoed- en opgroeiproblemen geldt dit des te meer. Keer op keer toont onderzoek aan dat ernstige of hardnekkige problemen van jongeren vaak een lange voorgeschiedenis kennen. Op verschillende momenten in de levensloop zijn er dan al voortekenen geweest dat het de verkeerde kant op dreigde te gaan. Goede signalering, tijdige en samenhangende hulp en een goede overdracht van informatie dragen bij aan het voorkomen van uitval, ontsporing en
30
Sociale Actie 2005- 2008
criminaliteit. Spijbelen kan een voorbode zijn tot schooluitval en leidt niet zelden tot de eerste stappen op het criminele pad. Verstoringen in de ontwikkeling of opvoedsituatie moeten beter en sneller worden opgemerkt. Er is een sluitende keten van signaleren, beoordelen en interveniëren nodig. Kenmerken van een sluitende keten: zo kort mogelijke doorlooptijden (tijd tussen signalering, beoordeling en interventie) geen of acceptabele wachttijden en geen onnodige verwijzingen. In de praktijk is een scala aan instellingen betrokken bij de eerste signalen van problemen. De signalen zijn vaak bij meerdere instanties bekend, echter zonder dat instanties dit van elkaar weten. Wij zijn voorstander van afspraken over coördinatie vroegsignalering bij instellingen die de grootste groep bereiken. 0-4 jarigen – jeugdgezondheidszorg; 4-12 jarigen – primair onderwijs; 12-18 jarigen – voortgezet onderwijs. Voor specifieke groepen is de leeftijdsgrens van de jeugdzorg (18 jaar) geforceerd. De Rekenkamer heeft bijvoorbeeld ten aanzien van het vraagstuk van zwerfjongeren gemeld dat de overgang van jeugdzorg naar volwassenzorg problemen veroorzaakt. Daarom hanteren wij voor bijzondere groepen de grens van 23 jaar. Coördinatie van de zorg voorkomt dat gezinnen waar problemen zich opstapelen met een stoet aan hulpverleners te maken krijgen. De functie van gezinscoach is hierin essentieel. BJZ wordt wettelijk de verantwoordelijke instelling voor de toewijzing van een ‘gezinscoach’. Zij ziet er op toe dat deze functie vervuld wordt, hetzij door een voorziening op lokaal niveau, hetzij op indicatie door een jeugdzorgaanbieder. De gemeente Enschede heeft gezinscoaching ingebracht in het kader van het grotestedenbeleid. Wij willen de expertise die hier wordt opgebouwd graag meenemen in de beleidsontwikkeling. Het is de taak van Bureau Jeugdzorg om consultatie en deskundigheidsbevordering te leveren aan professionals, licht ambulante hulp te verlenen uit oogpunt van klantvriendelijkheid en deel te nemen aan of op afroep beschikbaar te zijn voor zorgstructuren/netwerken. Wij zijn betrokken bij de aanpak Voortijdig schoolverlaten in de regio IJssel-Vecht. Deze aanpak willen wij, indien gewenst ook introduceren in de regio Twente. Vanaf 2005 valt de jeugdbescherming (ondertoezichtstelling, voogdij en gezinsvoogdij) onder Bureau Jeugdzorg. Zij heeft daarmee de taak tot het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen. De jeugdreclassering valt vanaf 2005 ook onder de verantwoordelijkheid van Bureau Jeugdzorg. Het doel van jeugdreclassering is een criminele carrière bij jongeren van 12-18 jaar te voorkomen en terug te dringen. Intensieve trajectbegeleiding (ITB) door de jeugdreclassering richt zich op de harde-kernjongeren (meerdere keren voor ernstig strafbaar feit in aanraking geweest met justitie). Deze veelplegers worden steeds vaker door de rechter in een justitiële jeugdinrichting geplaatst. Wij zijn voorstander van meer ITB-trajecten voor deze jongeren omdat vooral resocialisatieproblemen hierdoor voorkomen worden en omdat de hulp in de thuissituatie plaatsvindt. We pleiten ook voor plaatsing van de jeugdige in de eigen provincie (regionale circuitvorming). Wij bevorderen Echt Recht Conferenties. Deze helpen jongeren die een delict hebben gepleegd in de thuisomgeving. Bureau Jeugdzorg neemt zoveel mogelijk deel aan zorgstructuren binnen het onderwijs om dreigende schooluitval te signaleren en aan te pakken. Voor de opvang en begeleiding van voortijdig en dreigende schooluitvallers willen we jeugdzorgboerderijen gaan inzetten. Ons jeugd- en veiligheidsbeleid willen we langs deze lijnen vormgeven.
Het programma Versterken maatschappelijk deelname en positie van jongeren uitgewerkt in doelen en acties voor jeugdzorg
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
1.
• Ontwikkelen en onderhouden van regionale samenwerkingsnetwerken. • Ontwikkelen van eigen-kracht-conferenties. • Ondersteuning van projecten als gezinscoach. • Uitvoering geven aan de bestuurlijke afspraken in het Convenant JeugdzorgJeugdbeleid.
Een sluitende keten jeugdbeleid-jeugdzorg.
Sociale Actie 2005- 2008
31
• Samenwerking stimuleren tussen instellingen. • Bevorderen verbeterplannen van instellingen t.b.v. kwaliteit en structuur. • Draagvlak realiseren voor vraaggerichte en gebundelde informatievoorziening over de grenzen van instellingen heen. 2.
Verminderen van de uitval van jongeren.
• Ondersteunen van projecten die een toename van jeugdcriminaliteit voorkomen (Echt Recht Conferenties) • In overleg met partners in de strafrechtketen alternatieven ontwikkelen voor justitiële plaatsing. • Ondersteunen van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling ter vermindering van kindermishandeling. • Ondersteunen van de aanpak Voorkomen Voortijdige Schooluitval en verbreding naar de gehele provincie.
Een sociaal en vitaal platteland Voor een sociaal vitaal platteland is bereikbaarheid en beschikbaarheid van jeugdzorgvoorzieningen van belang. Sinds 2000 werken wij in werkgebieden, met de stad als trekker voor het ommeland, aan een evenwichtige spreiding. Ook de kleinere plattelandsgemeenten hebben afspraken met het BJZ over de lokale inzet in bijvoorbeeld zorgstructuren en lokale netwerken. In het gestructureerd overleg tussen provincie en gemeenten laten de kleinere gemeenten zich vertegenwoordigen door de steden. De positie van de plattelandsgemeenten in dit overleg verdient nadere aandacht. Dat geldt ook voor de bestuurlijke afspraken in het Convenant.
Het programma Sociaal en v itaal platteland uitgewerkt in doelen en acties voor jeugdzorg
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
Een goede toegang tot en bereikbaarheid van de jeugdzorg voor het platteland.
• Stimuleren en sturen op een evenwichtige spreiding van beschikbare jeugdzorglocaties en aanbod. • Specifieke aandacht voor plattelandsgemeenten in het Convenant JeugdbeleidJeugdzorg ten aanzien van de bereikbaarheid van voorzieningen.
De uitvoering Wij verwachten veel van doelmatigheidsverbeteringen in de structuur van het jeugdzorgstelsel. Samen met gemeenten willen wij kijken naar situaties waar winst geboekt kan worden aan de voorkant van het jeugdzorgstelsel. Wij streven naar een Innovatieagenda met gemeenten. De agenda is ondersteunend aan het jeugdzorg-jeugdbeleid en prioriteert de vraagstukken die aangepakt moeten worden. Onderwerpen van de innovatieagenda moeten voldoen aan criteria als: effect op de wachtlijsten, doelmatigheid: snelle, korte en tijdige hulp dicht bij huis, samenwerking en afspraken. Daarnaast oriënteren wij ons als financier en regisseur van het jeugdzorgaanbod op beleidsmaatregelen die de efficiency en effectiviteit verbeteren en die op de lange termijn een gunstig effect op de wachtlijstontwikkeling hebben. Daadkracht en flexibiliteit zijn daarbij essentieel. Wij oriënteren ons op de volgende beleidsmaatregelen: financieringssystematiek als sturingselement, flexibilisering
32
Sociale Actie 2005- 2008
van de budgetsubsidies in de jeugdzorg per 2007 en zo mogelijk eerder, beperkte introductie van persoonsgebonden budgetten (cliënt bepaalt wat en waar hij inkoopt), benchmarking op kostprijzen/efficiency en effectiviteit, benchmarking op cliënttevredenheid. Verder is winst te boeken door meer doelmatige en effectieve vertegenwoordiging van provinciale jeugdzorg (aanbieders + Bureau Jeugdzorg) in lokale netwerken.
Financiën x € 1.000,-Jeugdzorg
2004 bijdrage
2005 autonoom
derden Goede sociale en
bijdrage
2006 autonoom
derden
bijdrage
2007 autonoom
derden
bijdrage
autonoom
derden
250
c ulturele infrastructuur Versterken maat -
50.709
819
49.231
116
49.726
116
50.058
116
50.959
819
49.231
116
49.726
116
50.058
116
schappelijke deelname en pos itie van jongeren Totaal
2004
Het totale jaarbudget voor jeugdzorg in 2004 van € 52.778.000,-- komt voor een bedrag van € 50.959.000,-- voor uit de doeluitkering voor de jeugdhulpverlening van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Aan dit bedrag is uit de autonome middelen een bedrag van € 819.000,-- toegevoegd. Deze middelen worden met name ingezet voor de wachtlijstbestrijding. 2005 tot en met 200 8
Door een incidentele doeluitkering in 2004 van ruim € 2.000.000,-- valt de doeluitkering in 2005 lager uit. Overigens stijgt de structurele doeluitkering in verband met het bestrijden van de wachtlijsten ten opzichte van 2004. Te weten in 2005 € 367.000,--, in 2006 met € 867.000,-- en vanaf 2007 met € 1.198.000,--. In onderstaande ramingen zijn de extra inkomsten in verband met het overhevelen van taken aan de provincie nog niet opgenomen. Het betreft de bijdragen op grond van de AWBZ en van het Ministerie van Justitie, alsmede de verwachte wijziging in de doeluitkering op grond van overdacht van jeugdzorgtaken door Gelderland aan Overijssel.
Sociale Actie 2005- 2008
33
34
Sociale Actie 2005- 2008
8
Katern Kunst en cultuur
Het kunst- en cultuurbeleid 2005-2008 is gebaseerd op de thema’s van de nota Sociale Actie 2005-2008 en de prioriteiten in het collegeakkoord 2003-2007 (geïnspireerd door Cultuur en Intermezzo). De uitgangspunten voor het kunst- en cultuurbeleid zijn: het vergroten van het cultuurbereik en cultuureducatie; het behouden, versterken en uitdragen van kunst en cultuur; het ruimte geven aan de ontwikkeling, samenhang en spreiding van kunst en cultuur en het waarborgen van kwaliteit In de uitwerking van het beleid krijgen ook de prioriteiten uit het Cultuurprofiel Oost-Nederland 2005-2008 (Wilde bloemen: Het boeket) een plaats. De prioriteiten zijn: een krachtige wisselwerking tussen cultuur, landschap en ruimtelijke inrichting; festivals verbinden, verbreden en vernieuwen tot culturele belevenis; culturele infrastructuur in stad en platteland en ten slotte het versterken van de productie en presentatie in het middensegment (de middelgrote culturele instellingen waar productie, presentatie en publiek samenkomen en die het cement vormen tussen de basis van de culturele infrastructuur en de topinste llingen) Een levendig cultureel klimaat vormt een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit en het innovatieve vermogen van onze samenleving. Kunst en cultuur geven kleur aan het leven, inspireren en confronteren. In steden, stadswijken en dorpen draagt kunst en cultuur bij aan de leefbaarheid en de sociale netwerken. Het culturele klimaat in steden en regio’s is een vestigingsvoorwaarde voor bedrijven. Kunst en cultuur bestaan uit theater, dans, muziek, opera, beeldende kunst en vormgeving, mode, film, fotografie, nieuwe media, literatuur en architectuur en cultureel erfgoed zoals monumenten, archeologie, musea, streekgeschiedenis, streektaal en informatie en media, zoals bibliotheken, archieven, radio en televisie. Het kunst- en cultuurbeleid kent geen afgebakende taakverdeling tussen Rijk, provincies en steden. Wel zijn er accentverschillen. Het Rijk financiert de instellingen van (inter)nationaal belang, zoals de rijksmusea, landelijke fondsen of de Nationale Reisopera. Ook ondersteunt het Rijk landelijk en regionaal werkzame instellingen waarover afspraken met de andere overheden worden gemaakt. De gemeenten zijn eerstverantwoordelijke voor de accommodaties op hun grondgebied. Ze zijn ook verantwoordelijk voor de culturele initiatieven en instellingen binnen de gemeente. De provincies financieren mee aan instellingen die ook rijkssubsidie ontvangen en die vooral werkzaam zijn in de regio en in bijzondere lokale initiatieven die ‘boven de macht van de gemeente gaan’. Daarnaast financiert de provincie ‘steunfuncties’. Dat zijn expertise-instellingen en uitvoeringsorganisaties die lokale initiatieven bijstaan en zorgen voor de uitwisseling van kennis en activiteiten binnen de provincie. Rijk, provincies en gemeenten hebben afgesproken gezamenlijk verantwoordelijk te zijn voor kunst en cultuur in Nederland. Elke vier jaar worden hierover afspraken gemaakt: Cultuurconvenant Oost-Nederland: afspraken tussen Rijk en Oost-Nederland over cofinanciering van instellingen en de taakverdeling in cultuurbeleid; Provinciaal programma Cultuurbereik: de provinciale invulling van het Actieplan Cultuurbereik (inclusief Cultuureducatie) zoals opgesteld door IPO, VNG en OCW en overige afspraken zoals vastgelegd in Mediawet, Archiefwet, Wet op het specifieke cultuurbeleid; Monumentenwet en zoals verwoord in convenanten en bestuurlijke overeenkomsten.
