7.2 Terugblik
Een slechte gezondheidszorg in de negentiende eeuw zorgde voor een hoge kindersterfte.
Willem-Jan van der Zanden
1
7.2 Terugblik
Er was onvoldoende voeding, de arbeidsomstandigheden waren slecht, verzekeren tegen ziektekosten was nauwelijks mogelijk of onbetaalbaar. Het gevolg was een lage levensverwachting.
Willem-Jan van der Zanden
2
7.2 Terugblik
de eeuw in Nederland niet. Sociale voorzieningen warenWillem-Jan er in devan19 der Zanden
3
7.2 Terugblik
Armen waren aangewezen op particuliere liefdadigheidsinitiatieven. Willem-Jan van der Zanden
4
7.2 Terugblik
Door de slechte arbeidsomstandigheden gebeurden er regelmatig ongelukken. Willem-Jan van der Zanden
5
7.2 Terugblik
Kinderarbeid (hier in een diamantzagerij) kwam veel voor. Willem-Jan van der Zanden
6
7.2 Terugblik
Wie geen werk had, viel terug op familie. Minimumloon, cao en Werkeloosheidsuitkeringen bestonden niet. Willem-Jan van der Zanden
7
7.2 Terugblik De overheid had in de 19de eeuw in kleine rol. Ze zorgen voor het openbaar bestuur en de veiligheid. Voor de rest waren mensen op zichzelf aangewezen (Nachtwakersstaat). Mensen zorgden dus voor elkaar. Werken voor niet-werkenden. Ouders voor hun kinderen. Jongeren voor ouderen. Dit is een vorm van ruil waarbij geen geld aan te pas komt (Ruil in natura).
Er kwam steeds meer protest tegen de misstanden vanuit de arbeidersbeweging en socialistische partijen. Vanuit de overheid kwamen er toen wetten om werknemers beter te beschermen.
Willem-Jan van der Zanden
8
7.2 Terugblik
1874 Kinderwetje van Van Houten: Het werd verboden voor kinderen onder de 12 jaar om in de fabriek te werken. Werken op het land was nog wel toegestaan.
Willem-Jan van der Zanden
9
7.2 Terugblik Ongevallenwet (1901) De Ongevallenwet 1901 (OW) is de eerste sociale verzekeringswet die in Nederland werd ingevoerd. De uitvoering van de wet werd in handen gegeven van de Rijksverzekeringsbank. In het begin was de Ongevallenwet alleen van toepassing op de meer gevaarlijke industriële bedrijven. Alleen de ‘loontrekkers’ in die bedrijven waren verzekerd tegen de financiële gevolgen van een bedrijfsongeval. De uitkering was in zo’n geval 70% van het loon met een maximum van ongeveer € 1,27 per dag. Deze uitkering werd na het bereiken van de 65-jarige leeftijd voortgezet. Je zou dit kunnen zien als het eerste zuinige begin van een ouderdomspensioen. De weduwe van iemand die voor de Ongevallenwet verzekerd was, had recht op een rente van 30% van het loon van haar overleden man, als die man door een bedrijfsongeval was omgekomen. Daarnaast kon er recht op een wezenrente bestaan. (http://www.svb.nl)
Willem-Jan van der Zanden
10
7.2 Terugblik Invaliditeitswet (1913) De invoering van de Invaliditeitswet (IW) in 1913 was een grote stap voorwaarts in de sociale zekerheid. Deze wet dekte het financiële risico van invaliditeit, ongeacht de oorzaak. De Invaliditeitswet gold alleen voor mensen in loondienst en was dus een werknemersverzekering. Als een ‘loontrekker’ de leeftijd van 70 jaar bereikte, werd dit gelijkgesteld met invaliditeit. Een ongehuwde kreeg dan recht op een ouderdomsrente van € 0,91 per week; een gehuwde kreeg € 1,36 per week. Voor een IW-rente hoefde men geen premie te betalen. Het Rijk betaalde de uitkering. In het begin van de vorige eeuw bereikten echter nog niet zoveel mensen de 70-jarige leeftijd. In 1919 kwam er in de Invaliditeitswet ook een regeling voor weduwen en wezen. (http://www.svb.nl)
Willem-Jan van der Zanden
11
7.2 Terugblik Noodwet Ouderdomsvoorziening (1947) Kort na de Tweede Wereldoorlog moest menig bejaarde nog een beroep doen op de Armenwet. De regering had al tijdens de bezetting in Londen een commissie ingesteld die een oplossing moest vinden voor het grote probleem van de sociale zekerheid in Nederland. Men wist echter dat een reorganisatie van de sociale zekerheid niet binnen een paar jaar kon worden gerealiseerd. Willem Drees, die in 1945 als minister van Sociale Zaken aan het roer kwam, vond dat de ‘ouden van dagen’ daar niet op konden wachten en dat voor hen op korte termijn iets geregeld moest worden. In afwachting van een definitieve wettelijke regeling (de latere AOW) werd in 1947 de Noodwet Ouderdomsvoorziening van kracht. Een voorziening, geen verzekering dus. Er hoefde dan ook geen premie voor te worden betaald. In principe had iedere Nederlander – let wel: mannen en ongehuwde vrouwen – van 65 jaar en ouder recht op een uitkering. (http://www.svb.nl)
Willem-Jan van der Zanden
12
7.2 Terugblik In 1957 werd de Algemene Ouderdomswet ingevoerd. Mensen van 65 jaar en ouder kregen een vaste uitkering. Deze wet was het initiatief van Willem Drees (PVDA). “Van Drees trekken”. In de jaren 60 volgden ook wetten voor: •Werkeloosheid; •Arbeidsongeschiktheid en ziekte; •Bijstandswet (uiterste vangnet). De overheid heeft dus een deel van de rol van de familie overgenomen (verzorgingsstaat). Familieverbanden worden losser en mensen zijn minder van elkaar afhankelijk. Willem-Jan van der Zanden
13
7.3 Overdrachten tussen generaties A = consumptie jongeren B1 = consumptie 25 – 65 jaar (werkende generatie) C = consumptie ouderen B1 + B2 = Inkomen 25 – 65 jaar B2 = Deel inkomen 25 – 65 jaar dat niet geconsumeerd wordt Met B2 moet ook de consumptie van de jongeren en ouderen betaald worden: A + C = B2. Via premies en belastingen draagt de werkende generatie dus af aan jongeren en ouderen. Op deze manier worden kinderbijslag, AOW, …. betaald. Wat je tijdens je leven samen van de overheid ontvangt, moet ongeveer gelijk zijn aan datgene wat je tijdens je leven aan de overheid betaald.