Terugblik 2001-2004 Het Cultuurbeleid 2001-2004 werd vastgelegd in de nota Vreemd eten. Met die nota zijn wij meer aandacht gaan besteden aan de maatschappelijke dimensie van culturele instellingen en activiteiten.
Sociale Actie 2005- 2008
35
Wij hebben ingezet op het belang van hedendaagse en historische cultuur bij de inrichting van de ruimte en de aandacht gecontinueerd voor de ontwikkeling van cultuur. Vreemd eten bevatte ook een programma voor de oprichting van Kulturhusen en de ver- en nieuwbouw van culturele accommodaties. De grote lijnen zullen in de periode 2005-2008 niet rigoureus veranderen. Wél scherpen we het beleid aan en voeren we de ingezette veranderingen door. Dat houdt in: meer aandacht voor bereik en educatie, meer integratie tussen cultuur en ruimte en meer aandacht voor ontwikkeling en spreiding van kunst en cultuur. De uitvoering van het beleid wordt transparanter. De investeringen in culturele accommodaties eindigen eind 2005.
De uitwerking van de programma’s De rol van de provincie Op het vlak van cultuur heeft de provincie een rol als financier van voorzieningen. Maar we zorgen ook voor vernieuwing en bereik. We ondersteunen gemeenten en stellen samen met partners verschillende cultuurprogramma’s op.
Goede sociale en culturele infrastructuur Een goede culturele infrastructuur draagt bij aan de kwaliteit van de samenleving en het welzijn van de inwoners. Goed gespreide voorzieningen zoals bibliotheken, podia, kulturhusen, tentoonstellingsruimten, musea, filmhuizen en centra voor cultuureducatie vervullen een belangrijke ontmoetingsfunctie voor de lokale bevolking. Goed gespreide voorzieningen dragen bij aan de vitaliteit en leefbaarheid van stad en platteland en het eigen karakter van de regio. Veel (jonge) kunstenaars nemen sociale netwerken en processen als onderwerp van hun werk en organiseren projecten met deelname van het publiek. Het belang van kunst en cultuur voor sociale samenhang ligt met nadruk op cultuurbereik, het verbeteren van de toegankelijkheid en de amateurkunst. Veel culturele instellingen en activiteiten zijn grotendeels afhankelijk van de inzet van vrijwilligers. Het aantal betaalde banen is beperkt, ID- en WIW-banen verdwijnen. Vrijwilligers maken het mogelijk om de culturele infrastructuur in stad en platteland overeind te houden. Daarom is het belangrijk dat het provinciale vrijwilligersbeleid zich inzet voor kunst en cultuur en steunfuncties zich inzetten voor professionalisering van instellingen het verbeteren van de deskundigheid van het personeel. De culturele infrastructuur in de stad en op het platteland bestaat uit de volgende sectoren. Bibliotheken en archieven
We zetten de herstructurering van bibliotheken voort. Bibliotheken leveren een onmisbare bijdrage in het vergroten van het cultuurbereik. De basisbibliotheken in Overijssel kenmerken zich door de nadruk op vier onderdelen: de traditionele informatiefunctie, de digitale en virtuele bibliotheek, de plek voor ontmoetingen/de culturele bibliotheek en de samenwerking tussen de bibliotheek en het onderwijs. Wij streven naar een goed gespreid netwerk van moderne bibliotheken in de provincie, in samenhang met Kulturhusen en andere (culturele) instellingen. De omroep
De regionale omroep brengt het verhaal van Overijssel in alle huiskamers. Actualiteiten, geschiedenis, sport, cultuur en tal van andere Overijsselse onderwerpen worden herkenbaar en toegankelijk gemaakt voor de inwoners. Wij streven naar een goede kwaliteit van de programmering. Monumentenzorg en archeologie
Om de vele monumenten boven en onder de grond die de provincie rijk is, beter toegankelijk te maken voor de inwoners van Overijssel zetten wij steeds meer in op publieksbereik en educatie. Naar verwachting worden de wijziging in de Monumentenwet in 2006 ingevoerd (incl. ‘Malta ’). Met deze wijziging verandert de taak van de provincie. Deze taak vullen wij in nauw overleg met de steunfuncties in. We richten ons op culturele planologie, het versterken van het publieksbereik en meer educatie over het erfgoed van Overijssel en de inzet van amateurs in de archeologie.
36
Sociale Actie 2005- 2008
Musea
Musea en oudheidkamers geven een beeld van de lokale, regionale of landelijke kunst en geschiedenis. De vele kleine musea in Overijssel zijn afhankelijk van de provinciale tweedelijnshulp om hun collecties goed te beheren en op een boeiende manier aan het publiek te tonen. Met uitzondering van het Rijksmuseum Twenthe en de twee provinciale musea vallen de musea onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten of zijn volledig zelfstandig. Wij dragen bij aan de tweedelijnshulp en zetten de kwaliteitsverbetering voort en stimuleren en begeleiden samenwerking, educatie en bereik. Samenwerking tussen de musea in Overijssel geeft kansen voor een beter gebruik van het totaal aan collecties. Een goed overzicht van de gezamenlijke collecties verbetert de mogelijkheden tot educatie en het vergroten van het publieksbereik. Beeldende kunst en vormgeving
Beeldende kunst en vormgeving zijn onmisbaar bij de inrichting van de openbare ruimte en het verbeelden van het verhaal van Overijssel. Wij stimuleren en ondersteunen de gemeenten in Overijssel bij het integreren van beeldende kunst en vormgeving in de ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Daarvoor zoeken wij samenwerking met de steunfuncties. In lijn met het Cultuurprofiel Oost-Nederland kiezen we voor meerjarige ondersteuning van het middensegment in de beeldende kunst. Wij maken in het Uitvoeringsprogramma 2005 een keuze voor een aantal instellingen om meerjarige afspraken mee te maken. Het gaat om instellingen die een functie hebben voor pas afgestudeerde kunstenaars. Ontwikkeling en samenwerking zijn in dit middensegment uitgangspunt. De Hogeschool voor de Kunsten Oost-Nederland (ArtEZ) speelt hierbij een belangrijke rol. Streekt aal
In Overijssel wordt het Nedersaksisch gesproken. Het is waardevol om deze taal en de kennis over deze taal te behouden. Wij vinden het belangrijk dat de instellingen die zich bezighouden met het behoud van en de educatie over streektaal samenwerken met elkaar en met het onderwijs in Overijssel. Podiumkunsten en film
De podia in Overijssel zijn de locaties waar publiek geniet van cultuur en elkaar ontmoet. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de accommodaties en de basisprogrammering. De provincie is verantwoordelijk voor de spreiding, afstemming, uitwisseling en de kwaliteit. Overijssel kent tal van kleine en grote podia. In het belang van een goede programmering in de hele provincie ontwikkelen we een podiumplan. Het doel daarvan is het stimuleren en begeleiden van de middelgrote en kleine podia in publieksbereik, educatie, samenwerking, bijzondere programmering, projecten en het verkrijgen van aanvullende financiële middelen. Bij het ontwikkelen van het podiumplan werken we samen met de provincie Gelderland. De grote producenten in Overijssel zoals het Orkest van het Oosten en de Nationale Reisopera krijgen vooral rijkssubsidie. Voor de komende beleidsperiode maken wij goede afspraken met het Rijk en de steden. Wij willen daarbij net als in de beeldende kunst, vooral inzetten op het middensegment: de middelgrote instellingen en het jeugdtheater. Deze middelgrote instellingen vormen een onmisbaar netwerk tussen de HBO-opleidingen als ArtEZ en de amateurkunst en de grote professionele gezelschappen en podia. Met het Uitvoeringsprogramma 2005 kiezen wij voor een aantal middelgrote producenten en productiehuizen/werkplaatsen met wie wij meerjarige afspraken maken over presentatie, samenwerking, educatie en bereik. Festivals
Voor de inwoners van Overijssel zijn festivals een laagdrempelige toegang tot kunst en cultuur. Festivals zijn in de zomer hét cultuuraanbod voor inwoners en toeristen en dragen bij aan de levendigheid van stad en platteland. In festivals worden verschillende kunstvormen, amateur- en professionele kunst gecombineerd en ontstaan nieuwe projecten waarmee nieuwe publieksgroepen worden bereikt. Alleen sterke festivals leveren een bijdrage aan de profilering van onze provincie. Daarom zetten wij, binnen het festivalbudget, in op de onderste uning van enkele festivals waarmee wij meerjarige afspraken maken.
Sociale Actie 2005- 2008
37
Het programma Sociale en culturele infrastructuur uitgewerkt in doelen en acties binnen k unst en cultuur
Provinciale doelen
Provinciale acties/inzet
1.
Bijdragen aan het instandhouden van de culturele infrastructuur in stad en platteland.
• Stimuleren van spreiding en samenwerking culturele voorzieningen. • Ondersteunen vrijwilligers. • Inzet steunfuncties.
2.
Een goed gespreid netwerk van moderne bibliotheken en instandhouding van een provinciale bibliotheekcentrale.
• Voortzetting herstructurering bibliotheken. • Bevorderen van de samenwerking bibliotheken met andere sectoren.
3.
Toegankelijk maken van monumenten en erfgoed.
• Meer aandacht voor culturele planologie, het versterken van het publieksbereik en aandacht vergroten voor educatie over erfgoed en archeologie.
4.
Bijdragen aan een goede museale collectie en versterken van het publieksbereik.
• Kwaliteitsverbetering en stimuleren en begeleiden van samenwerking.
5.
Beeldende kunst en vormgeving als onderdeel van de inrichting van de openbare ruimte .
• Gemeenten stimuleren tot het integreren van beeldende kunst in ruimtelijke plannen. • Meerjarig ondersteunen van het middensegment in de beeldende kunst die een functie hebben voor pas afgestudeerde kunstenaars.
6.
Stimuleren en begeleiden van middelgrote en kleine podia in publieksbereik, educatie, samenwerking, bijzondere programmering, projecten en het verkrijgen van aanvullende financiële middelen.
• Ontwikkeling en uitvoering van het podiumplan in samenwerking met de provincie Gelderland.
7.
Met festivals bijdragen aan de profilering van de provincie.
• (C o)financieren enkele meerjarige festivals.
Versterken maatschappelijke deelname en positie van jongeren In 2005-2008 doen wij weer mee met het actieplan cultuurbereik. Het actieplan werken wij uit in een provinciaal programma. Deelname maakt het mogelijk om culturele instellingen en initiatieven te faciliteren in het bereiken van meer publiek en meer mensen te laten deelnemen aan culturele activiteiten. Wij geven hierbij prioriteit aan de doelgroep jeugd en jongeren. Wij richten ons met cultuurbereik op alle cultuurdisciplines in Overijssel. Wij gaan meer samenwerken met gemeenten en gaan nog meer dan voorheen kleine projecten via gemeenten, uitvoeringsorganisaties of grotere instellingen bundelen. Op die manier willen we samenhang, spreiding en kwaliteit bevorderen. Met Kunst op School zorgen wij ervoor dat het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs in Overijssel kan beschikken over culturele activiteiten en lespakketten van goede kwaliteit. Cultuur & School, het programma samen met de rijksoverheid, wordt voortgezet binnen het actieprogramma cultuurbereik. Wij zetten cultuurbereik voor een groot deel in om de binnen- en buitenschoolse cultuureducatie een impuls te geven. Hierdoor kunnen kinderen, jongeren en ook volwassenen genieten en leren van kunst en cultuur. Wij vinden het belangrijk dat ook leerlingen van het VMBO kennismaken met kunst en cultuur. Wij blijven extra aandacht besteden aan educatieve projecten over het Overijsselse erfgoed. Met instellingen die door de provincie worden gefinancierd worden afspraken gemaakt over hun inzet voor het bereiken van de doelstellingen van cultuureducatie. De deelname aan kunst en cultuur door jeugd en jongeren is van belang voor de scholing en ontwikkeling. Dat vraagt een continuering van de samenwerking tussen het jeugd- en het cultuurbeleid. Voor cultuureducatie (met nadruk op het
38
Sociale Actie 2005- 2008
primair onderwijs en VMBO) is samenwerking met onderwijs een voorwaarde. Via het onderwijs bereiken wij alle leerlingen, dus ook die jeugd die van huis uit niet met cultuur in aanraking komt.
Het programma Versterken van de maatschappelijke deelname en positie van jongeren uitgewerkt in doelen en acties binnen k unst en cultuur
Provinciale doelen
Provinciale acties/inzet
Vergroten publieksbereik cultuur en cultuureducatie en deelname aan culturele activiteiten met name door jeugd en jongeren.
• Via actieprogramma cultuurbereik faciliteren van culturele instellingen en initiatieven. • Via actieprogramma extra impuls binnen- en buitenschoolse cultuureducatie. • Vergroten van de samenwerking met gemeenten. • Bundelen van kleine projecten. • Voortzetting van Kunst op School voor het primair en voortgezet onderwijs.
Een sociaal en vitaal platteland Het provinciale cultuurbeleid richt zich op de culturele infrastructuur in de stad en zeker ook op het platteland. Streektaal, bibliotheken, kleine podia, straattheater en cultureel erfgoed (musea, monumenten en archeologie) zijn sectoren die bijdragen aan een vitaal platteland. Wij vinden het belangrijk dat er samenhang is tussen de culturele instellingen en activiteiten in de provincie. Een grote instelling in de stad kan in een circuit samenwerken met kleinere instellingen in het landelijke gebied. De steunfuncties spelen in het stimuleren daarvan een belangrijke rol. Veel inwoners van Overijssel doen individueel of in verenigingsverband aan amateurkunst. Amateurkunst vormt de basis van de culturele infrastructuur. Kenmerkend aspect in Overijssel is de voorkeur voor muziek, zang en opera. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van de verenigingen en de voorzieningen die verenigingen nodig hebben zoals oefenruimtes. Ook is de gemeente verantwoordelijk voor de ondersteuning van de lokale amateurkunstbeoefening. Wij kiezen voor de ondersteuning, kwaliteitsverbetering en het stimuleren van samenhang en spreiding van de amateurkunst en semi-professionele kunst in alle cultuursectoren. Naast de steunfunctietaken amateurkunst schrijven wij een programma uit voor projecten amateurkunst. Hierin begrepen zijn koorbegeleidingen, regioprojecten, amateurkunst jeugd en culturele minderheden. Daarnaast steunen wij een aantal amateurkunstinitiatieven meerjarig. De selectie maken wij met het uitvoeringsprogramma 2005. Voor de ontwikkeling in de amateurkunst en de samenwerking met professionele kunst hebben wij het voornemen om een subsidiebudget culturele ontwikkeling in het leven te roepen. Met instellingen die door de provincie worden gefinancierd worden afspraken gemaakt over hun inzet voor het bereiken van de doelstellingen van amateurkunst.
Het programma S ociaal en vitaal platteland uitgewerkt in doelen en acties binnen kunst en cultuur
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
Komen tot een kwalitatief, samenhangend en gespreid pallet aan amateurkunst en semiprofessionele kunst in alle cultuursecto ren.
• Stimuleren van de instandhouding van streektaal, bibliotheekvoorzieningen, kleine podia, straattheater en cultureel erfgoed. • Afspraken maken met gemeenten over samenwerking van grote instellingen in de stad met kleinere instellingen in het landelijk gebied.
Sociale Actie 2005- 2008
39
• Ondersteunen van de amateurkunst met prioriteit voor koorbegeleidingen, regioprojecten, amateurkunst jeugd en culturele minderheden. • Stimuleren van culturele ontwikkeling middels het formuleren van een nieuwe stimuleringsregeling.
De dwarsverbanden Cultuur en Fysiek We willen kunst en cultuur inzetten als inspiratiebron voor de ruimtelijke ontwikkeling van onze provincie. Dat geldt voor historische kunst en cultuur, maar zeker ook voor hedendaagse vormgeving. Kunst en cultuur kunnen bij de inrichting van de ruimte van invloed zijn op bestemmingsplannen, streekplannen en woonvisies. Tegen de achte rgrond van de Nota Ruimte ontwikkelt de provincie Overijssel een eigen instrumentarium en visie om het belang van cultuurhistorie en de kwaliteit van de vormgeving van de ruimte een plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Dat is de randvoorwaarde voor het bewerkstelligen van een krachtige wisselwerking tussen cultuur, landschap en ruimtelijke inrichting in de provincie Overijssel. Om aan de culturele voorwaarde te voldoen ondersteunen wij de komst van een (Oost-Nederlands) kennisplatform. In dit platform werken het onderwijs, onderzoeksinstellingen en organisaties op het terrein van cultuurhistorie, beeldende kunst, vormgeving en ruimtelijke ordening samen in de benadering van de economische en fysieke sector, educatie en publieksvoorlichting.
Cultuur en Economie Cultuur economiseert steeds meer door de toenemende nadruk op de combinatie van creativiteit en ondernemerschap. Binnen cultuur worden nieuwe combinaties van profit en non-profit uitgeprobeerd en steeds meer relaties gelegd met andere sectoren in de samenleving, van jongerenwerk tot technologische ontwikkeling. Economie heeft behoefte aan groei en ontwikkeling. Innovatie, ondernemen, goed onderwijs en een aantrekkelijke provincie zijn voorwaarden. Kunst en cultuur dragen door hun creativiteit, kwaliteit en originaliteit bij aan de ontwikkeling van de economie. Culturele voorzieningen van goede kwaliteit maken deel uit van de voorwaarden voor een goed vestigingsklimaat. Cultuur verbeeldt de identiteit en de geschiedenis van de provincie. Kenmerkende culturele voorzieningen, het behoud van cultureel erfgoed en het levendig houden van het verhaal van de streek dragen bij aan een interessant aanbod in recreatie en toerisme en een aantrekkelijke provincie. Cultuur is een groeiende bedrijfstak die werkgelegenheid biedt en relaties onderhoudt met de opleidingen in Overijssel. Overijssel heeft vijf academies en conservatoria en de jonge mensen die zij jaarlijks afleveren, leveren een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving. Het stimuleren van de culturele bedrijvigheid zoals vormgeving en design draagt bij aan het versterken van innovatie en het stimuleren van een belevingseconomie. Deze verbindingen tussen cultuur en economie zullen we verder uitwerken in een programma. Daarnaast zetten we ons de komende vier jaar, conform het cultuurprofiel Oost-Nederland, meer in op het middensegment in de cultuur. De middelgrote instellingen en initiatieven bundelen en versterken de culturele bedrijvigheid, stimuleren de werkgelegenheid en zijn een inspiratiebron voor jonge kunstenaars.
40
Sociale Actie 2005- 2008
De uitvoering Van projectsubsidies naar meerjarige afspraken 2005-2008 Wij gaan het aantal kleine projectsubsidies verminderen en kiezen vaker voor meerjarige subsidiëring van instellingen, initiatieven en programma’s. In het Uitvoeringsprogramma Cultuur 2005 kiezen wij voor een beperkt aantal culturele instellingen en initiatieven die naar onze mening een goede bijdrage kunnen leveren aan onze doelen. Die keuze wordt gebaseerd op de inhoudelijke adviezen van de afgelopen jaren, de verantwoording over de werkzaamheden door betrokken instellingen en de uitgangspunten zoals opgenomen in dit katern. Daarnaast kunnen instellingen inschrijven of ‘offreren’ op onderdelen van ons uitvoeringsprogramma. Dat leidt tot een nieuwe selectie van de meerjarig gesubsidieerde en budgetgesubsidieerde culturele instellingen voor de periode 2005-2008. Méér meerjarige relaties betekent dat de omvang van de projectsubsidiebudgetten drastisch afneemt. Dit betreft de projectsubsidies 2001-2004 voor cultuurbehoud, monumenten, amateurkunst, (semi-professionele) podiumkunsten en festivals, beeldende kunst en vormgeving. In de komende periode blijven projectsubsidies mogelijk binnen het actieplan cultuurbereik en cultuureducatie. Daarnaast willen wij na toedeling van de overige budgetten over meerjarige afspraken het restant onderbrengen in een nieuwe projectsubsidieregeling culturele ontwikkeling. Uit deze regeling kunnen jaarlijks een (zeer) beperkt aantal projecten worden ondersteund die bijdragen aan een nieuwe samenwerking, samenhang en ontwikkeling in de kunst en cultuur van Overijssel.
Naar één adviescommissie Minder projectsubsidies, meer langlopende subsidie- en programma-afspraken, vereenvoudiging van de uitvoering, nadruk op samenhang in cultuur en culturele ontwikkeling: deze veranderingen vragen een andere adviesstructuur. Wij voegen de adviescommissies cultuurbereik, amateurkunst, podiumkunsten en beeldende kunst en vormgeving samen. Er komt een adviescommissie met een vaste kern en een aantal leden op oproepbasis. De adviescommissie adviseert over de projectsubsidies cultuurbereik en de projectsubsidies culturele ontwikkeling. De adviescommissie krijgt ook tot taak om in 2007 alle meerjarige gesubsidieerden en vaste partners te beoordelen voor de besluitvorming van 2009-2012.
Gemeenten en Oost-Nederland Wij zullen gemeenten stimuleren en ondersteunen bij het ontwikkelen van meer activiteiten voor de kleinere podia en amateurkunst. Met behulp van het Actieprogramma C ultuurbereik 2005-2008 willen wij met maximaal vijf kleinere gemeenten experimenteren met arrangementen: afspraken voor een gezamenlijke gemeentelijke en provinciale inzet kunst en cultuur voor vier jaar. Waar mogelijk werken wij in de uitvoering van ons beleid 2005-2008 samen met de provincie Gelderland. In het Uitvoeringsprogramma Cultuur 2005 komt een overzicht van de inspanningen die wij gezamenlijk gaan oppakken. Dit geldt niet alleen voor de realisering van de speerpunten uit het Cultuurprofiel 2005-2008, maar voor alle onderwerpen en instellingen waarbij de samenwerking winst kan betekenen.
Gebiedsgericht werken In het Uitvoeringsprogramma Cultuur 2005 worden de inspanningen die de provincie op zich neemt uitgewerkt. Per inspanning wordt bekeken of deze baat heeft bij een gebiedsgerichte aanpak. Binnen de afspraken met de vijf steden in Overijssel speelt ook cultuur een rol. De integrale samenwerking krijgt een plaats in de convenanten die met de steden worden gesloten en in het Uitvoeringsprogramma Cultuur 2005.