Willem-Jan van der Zanden
14
7.3 Overdrachten tussen generaties Deze grafiek geeft een overzicht van het profijt dat iemand op een bepaalde leeftijd van de overheid heeft. De eerste 25 jaar ben je netto-ontvanger. Van je 25 tot 65 ben je netto-betaler. Vanaf je 65 ben je netto-ontvanger.
Naast geld worden ook andere zaken overgedragen tussen generaties zoals wetenschap en milieuproblemen. Dit heeft in positieve of negatieve invloed zin op de toekomstige welvaart.
Duurzame productie is productie waarbij de welvaartskansen van latere generaties niet geschaad worden. Willem-Jan van der Zanden
15
7.3 Overdrachten tussen generaties Profijtbeginsel
= Mensen die gebruik maken van een voorziening betalen voor deze voorziening. (motorrijtuigenbelasting)
Draagkrachtbeginsel
= Mensen met een hoger inkomen betalen een hoger bedrag voor een voorziening dan mensen met een lager inkomen. (inkomstenbelasting)
Willem-Jan van der Zanden
16
7.4 Demografische veranderingen
• Het aantal kinderen per vrouw (kindertal) is flink omlaag gegaan om zich rond de 1,7 te stabiliseren; • De kindersterfte is tot bijna 0% gedaald. Willem-Jan van der Zanden
17
7.4 Demografische veranderingen
• De levensverwachting boven de 65 is sinds 1950 voor mannen en vrouwen toegenomen. Deze zaken (minder jongeren en meer ouderen) hebben gevolgen voor overdrachten tussen generaties uit hoofdstuk 6.3. Willem-Jan van der Zanden
18
7.4 Demografische veranderingen Voorbeeld: De volgende cijfers van Nederland zijn van 2009. Aantal 0-20 jarigen 4 miljoen Aantal 20-65 jarigen 10 miljoen Aantal > 65 jarigen 2,5 miljoen
aantal 65 plussers 2, 5 x 100 % x100% 25% Grijze druk = aantal 20 65 jarigen 10 aantal 0 20 jarigen 4 x 100 % x100% 40% Groene druk = aantal 20 65 jarigen 10 Demografische druk = Grijze druk + Groene druk = 25% + 40% = 65% In dit voorbeeld zijn van elke 100 personen in de groep van 20 – 65 jaar 65 jongeren en ouderen afhankelijk. Let op: Niet iedereen in de groep 20-65 jarigen werkt en draagt dus bij!!!! Willem-Jan van der Zanden
19
7.4 Demografische veranderingen Door demografische veranderingen zullen de kosten van zorg en AOW gaan stijgen. Hiervoor zijn een aantal oplossingen mogelijk:
1) Verhoging van de AOW-leeftijd: Dit is inmiddels besloten door het parlement. De leeftijd gaat naar 67 jaar in 2023; 2) Laten oplopen van de staatsschuld: Van 2020 tot de piek in 2040 geld lenen en dit vanaf 2040 weer terugbetalen; 3) Stimuleren van deelname aan het arbeidsproces: Als meer mensen tussen de 20 en 65 gaan werken, zijn er meer mensen waarover de kosten van de vergrijzing verdeeld kunnen worden; 4) Stimuleren van immigratie: Meer mensen in Nederland toelaten, die hier gaan werken; 5) Verhogen van de AOW-premie: Een deel van de AOW wordt niet betaald uit premies maar uit de algemene middelen. Meer premie betalen zorgt ervoor dat de overheid minder zelf aan de AOW hoeft te betalen; 6) AOW inkomens- en vermogensafhankelijk: Op dit moment hangt de AOW niet af van het inkomen/vermogen. Ook de koningin krijgt AOW. Willem-Jan van der Zanden
20