Sociale Actie 2005- 2008
41
Financiën Van het jaarbudget voor kunst en cultuur is ongeveer een derde bestemd voor de regionale omroep. Dit is een wettelijke taak. Ook de instandhouding van een provinciale bibliotheekcentrale is een wettelijke taak en vraagt relatief meer budget dan de overige steunfuncties cultuur. Verder is een deel van het cultuurbudget gekoppeld aan afspraken met andere overheden of voorwaarde voor het verkrijgen van rijksmiddelen. Met de rijksoverheid en de steden wordt nog gesproken over de verdeling van de extra gelden herstructurering bibliotheken en de gezamenlijke financiering van een aantal afspraken in het Cultuurconvenant Oost-Nederland. Om dezelfde reden zijn de opgenomen rijksbijdrages cultuurbereik en cultuureducatie en beeldende kunst een (nauwkeurige) schatting van de te verwachten inkomsten. In de financiële verdeling over de thema’s zijn de budgetten cultuurbereik en cultuureducatie toegerekend naar het thema jeugd. Onder het thema culturele en sociale infrastructuur zijn budgetten van instellingen opgenomen die ook geheel of gedeeltelijk culturele activiteiten voor jeugd en jongeren organiseren. De thema’s sociale en culturele infrastructuur en vitaliteit platteland zijn in budgettair opzicht niet te splitsen. x € 1 .000 ,-Kunst en cultuur
2004 bijdrage
2005 autonoom
derden 12.211 G oede sociale en
bijdrage
2006 autonoom
derden
bijdrage
2007 autonoom
derden
bijdrage
autonoom
derden
12.468 9.6 46
9.376
9 .196
8.599
9.1 96
8.245
725
1.210
605
1.090
605
1.090
10.371
10.586
9.801
9.689
9.801
9.335
culturele infrastructuur/vitaal platteland Versterken deelname en positie jeugd en jongeren Totaal
42
Sociale Actie 2005- 2008
Sociale Actie 2005- 2008
43
44
Sociale Actie 2005- 2008
9
Katern Zorg
De zorg bestaat uit een groot aantal sectoren zoals de gehandicaptenzorg, de verpleging en verzorging, de geestelijke gezondheidszorg, de curatieve zorg (waaronder de eerste lijnszorg van huisartsen, fysiotherapeuten, verloskundigen, apothekers, enz., de tweedelijnszorg zoals de ziekenhuiszorg en ambulancezorg en revalidatie). Centraal in al deze sectoren staat de zorgvrager met zijn of haar eigen individuele vraag. Deze vraag is vaak breder dan zorg alleen: de zorgvraag strekt zich uit naar terreinen als wonen, werken, welzijn, arbeid en vervoer. Ontwikkelingen als de sterk toenemende vergrijzing, de vermaatschappelijking en extramuralisering en deconcentratie van de zorg leiden tot grote veranderingen in het zorgstelsel. Inmiddels vindt modernisering van de AWBZ plaats door een functiegerichte benadering in het zorgaanbod en de scheiding tussen wonen en zorg. Ook de voorgenomen stelselherziening zoals de mogelijke invoering van een nieuwe Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning plaatst de zorgsector in het middelpunt van de maatschappelijke discussie. Deze discussie gaat uiteindelijk steeds over de beschikbaarheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid van de huidige en toekomstige zorg. In het Onderhandelingsakkoord voor de periode 2003-2007 is op het terrein van het provinciaal zorgbeleid bijzonder gefocust op het bereiken van een beschikbare en toegankelijke eerste - en tweedelijnszorg. “Tijdige beschikbaarheid en voldoende bereikbaarheid van vooral huisartsenzorg staan sterk onder druk. We zien het als onze taak om betrokken partijen te stimuleren om problemen te voorkomen of op te lossen. Daarnaast vervult de provincie een signalerende en agenderende rol waar het gaat om beschikbaarheid en bereikbaarheid van zowel eerste- als tweedelijnszorgvoorzieningen. Oplossingen in de keten wonen-zorg-welzijn hebben daarbij nadrukkelijk de aandacht.” In dit katern worden per programma de acties aangegeven. We streven naar een verdere bundeling van de afzonderlijke onderdelen van ons provinciale zorgbeleid. Verschuivingen in het beleid zijn de herijking van ons zorgvragersbeleid; meer en extra ondersteuning van mantelzorgers en prioriteit voor de programmalijnen maatschappelijke opvang, de eerste - en tweedelijnszorg en de keten wonen-zorg-welzijn. Belangrijk in het zorgbeleid is de bevordering van integrale, vraaggerichte zorg zodat ieder individu zijn eigen keuzes kan maken en er een optimaal zorgaanbod ontstaat.
Terugblik 2001-2004 De provinciale Zorgnota 2001-2004 was een belangrijke stap in de richting van een integraal provinciaal zorgbeleid. Samen met het veld zijn in 2002 integrale regiovisies voor zowel Twente als West-Overijssel opgesteld. De keten wonen en zorg kwam prominent op de agenda te staan. Daardoor konden verschillende woonzorgcomplexen met provinciale subsidie worden opgezet. In heel Overijssel werden zorgboerderijen gerealiseerd en er kwamen méér stageplaatsen in de zorg.
Sociale Actie 2005- 2008
45
De uitwerking van de programma’s De rol van de provincie Op het gebied van zorg ondersteunt de provincie gemeenten. De provincie vervult als het ware de rol van makelaar. Samen met externe partners zoeken we innovatieve oplossingen voor knelpunten. We behartigen belangen en bieden steun aan zorgvragers.
Een goede sociale en culturele infrastructuur Bij een goede sociale en culturele infrastructuur in stad en platteland denken we aan zorg en technologie; eerstelijns- en tweedelijnszorg; ambulancezorg en de sectoren gehandicaptenzorg, verpleging en verzorging en de geestelijke gezondheidszorg. Inzet van technologie, waaronder ICT, kan een bijdrage leveren aan de instandhouding van een goed zorgaanbod dat aansluit op de vraag. ICT kan bovendien een belangrijke rol spelen in de organisatie van ketenzorg. Daarom is de provincie in 2003 gestart met het ontwikkelen van beleid op het gebied van zorg en ICT. In Twente, waar een groot aantal instellingen op dit gebied actief is, heeft de provincie het initiatief genomen om betrokkenen bijeen te brengen om zodoende een gezamenlijk programma zorg en ICT tot stand te brengen. Onder de naam IZIT (Innovatie van Zorg en ICT in Twente) worden samenhangende projecten ontwikkeld en uitgevoerd die erop gericht zijn dat mensen langer zelfstandig kunnen functioneren, informatie beter en sneller uitgewisseld wordt en zorg efficiënter georganiseerd wordt. IZIT heeft tevens een belangrijk effect op de economie. Niet alleen wordt de zorg goedkoper, ook wordt er nieuwe werkgelegenheid gecreëerd en innovatieve ontwikkelingen gestimuleerd. De raakvlakken met het beleidsterrein economie en innovatie zijn dan ook evident. Zorg & ICT past binnen de initiatieven rond Kennisbeleid Oost en het provinciale Breedbandprogramma. De uitvoering van de zeven projecten staat de komende jaren centraal. De concrete resultaten van IZIT zijn gekoppeld aan de Taskforce Zorg en Technologie; een bestuurlijk forum waarin vertegenwoordigers van zorgaanbieders, -verzekeraars, kennisinstellingen, bedrijfsleven en overheden zitting hebben. De Taskforce houdt zich bezig met initiatieven rond zorg en technologie die een belangrijke impuls aan de Twentse economie kunnen geven. De provincie wil de ervaringen en resultaten van IZIT gebruiken om ook in andere delen van Overijssel samenwerking rond zorg en technologie op gang te brengen. Eerstelijns & tweedelijnszorg
De toegankelijkheid en bereikbaarheid van de eerstelijnszorg staat onder druk. Kenmerk van de eerstelijnszorg is dat deze generalistische vorm van zorg midden tussen de mensen plaatsvindt en gericht is op de thuissituatie. Ons doel is dan ook het behoud en het verbeteren van een toegankelijke, bereikbare en beschikbare eerstelijnszorg. Ongeveer éénvijfde van het totale aantal huisartsen in Overijssel is 55 jaar of ouder en de vraag is of hiervoor voldoende nieuwe huisartsen aangetrokken kunnen worden. Gezien de knelpunten op het gebied van de huisartsenzorg heeft de afgelopen periode vooral dit onderdeel van de eerstelijnszorg centraal gestaan. De eerstelijnszorg is echter breder dan alleen de huisartsenzorg. Onderdeel van de eerstelijnszorg zijn ook verloskundigen, tandartsen, fysiotherapeuten, apothekers, wijkverpleegkundigen en kraamverzorgenden. Deze basisvoorzieningen zijn van grote invloed op de beleving van inwoners van een goede leefbaarheid van de omgeving. Op het terrein van de eerstelijnszorg hebben wij als provincie geen formele, wettelijke taak. Onze rol is beperkt tot het stimuleren, faciliteren en ondersteunen van nieuwe ontwikkelingen. Verder kunnen we partijen bijeen brengen en samenwerking stimuleren. Ontwikkelingen in de eerstelijnszorg hebben directe gevolgen voor de tweedelijnszorg, vooral bij de vormgeving van de spoedeisende hulp buiten de reguliere tijden. Veranderingen in de eerstelijnszorg kunnen leiden tot een extra druk op de tweedelijnszorg. Ook een goede aansluiting tussen eerstelijnszorg en tweedelijnszorg is van groot belang, zoals bijvoorbeeld bij de mogelijkheid van thuisbevallen. Voor de tweedelijnsziekenhuiszorg blijven wij streven naar regionale concentratie van high curefuncties (centrumzorg) onder de voorwaarde van daaromheen goed geoutilleerde en voldoende gespreide basisziekenhuizen met voldoende klinische bedden en poliklinische functies.
46
Sociale Actie 2005- 2008
Ambulancezorg
De ambulancezorg moet zó geregeld zijn dat inwoners van Overijssel binnen 15 minuten na melding worden bereikt. Volgens de Wet Ambulancevervoer is de provincie verantwoordelijk voor het vaststellen van de spreidingsplannen. De minister is voornemens deze wet te wijzigen waarbij planning en financiering in één hand wordt gebracht bij de zorgverzekeraars. Definitieve besluitvorming heeft nog niet plaatsgevonden. Ambulancezorg maakt onderdeel uit van de keten van de acute zorg: ambulancezorg, 24-uurs huisartsenzorg en de spoedeisende hulp in (kleine) ziekenhuizen. Wij streven dan ook naar een sluitende keten, met bijzondere aandacht voor het landelijk gebied waar vaak een verschraling van het zorgaanbod plaatsvindt en de toegang tot de acute zorg van groot belang is. De minister van VWS heeft een landelijk spreidingsplan laten opstellen. Dit plan sluit goed aan op onze provinciale spreidingsplannen. Ons streven is dat het landelijke spreidingsplan met de bijbehorende financiering beschikbaar wordt geste ld zodat de spreiding en paraatheid van de ambulancezorg in Overijssel structureel wordt verbeterd. Gehandicaptenzorg, verpleging en verzorging en geestelijke gezondheidszorg
De tweedelijnszorg zoals de gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg voor langdurig zorgafhankelijken en de verpleging en verzorging van in het bijzonder de ouderen heeft de neiging tot schaalvergroting en concentratie. Daarmee komt de spreiding en toegankelijkheid van deze zorgvoorzieningen in gevaar. Zorgvragers worden graag zo dicht mogelijk bij huis geholpen. Wij kunnen dit probleem niet direct oplossen. Wel kunnen we in samenwerking met externe partijen ons inspannen om de spreiding en toegankelijkheid zoveel mogelijk te waarborgen. We kunnen steunen bij het ontwikkelen van innovatieve oplossingen zoals bundeling van voorzieningen als woonzorgcomplexen, woonzorgzones en zorgboerderijen en de toepassing van nieuwe technische mogelijkheden (ICT en domotica). Ook gaan wij het vraagstuk rond de palliatieve zorg in de keten van verpleging en verzorging onderzoeken. Wij zien verder voor ons een signalerende, agenderende en eventueel bemiddelende rol weggelegd bij samenwerkingsproblemen of bij conflicten.
Het programma Sociale en cult urele infrastructuur uitgewerkt in doelen en acties voor zorg
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
1.
Een beter toegankelijk, bereikbaar en beschikbare eerstelijnszorg.
• Bijdragen aan de realisatie van nieuwe woonzorgcomplexen en -zones.
2.
En daarmee een betere aansluiting tussen eerstelijnszorg en tweedelijnszorg.
• Stimuleren en ondersteunen van nieuwe ontwikkelingen. • Stimuleren van meer bundeling van voorzieningen door adequate ondersteuning van randvoorwaarden als ICT, praktijkvoering en seniorenbeleid. • Stimuleren van een betere ketenzorg door toepassing van ICT (Innovatie van Zorg en ICT in Twente = IZIT). • Opstellen en vaststellen van het provinciale spreidingsplan ambulancezorg als onderdeel van de acute zorg.
3.
Regionale concentratie van high curefuncties met daaromheen goed geoutilleerde en voldoende gespreide basisziekenhuizen.
• Lobbyvoering richting de rijksoverheid. • Partijen bijeenbrengen en investeren in netwerkvorming.
4.
Een betere informatievoorziening en uitwisseling, zowel tussen aanbieder en gebruiker als tussen verschillende aanbieders.
• Samenbrengen van partijen en stimuleren van samenwerking.
Sociale Actie 2005- 2008
47
Versterken maatschappelijke deelname en positie van jongeren Een toenemend aantal mensen is in de afgelopen jaren gaan zwerven. Dat heeft verschillende oorzaken, bijvoorbeeld de economische neergang, de stijging van woonlasten, de veranderingen in de geestelijke gezondheidszorg en de to enemende complexiteit van de samenleving. Uiteraard spelen ook persoonlijke oorzaken zoals verslaving, opvoedingsproblemen en psychiatrische problematiek een rol. Het probleem van dak- en thuislozen doet zich vooral in de grotere steden voor en leidt soms tot overlast. Als gevolg van de herziening van het zorgstelsel en de mogelijke invoering van de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning kunnen de problemen voor deze groepen extra toenemen. Het gaat veelal om mensen met een dubbele of driedubbele problematiek zoals verslaving, psychiatrische problemen of een achtergrond van geweld en misbruik. Naar verwachting zullen in deze groep de minderjarige en uitgeprocedeerde asielzoekers alleen maar toenemen. De grote gemeenten in Overijssel, vooral de centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en verslavingszorg (Zwolle, Deventer, Almelo en Enschede) zijn in eerste instantie verantwoordelijkheid en daarmee de eerste partner bij inspanningen op dit vlak. Gelet op het bovenlokale karakter en het niet aan specifieke gemeenten gebonden karakter van veel zwerfproblematiek hebben wij als provincie een verantwoordelijkheid voor regionale en bovenregionale aspecten. Daarnaast hebben wij als planner en financier van de jeugdzorg een bijzondere verantwoordelijkheid voor de minderjarige jongeren en voor de aansluiting tussen het gemeentelijk preventief jeugdbeleid en de volwassenenzorg.
Het programma Versterken maatschappelijk deelname en positie van jongeren uitgewerkt in doelen en acties voor zorg
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
Meer huisvesting en opvangmogelijkheden van aansluitende zorg voor dak- en thuislozen en zwerfjongeren.
• Ondersteunen van de grotere gemeenten en stimuleren van een regionale en bovenregionale aanpak door middel van bevorderen van samenwerking.
Langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en/of ggz-cliënten Nederland vergrijst. Op dit moment is 14% van de bevolking 65 jaar of ouder en in 2040 zal ruim 20% van de bevolking bestaan uit 65-plussers. Daarnaast zal ook het aantal 80-plussers met een zorgbehoefte sterk toenemen. De vergrijzing zal verstrekkende gevolgen hebben op allerlei terreinen en leiden tot een omvangrijke vraag naar aangepaste, levensloopbestendige (zorg)woningen. Ook de extramuralisering en de vermaatschappelijking van de zorg leiden tot een extra vraag naar aangepaste, levensloopbestendige (zorg)woningen. Ook voor dak- en thuislozen zullen voldoende beschermde woonvormen moeten zijn. We hebben een gedeelde verantwoordelijkheid om samen met gemeenten en hulpverleners ervoor te zorgen dat er een sluitende ketenaanpak van openbare en reguliere gezondheidszorg rond dit wonen wordt georganiseerd. Voor Overijssel wordt voorzichtig geschat dat mogelijk een tekort optreedt van 20.000 geschikte levensloopbestendige woningen in 2015. Daarvan zijn er 6.000 nodig voor de extramuralisering van de zorg. Deze opgave willen wij aanpakken mede vanuit ons provinciale woon- en ruimtelijke-ordeningsbeleid zoals neergelegd in de woonvisie en de streekplannen. Zorgvragersbeleid
Het provinciale zorgvragersbeleid heeft als doel de positie van zorgvragers te versterken. Zorgvragers moeten invloed kunnen uitoefenen op het zorgaanbod. Ze moeten keuze hebben en eigen verantwoordelijkheid. Er moet meer aandacht komen voor jonge zorgvragers. In de periode 2005-2008 zal een omvangrijke herijking plaatsvinden van ons provinciale zorgvragersbeleid waarbij gekeken wordt naar het karakter van en de relatie met de afzonderlijke budgetgefinancierde organisaties als het PCP Twente, het PCP Zwolle, SENtrum Ouderenbonden, de Federatie van Ouderverenigingen en Arcon. Verder gaan we functies zoals de ondersteuning, de informatievoorziening en de belangenbehartiging herijken.
48
Sociale Actie 2005- 2008
Mantelzorg
De druk op de mantelzorg is groot en zal in de komende periode toenemen als gevolg van de vergrijzing en de verdergaande vermaatschappelijking van de zorg. Ouderen en mensen met een handicap willen vaak graag zolang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen. Door een groter beroep te doen op het sociale netwerk van de zorgvrager wordt de directe leefomgeving betrokken bij de zorgverlening. Wij willen met ons provinciale zorgbeleid de mantelzorger meer steun bieden. Dat kan door belangenbehartiging, maar ook door te zorgen voor meer samenhang tussen de mantelzorg en het zorgvragersbeleid, het vrijwilligersbeleid en de keten wonen, zorg en maatschappelijke ontwikkeling.
Het programma Langer zelfstandig wonen voor ouderen en gehandicapte mensen en/of ggz -cliënten uitgewerkt in doelen en acties voor zorg
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
1.
Een sluitende ketenaanpak van openbare en reguliere gezondheidszorg rond wonen voor ouderen, dak- en thuislozen en beschermde woonvormen.
• Faciliteren van gemeenten bij het totstandkomen van de keten wonen, zorg en welzijn.
2.
Versterken van de positie van zorgvragers met meer aandacht voor jonge zorgvragers.
• Herijking van het zorgvragersbeleid waarbij samenwerking wordt gestimuleerd.
3.
Een goede ondersteuning en belangenbehartiging van mantelzorgers.
• Zorgdragen voor samenhang tussen mantelzorg en zorgvragersbeleid, het vrijwilligersbeleid. • Ondersteunen van projecten die gericht zijn op ondersteuning en belangenbehartiging voor mantelzorgers.
Een sociaal en vitaal platteland Wij streven naar een vitaal platteland met een adequate zorg en dienstenaanbod dat goed bereikbaar, toegankelijk en beschikbaar is. Tegelijkertijd zien wij een ontwikkeling waarbij steeds meer vormen van zorg uit het landelijk gebied verdwijnen en verschraling van het zorgaanbod optreedt. Het vervullen van de zorgvraag in het landelijk gebied wordt moeilijker, terwijl ouderen juist in hun eigen landelijke omgeving willen blijven wonen. Daar moet een antwoord op gevonden worden. Gezamenlijke inzet van gemeenten, woningbouwcorporaties en aanbieders van zorg en welzijndiensten is noodzakelijk. Samenwerking heeft intussen al geleid tot nieuwe kleinschalige vormen zoals dagbesteding op zorgboerderijen, kleine woonzorgcomplexen en woonboerderijen in het buitengebied. Vanuit onze verantwoordelijkheid voor de inrichting van het platteland kunnen wij hierin een regierol vervullen. De opgave daarbij is om vast te stellen welke functies op het platteland vanuit het oogpunt van zorg en landbouw gewenst, noodzakelijk en realiseerbaar zijn.
Het programma Sociaal en vitaal platteland uitgewerkt in doelen en acties voor zorg
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
Een goed bereikbaar, toegankelijk en beschik baar dienstenaanbod op het platteland voor een betere leefbaarheid en vitaliteit.
• Ondersteunen van gemeenten, woningcorporaties en aanbieders van zorg en welzijnsdiensten om tot vernieuwende en adequate mogelijkheden te komen.
Sociale Actie 2005- 2008
49
De uitvoering Na vaststelling van de nota Sociale Actie zal een Uitvoeringsprogramma Zorg 2005 worden opgesteld. In dit uitvoeringsprogramma worden de beleidsuitgangspunten verwerkt tot concrete doelen, resultaten en de bijbehorende budgetgefinancierde organisaties en projectbudgetten weergegeven. Wij streven naar ondersteuning van meer omvangrijke, langdurende projecten met substantiële resultaten. Ons zorgbeleid kan geplaatst worden naast het beleid van andere actoren in de zorg zoals de rijksoverheid, gemeenten, zorgvragers, zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Het is terecht dat de Overijsselse burger ons blijft aanspreken op de kwaliteit en kwantiteit van de zorginfrastructuur in Overijssel.
Financieel Dit zorgkatern is gelinkt aan twee begrotingsproducten namelijk Maatschappelijke zorg en opvang en Zorginfrastructuur. De middelen van deze twee producten zullen worden ingezet voor uitvoering van de thema’s uit de nota Sociale Actie. In ons Onderhandelingsakkoord hebben wij specifiek € 500.000,-- toegekend aan de eerstelijnszorg en € 500.000,-- aan de keten wonen-zorg-welzijn. De opgenomen bedragen betreffen zowel budgetsubsidies als projectsubsidies.
x € 1.000 ,-Zorg
2004
2005
bijdrage
autonoom
derden Goede sociale en
2006
bijdrage
autonoom
derden
2007
bijdrage
autonoom
derden
bijdrage
autonoom
derden
0
1 .000
0
1 .000
0
1 .000
1 .000
0
317
0
317
0
242
41
0
1 .850
0
2 .000
0
2 .000
2 .000
0
200
0
200
0
200
41
0
3.367
0
3.517
0
3.442
culturele infrastructuur Versterken deelname en positie jeugd en jongeren Langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten e.a. Sociaal en vitaal platt eland Totaal
0
3.082
In 2004 is niet de voorgenomen onttrekking aan de bestemmingsreserve ouderen Zorgnota 2001-2004 opgenomen. Deze middelen betreffen een afrekening van oude verplichtingen en de in het Onderhandelingsakkoord opgenomen bezuiniging van € 1.000.000,-- op de bestemmingsreserve en zijn dus geen vrij besteedbare middelen.
50
Sociale Actie 2005- 2008
Sociale Actie 2005- 2008
51
52
Sociale Actie 2005- 2008
10
Katern Maatschappelijke ontwikkeling
Welzijn krijgt steeds meer te maken met andere beleidsterreinen. Er zijn dwarsverbanden met sectoren als de (jeugd)zorg, wonen, vervoer, plattelandsontwikkeling en economie. Dit weerspiegelt zich in de nieuwe, bredere term ‘maatschappelijke ontwikkeling’ die onder meer door de IPO-commissie Simons wordt voorgesteld. Deze commissie noemt als belangrijke instrumenten voor de provincie het opstellen van brede sociale rapportages per gebied, het voeren van een debat met alle betrokkenen en tot slot het opstellen van een sociale agenda als onderdeel van een integrale gebiedsagenda. De Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning is bedoeld om zorgvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen op lokaal niveau bestuurlijk bij elkaar te brengen. Sleutelwoorden zijn zelfredzaamheid, vermaatschappelijking, participatie en eigen verantwoordelijkheid. Maar daar moeten vooral de zwakkeren bij ondersteund worden, op alle overheidsniveaus. “De Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning moet méér zijn dan bekommernis om mensen die anders verpieteren. Ze moet ook elementen van samenlevingsopbouw en empowerment in zich dragen”, Tijdschrift Sociale Sector, december 2003. Voor een belangrijk deel is deze nota een doorstart van het huidige beleid in de komende vier jaren. Immers, het Beleidskader Welzijn 2001-2004 bevat vier programmalijnen die een goede basis vormen: opvoeden en opgroeien, maatschappelijke inzet (vrijwilligers, emancipatie en breedtesport), samenhang in wonen-welzijn-zorg voor ouderen en ten slotte vernieuwing en kwaliteit van de sociale infrastructuur. Voor een ander deel betekent het aanscherpen en focussen op de programma’s in deze nota. Dit houdt ook in dat sommige beleidsonderdelen van plaats veranderen of anders worden ingevuld of uitgevoerd, met name op emancipatiegebied. Jaarlijks zal een uitvoeringsprogramma worden opgesteld met daarin prioriteiten en beschikbare middelen.
Terugblik 2001-2004 Sinds 2003 besteden de steunfuncties meer aandacht aan speciale of kwetsbare doelgroepen (bijvoorbeeld kinderen met sociale beperkingen, gehandicapte tieners), maar structurele inbedding moet nog plaatsvinden. Het programma heeft zich onder meer gericht op opvoedingsondersteuning en jeugdparticipatie, zoals binnen vrijwilligerswerk en breedtesport. Het vrijwilligerswerk is de afgelopen jaren gestimuleerd en ondersteund. Er is een Provinciaal Servicecentrum Vrijwilligerswerk Overijssel opgericht, dat ook de Overijsselse Vrijwilligersprijs organiseert. In ‘Ruimte voor actie’ hebben Provinciale Staten structureel middelen toegekend voor versterking van het vrijwilligers(net)werk. Met ingang van 2003 is de subsidieregeling voor kleine vrijwilligersorganisaties vereenvoudigd. De afgelopen jaren heeft de breedtesportimpuls vanuit VWS zich onder meer gericht op bewegen en gezondheid plus waarden en normen. De provinciale ondersteuning richt zich vooral op dienstverlening aan gemeenten, waarmee de lokale en regionale sportinfrastructuur wordt versterkt. Sinds 2003 is nadrukkelijk sprake van ontschotting tussen zorg en welzijn. Samenwerking tussen ouderenorganisaties en Arcon, belangenbehartigers voor mensen met een handicap, bij het keurmerk Veilig Wonen evenals brede zorg-welzijnsloketten in diverse gemeenten en kulturhusen zijn voorbeelden die navolging verdienen. De afgelopen jaren is een forse bijdrage geleverd aan de sociale pijler in het grotestedenbeleid en de reconstructieplannen. Leefbaarheid (vitaliteit) is een belangrijke provinciale invalshoek geworden, ook op het platteland. De bestuurlijke gebiedsoverleggen bieden kansen voor een integrale sociale
Sociale Actie 2005- 2008
53
agenda. Er is een voorlopige versie van een sociale gebiedsrapportage opgesteld. Die willen we met alle provincies in IPO-verband voor alle gebieden uitwerken. Terugblikkend is er nogal eens sprake van versnippering in taken van (steun)instellingen en belangenorganisaties bij de maatschappelijke ontwikkeling. De samenwerking tussen instellingen en gemeenten kan beter en de provincie wordt gevraagd de regierol op zich te nemen. Gedeputeerde Staten hebben als onderdeel van de kerntakendiscussie inmiddels besloten om “in overleg met de betrokken instellingen en groepen van afnemers tot een aansprekend en efficiënt georganiseerd aanbod van dienstverlening door de steunfunctie-instellingen te komen”. Voor de periode 2005-2008 betekent dit dat er geen apart emancipatiebeleid meer zal zijn. De positieverbetering van allochtone vrouwen en meisjes valt in de toekomst onder het integratiebeleid. Dagindeling blijft een belangrijk aspect van maatschappelijke ontwikkeling, terwijl huiselijk geweld wordt afgebouwd en een zaak van de gemeenten wordt. Opvoedingsondersteuning als apart provinciaal beleidsthema wordt beëindigd. Voorzieningen voor kinderopvang en peuterspeelzalen zijn een zaak van de gemeenten en alleen in combinatie met andere voorzieningen vormen ze een provinciale aangelegenheid “Zonder welzijnswerk is ‘vermaatschappelijking’ slechts een ander woord voor eenzaamheid.” (Bron: TSS 2003.)
De uitwerking van de programma’s De rol van de provincie De provinciale rol bij welzijn, vanaf nu maatschappelijke ontwikkeling, richt zich vooral op het ondersteunen van gemeenten. We werken programmatisch samen onder meer door de inzet van steunfuncties en uitvoeringsorganisaties. We stemmen af tussen de uitvoerende sectoren en zorgen voor integratie.
Een goede sociale en culturele infrastructuur Sociale infrastructuur is “het geheel van voorzieningen en betrekkingen die het mogelijk maken dat mensen in redelijkheid in sociale verbanden kunnen leven en kunnen participeren aan de samenleving” (zie paragraaf 4.1). Het gaat dus om ‘harde’ voorzieningen en ‘zachte’ betrekkingen. Bij voorzieningen gaat het zowel om de provinciale (steun)instellingen als over lokale en regionale voorzieningen die een beroep kunnen doen op provinciale ondersteuning.
Het programma Sociale en culturele infrastructuur uitgewerkt in doelen en acties voor maatschappe lijke ontwikkeling
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
1.
Stimuleren van gebundelde publieke en commerciële voorzieningen door behoud en versterken van het voorzieningenniveau.
• Stimuleren kulturhusen, brede scholen, buurtbalies, zorgposten plus, dorpshuizen plus via Vitaliteitsregeling.
2.
Goede infrastructuur van provinciale steun- en uitvoeringsorganisaties voor welzijn, sport en jeugd en jongeren.
• Stimuleren van samenwerking tussen (steun)instellingen en belangenorganisaties op basis van programma-afspraken.
3.
Meewerken aan de afname van huiselijk geweld.
• Stimuleren en ondersteunen gemeenten met bovenlokale projecten t.a.v. huiselijk geweld.
54
Sociale Actie 2005- 2008
4.
Bijdragen aan een goede afstemming tussen arbeid en zorgtaken (dagindeling).
• Stimuleren van projecten op het gebied van bereikbaarheid, dagarrangementen en combinatiefuncties.
5.
Behouden en versterken van sociale verbanden en eigen kracht van dorps- en wijkorganisaties en bewonersgroepen.
• Uitbouwen (digitaal) servicepunt vrijwilligers. • Ontwikkelen en ondersteunen van nieuwe vormen van vrijwilligerswerk zoals vrijwilligersacademie, maatschappelijk ondernemen en maatschappelijke stage in voortgezet en hoger onderwijs. • Inzetten van (steun)instellingen maatschappelijke ontwikkeling voor professionele ondersteuning, training, deskundigheidsbevordering en empowerment van lokale organisaties op het gebied van vrijwilligers, sport, jeugd en jongeren, dorpshuizen e.d.!
Versterken maatschappelijke deelname en positie van jongeren ‘De jeugd heeft de toekomst’ moet ook voor Overijssel gelden. Iedere jongere moet zich kunnen ontwikkelen tot een persoon die zelfstandig en volwaardig kan deelnemen aan de samenleving en zijn leven zelf vorm kan geven. Maar participatie van jongeren is ook nodig om de leefkwaliteit van de toekomstige samenleving te waarborgen. We denken niet alleen aan het thema jeugd en veiligheid, maar ook aan vrijwilligerswerk en speciale aandacht voor allochtone jongeren.
Het programma Maatschappelijke deelname en positie van jongeren uitgewerkt in doelen en acties voo r maatschappelijke ontwikkeling
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
1.
Realiseren van minder schooluitval en voortijdig schoolverlaten.
• Ondersteunen van het actieprogramma arbeidsmarkt-onderwijs (o.a. regierol ROC’s, financieren projecten schooluitval). • Zorgdragen voor een betere aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt.
2.
Integratie bevorderen van allochtonen in de sport.
• Bevorderen samenwerking SMO en Sportraad.
3.
Realiseren van meer ruimte voor spelen en sporten.
• Ondersteunen van gemeenten, sport- en speeltuinverenigingen met netwerkdeskundigheid, procesbegeleiding en methodiekontwikkeling. • Ondersteunen van Buurt-Onderwijs-Sportinitiatieven. • Ondersteunen van gemeenten bij Brede School-initiatieven.
4.
Stimuleren van jeugdparticipatie en zelfontplooiing.
• Inzet instrumenten en netwerk Sportraad t.b.v. vrijwilligers. • Subsidiëren regionale en provinciale jeugden jongerenorganisaties.
5.
Komen tot een sluitende aanpak jeugdbeleid en jeugdzorg.
• Ondersteunen gemeenten bij netwerkaanpak risicogroepen, methodiekontwikkeling, professionalisering.
Sociale Actie 2005- 2008
55
• Stimuleren en ondersteunen van projecten t.a.v. huiselijk geweld in het onderwijs. 6.
Versterken van de inburgering van (allochtone) risicogroepen.
• Met breedtesportimpuls inzetten op normen en waarden in de sport (ter voorkoming van verruwing en onsportief gedrag).
Langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en/of ggz-clënten De vergrijzing en vermaatschappelijking van de zorg leiden tot een grote vraag aan aangepaste levensloopbestendige woningen. Daarmee is echter alleen de huisvesting geregeld. De provincie zet in op voldoende zorggerelateerde welzijnsdiensten die het langer zelfstandig wonen ondersteunen en mogelijk maken. Ook wordt er betrokkenheid van de directe leefomgeving gevraagd bij zorgbehoevenden, waardoor de druk op mantelzorgers nog verder zal toenemen. “De laatste jaren groeien zorg en welzijn weer naar elkaar toe. De oorzaak is de vermaatschappelijking van de zorg”. (Bron: TSS 2003.) Daarnaast zijn zelfredzaamheid, participatie en eigen verantwoordelijkheid sleutelwoorden bij de toekomstige Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning. Dit betekent niet alleen verzorgen, maar ook stimuleren van ouderen, gehandicapten en andere hulpbehoevenden tot actieve deelname aan activiteiten en aan de samenleving. Deze doelgroepen zijn niet alleen cliënten die verzorging nodig hebben. Ze vormen ook een belangrijk sociaal kapita al (‘geen vergrijzing, maar verzilvering’).
Het programma Langer zelfstandig wonen voor ouder en en gehandicapte mensen uitgewerkt in doelen en acties voor maatschappelijke ontwikkeling
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
1.
Werken aan een stevig fundament van en voor mantelzorgers en vrijwilligers.
• Inzetten van steuninstellingen t.b.v. mantelzorg. • Stimuleren van meer samenhang tussen programma’s mantelzorg, zorgvragers, vrijwilligers en wonen-zorg-welzijn o.a. door de inzet van de steuninstellingen. • Bevorderen van de samenwerking tussen ouderenorganisaties, vrouwen- en vrijwilligersorganisaties.
2.
Realiseren van flankerende voorzieningen op het terrein van welzijn, sport en cultuur.
• Ontwikkelen en stimuleren van nieuwe vormen van dienstverlening o.a. door middel van ICT.
3.
Vergroten zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van ouderen en gehandicapte mensen.
• Opzetten digitaal Informatiepunt Sociaal Isolement. • Blijven stimuleren van projecten ‘Meer bewegen voor ouderen’.
4.
Verzilveren ‘sociaal kapitaal’ ouderen.
• Stimuleren van experimenten die (allochtone) ouderen stimuleren om bij te dragen aan onderwijs, evenementen, toerisme, kinderopvang, enz.
Een sociaal en vitaal platteland De vitalisering van het platteland is niet alleen noodzakelijk vanwege het verdwijnen van allerlei voorzieningen uit de kernen. We gaven al aan dat sociale verbanden een belangrijke rol spelen bij
56
Sociale Actie 2005- 2008
de vitaliteit. Op het platteland vindt op dat vlak een grote verandering plaats waarbij agrariërs vertrekken en nieuwkomers van buiten op het platteland gaan wonen.
Het programma Sociaal en vitaal platteland uitgewerkt in doelen en acties voor maatscha ppelijke ontwikkeling
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
1.
Instandhouden en versterken van de basisvoorzieningen op het platteland.
• Bundelen en mengen functies zoals bij kulturhusen, brede scholen, zorgposten plus en dorpshuizen plus via de Vitaliteitsregeling kleine kernen en kulturhusen. • Ondersteuning bieden via de steuninstellingen.
2.
Behoud van sociale cohesie en vitaliteit.
• Ondersteunen van initiatieven van bewoners en ‘noaberschap’ via methodiekontwikkeling t.b.v. dorpsplannen. • Stimuleren van vrijwilligerswerk, jeugd- en jongerenwerk en breedtesport. • Inzetten steuninstellingen en belangenorganisaties. • Oprichten regionale sportservicepunten op het platteland. • Oprichten regionale steunpunten vrijwilligerswerk.
3.
Een goede samenhang tussen de stedelijke infrastructuur en die van het platteland.
• Bevorderen van de bereikbaarheid van gespecialiseerde stedelijke voorzieningen vanuit de regio’s.
De uitvoering Gemeenten aan de basis Onze provinciale middelen willen we zoveel mogelijk koppelen aan de gemeentelijke inzet, wanneer dat de beoogde effecten dichterbij brengt. Dat kan zijn in de vorm van convenanten, arrangementen, cofinanciering en gezamenlijke (gebiedsgerichte) programma’s. Ook biedt een aansluitregeling korting aan gemeenten en (welzijns)instellingen bij het inroepen van professionele ondersteuning, procesbegeleiding en advies door de steunfunctie welzijn.
Provinciale (steun)instellingen en belangenorganisaties Dit betekent ook dat de provinciale (steun)instellingen in dienst staan van de provinciale en gemeentelijke sociale doelen. Evenals de IPO-adviescommissie Simons in haar advies over provinciaal sociaal beleid uit 2002 en de kabinetsbrief over de komende Wet Maatschappelijke Ontwikkeling, hechten wij aan het voortbestaan van een provinciale steunfunctie welzijn. We willen in de komende periode van vaste subsidies naar flexibele en robuuste projecten- en programmasubsidies, naar meer efficiency en samenwerking, meer concurrentie en alleen stimuleringssubsidies voor kleinere maatschappelijke organisaties. Binnen het proces van stroomlijning en sturing van subsidierelaties worden de steuninstellingen op het gebied van maatschappelijke ontwikkeling doorgelicht. Wij verwachten van de steuninstellingen op het gebied van maatschappelijke ontwikkeling dat zij anticiperen op de thema’s die wij in de vorm van jaarlijkse programmavoorstellen zullen aanbeste den. Organisatorische bundeling sluiten wij daarbij niet uit. Dat zal zeker ook gevolgen hebben voor
Sociale Actie 2005- 2008
57
de bestaande infrastructuur van instellingen. Onze voornemens per hoofdthema van deze nota luiden als volgt.
Sociale en culturele infrastructuur Bij maatschappelijke ontwikkeling gaat het concreet om de provinciale steuninstellingen Servicecentrum Vrijwilligerswerk Overijssel (SVWO), Equivalent (emancipatie), Sportraad, Overijsselse Vereniging van Kleine Kernen (OVKK) en SPIL (welzijn). Wij zijn van plan om de professionele ondersteuning van het vrijwilligerswerk te concentreren. Net als bij het Rijk wordt ook bij de provincie het zelfstandige emancipatiebeleid omgezet in facetbeleid. De positieverbetering van allochtone meisjes en vrouwen gaat naar het integratiebeleid en dagindeling (combinatie werk en privé) valt vooralsnog onder de steunfunctie welzijn. Huiselijk geweld wordt steeds meer een zaak van de gemeenten. Voor de welzijnsvoorzieningen en -diensten zorgt de steunfunctie maatschappelijke ontwikkeling voor nauwe afstemming met betrokken partijen zoals gemeenten, zorginstellingen en woningcorporaties en andere relevante provinciale instellingen zoals Arcon en Sportraad. De streekplanherziening wonen is ook gericht op het vergroten van de samenhang tussen wonen en zorg, terwijl het ISV-budget mogelijkheden biedt voor gemeenten om fysieke maatregelen te nemen voor sociale activiteiten.
Een sociaal en vitaal platteland Een sociaal en vitaal platteland is nu nog het domein van diverse instellingen binnen maatschappelijke ontwikkeling, met name SPIL, Equivalent, OVKK en de Overijsselse Bibliotheekdienst, waar nu nog het tijdelijke projectbureau kulturhusen onderdak vindt (t/m 2004). Wij zijn van plan om de uitvoering van de doelen voor een sociaal en vitaal platteland wat betreft de ondersteuning verder te bundelen. Een nauwe samenwerking met OVKK voor de belangenbehartiging en het netwerk van plaatselijke dorpsraden spreekt voor zich. Bij de zorgfunctie is samenwerking met provinciale instellingen als Stimuland en Bureau Jeugdzorg nodig. Voor de culturele component van een vitaal platteland – denk aan cultuurhistorie, erfgoed en culturele planologie – staan wij een programmatische samenwerking voor, met name met Kunst en Cultuur Overijssel en Het Oversticht. Behalve het subsidiëren van velerlei (steun)instellingen op het brede terrein van maatschappelijke ontwikkeling, zorgt de provincie voor een goede sociale rapportage, afgestemd met de IPOvoorstellen. Dat is een belangrijke bouwsteen voor de gebiedsagenda’s. Jaarlijks stellen we een uitvoeringsprogramma samen met prioriteiten binnen de hoofdthema’s van deze nota Sociale Actie 2005-2008.
Financiën Dit katern bestrijkt meerdere begrotingsproducten, te weten het Beleidskader Welzijn (28.00.70), Volwasseneneducatie (28.10.60), Sport (28.20.50), Sociaal-cultureel werk (28.40.60) en Maatschappelijke voorzieningen (28.50.70). Bij de Takendiscussie is op het eerste product een bezuiniging van € 500.000,-- vastgelegd. Voor ontwikkeling van het vrijwilligerswerk is bij de Perspectiefnota 2005 voor 3 jaar € 100.000,-- beschikbaar gesteld en voor de portal servicepunt vrijwilligers structureel € 88.674,--. De dekking voor de laatste twee bedragen is nog niet aangegeven. Maatschappelijke ontwikkeling is nagenoeg volledig autonoom provinciaal geld. Dat willen we de volgende jaren vooral inzetten voor de programma sociale infrastructuur omdat dat de basis vormt voor het provinciale sociaal en cultureel beleid. De participatie van enerzijds jongeren en anderzijds ouderen, gehandicapten en andere groepen krijgt daarna volgens onze plannen evenveel budget. Het laatste programma ook in combinatie met zorg. Een sociaal en vitaal platteland ten slotte wordt vooral gestimuleerd vanuit de regeling Vitaliteit kleine kernen.
58
Sociale Actie 2005- 2008
x € 1.000,-Maatschappelijke
2004
2005
2006
2007
ontwikke ling bijdrage
autonoom
derden Goede sociale en
bijdrage
autonoom
derden
bijdrage
autonoom
derden
bijdrage
autonoom
derden
170
2 .317
41
2 .279
2 .055
1 .822
75
1 .030
18
1 .013
913
810
75
1 .030
18
1 .013
913
810
58
773
14
760
684
607
378
5.150
91
5.065
culturele infrastructuur Versterken dee lname en positie jeugd en jongeren Langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten e.a. Sociaal en vitaal platt eland Totaal
0
4.566
0
Sociale Actie 2005- 2008
4.049
59
60
Sociale Actie 2005- 2008
11
Katern Integratie
Integratie van allochtonen in de samenleving is vanaf september 2001 onderwerp van het maatschappelijk en politiek debat. Het klimaat rond integratie is daarna verhard. Oorzaken van deze verharding zijn een mix van algemeen maatschappelijke en specifiek met integratie samenhangende factoren. In algemene zin: het toegenomen gevoel van onveiligheid en de dreiging van terrorisme en oorlog; het toegenomen individualisme en het afnemende voorzieningenniveau. Op dit moment bestaat de bevolking van Overijssel voor bijna 8% uit niet-westerse allochtonen. Voor de jaren hierna wordt een verdere groei van deze groep voorzien. Het merendeel (76%) van de niet-westerse allochtonen woont in de 5 grote steden in Overijssel. De grootste groep (38% van het totaal) is afkomstig uit Turkije, zij het naar etniciteit weer verder verdeeld over etnische Turken, Koerden en Suryoye. De afgelopen jaren wordt de grootste instroom van niet-westerse allochtonen gevormd door migranten uit Afghanistan, Iran en Irak. Hoewel op veel terreinen vooruitgang is geboekt (zij het met verschillen tussen de diverse groepen) is er over het algemeen nog steeds sprake van achterstanden op terreinen als: opleiding, arbeid en inkomen. Wat betreft huisvesting zijn niet-westerse allochtonen meer dan autochtonen aangewezen op de goedkopere huursector. In die mate, dat sprake is van verschillende concentratiewijken in de vijf grote steden, waarbij de percentages van niet-westerse inwoners in die wijken uiteenlopen van ruim 20 tot ruim 40%. In de periode 1998-2002 is die concentratie vrij sterk toegenomen. De leeftijdsopbouw van niet-westerse allochtonen wijkt af van die van de autochtone bevolking: het aandeel jongeren (jonger dan 30 jaar) bedraagt 60% van het totaal (40% bij de autochtone bevolking). Het aandeel 65-plussers bedraagt op dit moment ongeveer 2,4% ten opzichte van 13,8% van de autochtone bevolking, maar neemt de komende jaren verder toe. (Bron: SMO .)
Terugblik 2001-2004 Thema’s binnen de vorige nota waren Specifiek beleid, Participatie, Communicatie en Interculturalisatie; een mix van specifiek integratiebeleid en facetbeleid binnen diverse provinciale beleidsterreinen, zoals (ouderen)zorg, cultuur, arbeidsmarktbeleid. Het belangrijkste resulta at op basis van de Nota Integratiebeleid is een forse toename van bovenlokaal georganiseerde zelforganisaties van etnische minderheden. Al langer bestaande zelforganisaties werden gerevitaliseerd. De maatschappelijke participatie van etnische minderheden werd hiermee bevorderd. Het Anti Discriminatie Bureau Overijssel kwam provinciebreed beschikbaar. Tevens werd gebruikgemaakt van door het Ministerie van BZK/Justitie beschikbaar gestelde middelen in het kader van de professionalisering van de Anti Discriminatie Bureaus. In de vorm van studiebijeenkomsten en conferenties werd ingespeeld op actuele ontwikkelingen in het integratiebeleid. De inzet van diverse provinciale beleidsterreinen (zoals ouderenzorg; arbeidsmarktbeleid en cultuur) ten behoeve van etnische minderheden nam aantoonbaar toe. In de komende jaren zetten we ons beleid voort, maar met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen zoals jongeren, ouderen en vrouwen. Interculturalisatie verdwijnt als apart thema. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de afzonderlijke beleidsterreinen.
Sociale Actie 2005- 2008
61
De uitwerking van de programma’s De rol van de provincie Op het gebied van integratie speelt de provincie een initiërende en ondersteunende rol.
Een goede sociale en culturele infrastructuur Uit recent onderzoek blijkt, dat de meerderheid van allochtone vrouwen (en dan met name Turkse en Marokkaanse vrouwen) in een kansarme positie verkeert. Deze vrouwen hebben geen werk, een laag opleidingsniveau en zijn niet economisch zelfstandig. Ze hebben bovendien niet of nauwelijks contacten met autochtonen en hebben traditionele opvattingen. Het betreft voornamelijk Turkse en Marokkaanse vrouwen uit de eerste generatie, maar ook de veel jongere huwelijksmigranten uit Turkije en Marokko. Ook relatief veel alleenstaande moeders van Surinaamse en vooral Antilliaanse herkomst bevinden zich in een kansarme positie. Ondanks dat de tweede generatie vrouwen uit alle etnische minderheden het beter doen dan de eerste generatie kiest een aanzienlijk deel ervan uiteindelijk toch voor huwelijk en moederschap en verzilvert de in het onderwijs verworven kwalificaties niet op de arbeidsmarkt. (Bron: SCP/ISEO.) Zelforganisaties
Op grond van de Nota Integratiebeleid 2001-2004 hebben wij bevorderd dat in Overijssel bovenlokale (zelf)organisaties zijn ontstaan. Zelforganisaties fungeren als intermediair tussen de eigen etnische groep en de haar omringende samenleving. Contacten met zelforganisaties voorkomen dat groepen zich terugtrekken uit de samenleving en bevorderen dat hun geluid wordt gehoord. Wij zijn dan ook van plan de contacten met de bovenlokaal georganiseerde zelforganisaties voort te zetten en te bevorderen dat ook bij andere etnische minderheden zulke organisaties ontstaan. We zullen daarom blijven bijdragen aan de kennisinfrastructuur over integratie en integratiebeleid in Overijssel en blijven werken aan onderzoek- en informatieoverdracht. Ook zien we voor ons een rol bij het zorgen voor een evenwichtiger beeldvorming rond allochtonen. We gaan projecten opzetten en ondersteunen die bijdragen aan het doorbreken van het isolement waarin veel allochtone vrouwen verkeren. We willen ook de dialoog ondersteunen, discussies faciliteren en de problematiek onder de aandacht brengen (uithuwelijking, vrouwenbesnijdenis, eerwraak, geweld tegen vrouwen). Daarvoor geldt dat deze plannen voor een belangrijk deel samen met onderwijsbeleid, arbeidsmarktbeleid en maatschappelijke ontwikkeling zullen worden opgepakt.
Het programma Sociale en culturele infrastructuur uitgewerkt in doelen en acties voor integ ratie
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
1.
Een goede integratie van etnische groepen.
• Ondersteunen van de bestaande zelforganisaties als intermediair tussen de eigen etnische groep en de samenleving. • Bevorderen van nieuwe zelforganisaties. • Meewerken aan onderzoek en informatieoverdracht omtrent de beeldvorming rond allochtonen.
2.
Komen tot een verbeterde positie van allochtone vrouwen en meisjes door het isolement van allochtone vrouwen te doorbreken.
• Ondersteunen van projecten die bijdragen aan de dialoog over o.a. uithuwelijken, vrouwenbesnijdenis, eerwraak, enz. • Stimuleren van de toegankelijkheid voor meisjes en vrouwen uit etnische groeperingen tot de arbeidsmarkt.
62
Sociale Actie 2005- 2008
Versterken maatschappelijke deelname en positie van jongeren De meeste allochtone jongeren behoren tot de tweede generatie. De omvang van de derde generatie is nog zeer klein. Ten opzichte van de eerste generatie neemt het opleidingsniveau flink toe, zij het met verschillen tussen de diverse etnische groepen. Toch hebben veel etnische jongeren geen startkwalificatie (dat wil zeggen een voltooide mbo-, havo- of vwo-opleiding) Bij de Turkse en Marokkaanse Nederlanders van 20-24 jaar ligt dat rond de 60%, bij de Surinaamse en Antilliaanse rond de 40% en voor autochtone Nederlanders op ruim 20%. Onder etnische leerlingen komt schooluitval en voortijdig schoolverlaten vaak voor. Van iedere vijf etnische scholieren verlaat er één het onderwijs zonder diploma; bij autochtone jongeren gaat dat om bijna 1 op 10. Schooluitval komt veel voor onder Turkse en Marokkaanse jongeren, vooral bij jongens. De arbeidsmarktpositie van etnische jongeren is aanzienlijk slechter dan die van autochtone jongeren. Redenen hiervoor zijn het lagere opleidingsniveau; gebrek aan arbeidservaring; ander zoekgedrag (vaak via eigen netwerken); veel tijdelijke contracten; negatieve beeldvorming bij werkgevers; etnische jongeren stellen zich vaak te terughoudend op. De etnische minderheidsgroepen van de tweede generatie gaan vaker om met jongeren uit de autochtone groep dan de eerste generatie; een belangrijke indicator voor de mate van integratie. Dat geldt overigens sterker voor de Surinaamse en Antilliaanse jongeren dan voor de Marokkaanse en Turkse jongeren. Opvallend is dat de identificatie met de eigen groep sinds 1994 is toegenomen onder migranten van de tweede generatie, vooral onder Marokkaanse jongeren. (Bron: SCP.) Voor allochtone jongeren gaan we projecten stimuleren en ondersteunen, die bijdragen aan het voorkomen van voortijdig schooluitval en het percentage jongeren met een startkwalificatie verhogen én projecten die bijdragen aan het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van jongeren en die jeugdwerkloosheid voorkomen. Ook hier weer geldt dat de projecten samen met de beleidssectoren arbeidsmarkt, onderwijs, jeugdzorg en cultuur zullen worden opgepakt. Er is sprake van oververtegenwoordiging van allochtone jongeren in de zwaardere vormen van jeugdzorg. Het omgekeerde is het geval in de lichte vormen van zorg. Hierin willen we een kentering aanbrengen.
Het programma Maatschappelijke deelname en positie van jongeren uitgewerkt in doelen en acties voor i ntegratie
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
Positieverbetering van allochtone jongeren met een prioriteit voor allochtone meisjes en jonge vrouwen.
• Projecten stimuleren en ondersteunen die bijdragen aan het voorkomen van schooluitval onder allochtone jongeren. • Projecten stimuleren en ondersteunen die bijdragen aan het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van allochtone jongeren. • Ondersteunen van de versterking van de sociaal-culturele integratie van jongeren.
Langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en/of ggz-cliënten Het percentage allochtone ouderen in Overijssel bedraagt op dit moment 2,4%. Rond 2015 zal het aantal allochtone ouderen verdubbeld zijn. Het opleidingsniveau van Turkse en Marokkaanse ouderen is zeer laag. Het opleidingsniveau van Surinaamse, Antilliaanse en Molukse ouderen is beduidend hoger dan dat van de Turkse en Marokkaanse ouderen. In alle gevallen geldt dat de positie van vrouwen op al de genoemde terreinen slechter is dan die van mannen. Allochtone ouderen verkeren vaker in omstandigheden die samenhangen met een slechtere gezondheid: ongunstige sociaal-economische positie, groter aantal arbeidsongeschikten, spanningen en onzekerheden rond migratie en integratie. Ouderen uit minderheden zijn in het algemeen gehuisvest in woningen van mindere kwaliteit. Als toekomstperspectief voor wanneer de gezondheid achteruitgaat denken Molukse, Antilliaanse en Surinaamse ouderen overwegend aan een verzorgingshuis. Turkse en Marokkaanse ouderen willen het liefst bij hun kinderen inwonen. Turkse en Marokkaanse ouderen maken weinig gebruik van thuiszorg: onbekendheid met de thuiszorg en de moeite met procedures,
Sociale Actie 2005- 2008
63
maar anderzijds de beschikbaarheid van informele hulp spelen hierbij een rol. Soortgelijke uitkomsten bestaan ten aanzien van aanvullend vervoer, maaltijdvoorziening, alarmering, dagopvang. De huisarts en het algemeen maatschappelijk werk worden overigens door alle allochtone groepen meer bezocht dan door autochtone ouderen. (Bron: SCP.) We willen projecten opzetten en/of ondersteunen voor allochtone ouderen die bijdragen aan het beschikbaar komen van kwalitatief goede huisvesting en zorg- en dienstverlening aan allochtone ouderen. Verder willen we dat allochtone ouderen beter bekend raken met vormen van hulp- en dienstverlening en dat deze hulpverlening toegankelijk voor hen wordt.
Het programma Langer zelfstandig wonen voor ouderen, geh andicapte mensen en/of ggz-cliënten uitgewerkt in doelen en acties voor i ntegratie
Provinciale doelen
Provinciale actie/inzet
Komen tot een gelijkwaardige positie van allochtone ouderen ten opzichte van autochtone ouderen.
• Bijdragen aan het beschikbaar komen van kwalitatief goede huisvesting en zorg- en dienstverlening aan allochtone ouderen. • Bijdragen aan een grotere bekendheid met vormen van hulp- en dienstverlening bij allochtone ouderen. • Bijdragen aan een informatievergroting bij instellingen over allochtone ouderen. • Bijdragen aan een evenwichtiger kennis omtrent de positie van allochtone ouderen en hun familieleden o.a. door ondersteunen van onderzoek.
De uitvoering Wij zullen jaarlijks een Uitvoeringsprogramma opstellen, waarin zo concreet mogelijk de activiteiten zullen worden weergegeven. Een belangrijke rol in de uitvoering van activiteiten is weggelegd voor de provinciale steunfunctie Steunpunt Minderheden Overijssel (SMO). Met het SMO zullen wij jaarlijks afspraken maken in het kader van het overleg over de begroting. Andere relevante partijen zijn bijvoorbeeld het Anti Discriminatie Bureau Overijssel (ADB) en de zelforganisaties van etnische minderheden. Uitvoering van integratiebeleid vindt in veel gevallen op lokaal niveau plaats. Om die reden – en tegen de achtergrond van het ontbreken van een wettelijke rol voor de provincie in het integratiebeleid – kiezen wij voor een faciliterende rol. De vraag van gemeenten, de grote steden in het bijzonder, zal richtinggevend zijn voor onze inzet.
Financiën De financiële verdeling van middelen in 2004 is gebaseerd op de thema’s in de Nota Integratiebeleid 2001-2004, te weten communicatie, participatie, interculturalisatie en specifiek beleid. Een bedrag van € 45.000,-- is afkomstig van het Ministerie van VWS als bijdrage in het kader van projecten sociaal beleid Interculturalisatie. 2004 is het laatste jaar waarin deze bijdrage wordt gegeven. Bij het onderdeel participatie is inbegrepen de € 20.000,-- die bij de behandeling van de Begroting 2004 aan het STO ten behoeve van huisvesting beschikbaar is gesteld. De verdeling van de middelen is in 2004 als volgt.
64
Sociale Actie 2005- 2008
x € 1.000 ,-Integratie
2004 bijdragen derden
autonoom
Communicatie
420
Participatie
420
I nterculturalisatie
45
400
Specifiek beleid
426
Totaal
45
1.666
Voor 2005 en de volgende jaren in deze bestuursperiode ziet de verdeling op basis van de programmahoofdlijnen er als volgt uit. x € 1.000 ,-Integratie
2005
2006
bijdrage
autonoom
derden
2007
bijdrage
autonoom
derden
Goede sociale en culturele
bijdrage
autonoom
derden
520
500
425
400
400
325
400
400
325
346
346
271
infrastructuur Versterken deelna me en positie jeugd en jongeren Langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten e.a.: Sociaal en vitaal platt eland Totaal
0
1.666
0
1.646
0
1.346
De verdeling van de middelen vindt vanaf 2005 plaats op basis van de vier programmalijnen in de nota Sociale Actie. Bij het programma ‘goede sociale en culturele infrastructuur’ zijn voor 2005 € 20.000,-- meegeteld ten behoeve van huisvesting Samenwerkende Turkse Organisaties. Naar verwachting zal deze bijdrage na 2005 niet meer gelden. Bij de verdeling over de verschillende thema’s in het kader van de nota Sociale Actie is rekening gehouden met het relatieve gewicht van de provinciale doelen en acties. Om die reden is het bedrag voor het programma ‘goede sociale en culturele infrastructuur’ hoger dan voor de andere programma’s. Vanaf 2007 is ter uitwerking van de Takendiscussie rekening gehouden met een bezuiniging van € 300.000,-- op het totaal voor integratiebeleid beschikbare budget.
Sociale Actie 2005- 2008
65